Zoeken

Tip

Levendig verleden

Marieke ligt muisstil op haar bed. Haar zacht raspende ademhaling bezorgt me kippenvel en er loopt een rilling over mijn rug. De kleine kamer met witte muren voelt klinisch en onpersoonlijk. Het is er leeg op enkele foto’s van familie na, die de vensterbank in beslag nemen. “Goeiemiddag Marieke,” fluister ik zacht en vriendelijk. “Het is etenstijd.” Het plateau met het gemixte eten en de tuitbeker met water zet ik op het kleine houten tafeltje tegenover haar bed neer en draai me langzaam naar haar om, maar ik ga niet dichterbij. Marieke begint onverstaanbaar te roepen, haar stem schor. Met het beetje kracht dat haar oude, tengere lijf nog bezit, wriemelt ze heen en weer. De omhooggetrokken bedspijlen zorgen ervoor dat ze niet kan vallen. ‘Baby’ is het enige woord dat ik uit haar woordenstroom kan opmaken. “De baby is in orde Marieke,” probeer ik haar te sussen en mijn hart breekt omdat ik zo tegen haar sta te liegen. “De baby slaapt, maar jij moet nu eerst eten.” Angst stroomt uit haar ogen, over haar wangen in de vorm van tranen. Ze vertrouwt me nog niet en mijn verpleeguniform helpt daar niet bij.  Deze honderdjarige vrouw leeft in haar eigen traumatische verleden. Een verleden waarin ze als zeventienjarig meisje zwanger werd en haar baby nooit te zien kreeg. Een klein onschuldig kindje, geboren in 1943 waarvan Marieke niet eens weet of het een jongen of een meisje was. Ik doe opnieuw een poging om haar te kalmeren door te zeggen dat de baby veilig in haar bedje ligt, maar dat zij sterk genoeg moet zijn voor ze het meisje in haar armen kan nemen. Ze mompelt wat en wenkt me dichterbij. Een stroom van opluchting loopt door mijn lichaam. “Ja Marieke, het is een meisje.” Er vormt zich een voorzichtige glimlach om haar mond. Als ik langzaam mijn hand naar haar uitreik, neemt ze hem in de hare terwijl ze haar andere hand er bovenop legt. Mijn duim streelt troostend haar rimpelige vel dat heen en weer danst onder de beweging.Enthousiast begint ze honderduit te brabbelen. Ik knik en glimlach, maar versta geen woord van wat ze zegt. Haar taal is ze al jaren kwijt, net zoals haar heden en haar toekomst. “We gaan eerst eten,” zeg ik zacht terwijl ik mijn hand zachtjes van tussen de hare wurm. Ik zet haar bed recht en doe haar een slab aan, waarbij ze tegensputtert. “Zo maken we je mooie kleren niet vuil.” Trots strijkt ze over haar lichtblauwe nachtjapon. “Mooi,” weet ze uit te brengen. Ik breng het lepeltje met vloeibare pap van aardappel, broccoli en kip naar haar mond en vraag me af of Marieke zelf beseft dat ze wordt gevoederd als een peuter terwijl ze zich zeventien jaar waant. Het brein is een merkwaardig iets, want hoewel ze ervan overtuigd is dat het 1943 is en ze net midden in de oorlog een kind heeft gebaard, is ze haar drie andere kinderen die later werden geboren, compleet vergeten. Wat moet het pijnlijk zijn, als je eigen moeder je niet meer herkent en je de kamer uit wil omdat ze denkt dat je de vijand bent.Marieke grijpt naar haar beker en brengt hem naar haar mond. Uit haar mondhoeken stromen kleine beetjes water naar haar kin, dus dep ik haar gezicht droog.  Nadat ik haar plateau weer heb weggezet, doe ik haar slap uit. Bruut grijpt ze me bij mijn pols beet. Marieke kijkt me woedend aan. “Baby!” roept ze nijdig terwijl ze haar grip versterkt. “Marieke, je doet me pijn.” Ze luistert niet. Haar woede en frustratie maken haar zo sterk. “Als je me loslaat, ga ik de baby halen.” Ik voel haar wantrouwen en kan haar geen ongelijk geven, want ik sta staalhard in haar gezicht te liegen. Waar zou ik in het woonzorgcentrum in godsnaam een baby kunnen vinden? Een pop zou me nog lukken, maar dat zou ze onmiddellijk doorhebben.Met mijn vrije hand streel ik zacht haar wang. “Ik beloof het.” Haar grip verzwakt en haastig zet ik een stap achteruit.  Spijt is het enige wat ik voel, schuld vormt een dikke krop in mijn keel en ik moet mijn tranen wegslikken. Ik kan me niet voorstellen hoe het moet zijn als je meerdere keren per dag wordt belogen. Bij elke maaltijd, bij het verversen van een pamper, bij het wassen. Met een zwaar gemoed ga ik de kamer uit en hoor haar nog steeds roepen en smeken om haar baby. Nog even en ze is vergeten wat ik heb beloofd.

Joni Motmans
76 3

Een slijmerige droom

SSSSHHHIIII!!!  Het gesis snijdt door het verlaten ruimtestation op planeet Xylos. Ruimtevaarder Brek klemt zijn kaken op elkaar bij het horen van het akelige geluid en stuift verder door het doolhof van gangen. Zijn hart bonst als een raketmotor en zijn vertrouwde blaster voelt zwaar aan zijn zijde. De vloer glimt van de paarse blubber en is bezaaid met verbrijzelde pantserstukken en gescheurde tentakels. De walgelijke resten van de Zergonauten die hij al eerder had ontmoet. Maar dit gesis, dit is nieuw... Waar komt het vandaan? ‘Potverdorie,’ mompelt hij en trekt met zijn been.  Met een luide plop komt zijn laars los uit een groene plas. Een stroperig draadje van de vloeistof rekt zich uit als een rekker en springt dan los. Brek wankelt even op zijn benen, maar slaagt er toch in om zijn evenwicht te behouden. De geluiden rond hem worden alsmaar luider en luider en lijken nu wel van alle kanten te komen. Razendsnel zet Brek zich af en twee grote sprongen brengen hem net buiten bereik van een neerdalende klodder slijm. De vloeistof spat uiteen op de metalen muur achter hem en druipt borrelend naar beneden.  ‘10XP Combo’ verschijnt in grote blokletters op de HUD in zijn helm. De geluiden achter hem verraden dat zijn achtervolgers hem nog steeds dicht op de hielen zitten. Met een snelle blik over zijn schouder ziet hij vier donkere vormen zijn richting uit kruipen. Nog meer Zergonauten! Waar blijven die toch vandaan komen? Zijn hand schiet bliksemsnel naar het laserpistool aan zijn zijde. Een reeks blauwe flitsen vult de lucht en al snel spatten de aliens uiteen in een explosie van felgroene blubber. Een kleine tentakel landt boven op zijn helm en glijdt langzaam naar beneden. Brek knarst even met zijn tanden en met een snelle beweging veegt hij de smurrie van zijn vizier. ‘+1500 XP Multi-Kill!’ Brek kan een glimlach niet onderdrukken. Nog 1330 XP-punten en ik heb een nieuwe upgrade, flitst door zijn hoofd. Op volle snelheid duikt hij een zijgang in. Een diep gegrom laat hem plots verstijven. De grond trilt onder zijn voeten. Uit de schaduwen wringt een enorme gedaante zich tevoorschijn. De grootste Zergonaut die Brek ooit heeft gezien, staat hem om de hoek op te wachten. Zijn tentakels kronkelen hevig en zijn tientallen ogen kijken Brek woedend aan. ‘Eindbaas level 3: Gorlog!’  De tekst knippert op het scherm van Breks helm. ‘Haha! Nu ben je van mij, aardworm!’ Het gorgelende geluid rolt door de verlaten gang en brandt in de oren van Brek.   ‘Ik, Gorlog de Verschrikkelijke, leider van de Paarse Plaag, zal je leren dat je niet met ons rotzooit!’ Het slijm tussen zijn slagtanden vormt lange rekkers bij elk woord. Traag heft Gorlog een dikke tentakel op, klaar om Brek te verpletteren. ‘Wacht maar af, slijmbal!’ Brek grijpt naar zijn vertrouwde laserpistool. Het glipt bijna uit zijn klamme handen.  ‘Geef je toch gewoon over, stinkende mestkever!’ roggelt Gorlog verder. ‘Kijk om je heen. Je bent alleen. Mijn slijmerige onderdanen hebben je ruimtebasis overspoeld! Nu wordt het een perfecte broedplaats voor mijn larven! Niets of niemand kan je nu nog helpen!’ ‘Pfff! Ik hoop voor jou dat je even goed vecht als praat, zure augurk!’ Brek neemt zijn pistool steviger vast en zet zich schrap. Zijn laarzen vinden nauwelijks grip op de verraderlijke smurrie die de vloer bedekt.  ‘Kom maar op als je durft!’ Gorlogs ogen vernauwen zich tot spleten. Het middelste, grootste oog blijft Brek onheilspellend aanstaren. ‘Wat ga je doen, drilpudding? Me hypnothiseren?’ ‘Drilpudding? Ik zal je leren!’ De tentakels van de enorme Zergonaut kronkelen nu wild in het rond. De zuignappen aan hun uiteinden spuwen een regen van groen slijm uit. Brek springt van links naar rechts en probeert de aanvallen zo goed mogelijk te ontwijken. Hij doet een snelle uitval naar links, maar Gorlog is verrassend snel voor zo’n kolossaal slijmmonster en ontwijkt behendig de laserstralen. Dan maar naar rechts, denkt Brek wanhopig. Een spervuur aan laserflitsen snijden door de lucht en raken Gorlog recht in de buik.  ‘Is dat alles wat je kan?’ smaalt Gorlog. ‘Het kriebelt zelfs een beetje!’ Met grote ogen ziet Brek dat de heerser van de Paarse Plaag nog geen schrammetje heeft. Dit houd ik niet lang meer vol, schiet het door zijn hoofd. Een tentakels scheert rakelings langs zijn helm en laat een dikke laag groen snot achter. Ik moet iets bedenken! Maar op dat ogenblik slaat Gorlog met één van zijn tentakels hard tegen de helm van Brek . De onverwachte klap is zo hevig dat het glas van het vizier barst en Brek pardoes achterover op de grond valt. De wereld tolt even en hij voelt de koude ondergrond in zijn rug. Zijn vingers voelen verdoofd aan en het laserpistool glipt uit zijn hand. De schaduw van Gorlog glijdt langzaam over hem. ‘Dit is het einde, modderkruiper.’ Gorlog grijnst zijn slagtanden bloot. ‘Heb je nog laatste woorden?’ ‘Eet ruimtestof, tentakelidioot!’ De slijmerige grijns verdwijnt langzaam van Gorlogs gezicht en met luid geroggel werpt hij zich op de onfortuinlijke ruimtevaarder. BOOOEEEMMM! Met een oorverdovende knal spat Breks wereld uit elkaar…

bramds
9 1

DE HONDEN VAN ONZE WIJKIN

DE HONDEN VAN ONZE WIJKIN EEN VAN DE ARME WIJKEN ZWIERF EEN GROOT AANTAL ZWERFHONDEN ROND. HONDEN VAN ALLE SOORTEN EN MATEN, EN VAN ONBEKENDE AFKOMST. ZE ATEN VAN HET AFVAL DAT IN DE WIJK RONDZWERF, EN SLIEPEN OP DE WEG OF ONDER EEN BOOM OF IN DE SCHADUW VAN EEN GROTE AUTO. IN DE ZOMER WAREN ZE ACTIEF TIJDENS DE NACHT EN DE AVOND. OP DAT MOMENT HADDEN DE MENSEN AL HUN AFVAL BUITEN HUN HUIZEN GEGOOID, EN DE HONDEN BEGONNEN TE ZOEKEN NAAR BOTJES MET WAT VLEES EN KRAAKBEEN ERAAN, GEKOOKT OP EEN MANIER DIE DE EETLUST OPWEKTE. DE HELE WIJK WAS EEN OPEN RESTAURANT. EN DE HOND WIST NIET WAT ZIJN MAALTIJD VAN DIE DAG ZOU ZIJN. HET WAS EEN KWESTIE VAN GELUK. DIT VERHOOGDE OOK DE SPANNING. HIJ VERWACHTTE WAT RIJST TE VINDEN, OF WAT BULGUR, OF KIP OF LAMSVLEES. EN HET WAS VAAK VOORGEKOMEN DAT MENSEN BIJVOORBEELD EEN KAKKERLAK VONDEN OP EEN VERS GEGRILDE KIP, EN DIE UIT WALGING WEGGOOIDEN. EN EEN ZWERFHOND VOND HET. HIER STOND DE TIJD STIL. DE OGEN GLIMDEN. HET SPEEKSEL LIEP EN DE ENERGIE WERD OPGEBOUWD... EEN VERSE GEGRILDE KIP MET DIE HEERLIJKE, AANLOKKELIJKE GEUR. VANDAAG WAS HET FEEST. HET FEEST VAN DE HOND. HET FEEST VAN DE ZWERFHOND. DUS HIJ AT MET GREED. EN HIJ KEERDE TERUG NAAR ZIJN GROEP EN VERTELDE HEN OVER ZIJN GELUK VAN DIE DAG. EN ZIJ WAREN BLIJ VOOR HEM. EN JALOERS OP HEM. EN WENSTEN DAT HET HUN BEURT ZOU ZIJN... EEN LEVEN ZONDER VERMOEIDHEID. SLAPEN EN ETEN. EN HET AFVAL WAS OVERVLOEDIG. NOOIT WAS EEN HOND VAN DE HONGER GESTORVEN. BOTTEN WAREN IN OVERVLOED. EN DIT WAS VOLDOENDE OM DE HONDEN VOL TE LATEN SLAPEN.VANDAAG WAREN DE HONDEN (MAHIR) EN ZIJN VRIEND (RADI) IN EEN VAN DE TUINEN ROND HET MIDDAGUUR. RADI WAS SLIM EN WIJS, HIJ KEND ALLE STEEGJES VAN DE WIJK ÉÉN VOOR ÉÉN. EN HIJ KEND ALLE ONTSNAPPINGSMOGELIJKHEDEN. EN ALLE MOGELIJKE GEVAREN. EN ZE SPRAKEN OVER DE DOOD VAN VIER HONDEN UIT DE KUDDE VAN DE WIJK. MAHIR WAS GESCHOKT. MAAR RADI WAS KALM EN SPRAK WIJS. HIJ ZEI: ENKELE DAGEN GELEDEN HEEFT EEN HOND UIT DE KUDDE DE VOET VAN EEN KIND GEBETEN. DEZE ACTIE WEKTE DE WOEDE VAN DE MENSEN, EN ZE BEGONNEN ONS EENVOUDIGWEG TE DODEN. EN DIT GEBEURDE KEER OP KEER. MAHIR VROEG: EN HOE HEBBEN ZE HEN GEDOOD? MET GIF. HET VOEDSEL DAT HET SYMBOOL WAS VAN GELUK EN PASSIE, IS VANDAAG HET SYMBOOL VAN DE DOOD GEWORDEN. BLIJF EEN TIJDJE WEG VAN VOEDSEL. VOORAL LEKKER VOEDSEL. HELE KIPPEN WERDEN IN OVERVLOED WEGGEGOOID, ALSOF HET EEN OPEN TAFEL WAS OF IETS DAT GRATIS AANVOELDE. HET IS BETER OM UIT EEN ANDERE WIJK TE ETEN DIE VER WEG IS VAN DEZE WIJK. EN ALS JE BESLUIT TE BLIJVEN, MOET JE ETEN UIT DE KLEINE AFVALBAKKEN NAAST DE HUIZEN. MAAR DIT IS GEVAARLIJK. DE MENSEN ZULLEN NAAR BUITEN KOMEN EN JE ZULT DICHTBIJ ZIJN. MISSCHIEN SLAAN ZE JE OF PAKKEN ZE JE ZELFS EN BINDEN ZE JE VAST EN VERMAKEN ZE ZICH MET JE TE MARTELEN. JA, JE MOET VOORZICHTIG ZIJN. MAHIR... WAT ZIJN ZE LELIJK! DE MENSEN... ZE DODEN JE, MARTELEN JE, JAGEN JE OP. RADI: JA, DAT KLOPT, MAAR WIJ ZIJN NIET BETER DAN ZIJ. HOE VAAK HEB JE EEN GEVECHT GEZIEN TUSSEN EEN GROEP HONDEN TEGEN EEN ANDERE GROEP HONDEN? HEB JE DE MATE VAN BRUTALITEIT GEZIEN... DE HOEVEELHEID BLOED... MAHIR: JA, HET IS GOED DAT ONZE GROEP ERG STERK IS EN WE ELKAAR KUNNEN BESCHERMEN. RADI: HAH! ONZE GROEP... JE ZEI ONZE GROEP... WEET JE WAAROM DEZE GROEP BESTAAT? OMDAT JE VERPLICHT BENT ONDER DE VLEUGELS VAN EEN BEND TE ZIJN; ZODAT JE NIET ALLEEN BENT. HEB JE VORIGE WEEK GEZIEN, TOEN EEN GROEP AAN DE RAND VAN DE WIJK EEN ALLEENSTAANDE HOND KON VANGEN... DAT AFZETTLIJKE GEZICHT? HOE ZE HEM VERNIETIGDEN? HEB JE HUN BRUTALITEIT GEZIEN? HOE ZE ZIJN OOG ROOFDEN, EN ZIJN POOT VERLAMDEN? HEB JE ZIJN GEKREUN GEHOORD TERWIJL HIJ ONDER HUN TANDEN WAS, EN HIJ ZIJN LAATSTE ADEM UITBLIES, BANG OM TE STERVEN? HIJ STIERF NIET, MAAR IK HEB VEEL ANDEREN GEZIEN DIE WEL STIERVEN. HOE HIJ ZICH TOT HET LAATSTE MOMENT VERDEDIGDE. HOE DE ANGST HEM TOT DE LAATSTE KNIPPERING VAN ZIJN OGEN BEHEERSTE. HOE HIJ SCHREEUWDE TERWIJL ZE HEM VAN VERSCHILLENDE KANTEN VAN ZIJN LICHAAM BETEN EN HEM HEEN EN WEER SLEEPTEN; ZODAT HIJ ZICH NIET MEER KON VERDEDIGEN, EN HEM NIETS ANDERS RESTTE DAN ZICH OVER TE GEVEN AAN DE DOOD NADAT ZIJN KRACHTEN WAREN AFGENOMEN EN ZIJN SPIEREN NIET MEER REAGEERDEN OP DE OPROEP VAN ZIJN GEEST OM TE ONTSNAPPEN. DAN KIJKT HIJ ZIJN MOORDENAARS MET EEN LAATSTE BLIK AAN. EN AANVAARDT DE DOOD MET TEGENZIN.JA, MAHIR, DE REDEN VAN HET BESTAAN VAN ONZE GROEP IS DEZE VERVLOEKTE REDEN: OM EEN MOORDENAAR TE ZIJN... EN TE ONTSNAPPEN AAN HET GEDOOD WORDEN.WAT DENK JE VAN ONS LEVEN? ONS LEVEN... INSECTEN VULLEN ONZE LICHAAM. DIT IS ERG VERMOEIEND. EN WE ZIJN NU IN DE ZOMER, EN DIT ZIJN ONZE MOOISTE DAGEN. ALS DE WINTER KOMT, HOE MOEILIJK IS DE KOU EN HET SLAPEN ONDER DE REGEN. SOMMIGEN VAN ONS GAAN EN SCHUILEN BIJ DE INGANGEN VAN HUIZEN, EN HOEVEEL HONDEN ZIJN ER NIET ERNSTIG GESLAGEN OMDAT ZE DIT DEDEN. OOK DE VERGIFTIGINGSCAMPAGNES DIE JE NU ZIET, DIT IS NIET DE EERSTE KEER. HET IS EEN HERHALEND SCENARIO.DE GELUKKIGE ZOMER IS VOORBIJ, EN DE HERFST IS VOORBIJ, EN NU BEGROETEN DE HONDEN VAN DE WIJK DE LELIJK WINTER, VOL MODDER EN KOU. DE TIJD VAN ELLENDE EN PIJN IS BEGONNEN. EN OP EEN VAN DE ERG KOUDE DAGEN... BEGON MAHIR TE BEVEN. ZIJN HELE LICHAAM BEGON TE BEVEN. HIJ KON NIETS MEER BEDENKEN DAN WAT WARMTE. HIJ WILDE RENNEN, MAAR HIJ KON NIET RENNEN. HIJ LIEP EN SCHUDDE, ALSOF ZIJN RIBBEN ZOUDEN BREKEN. TOEN GAF HIJ ZICH OVER. HIJ ZAT OP DE WEG TE BEVEN. HIJ SLOOT ZIJN OGEN MET PIJN. TOEN OPENDE HIJ ZE PLOTSELING MET ANGST EN BEVEND. ER STOND EEN KIND RECHT VOOR HEM. HIJ HAD HEM HELEMAAL NIET GEMERKT. DE KOU HAD ZIJN LICHAAM UITGEPUT. HET KIND WEES MET ZIJN VINGER NAAR MAHIR. EN ACHTER HEM STONDEN EEN MAN EN EEN VROUW DIE OOK LANGZAAM NADERDEN. MAHIR WILDE ONTSNAPPEN VOOR DE RAMP EN HET GEVAAR, DUS HIJ VERZAMELDE ZIJN KRACHTEN. HIJ STOND OP. TOEN STORTTE HIJ IN EN VERLOOR HET BEWUSTZIJN. NA EEN MOMENT... BEGON HET LICHT IN ZIJN OGEN TE KRUIPEN. HIJ OPENDE ZE LANGZAAM. WAT IS DIT... EEN WITTE KAMER. WARMTE. EN EEN DIERENARTS. EN HET KIND EN ZIJN OUDERS. HIJ WAS GERED.MAHIR WERD NAAR HET TIJDELIJKE GEZINSHUIS GEBRACHT. DAAR WAS EEN KLEIN HUISJE BUITEN HET HUIS IN DE TUIN. RADI ZOCHT LANG NAAR MAHIR. MAHIR IS EEN WITTE HOND MET OPSTAANDE OREN. EN EEN ZWARTE VLEK OP ZIJN BORST. EN HIJ IS EEN HOND IN DE PUBERTEIT. EN ERG MOOI. RADI VINDT MAHIR, EN SPREEKT HEM VAN ACHTER EEN HEK, EN WIL WETEN HOE HET MET HEM GAAT, EN MAHIR VERTELT HET HELE VERHAAL. EN HIJ VOEGT ERAAN TOE DAT HIJ HAD GEHOORD DAT HET KIND ZICH AAN HEM HAD VASTGEKLEMD, EN DAT HET GEZIN EEN BUITENLANDS GEZIN WAS DAT HEM WILDE ADOPTEREN EN MEENEMEN. EN HIER VINDT EEN GESPREK PLAATS TUSSEN MAHIR EN RADI. MAHIR IS BANG VOOR HET ONBEKENDE DAT HEM TE WACHTEN STAAT. EN RADI ZEGT: REIS, MIJN KLEINE VRIEND, EN VERANDER DIT LEVEN! OF HOU JE NOG STEEDS VAN DE WINTER EN DE KOU? IK ZAL JE MISSEN... MAAR IK HOU VAN JE... EN OMDAT IK VAN JE HOU, WIL IK DAT JE REIST. IK MAAK ME GEEN ZORGEN OVER JE. WIE JE LEVEN HEEFT GERED, ZAL HET JE NIET AFNEMEN.NA EEN JAAR... KEERT HET GEZIN TERUG. MAHIR IS EEN JONGE HOND GEWORDEN. ERG SCHOON. ROND ZIJN NEK EEN MOOIE HALSBAND. EN VASTGEBONDEN MET EEN TOUW AAN ZIJN SCHOUDERS, EN HIJ LOOPT MET HET GEZIN DICHTBIJ DE WIJK, EN VAN VER AF... ZIET RADI HEM EN RENT NAAR HEM TOE. EN HIER VERTELT MAHIR HEM DAT HIJ HEM MOET ONTMOETEN BIJ HETZELFDE HUIS WAAR HIJ HEM VORIG JAAR VOND, TOEN HET INCIDENT PLAATSVIIND. EN 'S AVONDS GAAT RADI NAAR MAHIR OM HEM TE ONTMOETEN. EN HET GESPREK BEGINT. DE ONTMOETING WORDT IN HET BEGIN GEKENMERKT DOOR EMOTIE, EN DAN DOOR DE PASSIE VAN VRAGEN.RADI VRAAGT: VERTEL ME WAT ER GEBEURDE, IN ALLE DETAILS... ALLES, ALLES! MAHIR: NA DE REIS KWAMEN WE AAN IN EEN MOOI LAND. GROEN. MAAR DE WIJKEN WAREN VERSCHILLEND. NIET ZOALS DE AANEENGESLOTEN WIJKEN HIER. IN DE EERSTE WEEK WASSEN ZE ME ELKE DAG, DROOGDEN ZE ME MET EEN APPARAAT DAT HETE LUCHT AFGAAF. EN ZE VERWIJDERDEN INSECTEN UIT MIJN HAAR. DAN SPROEIDEN ZE MIJN LICHAAM MET EEN STOF MET EEN AANLOKKELIJKE GEUR. MISSCHIEN WAS HET PARFUM OF EEN STOF OM INSECTENEIEREN TE DODEN. HET VOEDSEL WAS VREEMD, HET LEK OP BABYVOEDSEL. KROKANT. MAAR HET WAS VAN VLEES. GEEN KOU. GEEN MARTELING. GEEN ONTSNAPPING EN CONSTANTE VOORZICHTIGHEID. EN IEDEREEN SPEELT MET ME EN VERWENT ME. IN HUIS EN TUIN BEN IK VRIJ, EN IK LOOP ROND ZOALS IK WIL, EN IK SLAAP ZOALS IK WIL. EN ALS WE NAAR BUITEN GAAN, WORD IK VASTGEBONDEN MET EEN TOUW. HET HINDERT ME NIET, MAAR HET IS... TOEN ZWEEG HIJ. RADI: JE OGEN GLIMDEN VAN VERDRIET. WAT GEBEURT ER? VERTEL HET ME! WEES NIET BANG VOOR MIJ, RADI, WANT HET GAAT GOED MET ME. ECHT GOED. MAAR IK BEN VOLWASSEN GEWORDEN, EN IK DENK OP EEN ANDERE MANIER. RADI: DUS WAAROM BEN JE NIET BLIJ, MAHIR? MIS JE JE VRIJHEID? MAHIR: JA... ZEI MAHIR SNEL. RADI: ONTSNAP DAN, MAHIR! DIT IS JE KANS NU. IK ZAL JE HELPEN EN NU EEN UITWEG VOOR JE VINDEN. MAHIR: NEE, RADI. MIJN ONTSNAPPING IS NIET ZO MOEILIJK. IK KAN ONTSNAPPEN EN HEN VERLATEN WANNEER IK WIL. JE KUNT ZEGGEN DAT HET VASTZETTEN VAN MIJN VRIJHEID EEN VAN MIJN OPTIES IS GEWORDEN. HAH! VREEMD. NU MERK IK DAT IK HET RECHT HEB OM TE BESLISSEN OM ALS GEVANGENE TE LEVEN. EN IK HEB ERVOOR GEKOZEN OM ALS GEVANGENE TE LEVEN. RADI: VREEMD. WORD JE GOED GEVOED? MAHIR: HET VOEDSEL EN DE HOEVEELHEID WORDEN BEPAALD DOOR MIJN EIGENAAR, EN ZE ZIJN EERLIJK GEZEGD GIERIG. SOMS MOET IK EEN BEETJE BEDELEN OM VOEDSEL TE KRIJGEN.HUN BEGREP RADI IETS WAT DE EIGENAARS VAN MAHIR NIET WILDEN DAT HIJ VEEL ZOU ETEN, ZODAT HIJ NIET DIK ZOU WORDEN EN ZIEK ZOU WORDEN, OMDAT HET LEVEN IN HUIS, HOE HET OOK ZIJ, BEPERKT BLIJFT EN MINDER BEWEGING HEEFT DAN HET LEVEN OP STRAAT. MAAR HIJ WILDE MAHIR DIT NIET VERTELLEN EN HEM PIJN DOEN. HIJ BLEEF GEWOON GEFOCUST OP ZIJN GESPREK, EN LUISTERDE NAAR HEM, EN MAHIR WAS VERDIEPT IN ZIJN VERHAAL.BIJNA HETZELFDE VOEDSEL ELKE DAG. DIE KLEINE KROKANTE BALLETJES. IN HET BEGIN WAREN ZE HEERLIJK. MAAR NA EEN TIJDJE WERDEN ZE IETS OM VAN TE LEVEN EN NIET OM VAN TE GENIETEN. IK HERINNER ME DIE DAGEN DAT IK ZOCHT NAAR AFVAL. EEN DAG EEN BOT. EN EEN DAG RIJST. EN EEN DAG RAUWE KIP. EN EEN GELUKKIGE DAG MET EEN GEGRILDE KIP OF DE RESTEN ERVAN. IK HEB DIE PASSIE VERLOREN. IK MIS JOU. IK MIS HET VRIJ RENNEN DOOR DE STEEGJES EN DE RANDEN VAN DE BOSSEN. HET ACHTERVOLGEN VAN KATTEN, EN HET RACEN OP HET ZAND WANNEER ER NIEUW AFVAL NAAST DE CONTAINER WORDT GEGOOID. IK MIS VEEL DINGEN. MAAR IK MIS DE VERSCHRIKKELIJKE WINTERKOU NIET. EN OOK NIET HET SLAAN VAN MENSEN MET STOKKEN, STENEN EN ELEKTRISCHE KABELS. IK MIS HET GROEPSLEVEN NIET. DIE LELIJK BETEKENIS. EEN GROEP. HAH! EEN GROEP BESCHERMT JE ZODAT JE NIET ALLEEN BENT, ZODAT JE GEEN SLACHTOFFER WORDT VAN EEN GROEP DIE OP JE LEUNT, EN JE SLEEPT, BIJT EN VERSCHEURT, EN JE ADEM VERSTIKT DOOR AFWISSELEND TUSSEN HAAR LEDEN; TOTDAT JE DOOD NEERVALT, JE NEK EN ZIEL AAN HEN OVERGEEFT, EN JE NIET IN STAAT BENT OM WEERSTAND TE BIEDEN, EN JE IN DE OGEN VAN JE MOORDENAAR KIJKT EN HEM EEN LAATSTE BLIK GEEFT VOORDAT JE DE PRIK IN JE LICHAAM BEGINT TE VOELEN DOOR HET VERLIES VAN JE BLOED. EN HET ZICHT WORDT WAZIG MET DE TOENEMENDE PIJN IN JE LICHAAM. JE VOELT DE KOU TERWIJL HET MIDDAG IS IN DE ZOMER. DAN SLUIT JE JE OGEN GEDWONGEN, EN JE ZIEL WORDT JE AFGENOMEN EN OVERGEGEVEN AAN JE MOORDENAARS. IK HEB DIT NIET GEMIST. EN IK HEB HET NIET GEMIST OM EEN HOND TE ZIEN DIE VERGIFTIGD VOEDSEL HAD GEGETEN, EN DIE PIJNLIJK OP DE GROND VIEL, ZIJN BUIK SCHEURDE. ZIJN LICHAAM BEVERDE. ZIJN OGEN STAREN. SCHUIM KOMT UIT ZIJN MOND, EN HIJ BEGINT TE STIKKEN. ZIJN SPIEREN TREKKEN KRACHTIG SAMEN, EN DAN STIJGT ZIJN PIJNLIJKE ZIEL OP.IK HEB DE KOU NIET GEMIST. EN OOK NIET DIE NACHT DIE JE KENT, TOEN DIT GEZIN ME VOND. WAT IS HET NUT VAN MIJN VRIJHEID OP STRAAT? IS GEVANGENSCHAP NIET BETER? JA. IK BEN NIET MEER DIE VRIJE ZWERVER. MAAR IK BEN EEN VEILIGE SLAAF GEWORDEN, EN DAT IS GENOEG.Mahmoud Rahma

Mahmoud
18 0

Als personages eindelijk doen waarvoor ze geschreven zijn... (En hij deed er lang over)

(Stukje uit verhaaltje getiteld 'Nix', moment van grote opluchting voor mij want mijn 'held' had zich tot hier toe nogal afzijdig gehouden. Je zou toch denken dat wie het verhaal verzint, het voor het zeggen heeft :) Bij deze.) Cas lag, volledig aangekleed op zijn eigen brits met zijn bijl binnen handbereik. Hij verkeerde in een vreemde toestand van opperste alertheid en een roes tegelijk. Alles kwam hem scherp over. Hij spitste zijn oren.Herkende de voetstappen die zijn tent met grote passen naderende. Tabs. Cas veerde overeind. Hij had al post gevat naast William nog voor Tabs zijn aanwezigheid kon aankondigen. De tent zipte open, Eerste Hoger Officier in 't Veld Mauro Tabs liet de flap los. Het tentje trilde in de loeiharde wind. William ging met een lap tegen zijn lege oogkas gedrukt, overeind zitten. Er sloop een lepe grijns over Tabs gezicht toen hij Cas opmerkte. 'William staat onder mijn bescherming, meneer,' begon Cas op vriendelijke toon. 'Ter plaatse rust, soldaat, geen zorgen. Professor Liv zegt dat alles goed komt.' Beide soldaten ontspanden tegelijk. Cas voelde er weinig voor om het aan te stok te krijgen met Tabs, hij had hem min of meer trouw gezworen en Tabs droeg gehoorzaamheid hoog in het vaandel. 'Je krijgt de hoer terug.' De Officier zette een stap opzij. Nix stond, met zijn kleren in zijn handen geklemd, achter Tabs. Half in en half uit de tent. Cas opende zijn mond om de voor de hand liggende vraag te stellen. Nix hield zijn blik neergeslagen, van zijn gewoonlijke bravoure viel niets te bespeuren. Hij hield het bundeltje kleren beschermend voor zijn kruis. Cas verlegde zijn blik van Nix naar Tabs. De officier haalde zijn schouders op. Nix' lichaam vertoonde genoeg sporen van een bijzonder ruwe avond.  Ooit zou hij een keuze moeten maken, besefte Cas. Of tussenbeide komen of beslissen dat hij zich er niets van aantrok. Zo nadien eens polsen naar Nix' toestand proefde bitter en hypocriet. 'We vertrekken over vijf uur. Zorg dat jullie nog wat slaap krijgen, ik kan alle goede mannen gebruiken. En ik hoef zo'n afkeer niet meer te zien, soldaat.' Tabs keurde Cas, van de toppen van zijn schoenen tot hun ogen elkaar kruisten en wat Tabs zag, stond hem helemaal niet aan. De officier rechtte zijn schouders. 'Hij is een hoer, verdomme, niet één of andere hooggeboren snotaap. Ik doe met hem wat ik wil, wanneer ik het wil.' Tabs gaf Nix een klap op zijn achterwerk en met een wolfachtige grijns op zijn gezicht verdween hij. 'Hoe is William?' Nix schraapte zijn keel.  'Het komt wel goed.' William trok één wenkbrauw op, waar hij onmiddellijk spijt van had. Met een kreun van ellende ging hij opnieuw liggen. 'Echt, helemaal in orde,' wuifde hij verdere vragen weg.  'William heeft gelijk,' sprong Cas hem bij. 'Liv heeft er alle vertrouwen in. Weliswaar met één oog maar dat is overbrugbaar. We vinden wel een ooglapje dat hem beeldig staat. En jij?'  'Ken je dat gevoel dat iemand de grond onder je voeten wegslaat, keer op keer tot je eigenlijk niet meer weet of er nog wel zoiets bestaat als grond?' Nix woelde onrustig door zijn haren. Cas' mond viel open. 'Euh, nee, niet echt.' 'Juist, sorry. Het gaat prima, zoals gewoonlijk. Ik wil wel blijven kletsen maar ik moet een slaapplek zoeken. Ik ben moe en geen kans dat ze me met rust laten deze nacht. De officieren zijn nogal opgefokt.' Hij glimlachte zonder dat de lach zijn ogen bereikte.  'Je mag hier wel op de grond slapen, als je dat ziet zitten. Hoef je niet opnieuw naar buiten.' Cas knikte naar Nix' bed, waar William mottig lag te wezen. 'Sorry, ik hou William liever in de buurt, ik vertrouw Tabs helemaal niet.' Nix knikte gelaten, nam dankbaar een stel droge kleren aan van Cas en nestelde zich met een extra deken op de grond. Hij rolde zich op tot een bolletje. Hij huilde, besefte Cas tot zijn grote afgrijzen. Met grote ogen en een stijgend schuldgevoel lag hij te luisteren naar de gesmoorde snikken. 'Zeg iets!' gilde zijn innerlijk stem hem boos toe. 'Verzin iets zinvols, hij huilt! Wees een man en ga hem troosten!' Het koude zweet brak hem uit. 'Nix?' 'Laat me verdomme met rust, ik wil slapen,' snufte de jongen. 'Huil je?' 'Nee.' 'O, ik dacht...' 'Je dacht verkeerd. Hou je mond, Cas.' 'Juist.' Cas voelde er veel voor om gehoor te geven aan dat verzoek. Hij bekeek enkele minuten lang aandachtig het zeil boven zijn hoofd en hoopte dat de juiste, magische woorden er zouden verschijnen, liefst in neonletters zodat hij ze maar af te lezen had. Het zeil bleef donker. 'Ze hebben zich dus weer eens boertig gedragen,' stak Cas vol medeleven van wal in de hoop zijn geweten te sussen.' Wil je erover praten?' God, wat bezielde hem om DAT te zeggen, hij wilde er niets over weten! 'Ik praat niet over het werk,' kwam het betrapt en tot Cas' torenhoge opluchting. 'Ik ben het gewoon.' 'Daarom is het nog niet oké, Nix,' antwoordde Cas gemoedelijk, iets minder nerveus nu het gesprek niet dreigde uit te lopen op een pijnlijk verslag van wat Tabs met de jongen uitvrat.  'Wij hebben geen vakbond. Trek het je niet aan, het kan erger. Ik heb koud, dat is alles.' 'Euh, je mag wel bij mij slapen, als je wil.' Nix' ogen vlogen open, één en al wantrouwen. 'Ik wil niet,' zei hij kortaf. 'Ik lig hier prima.' Cas ritste zijn dikke slaapzak open en schoof wat op: 'Ik wil morgen niet aan Tabs uitleggen dat zijn favoriete hobby doodgevroren is op de vloer van mijn tent. Kom hier, Nix.' In het andere bed roerde William, het goede oog traande aan de lopende band maar het was zonneklaar dat hij, onder al die tranen, dreigend naar Cas loerde. Tot hun stomme verbazing bond Nix behoorlijk snel in, hij rammelde inderdaad van de kou.  'Schuif eens op, soldaat.' Cas herkende de eerste tekenen van Nix' onverschilligheid en ontspande, de jongen stond niet op het punt om hysterisch te worden. Het had wat voeten in de aarde maar na wat ongemakkelijk gefriemel en geschuif, lag Cas best comfortabel. Hij dimde het licht. 'Dat was toch geen verzoek voor seks, hé? Ten eerste heb ik er absoluut geen zin in en ten tweede, Tabs maakt je af als hij het ontdekt.' Nix lag tram op zijn rug, met zijn handen als een dode over zijn borst gevouwen. De achterdocht droop van zijn stem. 'Tabs maakt me niet af, hij vraagt hoogstens een bijdrage,' verzuchtte Cas. Tussen Nix' ogen kroop een diepe, bezorgde rimpel. 'Dat is geen antwoord op mijn vraag,' stelde hij droogjes vast. 'Ontspan, Nix. Ik blijf echt met mijn tengels van jouw schriele lijf. Je kwetst me, weet je dat?' probeerde Cas luchtig. 'Niet alle mannen zijn gevoelloze klootzakken.' 'Het spijt me van je tere gevoelens,' bromde Nix maar hij schikte zich toch iets makkelijker in bed. Ze lagen in stilte naast elkaar. Cas durfde nauwelijks ademhalen. De hoer kronkelde zich na een poosje slaperig uit het shirt. Hij nestelde zich tegen Cas aan, lepeltje lepeltje. De jongeman sjorde Cas' arm over zijn borst als een dekentje. 'Je houdt ze bij me weg deze nacht, ja toch?' ritselde Nix slaapdronken, nog niet bereid om Cas helemaal te vertrouwen. 'Tabs en de rest van de roedel, ik heb zo geen zin in een herhaling van deze avond. Zeker weten dat dit niet in mijn huurcontract staat.' 'Beloofd. En ja, je mag nog steeds mijn hand breken wanneer je denkt dat ik te handtastelijk word,' voegde hij er subtiel aan toe. 'Daar hou ik je aan.' Nix ontspande met een diepe zucht. 'Bedankt, ik voel me best veilig.' Hij gniffelde zachtjes en het bed trilde mee. Er viel een gemoedelijke stilte waarin Nix het waken ten slotte opgaf en in slaap sukkelde. 'Beschaam zijn vertrouwen niet, soldaat, of het mijne,' bromde William in de schemer. Cas herkende het onuitgesproken dreigement. 'Nooit, William, dat weet je. Ga ook maar slapen, ik waak wel over jullie allebei.' 'Mijn oog doet pijn, ik kan niet slapen.' 'Jouw oog kan geen pijn doen, het is weg.' Cas grinnikte, het was sterker dan hemzelf. Williams goede oog vlamde op, voordat hij glimlachte. 'Mijn oogkas dan. En Cas?' 'Hmmm?' 'Ik wil een lapje met sterren en planeten op. Glow in de dark, dat zou cool zijn.' 'Kan geregeld worden, denk ik. Ga slapen, maatje. Morgen wordt een lastige dag.' 'Ik red het wel.' 'Ik bedoel...' Cas wisselde over Nix' schouder een blik met zijn broeder. 'We moeten de officieren spreken, over Nix. Heb je gezien wat hij met die slinger deed?' 'Nee, Cas, ik had andere dingen aan mijn hoofd.' 'Hij weet zo'n ding goed te hanteren.' Cas overliep de beelden in zijn hoofd.  'Dus je geeft hem aan,' stelde William vast, overduidelijk teleurgesteld. 'Cas, hij vertrouwt je.' 'Ja, dat stoort me ook een beetje,' mompelde Cas.  Maar het was hem nu kraakhelder dat Nix precies wist wie er achter die aanvallen zat en waarom.  De jongeman roerde in zijn slaap, draaide zich om en kroop zo mogelijk nog dichter tegen Cas aan. Cas probeerde het vreemde gevoel dat zich roerde in zijn borst te negeren. Hij was soldaat, mensen beschermen kwam met de job. Het was een vanzelfsprekendheid, wist hij. De kleine lettertjes in zijn contract. Hij lag roerloos op de brits, bang dat de pootjes het zouden begeven onder het gewicht van de twee mannen als hij ook maar een scheet liet. Hij luisterde naar de fel opkomende wind, spitste zijn oren, alert voor de voetstappen van Tabs. Achter hem rommelden de stemmen van de soldaten op wacht. Cas overliep in gedachten zijn loopbaan. In zijn tweeëndertig levensjaren had niemand hem dat ooit gezegd.  Veiligheid was een groot compliment, dat doet iets met een man, vond hij.

De Donderklif
26 1

Afscheid

Ik dacht dat je terug zou komen… Ochtend - vroeg Ik kwam de trap af en liep de keuken in. Slaperig nog. Op de tafel bij het raam zag ik je favoriete mok, die met de gele tulpen die we kochten in zo’n protserige souvenirwinkel aan het station van Amsterdam - Centraal. Ze was nog half gevuld met koffie die kleine wolkjes dampte. Dat je nog niet lang weg kon zijn, bedacht ik. Misschien zat je gewoon op het toilet. Misschien was je aan het bellen in de tuin. Snel at ik een kom inspiratieloze cornflakes met melk, dronk een glas water. Ongewassen, zonder mijn tanden te poetsen en in jogging ging ik boodschappen doen. Na amper een halfuur was ik weer thuis.  Jij was er nog steeds niet. De koffie was intussen koud geworden. Ochtend – later Ik maakte me klaar om te gaan werken. De beker koffie liet ik staan, vlak naast de sanseveria. Het bruine randje in het witte porselein liet zien tot waar je voor jezelf had ingeschonken. Het palet van groen, geel, bruin en wit bood een troosteloos stilleven.  Middag Ik kon me niet concentreren, zag quasi elke minuut passeren op de klok van mijn laptop. Zou je al terug zijn? Vooravond Vroeger dan gewoonlijk vertrok ik van kantoor, wendde het excuus van hoofdpijn aan. Het huis was leeg. Avond Gedachteloos at ik een diepvriespizza op de bank. Iets in de stijl van Dr Oetker met vier kazen. De tv stond op stil. Mijn hersenen registreerden de bewegende beelden niet. Nog steeds hoopte ik dat je terug zou komen, dat je de deur zou openen en naast me zou komen zitten. Dat je mijn hand zou nemen. Dat we samen tv zouden kijken. Dat ik mijn hoofd op je schouder zou leggen. Dat we af en toe naar elkaar zouden glimlachen. Dat we vooral niet zouden praten. Ik hoefde geen uitleg. Nacht Slapen kon ik niet. Vooral voor mezelf deed ik alsof. Eigenlijk lag ik wezenloos naar het plafond te staren, maar dan met mijn ogen dicht.  Af en toe tastte ik naast me. Je lag er niet. Pas toen ik de kerkklok middernacht hoorde slaan, gaf ik het op. Ik realiseerde me dat het echt was. Je kwam nooit meer terug.

Melanie Huyghe
20 0

Polina

Elke woensdagnamiddag van dat warme voorjaar nam ik plaats naast Polly op de dubbele pianostoel en dan voelde ik de molligheid van haar blote armen tegen de spichtigheid van de mijne. Je zou misschien hebben verwacht dat zij degene was die links op de stoel zat en de diepe, begeleidende noten speelde, maar zo was het niet: zij speelde de melodie omdat haar vingers vlugger en expressiever waren dan de mijne. Vanuit mijn ooghoek zag ik Saligot onze vingers in de gaten houden. Sinds ik wist dat Polly de hoofdrol zou spelen, deed ik niet echt meer mijn best.We oefenden voor het zomeroptreden dat elk jaar eind juni plaatsvond. Voor het eerst zouden we een quatre-mains spelen. Omdat we maar met twee waren, vielen fouten harder op. Tijdens het samenspel de jaren daarvoor, op onze metallofoons, xylofoons en triangels, waren we met zes geweest. Dan maakte het minder uit wanneer je verkeerd sloeg.Maar Saligot wou met ons uitpakken, dat deden muziekleerkrachten graag, dus liet ze ons dat jaar elke woensdagnamiddag de trap bestijgen naar het hoogste en warmste lokaal van de muziekschool, waar we achter de ramen met enkel glas zicht hadden op de Sint-Rochuskerk en drie kwartier lang zij aan zij oefenden. Polly kende ik niet goed. Ze zat niet op mijn school en had een vreemd accent. De eerste keren dat we in de gang stonden te wachten tot Saligot ons binnenriep, zeiden we niets. Dat veranderde pas met het gezicht dat Polly trok toen Saligot weer eens teleurgesteld was in onze prestatie van die woensdag en zuchtend een metronoom uit haar schoudertas opdiepte. Terwijl Saligot voorovergebogen over haar schoudertas van bijeen genaaide lapjes stond, zag ik Polly scheelkijken en haar mond in een grimas trekken. Haar tong glipte even uit haar mond en ik zag hoe onverwacht wendbaar en spits die was, als van een kitten. Ik zag het maar even. Hij verdween meteen weer in haar mond terwijl haar blik de mijne ving. De rest van die les, terwijl mijn vingers zich plooiden en rekten volgens het ritme van Strauss’ Pizzicato Polka, was die tong ergens. Op nog geen meter van mij, in haar mondholte die waarschijnlijk ook mollig was, mollig en lauwwarm, en in mijn hoofd.  Een week voor we moesten optreden, was Saligot de wanhoop nabij. We speelden de noten, maar niet de muziek. Dat herhaalde ze telkens wanneer de eerste vijf maten gepasseerd waren. De metronoom tikte gewoon door terwijl zij met haar ogen rolde en het woord muziek uitsprak alsof alle toonaarden erin opgeborgen lagen. Metronoom, eerste vijf maten, Saligots ontreddering, metronoom. Zo ging het een kwartier lang, tot ze ons van de pianostoel liet rechtstaan en tegenover elkaar zette. Ik rook de Tubblegum waarop Polly had staan kauwen in de gang. Die zat nog in haar mond. Kijk naar elkaar, meisjes, kijk naar elkaar en leer de muziek voelen, de muziek zit in jullie, jullie moeten die samen naar boven halen – zo raaskalde Saligot een hele poos en al die tijd bleven Polly’s gespannen lippen naar me glimlachen en zag ik de spot uit haar geel gespikkelde ogen spatten. Spot en daaronder iets minder hoekigs. Ik dacht aan het kleine paal-octopusje dat ik twee zomers voordien had gevonden op een Spaans strand. Het was dood maar de plas zeewater waarin het dreef hield zijn armen in beweging, alle acht zijn armen, waardoor het nog leek te leven. Met mijn wijsvinger ging ik langs een van die kleine armpjes en ik voelde wel iets, ik voelde heel veel, maar het kon net zo goed het dunne waterstroompje zijn dat de hele tijd tussen mijn vinger en de aalgladde octopushuid gleed. Hij is dood, zei mijn vader wiens schaduw over de plas schoof, maar ik bleef met mijn vinger langs dat armpje gaan en dacht de hele tijd: het is het water, het is de octopus, het is het water, het is de octopus.Zo keek ik naar Polly.De rest van de les oefenden we enkel de eerste vijf maten terwijl we ons moesten voorstellen dat onze vier armen vastzaten aan één lichaam. Op het einde knikte Saligot; het kon nog goedkomen op voorwaarde dat we nog eens samen oefenden bij een van ons thuis.  Zo kwam het dat ik de zaterdag erop in de inkomhal stond van een rijhuis dat zonder context ook voor een bescheiden paleisje had kunnen doorgaan. De gevelsteen was wit gekalkt en er stonden slanke pilaren met protserige kapitelen aan weerszijden van de ingang. De deur zelf was een hoge houten poort van donkerbruin eikenhout, voorzien van sierstukken en een klein, glinsterend raampje bovenaan. Op de eerste verdieping zag ik een balustrade van gekruld smeedijzer. Binnenin leek alles van witgrijs marmer. Polly’s verrassend tengere moeder droeg een geborduurde jurk en had een bloemenkrans rond haar hoofd. Ze zei iets in een taal die ik niet verstond. Nadat ze het een paar keer herhaalde, hoorde ik dat het Nederlands was en dat het over een feest ging. Wist ze waarvoor ik kwam? Ik droeg hoegenaamd geen feestkledij. Even later kwam Polly, in een gelijkaardige jurk als haar moeder, maar dan zomerser. Ook zij had een bloemenkrans in haar haar, maar de bloemen waren gaan hangen.Ze waren Ivan Kupala aan het vieren, zei Polly. Ik zei dat ik Ivan niet kende, waarop ze lachte.Het feest van de zonnewende, zei ze. Ik knikte alsof ik het begreep. Ik volgde haar de trap op in een aanzwellend geruis dat van boven of buiten kwam. In een jurk zag Polly er nog ronder uit, zachter. Nergens zag ik botten, ze lagen te diep in de roomboter van haar bleke armen en benen.Op de overloop ging ze uit een openstaand raam leunen. Ik ging links van haar staan en legde mijn armen net als de hare in het kozijn. Vier armen, één lichaam. De tuin onder ons was versierd met groene linten waaraan bloemen en takken opgehangen waren. Ze liepen kriskras over de hoofden van de vrouwen en mannen die net als Polly en haar moeder felgekleurde, traditionele kledij droegen. In het midden zag je het pronkstuk van de tuin: een twee meter hoge kunstwaterval in een ondiep, groenblauw bassin waarrond fonkelende beeldjes van waternimfen en zeemeerminnen stonden die hun gezicht stuk voor stuk naar het klaterende water richtten. Dat water maakte zoveel kabaal dat het de muziek overstemde die uit de twee boxjes kwam die links en rechts achteraan de tuin opgehangen waren aan een lichtbrug. Zelfs het opgewonden gepraat van de feestgangers ging verloren in het geraas van de waterval.We bleven een tijdlang staan. Nu en dan zag ik vrouwen bloemen van hun krans plukken en die in het water gooien. Ook Polly maakte een bloem los van de krans in haar haar, meer dan wat verlepte blaadjes waren het eigenlijk niet, en mikte die naar het water, maar de wind ving ze en blies ze in de dakgoot. Ze had sinds we daar stonden, nog niets gezegd, maar ineens zei ze dat die bloem in de dakgoot Saligot was. Ik knikte. Iets anders kreeg ik precies niet gedaan. Ik vroeg me af wat we op die overloop deden, of de vleugelpiano die ze bij Saligot beweerde te hebben misschien op haar slaapkamer stond en waarom ze me precies op Ivans feest had uitgenodigd. Ik voelde me overtollig en dwong mezelf aan de octopus te denken, maar de siddering bleef uit. Eén van de mannen in de tuin, Ivan misschien, zag ons staan en begon te zwaaien. Polina, riep hij, Polina, en even dacht ik dat hij helemaal niet naar ons zwaaide maar naar iemand aan de andere kant van de tuin, maar Polly zette haar handen aan het mond en riep iets terug dat het water heel kort deed verstommen. Ze haalde haar handen van haar mond en legde haar armen terug in het kozijn waarbij haar elleboog mijn telefoonbotje aanstootte maar het enige waarin ik kon denken was het water dat beneden in Polina’s tuin nergens naartoe stroomde.  

Veerle Breemeersch
7 0