Zoeken

ABBA

Onlangs vroeg iemand me wat ik altijd had willen worden. Wat en niet wie. Zonder twijfelen zei ik “Madonna.” Het klonk als een statement en hoewel ik niet de kronkelende MTV Like-a-virgin bruid of de fetisj SM-meesteres bedoelde, refereerde ik eerder tot wat Madonna anno 1985 in Desperately Seeking Susan en later met het innemende Live To Tell mij inspireerde. Madonna heeft me toen het huis uitgejaagd, naar New York en naar Parijs gebracht. Naar muziek, dans en schrijven. Naar seks, soms ook naar liefde. Maar ik miste iets.             ABBA heeft me altijd terug thuisgebracht. Ook vandaag nog.             Niet Madonna maar ABBA is de rode draad gebleven, niet als rolmodel, eerder als inspirerende steun voor mijn teder hartje en mijn soms trieste ziel. ABBA is altijd thuiskomen, vooral als je al zo lang ver weg bent van je home. Ik was 17 toen ik vertrok omdat je als tiener weet dat je het huis uit moet, omdat homo zijn en thuis blijven wonen niet te combineren viel, ook al liet je je kleine zus achter. ABBA is altijd dat hokje gebleven waar je graag in wil en mag blijven, al neem je allerlei bochten in de snelwegen van het leven of sla je aan kruispunten de verkeerde straat in. ABBA heelt, door hun muzikale perfectie, door de melancholie die ik sterk genegen ben en waarbij je niet weet of je tranen van verdriet zijn of van puur geluk omdat je zoveel moois hoort en het je sterk maakt. Als er een hemel zou zijn, dan zijn het de stemmen van Frida en Agnetha die je er hoort. Ik kan écht vol goede energie zitten na intens geluisterd te hebben naar ABBA.             Madonna en ABBA hebben me respectievelijk het leven ingestuurd en naar huis teruggebracht. Of ABBA vandaag nieuwe generaties inspireert, kan ik niet weten. Madonna has been en ABBA blikt met tevreden geladenheid terug. Live To Tell en I Still Have Faith In You komen samen. Na de muziek, na het dansen, na de wilde seks en de intensiteit van de liefde, komt het schrijven. Hier ligt de berusting, hier ben ik terug thuis en ben ik Frida, Agnetha, Benny en Björn eeuwig dankbaar.  

Erwin Abbeloos
18 0

Droog

Ik had me voorgenomen om na een dagje Antwerpen de trein van 18u09 huiswaarts te nemen. Diezelfde ochtend had ik voor mijn vertrek enkele weekendkranten gekocht. Het aantal laat ik in het midden, maar mijn gezin vertelt me dat ik gek ben. Ik vertel ze het dan voortaan ook niet meer. Ze zaten veilig in mijn rugzak. Om half zes reed ik met de stadsfiets op het Zuid. Perfect op schema. Maar halfweg de Kloosterstraat voelde ik een druppel op mijn neus landen. Dat betekent ofwel dat het goed gemikt is van de weergoden, maar meestal wil dat zeggen dat er meerdere druppels in omloop zijn. Je kent dat. Al snel is het een plensbui en voor je het weet vallen de katten, de honden en de oude wijven allemaal tegelijk uit de lucht. Dan kan je ofwel stoppen en schuilen. Ofwel denken: “Ik ben nu toch al nat. Het heeft geen zin meer om te stoppen.” Maar dat is belachelijk, al besef je dat pas achteraf. Bij het Centraal Station gearriveerd, bleek dat ik niet alleen van kop tot teen uitlikte van het Antwerpse regenwater, maar ook dat de inhoud van mijn rugzak (inclusief kranten) zo nat was als Fred De Burggraeve na een valse start. En een krant uitwringen, dat werkt niet. Er restte me geen andere optie dan de kranten te laten drogen. Ik had gedacht om in de trein op elke bank een pagina te leggen, maar met een volle trein is dat iets moeilijker. Thuisgekomen was er aan mijn uitwringbare toestand nog niet veel verbeterd. Ik had al een paar kranten op de verwarming gelegd, maar aangezien die niet opstond, leek het een proces zoals de laatste regeringsvorming te worden. Van lange duur. Bovendien, een gedroogde krant levert frommels op, zodat die eruit begint te zien zoals een mopshond. Het leek me beter is om het droogproces te versnellen. Er viel me iets te binnen. We hebben toch een föhn? Een haardroger. Aan onze jongste, die zich in de badkamer bevond, vroeg ik om het toestel uit te leggen. Moeilijk bleek het niet te zijn. “Er zijn maar twee knoppen”, zei hij. “Dat moet toch lukken hè pa.” Nadat hij de badkamer verlaten had, begon ik met het föhnen van mijn kranten. Hij dacht wellicht dat ik mijn natte haren wou droogföhnen. Al snel had ik een aardige föhntechniek in de vingers. De kunst is om in de hoeken van de krant te föhnen, zodat de pagina’s omhoog waaien. Dan gaat het sneller. De spreekwoordelijke frank viel bij onze jongste al na een paar minuten. Hij weet als geen ander dat vader zijn haar niet föhnt. Toch niet zelf. Bij het opnieuw binnenkomen zag hij me aan de wastafel in de weer met het föhnen van de kranten. Hij had geen oog voor mijn voortreffelijke techniek, maar riep meteen zijn moeder. “Ma, hier moet ge komen kijken, onze pa is de gazet aan het föhnen.” Al snel stond de hele bende in de badkamer. In een gezin zijn er weinig geheimen. Als je niet oplet halen ze de buren en een hele rist nonkels en tantes erbij. Ik meende te zeggen dat ze zo niet moesten kijken, want nog niet zo lang geleden had de butler de opdracht om eerst de krant te strijken, vooraleer hij het dagblad aan zijn baron of hertog serveerde. Ik besloot om ze allemaal de badkamer uit te jagen met de pas geföhnde Standaard.De voorpagina van De Morgen was aan de beurt. Zonder aarzelen begon ik het kapsel van de eerste minister te föhnen. Hij had er duidelijk deugd van.

Rudi Lavreysen
57 3

Trendwatcher

Volgens mij is het een nieuwe trend. Pas op, ik ben geen trendwatcher. Zo ver reikt mijn trendkennis niet. Maar ik stel vast dat mobiele telefoons almaar meer op speaker of luidspreker worden gezet. Misschien gaat het gehoor van de gemiddelde beller erop achteruit? Je ziet mensen in de publieke ruimte passeren die hun smartphone vasthouden alsof ze een boterham gaan eten. Met het toestel plat op hun hand. De gesproken boterham. Bij het voorbijgaan hoor je een geruis, maar als je ergens zit, hoor je hele gesprekken. Zo was ik recentelijk getuige van een lang telefonisch onderhoud over grasmachines, waarbij ik de stelling van beide partijen hoorde. Je kan het eenvoudigweg niet 'niet' horen. In het beste geval leer je wat bij. Bijvoorbeeld over grasmachines. Maar daar wil ik het eigenlijk niet over hebben. Wel over het vermakelijk gesprek waarvan ik getuige was bij het buitenkomen van de bank. Een gesprek tussen een mama en haar zoontje, die de wereld volop aan het ontdekken is. “Daar zou ik nog eens naartoe willen gaan”, bedacht ik me. Naar die tijd. Toen alles nog ontdekt moest worden. Hoe de wereld in elkaar steekt. Zoals geld uit de muur halen. We staan er zelden bij stil, maar op zich is dat een wonderlijk gegeven. Dat was ook letterlijk wat de jongen zei. "Dat is toch wel praktisch hè mama, dat ze dat geld hier gewoon kunnen printen." Ik hoorde hem denken: “Waarom hebben wij die speciale printer niet in huis? Dan kunnen we zelf briefjes maken. Zo moeilijk is dat toch niet?” De mama antwoordde dat de briefjes in een kluis zaten, dat het geld van je rekening gaat en … vervolgens waren ze buiten gehoorafstand. De wereld is een wonderbaarlijke plek, maar soms weten we te veel. Zou het dat niet zijn?

Rudi Lavreysen
17 1

Strekbeweging

Ik ben best sportief. Altijd geweest, eigenlijk. Toch in de zin van ‘met plezier lichamelijke activiteit beoefenen’. Als tiener deed ik mee aan zwemwedstrijden en op school was ik één van de besten in het lange afstandslopen. Ik deed ook graag grondoefeningen. Toestelturnen was dan weer minder mijn ding. Aan een rek hangen durfde ik nog, maar over een paard of een bok springen was net iets teveel gevraagd. Dat de gymleraar me daarbij maar al te graag een ruggensteuntje gaf, hielp niet echt. Ik wist nooit zeker waarnaar hij grabbelde. Bovendien haatte ik het pakje dat we in de turnles moesten dragen: een donkerblauwe, sponzen onesie met korte mouwen en nog kortere broekspijpen. Zwemmen doe ik nog altijd graag, maar omdat ik allergisch reageer op water (lach niet, het bestaat wel degelijk) komt het er nog zelden van en ga ik liever wandelen. Dit alles om aan te tonen dat ik niets tegen wat beweging heb. Daarom maak ik ook zelf mijn huis schoon.      In het milieu waarin ik verkeer doen ze dat niet. Daar láten ze schoonmaken. Eén van de argumenten die ik daarbij hoor is dat ze dan meer tijd overhouden om iets zinvollers te gaan doen. Zoals sporten. Waarmee ze dus bedoelen: sporten is zinvol maar schoonmaken niet. Schoonmaken, beweren ze ook, leidt tot niets. Akkoord, knik ik dan toegeeflijk, er ontstáát niets. Het is niet hetzelfde als je eigen groenten kweken of een trui breien. Maar wat in hemelsnaam ontstaat er door te gaan joggen, tennissen of fitnessen?      Er is dus sprake van een uiterst eigenaardige redenering. Bij mijn weten betekent sporten: een lichamelijke of mentale activiteit beoefenen waarbij vaardigheid, kracht en inzicht vereist worden. En de strekbeweging bij het ramen lappen, of het zeulen met de stofzuiger, door de knieën gaan en op een laddertje kruipen om stof af te nemen, strijken, tapijten uitkloppen, is dat dan geen lichamelijke activiteit? Is daar geen kracht voor nodig, of inzicht? Echt, het wil er bij mij niet in. Kilometers joggen of fietsen, zomaar, nergens naartoe, of nog erger: gaan fitnessen - is daar meer zingeving mee gemoeid dan wanneer je, ik zeg maar, de vloeren van je boven- én benedenverdieping op één uur dweilt?     Ik wil hier niet beweren dat ik gráág schoonmaak. Maar het zelf doen houdt me fit en met de voeten op de grond. Ondertussen krijg ik ook vaak verhelderende gedachten over het leven. Grootse, filosofische redeneringen zijn er al bij op gang gekomen. Over zin en onzin van theedoeken strijken, over stof dat alsmaar wederkeert, over steeds opnieuw beginnen en mijn eigen vergankelijkheid. Eerlijk, bij sporten heb ik dat nog niet gehad. Dan is het enige wat me bezighoudt: waarom doe ik dit eigenlijk? Hoe lang duurt het nog? Aan wie moet ik hier iets bewijzen? Of: ik zou mijn tijd beter besteden aan ramen lappen, want mijn schoonouders komen op bezoek. Heb ik in een moeite door een buig- én strekbeweging. Ook al leidt het dan tot niets.

ingridvdk
3 0

Dennenappels

Door het voortduwen van de rolstoel veeg ik al na vijftig meter het zweet van mijn voorhoofd. De zon schijnt genadeloos op mijn hoofd. Alsof het in een kachel steekt. We draaien het bos in. Eindelijk schaduw. “Hier is het beter”, zegt ma. “Zeg dat wel”, antwoord ik, opnieuw mijn zakdoek bovenhalend. Ze hoort me vegen en zuchten. "Ge zweet al zeker? Bij mij gaat het nog." "Er liggen gelukkig geen dennenappels op het pad", zegt ze. "Dat rijdt makkelijker.” “Dat is tegen de herfst hè ma”, zeg ik. Het doet me denken aan het woonzorgcentrum uit de tv-serie 'After life'. ‘Autumn leaves’ heet het woonzorgcentrum, of ‘Herfstbladeren’. Voor mensen in de herfst van hun leven. Een naam waar je het niet meteen warm van krijgt. Dat doet de serie wel. Over een man die na het overlijden van zijn vrouw de draad terug probeert op te nemen, maar hier niet meteen in slaagt. Hoe begin je daar ook aan? Daarbij komt dat zijn vader in het WZC een op voorhand verloren gevecht tegen dementie voert. Je kan de reeks vertalen als 'Na het leven'. Of misschien wel 'Het tweede leven'. Wist je dat je inderdaad twee levens hebt? Het tweede begint op het moment als je beseft dat je er maar één hebt. “Vroeger gingen we in het bos altijd dennenappels rapen”, vertel ik ondertussen op het wandelpad. “Om de stoof aan te maken.” “Ja, we hebben wat dennenappels geraapt, maar dat zult gij niet meer weten. Wij waren nog klein. Die waren voor de Leuvense stoof in de keuken.”Ma zit af en toe een generatie verder terug in de tijd. De Leuvense stoof stond bij haar ouders. Wij hadden een kachel in de woonkamer. Toch vertellen we graag over vroeger. Je moet het warm houden, dat geheugen.  

Rudi Lavreysen
7 0

Een bijzonder seizoen

"De buurman deed dierengeluiden na", zeg ik. Mijn vrouw kijkt me aan alsof ik een zonnesteek heb en begin te hallucineren. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd. Het is al behoorlijk warm. "Nee, echt, dierengeluiden. Vogels. Ik passeerde er toen ik naar de bakker ging. Het ging van roekoekoe en oehoeh. Wacht, er zat ook een leeuw bij denk ik, want hij deed nog van: wroooww. Daarna opnieuw hetzelfde." "Ssst", zegt ze. "Het raam staat open." "Ja, bij de buurman dus ook." "Welke buurman was het?" "Een paar huizen verder. Het kwam van de bovenverdieping. Ik dacht: hij heeft zijn kleinkind op bezoek. Maar dan hoor je een reactie van het kleinkind. Een gegiechel." "Niet alle kinderen zijn hetzelfde. Misschien lacht zijn kleinkind niet zo luid." "Nee, maar in de tijd dat ik er stond, heb ik alleen de buurman gehoord." "Hoe lang heb je er dan gestaan?" "Ik heb even gedaan alsof mijn veter los was. Daarna heb ik die effectief losgemaakt en langzaam mijn schoen gebonden. En een paar keer mijn rug gestrekt." "Misschien was hij aan het oefenen voor iets", zegt mijn vrouw tenslotte. Je hebt er het raden naar, wat mensen doen. Ik heb er op zich niks mee te maken. Het is zomer, dan hoor je vanalles met die openstaande ramen. Het doet me denken aan een zin uit Hotel New Hampshire van John Irving. 'Keep passing the open windows.' 'Blijf de openstaande ramen passeren.' De familieleden in het boek zeggen het tegen elkaar als iemand problemen heeft, omwille van een tragisch voorval met een openstaand raam. Misschien moet ik nog eens een John Irving boek lezen, bedenk ik me. Het is vakantie voor iets. Goed idee. Dat allemaal dankzij de dierengeluiden van de buurman. Wat is het toch een bijzonder seizoen, de zomer.  

Rudi Lavreysen
8 0

15 zijn.

            Zijn denken, zijn schrijven, zijn drang naar de onbeschaamdheid van het leven werden beïnvloed door ‘De Verkeerde Minnaar’ van Mireille Cottenjé en ‘De Schaamte Voorbij’ geschreven door Anja Meulenbelt. De eerste auteur maakte een diepe indruk op hem en Meulenbelt vond hij uiteindelijk een conformistische trut, al bleef dat boek op hem kleven. De dames zouden hem doen geloven in vrijheid van liefde en seks en de twee titels zouden zeker voorgoed zijn onvermurwbaar militantisme onder zijn huid graveren en hem in een onuitputtelijk streven naar wat later totaal onmogelijk zou blijken, het goede in de wereld en in de maatschappij te betrachten. Wat goed is, zal nooit kunnen zegevieren maar hij beloofde er iedere dag het beste van te maken, voor zichzelf – niet uit eigenbelang maar sinds zijn jeugd leeft hij met het gebrokene en daarom probeerde hij zijn eigen leven en dat van anderen te herstellen -, en voor de ander. Leven in continu herstel levert misschien niet veel op maar hij zou met niemand ruilen. Deze twee boeken waren zijn eerste pornoboeken en hoewel de ‘Happy Hooker’ van Xaviera Hollander ook in de boekenkast stond, hadden Cottenjé en Meulenbelt de meeste invloed op hem. In pornoboekjes ergerde hij zich overigens aan de spelfouten in de teksten. Porno was daarmee zo banaal, zo ordinair, zo seventies. Vriendschap in porno bracht verbondenheid op een totaal ander niveau, dacht hij. De camaraderie die zich uitte in seks vond hij verbluffend en origineel. Het voelde goed aan. Alsof het zo moest zijn. Hij kende de boeken van Michel Foucault nog niet maar onbewust werden de kiemen gelegd voor zijn latere bedenkingen. Porno had zich niet alleen genesteld in zijn lijf maar ook in zijn hele bestaan en zijn gedachtegang.             Daarom geloofde hij in magie. Hij geloofde dat mensen die elkaar niet kenden op een of andere manier met elkaar in verbinding stonden, dat bepaalde mensen elkaar moesten ontmoeten, niet zozeer voor seks of voor liefde maar omdat een of ander noodlot hen naar die ontmoeting dreef om zelf vooruit te geraken in het leven. Soms moesten mensen elkaar gewoon een tijdje ontmoeten en dan weer solo verder gaan.             Hij schreef in schriftjes met lijntjes, met grote en kleine ruitjes, op losse bladen en in kantlijnen van schoolboeken. Alleen hij kende het geheim achter vertellen. De vragen waarop hij antwoorden zocht waren geen echte vragen. Ze waren een aanzet om te denken en op te merken hoezeer mensen naast elkaar konden leven, hoe mensen elkaar de mond dichtsnoerden, hoe mensen het niet zo nauw met elkaar namen, hoe mensen niet bereid waren om toegevingen te doen, laat staan compromissen te maken. Hij schreef hoe hij zag hoe tijden veranderden, hoe, zonder het te merken, de jaren achter hem kwamen te liggen. Wat wist hij over wat hij vandaag deed waar het hem later zou brengen. Mensen voelden de verzuchtingen van hun eigen levenservaringen in hun eigen nek niet meer. En uiteindelijk zouden het diezelfde mensen zijn die er ook in zouden slagen hem het zwijgen op te leggen.             Tot zijn geheim barstte.

Erwin Abbeloos
7 0

16 zijn

Een tekst is nooit af. Een tekst is zoals in het leven, zoals mijn leven, dacht hij. ‘Zijn’: de tekst is, de tekst staat er (maar hij is nog niet af). ‘Hebben’: je hebt de tekst in handen, je hebt de tekst van links naar rechts, van rechts naar links, van boven naar onder en terug geschreven – maar hij is nog niet af; bezitten is niet zo belangrijk in het leven. ‘Worden’: de tekst is zoals jij: in wording. Dat was zijn belofte daar onder ede in zijn slaapkamer: altijd worden. Zijn en hebben zijn volstrekt onbelangrijk in het leven.             Hij trok als een bezetene aan zijn sigaret, alsof het zijn laatste genot op aarde was en hij het aardse ging ruilen voor het hiernamaals. Hij voelde een lichte erectie opkomen. In gedachten rookte hij sigaretten met sportieve mannen gekleed in korte sportshorts. Seks en sigaretten gingen voor hem altijd samen. De rook stapelde zich in zijn mond op en hij blies meteen alles weer uit. ‘Nooit de rook aan je longen laten komen,’ maande zij hem aan en hij rookte verder.             Ze had de sigaretten, ze had het allemaal: een platenspeler met ingebouwde cassettespeler en radio, honderden 45 toeren platen mét alle singles van ABBA, Gerard Lenorman en twee versies van ‘Patrick mon chéri’. Ze had ouders die amper thuis waren en ze had een beroemde schoonbroer die de sigaretten leverde. Ze had een bromfiets waarop hij niet mocht rijden, hij had een tweedehands meisjesplooifiets. Ze had een grote labrador, hij had een poedel. Ze kon zwemmen, hij bleef aan de rand staan met een zwemband rond zijn heupen en twee meisjesachtige vrienden erbij. Ze had twee zussen die het huis uit waren, hij had een afwezige familie. Voor haar verjaardag kreeg ze een huis, hij deelde zijn kamer met zijn broer. Ze had onafhankelijkheid, hij had eenzaamheid.             Ze trok hard aan het laatste stukje sigaret. Ze draaide een beetje in slow motion met haar hoofd alsof ze door te veel nicotine flauw ging vallen. Ze namen afscheid. Hij bleef vertwijfeld achter en hoopte dat het ooit allemaal beter zou worden. Hij had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld.

Erwin Abbeloos
8 1

We moeten vrouwen van de wereld afschermen.

In De Standaard heb ik met veel interesse een commentaar stukje “Een vrouwenuurtje misbruiken om goedkoop te scoren”, getekend Inge Ghijs, gelezen. Haar redenering schaadt vrouwen eerder, duwt en behoudt hen in een slachtofferrol, eerder dan te streven naar gelijkwaardigheid of empowerment. Dat we vrouwen opnieuw achter slot en grendel gaan steken – dat vrouwen zichzelf achter slot en grendel gaan steken, dat is wat ik begrijp uit het opiniestukje. De adjunct-hoofdredacteur schrijft of de lezer ooit gehoord heeft over vrouwen die getraumatiseerd zijn na seksuele intimidatie of over vrouwen die zich vanwege hun uiterlijk meer op hun gemak voelen als er geen mannen in de buurt zijn. Het is de lezer onderschatten. Op de eerste vraag kan ik al antwoorden: ja, ik ken een vrouw – maar ook een man – die seksueel geïntimideerd zijn. Op de tweede vraag kan ik volmondig antwoorden dat ik ook vrouwen ken die zich niet zo goed op hun gemak voelen wanneer er mannen in de buurt zijn. Maar is het antwoord dan dat we vrouwen moeten ‘opsluiten’, afsluiten of uitsluiten van de maatschappij waar ook mannen aanwezig zijn? Eigenlijk neemt zij de verdediging van safe spaces op. Maar in de maatschappij zijn nu eenmaal ook mannen en gelukkig beantwoorden de meeste mannen niet aan het profiel van mannen die zij beschrijft. Want, wees eerlijk en scoor ook niet goedkoop: kan ze zeggen over welke mannen het gaat? En doet zij hier eigenlijk ook niet aan etnisch profileren? Het doet me denken aan de heisa rond Sabrine Ingabire toen ze zei dat ze zich ongemakkelijk voelt in een restaurant met alleen maar ‘witte’ mannen of Dalilla Hermans die schrijft dat ze liever geen columns leest die geschreven zijn door ‘witte’ mannen, of Rachael Moore die bij hoog en laagt zweert dat ‘witte’ homomannen nooit iets gedaan hebben voor homomannen van kleur. Fleur Pierets zegt dat ook. Persoonlijk heb ik er geen problemen mee dat vrouwen aparte fitness of zwemuren krijgen. Het ontwricht de gang van zaken in mijn leven niet en de meeste burgers liggen hier evenmin wakker van. Maar het stelt andere fundamentele vragen die het samenleven in een openbare ruimte aanbelangt. Want dan moeten we, om apartheid en segregatie tegen te gaan, wel eerlijk zijn en niet goedkoop scoren. Iedere identiteitsgroep mag dan onder dezelfde voorwaarden de openbare ruimte opeisen net zoals de vrouwen die een uurtje apart willen fitnessen of zwemmen. Wat gebeurt er dan nog van een samenleving – het woord zegt het toch zelf, toch, ‘samen’ (= verbinden)? Moeten we integendeel mannen en vrouwen niet eerder sterken in gelijkwaardigheid in plaats van in gelijkheid? Ik herhaal: ik heb helemaal niets tegen aparte uren voor vrouwen (of andere groepen, mannen bv. of mensen met overwicht) maar geven we hier niet een verkeerd signaal? Blijven we vrouwen – en bij uitstek andere minderheidsgroepen – dan niet verbergen en in (valse) veiligheid zetten, apart zetten dus, zonder hen te versterken en de realiteit van de wereld te laten zien? Waar is empowerment in het zich afzonderen in safe spaces? Is het tenslotte niet de taak van een samenleving, van ons allen, u en ik, om aan de rest van die boze wereld te laten zien dat vrouwen gelijkwaardig zijn? Doen we dat door aparte openbare ruimtes te voorzien? De redactrice schrijft dat er een identitair debat aangegrepen wordt, maar dat is het al van in het begin. Dat idee heeft het debat al ingehaald. In de identiteitspolitiek zijn man zijn en vrouw zijn achterhaald en moet genderfluïditeit vooropgesteld worden. In ons – want het is van en voor ons allemaal – zwembad kunnen we ook denken aan genderfluïditeit: een man die zich vrouw voelt, die nog steeds de fysieke eigenschappen heeft van een man maar die zich in sommige situaties eerder vrouw voelt, wat doet de schrijfster van het commentaar stukje met deze persoon? En wat met transmannen en transvrouwen? En gaan heterovrouwen zich nog veilig voelen wanneer een lesbische vrouw een seconde te veel zal kijken? En last but not least: wordt het hele zwembad dan afgesloten met een soort van zeil want vanop een nabijgelegen brug heb je wel inkijk op het hele hebben en zijn van het zwembad. Ik denk niet dat er veel mensen zijn die moeite hebben met diversiteit, integendeel. De identiteitspolitiek en de woke-waanzin echter vernietigen diversiteit: zij gebruiken en misbruiken sociale media of het debat om andere mensen ideologisch de les te spellen en zijn zelf niet in staat kritisch of empathisch te kijken naar de wereld. Conformisten zijn bang om een foute mening te hebben dat ze niet meer in staat zijn om na te denken en te kijken naar de andere kant. Integendeel, cancel cultuur en safe spaces die de adjunct-hoofdredacteur allicht genegen is, getuigen van hun vervreemding ten opzichte van de wereld waarin wordt samengeleefd en verbonden. Het lijkt op goedkoop scoren, ja, om mensen in woke-waanzin en met kleppen op de ogen voor diversiteit tegen elkaar op te zetten zoals het commentaar dat weergeeft. Dat is inderdaad een pak makkelijker dan mensen met elkaar te verbinden. Haar commentaar werkt in elk geval niet verbindend en ik kan alleen maar betreuren dat feminisme anno 2021 onder het juk van dergelijk commentaar en de algehele woke-waanzin en politieke correctheid het eigen doel mist, vrouwen in hokjes duwt en hen vraagt zich te isoleren, te vervreemden van de maatschappij en hen vraagt om alleen te spreken in safe spaces en dus zo segregatie in handen houdt. Door identiteitsgroepen en identiteitsdenken leg je het debat zélf het zwijgen op, sterk je vrouwen niet en ben je als woke-feminist(e) deel van het probleem. Ik had nooit gedacht dat DS daar in mee zou gaan. Nu goed. Ik ben een grote voorstander van de vrije meningsuiting en ik respecteer haar mening. Iets wat niet altijd van de wokers gezegd kan zeggen. Ik wil hier gewoon een weerwoord schrijven, een andere visie delen vanuit universeel perspectief.

Erwin Abbeloos
8 1

Oh my god, zegt ze

Voorwerpen hebben de gave om te spreken. Ze kunnen ons iets zeggen. Jeff Tweedy heeft het in een van zijn songs over ‘the ashtray says you were up all night’. De volle asbak zegt hem dat zijn moeder de hele nacht op was. We maken op een doordeweekse dag een wandeling in een gehucht van een naburig dorp. De kerk, de lagere school en café Welkom op de hoek. Alles vlak bij elkaar. La Flandre profonde. De openstaande ramen, de vlaggetjes op de speelplaats en het gejoel van de kinderen zeggen me ook zonder een blik op de kalender dat het schooljaar op zijn laatste benen loopt. Een meisje hangt uit een van de openstaande schoolramen en roept iets naar ons. We zijn te ver om het te kunnen verstaan. “Meneer, raapt u mijn pop even op alsjeblieft”, herhaalt ze. Dat meen ik alleszins te begrijpen. “Is je pop gevallen?”, vraag ik. Het meisje kijkt me vanuit de hoge ramen glimlachend aan. Het gebouw zegt me dat de school er al heel wat decennia staat. “Och, het is geen pop”, zeg ik als ik het speelgoed in het hoge gras zie liggen. Het is een soort van bord met nopjes. “Nee, het is geen pop maar een pop it”, lacht ze. “Oei, dat ken ik niet”, antwoord ik. Wat niet helemaal klopt, want jongere collega’s hebben er iets over verteld. Dat het een hebbeding is voor kinderen. Ik overhandig het speelgoed, het meisje zegt ‘dankjewel’ en verdwijnt uit ons zicht. Ik hoor dat ze lachend ‘Oh my god’ tegen haar klasgenoten zegt. In de ogen van kinderen zijn we wellicht stokoud. Het speelgoed zegt me hetzelfde. Oh my god. Hoe bestaat het? Dat iemand een pop it niet herkent als die in het gras ligt? Wie zal het zeggen?  

Rudi Lavreysen
6 0

Wokers gebruiken hun privileges niet eens!

In een oproep van verschillende cineasten en andere gekende en minder gekende figuren in Frankrijk om een sans-papiers te ondersteunen, beloofden duizenden burgers op 17 en 18 mei 1998 in een plechtige ceremonie georganiseerd door de burgemeester van Saint-Denis om honderden mensen zonder papieren te ondersteunen in het behandelen van een regularisatieprocedure. Dit appèl en deze actie van ongeziene burgerdaadkracht kwam er na het verdrijven van mensen zonder papieren die in de Parijse Eglise Saint-Bernard een onderkomen hadden gevonden maar door de politie hardhandig uit de kerk gezet werden. Onder andere actrice Emmanuelle Béart was het boegbeeld van een beweging voor de sans-papiers. De bezetting van de kerk is er niet zomaar gekomen maar was het antwoord op de toen heersende – linkse – politiek om mensen het land uit te zetten. De oproep was een succes. Die dagen – en avonden – stonden mensen zonder papieren ons op te wachten om hen met alle mogelijke middelen – en privileges – te helpen in de legaliteit te brengen. De meesten kregen hun dossier in orde, niet door schietgebedjes of gemediatiseerd medelijden, maar door concreet bezig te zijn met het dossier van een sans papier. Loonfiches, huurstrookjes, belastingaangiftes, getuigenissen werden allemaal uitgepluisd en versterkten de mogelijkheid tot regularisatie. Wat was onze rol om een sans-papier te ondersteunen? Je onderhield een concrete en reële relatie met iemand. Je toegewezen sans-papier kon je altijd bereiken en werkte samen met jou aan een regularisatieprocedure. Daar kwam veel papierwerk en slapeloze momenten bij kijken. Concreet wierp je met een advocaat een juridische kijk op het dossier, je leerde de geschiedenis van het verblijf van de man of vrouw in kwestie te kennen en je schreef alle mogelijke overheden aan om de irregulariteiten aan te vechten. Je maakte ook afspraken met diezelfde overheden en je ging naar loketten en bureautjes om je sans-papier te verdedigen. Geloof me, dat maakte indruk op de administratie. Je was ook de contactpersoon wanneer iemand door de politie werd gearresteerd. Dat was ook naar het politiekantoor gaan om de persoon te gaan halen en zijn/haar rechten te laten gelden. In België zie ik vandaag hetzelfde scenario bij de sans-papiers, alleen komt er van de geprivilegieerde witte mensen en mensen van kleur geen actie. Gejammer op Instagram, klaagwoorden op Facebook en ergernissen in de media. De woke-vlam lijkt vandaag gedoofd. De dokters leggen de pleisters maar de wonden liggen nog dieper. Ik zie echter niemand met een gekende naam of een gekend gezicht dat, net zoals Emmanuelle Béart, collega’s en netwerkboekjes oproept om een sans-papiers te ondersteunen. Opiniestukken schrijven, zeggen dat je er ’s nachts van wakker ligt of blijven zeuren over hoe schandalig het allemaal wel niet is, brengen geen oplossingen. Ondertussen vergaan de levens van deze honderden mannen, vrouwen en kinderen. Met deze een oproep aan alle gekende en minder gekende witte “Lives Matter” en mensen van kleur: gebruik je privilege om deze situatie mee helpen te doorbreken en levens te redden. Zet je irritante woke-visie nu eens om in concrete actie. Sluit je social media af en ondersteun een sans-papier. Doe je dat niet, ben je deel van het probleem. Geef een menselijk gezicht aan je actie.

Erwin Abbeloos
28 0

Balsemboomstraat 13

Het huis merk je al van ver op. De gevel is uitgezakt en bol als een buik die strakgespannen in een T-shirt staat, gezapig terend op een rijk leven. Hier en daar lopen barsten door de vaalgrijze verf die van de muren krult. Ze lijken op aderen van oude mensen, dicht tegen half doorzichtige huid liggend. Aderen van mensen die niks meer te verbergen hebben voor het sputterende leven en de nakende dood. Sinds de tien maand dat ik hier woon, werd de bewoner van dit huis één van de vaste waarden: een oude man achter het raam waarop kattenhaar en andere substanties samengekoekt zitten. Samen met hem, stonden er afwisselend fiere, opgeblonken obussen en bijna verdorde cactussen voor het raam. Je zou kunnen denken dat de man het opzettelijk zo besliste. De bijna vergane goudkleur sloot perfect aan op de droge beige vlekken van de plant. De opeenvolging van cactussen en obussen werd op één moment verbroken door een beeld van ‘Het Laatste avondmaal’ in zeepsteen. Een sprankel goddelijkheid en gratie tussen de goddeloze oorlogssouvenirs. Mijn vriend vertelde dat hij er de gewoonte van had gemaakt om zijn hand even op te steken als hij voorbij de man wandelde. Af en toe kreeg hij een opgestoken hand terug, en andere keren bleef de oude man apathisch voor zich uit staren. Hij wacht op de dood, zeiden mijn vriend en ik en dan zwegen we. Zou het kunnen dat hij zat te wachten tot de dood eindelijk dichterbij kwam? Om elke avond zuchtend naar bed te tsjokken omdat de verlossing nog niet kwam en omdat er hem morgen alweer hetzelfde wachten te beurt viel? Hij had twee katten, een lapjeskat en een jong zwart katje. De lapjeskat lag steevast in een rare houding op het beeld dat aan het zijraam stond. Het zwarte katje vond een plek tussen de obussen en cactussen. Op een dag lagen ze er niet meer. Het huis ontbrak aan katten, en dat was verdacht. Na de verdwenen katten, waren er de gesloten gordijnen. Slechts om de twee dagen gingen ze terug open. Telkens voelde ik een lichte opluchting door me heen. Er is leven. Ik negeerde halsstarrig het feit dat er niemand meer in de kamer zat die naar buiten staarde. Ik keek binnen in een huis dat een zwart gat onderdak gaf. En dan bleef het gordijn wat langer dicht. Tot gisteren. Al voor ik aan het huis kwam zag ik dat het raam anders was, er hing een brief aan. Hij heette dus Georges, die oude man. Hij zat opnieuw achter zijn vertrouwde raam, maar nu in papieren versie. Ik ging wat dichter kijken, en in de brief ontdekte ik dat hij het geboortejaar deelde met mijn vader, 1944. Altijd hadden mijn vriend en ik gedacht dat het 'oude ventje' toch wel ergens in de tachtig moest zijn, misschien zelfs negentig. Hoe levens zo anders kunnen zijn. Op de doodsbrief vond ik niet meteen de naam van een vrouw terug. Ik wilde ook niet te lang staren. Zo goed kende ik hem niet, en niemand houdt van voyeurs die pas na de dood tevoorschijn komen om kennis maken. Raar genoeg had ik altijd al de naam Georges op hem geplakt, nog voor ik de doodsbrief zag. Aan de aanpalende huizen wapperen vlaggen. Geen zwarte vlaggen uit respect en rouw. De nationale driekleuren doen de dood snel vergeten en vertellen dat het leven voortgaat, liefst gehuld in feestgedruis. Driekleuren bedrukt met reclame van biermerken, snoepgoed en de nationale luchtvaartmaatschappij. Een land onderworpen aan platte commercie. Er is geen tijd om stil te staan bij wat vergaat. Ik kijk naar de raamkozijnen die afbrokkelen en waar houtmijten zich verder een weg vreten. Het huis zal verdwijnen, net als de vlaggen. Het is gewoon een kwestie van tijd.  

Jolien Van de Velde
74 3

De realiteit is een spiegel

De realiteit is subjectief en persoonlijk, voor iedereen iets anders. We kunnen naar hetzelfde kijken en elk totaal iets anders ervaren. En geen van beide interpretaties is ‘juister’ dan de ander, het zijn gewoon verschillende perspectieven. Iedereen creëert zijn eigen perspectief op het leven. Sommigen zijn zich daar erg bewust van, maar er zijn ook veel mensen die ervan uit gaan dat de realiteit hen overvalt, overmeestert zelfs, en dat ze er totaal geen vat op hebben. Zij ontkennen dan ook iedere verantwoordelijkheid voor wat hen overkomt of tegengaat. De grens tussen intern (ik) en extern (iets/iemand anders) is een illusie. Alles wat ik rondom mij ervaar, is een weerspiegeling van wie ik ben. Van processen in mezelf, dingen waarmee ik bezig ben. Als je zo naar de wereld kijkt, dan krijgt alles een symbolische betekenis. Zo ben ik bijvoorbeeld al een tijdje bewust bezig met het thema grensafbakening. Het is een werkpunt dat zich in verschillende gedaantes in mijn realiteit voordoet. Ik kom in allerlei situaties terecht waarbij ik de kans krijg om te kiezen tussen wat goed voelt voor mij (= mijn grenzen) en wat ik denk dat hoort of verwacht wordt. Stuk voor stuk mooie oefeningen, wat niet wegneemt dat ze soms voor spanning en stress zorgen. Ik heb het eigenlijk gehad met mezelf, of beter gezegd met dat deel van mezelf dat niet authentiek durft handelen uit angst voor afwijzing. Echt iets kotsbeu zijn, is vaak het beste dat je kan overkomen. Want dan ga je iets veranderen. De laatste weken voel ik dat er zoveel beweegt, dat ik flink aan het groeien ben. Blokkades die ik mezelf had opgelegd, zijn aan het oplossen. Mijn voornaamste intentie is om steeds vanuit eigenliefde te handelen en wees er maar zeker van dat zulke intentie aangename resultaten genereert. De vibratie die ik daarbij uitzend werkt magnetisch op voorspoed en inspirerende ontmoetingen. Want zo zit het natuurlijk in elkaar: wat we voelen en denken reflecteert in onze werkelijkheid. Een problematiek die zich blijft herhalen nodigt uit tot dieper zelfonderzoek. Vaak herkennen we ons eigen spiegelbeeld niet meteen. Het leven ervaren en daarbij onszelf leren kennen, dat noem ik de zin van het leven. Dat grenzen mijn aandacht krijgen, uit zich niet alleen in het op afstand houden van bepaalde mensen en tijdig neen zeggen. Maar zo vind ik het ook belangrijk dat het bosje, dat ik momenteel aan het inrichten ben tot een heilige ontmoetingsplaats, volledig omheind en afgeschermd is voor nieuwsgierige passanten. Net zoals bij mijn persoonlijke energetische grenzen, is dit iets van lange duur. Er zijn veel fases en stappen aan vooraf gegaan om te komen waar we nu staan, het is dan ook een flinke lengte. De wilgenmatten die tegen de omheining hangen, lieten twee maand op zich wachten. Het was na een tijdje  zelfs niet meer duidelijk of ze überhaupt zouden geleverd worden. En plots daagde het mij: mijn grenzen komen niet toe! Zowel letterlijk als figuurlijk kwamen ze niet toe. Ik zei het nog tegen mijn liefje: ‘je zal zien, van het moment dat ik mijn persoonlijke grenzen respecteer, dan zullen mijn wilgenmatten geleverd worden.’ Het viel me daarna op hoeveel kansen ik kreeg voorgeschoteld om te ‘bewijzen’ dat ik wel degelijk enkel nog keuzes maak vanuit eigenliefde. Ik was ontzettend vastberaden. Het gaf mij zelfs een beetje een kick om het lieve meisje in mij opzij te schuiven en vriendelijk maar kordaat mijn ruimte en rust op te eisen. Zonder schuldgevoel of twijfel. Voor een doorwinterde empaat vraagt dit om oefening. En dan kwam het verlossende telefoontje: de wilgenmatten werden geleverd! Mijn dankbaarheid en blijheid kon niet op! Het voelde als een beloning. Het zijn maar een hoop bij elkaar gebonden takken, maar ik had hier enorm naar uitgekeken. Ze stonden symbool voor zelfbescherming, voor het afschermen van mezelf. De blokkade die voorkwam dat ze geleverd konden worden, werd opgelost. In de wereld en andere mensen lees ik mezelf. Soms is het confronterend, voelt het vervelend, en wil ik ervan weglopen. Soms vel ik harde oordelen over wat ik zie. Maar steeds herinner ik mij dat ik in wezen naar mezelf aan het kijken ben. En wat zegt mijn reactie op bepaalde dingen over mezelf? Onlangs zat ik op een terrasje in Gent aan het water, genietend van een ijskoude roze mocktail, mensen te kijken. Levend ten midden van de natuur, was dit voor mij een occasionele feestelijke weelde van indrukken en energieën. Enorm fascinerend om te observeren, doch voor mijn welzijn vermijd ik het meest van de tijd zulke drukke plekken. Wat ik zag was een oneindigheid aan mogelijkheden. Een massa mensen, allemaal met hun unieke perspectief op het leven. Stuk voor stuk creators van het collectieve decor waarin we leven. Diversiteit is de voedingsbodem voor bewustzijn. Alles wat we niet denken te zijn, bakent af wat we wel zijn. In de collectieve dualistische realiteit heeft alles zijn tegengestelde nodig om te kunnen bestaan. En dat vind ik geruststellend.

KarolienDeman
174 1

Spiritualiteit is geen hobby

Ik heb me voorgenomen om geen blad meer voor de mond te nemen. Mijn woorden werden steeds gewikt en gewogen zodanig ze bij een groot publiek ingang zouden vinden. Maar ik wil mijn waarheid niet langer nuanceren of verzachten. Tot mijn opluchting merk ik dat ik steeds beter kan loslaten. Wat een ander eventueel denkt over mij heeft geen invloed meer op mijn schrijven. Op mijn creaties in het algemeen. We zijn met verdomd veel mensen op deze aardkloot. Mensen die zich distantiëren van mij maken alleen maar ruimte voor anderen die meer op dezelfde golflengte zitten. Alleen zal ik nooit zijn. Ik heb niets te verliezen en kies resoluut voor mijn authenticiteit. Mijn intentie is liefdevol en ik spreek vanuit het hart. Uiteraard zal ik altijd zelfkritisch blijven, doch zonder mezelf neer te halen of te beperken. Alles is altijd in beweging, maar de laatste tijd voel ik het feller dan anders. Het voelt alsof ik een grote sprong aan het maken ben in mijn ontwikkeling. En ik ben zeker niet de enige, het COVID-verhaal houdt een globale shift in. Dit is een periode van bewustwording. Spiritualiteit is in feite een synoniem voor bewustwording. Er is doorheen de geschiedenis veel geschreven over de verschillende stadia van geestelijke ontwikkeling. Zo vond ik het model van Dr. Clare W. Graves genaamd Spiral Dynamics ontzettend interessant. Mensen zijn natuurlijk niet in hokjes te categoriseren, maar het kan wel handig zijn om te kunnen inschatten in wel stadium van ontwikkeling iemand zich bevindt, zo weet je ook meteen wat die persoon belangrijk vindt in het leven. En kun je daar eventueel op inspelen. Zelfs als je geen weet hebt van de verschillende modellen van ontwikkeling, kun je iemand gemakkelijk inschatten. Het stadium van bewustzijn laat zich onder andere lezen in iemands woordenschat en persoonlijke keuzes. Spiritualiteit is geen hobby, het is een wezenlijk onderdeel in het ontwikkelingsproces. Op een gegeven moment bereik je het stadium waarin spiritualiteit een rol speelt. En dan is er geen weg meer terug. Evolutie beweegt slechts in één richting. Ja, ik doe hier bewust de ogenschijnlijk pretentieuze uitspraak dat mensen die niet met spiritualiteit bezig zijn, zo ‘ver’ nog niet staan in hun ontwikkeling. Waarmee ik niet zeg dat deze mensen dommer zouden zijn, intelligentie verschijnt immers in veel gedaantes. Intelligentie is nog iets anders dan bewustzijn. Iemand kan bijvoorbeeld een hoogbegaafde wiskundige zijn, maar zich anderzijds niet bewust zijn van het feit dat hij de creator van zijn werkelijkheid is. Ieder van ons zal het stadium bereiken waarin we ons herinneren wie we in essentie zijn. Iedereen wordt zich ooit eens bewust van de kracht die uitgaat van gedachten en gevoelens. Beseffend dat die kracht bewust te hanteren is. En om er nog een schepje bovenop te doen, althans in de ogen van mensen die het spirituele stadium nog niet hebben bereikt: als dit bewustzijn in dit leven niet plaatsvindt, dan zal het voor een volgend leven zijn. Er is geen wet die zegt dat je moet lijden om bewust te worden, maar ikzelf en zoveel anderen hebben het wel op die manier ervaren. Extreme duisternis, ellende en wanhoop kunnen dat extra zetje geven om over te gaan naar een volgend stadium. Ik wil nog even verduidelijken dat spiritualiteit en religie twee verschillende dingen zijn. In moeilijke tijden kunnen mensen troost en kracht halen uit het geloof in een ‘hogere kracht’ die ze dan eventueel God noemen. Spiritualiteit haalt troost en kracht uit een weten dat wijzelf die goddelijke kracht zijn. De oppervlakkige connotaties die met spiritualiteit verbonden zijn (zoals kristallen, wierrook, tarotkaarten, helderzienden, …) wekken de illusie dat spiritualiteit een bezigheid is voor een bepaald soort mensen. De stereotypen die bestaan over een spiritueel persoon suggereren dat het gaat om een subcategorie, zoals er bijvoorbeeld ook bikers, hippies of punkers bestaan. Maar het spirituele bewustzijn kan veel vormen aannemen en maakt geen onderscheid in wat voor type persoon iemand is. Het gaat hier niet over een subcategorie, noch is het een tijdelijke fase. Spiritualiteit is iets waar je langzaam ingroeit. De aanvang van het bewustzijn kan gepaard gaan met een enorm enthousiasme. Het is ook gewoon heerlijk om je te herinneren dat je God bent. Maar het is een valkuil om te denken dat dit weten het leven gemakkelijker zal maken. Integendeel, want spiritueel bewuste mensen zijn nog steeds in de minderheid. Het is niet gemakkelijk om je authentiek te bewegen ten midden van zoveel onbewustzijn, wat de huidige crisis enorm accentueert. Het vraagt moed en vooral zelfzekerheid om voluit en authentiek te durven spreken over spiritualiteit in een cultuur die hier ietwat lacherig mee omspringt. We leven in een rationele wereld waarin wetenschap steeds het laatste woord krijgt en de regels dicteert. We vergeten echter dat diezelfde wetenschap slechts enkel decennia oud is terwijl spiritualiteit letterlijk zo oud als de mensheid is.

KarolienDeman
4 0

Sociaal contact en grensafbakening: nog steeds een uitdagend werkpunt

Er zijn van die dagen dat alles en iedereen als ‘teveel’ voelt. Ik heb geleerd om dit gevoel samen te vatten met de zin ‘ik ben overprikkeld’, in de hoop dat anderen dan begrijpen wat ik bedoel en afstand nemen. Of anderen mij al dan niet begrijpen, is anderzijds iets waar ik niet meer mee bezig wil zijn. Het is vermoeiend om mezelf te moeten verklaren. Volgens mij is het comfortabeler leven als ik me alleen nog zou omringen met mensen die mij verstaan met weinig of zonder woorden. Er zijn zoveel mensen die ik ‘lief’ vind, waarvan ik weet dat ze een goede inborst hebben. Dit neemt helaas niet weg dat ik weerstand voel om met hen om te gaan. Met al hun liefheid en goede bedoelingen gaan ze vaak los over mijn grenzen. Dat doen ze geheel onbewust, ik kan hen niets verwijten. Mijn grenzen liggen soms in rare kronkels, ik kan het ook niet laten om ze van tijd tot tijd te overschrijden. Toch wil/moet ik ze respecteren, voor mijn welzijn. Want zoals ik al zei en zal blijven herhalen: eigenliefde is het ultieme medicijn. Wanneer ik afspreek met mensen, dan wil ik ook ongeveer kunnen inschatten wanneer de tijd om mezelf alleen terug te trekken weer zal aanbreken. En als dat moment te lang op zich laat wachten, kan ik daar ontzettend verstoord van raken. Ik vind het ook belangrijk dat elk contact een meerwaarde heeft, dat het mij iets op- of bijbrengt. Dat ik er mij op z’n minst aan kan opladen. Ik heb me natuurlijk al afgevraagd of ik veeleisend, hautain en/of opportunistisch ben. Maar dat strookt dan niet met het genoegen dat ik haal uit het geven van liefde. Er is geen gulden middenweg, ik kan geen toegevingen doen naar anderen zonder mezelf te schaden. Het is alles of niets. Volledig met hart en ziel connecteren of geen connectie. Het zijn de halfslachtige connecties die mij leegzuigen. Als mijn relativeringsvermogen op volle toeren draait, dan is dat het signaal dat het niet goed zit. Dat relativeren kan zo klinken: “ Ik begrijp haar standpunt zeer goed, eigenlijk doe ik gewoon moeilijk met al mijn regeltjes.” “ Zijn grove reactie stamt voort uit een moeilijke jeugd, hij wil zichzelf alleen maar beschermen.” “ Ik zou die afspraak liever afzeggen, maar kom, het is slechts voor een paar uurtjes.” Er zijn tal van situaties waarbij ik de kans heb om te kiezen voor mijn gevoel, voor mezelf, maar toch handel naar verwachtingen. Niet alleen anderen, maar vooral ikzelf construeer die verwachtingen. Ik wil een goede gastvrouw, organisator, schrijfster, vriendin, zuster, dochter en geliefde zijn en ga ervan uit dat daar bepaalde prestaties aan vasthangen. Dat ik dingen moet doen, in plaats van gewoon mezelf te zijn. Ik kan mijn grenzen weg relativeren om dan niet veel later emotioneel in te storten. Alle kleine, op het eerste zicht onbenullige, dingetjes bij elkaar klitten uiteindelijk samen tot een verstikkende bal. Soms kan ik er zelfs niet echt de vinger op leggen wat mij precies van streek maakt. Mijn weelderig vloeiend empathisch vermogen zorgt er ook voor dat het onderscheid tussen mijn eigen gevoelens en de gevoelens van anderen onduidelijk kan zijn. Ik heb al vaak het vermoeden gehad dat mijn gemoed meedeint op de golven van het collectieve bewustzijn. Dat de collectieve onrust ook mijn persoonlijke bubbel binnendringt. Als ik dan huil, zijn mijn tranen niet alleen de mijne. De hele covid crisis, nu in het bijzonder de kwestie om je al dan niet te laten vaccineren, zet mensen en relaties onder druk. Om mezelf te beschermen, voor mijn gezondheid, zou het goed zijn om mij volledig af te sluiten voor het onderwerp. Ik doe mezelf al een groot plezier door geen televisie in huis te hebben. Maar het is een realiteit die ik niet kan ontlopen. Het heeft invloed op mijn relaties en persoonlijke keuzes. Met angst als voornaamste drijfkracht achter dit hele gebeuren is het niet abnormaal dat ik soms even de pedalen verlies. De angstvibratie die collectief opgewekt wordt, houdt geen rekening met tijd en ruimte. Ze dringt mijn ruimte binnen en overmeestert mij. Ik voel dat het moment is aangebroken om mijn spirituele vermogens actief te gebruiken en ontplooien. De oefenperiode is voorbij, nu moet ik al mijn kennis en kunde praktisch toepassen. Er is ook geen ruimte meer voor twijfel: dit is mijn pad. Ik ga mijn woorden niet langer wikken en wegen om zo weinig mogelijk mensen tegen de borst te stuiten, maar spreek vanuit volle overtuiging. En ik besef dat er daardoor mensen zullen afhaken, het contact met mij verbreken. Maar ook daar ben ik klaar voor. Ik heb er vertrouwen in dat ik nooit alleen zal zijn en steeds overvloedig liefde zal kunnen uitwisselen. Ook als ik er consequent voor kies om alleen nog vanuit eigenliefde te handelen. Dat is geen paradox.

KarolienDeman
7 1