Zoeken

Verstoppertje

Je kruipt in de vuilzak aan de voordeur want je bent een beetje wereldvreemd en beseft niet dat die vuilzakken klaar staan om opgehaald te worden. Je wordt niet gevonden en krijgt het nogal verstikkend warm in die dichtgeknoopte stinkende plastic zak maar voor je jezelf kan bevrijden grijpt een sterke arm de zak waarin jij je in bevindt en gooit die achteraan in de vuilniskar waar je lekker claustrofobisch en stinkend aan je einde komt tussen al het andere afval.  Je verstopt je in de wasmachine samen met de vuile sokken van je broer en die ene stinkende pyjama die je net iets te lang gedragen hebt. Stank lijkt wel je ding te zijn. Je moeder houdt hier echter iets minder van en steekt de wasmachine in gang. Wat een vrolijke dood moet het zijn om rondjes te draaien en te verdrinken in welriekend vocht en natte broekspijpen die rond je nek gedraaid zitten terwijl je je afvraagt of je stikt door verdrinking of een geknelde luchtpijp. Het antwoord zal je niet meer vinden maar je ruikt nu wel naar wasverzachter met lavendelgeur, men wordt daar rustig van naar het schijnt. Je moeder alleszins niet.  Je positioneert je onder het bed van je ouders. Je zit er al uren want niemand zoekt je maar koppig hou je vol en geduld wordt beloond want je hoort de traptreden kraken. Roerloos blijf je liggen terwijl je vader het bed in duikt met een wereldkampioen sumoworstelen. Je moeder is altijd te druk bezig met het huishouden om je vaders excentrieke fetish op te merken, dus doen ze allebei hun ding, de één met de wasmachine en de ander met een sumoworstelaar. Je bent in shock, je kan niet schreeuwen. Er is enkel het ritmisch kraken van het bed en dan niets meer.  Je verstopt je onder de keldertrap tussen de dozen met oude kerstballen en glitterslingers. Maar je moeder heeft daar gisteren een grote huisspin gezien en dus besluit ze om ongedierteverdelger te spuiten tot de kelder geen zuurstof meer te bieden heeft. Jij bent te gefascineerd door die ene limited edition kerstbal met speciaal rendiermotiefje om te beseffen wat er gaande is, dus adem je de dampen in en sterf je samen met de spinnen. Je was tenminste niet alleen. Je klimt de zolder op en besluit daar op de zoekende te wachten. Wat je niet weet is dat degene die jou ging zoeken net haar nek gebroken heeft door een val van de zoldertrap waardoor jij daar nog een tijdje nietsvermoedend zal mogen blijven zitten. Volhardend als een hongerige mug blijf je zitten tot je doodvalt door dehydratatie. Beiden liggen jullie te rotten, elk aan een kant van de zoldertrap. Jullie lichaamsvocht dringt in de Quick-Step-vloer die jaren geleden geplaatst werd.  Je klautert in de kofferbak van je vaders zwarte Range Rover. Het is midden augustus en lekker heet, voor je vader echter niet heet genoeg want hij brengt een bezoekje aan zijn stevige minnaar. Jij blijft achter in de kofferbak om te liggen koken in de hitte van de middagzon. Wanneer je vader een uur of vier later voldaan terugkeert treft hij een bien cuit gebakken stukje erfgenaam aan in zijn kofferbak en vraagt hij zich af of je meer naar varken of naar rund zou smaken.  Je verstopt je in de garage. Je ouders zijn zonder jou vertrokken op pelgrimstocht naar Lourdes want ze geloven in jouw puurheid en dus moest jij niet mee. Puur kan je zijn maar je bent ook een warhoofd en was dit helemaal vergeten toen je besloot je te verstoppen onder het asbestplafond van de garage. Een halve dag later begint het te stormen en de oude beukenboom van je gepensioneerde buren dondert neer op het plafond van de garage. Dit overleef je maar het inademen van asbestvezels wordt je helaas nog fataal.    Je verbergt je achter de rododendron in de rechterachterhoek van je tuin. Je moeder krijgt een woedeaanval omdat ze je vader betrapt heeft met een strap-on dildo en sumoworstelaar in haar bed, dus neemt ze een kettingzaag en begint je vaders tuin in stukken te zagen. Ze doet dit aan een verbazingwekkend hoog tempo, en dus heb je de tijd niet gekregen om je uit de voeten te maken en eindig je op een composthoop tussen alle verhaspelde rododendronstruiken en een grote lap buikvet van de sumoworstelaar.  Je verstopt je in de oven want dit leek je op een of andere manier een goed idee. Je vader zoekt sedert de scheiding van je moeder zijn toevlucht in knalrode Eristoff, maar heeft honger en dus besluit hij om een diepvriespizza bij z’n drankje te nemen. Hij propt de pizza bij jou in de oven en zet die op de hoogste stond, want als hij honger heeft dan moet het snel gaan. Jij krijgt een déjà vu over een ander heet scenario en wanneer je even krokant gebakken bent als de diepvriespizza, besluit je vader om zich te laten opnemen in de psychiatrie.  Je klimt via een ladder boven op het dak en kruipt in de schoorsteen. Je bent een beetje verdikt omdat je vader je enkel nog diepvriespizza’s voederde voor hij naar de psychiatrie ging. Vanzelfsprekend blijf je steken in de schoorsteen en wanneer je moeder de haard aansteekt met het hout van die omgevallen beukenboom van de buren, wordt het een beetje warm voor de helft van je lichaam. Wegvluchten lukt niet, dus begin je te schreeuwen, maar sinds de eerste woedeaanval van je moeder heeft ze een passie voor luidruchtige doom-metal ontwikkeld en dus hoort ze je niet. Terwijl zij staat te headbangen in de living bij de open haard op nummers over dood en verderf, hang jij te roosteren boven het vuur. Je schreeuwt even hard als de zanger van je moeders favoriete band. Als dat geen muzikale manier van sterven is, dan weet ik het ook niet meer.   Je kruipt in de kleerkast van je ouders. Een ietwat slechte timing om verstoppertje te spelen is dat, want de verhuisfirma komt de meubels ophalen vandaag. Ze nemen jou en de kast mee maar wanneer de vrachtwagen kantelt op de autosnelweg door hevige rukwinden en aangereden wordt door een andere vrachtwagen vliegen die allebei in brand. De houten kast waar jij je afwachtend in verstopt hebt vat vuur en wederom bevind je je in een verschrikkelijk hete doodskist. Terwijl je lichaam begint te verkolen, denk je aan waterijsjes en het blauwe ploeterbadje uit je kleutertijd. 

Delphinus
6 1

Unmask the singer

Ze waant zich boeiend, dus zwijgt ze geen minuut. Ze kraamt onzin uit zoals een regenwolk water blijft spugen. Zoals een mens met hevige buikgriep z’n stoelgang niet onder controle heeft.  Als ik kon doen wat ik niet laten kan, dan nam ik een scalpel en een grote hamer. Met mijn hamer zou ik één harde klap op de bovenkant van haar schedel geven. Dit zou voldoende moeten zijn om haar in slaap te krijgen. Misschien zelfs in coma, of erger. Zolang ze maar zou zwijgen. Ik zou ze op haar rug draaien met haar gezicht naar boven gericht. Zij zoekt een ontmaskering, wel, zij zal er een krijgen.  Ik zou beginnen bij haar haargrens, linksboven. Ik zou verder snijden van links naar rechts over haar gehele voorhoofd, tot over haar slapen. Dan zou ik over haar jukbeenderen en net voor haar oren snijden. Oren zijn te veel prutswerk door al dat kraakbeen, daar heb ik geen geduld voor. Ik zou verder gaan naar beneden en langs de onderkant van haar kin snijden.  Eenmaal ik haar gezichtsomtrek afgebakend heb, zou ik beginnen met het lospeuteren van haar gezicht. Als er enkele bloedvaten springen en scheuren, dan is dat maar zo. Stukje bij beetje zou ik het vel lostrekken, haar lippen zou ik slordig lossnijden en haar neus trek ik desnoods los met een kniptang. Haar oogleden zou ik gemakkelijk moeten loskrijgen, deze zijn tenslotte zacht. Enkel de botox in haar voorhoofd kan een uitdaging vormen, ik heb nog nooit iemand met een botox hoofd opengesneden.  Eenmaal ik die vod van een gezicht loskrijg, zou ik die in haar keelgat proppen om te verzekeren dat er nooit nog een geluid uit ontsnapt. Daarna zou ik een zwierig vreugdedansje doen terwijl zij stikt in haar eigen gezicht.  Als ik maar zou mogen doen wat ik niet laten kan… 

Delphinus
5 1

Schuurpapier

Er waren eens 6 hitsige vrouwen op een onbewoond eiland. Wanhopig maar tevergeefs droomden ze van mannelijk gezelschap. Dagen, maanden, seizoenen en jaren gingen voorbij maar helaas, er was geen man te bespeuren. Op een dag besliste vrouw 1 om haar verbeelding te gebruiken. Ze zocht een boom, maar niet zomaar een boom. Ze zocht een perfect verticale boom, liefst niet te grillig van schors. Vrouw 1 was echter een nogal kieskeurig mens en toen haar zoektocht haar steeds dieper en dieper de jungle in jaagde, verdween ze en men vond haar nooit meer terug. Vrouw 2 besloot om in de voetsporen van vrouw 1 te treden maar vrouw 2 was helaas niet zo snugger. Zij redeneerde dat als de perfecte verticale boom niet bestond ze misschien wel een perfecte horizontale boom kon vinden. Ook haar zoektocht leidde aanvankelijk tot niets, tot ze uiteindelijk arriveerde bij een grote kloof. Aan haar linkerzijde lag een boom horizontaal over de kloof gespreid en haar geluk kon niet op. Meteen besprong ze de boom maar helaas kon die haar gewicht niet dragen en beidden stortten ze de dieperik in, hun einde tegemoet. Vrouw 3 was niet zo groot van gestalte, dus zij zou met kleinere zaken ook tevreden zijn. Zij besloot om op zoek te gaan naar de perfecte tak. Ze speurde elk toegankelijk deel van de jungle af tot ze de perfecte tak vond. Deze tak bevond zich echter, zoals de meeste takken, bovenaan een boom. Geen hoogte te hoog voor onze kleine vrouw 3, dus begon ze te klimmen tot ze de top van de boom in kwestie bereikt had en haar tak kon pakken. Helaas vielen haar plannen in het water toen ze in één hap verorberd werd door een hongerige arend. Vrouw 4 had geen zin in bomen, zowel verticale als horizontale als bomen met veel takken prikkelden haar niet. Zij voelde zich meer aangetrokken tot fruit en huilde tranen van geluk toen ze een grote tros welgerijpte bananen spotte. Ze plukte de hele tros maar toen ze eindelijk terug op de begane grond stond, werd ze genadeloos kapotgeslagen door een groep hongerige chimpansees. Vrouw 5 observeerde haar eilandgenoten aandachtig en besloot om nieuwe gebieden op te zoeken. Ze bouwde een vlot en vertrok met goede moed richting de oceaan. Ze had echter geen ervaring met vloten bouwen en toen ze wegdreef zonder zeil en zonder roeispanen besefte ze dat ze heel misschien een kleine fout gemaakt had. Ze dreef weg en werd, net zoals vrouw 1, nooit meer teruggezien. Vrouw 6 was een gelukkige vrouw, altijd blij met de eenvoudige dingen in het leven. Toen haar honger naar mannen haar te veel werd, besloot zij om niet dezelfde fouten te maken als haar voorgangers. Ze nam genoegen met een ietwat kromme boom die een beetje aan de ruwe kant was. Toen schuurde ze erop los, tot haar huid losliet en ze meer bloedde dan schuurde. Voldaan plofte ze neer, maar helaas stierf ze anderhalve week later aan een geïnfecteerde wonde. En niemand leefde nog lang en gelukkig. Einde.

Delphinus
8 1

Rage Room

Voor mensen zoals jij heb ik een speciaal kamertje in mijn huis. Wees welgekomen. Ik sluit de deur achter ons, jij kan niet meer ontsnappen nu. Een rechthoekige zaal, in elke hoek staat een mens op een aangescherpte kapstok gespietst. Arme stakker, je had mij nooit de rug moeten toekeren.  Ik plaats jou centraal in de zaal en haal mijn arsenaal aan middeleeuwse moordwapens en marteltuigen boven.  In de rechterhoek achteraan staat een vrouw die niet wist wat voorrang betekent en liever frontale botsingen met de tegenrichting veroorzaakte dan haar fouten te accepteren. Ze wou haar gelijk halen via verkeersagressie maar eindigde op een stokje. Voor haar haal ik mijn favoriete turkoois geverfde kruisboog uit. Ik doop de pijlen in benzine en steek deze in brand vooraleer ik mijn kruisboog laad. Ik druk zachtjes het knopje in en lanceer nog een scherpe stok in haar lichaam. Pijl per pijl doorzeef ik haar lijk terwijl de geur van brandende trut mijn speciale kamertje vult. Er drupt een beetje oud bruin bloed op de grond en wat gesmolten lichaamsvet maar voorts blijft het voorlopig redelijk proper. Dat is goed want dan moet ik minder opkuisen straks! In de hoek links achteraan staat een agressieve pee die m’n vaders keel wou oversnijden om z’n bloemetjes mee te hydrateren. In plaats daarvan hydrateerde hij z’n door de hittegolf bruin geblakerde gazon met urine wanneer hij mij en mijn intimiderende blik op hem zag afstappen met een kukri. Zijn hoofd hangt nu wat te bengelen aan zijn gespietste lijf maar hij merkt er toch niets van en ik ben niet zo kieskeurig met mijn speelgoed. Ik haal mijn speciale collectie scalpels uit de renaissance boven en besluit om hem nog een paar keer te snijden. Ik kerf een bloemetjespatroon in zijn dikke rug hoewel ik die eerst heb moeten gladscheren want het leek oorspronkelijk alsof ik een bontjas hangen had. Ik haat bont want ik ben tegen dierenleed en het maken van een bontjas is puur sadisme.  In de rechterhoek vooraan staat een dokteres die haar diploma vast en zeker op de zwarte markt heeft gekocht. Ze heeft net iets te veel fouten gemaakt om nog het excuus van menselijkheid te kunnen inschakelen, dus besloot ik om haar de les te spellen en ze eindigde hier. In mijn prachtige rechthoekige woman cave. Ik haal mijn speer boven die ik uit het graf van een Schotse ridder gestolen heb. Wat volgt is een zwierige sperendans zoals die nog nooit eerder uitgevoerd werd. Lapjes huid vliegen in het rond, paniek slaat toe wanneer mijn speer even blijft steken in haar bekkenbodem maar ik weet deze gauw en behendig weer los te wrikken. Ondertussen ligt het hier al zo proper niet meer.  In de linkerhoek vooraan staat een jobstudente die niet wist hoe ze een broodje boulette moest prepareren terwijl de ingrediënten zich op een plakkaat boven haar hoofd bevonden. Als kers op de taart wist ze ook helemaal niet wat een boulette was en kon ze bruine en witte broodjes niet uit elkaar houden. Wat een spektakel. Ik besloot het broodmes uit haar handen te nemen en dit in haar voorhoofd te planten, zo hebben alle klanten aanwezig in de zaak ook eens een eenhoorn gezien. Nu staat ze hier, nog altijd met het broodmes in haar schedel. Ik moet even denken wat ik met haar van plan ben maar dan zie ik mijn goeie ouwe zwaard staan tegen de muur alsof het wacht tot ik het ten dans vraag. Ingelegd met goud en zilver en geslepen smaragden, saffieren en robijnen en alles wat glanst en glimt, ik vond het ergens in een steen achter een struik. Hoewel zwaarden over het algemeen een beetje cliché zijn kan een klassieker af en toe geen kwaad, dus besluit ik om er haar ledematen mee af te hakken. Op hun beurt hak ik deze ook nog eens in kleine stukjes. Bot is nogal taai om door te geraken maar het lukt me wel, ik zie het als fitness.  Tot slot ben jij aan de beurt. Je was daarnet nog vers, dus sta je daar nu in een knalrood plasje van je eigen bloed. Je hoofd hangt futloos naar beneden en het lijkt alsof je heel triestig naar je reflectie aan het staren bent. Ik zou ook triestig zijn met een hoofd als het jouwe. Voor jou neem ik mijn tijd, maar ik zal absoluut niet voorzichtig zijn. Ik kies een wapen uit mijn brutere collectie, namelijk mijn gepersonaliseerde morgenster. In plaats van de gemiddelde eenzame bal heeft de mijne er drie. Ik test even het gewicht van het wapen en voel aandachtig hoe het in de hand ligt. Daarna mep ik erop los! Een schijnbaar eindeloze reeks slagen laat ik los op jou, het bloed spettert in het rond. Zelfs mijn plafond blijft niet gespaard, ik mep al je botten en vlees tot brokkenpap. Heerlijk! Een stukje onderarm plakt aan mijn kaak, ik pauzeer even om het eraf te vegen. Daarna sla ik nog een beetje door. Wanneer ik de berg afgemat vlees voor me zie liggen, besef ik dat het nog niet genoeg is. Dus neem ik een vleeshamer uit mijn keuken en begin weer te slaan en te kloppen en te motten en te beuken op de kleurrijke hoop die daarnet nog een lichaam vormde. Het moet vloeiend zijn. Na enkele uren pure agressie word ik toch wel een beetje moe. Op een paar botsplinters na ben je helemaal zacht nu.  Ik besluit om mijn meditatief momentje af te ronden want ik moet de hele zooi nog opruimen ook. Ik heb te veel respect voor poetsvrouwen om hier iemand voor in te huren. Gelukkig heb ik vorige week via Bol.com  een nieuwe stomer besteld, het bloed zou dus wel snel uit mijn tegels moeten geraken. Het plafond ziet eruit als een Pollock, maar dat laat ik dan wel zo.  

Delphinus
8 1

Marteltechnieken

De treinpassagiers die denken dat hun net niet goedkope Louis Vuitton-imitatie kans op een acute hernia heeft. Zij verdienen de Gouden Stier.  De puberende 14-jarigen op het tramperron met hun Kipling-boekentassen die vol energie het mentaal slapende maandagochtendspitsvolk verstoren. Zij verdienen de Watermarteling.  De groep trampassagiers links en rechts die niet op tijd afstapten en de groep ongeduldigen achter mij die mij collectief sandwichten in een moment van pure chaos. Zij verdienen de Russische Knoet. De passagiers die geduld geen deugd vinden en opstappen alvorens de mensen te laten afstappen. Zij verdienen het Rad.  De imbeciele conductrice die 4 minuten te vroeg de deuren van mijn aansluiting sloot in het naar rotte broccoli stinkende Lichtervelde en koppig weigerde ze te openen wegens een o zo belangrijk gsm gesprek, vervolgens het gordijn sloot om de furie op mijn gezicht niet te hoeven trotseren en zo de oorzaak van een gemist examen werd. Zij verdient de Kwelpeer. De andere imbeciele conductrice die me een dreun in mijn levergedeelte gaf omdat ik volgens haar te dicht bij de deur stond en zo dacht op een heroïsche manier het leven van een doorsnee treinpassagier te redden van een treindeur op anderhalve meter afstand die ogenblikkelijk ging sluiten. Zij verdient de Rektafel. De mannelijke treinpassagier die het normaal vond om bij het weggooien van zijn restafval over de dijbenen van een jonge vrouw te wrijven alsof ze côte à l’os waren die vroegen om een marinade. Hij verdient de IJzeren Maagd. De fluorescerende man die fulltime werkt en fulltime studeert. Die danst alsof er niemand kijkt en die mijn 17- jarige zus telkens probeert te imponeren alsof hij een kans maakt. Hij verdient de Tucker Telefoon. De drie 16-jarigen die zonder mondmasker de trein opstappen, geen enkele deftige zin kunnen bouwen in hun eigen moedertaal maar perfect een joint kunnen rollen op een overbevolkte trein zonder de bedwelmende kostbare inhoud op de smerige grond te smossen. Zij verdienen naschoolse bijles.         

Delphinus
4 1

Klaas ligt hier Vaak

Als de avond valt, zit hij naast mij in de zetel te staren alsof hij iets verwacht van me. Ik weet wat ik moet doen en kruip mijn bed in. Hij komt naast me liggen en begint luidkeels de Habanera te zingen waardoor ik de slaap niet kan vatten. Ik schop hem mijn kamer uit maar hij schopt tegen mijn deur tot ik hem weer binnenlaat en hij zich verontschuldigen kan, samen vallen we in slaap. Rond 3.00u ’s morgens is hij nergens meer te bespeuren en lig ik te woelen in mijn bed, in plaats van schaapjes tel ik nu vloekwoorden maar het levert niks op. Uiteindelijk sta ik op, maak me klaar en spring op de trein om mijn recente oude bekende voor mijn neus te zien zitten. Ik wens hem een goeiemorgen, hij gooit kilo’s zand in mijn gezicht. Enkele haltes voorbij de halte die ik nodig had maakt een werknemer van de NMBS me wakker om mij op de feiten te wijzen. Ik koop een treinticketje om verdere boetes te vermijden en keer terug. Daarna breng ik een bezoekje aan een lokale koffiezaak met mijn herbruikbare beker om deze op te vullen met welriekende koffiebonendrank. Als ik vraag wat hij wil drinken, stormt hij halsoverkop de koffieshop uit. Vol medelijden en verwarring biedt de barista mij m’n koffie gratis aan, ik geloof graag dat dit ter compensatie van mijn treinticket is.  Een productieve voormiddag later komt hij zich na het middageten naast mij in de aula positioneren. Ik vraag excuses en een verklaring maar in plaats daarvan grijpt hij me bij de nek. Door z’n stevige wurggreep verlies ik het bewustzijn, terwijl ik me afvraag waar hij dit soort Aziatische vechtsporttechnieken heeft geleerd. Wanneer ik de volgende ochtend m’n ogen open doe en een gillende poetsvrouw voor me zie staan, dan besef ik dat het tijd is om huiswaarts te keren. Ik stop nog snel even bij de supermarkt om een sixpack Red Bulls te halen en spring weer op de trein. Bibberend maar voldoende gehydrateerd wandel ik naar huis, de ochtendspits zal starten wanneer mijn hoofd de ganzenveren raakt. Ik draai me om en mijn blik grijpt de zijne vast, enkel om hem grijnzend uit mijn bed te zien klauteren en in het felle ochtendlicht weer te zien verdwijnen.  Een wispelturige man maar ik kan helaas niet zonder. 

Delphinus
18 1

Half tien

Jij armtierig stuk uitgedroogd oranje gebakken vlees. Jij met de blik van een verdwaasde havik die net veertien ontsnapte laboratoriumratten verorberd heeft. Je infiltreert mijn ergste dromen, je stemgeluid scheurt de stilte aan flarden. Ik wil jou aan flarden scheuren, ik wil je verrukte rotkop ontdoen van alle gebakken lucht die zich erin verschanst heeft. Ik wil je laten vierendelen door vier opgefokte shetlandpony’s die net sterk genoeg zijn maar niet zo sterk als grote paarden zodat het langer duurt en extra pijnlijk wordt. Mijn spaargeld geef ik uit aan een gigantische kniptang, hiermee knip ik je scheve poten eraf. Heel traag. Met veel geduld. Ik herinner me de verhalen over Vladimir The Impaler en wil je spietsen met een levensgrote brochettestok. Die ram ik door je achterwerk naar boven en zo hang ik je te bakken over een laag vuurtje. Heel traag. In eigen sap. Met veel geduld. Alle goede dingen in het leven vragen veel geduld. Als je je vorte stinkbek vol Typextanden opentrekt, dan droom ik ervan om je in je blootje door de marinade te rollen en te voederen aan een bende uitgehongerde hyena’s, die klinken trouwens net zoals jij. Ik ruk je atlasgewricht eruit en kijk toe wanneer de zwaartekracht langzaam je hoofd van je lijf trekt zodat het als een met pudding opgevulde kom op de grond kletst. Heel traag. Met veel geduld. Alle goede dingen in het leven vragen veel geduld. Jij hebt geen geduld. Jij schreeuwt en schreeuwt en schreeuwt en schreeuwt en schreeuwt en je hebt geen geduld. Ik blaas je vol helium, plak je gezicht dicht met tape en stop je voeten in een betonklomp, dan gooi ik je in een beerput en vraag ik me af of je zal zakken of drijven. Ik heb geduld, ik zal aandachtig kijken. Alle goede dingen in het leven vragen veel geduld. 

Delphinus
8 1

Het dekentje

Het verschil tussen een ‘boulanger’ en een ‘boucher’, of de vertaling ervan, daar heb ik altijd mee geworsteld. Wie is de bakker en wie is de slager? Ik had voor mezelf een ezelsbruggetje gemaakt. ‘Bij de boulanger koop je geen boulette.’ Dus de boulanger is de bakker. Maar dat is te ingewikkeld, want als je die ‘geen’ vervangt door ‘een’, klopt het natuurlijk niet.  Daarom twijfelde ik in Parijs opnieuw, toen we aan de overkant van het kruispunt op de Rue La Fayette een winkeltje zagen met ‘Boulanger’ op het uitstalraam. “We wachten tot er iemand buiten komt”, zei ik. “Als die een stokbrood bij zich heeft is het een bakker. In Frankrijk eten ze niets dan stokbrood.”  Maar je zal dat altijd zien. Iedereen die buitenkwam had een klein zakje vast. Daar paste geen stokbrood in. Voor hetzelfde geld zaten er een paar bouletten in.  “Laat ons gewoon tot daar gaan”, zei mijn vrouw. Even later zaten we op het terras met een koffie en twee voortreffelijke chaussons aux pommes. Appelflappen op zijn Frans.  We keken naar het Parijse straatleven. Aan het kruispunt sprak een man stilstaande chauffeurs aan. We zagen dat hij vuur vroeg voor zijn sigaret. Na vier auto’s had hij een roker getroffen.  Vlakbij hem lag een jongeman op het trottoir te slapen. Hij had zich gelukkig al eens omgedraaid. Hij kon ook vuur gebruiken.  Wat verschilt het leven toch op elke vierkante kilometer. In de grootstad is dat zelfs een vierkante meter. Iets verder was het een en al glamour bij de Olympische Spelen.  Een buurvrouw bracht samen met haar zoon een dekentje naar de jongeman. Samen legden ze het dekentje over de jongeman. We zagen dat hij naar de mevrouw en haar zoon keek. Hij trok het dekentje nog wat verder over zich.

Rudi Lavreysen
17 1