Zoeken

Het onlogisch dagboek van een tijdreiziger... (een romantisch niemendalletje)

De eerste dag van mijn verlof kondigt zich somber aan : de wolken zijn loodgrijze gevaartes aan de horizon, zwaar van de regen. Geen spoortje blauw te bekennen. De hele straat kleurt enkele tinten donkerder dan gewoonlijk dankzij de vele, vele regen. Ik manoeuvreer mijn fiets kortaf naar links als een autoportier open zwaait. De bestuurden kijkt me boos aan, ik moet maar leren uitkeken, blaft hij me toe als ik boos op mijn fietshelm tik en hem toeroep dat zulk gedrag de reden is waarom fietsers een helm dragen. Het lucht op. Maar niet helemaal. Ik ben zenuwachtig, een bijzonder onaangenaam nijpend gevoel in mijn onderbuik. De eerste regendruppels, de voorbode van de aangekondigde stortvlaag, laten niet lang op zich wachten. Voor mij, op het marktpleintje, slaat de kerktoren twee keer. Ik ben met opzet te laat. Ik parkeer mijn fiets in het rek, drop de helm in de fietszak en staar enkele seconden naar de kerktoren. Twee na twee. Hij zou er al moeten zijn, al tien minuten, volgens het schriftje. Ik ga de tearoom pas binnen als de wolkbreuk helemaal losbarst. Rondom mij slaken mensen verraste gilletjes, iedereen zet het op een spurtje, richting de tearooms die gouden zaken doen. Ik schuif mee naar binnen. Het is er warm en luid: vol foeterende mensen die hun beklag doen over het weer. 'Stap eens een beetje door, je blokkeert de ingang,' komt het vriendelijk van achter mij. Een oudere man, gehuld in een dikke winterjas en met zijn kletsnatte pet in zijn handen, glimlacht verontschuldigend. Ik maak, onder het mompelen van een vaag excuus, wat ruimte voor de uitgeregende gasten. Hij is er niet. Ik hoef niet eens twee keer te kijken: meerdere tafeltjes zijn bezet maar hij is er niet. Ik sta verloren in het midden van de tearoom en kies dan maar een tafeltje bij de bar, met zicht op de kerktoren en het station. Mijn hoofd vult zich langzaam met gruwelijkheden. Ik kan, ter plekke, vijftien redenen bedenken waarom hij niet is komen opdagen en geen één van die redenen is leuk. Hij is er niet. Dat is de enige volzin in mijn hoofd. Hij is hier niet. '... warme chocomelk, alsjeblieft,' antwoord ik automatisch op de vraag van ober, zonder ook maar op te kijken. Ik rommel in mijn handtas en gooi alle spullen één voor één op de tafel. Het echtpaar naast me kijkt me bevreemdend aan. Op de bodem van de tas, netjes ingepakt in een plastiek zakje, ligt een schriftje. De rug is drie centimeter dik, het boekje heeft een kaft van afgesleten leer. Het is gebonden, niet niet gelijmd. De hoekjes zijn afgrond door het jarenlange gebruik en sommige bladzijden zitten los, netjes op hun plek, maar los. Het heeft de regenbui goed doorstaan. Ik bedank het meisje dat plots naast me opduikt voor de chocomelk en slaag erin nu wel te glimlachen. Het boekje is mijn 'datingapp'. De enige manier om hem terug te vinden in de chaos van dagen, maanden, jaren en eeuwen. Er zit geen logica in, niets is op orde. Op iedere pagina waar mijn naam in voorkomt, kleeft een gele post-it. De deur gaat open. Ik kijk vol verwachting op. De dame bij de deur vangt mijn blik en ik krijg een stralende glimlach voordat ze plaatsneemt aan een andere tafel. Ik adem heel langzaam uit. Niet van plan te huilen in een overvolle tearoom, alleen aan een tafeltje... het vraagt enkele seconden van intense concentratie om de tranen terug te dringen. De klok slaat één keer. Half drie. Hij is hopeloos te laat. De knoop in mijn maag trekt zich nu definitief dicht: er is iets gebeurd. Het boekje ligt als bewijs op tafel: ik heb het maar open te slaan en te kijken. Als de brieven, notities en flauwe grapjes eerder stoppen dan gisteren, dan heeft hij het deze keer niet gehaald. Geen brieven meer die beginnen met 'Allerliefste Fien', niks. Als ik kijk, dan weet ik het. Ik roer als een neuroot in de chocomelk, de warme drank druipt over de randen tot op het bordje en nu krijg ik ronduit een boze blik van het echtpaar. Zo kliederen, op mijn leeftijd... Ik haal het boekje uit het zakje: hier blijven zitten om te wachten tot hij eventueel, al dan niet, misschien opduikt is belachelijk. Rondom mij wordt het stiller. Alsof de wereld zich samen met mij voorbereidt op de lege pagina's. Het is heet geworden in de ruimte, alle gesprekken worden gedempt door het beuken van het bloed in mijn oren. Als ik de kaft opensla, lacht een zomerse versie van mezelf me toe. De foto dateert van enkele maanden terug. Ik vond hem vorige zomer, in het hartje van Frankrijk. Het stond op pagina 205 van zijn dagboek: Dordogne. Tien minuten later boekte ik de trein en een hotelletje precies in het dorpje waar hij zijn notities maakte. Hij is altijd bijzonder keurig met de datum en de plek, ook al is al de rest van zijn brieven één vrolijke boel en onzin. Hij dook op, in een oud kerkje, met de hamer nog in zijn hand. 'Ik stond hier balken te kloppen voor die kerk,' was zijn begroeting. De andere toeristen keken wat vreemd op. Hij is er niet, hij is er wel... het heeft te maken met het licht en geluid, vermoed hij. Ik heb er geen theorie over. Het maakt ook niks uit, de eerste keer dat ik hem zag, dook hij pardoes op voor mijn fiets. Ik kegelde hem zo omver, kafferde hem uit maar dat had niet zo veel nut: hij zag er hopeloos verloren uit en keek met wazige blik naar de drukte om hem heen. Rechtstreeks uit 802 N.C, zo leerde ik drie uur later. En ik bood mijn excuses aan voor zijn gekneusde ellenboog, die hij aanvaardde, samen met een pak frietjes als compensatie. 'Mijn tijd', is zijn thuisbasis. Hij is hier geboren, deze jaren zijn zijn ankerplek. Hier duikt hij regelmatig op. Om dan voor dagen, weken of maanden te verdwijnen naar een plek op de tijdbalk. Vijf jaar geleden (voor mij, niet voor hem) vond ik een pakje in de post. Een dagboek, volgekrabbeld. Zo uit Noorwegen, waar hij, volgens het dagboek, precies 28 uur lang was geweest.  'Zoek me, ik schreef ieder moment met jou erin,' stond er op het bijhorende briefje. En dat doe ik. Altijd. Hij is de moeilijkst mogelijke date ooit. Ik moet hem terugvinden in de kribbels, de notities en de dagboekfragmenten en hopen dat we elkaar treffen. Of niet. '16 januari, 2025...' dat stond er eergisteren nog niet, gisteren wel. 'Thuis. Ik ben thuis. Zoek me, om half twee, in het oude dametjes café tegenover het station. Ik zie je daar! Tot straks! Dikke kussen en...O, bestel pannenkoeken voor mij, en chocomelk...' Ik ken de woorden intussen uit het hoofd. Zijn woorden. Ik nam de fiets. En hij is er niet. Hij is er niet! Ik hou mijn adem in en blader door het dagboek. De post-it hangt er nog steeds. '16 januari 2025...' De rest is leeg. Hij is gestopt met schrijven na het noteren van de dag. Ik giet mijn intussen sterk afgekoelde chocomelk in één keer naar binnen en staar door mijn tranen naar de lege pagina. Niks. 'Gaat het, meisje?' De vrouw naast me kijkt me vol medeleven aan. Ik snuf, veeg mijn neus af aan mijn mouw en knik. Maar ze let er niet op. Over haar brilglazen heen staart ze naar mijn boekje. Ik volg haar blik. '... de trein is te laat! Typisch!' Staat er in rode balpen. 'Geen plek om te zitten, hoe kan het ook anders. Ik hoop dat Fien dit leest voordat ze denkt dat ik er niet raak. Fien, ik wil nog steeds die warme choco! Ik kom eraan, ik sta in de trein, ik kom eraan...en...' Ik kruis de blik van de vrouw. Haar ogen, nog extra vergroot door haar brilglazen, puilen uit. Ik voel de lach borrelen. De deur waait open en een kille, natte wind drentelt door de warme ruimte, in het gezelschap van een luidruchtige bende doorweekte studenten. Ze mopperen. Ze bellen. Ze roepen in hun gsm naar hun ma dat ze aangekomen zijn en een lift verwachten. Hij valt op: in een doorweekt hemd, geen trui en geen schoenen, zo uit één of ander landelijk oord geplukt door de speling van het licht. Het water druipt van zijn haren. Zijn ogen, nog wat wazig van de trip, doorzoeken rustig de ruimte. 'Hé, pas op, man,' moppert één van de studenten. 'Désolé,' glimlacht hij. En de zon breekt door. Ik spring zo snel overeind dat mijn stoel op de grond klettert en mijn kop chocomelk van de tafel valt. Hij zet net op tijd zijn plunjezak neer. 'De trein was te laat,' fluistert hij, als ik eindelijk in zijn armen duik.    Einde.

Kat.
27 2

Verse worst met bildtstar en génépi

Een klassiek Vlaams streekgerecht met zelfgebakken broodjes, maar met dit recept wordt het net dat tikkeltje meer…   1 kg vastkokende aardappelen Breng een pot licht gezouten water aan de kook en laat de aardappelen 15 minuten garen. Niet langer, want je gaat ze daarna afbakken. Je kunt hiervoor elke soort vastkokende aardappelen gebruiken, maar probeer eens een rode bildtstar. Dat is een ras uit Friesland, een kruising tussen de vergeten – en misschien wel voorgoed verdwenen – soorten winda en saturna. Beetje melig, dus zeker niet langer dan een kwartier op het vuur. Niet schillen, de bloedrode huid van de bildtstar past perfect in dit gerecht. Groenten & kruiden Terwijl de aardappelen koken, loop je de tuin in. Ja, helemaal tot achteraan, tot aan het scheefgezakte hek tussen jouw tuin en het erf van de familie Leclercq. Op dit uur is er niemand thuis, wees gerust. Meneer is met zijn Jaguar naar de stad gereden, waar hij iets met financiën doet. Niemand weet eigenlijk wat, het zal wel louche zijn. Mevrouw is een uurtje geleden met haar Porsche cabrio weggereden. Naar haar personal trainer, je weet wel, waar ze zeer persoonlijk getraind wordt. Pluk in hun tuin wat er groeit: sla, tomaten, radijs, tijm, rozemarijn, venkel… Om het even, je maakt er wel iets van. 100 ml génépi (kruidenlikeur uit de Alpen) Die fles heb je toch nog? Maar waar? Wacht even met zoeken. Giet eerst de aardappelen af, laat uitlekken en afkoelen. De groenten en kruiden van Leclercq leg je in de koelkast.  Oké, de génépi dus. Zoete absint, zoals ze in de Alpen zeggen. Die is essentieel, en die zal je niet vinden in de Delhaize achter de kerk. Kijk in de drankkast, tussen de halfvolle flessen gin en whisky die daar al jaren staan. Geen génépi? Waar verstop jij jouw drank? In de berging, achter de blikken en melkkartons? Onder de gootsteen, toevallig bedekt met een oude vod? Wel wel… Zoveel zit er niet meer in. Hou genoeg over voor later, maar schenk jezelf nu al een klein glaasje in. Lekker hè? Tegelijk bitter en zoet, en zo groen als de bergweiden waar de alsemplant groeit. Geniet er van, je zal het nodig hebben. 500 g volkoren durum tarwegriesmeel 10 g zout 10 g instantgist 20 g zachte ongezouten roomboter 320 ml koud water Dit worden de broodjes voor de verse worst. Meng alle ingrediënten met ¾ van het water en kneed tot het begint te binden. Voeg de rest van het water toe en kneed. Met je handen, niet met een mixer of keukenrobot. Kneed, blijf kneden, voel hoe je handen en het deeg strijden. Leg je wil op aan dat stomme meel en die achterlijke gist. Kneed! Voel je hoe het zacht en elastisch wordt? Kneed tot er niets meer aan je handen plakt. Laat het los. Steek je hete, verkrampte handen onder de koude kraan. Leg de deegbal in een ingevette kom en bedek met een propere handdoek (niet die stoffige vod waaronder je de alcohol verstopte). Laat rijzen. Zet de afgekoelde aardappelen in de koelkast. Doe jas en laarzen aan. Ga nu zelf reizen. 1 kg varkensvlees (schouder of spek, liefst vetter vlees voor sappigheid) 200 g spek (extra vet voor smaak en textuur) Natuurlijke varkensdarmen (voor het vullen van de worst) Ga het huis uit, rechtsaf. Nee, niet met de auto, je maakt een streekgerecht, je doet alles met de hand en te voet. Loop de steenweg af tot aan het kapelletje van Sint-Antonius. Steek hier de straat over en volg het kasseipad dat lichtjes bergop gaat naar het woud. Je hebt je jas toch aan? Goed, want het wordt al donker en je weet hoe snel het afkoelt in deze tijd van het jaar. Wanneer je bij het woud bent, verlaat je het kasseipad. Je hebt er geen zin in, maar denk aan het recept, het gerecht. Het doel heiligt de middelen. Baan je een weg door het kreupelhout en de netels, verdwijn in de schaduwen van de eeuwenoude bomen. Verzamel eikels, pluk paddenstoelen. Blijf daar tot ook de rest van het woud donker wordt. Ruik de geuren van de aarde, proef het aroma van rottend hout en dieren… Dieren! Je weet waarom je hier bent, je weet wat je te doen staat. Verlaat, in diepe duisternis, het woud langs de noordzijde. Sluip naar de stallen van Zwijnen Jacobs, Uw Leverancier Van Vers En Biologisch Keurvlees. Glip binnen, maar vrees Etzel, de beer die nooit slaapt. Kleed je uit terwijl hij je besnuffelt. Voorzichtig, als een trage striptease, zodat Etzel weet: hier is geen gevaar, deze persoon is niet langer een mens maar een varken zoals hij. Kniel voor Etzel, wentel je in de modder, vergeet je naam. Wacht tot de beer je achterlaat, vuil en stinkend op de vloer. Nu komen de moeilijkste maar belangrijkste uren van het recept. Dit is het moment dat jij (en niemand anders!) het vlees gaat kiezen. Wriemel je lijf door de stal, verspreid je geur onder de slapende dieren zodat niemand verbaasd zal zijn bij het ontwaken. Geef je ogen de kost: wie ziet er het lekkerste, het malste, het vettigste uit? Je hebt haar meteen gezien, hè? Sieglinde. Zij zal het worden, denk je, ze ziet er heerlijk uit. Kruip naar haar toe, leg je op het zielige hoopje vochtig stro naast haar. Probeer wat te slapen. Droom. Open je ogen wanneer het eerste zonlicht je naakte huid verwarmt. Kijk naast je. Ligt Sieglinde er nog? Knort ze zacht in haar slaap, terwijl de ochtendbries het dons op haar gevlekte vel doet wiegen en met haar lange wimpers speelt? Ach, Sieglinde… Beheers je, maak haar nog niet wakker. Ze verdient haar slaap, haar laatste slaap, en jullie kunnen niet weg zolang Etzel voor de stalpoort patrouilleert. Wacht. Verroer je niet. Lijd in stilte. Houd Sieglinde tegen wanneer boer Jacobs de deuren opengooit en al zijn zwijnen, Etzel op kop, zich naar de trog haasten. Zeg ik heb iets beter en neem haar mee naar de hoek waar je kleren liggen. Haal de eikels en paddenstoelen uit je jaszak. Laat haar smullen uit je hand. Zie haar genieten. Vertel haar dat je meer hebt, dat ze je moet volgen naar het woud. Word opnieuw mens en lieg. Ontsnap terwijl boer Jacobs de trog vult en Etzel de andere varkens bijt en stampt om als eerste te kunnen vreten. Stort je in de dauw die als stoom boven de velden hangt. Kijk niet om. Kijk nooit meer om. Leid Sieglinde naar de open plek in het woud, waar ze eikels en paddenstoelen kan eten zoveel ze wil – denk aan de heerlijke smaak die dit zal geven – en laat haar snuffelen, nieuwe smaken ontdekken, misschien graaft ze wel een truffel op! Kalmeer haar als ze schrikt van de geluiden in het bos: het zingen van de vogels, het kraken van het hout, jouw mensenstem.  Wacht niet langer. Aai Sieglinde met alle echte en geveinsde liefde die je in je hebt en ga op pad. Niet de kasseiweg van gisteren maar recht door de velden, langs de deinende maïs en onder de zich openvouwende zonnebloemen. Dit is de kortste weg, je weet het, zo moet het. Wandel in één rechte lijn tot bij… tot bij… het… het abattoir. Op dit uur valt er wel iets te regelen met de laatste mannen van de nachtploeg. Vermijd de bruut Verhulst en ga op zoek naar Gombrowicz, de zwijgzame Pool die, zo zegt men en zo hoop jij, de dieren als tedere veerman over de Styx begeleidt. Geef hem de munten voor de overtocht en fluister, zodat Sieglinde het niet hoort: Traktuj ją delikatnie. Ga naar Secreto, de kroeg naast het slachthuis waar de weeë geur van vlees hangt. Bestel een sterke koffie bij Gracy aan de toog. Laat je ogen rusten in de pikzwarte drank terwijl je je handen aan de kop verwarmt. Schrik niet als de deurbel van het café klingelt, zo snel gaat het niet. Het is Verhulst, met onder zijn arm een stevig pak in rood-wit geruit vetpapier. Hij smijt het op de toog, en Gracy haalt brood en een mes tevoorschijn. Het verse rundergehakt smaakt heerlijk, je wil meer maar Verhulst en Gracy houden je tegen. Ze hebben de blik in je ogen gezien. De waanzin, de bloeddorst. Hier in Secreto zijn ze wel wat gewoon. Zak weg in een van de neplederen stoelen van Secreto, verteer de boterhammen en de koffie en denk na – of denk niet na. Laat het gebeuren. De ochtend vordert. Verhulst vertrekt. Gracy poetst glazen. Een blonde man in een overall loopt binnen, praat met Gracy. Je hoort Jacobs en vannacht. Dat is het verleden, je begint al te vergeten. Toch schrik je weer, als je telefoon gaat. Sms van Gombrowicz: 11.15 u, laadkade 7A. Het is voorbij. Afwerking worsten met knoflook, zout, peper, suiker, nootmuskaat en foelie Kom binnen, hang je jas aan de kapstok en sleep je naar de keuken. Stort het fijngemalen vlees en spek in een mengkom. Voeg de kruiden toe en meng alles goed. Besprenkel met drie eetlepels van de gifgroene génépi. Vul de darm met het gekruide vlees, zorg ervoor dat er geen luchtbellen ontstaan. Draai het in porties van 20 cm. Hang de gevulde worsten op een koele en goed geventileerde plek (bij voorkeur rond de 12-15°C) om te drogen. Afwerking broodjes Leg het deeg op een met bloem bestoven werkblad. Draai met je hand bolletjes met een diameter van 10 cm. Plaats alle broodjes op een met bakpapier beklede bakplaat en dek deze af met de handdoek van gisteren. Laat het deeg ongeveer een uur rijzen tot de broodjes in volume zijn verdubbeld.  Terwijl de worsten drogen en de broden rijzen, zou je kunnen beginnen aan de salade. Je zou ook iets anders kunnen doen: Facebook, Instagram, een aflevering van je favoriete serie op Netflix. Of niets. Helemaal niets. Zit op een stoel en kijk naar buiten. De zon die deze ochtend met de schaduwen van het woud speelde, is intussen verjaagd door laaghangende bewolking. Traag en grijs trekt de dag voorbij. Vergeet de broodjes niet. Na het rijzen snij je met een scherp mes een kruis in de broodjes. Plaats een schaal met heet water onderaan in de oven en zet de bakplaat met de broodjes daarboven. Bak ze 15-20 minuten op 220 °C tot ze goudbruin zijn en hol klinken als je op de onderkant klopt. Laat afkoelen. Voel hoe hol jezelf bent. Salade Leclercq Haal de groenten en kruiden uit de koelkast. Spoel grondig af, hak in grove stukken. Voeg olijfolie, limoen en honing toe. Breng op smaak met peper en zout. Prop deze heerlijke garnituur in de eerste plastic pot die je in de kast vindt en zet alles weer in de koelkast.  Doe je laarzen uit (dat had je al veel eerder moeten doen, straks moet je de vloer weer dweilen). Ga naar boven. Verduister de kamer met rolluiken, gordijnen, zonwering of wat je ook maar hebt. Je bent moe en wilt geen licht. Leg je neer op bed, rol je op in lakens en dekens. Sluit je ogen om even te rusten. Word wakker wanneer de dag grotendeels voorbij is. Presentatie Neem een douche, doe schone kleren aan. Kleed je maar een beetje op, het is feest! Daal de treden af, dieper en dieper, tot in de kelder. Je weet wel, de koele en goed geventileerde plek (bij voorkeur rond de 12-15°C). Kies één van de worsten. Dit moet je zelf doen. Er is geen goede keuze, volg je gevoel. Beslis snel en ren met de uitverkoren worst de trap op. Vergeet het licht niet uit te doen, of het blijft weer weken branden zoals vorige winter. Zet twee pannen op het vuur, voor de worst en de aardappelen. Bak beide in gezouten boter, voeg peper uit de molen toe. Draai regelmatig om. Wacht tot alle kleur uit de worst verdwijnt en de aardappelen bloedrood zijn. De schil van de bildtstarretjes moet glimmen van het vet. Dresseer een mooi bord, bv. dat wit-met-blauwe porselein uit de erfenis van je grootmoeder. Schik de sla op het bord alsof ze er nonchalant is opgesmeten; of smijt ze er gewoon nonchalant op. Snij een broodje door en leg hierin de druipende worst. Laat varkensvet, kruiden en alcohol in het kruim sijpelen. Vul het bord aan met enkel scheppen aardappels.   Smakelijk!

R.F.G. Vandenhoeck
0 2

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 5/10)

Ze zaten nog op hun knieën toen hij binnenkwam, of eigenlijk, krassend in ruimte en tijd zijn onverwachte intrede maakte.  Als volgende stap op het onbestemde spelbord. De onaangekondigde bezoeker, afkomstig uit het niets, gebruikte een stuk stoepkrijt, zo groot als een brood, om lijnen te trekken over vloeren en muren. Alsof hij een landkaart tekende van een nieuwe wereld. Zijn jas was een mengsel van kleuren zonder naam. Voeten aan de verkeerde schoenen, twijfelend aan de richting van vertrekken en aankomen. Zachtjes zingend naderde deze nieuwe pion. Een mistige handleiding op rijm: “Links van de trap ligt een vork in de tijd… …rechts van Hades een geheugen dat glijdt…” Lys en Mauro zaten terug recht, hun lichamen nog dichtbij, de handen los. “Wie is dit?” fluisterde Lys. “Misschien …een gids? Een waarschuwing? Een struikrover?” De man stopte. Keek op. Zijn ogen waren ramen waarvan het gordijn snel even opzij werd geschoven. Hij wees naar hen, stoepkrijt onder de arm. “Een van jullie is vergeten wie de ander niet is” zei hij “en wie dit onthoudt, die moet lopen!” Ze keken elkaar aan. Wat? Wie? Mauro stond op. Langzaam, alsof hij van elk gewricht, elke spier, toestemming nodig had. “Wat bedoelt u?” aarzelde Mauro. De man met het krijt glimlachte. Niet vriendelijk, niet gemeen. Zoals een steen glimlacht als de zon hem verwarmt. “Jullie hebben iets wakker gemaakt. Iets ouds. En nu verlangt het naar beweging.” Hij boog zich voorover, tekende een cirkel rond de cassettekoffer, en één rond Lys. Mauro stond net buiten de cirkels. De lucht zinderde, trilde. Een trilling enkel voelbaar met de linkerhelft van hun ribben. Lys keek op. “Mauro…ik denk misschien…dat we…iets moeten kiezen.” Voor Mauro kon antwoorden begon het stoepkrijt in de hand van de man te gloeien. Niet fel. Kalm als het begin van gloeiende kolen. Een voorgevoel van vuur. Er verscheen iets op een muur, in krijtletters die niemand had geschreven: “Wie samen zingt, zal samen zwijgen, tenzij één van beiden de stilte vergeet.” Mauro deed een stap naar voren. Dit was het moment dat de kleine vis, van papier gevouwen, die in zijn jaszak ronddobberde naar buiten sprong. Hij viel stil neer op de grond. Onbeweeglijk. Behalve zijn vin, die bewoog. Langzaam. Lys keek toe, glimlachte, niet uit geruststelling maar uit herkenning.  

Piet V.
2 0

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 4/10)

Toen streelde de zon een wolk rond zich heen. Geen dramatische onweerswolk, neen, een zacht grijs gewelfde plooi die zich bescheiden voorbij liet strelen. Onbelangrijk maar toch stiekem alles veranderend. Het licht verdween traag, als thee doe afkoelt. De schaduwen trokken zich terug in hun eigen contouren. Mauro en Lys stonden, stil, hand in hand, met de koffer zwijgzaam tussen hen in. Klaar om elk moment hun heldere kijk op de werkelijkheid te verliezen. Geen geluid was aanwezig. Zelfs de cassettes hielden hun adem in. Toen, alsof ze in een zelfde snelheid een identieke droom beleefden, bogen ze zich voorover, tegelijk. Niet in elkaars richting maar naar de grond. Ze knielden synchroon, zonder nadenken. Hun gewrichten volgend en vertrouwend. Mauro haalde langzaam een cassette uit de koffer, Lys scheurde een blaadje uit het dagboek in haar jaszak. De cassette vleide zich neer op de stoffige grond. Zij vouwde het papier tot een spiraal zonder begin en voegde het bij de cassette. Hun blikken zochten elkaar als sein om een samenzang te beginnen. Een lied zonder tekst, zonder melodie. Geluid dat leek op boomschors, handen die over oude muren glijden, een oude kater die besluit dat je mag blijven. De stemmen cirkeleden rond elkaar, soms elkaar zacht rakend. Dan weer uitéén vliegend als vogels die zich de gewenste vliegformatie niet meer herinneren. De onbestemde klanken trokken de zon vanachter de grijze veeg. Traag, zonder franje, geen fanfare. Gewoon, daar was ze opnieuw. Hun lied stropte, viel stil. De ademhaling gesynchroniseerd, de handen stoffig, de ogen glanzend. Tergend traag begon de cassette tussen het stof te spinnen. Rond en rond. Autonoom alsof ze zich herinnerde dat dat ooit belangrijk was geweest. Lys keek Mauro aan. “Wat was dat? Wat is dit?” Mauro haalde zijn schouders op :”Misschien…misschien een herinnering aan later?” Lys lachte, Mauro lachte. Een verlegen bescheiden lach. Een lach die niet naar buiten hoeft. De woorden waren even opgedroogd. Alles wat er te zeggen viel was voorbij. Het vage, gedeelde, spontane ritueel was gesmolten door het verse zonlicht.  

Piet V.
15 1

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 3/10)

Ze wisten allebei niet goed waarom ze de trap afliepen met de koffer vol zingende cassettes tussen hen in, maar ze wisten ook: we moeten het doen, dit.Misschien omdat er in de verte iets riep in een taal die leek op wind door een bos,misschien omdat het licht hen volgde, op een manier die te veel leek op een belofte. Het gebouw was vanbinnen schemerig, niet omdat het donker was,maar omdat het daglicht zich leek te verstoppen achter dingen die hun schaduw in nevelen optrokken: een gebroken spiegel, een verbleekte wereldbol, een aquarium zonder vissen maar vol dwarrelend stof. Ze kwamen aan in een kamer zonder plafond. De zon stond hoog en scheen recht naar binnen, alsof ze hen betrapt had op iets wat nog stond te gebeuren. “Ik denk dat we hier moeten zijn,” fluisterde Lys, hoewel fluisteren nergens voor nodig was. Het was stil. De stilte had de vorm van een balk. “Wat moeten we hier doen?” vroeg Mauro. Ze keken rond. In het midden van de zaal stond een verlegen tafel.Op de tafel lag een handschoen. Eén. Van geitenleer, of misschien van een oude gedachte. Lys liep ernaartoe: “Er stond niks in de brief” “Er was geen brief” keek Mauro haar aan. “Ah” glimlachte Lys terug. Ze nam de handschoen op alsof het een overleden vlinder was. Toen gebeurde het. Hun handen raakten elkaar, kort, bijna gedachteloos, maar met het gewicht van iets ouds. Er ging een soort schok door hen heen.Geen stroomstoot. Eerder een herinnering, aan water. Zoals een eerste duik op een bloedhete dag, vingers in een koude bergrivier. Ze trokken zich niet terug. Hun handen bleven elkaar even vasthouden, alsof ze samen iets droegen dat nog niet bestond. De zon morste licht, liet een druppel vallen op de vloer precies tussen hun voeten.De cassettebandjes in de koffer begonnen allemaal tegelijk te fluisteren. Niet verstaanbaar. Maar in canon. Mauro slikte.“Denk je dat dit... dat dit een opdracht is? Iets wat we moeten begrijpen?” Lys kneep zachtjes in zijn hand. “Misschien zijn wij de opdracht.”

Piet V.
18 1

De boottocht

                                                                                                      De boottocht.                            Op een mooie dag in augustus reed de bus van het vliegveld naar Saint-Tropez. Isaak, een jonge man met een intelligent gezicht keek met dromerige ogen naar het voorbijglijdende landschap. Hij was blij even weg te zijn uit het miezerige Holland. Zijn broer Dave had hem uitgenodigd voor een boottocht met zijn luxe jacht op de middellandse zee.      De bus hostess kwam vragen of hij iets wilde drinken. Hij keek in haar donkere ogen en werd onzeker, zoals hij dat altijd was in het bijzijn van vrouwen: ‘Geeft u mij maar een sinas,’ stamelde hij.      Geïrriteerd om zijn gedrag, pakte hij een boek uit zijn tas over blaasinstrumenten en ging lezen. Op het eindpunt in de haven stond zijn broer Dave hem op te wachten.      Na elkaar begroet te hebben zei Dave: ‘Kom kerel dan zal ik je mijn nieuwe jacht laten zien en je voorstellen aan de anderen.’      ‘Wat voor anderen?’, vroeg Isaak, ‘Ik dacht dat wij tweeën na lange tijd weer eens samen zouden zijn.’      ‘Welnee kerel, ik heb een paar leuke mensen aan boord. Dat is minder saai dan met z’n tweeën.’      Teleurgesteld liep Isaak met zijn broer mee.      Aan de kade wemelde het van jachten. De een nog luxer dan de ander. Dave wees naar een van de schepen en zei: ‘Dat is zij, de Lady Mary.’      Zij stapten aan boord en Dave riep luid: ‘We zijn er!’       Van de achterplecht kwamen twee vrouwen en een man naar hen toe.     ‘Isaak ik zal je eerst voorstellen aan mijn vriendin Anna.’      Een blonde mollige vrouw met een vriendelijk gezicht zei: ‘Hallo Isaak, leuk dat je er bent.’      ‘En dit is Madeleine, zij is een vriendin van Anna.’      Het was of de wereld om Isaak wegviel. Door de aanraking van haar hand stroomde een ongekende warme siddering door zijn lijf.                 In de verwarring bleef hij haar hand vasthouden tot zij hem glimlachend terug trok.     ‘En dit is Frank, een zakenrelatie van mij.’     Isaak zag een atletische man met een knap gezicht. Toen hij hem een hand gaf, kneep Frank er overdreven hard in. Isaak moest moeite doen om de pijn te verdoezelen.      ‘Kom Isaak, ik zal jou je hut wijzen,’ zei Dave.      Een uur later nadat hij zich had opgefrist, ging Isaak aan dek. Ze waren op zee. Dave stond aan het stuurwiel. De anderen lagen op het zonnedek onder een strakblauwe hemel. Anna riep: ‘Hallo Isaak, kom erbij.’      Hij keek onwennig om zich heen, struikelde bijna over een tafeltje en voegde zich bij het gezelschap.      Isaak keek afgunstig naar het gespierde lijf van Frank. Een vleug van jaloezie ging door hem heen, toen Frank de rug van Madeleine insmeerde met zonnebrandolie.      Dave had de boot stilgelegd en zei: ‘Jullie kunnen gaan zwemmen. Frank en ik gaan het waterfilter vervangen.’      De twee mannen verdwenen in het vooronder. Isaak besloot om een boek te halen. Toen hij wilde opstaan kwam Madeleine met een stoel naar hem toe en ging bij hem zitten.      ‘Hallo Isaak, ik wil met je praten. Dave vertelde mij dat je musicoloog bent. Jij en ik zijn in de verte collega´s. Ik ben pianiste.’      Isaak voelde zich verward maar ook blij nu zij zo dicht bij hem was. In gedachten zocht hij moeizaam naar woorden.      ‘Ja, ja,’ zei hij. ‘Maar wil je misschien wat drinken?’         Madeleine keek hem geamuseerd aan en zei: ‘Ik lust wel een jus d’orange.’      Isaak stond op en ging naar de bar in de salon. Toen hij met de drankjes naar buiten kwam, zag hij dat Frank, Madeleine bij haar arm vast hield en zij samen naar de railing liepen. Over haar schouder riep zij: ‘We praten nog wel.’ En sprongen samen lachend het water in.      Isaak voelde zich beroerd. Hij ging naar zijn hut, pakte een boek en probeerde te lezen. Maar steeds rezen beelden van Madeleine op, die over gingen in liefelijke dromerijen.     Er werd op de deur geklopt. Isaak schrok wakker. Hij hoorde de stem van Anna die zei: ‘Isaak, kom je?, Ik heb lekkere  hapjes gemaakt.’      Toen Isaak aan dek kwam riep Frank: ‘Hé Isaak, je staat toch. Kun je voor mij twee martini’s halen?’      Isaak kromp ineen. Een opstandig gevoel overviel hem. Hij, keek naar Frank, die al zijn aandacht aan Madeleine besteedde en liep naar de bar. Tijdens het inschenken van de martini’s parelde het zweet op zijn voorhoofd. ‘Waarom ben ik zo’n sukkel om voor loopjongen te spelen?’ Hij zuchtte en bracht de drankjes aan dek.     ‘Dank je wel Isaak,’ zei Frank. ‘Maar wat zie ik nou? Je hebt het ijs vergeten. Wat ben je toch een sufferd. De volgende keer beter hoor.’      Isaak keek naar Madeleine die met gefronste wenkbrauwen door een tijdschrift bladerde.      Direct na de avondmaaltijd ging Isaak naar zijn hut. Hij voelde zich belabberd en ging slapen. Na een paar uur werd hij wakker en ging aan dek. Zij lagen voor anker. Het was een prachtige sterrennacht. Tot zijn opluchting zag hij dat in alle hutten licht brandde. Gelukkig, dacht hij, zij is in haar eigen hut en niet bij hem.      De volgende morgen was het ander weer was geworden.      Isaak genoot van de steeds harder wordende wind. Nat van het buiswater liep hij naar de stuurhut waar Dave zijn handen vol had aan het roer.       ‘Isaak,’ zei hij, ‘je moet je gaan bekommeren om de anderen. Ze zijn in de salon, zeeziek.’     Naast Madeleine en Anna die wit weggetrokken op de bank zaten, lag Frank te kreunen van ellende: ‘O, wat voel ik me rot. Ik zie alles draaien.’      Op het moment dat Isaak binnen kwam, kotste frank zichzelf en het tapijt onder. Isaak hielp hem overeind en zei: ‘Ik breng hem naar zijn hut.’                                               Nadat Isaak Frank had uitgekleed en in bed gestopt, zocht hij schoonmaakspullen en ging de kots opruimen.     Rond het middaguur ging de storm liggen. De wolken verdwenen  en de zee werd rustig. Niet veel later was het prachtig weer. Na een paar uur begon Anna weer aan lekkere hapjes te denken. Had Madeleine haar gezonde kleur terug en verscheen Frank breed lachend met een martini in zijn hand op het zonnedek.       ‘Hallo iedereen, daar zijn we weer. Bij deze proost ik op onze herwonnen gezondheid.’       Grinnikend ging hij naast Madeleine zitten en probeerde met   charmante geestigheden haar aandacht te trekken. Al gauw merkte hij dat er iets veranderd was. Lachend verdoezelde hij zijn teleurstelling, richtte zich tot Isaak en zei sarcastisch: ‘Je was een rots in de branding. Een ware held. Maar hoe komt het dat zo’n mannetje als jij niet zeeziek wordt? Had je misschien wat tabletten tegen zeeziekte in je broekzak? Ha, ha, ha.’      Het werd doodstil in de salon. Iedereen keek naar Isaak die er met gebogen hoofd bij zat. Hij hoorde het geluid van zijn eigen adem en dacht wat moet ik hier nog. Isaak draaide zich om met de bedoeling om naar zijn hut te gaan, toen zijn blik die van Madeleine kruiste. Hij zag een flits van teleurstelling in haar ogen. Hij bleef haar aankijken maar zij draaide haar hoofd weg. Hij voelde dat als een afwijzing. Even wist hij niet wat te doen. Toen maakte zijn verlorenheid plaats voor een ongekende woede. Hij haalde diep adem en richtte zich tot Frank. Zijn ogen schoten vuur. Zacht, bijna mompelend begon hij te praten: ‘Wat ben jij een ondankbare klootzak. Als een kleine jongen heb je je door mij naar bed laten brengen. Je voelt je vernederd omdat je niet de macho kon uithangen en als een dweil in je kots lag!’      Isaak werd heftiger, sloeg met zijn hand op de tafel en schreeuwde: ‘Je bent een oppervlakkig stuk onbenul, een verwende sukkel!’      Frank keek om zich heen, maar zag dat hij van niemand steun kon verwachten. Hij stond op en beende woedend de salon uit.        Isaak ging zitten. Hij voelde zich wonderlijk goed. Zelfverzekerd keek hij Madeleine aan en zei: ‘Het spijt mij dat ik zo te keer ben gegaan.’      Haar ogen keken hem bewonderend aan.      Hij ging verder: ‘Madeleine na deze reis zal ik je waarschijnlijk nooit meer zien. Ik vond het heel fijn je te hebben leren kennen en…’      Zij onderbrak hem en zei: ‘Isaak, je hebt gelijk. Frank is veel te ver gegaan, je was geweldig.’        Ze sprong op van de bank, kuste hem op zijn voorhoofd en liep gehaast de salon uit.       Isaak keek haar na en schudde langzaam zijn hoofd: ‘Oh, hemel,’ zei hij. ‘Oh, hemel. Oh, lieve hemel.’                                 

Krasslanskyp0⁰
4 0

Caravaggio & Artemisia

De lege bank en het tafeltje. Dat maakt dat je rechtover mij komt zitten. Ik zit met mijn ogen en mijn gedachten in een roman over het leven van kunstenares Artemisia Gentileschi, en ik ben net aan de passage toe over het werk ‘Judith onthoofdt Holofernes’ van Caravaggio. Misschien heb je ooit het werk gezien? Een jonge vrouw heeft het bijna volledig afgesneden hoofd van Holofernes in haar hand, maar wat Artemisia opvalt in het schilderij is niet de gruwel van het tafereel. Nee, zij heeft enkel oog voor de tepels van Judith die zacht door het witte hemdje heen priemen. Denk je ook niet dat dit een metafoor is voor de wereld vandaag? Naïeve vergankelijke schoonheid die vluchtig het onbehagen van de realiteit wegmoffelt. Heel even moet ik denken aan mijn eigen borsten, hard gezwollen door de melk, maar ook week en zacht door het moederschap. Je schuifelt wat heen en weer, onze knieën komen zo op nog geen centimeter van elkaar te zitten. We zinderen, ik voel de kleine elektrische golfjes die tussen ons drijven. Ik kijk in het raam naar je gezicht dat verlicht wordt door het blauwe licht van je laptopscherm. We zitten op de trein naar Leuven, dus misschien ben je een docent. Voor een student lijk je me te oud. Je grijze haren, de zachte groeven in je gezicht. Je blauwgrijze ogen, waarbij je linkeroog iets meer dicht staat door je hangend ooglid. Ergens straal je een doordeweekse weemoed uit. We zijn in het midden van de week, maar in je ogen zijn we nog afgelopen weekend. Of enkele jaren terug in het zuiden van Frankrijk waar jij een glas rode wijn drinkt, en je afvraagt of het leven ooit nog anders zal worden. Dan zie ik dat je kort mijn blik zoekt, me ook aan het peilen bent net zoals ik jouw verhaal al aan het schrijven ben. In dat korte moment kunnen we plots niet meer ontkennen dat we vreemden voor elkaar zijn. Er verschuift iets, en ik kan niet stoppen met schetsen. Zoals Artemisia haar penseel gebruikt, zo creëer ik met woorden jouw personage dat plots een nieuw levenspad bewandelt. Ik kijk om me heen om mijn onrust te verbergen. Door zijn blik ben ik me plots bewust van de lijntjes in mijn gezicht die na de geboorte van mijn zoon dieper liggen. Mijn onopgemaakte gezicht dat de vermoeidheid van vele gebroken nachten verraadt. De trein raast door het landschap, en ik kijk hoe we de stad naderen. Het frisse groen wordt stilaan vervangen door grijze eentonigheid. De stem van de treinbegeleider, een krakende deus ex machina, verbreekt de betovering. Ik maak me los uit mijn pose en ik trek mijn jas aan. Even voelt het alsof ik naakt voor je zat en ik mijn kamerjas opnieuw over mijn schouders drapeer om jou verder te laten schetsen, enkele details die niet bij mijn lichaam horen toe te voegen. De realiteit die langzaam ombuigt tot fictie. Ik ken je niet maar heel even was je Caravaggio. En ik je Artemisia. Onze schetsen worden opgeborgen tot een volgende ontmoeting die er nooit meer zal komen. 

Jolien Van de Velde
21 2

Speaker's Corner II- Verbale Agressie en Intimidatie

Ik wil graag op mijn forum eens iets posten over een onderwerp waar praktisch iedereen subject van is: agressie in een of andere vorm dan ook (psychisch, fysiek of verbaal) en intimidatie.  Vandaag, 22/4/2025, was het eens voor de zoveelste keer raak. Een man met een zwaar agressie probleem dacht dat hij zich het recht kon toe eigenen om mij uit te kafferen voor paljas omdat ik per ongeluk tegen zijn kom soep stootte en hij zijn soep van de grond moest opkuisen en het volgens hem niet snel genoeg vooruit ging aan het buffet. Nu, wat betreft de soep, het is uiteraard een evidentie dat je het proper en netjes houdt maar het was zo'n kerel, zo'n patser van ' liever lui dan moe'. Laat een ander maar in mijn plaats werken. Dan dacht ik écht: ' verdomme gast ruim die soep op, dan doe je tenminste toch nog iets nuttig'.  Hoe het ook zij, plaats van gebeuren was het sociaal restaurant De Ruimtevaart in Leuven. Er komen niet alleen kansarme mensen, ook welgestelde mensen kunnen er hun lunch komen nuttigen. De Ruimtevaart wil een inclusieve plek zijn waar iedereen welkom is en waar iedereen in een veilige comfortabele setting zichzelf kan zijn.  Als iemand je uitmaakt, hoe kan je dan in een veilige comfortabele omgeving jezelf zijn? Niemand heeft het recht om een ander te dwingen, te intimideren, verbaal, psychisch of fysiek te kwetsen. NIEMAND. Ik weet en ik wist van mezelf dat ik dat huftertje verbaal van de wereld kon wegblazen, maar ik heb geen scène voor een vol restaurant gemaakt.  Ik heb het denk ik heel goed en heel sterk van mezelf opgelost. Ik ben naar de begeleiding toegestapt en heb hen ingelicht over het bewuste voorval.  Bovendien heb ik aangifte gedaan bij de politie. Met dit forum zou en wil ik iedereen sensibiliseren en aansporen om, als je subject bent van een of andere vorm van agressie ook, dit te melden bij een vertrouwenspersoon en aangifte te doen bij de politie. Er wordt zeker iets mee gedaan. Geloof me op mijn woord. 

Canniball
13 1

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 2)

Drie weken na het afschilferende bankje stond Lys op een trap die geen einde kende. Letterlijk. Ze was begonnen op de begane grond, op zoek naar een kop thee in een gebouw dat ooit een postkantoor was geweest, maar nu vooral dienstdeed als plek waar dingen verloren gingen: sjaals, gedachten, en af en toe een dinsdag. Halverwege de trap verloor ze haar evenwicht in haar hoofd en gedachten. Haar horloge sprong ineens naar 14u48 terwijl de klok op de muur 11u03 bleef volhouden. Ze keek omlaag. De vloer leek verder weg dan logisch. Ze zuchtte en besloot stil te blijven staan. Misschien zou de tijd vanzelf weer gelijk lopen met haar gedachten. En toen hoorde ze iets dat klonk als een elektrische tandenborstel in gevecht met een grasspriet. Mauro. Hij verscheen op de trap, drie treden onder haar, met een koffer vol cassettebandjes die op onverklaarbare wijze begonnen te zingen. Eentje floot het eerste deel van “La vie en rose” achterstevoren. Een andere spuugde ritmisch de naam “Persephone, Persephone, Persephone.” “Ben je ook je tijd kwijt?” vroeg hij, alsof dat een gebruikelijke openingszin was. “Ja,” zei Lys. “Ik geloof dat mijn onderarm in een andere tijdzone leeft.” Hij knikte. “Die van mij ook. Bovendien communiceert mijn agenda, sedert deze ochtend, in morsecode. Punt – streep – punt.” Ze gingen naast elkaar op de trap zitten, koffer tussen hen in.Een cassettebandje ontsnapte en stuiterde traag naar beneden. Mauro keek het na alsof het een besluit had genomen dat hij moest respecteren. Plots, zonder verklaring, begon het gebouw zachtjes te spinnen. Of misschien was het maar een gevoel. Gegrom van een lege muren. Lys pakte een appel uit haar tas. De appel had een gezichtje dat iemand erop getekend had, met potlood en onzekerheid. “Wil je de helft?” vroeg ze. Mauro schudde zijn hoofd. “Ik eet alleen fruit dat geen gevoelens uitstraalt.” Ze knikte begrijpend en legde de appel voorzichtig op een hogere trede, als een offer. “Ik heb je vis bewaard,” zei hij toen.“Wat?”“Van het boek. Die halve. Ik vond hem op het bankje, onder een melodie die zichzelf afspeelde zonder geluid.” Lys keek hem aan alsof hij net haar grootmoeder had geciteerd in een vergeten dialect. “En... leeft hij nog?” “Hij fluistert,” zei Mauro. “Maar enkel als je heel stil bent, en je hoofd een beetje scheef houdt.” Ze hield haar hoofd scheef. En heel even, héél even, leek de trap te ademen. Toen vielen ze allebei tegelijk naar boven, niet echt,maar op een manier die voelde alsof er plots iemand een nieuwe bladzijde begonin een boek dat ze dachten uitgelezen te hebben.

Piet V.
9 1

VOOR ALTIJD DE DUPE

VOOR ALTIJD DE DUPE Kortverhaal geschreven door Sonja Besseleers   Straks zou hij met enthousiasme aan zijn dierbaren vertellen hoe hij  er flink de pas in had gezet. Dat deze uitstap hem inderdaad heel veel deugd had gedaan.  Dat de nieuwe Mark was opgestaan.   Deze fysieke inspanning had hem daadwerkelijk zijn somberheid doen vergeten. Zijn liefde voor de natuur had voor de oplossing van zijn probleem gezorgd. Want ja,  deze depressie had hem heviger te pakken gehad dan hem lief was.  Hij was maar wat blij,  dat ze hem buiten een nieuw alarmsysteem ook nog deze trip cadeau hadden gedaan. Voortaan zou optimisme de boventoon voeren ten huize Meskes. Dat was het plan, zo zou hij het verwoorden.    Daarna hoopte hij van harte,  dat ze hem met rust zouden laten; zodat hij zijn gang kon gaan. Hij had immers nog veel te doen. Belangrijke zaken. Helaas,  eerst moest hij deze hindernis dus nemen.  Op dit eigenste moment kwam hij zichzelf tegen.  Verdikke!!  Torla, die Monte Perdido, weg ermee! Hij kon alleen tegen zichzelf vloeken.  Zijn dikke vingers klemden zich stevig rond de nieuw gekochte wandelstokken.  Het bloed bonsde in zijn zware hoofd. Hij ging nog meer naar voren leunen, het gewicht van zijn stevige lichaam aan de stokken toevertrouwend.  Kom op man ! Je hebt voor hetere vuren gestaan. Of niet soms?  Vuurden  zijn gedachten hem aan. Hij probeerde zich als het ware aan zijn stokken vooruit te trekken. De temperatuur bleef maar stijgen. Een dikke druppel hing aan het puntje van zijn neus. Er volgde er nog één. Hij liet het zweet van zijn tronie afglijden. Het ontbrak hem aan fut. Bovendien durfde hij zijn stokken niet te lossen op dit,  toch wel steile, weggetje. Breed genoeg om een mens door te laten, dat wel, maar toch. Aan de linkerzijde lonkte de diepte. Deze morgen was hij – de goede raad van de hospita in acht nemend -  voor het krieken van de dag was opgestaan.   Hij had er al spijt van, welke idioot had dit bedacht?  Het traject zou in zijn geheel zeven uur in beslag nemen. Dat had een passerende wandelaar hem verteld.  Wat zegt u?!! Hiervoor had hij niet bewust gekozen. Wist hij veel ?!  Helaas was hij al te ver gevorderd op deze tocht, zo werd hem uitgelegd. Op zijn stappen terugkeren was daarom geen optie meer.  Natuurlijk was het enigszins zijn eigen schuld geweest. In het geschenkpakket van zijn dierbaren had ook een wandelgids gezeten. Die had hij er uiteraard op moeten nalezen. Maar hij wou dit gebeuren zo vlug mogelijk achter de rug hebben. Zodat hij de draad van zijn leventje weer kon oppikken. Daar waar hij het gelaten had, voordat familie en vrienden vonden dat ze in de bres moesten springen. Gatver !!! Daar was hij weer met de ogen open ingetuimeld. Het zij zo.    Puffend waagde hij onzeker een blik naar voren. Tot zijn opluchting kwam de top langzamerhand in zicht. Eénmaal boven,  zou hij nogmaals een pauze nemen. Hij moest al denken aan het hard gekookt eitje en het blok kaas in zijn lunchpakket.  Het water kwam hem al in de mond.  Water, ja,  dat ook natuurlijk.  Voorovergebogen strompelde hij verder. De dekselse alpine schoenen van anderhalve kilo waren helemaal niet handig.     Zijn gedachten dwaalden af naar Diana, wat was zij was mooi, zacht en zo ontzettend lief geweest.  Zij had hem geholpen de pijn van Leyla’s liefdesverdriet te verwerken.  Hun tijd samen was geweldig.  Totdat er een nieuwe koelcel moest gekocht worden. De vertegenwoordiger was een gladjanus, die zijn lieve Diana binnen de kortste keren om zijn vinger gewonden had. Na een tijdje was het begonnen.  Ze had altijd kritiek op Marks schoenen en op alles wat hem betrof eigenlijk.    Zweet prikkelde zijn ogen en hij moest even stoppen om een zakdoek te pakken. Hij nam even de tijd om eens rond te kijken. Waar zouden nu die lammergieren zitten? Hij tastte in zijn rugzak naar zijn verrekijker. Nu hij hier toch was. Voorlopig kon hij niets bespeuren. Straks zou hij het nog eens proberen. Met een zucht hervatte hij zijn tocht, verlangend naar het einde van het pad.   Hij keek al uit naar morgen. De terugrit naar huis. Hij zou langs Lourdes rijden, dat lag op zijn weg. Eén overnachting daar, dan kon hij de grot bezoeken en er een wens doen.  Die wens zou natuurlijk verband houden met zijn zaak. De heropening ervan was voorzien binnen  10 dagen. Hij wou eerder al, na het wegvallen van Diana, een  doorstart maken met de beenhouwerij.  Daarvoor was toen een nieuw winkelmeisje aangenomen, maar na een tijdje hield die het voor bekeken. Het had hem verdrietig gemaakt. Haar naam was Sofie.  Feitelijk  hadden ze elkaar leren kennen via een speeddate. Achteraf  bekeken helemaal niks voor hem. MAAR zijn dierbaren hadden het geregeld en Mark, gedwee als hij was, ging hierin mee.  Na een tijdje merkte ook Sofie allerlei tekortkomingen op bij Mark en begon ze hem het bloed onder de nagels uit te pesten. Toegegeven,  als slager had hij vaak bloed onder de nagels, maar hij douchte elke avond zeer uitgebreid. Dus dat kon toch het probleem niet zijn?  Niettemin,  ook die lieve Sofie kwam dus weg te vallen.   Blazend zette hij zijn tocht verder. Hopende dat achter de top, de afdaling minder vermoeiend zou zijn.  Hij wist dat dalen ook zwaar en gevaarlijk kon zijn. Met veel werk voor de boeg, zoals het opruimen van de oude koelcel en de heropening van de winkel, was een val nu niet welkom.   Hij krabde zich met zijn dikke vingers door de borstelige wenkbrauw. Het was nu inderdaad geen goed moment voor een valpartij of zo. Er moest plaats gemaakt worden voor vers vlees in de nieuwe koelcel.   Een beetje maakte hij zich zorgen over de heropening. Als het ditmaal maar goed zou komen. Volgens hem had hij zich wel goed voorbereid. De beenhouwerij was helemaal opgefrist. Gans de boel had hij nieuw in de verf gezet. Hij vond een nieuwe leverancier van rundsvlees, eentje die in de beenhouwerijkringen hoog aangeschreven stond. Eén van zijn dierbaren had een prima winkelmeisje gezocht, dus op dat vlak zat het ook al weer goed.  Het moest een succes worden ditmaal.   Hier en daar gaven losse kiezels onder zijn gewicht mee, wat vaker gebeurde dan hij wilde. Het deed zijn hart telkens een slag overslaan. Hij wou geen blessures oplopen. Hij schuurde zijn handpalmen tegen enkele vooruitstekende rotspartijen, in een poging het evenwicht te behouden. Het bleek uitdagender te worden dan verwacht. En voor het eerst tijdens deze tocht ervoer hij een gevoel van angst. Stel dat ……Nee zo mocht hij niet denken. Morgen zou dit voorbij zijn.    Hij was opgelucht toen hij,  na die  barre tocht,  eindelijk in het pendelbusje richting de herberg zat. Tijdens de rit sprak hij geen woord met de andere toeristen. In feite zweeg iedereen. Het was een totale uitputtingsslag geweest. Dit zou hij nooit meer doen.  Na aankomst in het logement kreeg hij van vermoeidheid geen hap meer door de keel en besloot dan maar om meteen zijn bed op te zoeken.  Het werd een lange, zeer diepe slaap.  Daar zou hij later nog heel vaak naar verlangen.   De rit naar Lourdes voerde  hem doorheen een prachtig landschap. In deze regio van Frankrijk was hij eerder nog niet geweest. Hij werd er stil van, zó ontzettend mooi.  Zijn gedachten werden onderbroken door de weerkaatsing van de blauwige lichtflitsen  in zijn achteruitkijkspiegel. Dan schrok hij op door de luide beltoon van zijn iPhone, het was een nieuwe tune en werd er waarschijnlijk, voor de grap,  door zijn gulle schenkers opgezet.   Psycho Killer, qu'est-ce que c'est? fa fa fa fa fa fa fa fa fa far Better run run run run run away   Vlug drukt hij op de knop om het schelle geluid de mond te snoeren.  Waarop hij plots toegang kreeg tot de video/audio verificatie van zijn nieuwe alarm. Ja,  het systeem werkte voortreffelijk, dat moest gezegd.  In beeld zag hij het.  Ze hingen netjes op een rij.  Alvast drie van hen.  In zijn oude koelcel.  Met het mes in de keel.

Jennifer23
10 0

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 1)

Het was een bankje zoals alle andere bankjes in het park: houten latten, ijzeren poten, lichtgroene verf die op sommige plekken afbladderde als oude schaamte. En toch was dit het enige bankje waar Lys wou zitten. Niet omdat het beter zat, maar omdat het geluid maakte. Een zacht, ritmisch gekraak wanneer je ging zitten. Alsof het even moest nadenken voor het je toeliet. Ze zat er die namiddag met een oud dagboek op schoot. Niet van haar. De kaft was zwart, de bladzijden vergeeld en ruikbaar. Ze had al één vogel gevouwen, een roos die per ongeluk ontstond, en een halve vis waar ze nog geen verhaal voor had. Haar vingers dansten op het papier terwijl haar hoofd ergens anders was — waarschijnlijk in een herinnering die niet de hare was. Toen hoorde ze het. Eerst de voetstappen. Zacht, bedachtzaam. Dan de klik van een cassettespeler. En toen — flarden van geluid. Een trein die vertrekt. Een lepel die zacht tegen een kopje tikt. Een kind dat "waarom" vraagt, meerdere keren, steeds zachter. Ze keek op. Hij stond aan de overkant van het pad. Mauro. Hij hield een draagbare recorder in zijn hand, alsof het een breekbare gedachte was. Hij keek haar niet aan. Niet echt. Maar hij had haar wel gezien. Ze legde haar vis neer. "Jij neemt de werkelijkheid op, hè?" zei ze. Hij knikte, maar zei niets. Hij drukte op pauze. De wereld werd weer leeg. "Mag ik?" vroeg hij, en wees naar het bankje. "Het maakt geluid als je gaat zitten," waarschuwde ze. Hij glimlachte. "Ik weet het. Daarom juist." Hij ging zitten. Het bankje kreunde tevreden. Ze zwegen samen. Alsof ze allebei wisten dat woorden op dat moment iets zouden kapotmaken. Na een tijdje legde zij haar hand op het boek. Hij haalde een cassette uit zijn jaszak en gaf het haar. Geen etiket. Geen titel. "Ik heb iets opgenomen voor wie vouwt zonder reden," zei hij. Ze nam het aan alsof het breekbaar was. Alsof het iets ouds bevatte dat nog moest gebeuren. En toen — zomaar, zonder aankondiging — moest ze lachen. Voluit. Ze sloeg een hand voor haar mond. Hij lachte niet. Maar zijn ogen deden het wel. Alsof ze een geluid hoorden dat hij nog niet had opgenomen, maar wel al kende.

Piet V.
16 1