Zoeken

"Ik wil op een dag van iemand houden, zoals die vrouwen in reclames houden van hun yoghurt.", dat zei ik... 't meisje dat toen (nog) geen yoghurtmeisje was.

't Boek kaarten werd alweer door elkaar geschud en 'Patience' werd nóg maar eens gespeeld. Door mij dan, want mezelf bezighouden is de boodschap. En vooral de zenuwachtigheid onderdrukken (achteraf gebleken). Een Duvel werd nog eens ingeschonken: 'Doe mij er ook nog maar eentje'. Gevolgd door een actie van deze man die ik nu mijn lief mag noemen. Een actie die ik niet verwacht had en waar ik uiteraard een kortsluiting van in mijn hoofd kreeg: "Massive error in the brain". Néé dit mocht ik niet laten schieten, dus ik glimlachte maar deed niets anders dan kaarten leggen op de keukentafel, met de Duvel binnen handbereik. Met naast me de man, die ik toen nog niet mijn lief mocht noemen.5 voor 12 was het (in diverse interpretaties de waarheid), ten tijde van de corona-avondklok. Zijn spullen werden genomen en nog steeds met enige kortsluiting volgde ik zijn bewegingen tot aan de voordeur. Ik moest het er toch op wagen en met enig gevoel van moeiteloosheid landde dan toch datgene wat al enige tijd in de lucht hing. In mijn geromantiseerde herinneringen galmde het geluid van de 's-Gravenvoerense klokken door de Rue du Sacristain en werd het moment, stipt middernacht, abrupt verbroken om snel naar huis te gaan (voor hem dan, ik was thuis). Die man, die ik toen misschien nog net niet of net wel mijn lief mocht noemen.Dagen nadien gingen als een trein die te lang van de rails was geweest. Elk moment voelde nieuw en leuk en tof en spannend. But don't be fooled... dit hebben we natuurlijk al eerder meegemaakt. De veiligheidsriem werd goed vastgemaakt en met een argwanende 'engel' op mijn schouder volgde ik ieder moment.  Dit kan niet. Dit overkomt me niet. Er wordt te veel gelachen en er is te veel verliefdheid. Je weet wel, dat smoor zijn! Dit is te goed om waar te zijn en dit gaat 'm niet worden. Maar die man, die ik vanaf toen wél mijn lief mocht noemen, duwde alle weifeling bij me weg. Iedere keer opnieuw als mijn hand zijn hand raakte, en ik de dag mocht starten met hem aan 'mijn' keukentafel. De aarzeling gaf het op... 6 maanden later (binnen 3 nachten, but who's counting) en de twijfel is foetsie (of schuilt die om het hoekje?).Wat ik wil zeggen is dat die man, die ik nog steeds mijn lief mag noemen, 't dekseltje op mijn potteke is. Een hardwerkende toffe pee met gevoel voor humor, verdriet en begrip. En zoonlief? Die vindt hem leuk omdat hij een loods heeft, mét daarin een 'clark' (= heftruck voor de bouw-ondeskundige zoals ik).Ken je die vrouwen in yoghurtreclames, smoorverliefd op hun potje yoghurt? Nou... als je me zoekt... ik ben aan de yoghurt.

SilkeGeerts
20 0

Brief van een twijfelende vaccinbeslisser

De voorbije weken lag ik nachten wakker van coronavirussen, vaccins, tegenstrijdige, soms ontmoedigende nieuwsberichten over nieuwe virusvarianten, onvoldoende werkende vaccins...de lijst is eerlijk gezegd te lang om op te noemen. Ik was er bijna door begonnen te slaapwandelen maar gelukkig loopt het niet zo’n vaart. Mijn geest en lichaam roepen om rust, vragen mij tijd te nemen om de zaken opnieuw met een zekere afstand te bekijken.   De huidige sanitaire crisis, een nooit geziene pandemie (in mijn levensperiode althans), is bijzonder complex. Daarom geloof ik ook dat het antwoord (en/of oplossing) op deze crisis ook complex is.  Als voorbeeld daarvan de vele pogingen op deze aardbol om met allerlei plannen, oplossingen en strategieën voor een mogelijke uitkomst te zorgen. Eenduidigdheid ontbreekt omdat die simpelweg niet waargemaakt kan worden. Een crisisexit zal misschien nog niet meteen volledig helder en duidelijk zijn de komende maanden. Het is stapsgewijs versoepelen, verkennen, informatie onderzoeken, verspreiden. Maatregelen voorstellen, terugdraaien, aanpassen, opnieuw lanceren.  Bijgevolg blijven we in deze pandemie overspoeld worden door berichten, informatie, feiten van experten, politici en zovele anderen die deze crisis ook door hun eigen bril zien en in hun eigen context. Dat heet perceptie en het leeft in alle lagen van de wereldbevolking. Waarschijnlijk niet altijd met de slechtste bedoelingen, willen verschillende woordvoerders de complexiteit van deze crisis uitleggen, ze begrijpelijk en behapbaar maken. In een poging om mij die informatie eigen te maken en die complexiteit te omarmen, zag ik bij mezelf de stress alleen maar toenemen. Want ook mijn naaste omgeving voelt zich net zoals ik zo gegrepen door die crisis, van dichtbij of vanop afstand, en zoekt antwoorden. Samen proberen we eruit te komen, voor onszelf te zorgen, steun te geven en te vinden. Dat heet dan weer solidariteit, wat ik geweldig vind. Zo is er het drukgevoerde vaccindebat, tussen vrienden en familie. Meer nog dan angst voor een prik of de gevolgen ervan, voelde ik me de voorbije weken ontzettend slecht door de druk die op mij afkwam. Telkens als ik een beslissing had genomen (wel of niet), deden andere argumenten mij weer twijfelen. Beslist geen cadeau voor mezelf, de eeuwige twijfelaar!  De mensen die mij goed kennen, weten dat ik hoogsensitief ben. Je weet wel, dat soort persoon bij wie informatie blijft hangen, prikkels tot in den treure hun werk kunnen doen, zodanig dat mijn hoofd soms tolt, dat ik het ene moment op een gelukzalige kermismolen zit en het andere in een deprimerende bui beland. Dat vraagt dan weer “balans zoeken”, en is niet de gemakkelijkste opgave wanneer je hoogsensitief bent. Er is vooruitgang, maar ook nog werk aan de winkel! Wat ik ook leer tijdens deze crisis, is dat er 1 stem telt: de stem die van jou is en jou het gevoel geeft beslissingen te nemen die voor jou juist aanvoelen. Ik leerde argumenteren, mijn bezorgdheden oplijsten en delen met anderen. Desnoods eens mijn hart luchten via een veilig Facebookforum. Ik leerde dat er meer dan ooit wederzijds begrip nodig is, tussen mensen met andere meningen of bezorgdheden. En dat deze crisis ons wel kan verdelen – provaccin, antivaccin, voor of tegen coronamaatregelen – maar dat wij onszelf wel weer aan elkaar kunnen lijmen, door binnen die diverse meningen, bezorgd te blijven voor elkaar. Ik kan helaas in deze brief ook geen oplossing geven of zelfs mijn beslissing melden – de eeuwige twijfelaar! – maar ik voel me plots een paar kilo’s lichter. Misschien steek ik mensen een hart onder de riem; mensen die, net zoals ik, begrip willen voor hun beslissing en situatie, zich blijvend gesteund willen voelen of net zoals ik twijfels hebben. Omdat er zoveel informatie op ons afkomt, omdat deze crisis al meer dan 1 keer onze percepties op hun kop heeft gezet. Stay safe !

Maïté L.
14 1

’t Benul dat iedere dag er maar 1 keer is en daar heb je ’t verstand van een kind voor nodig en pasta pesto slierten.

𝗩𝗲𝗿𝗵𝗮𝗮𝗹 𝗼𝘃𝗲𝗿 '𝘁 𝗯𝗲𝗻𝘂𝗹 𝗱𝗮𝘁 𝗶𝗲𝗱𝗲𝗿𝗲 𝗱𝗮𝗴 𝗲𝗿 𝗺𝗮𝗮𝗿 𝟭 𝗸𝗲𝗲𝗿 𝗶𝘀 𝗲𝗻 𝗱𝗮𝘁 𝗱𝗼𝗼𝗱𝗴𝗮𝗮𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗺𝗲𝗻𝘀𝗲𝗻 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝗲𝗿𝗴 𝗶𝘀 𝘄𝗮𝗻𝘁 𝗲𝗿 𝘇𝗶𝗷𝗻 𝗻𝗼𝗴 𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝗲 𝗺𝗲𝗻𝘀𝗲𝗻 (𝗲𝗻 𝗱𝗮𝗮𝗿 𝗵𝗲𝗯 𝗷𝗲 '𝘁 𝘃𝗲𝗿𝘀𝘁𝗮𝗻𝗱 𝘃𝗮𝗻 𝗲𝗲𝗻 𝗯𝗶𝗷𝗻𝗮-𝟲-𝗷𝗮𝗿𝗶𝗴𝗲 𝘄𝗲𝗲𝗿 𝘃𝗼𝗼𝗿 𝗻𝗼𝗱𝗶𝗴 𝗲𝗻 𝗽𝗮𝘀𝘁𝗮 𝗽𝗲𝘀𝘁𝗼 𝘀𝗹𝗶𝗲𝗿𝘁𝗲𝗻).𝘌𝘯 '𝘯 𝘧𝘰𝘵𝘰 𝘷𝘢𝘯 𝘮𝘪𝘫𝘯 𝘻𝘶𝘴, 𝘻𝘰 𝘪𝘦𝘮𝘢𝘯𝘥 𝘥𝘪𝘦 𝘯𝘯𝘪𝘦𝘵 𝘰𝘶𝘥 𝘮𝘰𝘤𝘩𝘵 𝘨𝘦𝘸𝘰𝘳𝘥𝘦𝘯. 𝘔𝘢𝘢𝘳 𝘥𝘪𝘦 𝘸𝘦𝘭 𝘩𝘦𝘦𝘭 𝘨𝘰𝘦𝘥 𝘣𝘦𝘨𝘳𝘦𝘦𝘱 𝘥𝘢𝘵 𝘫𝘦 𝘷𝘢𝘯 𝘪𝘦𝘥𝘦𝘳𝘦 𝘥𝘢𝘨 𝘸𝘢𝘵 𝘮𝘰𝘦𝘴𝘵 𝘮𝘢𝘬𝘦𝘯... 𝘻𝘦𝘭𝘧𝘴 𝘸𝘢𝘯𝘯𝘦𝘦𝘳 𝘫𝘦 𝘮𝘦𝘵 𝘔𝘳. 𝘉𝘦𝘯𝘻 𝘪𝘯 𝘱𝘢𝘯𝘯𝘦 𝘷𝘢𝘭𝘵 𝘵𝘪𝘫𝘥𝘦𝘯𝘴 𝘦𝘦𝘯 𝘷𝘦𝘳𝘳𝘢𝘴𝘴𝘪𝘯𝘨𝘴𝘣𝘦𝘻𝘰𝘦𝘬 𝘢𝘢𝘯 𝘫𝘦 𝘷𝘢𝘥𝘦𝘳 𝘦𝘳𝘨𝘦𝘯𝘴 𝘪𝘯 𝘋𝘶𝘪𝘵𝘴𝘭𝘢𝘯𝘥 (𝘦𝘯 𝘫𝘦 𝘣𝘦𝘴𝘦𝘧𝘵 𝘥𝘢𝘵 𝘫𝘦 𝘨𝘦𝘦𝘯 𝘵𝘰𝘶𝘳𝘪𝘯𝘨 𝘸𝘦𝘨𝘦𝘯𝘩𝘶𝘭𝘱 𝘢𝘣𝘰𝘯𝘯𝘦𝘦 𝘣𝘦𝘯𝘵)."Waarom zijn jullie groter dan mij?", mijn zoon Julien aan de eettafel gisteren met een sliert pasta pesto uit zijn bek. Balancerend op één been, te groot voor de kinderkruk en te klein voor de grote-mensen-stoel... dus dan accepteer je als moeder het 'gehannes' aan tafel. "Omdat wij ouder zijn dan jou", wordt het snelle antwoord.Ik zie dat de uitdrukking in Julien zijn ogen nogal vragend lijkt dus ik vul aan. "Ja, ooit waren wij ook zo'n kindje zoals jij." Hij begrijpt het, lijkt het, dus ga ik verder "... en onze ouders waren ook kindjes ooit". Julien gooit zijn handen in de lucht (nét niet met de pasta pesto slierten). "oooh en dat gaat zo de hele aarde door en oude mensen gaan dan dood?". Ja, oude mensen gaan dan dood, en zieke mensen ook. En helaas soms ook mensen die er niet voor gekozen hebben, zoals door een autobotsing. Er wordt verder gegeten, half zittend op de stoel.Komiek... "Dat gaat zo de hele aarde door: geboren worden, je leven, nieuw leven geven, doodgaan". Ofwel.... we zijn allemaal een nieuw begin, en daarmee zijn we dus zelf in staat om iets nieuws op de wereld te zetten.De dag werd gisteren afgesloten met knuffelmomentjes met zoonlief en lieflief en de laatste minuten voor bedtijd met m'n zoon in m'n armen in een donkere kamer. En alsof hij mijn gedachtes kan lezen zegt hij de woorden "Maar mama is niet erg hé dat mensen doodgaan, want er zijn nog altijd heel veel andere mensen."We hollen maar door met nieuwe technologieën, met verlengen van ons leven, met forceren, met ongelukkig zijn of té gelukkig zijn. Met geloven en genieten, met onrust en depressie. We rennen al zeurend rond over onzekerheden en pronken over zekerheden. Als een kip zonder kop op zoek naar zoveel mogelijk ervaringen om in de rugzak te stoppen... We zijn netjes, misschien te netjes, in het omgaan met mensen die slecht voor ons zijn, want weet je 'opvoeding' en 'waardes & normen' enzo..En waar 't mij eigenlijk om gaat in dit vertelsel: iedere dag komt maar 1 keer, en daar is eigenlijk best wel goed over nagedacht.

SilkeGeerts
14 2

Euthanasie. En de bloemenvorming op haar huid

1 maart 2015 vs. 1 maart 2021. Bijna zes jaar geleden. Om stipt 15:00 op de eerste maart schreef ik op www.marijkegeerts.be de woorden: ‘Marijke… Men zussie… Voor altijd in mijn hart!’. Totaal niet wetende wat de toekomst me zes jaar later zou brengen en totaal niet beseffend – op dat moment – dat de woorden ‘voor altijd’ voor mij een andere betekenis hadden dan voor haar, m’n zus. Excuseer mijn onnavolgbare gedachtekronkel. ‘T is snel neergepend want het moet uit mijn systeem en af mijn schouders. Ik moet vertellen wat er op mijn hart ligt, elke twijfel, elke gemiste kans. Elke niet gestelde vraag. Die eerste maart tweeduizendvijftien. Onbeschrijflijk… Ik word wakker zoals een normale ochtend en ineens komt dat besef achter ’t hoekske kijken. Zoals Julien, mijn zoon, soms achter de deur staat om me te doen verschieten (ich shrik mich sjtief, zoals ze dat dan in Voeren zeggen – mijn huidige habitat na een leven van zoektochten en verplaatsingen). Dus dat besef komt om ’t hoekske loeren, niet zoals Julien om te lachen of te zwanzen; nee, ‘serious business’ dit! Zo’n besef waarvan de haren rechtop gaan staan. Zo’n besef waarvan je kippenvel krijgt. Het besef dat toen, die ochtend van 1 maart, luid en duidelijk zei “Vandaag is de dag dat Marijke de laatste keer haar ogen opent. Vandaag is de laatste dag dat je zus een nieuwe dag zal starten. Vandaag is de dag dat je een laatste keer met je zus kan babbelen.” En wat doe je dan, hartstikke zwanger op dat moment? Je gaat naar de bakker. Want het is zondag. En je ontbijt, want dat gebeurt nu eenmaal. Met een zachtgekookt eitje (4 minuten). En je bent stil, want het is een situatie waarin we ons niet thuis voelen. ‘Voor altijd…’ Ik zou een boek kunnen schrijven over de periode vóór en ná 1 maart 2015. Ik zou een hoofdstuk besteden aan 1 maart zelf. Zelfs na zes jaar voel ik nog exact hoe alles ging. Hoe we met het gezin buiten stonden bij Coda. Hoe we ieder om toer nog even op audiëntie bij Marijke mochten, niet wetende wat die laatste woorden waren tegen de ander. Zo’n beetje geforceerd was dat. Niet helemaal beseffen wat er gebeurde. Of ’t niet accepteren… Het niet wíllen accepteren misschien? Bij mij was het eerder ontkennen van de ernst van de situatie, daar ben ik goed in. Vooral als ik daarmee m’n eigen emoties de baas kan blijven. Dus ik heb dat moment niet met de volle 100% benul beleefd, dat is wat ik wil zeggen. En dat vind ik jammer. Nu, bedoel ik dan, niet toen. Want toen was het gewoon een gesprek zoals ervoor. Zoals die dagen ervoor. Marijke woonde in Coda hospice, in alle warmte van de lieve mensen daar. Coda: een ‘bijna thuis huis’ met een huiselijke warme sfeer. Ik wijk van de rode draad af, die rode draad die er niet is. Weet je nog? Dat andere verhaal? Ik wijk af. Het moet februari 2015 geweest zijn. Met de nichten en neef gingen we een hapje eten bij Danny Vanderhoven in Lanaken. Aan dé ‘chef’s table’ zaten we. Marijke ook. En een handgedraaide dame blanche voor Julie, mijn nicht. Ook 2 baby’s in de buik (niet in dezelfde buik), nog onbekend voor de rest, wel bekend voor Marijke – zo bleek achteraf! En daar ga ik weer van het padje af… Dus het was februari 2015, heerlijk eten en Marijke kwam die avond naar mijn toenmalige woonplaats in Margraten (NL). Marijke bij me in bed, zoals we dat vroeger deden. Ze voelde zich niet lekker de dag erna en werd met de auto naar huis gebracht zodat ze niet met de trein moest. Zou ze toen al geweten hebben dat dát de laatste autorit van Margraten naar Schoten was? Ik was er zelf niet mee bezig, ik kreeg een appje dat ze thuis was en dat haar chauffeur een Schotense koffiekoek voor me zou meenemen. Voor mij, dat hoopje ellende, dat toen met 3 koortsblazen, verstopte neus en migraine op de zetel lag. Met een berg papieren zakdoeken om me heen. “Laat je zakdoeken niet rondslingeren”, appte ze nog. Dus abrupt stond ik op om snel de zakdoeken in een soort van vuilbak te doen (een emmer die toevallig in de buurt stond). Het moet een paar dagen later geweest zijn dat ik bericht kreeg dat ze naar spoed was gebracht. De details zijn me altijd onbekend gebleven, beschermen van ‘het kleine zusje’? De pijn was te hevig en de weken nadien gingen razendsnel en tergend traag voorbij. Razendsnel omdat ik niet volgde wat er gebeurde. Tergend traag omdat ik niet wist wat er gebeurde, en dan word ik ongeduldig, nog steeds. En dat ervaar ik dan als hinderlijk. Zo denk ik erover als ik terugdenk aan toen. Volgende halte voor haar was Coda. “We naderen de eindhalte van dit traject. Gelieve de tram te verlaten.” Ik pakte mijn boeltje in Margraten en ging met een zwangere buik richting Schoten in Mr. Beetle. Logeerde dagenlang op het bedje in de kamer van Marijke. Ik werkte er vanaf mijn laptop, haalde koffie in het verplegingshuisje. Ik ging eens wandelen of ging naar Schoten. Hoe hard ik ook mijn best doe op dit moment, vroeg in de ochtend, het lukt me niet om de details boven water te halen. Rouwen is herinneringen anders leren vasthouden. Laten we ’t daarop houden. Dat moment dat ze nog een avond en nacht naar huis mocht. Daar denk ik nu aan. Vrienden over de vloer en pizza. De inhoud van de gesprekken zijn me ontgaan, wel is me de gezelligheid bijgebleven. Zou ze toen beseft hebben dat het de laatste keer was? Iedereen ging huiswaarts, de laatste keer dat ze de oprit van het huis waar Marijke woont afliepen terwijl Marijke er nog was. ‘s-Ochtends de laatste rit van Schoten naar Coda, voor haar. Die mooie jurk van King Louie aan de kast in haar kamer, de geurstokjes van Rituals op het kastje naast het bed. De bruine schoenen voor bij de jurk, die ze uiteindelijk niet heeft kunnen aandoen vanwege het opzwellen van de voeten. Dat laatste heeft ze nooit geweten. “Marijke, het einde komt in zicht, binnen een paar dagen zal je vertrekken.” De dokter. En met zo’n eenvoud werd zondag 1 maart geprikt. Alsof er simpelweg een afspraak werd gemaakt. Verontwaardigd was ik over de manier waarop met – een voor mij ogenschijnlijke – koelte de datum werd geprikt. “Zondag ok?”, “Ja prima”. Zo is het waarschijnlijk niet gegaan, zo is het wel bijgebleven. Het regelen van de begrafenis – op 7 maart – deed ze zelf, met een beetje hulp. Van muziek tot tekst. Tot locatie (parochiezaal naast de chiro). Marijke regelde het wel. Mijn omgeving, vrienden, kennissen die me wilden steunen; ik irriteerde me eraan, je weet wel hoe ik ben, toch? Laat me met rust en laad me met rust. “‘T is ok. Liever zo, dan dat ik een telefoontje krijg dat ze onder een auto is terechtgekomen.” Dat vertelde ik dan, en ook die zin heeft deze week een extra dimensie gekregen na het overlijden van Loes, een 7-jarige, in het Schotense verkeer. #voorloes. En dan nog een 2-jarige die zomaar het leven losliet zonder enige waarschuwing op het tuinterras bij zijn oma en opa. Baby James, ik ken je niet maar ik denk aan je. Dus voor mij, Silke, was het ok en is het nog steeds ok. Het was een oke-ige omstandigheid om zo mijn enige zus te moeten laten gaan. Mijn hand op haar arm, mijn papa naast me, mijn mama tegenover me, Johan erbij, Dorre, en anderen in gedachten. Teddy – voor mijn ongeboren zoon – onder haar arm. Een spuit en een diepe ademhaling, beetje snurkend. Ik weet nog dat ik daar even om moest glimlachen. Nog een spuit en een zucht. Stilte. Klaar. Finito. Gepiept. Schluss damit. Verleden tijd. En dan de bloemenvorming op haar huid. “Was het dat?” Dit wordt te lang hier en ik snak naar thee. Zit ik hier op mijn telefoon dit neer te tikken met tranen in de ogen. Zes jaar later. Julien heeft een logeerpartijtje met zijn schoolvriendje Yves. “Ik ben bang”, hoorde ik Julien zeggen. “Maar ik ben bij je, en ik kan karate!”, fluisterde Yves terug. En zo gaan de dagen gewoon verder. Hoe fucked up is dit? “Ik ben dood”, zegt de één. “Hoe kóm je er in godsnaam bij?”, zegt de ander. En hij gaat naast de één zitten, legt hem uit wat hij wél is, slaat zijn armen om hem heen, streelt hem, wiegt hem, slingert hem in het rond, valt met hem op de grond – schaterlachend, probeert zich los te wringen, schreeuwt… alles aan hem doet pijn. Want niets is zó ingewikkeld als niet dood zijn. Niet van mijn penTranen wegvegen. Een geforceerde glimlach. Klaar. Finito. Gepiept. Schluss damit. Verleden tijd. En de bloemenvorming op haar huid vereeuwigd in mijn gedachten.

SilkeGeerts
13 1

Hoe het gesteld is met mijn gezondheid

Ik geef toe, soms slaagt de twijfel nog eens toe. Maar echt aarden kan hij niet. Het is doorgedrongen dat ik mijn ervaringen en gevoelens niet circulair in vraag kan blijven stellen. Hoe afwijkend mijn conclusies ook mogen zijn ten opzichte van wat algemeen aangenomen wordt, op een gegeven moment moet ik er gewoon op voortbouwen en er consequent naar handelen. En zo bouw ik bijvoorbeeld voort op de stelling die zegt dat de oorsprong van de auto-immuunziekte die me negentien jaar geleden werd toegeschreven enkel en alleen psychisch van aard is. Daarmee bedoel ik dus dat er in wezen fysiek niets mis is met mij. Dat mijn fysieke klachten niets anders dan een uiting van mijn denkwereld, zelfbeeld en andere diep ingeprente overtuigingen zijn. De vele jaren van empirisch onderzoek en wijdvertakte ervaring omtrent dit onderwerp kan ik niet verloochenen. Dit is mijn realiteit, mijn waarheid. Ik schrijf mezelf alle verantwoordelijkheid toe. De hulp komt van binnenuit, er bestaat geen externe bron die mij zal genezen en die zal er ook nooit komen. Ik werd in het verleden wel meermaals opgelapt en ondersteund door medicijnen en behandelingen, maar echte verlossing ligt in mijn handen. Deze woorden vatten ongeveer de inhoud van mijn boek ‘Auto-Immuun: van ziekte naar inzicht’ samen. We zijn nu twee jaar verder sinds dat boek uitkwam. Wat is er veranderd? Ik ben verhuisd, heb al mijn bruggen opgeblazen en ben nooit gestopt met het gadeslaan en bewust programmeren van mijn innerlijke wereld. Ik heb mezelf nog beter leren kennen, valkuilen blootgelegd. De fysieke symptomen zijn er nog steeds, doch minder prominent, minder uitgesmeerd over mijn dagen. Terwijl ik voorheen vooral aan het overleven was, kan ik nu echt leven.   Er zijn echter van die momenten dat de ellende zich lijkt te herhalen. Angstvallig doemscenario’s werend vervloek ik dan mezelf. Ik wist op voorhand dat heling geen lineair proces is, maar het is verdomd frustrerend om bijna 2 decennia lang op dezelfde pijnpunten te botsen. Natuurlijk weet ik ook dat kwaad worden alleen maar meer zelfsabotage betekent. Want dat is wat deze ziekte werkelijk is: zelfsabotage. En dan moet ik mezelf weer tot de orde roepen en eraan herinneren dat zulke uitspraken te hard zijn. Ik zou zachter kunnen zijn naar mezelf toe, want eigenliefde is het ultieme medicijn. Dat weet ik nu wel zeker. Sinds kort ga ik weer bij een psychotherapeut, voor die hardheid jegens mezelf. Ik geef dat deel van mezelf daar een gestalte en ga ermee in dialoog. Ik heb het gevoel over een moeizaam vergaarde handleiding te beschikken en wil therapie aanwenden om deze constructief naar de praktijk te vertalen. Ik weet bijvoorbeeld dat een gevoel van tekortschieten aan de basis van de ziekte ligt. Het is complexer dan het klinkt. Ik voel mij vaak niet goed genoeg waardoor ik mezelf dwing om meer en beter te presteren. Het leek vanzelfsprekend om te zoeken naar de oorsprong van deze overtuiging, maar ik heb vastgesteld dat dit er eigenlijk niet toe doet. Weten waarom ik ziek geworden ben, staat niet gelijk aan weten hoe ik mezelf kan genezen. Het antwoord ligt eerder in zelfobservatie zonder oordeel en het maken van bewuste keuzes. Bij elke keuze die ik maak, vraag ik me af of deze wel liefdevol is naar mezelf toe. Of ik mezelf niet onder druk zet en handel naar wat mijn gevoel ingeeft. Want de diep verankerde ideeën over het personage dat ik neerzet, vormen de voedingsbodem van mijn gezondheid. In de conventionele behandelingen die de medische wereld aanbiedt, ben ik mijn vertrouwen verloren. Alle trucs die ze uit hun mouw konden schudden, heb ik vruchteloos tot mij genomen. Ik vond het ziekenhuis sowieso al een ellendige plek, maar met de hele pandemie hetze is het alleen maar erger geworden. Het voelt soms beangstigend om te beseffen dat ik nergens naartoe kan, dat alle noodlijnen uitgeput zijn.  Maar ik sta er niet alleen voor. Ik ben omringd door mensen die in mij geloven. De relaties die ik aanga dienen mijn zelfrespect en eigenliefde te weerspiegelen, iets waar ik steeds scherper op toezie.

KarolienDeman
50 1

Foxy Foxtrot

Na een wandeling in een dorp dat niet het onze is, belanden we op een terras. Vooral om van mijn gezeur af te zijn. In de laatste kilometer heb ik tien keer gezegd dat ik dorst heb. Nadat de kastelein onze drankjes heeft geserveerd, houdt hij halt bij de man aan de tafel naast ons. 'Heb je het gehoord van José?', fluistert hij. "Speelden jullie ooit Chinees fluisteren?", vraag ik aan mijn vrouw. "De eerste fluisterde een zin in het oor van de tweede en zo ging het de hele klas door. De laatste zin was altijd anders." "Dat ken ik", zegt mijn vrouw. "Zo gaat het ook met geroddel. Als een gerucht rondgaat, wordt het alsmaar erger. Al heb ik nooit geweten waarom het spel ‘Chinees fluisteren’ noemt.” "Dat weet ik ook niet. Ik was als klein manneke gek op het liedje Foxy Foxtrot van Nico Haak. Mijn meter hield er ook van. Dan zongen we het samen en deed ik allerlei gekke danspasjes." "Je had het over Chinees fluisteren", zegt mijn vrouw. "Juist, ik mocht een keer beginnen met het spel en ik fluisterde een zin uit dat liedje. 'Oh Foxy Foxtrot met je elastieken benen.' De meester deed ook mee. Hij zat laatste. Weet je wat de voorlaatste hem in het oor fluisterde? 'Fons heeft drie plastieken tenen.' Geweldig toch." “Ken je trouwens het laatste stukje van Foxy Foxtrot? Wacht, ik zing het even.” “Doe maar niet”, zegt mijn vrouw. Ik zing het stilletjes. ‘Ik hoop nog één ding te beleven: dat ik de honderd nog eens haal. Dan zal het dansen van zo'n foxtrot niet zo een-twee-drie meer gaan. Maar dan dans ik wel een Engels walsje met mijn eigen Sjaan.’ “Nico Haak”, zegt de cafébaas, die me toch hoorde zingen. “Zo maken ze niet meer”.

Rudi Lavreysen
11 1

Bewust zijn van het bewustzijn

Mijn lief vertelt mij over de eerste keer dat hij bewust werd van zijn bewustzijn. Hij herinnert zich alle details van een vluchtig moment dat als peutertje zoveel indruk op hem maakte. Spelend met een rode auto op een groene vloer viel hem plots het besef binnen dat hij een observerende entiteit was. Ik heb gelijkaardige herinneringen uit mijn kindertijd. Of het de eerste keer was, dat weet ik niet, maar ik zie mezelf nog naast de buffetkast staan, mij er opeens over verwonderend dat ik alles vanuit één specifiek kader bekijk. Mij afvragend of anderen net hetzelfde ervaren. Aan de hoogte van de kast maak ik op dat ik ongeveer zes moet geweest zijn. Het zijn zeer korte, haast magische momenten, die plotse invallen van puur bewustzijn. Schaars in aantal en meestal geheel onverwacht. Het is niet gemakkelijk om woorden te vinden voor zulke gewaarwording. Je zou het kunnen omschrijven als ontwaken. Plots ben je je er haarscherp van bewust dat je bewust bent. Zonder oordeel of identiteit, enkel de observator die beseft dat hij observeert. Je hebt natuurlijk ook dat brein dat alles probeert te begrijpen, waardoor de magie vervaagt op het moment dat je erover begint na te denken. Dat bewustzijn voelt als iets waardevol en uniek. Als kind fantaseerde ik dat ik uitverkoren was om door een raampje naar het leven te kijken, vermomd als een klein meisje. En dat het universum met mij meekeek. Het was dus van belang dat ik alles heel precies documenteerde. Ik beeldde mij ook in dat alles en iedereen niet meer dan decor was om mij een totale ervaring te kunnen geven. Ik zocht naar foutjes die verrieden dat mijn hele leven een poppenkast was. Het was dan ook heerlijk om vele jaren later de film The Truman Show te ontdekken. Het spreekt voor zich dat het menselijk is om vragen te stellen over de aard van het bewustzijn en de relatie tot de externe wereld. Denken over het bewustzijn, is uiteraard iets anders dan bewust zijn van het bewustzijn. Al leidt het ene wel gauw tot het andere. Die wakkere staat van zijn, waarbij het fundamentele proces van het ervaren zuiver op de voorgrond treedt, kan getraind worden. Dit is waar meditatie om draait. Maar het bewust streven naar een bepaalde toestand tijdens meditatie wil wel eens averechts werken. Het is alsof het bewust zijn van het bewustzijn erom vraagt om ongewild plaats te vinden. Op een onbewaakt moment, verstild en onthecht van het narratief van de realiteit.   De verwondering en het bevreemdend gevoel dat zo’n intense bewustzijnservaring oproept, heeft de neiging om snel op te lossen. Eenmaal weer diep ingegraven in de dagelijkse beslommeringen wordt het perspectief nauwer. Pal in het centrum van ons menszijn, waar we vergeten dat we meer zijn dan een door prikkels gedreven sociaal wezen met een identiteit en zelfbeeld, daar is het moeilijk bewust te blijven. Onder de dikke lagen van gedachten, gewoontes en bezigheden registreert het bewustzijn echter alles. Bewustzijn is nooit afwezig, we zijn er alleen niet altijd bewust van. Ik zou het begrijpen als u dit relaas als raaskallerij interpreteert, alleen al omdat er geen collectieve consensus bestaat voor de term bewustzijn. Desalniettemin vind ik het een uiterst boeiend onderwerp dat uitdaagt om gevat te worden in woorden. Een gevoel van sterk tekort schieten, primeert bij het overlezen van deze tekst. Taal is een beperkt middel als het gaat over het omschrijven van mystieke ervaringen. Dat weerhoudt mij niet om het te blijven proberen. https://www.karoliendeman.com/blog/2021/5/11/bewust-zijn-van-het-bewustzijn

KarolienDeman
9 0

Oude bazen en nieuwe haarkleuren

Misschien moest ik mijn haar maar eens blond verven, of bruin, of acajou. Ik ben er nog niet helemaal uit, maar mijn oude baas is er de oorzaak van dat ik dit heb overwogen. Kijk, aan het eind van je job, rest alleen nog de teruggave van al die leuke, extralegale voordelen; je laptop, je treinkaart, je badge met gratis parking in de stations… Je steekt het met pijn in het hart allemaal in je rugzakje dat je bij je aanwerving cadeau kreeg, samen met je hoop, je verwachtingen én je uiteindelijke desillusie omdat je droomjob toch niet je droomjob bleek te zijn. “Spijtig dat het zo gelopen is,” probeerde mijn oude baas me nog te troosten, toen ik hem bijna ritueel dat rugzakje overhandigde: “Je hebt gedaan wat je kon, maar…” er viel een korte, enigszins geladen stilte: “Laten we eerlijk zijn, nieuwe dingen aanleren gaat niet meer zo makkelijk voor mensen met onze haarkleur.” En zo werd ik er voor het eerst in mijn professionele leven mee geconfronteerd dat ik niet meer van de jongsten ben. Maar… als alleen je haarkleur dat verraadt, kan je daar nog iets aan doen, toch? Ach… misschien had die grijsaard wel een punt. Terugblikkend moet ik toegeven dat mijn jongere collega-cursisten als een sneltrein door de opleiding Traffic Control raasden, terwijl er bij mij toch eerder sprake was van een moeizaam voorthobbelend boemeltje, met alle gevolgen van dien. Terug op het perron voelde ik me verwant met het opgekalefaterde stoptreintje dat me weer naar huis bracht; te jong om uit te bollen, te oud om zich te kunnen meten met al die flitsende hogesnelheidstreinen. Daar kan geen likje verf iets aan verhelpen. Ik laat mijn haar maar zoals het is.

Paul Dewilde
0 0

Woelige dagen

Soms wordt het woelig. De impuls om te vluchten onderdrukkend, probeer ik de kluwen aan emoties, gevoelens en gedachten te ontleden. Het is hier nu bij mij, deze warrigheid, het doet zich voor en vraagt om aandacht. In de vorm van pijn of iets anders dat ik vervelend kan noemen. Ik kijk ernaar en weet dat als ik me ervoor afkeer, ik alles in rafels achter mij mee trek. Het blijft sowieso hangen, mij volgend. Wachtend op een ander ongeschikt moment. Alle mogelijke handvaten en ander gereedschap ligt op tafel. Het lijkt nooit genoeg. Woorden, technieken, stiltes, … Dit vraagt om aandacht, dus moet ik er iets mee doen, toch? Of laat ik beter alle acties achterwege, stilstaand, zodat de storm langs mij heen kan razen, de geseling bewust voelend. Erop vertrouwend dat de sporen die ze nalaat mij alleen maar mooier maken. Ik schipper tussen reageren en laten zijn. Tussen veranderen en aanvaarden. Sluit het ene het andere uit? Alles gadeslaand met een blik die toelaat en liefheeft, maar de felle wind doet mijn ogen tranen. Want ik ben menselijk en zit vol gaten. Mijn weefsel is zacht en weerloos. Mijn kwetsbaarheid en onvoorspelbaar verval omhult mijn goddelijkheid, als een op maat gemaakt kostuum. Ja ik weet het wel; het hier en nu dat mijn bestaan omkadert is slechts een mogelijkheid. Wat niet wegneemt dat ik deze vol overgave vervul. Alleen ultieme liefde kan deze snijdende tegenstellingen baren, daar zij niets wil uitsluiten. Elke handeling krijgt bewegingsvrijheid, elke gedachte gehoor. Aangedreven door een wil banen we ons een weg doorheen het leven. Soms botsend, sputterend en twijfelend. Misschien krijgen we wel dingen naar ons hoofd geslingerd als we voor een authentieke weg kiezen of even blijven stilstaan. De lieve bomen, waar ik me zo graag mee omring, zijn een grote bron van inspiratie. Ze nodigen me uit om mee te wiegen en te buigen. Ik mag zelfs breken, want ook in stukjes ben ik nog evenveel waard. Staand in aanvaarding, daar waar het zaad zich goed voelde om te schieten, belichamen ze de berusting waarin ik wil huizen. Het ruisen van hun kruinen is de geruststellende ondertoon waarop ik mijn wiebelachtige gedachten laat varen. De vibratie van alles dat gebeurt, gewoon omdat het kan. Zonder oordeel. Steeds met het vrijblijvend potentieel om iets toe te voegen.

KarolienDeman
41 1

Slaapniegoenie

Halfdrie 's nachts probeer je nog eens de andere kant van het kussen uit. Dat voelt al evenveel als slapeloosheid aan. Sinds je om elf uur het bed in kroop zag je middernacht en kwart voor twee ook al flikkeren. Of je alles daartussen hebt geslapen is niet duidelijk, wel dat dit zeer vervelend is. Voor slaapproblemen geldt zowel figuurlijk als letterlijk: je gaat ermee slapen en je staat ermee op. Wekker Wees maar zeker dat je nét goed bent ingedommeld wanneer de wekker rond halfzeven afloopt. Iedereen maakt het eens mee en zelfs twintig procent van de bevolking sukkelt met de nachtrust. Het getokkel van regen op je raam wiegt je deze keer niet zachtjes in slaap. De viervoeterige huisgenootjes laten er hun slaap niet voor. Je hoort de ondeugende pootjes van je kat de trap aflopen en luistert aandachtig naar wat haar volgende activiteit wordt. De rest van de wereld slaapt en creëert een stilte waarin je zelfs hoort hoe lieve Zazou twee verdiepingen lager een plaatsje zoekt in haar kattenbak. Vervolgens hoor je het geknetter van haar korreltjes terwijl ze van een midnight snack geniet. Mijn kattin eet dus rond vier uur 's nachts. Dat weten we ook alweer. Chronische slapeloosheid was het resultaat van een zeer betrouwbare online-test. Dokter Google heeft alle antwoorden. Daarom slaap je sommige nachten slechts twee uur. Daarom is het geluid van je wekker de eerste en zwaarste marteling van de rest van je dag. Daarom zegt je polshorloge 's ochtends dat het geen idee heeft of je überhaupt wel sliep. Daarom telt je werkdag evenveel geeuwtjes als open geklikte e-mails. Daarom kijk je al je hele romantische leven met haatdragende ogen naar dat vriendinnetje van jou dat al slaapt nog voor al haar haartjes de matras raken. What now? Het gevoel constant moe te zijn behoort al sinds mijn puberteit tot mijn realiteit. De blauwe ringen onder mijn ogen zijn wellicht permanent in de huid getatoeëerd. De nachtelijke uurtjes MSN hebben destijds natuurlijk niet geholpen. De eerste zoektochtjes naar oplossingen leidden tot antwoorden van het wereldwijde web. Niet te laat eten, vermijd schermpjes voor het slapengaan of toestelletjes in de slaapkamer en ga op een regelmatig tijdstip slapen. Sindsdien eet ik op bejaarde tijdstippen en werd de slaapkamer verboden terrein voor de TV. Het gewenste effect bleef uit. What now, Google?  Probeer eens wat te lezen zei de ene. Lezen is te prikkelend, zei een ander. Nog wat scrollen dus. Blijf niet te lang liggen als je de slaap niet vat, leek me nog een goed idee. Eventjes naar de keuken om daar de vaatwasmachine leeg te maken. Wanneer je jezelf in de weerspiegeling van het raam ook nog eens aardappelen ziet schillen, is een welgemeende WTF niet zo verrassend. Ik wil geen nachtraaf worden die 's nachts bijklust en overdag als een zombie gaat werken. Thanks you, next. De volgende oplossing moest de medische wereld me maar aanreiken. Tic Tac  Slaappillen boezemen me angst in, afhankelijkheidsangst. Slapen is één ding, gewoon niet meer wakker worden is iets anders. Sedistress Sleep is een natuurlijk hulpmiddel en bijgevolg niet verslavend. Na twee weken werken die tabletjes nog niet. "Je moet ze lang genoeg nemen", luidt het dan. Dat zal wel kloppen. Als ik de rest van mijn leven elke dag zo'n Tic Tac met een teug water inneem, zal er wel eens een goeie nacht tussen zitten. Tegen beter weten in begon ik onlangs een nieuwe kuur. De tweede week kende een gemiddelde van vijf uur per nacht. Als weken drie en vier van hetzelfde niveau zijn bied ik ze te koop aan. Of zou ik er nog een nachtje over slapen? Probeer je fysiek eens uit te putten is nog zo'n devies. Dat klinkt best wel logisch, maar mijn bouwvallig tuinhuisje van een lichaam heeft soms lak aan dergelijke logica. Na een nacht van vijf uur slaap en een looptochtje van 25 kilometer zou je toch veronderstellen als een baby te slapen? Negentig minuten schapen tellen en een schamele zes uur maffen was het tegenvallende resultaat. Daar herstellen die spiertjes ook niet van.. En een slaapmutsje dan? Niet de letterlijke lap stof dat je hoofd warm moet houden, wel een borreltje alcohol. Drinken voor de gezondheid? Dat moest ik ook wel eens proberen! Doch andermaal niet met het gewenste effect. Drank maakt me eerder goedgemutst dan slaapgemutst. Podcast Mijn naam is Julian en ik ga je begeleiden bij deze slaapmeditatie, om in een diepe slaap te komen door middel van een vertraagde ademhaling. 't Zijn de eerste woorden van een zestienminuten-durende podcast van Somnox op Spotify. Toegegeven; ik heb het einde van zijn geratel niet altijd gehaald. Toch heb ik andere ambities dan die traagsprekende man elke nacht in mijn slaapkamer te horen. Jules zou misschien in een vrouwelijke collega kunnen investeren. Of liggen zij daar niet wakker van? Toen ik het vooral met Faithless kon meezingen was Insomnia nog een van mijn lievelingsliedjes. Sinds ik het meemaak klinkt "I can't get no sleep" vooral als zurige zelfspot. Wanneer slaaptekort bij leefteveel hoort, voelt dat aanvaardbaar en minder pijnlijk aan. Nu het een solocarrière uitbouwt vind ik de nieuwste hit Slaapniegoenie minder goed klinken. Poging elvendertig om dit aan te pakken wordt de slaapkliniek, na doorverwijzing van mevrouw doktoor. Mag ik nu dan op twee oren slapen?

Xrossmymind
30 1

Doorheen de verschillende lagen van het voelen

Ik ben een (over)denker. Van denken heb ik mijn specialiteit gemaakt. Ik hou ervan om dingen te analyseren, te wentelen in mijn hoofd en eventueel logica of verbanden te vinden. Het heeft me al best wat inzichten opgeleverd. Anderzijds ben ik ook een ‘gevoelsmens’. Wel ondervind ik enige weerstand tegenover dat woord. Misschien omdat ik het al vaak heb horen gebruiken zonder de ware betekenis ervan te kennen. De connotaties die ik eraan toeschrijf zijn ongetwijfeld het product van een rationele wereld die gevoel als ondergeschikt afdoet. Op school leert men kinderen hoe belangrijk het is om het denkvermogen te ontwikkelen. Maar het exploreren en hanteren van de uitgebreide gevoelswereld valt buiten het lessenpakket, ervan uitgaande dat dit wel in de privésfeer zal plaatsvinden. En dat is een gemiste kans. Het verloochenen van mijn gevoelswereld is mij duur komen te staan. Het negeren of verwaarlozen van een deel van jezelf kan nooit tot iets goed leiden. De heftige fysieke kwalen waaronder ik jarenlang gebukt ging, waren ongetwijfeld hiervan een gevolg. Als kind ging dat voelen allemaal zeer spontaan. Ik ging erin mee, speelde en creëerde in de rijke grond van mijn gevoel. Maar ergens in mijn pubertijd ging er iets verloren. Ik kroop steeds meer in mijn hoofd. Het ziektebeeld dat daardoor ontstond, heeft me gemotiveerd om het voelende kind in mezelf te herinneren en te eren. Zoals ik al vaker geconcludeerd heb, schieten woorden tekort. Wat wij collectief verstaan onder gevoel stelt niets voor in vergelijking met de weidsheid van de werkelijkheid. Een sluitende definitie die heel de lading dekt bestaat niet. Het is paradoxaal, maar de analist in mij heeft geprobeerd om de gevoelswereld onder te verdelen in categorieën of verschillende lagen. (Zie het schema in bijlage)Naar mijn mening/gevoel verwijzen we bij het algemeen gebruik van het woord gevoel vooral naar de eerste twee lagen, namelijk fysiek of emotioneel gevoel. Maar er is meer. Ik vond het niet evident om de laatste laag een naam te geven, wetende dat elk woord geoxideerd is door aangeleerde connotaties. Ik koos uiteindelijk voor het woord spiritueel, erop vertrouwend dat de lezer bereid is zich los te koppelen van eventuele vooringenomenheid tegenover dit woord. De verschillende gevoelslagen hebben invloed op elkaar, vullen elkaar aan. Zo kan een fysiek gevoel een emotie losmaken, wat vervolgens een spiritueel gevoel triggert. En ook omgekeerd. Elke laag is als het ware een perspectief van waaruit we de wereld kunnen ervaren. Tezamen vormen ze een multifunctionele toolbox waarmee we het leven en onszelf kunnen interpreteren. Gevoelens zijn het kompas dat ons steeds naar authenticiteit begeleidt, in het bijzonder de laatste laag. De eerste twee lagen kunnen gestoeld zijn op overtuigingen die, al dan niet uit zelfbescherming, beperkend werken. Zo weten we bijvoorbeeld dat het niet altijd aangeraden is om beslissingen te maken vanuit een prangende emotie. Maar het spirituele voelen daarentegen liegt nooit. De kunst is echter, zeker levend te midden van een wetenschappelijke rationele maatschappij, om je het voelen van die laatste laag meester te maken. Het is een mooie (dagelijkse) oefening om even een moment te nemen om bewust doorheen alle lagen te voelen. Beginnende met: wat voelt mijn lichaam? Welke emotie(s) herken ik? En ten slotte: welk spiritueel gevoel word ik gewaar? Heeft het een vorm of kleur? Voelt het puntig of eerder rond? Zacht of hard? Uitgestrekt of gecentreerd? De moeilijkheid ligt vooral in het feit dat het spirituele gevoel begint te vervagen wanneer je het probeert te vatten in woorden, gedachten of concrete vormen. Het vraagt om een interpretatie die geheel los staat van het denken en analyseren. Het brein zal elke ervaring altijd proberen te linken aan iets dat het reeds kent. De functie van het brein is dan ook om het leven te begrijpen. Het brein wil alles onderverdelen en klasseren. Het heeft een versnipperende werking, de neiging om alles in hokjes onder te verdelen. Op zich geen verkeerde of slechte eigenschap, anders zou ik ook niet in staat zijn om deze boodschap te communiceren. Maar het spiritueel voelen is gericht op eenheid. Het maakt geen onderscheid tussen binnen en buiten, ik en de ander, goed of slecht. Het spiritueel voelen proberen te herleiden naar een vorm of kleur is een hulpmiddel dat op een gegeven moment dient losgelaten te worden. Zoals bij zoveel dingen heb je niet meer nodig dan focus, intentie, oefening en vertrouwen om je het spiritueel voelen vloeiend eigen te maken. Om spiritueel te voelen heb je in essentie geen brein nodig. Daarom koos ik voor het woord ‘spiritueel’, omdat het geestelijkheid zonder materie impliceert. Ik weet dat het ontzettend moeilijk kan zijn om het brein even aan kant te zetten en zonder oordeel mee te gaan in de onafgebakende spirituele gevoelswereld. Zoals ik al zei, was ik er als kind erg goed in, maar heb ik het later opnieuw moeten integreren. Het enthousiasme tijdens dit leerproces heeft me ertoe aangezet om deze tekst te schrijven. De taal van het spirituele voelen is de collectieve moedertaal, de taal die elk wezen spreekt. Het gebeurt wel eens dat ik diep aan het opgaan ben in een spiritueel gevoel en dat mijn brein dan plots opdaagt met een oordeel of analyse. Wat er natuurlijk voor zorgt dat het gevoel oplost. Het is ook niet abnormaal dat spirituele gevoelens als vaag overkomen en om die reden dan ook niet serieus worden genomen. Omdat het brein geen concrete handvaten heeft, klasseert het daarom de gewaarwording als vaag en onbelangrijk. Maar wie bekend is met spiritueel voelen en het integreert in het dagelijkse leven zal beamen dat dit een prachtige eigenschap is die helaas schromelijk wordt onderschat.  Met deze tekst wil ik de schoonheid en rijkheid van het spiritueel voelen in de verf zetten. Onder de dikke laag van al het tastbare ligt de krachtige energetische motor van een spirituele gevoelswereld. Als creator, iets dat wij allemaal zijn, is het toch cruciaal om bewust te zijn van alle componenten waarmee we onze werkelijkheid kunnen scheppen.

KarolienDeman
7 1

Blauwe maandag

Elke ochtend komt er een moment waarop je weet dat de wekker binnen enkele minuten zal aflopen. Ook al hoop je op je veel te heldere telefoonschermpje een ander uur te zien, of voel je de adem van de ochtend nog niet in je nek. Ik weiger te kijken. Een bloot voetje, maat 28, doet herhaalde pogingen om mij uit het bed te schoppen. Er schijnt blauw licht door de kamer. Ik krijg het er benauwd van. Ik probeer te luisteren naar mijn ademhaling, iets wat ik vroeger vermeed omdat het mijn angst helemaal isoleerde. ‘Bij uw volgende angstaanval moet u zich concentreren op uw eigen ademhaling, dan ebt de paniek weg.’‘Dokter, dat is net hoe ik mijn angst beleef: alleen opgesloten zitten in de pulserende kamers van mijn longen.’ Als een dibboek kruipt het langs je benen omhoog naar je hals om zich in je gedachten te nestelen. Sinds het laatste bezoek aan een hopelijk laatste therapeut begrijp ik wat de dokter had bedoeld. Door de recent onder de knie gekregen kunst der respiratietechnieken kan ik het zwarte deken van me afwerpen nog voordat het mijn edele delen heeft bereikt. De vrees voor mijn angst is weg. Ik heb – samen met de therapeut – vakkundig een vierkant rond die cirkelredenering getrokken. Mijn ademhaling is niet de enige in de kamer. Ik probeer ze één voor één te onderscheiden. In die van mijn vrouw zit de suggestie van een snurk, in die van mijn dochter het piepend geluid zoals de ontsnappende lucht van een opblaaspomp. Die van mijn zoon kenmerkt zich door de sporadische onderbrekingen van een tikkend geluid van de tong tegen het verhemelte. Misschien leef ik in de waan van mijn eigen gedachten, maar mijn ademhaling is nauwelijks hoorbaar.In alle kamers waar ik ooit de nacht met anderen heb gespendeerd, ben ik geheid de stilste. Ik sta op als eerste. De dagen waarop dat gebeurt, kan ik op één hand tellen. Om vrouw en kinderen niet te wekken, stap ik zo voorzichtig mogelijk naar het venster. Het blauwe licht maakt me niet alleen angstig, maar ook nieuwsgierig. We hebben overal houten vloeren in huis. Dat is zeer authentiek maar ook vervelend als je je bijvoorbeeld ’s morgens heel stil wil verplaatsen. Elke plank klinkt als een knarsende kasteeldeur met piepende scharnieren. Gelukkig ken ik ondertussen mijn weg doorheen dit mijnenveld en manoeuvreer ik langs de planken die mijn voetzool al kennen. Ik schuif één gordijn open. De regen klettert oorverdovend als een machinegeweer tegen de ruiten en vertroebelt mijn zicht. Met moeite ontwaar ik drie voertuigen met zwaailichten. Het is nog te vroeg voor luide sirenes, en ik vind het haast hartverwarmend dat men daar rekening mee houdt bij de hulpdiensten.Ik voel me een wrede god, vanop een hoogte mensen in volle actie en paniek af en aan zien rennen terwijl ze roepen, schreeuwen, huilen of angstig toekijken vanuit de belendende gebouwen. En als soundtrack alleen machinegeweren. Een wirwar van menselijke emoties. Een futuristisch doek van Bruegel. Eén man speelt de hoofdrol in dit tableau. Met gestrekte armen richt hij zich jammerend naar de hemel als in een Grieks epos. Op het moment dat de draagbaar naar buiten wordt gereden, springen de straatlantaarns uit. Er heeft zich reeds een kleine file gevormd achter de ziekenwagen, die half balancerend op het trottoir een vlotte toegang tot het rondpunt voorkomt. De heer in de Audi A4, die achter de Citroën Berlingo geen blijf weet met zijn ochtendhumeur, gaat tekeer op zijn claxon alsof hij zijn eigen vrouw wil reanimeren. Hij heeft geen besef van wat er zich een aantal voertuigen voor het zijne afspeelt. Mijn straathoekbuurman is ontroostbaar en hoort niet wat de ambulancier hem zegt.Haar woorden waaien weg in de wind.Zijn verdriet gaat op in de regen.De regen en de wind proberen mijn slaapkamer en ziel binnen te dringen. Dan hoor ik wel een geluid achter me. Ze zijn wakker, de bengels. Ik verplaats mijn aandacht van de straat naar de nog niet zo wakkere ogen van mijn dochter. Terwijl ze met haar vuistjes het slaapzand eruit wrijft, weet ik wat ze gaat vragen. ‘Papa, moeten wij naar school vandaag?’ Een vraag die zij alleen stelt op een schooldag, nimmer in het weekend. Het doet me vermoeden dat zij een spelletje met me speelt wanneer ze niet weet welke dag van de week we zijn.‘Ja, het is maandag, de eerste dag van de week.’‘Mag ik ook kijken?’ Ze gaat op haar tippen staan om toch maar met haar ogen boven het vensterraam uit te komen.‘Kom, schat, we gaan onze tanden poetsen, het is al laat.’ Mijn zoon moet en zal als eerste beneden zijn. Daarom doe ik elke ochtend zo snel mogelijk mijn kleren aan. Het is de enige invloed die ik kan uitoefenen op hem. ’s Morgens doet hij maar al te graag dingen die tijdrovend zijn, zoals rondjes lopen in zijn adamskostuum, in het boek beginnen lezen waarin hij gisteren niet wilde lezen omdat het te veel tijd in beslag zou nemen of aan parkour doen met de weegschaal, de stoel en de badkamerkrukjes.‘Ik ben klaar’, laat ik hem weten, en ik toon hem mijn volledige outfit als bewijs. Hij schiet licht gepanikeerd twee versnellingen hoger en begint te worstelen met zijn broek. Ik keer terug naar de slaapkamer om de slaapgeur te verdrijven en de overige gordijnen te openen. Het lijkt zo’n dag te worden waarop kelders onderlopen. De ziekenwagen is uit het zicht verdwenen en van de rij auto’s is geen spoor meer. Twee snelheidsduivels kruisen elkaar: een man die volledig uit leder lijkt vervaardigd scheurt voorbij op een motorfiets en passeert in een splitseconde een jonge magere Marokkaan op een elektrische step, die, ondanks een stilaan ontluikende ochtendspits, geen oog heeft voor het verkeer om zich heen. Alle sporen van het accident zijn uitgewist. Nietsvermoedende fietsers, voetgangers en automobilisten bewegen zich voort over de weg en in hun gedachten. De meesten moeten ergens zijn. Liefst dringend. Sommigen willen graag snel af zijn van hun kinderen om te kunnen werken, om zich maatschappelijk verantwoord te voelen. Anderen strompelen naar de apotheker voor hun pillen of naar de bakker voor een brood. Zij hebben reeds gewerkt. Ze hebben deze nacht weer eens niet het geluk gehad te sterven in hun slaap. Ik luister opnieuw naar mijn ademhaling. Ik sluit mijn ogen en probeer het tempo te laten zakken. De regen is opgehouden en ik hoor een sirene in de verte. Ik laat mijn ademhaling zakken totdat inademen en uitademen samenvallen met de la en de re van de sirene.

Lennart Vanstaen
0 0

Beken(d) in Gent!

Een tijdje terug bezocht ik mijn goede vriend Pieter. Hij woont in Gent. We zouden daar iets doen wat menig mens heeft gedaan het afgelopen jaar: wandelen. We waren erg verheugd elkaar nog eens in volle glorie te mogen aanschouwen, en we kuierden keuvelend door de Gentse stadskern. Omdat Pieter om de haverklap verhuist, ben ik al bijna even bekend met Gent als met Antwerpen. Ik wist echter niet wat ons te wachten stond na zonsondergang… We hebben geluk met het weer. De imposante betoncentrale, die haar laatste rookpluimen al meer dan tien jaar geleden heeft uitgeblazen, baadt in het zonlicht. Het is een prachtig staaltje industriële architectuur. Het internet leert me dat men niet zo gek lang geleden rond deze mastodont nog een toekomst wilde bouwen, maar het plan om het gebouw een tweede leven te geven als bakermat van een nieuwe woonwijk, werd plots van de baan geschoven. Pieter vertelt me ook dat het gekraakt werd en nog steeds een geliefkoosd doek vormt voor vele graffitikunstenaars. Na een deugddoende wandeling van enkele uren, een meeneemkoffie en een warme maaltijd wordt het stilaan tijd dat ik huiswaarts keer. Het schemert al. Pieter vergezelt me nog even op mijn weg naar station Dampoort, kletsend over vervlogen tijden, waarin we ons nog niet hoefden te bekommeren over een avondklok. Frappant, dat woord. Er schuilt nog steeds dat beeld in van een luidende kerktoren, terwijl onze zuiderburen met couvre-feu eerder de suggestie krijgen de lichten te doven. We draaien een laatste straat in naar het station. Plots licht er een enkel zwaailicht op vlak bij ons en er stappen vier donkere figuren uit een al even donkere wagen. Ik voel mijn hartslag in mijn keel. Worden wij slachtoffers van een gewelddadige overval? Het is in ieder geval de uitgelezen plaats, zo rond tien uur ’s avonds in een duistere steeg nabij Dampoort. Een man vat post achter mij, een andere blokkeert de weg voor Pieter. Links loopt de Leie en aan de rechterkant staat de wagen. We kunnen geen kant op. Een derde man stapt op ons af en grijpt in zijn binnenzak. Hij toont zijn badge en voegt eraan toe dat hij een agent is. Iets in mij heeft er geen vertrouwen in. Ik ben namelijk al enkele keren in mijn leven belazerd door echte con men. Ik overhandig met een zekere onzekerheid mijn identiteitskaart. Pieter kribbelt zijn naam en adres neer – hij had zijn portemonnee niet bij zich. Uit mijn ooghoek merk ik dat de agent met de bril me zo streng mogelijk aankijkt. Dat lijkt me niet evident met een neusmondmasker en aangedampte brilglazen. “Wat doen jullie hier?” blaft hij. Pieter vertelt dat we op weg zijn naar het station.“Het station?”Er zit zoveel argwaan in zijn stem dat ik zelf ook begin te twijfelen aan mijn bestemming. Met de rigiditeit van een schoolprefect doet hij alsof hij ons op heterdaad heeft betrapt op een pertinente leugen.“Mannekes, het station is naar daar hé!”“Excuseer, meneer de agent, maar Dampoort is wel ginder hoor”, snijdt Pieter hem de pas af.“Ah, ja… Dampoort.”Ik zie hem denken: welke onverlaat neemt nu een trein in Dampoort? Dan volgt er een halve minuut pijnlijke stilte. “En wat doet u dan in Gent?” richt hij zich tegen mij, met de trofee in zijn hand waarop staat dat ik woonachtig ben te Antwerpen. Ik gun hem een karig antwoord.“Wandelen”. Het was niet eens gelogen.“Wándelen?” Hij had dit antwoord kennelijk niet verwacht. En nu lijkt het bij de man te dagen, hij verandert zijn toon. Zou het aan mijn zwoele stem gelegen hebben? Of misschien aan de trefzekere stijl van de één-woord-zin?“We gaan even controleren of u bekend bent met het gerecht. Dat duurt niet lang hoor, wanneer vertrekt uw trein?” Ik lieg dat ik m’n trein nog wel zal halen. Bijna laat ik me ontvallen dat ik redelijk bekend ben met het gerecht, maar dat ik absoluut nog kan bijleren. Gelukkig denk ik op tijd aan het feit dat ik een onnozelaar ben en hij een agent. Pieter en ik zoeken elkaars blik tussen muts en mondmasker. Daarin lees ik dat hij vooral bekend is met het vegetarisch gerecht. We knipogen in gedachten. De agent heeft inmiddels door met wat voor brave zielen hij hier te maken heeft. Hij voelt zich dan ook genoodzaakt wat duiding te geven bij dit alles.“Er gaat nogal wat drugs rond in deze buurt, zeker als het donker is. U moet dat begrijpen, met die mondmaskers en die mutsen… Zo zien wij het verschil niet goed hé.”Met ‘het verschil’ bekent hij zijn kleur nog voordat de radio van zijn collega ons heeft vrijgesproken. We zien er misschien uit als schimmige cocaïnedealers, we klinken helemaal anders.“Zeg, zijn er eigenlijk in Antwerpen veel controles?” wil de man van me weten. Ik haal m’n schouders op waarmee ik enerzijds bedoel dat ik het niet weet en anderzijds dat het mij niet kan bommen. Terwijl ik op mijn telefoon het uur raadpleeg, klinkt vanuit de dispatch eindelijk de bevrijding. Niet bekend met het gerecht. Ik voelde een zekere teleurstelling om niet bekend te zijn. Als zonderling in een vreemde stad verliet ik Gent. Ik was wel nog vóór het luiden van de klokken thuis.

Lennart Vanstaen
33 0

Het is honderd óf drie euro, wat kies je?

Mijn kinderen spelen winkeltje. Mijn dochter is de mevrouw die in de winkel komt kopen, mijn zoon is de eigenaar. Als valuta gebruiken ze wasspelden. De mevrouw krijgt bij binnenkomst meteen een keuze tussen drie onmisbare producten. Een regenboogbal – de winkelier is overduidelijk mee met de huidige maatschappelijke thema’s; één speelkaart – voor klanten die hun schoppen drie hebben kwijtgespeeld; en twee memorykaartjes – voor een héél kort spel of voor wanneer je niet tegen je verlies kan. Hij vermeldt dat alle producten honderd euro kosten. De mevrouw in de winkel telt met een bang hart de wasspelden in haar handje – het zijn er slechts drie en ze heeft schijnbaar alle moeite ze niet te laten vallen.‘Ik heb drie euro’ zegt ze, alsof ze de eigenaar van de boetiek met stelligheid wil laten aanvoelen wat échte armoede is.‘Spijtig, dan gaat ’t niet’ concludeert de eigenaar onverschillig. Totdat hij tot het besef komt dat hij daar ook niet mee is geholpen.‘Maar het is honderd óf drie euro, wat kies je?’ Het is bewonderenswaardig hoe ad rem deze winkelier is en hoe snel hij zijn verkoopstrategie weet aan te passen aan de noden van zijn cliënteel. Na de bal even te hebben geïnspecteerd overhandigt de mevrouw drie wasspelden aan de winkelier en neemt ze de bal mee. Wanneer zij aanstalten maakt het pand te verlaten en haar huisje binnen te gaan – dat zich amper dertig centimeter verder bevindt, wil de winkelier nog even alles uit de kast halen. Ook letterlijk, want hij haalt allerlei parafernalia uit de kast die blijkbaar onderdeel uitmaakt van zijn bescheiden warenhuis. Hij stalt razendsnel nog wat van deze hebbedingen uit op zijn geïmproviseerde toonbank: een jojo zonder touwtje, een rekker, een leeg rozijnendoosje en – erg opvallend – een broek voor jongens van ongeveer zes jaar. Zelf heeft de eigenaar geen broek aan, maar het lijkt me te vergezocht om hier een verband te zoeken. Waarom zou iemand zijn eigen broek verkopen, denk ik dan. Hij trekt nog snel haar aandacht: ‘Euh… wil je niet nog iets? Ik heb nog super veel dingen!’ Natuurlijk wil hij nog wat verkopen. Het zijn moeilijke tijden en de klanten zijn schaars. De mevrouw aarzelt.‘Maar ik heb toch geen centjes meer nu?’‘Ah’, beseft de eigenaar. ‘Wacht even.’ Hij neemt de wasspelden die hij zopas had ontvangen voor de bal weer uit zijn kassa en geeft ze aan de mevrouw. ‘Zo, nu kan je weer iets kopen. Wil je dit?’ Hij toont haar een autootje. De mevrouw reageert verontwaardigd: ‘Zeg! Dat is wel míjn auto hé!’Hier is een gewiekste handelaar aan het werk. Zoveel is zeker.

Lennart Vanstaen
2 1

Traan voor mijn lekkende kraan

Een vriendin die zich recent heeft ontpopt tot mindfulnesscoach – check Fee Floralis! – schotelde mij een schrijfopdracht voor van de dichteres-kunstenaar Rupi Kaur – bekend van Milk and honey. De opdracht luidde: schrijf een ode aan iets dat je elke dag ziet. Een alledaags object dus, waar je eens met andere ogen naar kijkt. Omdat positieve dingen zo voor de hand liggend zijn (mijn warme douche, heerlijk espressoapparaat of kwaliteitsvolle hoofdtelefoon), koos ik voor iets wat mij na aan het hart ligt maar waar mijn eega de pest aan heeft: onze wellicht door mij verkeerd gemonteerde keukenkraan. Toen ik anno 2019 merkte dat het water van onze keukenkraan niet alleen uit de straalbreker kwam, maar tevens onderaan ontsnapte en vervolgens het hele keukenblad in een keukenplas veranderde, kleurde mijn vermoeden even donkerbruin als de roestplek die het water inmiddels had achtergelaten op de kraan. Het was tijd voor een nieuwe. Eerst dacht ik het zelf nog te kunnen redden. Ik demonteerde het ding en concludeerde al snel dat het rommel was. Niet mijn schuld dus, de kraan kwam bij het huis. Dat was een van de vele voordelen. Ik was als zelfgediplomeerde loodgieter best trots op mijn afbraakwerk, dat aanvoelde alsof ik een steunmuur had gesloopt. Totdat het begon te dagen dat het werk niet stopte bij het metalen gat in de spoelbak waar ik op stond te gapen. Er moest effectief een nieuwe kraan in komen. En ík moest die gaan installeren, want de (mini)macho in mezelf weerhield me ervan iemand anders lastig te vallen. Zodra ik besefte dat ik me een kraan moest aanschaffen, maakte de minimacho plaats voor mijn immer aanwezige vrouwelijke kant: ik mocht een kraan kiezen! Met een zwaai griste ik mijn smartphone van het aanrecht en surfte ik naar doe-het-zelfwinkels als Gamma, Brico en consorten. Eerst selecteren op prijs – van hoog naar laag liefst, want ik wil die poepchique kranen zien die ik niet kan of mag kopen. Ik gil naar mijn vrouw dat ik een nieuwe kraan koop en vraag wat het budget is daarvoor. Wij beheren alle budgetten samen, maar mijn vrouw is nu eenmaal beter in die dingen inschatten. Ze antwoordt dat het zéker niet meer dan honderd euro moet zijn. Mijn interpretatie is: zo dicht mogelijk bij honderd euro. Ik filter alle kranen tussen tachtig en honderd euro. Dan kies ik voor een eengreepsexemplaar. Ecologische waterstraal? Ja, alstublieft! Na enkele filters te hebben aangeklikt, krijg ik één resultaat. Mijn neurose laat het zelden toe dit soort alledaagse openbaringen van het fatum in de wind te slaan. Zeker niet als het dan nog eens een designkraan betreft. Ik voeg de kraan toe aan mijn mandje en fiets richting Gamma. Op 2 april 2021 lekt de kraan nog steeds. Hoewel ik er verschillende YouTube-filmpjes op heb nageslagen en elke stap nauwkeurig heb gevolgd – ik ben misschien geen handige harry, maar excelleer vaak in prutswerk – klopt er iets niet. De kraan doet het prima, ze biedt me warm én koud water. Echter, zij lijkt een eigen leven te leiden. Af en toe, op totaal willekeurige momenten, lost zij water. Alsof zij moet braken. Volgens mijn vrouw ligt het aan de installatie. Leuk dat je dat woord op twee manieren kan interpreteren, maar ze refereert toch wel aan de installateur in kwestie. Als je het aan de installateur vraagt, is er iets mis met de kraan zelf – een fabricagefout. Gerichte zoekpogingen op het internet staan me bij. Het is een kraan met Downsyndroom. Ik voel mee met haar. In het voorbije jaar heb ik ontdekt dat zij alleen lekt als je haar iets te gretig naar links of rechts draait.‘Je moet haar behandelen met zachtheid, zoals de kapper je hoofd draait om de andere kant van je haardos te knippen’, probeerde ik meermaals. Maar het zal niet baten. In de nabije toekomst zal ik haar moeten vervangen. Het feit dat de door mij gekozen designkraan ook een sierlijke ronding heeft in de hoogte en daardoor het keukenraam niet opengaat, zal mij niet helpen in mijn pleidooi voor de lekkende zwaan. Mijn geld krijg ik ook niet terug. Dat is zo als je het bonnetje meteen in een opruimwoede wegsmijt. Ik vind bonnetjes iets van de jaren 90, maar met die these kon de kassière van Gamma niet veel. Trouwens, ik hoef mijn geld niet terug. Ik heb genoten van mijn kraan. Ze heeft me zo vaak verwarmd bij koud weer. Ze leste mijn dorst in de zomer. Zorgde voor vertier bij het samen afwassen. En ja: ze huilt af en toe een beetje water, maar wanneer zij uiteindelijk zal worden vervangen door een kraan met een attitude van kijk-naar-mij-ik-heb-nul-fabricagefouten zal ik ook om haar een traan laten.

Lennart Vanstaen
17 0

Spektakelslakken en schriftbinddildo’s

Heb ik u gepakt met mijn ietwat provocerende titel? Dat was uiteraard de bedoeling. Toch zijn het niet mijn woorden, maar die van mijn kinderen. Ere wie ere toekomt. Zij hebben deze woorden zelf geswipet op mijn telefoon. Oftewel: slepend getypt. En we hebben ons een kriek gelachen toen ik hen de resultaten voorlas. U gelooft me niet? Of u wil zelf dat u kinderen zich eens wagen aan schriftbinddildo’s? Lees dan vooral verder. Al meer dan een jaar proberen we ons de gezelligheid van een cafégesprek te herinneren, de geur van een cinemazaal en hebben we fantoomafdrukken op onze wangen van de kussen van een vreemde. Om deze ellende te bagatelliseren, moet een mens dingen doen. In onze welvarende westerse wereld bestaan er gelukkig vele uitlaatkleppen voor. Helaas zijn die kleppen dicht. Er is geen hol te doen, zeker met kinderen is het soms afzien wanneer de scholen gesloten zijn of april meer sneeuwstormen telt dan Belgische ministers van Volksgezondheid. Wat kan je dan wél doen? Misschien eens naar het park gaan? Dát is lang geleden! Of wat dacht je van een uitstap naar een museum? Drie uur een muilkorf dragen, niets mogen eten of drinken en het feit dat we twee weken geleden moesten gereserveerd hebben even terzijde. Of toch maar een heerlijk dagje thuis, zo met de kinderen? Wat is er zaliger dan de godganse dag naar Samson en Gert luisteren – hoofdzakelijk naar de mantra van Op op alles is op – van commentaar voorzien door een gillende zus en een tierende broer? Edoch! Treur niet, beste lezer. Vaak zijn het de kleine dingen des levens die onze dag maken of kraken. Bent u in het bezit van een Android telefoon die niet uit de prehistorie stamt? Dan heb ik een gouden tip voor u. Dolle pret voor de kinderen én uzelf verzekerd. Het Gboard (het standaard toetsenbord op een Android telefoon) gebruikt een versie van het in 2009 geïntroduceerde Swype. Het laat je ‘slepend‘ typen, dus zonder de afzonderlijke toetsen in te drukken, maar de woorden als het ware te swipen. Ik gebruik dit al jaren en ‘typ’ daardoor aan een supersonisch tempo. Helemaal heerlijk wordt het als je ermee begint te experimenteren. Draai bijvoorbeeld tien cirkeltjes achter elkaar en bekijk welke gekke woorden daaruit voortkomen. En vooral: laat je kroost erop los. Ik krijg nu soms de vraag: ‘Mag ik nog eens rare woordjes schrijven aan omi?’ Ik antwoord dan: ‘Natuurlijk, jongen’, omdat ík me niet alleen rijkelijk amuseer met de wonderen van deze taalcomputer, ook mijn kinderen liggen in een deuk wanneer ik voorlees wat ze hebben geswipet. Hieronder een bloemlezing. Delphine Lecompte kan er een puntje aan zuigen. stuk venkelzalfserieus Uitwaskwis Synchroonknuffel.Schaatsclinic wist ruik winkelkarretje zij scheefgeweiwitte spektakelslak schriftbinddildoRotterdam wordt ook stedelijke studiekeuzeautorutteScheer zelf zie erg attent en scheiding tussen down een Esther Studiegids drinkenhuis diffuustaalstrijder steeds echt duurt overmatig zelfsdie s eens zorggroep Francde suggestie maison dansje vrees ersurft stel MeisjesschildDag goedkope president Scheffer reserverensheet zette work doorsnee

Lennart Vanstaen
0 0

Paaspauze

Ik had mezelf een oversized wollen trui gekocht. Dat ontdekte ik pas toen ik hem thuis aandeed. In de winkel paste hij perfect. Onderweg rekte hij uit. Net als de schouderriem van de wollen handtas die ik ooit kocht. En die onder het gewicht van de inhoud ervan langer werd. De tas hing nog om de hoek in een zijstraat terwijl ik al lang thuis was. ‘Ik loop vaak op de dingen vooruit‘, bedacht ik me terwijl ik mezelf in de veel te grote trui aankeek in de spiegel. Ik zag duidelijk dat de trui te lang op de kapstok in het winkelrek had gehangen. Hij was zijn pasvorm kwijt. Net als ikzelf die na ruim een jaar verandering in mijn leven nog niet de passende maat vond. Altijd knelde er iets. Misschien kocht ik daardoor een veel te grote trui. Dan was ik er zeker van dat hij me de ruimte gaf die ik nodig had na me in mijn winterjas te hebben opgerold voor mijn winterslaap. In de spiegel zag ik dat hij tot aan mijn knieën kwam. De zwaartekracht hier in huis moest toch wel sterker zijn dan in de winkel. Dat verklaarde ook het afhangend hoofd van dochterlief die de paasvakantie gekruisigd aan de zetel doorbracht. Met haar benen over de rand en haar armen wijd opengespreid. Alle geloof verloren dat ze ooit nog een normaal schooljaar zou kennen. Zo nu en dan controleerde ik of ze zich dood verveelde. Gelukkig ademde ze nog steeds. Maar ik merkte verder geen teken van leven. Knielend ging ik naast haar zitten en smeekte haar toch iets te ondernemen. De dag niet te laten uitsterven zonder er iets in te hebben bereikt. Een beetje huiswerk maken of een tekening. Haar kamer opruimen of de was plooien. We konden samen de lenteschoonmaak doen want ik merkte dat mijn nestdrang groeide samen met dat van de koolmezen in het nestkastje. ‘Ga eens uit de weg. Ik ben druk bezig’, weerklonk haar stem plots. Ik verkeerde in extase. Sprong recht en merkte meteen dat mijn knieën in de veel te grote trui stonden. Ik had hem een derde keer gepast. Voor de zekerheid.Ik dacht dat ik ijlde. Of zij. Want zo druk zag ze er niet uit. ‘Ik kijk hoe de bij haar eitjes in onze muur metselt. Ze is er al twee dagen mee bezig.’ Ze toonde me het gaatje dat het kleine insect met piepkleine stukjes klei dichtmetselde. Nadat ze haar eitjes en de nodige voedselvoorraad erin had gelegd. De jongen zouden er pas volgend jaar uitvliegen. Ik hoopte dat dochterlief toch eerder uit de zetel zou herrijzen. Ik besloot mezelf ook in paaspauzestand te zetten. En me naast dochterlief in de zetel te nestelen. Daarvoor was die veel te grote trui ideaal. We konden er samen in. Ik was blij dat ik hem had gekocht.Vanuit ons nest keken we hoe bloesems bladeren werden. We wachtten tot de zon achter de wolken was verschenen. En lieten de thee de tijd om te trekken. Ik schreef een brief naar de andere kant van het land. En kleefde er een gewone postzegel op. Geen prior. Hij was dagen onderweg. Ik wachtte op het antwoord dat ook per post kwam. We zochten het getal 571 tussen duizendvierentwintig andere getallen in een ‘ Van punt tot punt tekenboek’. We vergaten de tijd waardoor de klok nog ruim twee weken op het winteruur stond. En toch kon ik de rust in dat nest niet vinden. Niet omdat de veel te grote trui eigenlijk te warm was. Maar omdat mijn hoofd steeds vooruit dacht. Naar wat we zouden eten. Ook al kookte ik al jaren wat het land op dat moment te bieden had. En namen we steeds de tijd om van een maaltijd te genieten. Slow food was het etiket dat ze erop plakten. Daarna lonkte de strijk. Terwijl de wasmand kleiner was dan vroeger want we kochten minder maar duurzamere kledij. Slow fashion. Of ik brak mijn hoofd over het huishouden dat ik in minder dagen zou moeten doen. Want ik had een dag voorzien om naar kunst te kijken. Er de tijd voor te nemen om het te zien en te voelen. Slow Art. Ik deed wel aan slow blogging. Want ik vond nooit de tijd om de juiste woorden neer te pennen. En aan slow reading. Twee boeken per jaar. Toch was Slow living nog niet aan mij besteed. Zolang ik niet aan de zetel werd genageld. Ik besloot nog één keer bewust stil te staan. Voor de spiegel. Om de veel te grote warme wollen trui een laatste keer te passen. Ik zou hem ruilen. Hij had me al teveel tijd gekost.

ZINinZICHT.
1 0