Zoeken

Oermollen en schele leguanen

  Als er dan een huis wil zijn voor ons. Het mag best klein zijn. Ruim genoeg om te omarmen. Kromme ramen door een blik vertekend tot een leefbaar niemendal en als ik ginds dan lig, in zwijm of bloemenbed, misschien jouw kloofjes voelen kan, dan hoop ik dat jouw huid traag scheuren mag. Ginds. Boven op een fundament dat wegzakken verdraagt, is er een tempeltje gebouwd. Het is voor reizigers, twee wezens die verhuizen willen naar een ander lichaam. Er is geen plan, de schatkaart is door dwergen opgevouwen, dichtgeplakt. Heel eenvoudig. Ik heb voor jou verpakt gedroogde vlinders, die ik heb gevonden in woestijnen van de eenzaamheid. De grap over oases aan de overkant, die heb ik nooit geloofd. Ik was al blij als er een maan het felle licht kon doven en veel zachter vuur kon zijn. Aarde, wortels en de bomen van het dak. Er is een wonde toegegroeid en langs een scheve trap ben ik weer in die zolder vol met tekeningen, schetsen van die oermollen geraakt. Ze kruipen overal, zo heb je ooit beweerd, ze maken gangen voor de adem van verleden tijd. Op de keukentafel lig je naakt, je hebt de inhoud van die potjes vol met gloed voorzichtig voor me uitgestrooid over het vel van bange dagen. Alsof ik proeven mag, op een stoel met warme pootjes naast je zitten, wagen kan, heel diep in je wonen wil. Lief nachtje lang, het is die overgang van weinig naar die overvloed. Niets was bedoeld, om zo te mogen zijn. Het rag werd ooit geweven door een blinde spin die dacht dat ik met vingers vissen kon gezeten in een plas, waarop jouw mugje dansen wou. Tot slot en als dat huisje ons dan vangen zou, zijn tuin het strelen van ons gras verdragen kan. Er moet een uitweg zijn. Vooral voor schele leguanen en die haan die slechts probeert. Het wakker worden is aan ons niet meer besteed, eenmaal die honger in de ochtend bijt.     uit de reeks 'Waanhoop'

Bernd Vanderbilt
4 0

Een draagdoek

Weet u welke dag het vandaag is? Naast zaterdag natuurlijk. Ik ga het u straks verklappen. Maar eerst iets over mijn voorval. Tijdens een spelletje padel voelde ik iets knappen in mijn linkerarm. Ik ben linkshandig moet u weten. Het zat niet goed. De radioloog in het ziekenhuis vertelde me dat ik aan een ramp was ontsnapt. Het drong eerst niet tot me door, want ik was in volle bewondering voor het feit dat hij op dat scherm überhaupt iets kon waarnemen. Het zag er eerder uit als een wolkenpartij op een grijze dag. Het bleken mijn armspieren te zijn. "Als het helemaal afscheurt heb je een serieuze operatie aan je been", zei hij nog. Ik kon de woorden 'aan mijn arm zeker' nog net inslikken. Het was niet om te lachen en de man heeft zoiets waarschijnlijk al vaak gehoord. Afwachtend op wat er nu staat te gebeuren moet ik de arm in een draagdoek laten rusten. En afwachtend op de officiële draagdoek stelde mijn vrouw voor om een sjaal van haar te gebruiken. Die moet achteraan wel samengehouden worden. Daar blijkt een clipje ideaal voor te zijn. U kent ze wel, de gekleurde klemmen van Ikea, geschikt om een geopende zak chips of M&M's dicht te houden. Of soepgroenten in de diepvries. En weet je wat straf is? Je gooit zo een klemmetje nooit weg, want als de chips opgepeuzeld is, leg je het clipje terug bij de anderen in de kast. Maar toch geraken ze ooit op en moet je een nieuw stel kopen. Goed gezien van die Zweden. Om terug te komen op vandaag. Laat het vandaag de internationale ‘Linkshandigendag’ zijn. Echt waar, jaarlijks op 13 augustus. Och, het is elke dag wat. Gelukkig ontwaar ik op de sjaal nog een beetje parfum van mijn vrouw. Het maakt het allemaal wat draaglijk.

Rudi Lavreysen
8 1

Strak plan

De achtergrondmuziek van Radio 2 probeert de wachttijd korter te doen lijken.  Samen met een gebrilde medemens, zit ik in de wachtzaal van de oogarts voor mijn jaarlijkse controle. De zwarte goedkope kuipstoelen uit kunststof hangen per drie aan een metalen onderstel. De andere gebrilde patiënt zit in de hoek op de volgende driezitter. Ik wemel en strek mijn rug. Een kussen zou hier wel op zijn plaats zijn. Wat een harde stoel! Op het lage tafeltje in het midden liggen kleurrijke tijdschriften en roddelboekjes met in het oog springende titels. De aanwezigheid van planten wordt hier niet getolereerd. De steriele look, een modetrend die nooit mode werd, wordt versterkt door het witte industriële licht van de tl-verlichting, waarvan één buis de geest schijnt te willen geven, door onregelmatig kortstondig te flikkeren. Synchroon met de gebrilde man, zuchten we en kijken we op onze horloge. Het is fijn om hier zo snel mogelijk weg te zijn. Verveeld, snuister ik door de boekjes met opvallende titels en tips.   ‘Nooit meer diëten!’ ‘Eet de regenboog! Strak de zomer in met het kleuren-eetplan! Welke kleur eet jij?’ ‘Bekende Vlaming, bekend van die ene film en andere bekende serie vertelt: Sinds ik deze afslankpillen neem, ben ik tientallen kilo’s verloren! Zonder enige inspanning!’ Rond het tijdschrift is een omslag met tegoedbonnen geniet, om de pillen te kopen met een flinke korting. ‘Sporten gaat vanzelf met deze handige oefeningen! Voor thuis, op je werk, overal!’ Naast de bonte titel pronkt een slanke, blakende dame in een stretch sportoutfit. Ze lacht en is duidelijk blij met het resultaat. Ik lees verder over turnoefeningen om thuis te doen en over een fruitdieet, volledig uitgeschreven om tot drie kilogram per week af te vallen. Elke dag één soort fruit met als start op de eerste dag enkel ananas op je bord. Enkel dag ananas? Ik geloof dat ik niet goed word. Ik voel me misselijk. Ben ik dan echt zo slecht bezig? Die afslankpillen op de voorlaatste bladzijde zien er aanlokkelijk uit. Zeker, als ik zo’n tegoedbon gebruik. Zucht! Ik heb nood aan een strak plan met structuur, doelen, discipline en geen gezeur. Ik zak achterover in de kuipstoel en sluit mijn ogen. Opeens hoor ik iemand mijn naam roepen: ‘Mevrouw Verdict? Mevrouw Verdict? U bent de volgende! Onderzoekskamer 2. Oei? Alles goed? U ziet zo bleek.'

Evelien Meulders
60 0

Zitten en knikken

Je vindt ze in de stad, in het bos of op de begraafplaats. Daar zet ik me wel eens op een bankje, vlakbij mijn ouders. Er staan oudere banken met een leuning, waarbij het zitgedeelte ietwat naar beneden helt. De nieuwe hebben enkel een horizontaal zitgedeelte en geen rugleuning. Soms moet je in het leven zelf naar houvast zoeken. In musea zijn ze breder, zodat je rug aan rug met een andere bezoeker kan zitten. Misschien heeft iemand interesse voor het kunstwerk aan de andere muur. Het zitgedeelte is vaak van een zachte stof, zodat je lang kan blijven zitten. In het Museum Mayer van den Bergh in Antwerpen staat al een bankje bij het binnenkomen. Of bij het buitengaan, dat is hoe je het bekijkt. Het museum ligt vlakbij het standbeeld van Willem Elsschot. Hij zit met een boek op een stoel en kijkt over het Mechelseplein, in de richting van het café ‘In den boer van Tienen’. Na het museumbezoek zaten we op dat bankje. Onze vriendin was nog in het museum. Het was iets na de middag. Altijd een kwaad moment. Onze pa deed na het middageten ook altijd een dutje. “Efkes knikken”, zei hij dan. Twee minuten later sliep hij. Het is bij mij niet anders. “Jij kan overal slapen”, zegt mijn vrouw als ik het moeilijk krijg. Maar meestal hoor ik dat niet meer, omdat ik al slaap. “Ge hebt serieus gesnurkt”, zei mijn vrouw. Overdreven wellicht, maar het zal een zicht geweest zijn, met dat hoofd dat alsmaar naar beneden dreigt te vallen. Alsof het losstaat, zoals bij een pop aan een touwtje in een poppenkast. De man aan de balie werd net afgewisseld door een collega. Ik zag hem naar mij wijzen. Ik hoorde niet wat hij vertelde, maar ik heb vriendelijk geknikt.

Rudi Lavreysen
15 1

onderhuids 3

Ik ben bang van lege kamers. Als ik er een zie, dan sluit ik me erin op. En dan wacht ik af.Ik las overlaatst een boek. Het ging over een generaal die een gevangen monnik martelde, om iets te weten te komen. Maar wat de generaal ook deed, de monnik gaf niet toe. Eenzaamheid. Stak een oog uit. Keek hem aan zonder iets te zeggen. Liet hem verhongeren. Maar hoe dan ook, hij geraakte niet bij hem binnen.  Uiteindelijk bedacht hij zich. De enige waar de monnik voor zou zwichten, was de generaal zelf. Toen stak hij zichzelf neer. Leegbloedend keek hij naar de monnik, maar die gaf geen kik. De mannen van de generaal begroeven hen toen samen op een heuvel. Niets willen is alles hebben, alles willen is niets hebben. Dat leerde ik eruit. Een ander verhaal ging over een man die een vrouw wou helpen die in panne was. Hij parkeerde zijn auto achter de hare. Ze stapte uit en zei dat ze op glasscherven was gereden.Terwijl ze beide wachtten op de takeldienst zeiden ze geen woord. Uiteindelijk gingen ze beiden hun eigen weg zonder ooit contact te hebben gemaakt. Daarna las ik een ander verhaal. Een dokter holde een leven lang achter het geluk aan.Aan het eind besefte ze dat ze altijd al gelukkig was. En ze stierf, ondanks alle spijt, tevreden. De dagen daarna las ik een verhaal over een schrijver. Gewoon een schrijver.Het laatste boek dat ik las ging over een man dat mee in de put sprong. Hij was, denk ik, bang om alleen te zijn.  Ik ben ook bang om alleen te zijn. Hoewel ik me vaak alleen voel, als het raam van een warm gezin. Zo lijkt de wereld door me heen te staren. Ik ben hier noch daar, ik kijk nog beleef. Maar ik zou zeker, heel zeker in de put springen om bij het meisje te kunnen zijn.

Stelselmatig
10 0

Voorwaardelijk

"Maar ge zegt het toch!", riep ik naar de beeldbuis. Mijn huisgenoten keken zelfs niet meer op. Ze herkennen die specifieke toon als ik mijn stem verhef naar iemand op tv. Bovendien zagen ze me al wijzend aan het tv-toestel zitten. Ook dat scheelt in de perceptie. Het roepen gebeurt als iemand het antwoord op een eenvoudige vraag niet kent. Of een politicus met enerzijds, anderzijds en tenslotte niets. Of - zoals in dit geval - iemand die alweer dezelfde zin uitspreekt. Een zin waar ik me al enige tijd aan erger. Een bijzin van slechts drie woorden: 'Ik zou zeggen'.  Ze gaan telkens een zin vooraf waarin ze het gegeven dat ze 'zouden zeggen' daadwerkelijk uitspreken. Laat me de man op tv citeren. U kent hem ongetwijfeld. Het is een Nederlandse hoofdpersoon uit een realityreeks (nou ja) waarin een koppel (nou ja) een kasteel koopt of pretendeert geen cent te hebben, terwijl ze voor hetzelfde programma vet betaald worden. Nou ja. U kan zich het beeld en de stem ongetwijfeld voor de geest halen. "Ik zou zeggen lieve mensen, laten we er een feestje van maken." Beste vriend, je zegt het toch. Dus die 'ik zou zeggen' is volkomen overbodig. 'Ik zou' is voorwaardelijke wijs, maar als je het uitspreekt is het niet meer 'voor waar', maar 'waar'. U moet er eens op letten. 'Ik zou zeggen' is alomtegenwoordig. Zeker bij het gesproken woord. Op tv, bij feestjes, in toespraken. Telkens als tussenzin. Beeld je in wat een tijd we (zouden) kunnen besparen. De receptie kan sneller starten. Het programma is sneller afgelopen. Ik zou zeggen: doen! "Ge kunt ook niet kijken", zei een stemmetje in mijn hoofd. Het laat regelmatig van zich horen. "Of schrijf het van u af." "Daar zegt ge zoiets", zei ik. Zo gezegd, zo gedaan.

Rudi Lavreysen
9 0

onderhuids 1

Een van de meest trieste dingen is, vind ik, alleen verhuizen. Bruin jurkje, bloemenpatronen. Naakte enkels. Ze vulde haar kleine sportwagen zoals ik blokken opruimde. Haar zetel raakte bijna het stuur. Bruine krullen voor haar groene ogen.'Waar ga je?' vroeg ik. 'Weg.''Waarom ga je weg?' vroeg ik.'Is het niet raar dat de dingen die belangrijk zijn, net zo vuil laat worden?'Ze streek met een vinger over het dak van haar auto. Liet haar zwarte wijsvinger dansen voor mijn ogen.Haar auto was inderdaad vuil, de velgen waren stoffig, de voorste zelfs zwart.'Vrijheid is kiezen voor chaos,' zei ze. 'En dat is ook kiezen voor alle onzekerheden en eenzaamheid.''Waarom? Waarom kies je dan voor al die dingen?' vroeg ik.Deze hele ontmoeting had iets magisch. Een zekere wortel van het lot dat even boven de grond stak om zich dat in de kern van de aarde te begraven. Een voorstukje uit een film.Ik had een paar jaar geleden ook zoiets meegemaakt. Deze vrouw liet me daaraan denken. Ik kwam terug van school, zette de fiets weg en stormde de trappen op. De boekentas bonkte op mijn rug, het lawaai galmde door de hal.Wat ik niet doorhad, eerst, is dat ik in al mijn enthousiasme een verdieping te hoog klom.De deur zwaaide open en de rugzak gleed van me af. Het viel me niet direct op maar het voelde allemaal net iets anders. Ik groette mijn ouders, ze keken star naar buiten. Er was een lege cribbe in de woonkamer, onder het raam. Ik vroeg hen waarom dat daar lag. Ze hielden elkaar vast, ze zeiden niets. Ik nam een koek uit de kast.In mijn kamer viel het me op hoe alles op een andere plaats lag. Mijn witte bed, witte kast en bureau. Een doos vol autotjes en een speelmat met een stratenplan. Ik haalde mijn schouders op en speelde op de mat met de autos.Een vreemd gevoel bekroop me, ik keek op. Aan de deur zag ik mezelf naar me kijken. Lijkbleek.Mijn hart sloeg over, als een oerkreet van miserie. Zwak. Trillerig. Ik keek de jongen aan. Toen wist ik wat ik voelde, ik hoorde hier niet thuis.In een panische toestand schoot ik langs hem heen en rende ik naar buiten.Ik was bijna bij mijn fiets toen ik mijn moeder zag. Mijn echte moeder.Mijn echte, bange, trillerige moeder. Ze vroeg me waar ik was geweest. Datzelfde gevoel had ik nu met de verhuizende vrouw. Die verlatenheid. De eenzaamheid van kartonnen dozen, wankel gestapeld op lederen zetels.'Soms wordt vrijheid je aangeboden, soms verworven,' zei ze. 'Je moet het altijd overwegen. Twijfelen als een pendule. Dat ben je op de juiste plek.'Mijn hoofd duizelde van zoveel uiteenlopende onderwerpen. Ze leek willekeurig haar ballast in de zee te gooien. Ik was het net dat haar schatten opviste. Ze sloot de deur en de motor zoemde.Ik keek haar zwijgend na tot ze rechts afsloeg bij de rotonde. In mijn hoofd stelde ik me voor dat ze voor altijd die rotonde nam. Als een goudvis in een kom. Die kom, stelde ik me voor,  zou ik altijd proper houden.

Stelselmatig
10 0

Krijm en zjiepkes

Soms begrijpen onze Nederlandse neefjes niet wat we zeggen. Het zijn trouwens hele neven, maar je kent dat: je blijft het verkleinwoord gebruiken. Zo wordt onze jongste zoon nog ooit aangeduid met 'onze klenne', terwijl hij boven iedereen uittorent. Correcter zou zijn als ikzelf word vermeld als 'onze klenne', wat ze trouwens met het nodige leedvermaak regelmatig doen. Maar terug naar onze neefjes. 'Wat zeg je ome Ruud?', vroeg de jongste van de twee toen ik hem vroeg of we 'ne krijm' gingen eten. Ik weet het. Ik besef dat ik af en toe waakzamer moet zijn met onze spreektaal, maar de woorden zijn sterker dan mezelf. Ze zitten er ingebakken zoals de aardappelschijfjes die te lang in de pan hebben gelegen. Je krijgt ze er moeilijk uit. 'Een ijsje', verbeterde ik mezelf. 'Ah, een ijsje', lachte hij. 'Crème kennen we ook, maar dat is iets anders.' Het lijkt soms een aflevering van FC De Kampioenen als we met elkaar spreken. Door de taalverschillen stapelen de misverstanden zich op. Maar het is altijd lachen. Behalve toen ik vroeg of hij een 'zjiepke' wilde. Hij keek me aan alsof ik hem een chemisch product ging voorschotelen. 'Een wat?' 'Och ja', zei ik. 'Dat kennen jullie niet.' Het was zoeken naar het correcte Nederlandse woord. Een snoepje is te ruim. Een gummy snoepje misschien? Al is dat ook een verzamelnaam. "Als ik in de winkel naar 'grün zjiepkes' vraag, begrijpen ze me ook niet meer", zei ik tegen mijn vrouw. "God weet waar sturen ze me naartoe." Onze pa en grootvader moesten het meegemaakt hebben, dat woorden als 'grün zjiepkes' niet meer zouden bestaan. Verdwijnen met de woorden meteen de 'grün zjiepkes'? Thuis stonden ze op de schouw. Misschien moet ik dat doen. Ze zichtbaar houden. Of waren dat van die bruine 'zjiepkes'?

Rudi Lavreysen
19 1