Zoeken

Zelfkennis is het fundament van gezonde relaties

Een persoonlijkheid bestaat uit verschillende delen. Zo is er bijvoorbeeld een deel van mij dat niets liever wil dan met rust gelaten worden en zich graag alleen terug trekt. Maar een ander deel van mij wordt enthousiast van het organiseren van evenementen. Het ene spreekt het andere tegen, maar ik probeer evenwichtig te handelen zodanig beide delen zich kunnen ontplooien. En ja, soms botst het wel eens. Dan kan het zijn dat ik overprikkeld ben omwille van de sociale activiteiten die ik op mijn programma heb gezet. Ik kies er bewust voor om elk deel van mij te accepteren. Ook al gaat het soms met vallen en opstaan, toch wil ik geen enkel deel van mezelf verwerpen, uitsluiten of zogezegd ‘afleren’. Het is trouwens onmogelijk om delen van mijn persoonlijkheid af te leren. Ik wil voor de weg van de minste weerstand kiezen. Uit ondervinding weet ik dat het onderdrukken van delen in ziekte of andere ellende resulteert. Alles dat je aandacht geeft groeit of ontwikkelt zich. En alles dat je onderdrukt ontploft op een gegeven moment in je gezicht. De relaties die we hebben met anderen, of die nu oppervlakkig, romantisch of vriendschappelijk zijn, weerspiegelen delen van onszelf. Zo is er bijvoorbeeld dat onzekere deel van mij dat zichzelf niet goed genoeg voelt. Dat deel zorgde ervoor dat ik een relatie aanging met een man die deze onzekerheid voedde. Ik liet mijn liefde vrijuit stromen, maar kreeg er weinig voor terug. Ik voelde me niet gekoesterd of gewaardeerd. Na enige tijd liet nog een ander deel van mij van zich horen: het deel dat wel vindt dat ik de moeite waard ben. Het kwam in opstand, vond dat ik beter verdiende. Dat zorgde voor conflicten. Ik bleef nog enige tijd aanmodderen, switchend tussen deze twee delen, om uiteindelijk de knoop door te hakken en de toxische relatie te beëindigen. Sommige delen zijn zelfdestructief. Er bewust van zijn dat ze er zijn, is voldoende. Ik probeer ze met mededogen bestaansrecht te geven, erop vertrouwend dat ik ze zal leren aanvaarden, doch zonder ernaar te handelen. Uiteraard ben ik wel eens kwaad op een deel van mezelf. Dan vervloek ik bijvoorbeeld mijn zachtheid die er soms voor zorgt dat ik mijn grenzen laat overschrijden. Het strenge deel van mezelf bestempelt dit als een zwakte. Van zodra ik hiervan bewust ben, probeer ik het met eigenliefde te compenseren. De gedachten waarmee ik mezelf neerhaal loslaten en mijn zachtheid accepteren is het beste dat ik voor mezelf kan doen. Het begint allemaal bij zelfobservatie. Bij het bewust worden van het zelfbeeld en hoe dit invloed uitoefent op specifieke keuzes en relaties. Leren zien hoe het zelfbeeld de realiteit kleurt. Ik was er mij ten tijde van die relatie niet geheel bewust van dat mijn aantrek tot deze man een bevestiging van mijn minderwaardigheidsgevoel betekende. In het samenzijn met hem weerspiegelde mijn zelfdestructieve kant. Gebukt gaand onder emoties leerde ik op korte tijd enorm veel over mezelf. De ervaring liet me inzien dat mijn gevoel van eigenwaarde nog een werkpunt was. Elke interactie met iemand anders, hoe kortstondig en banaal deze ook mag zijn, kan een inzicht betekenen. Door relaties aan te gaan, helpen we elkaar groeien. En dat hoeft helemaal geen pijnlijke zaak te zijn. In een gezonde relatie help je elkaar vooruit door de schoonheid van elkanders bestaan liefdevol te bevestigen. Oprechte liefde kenmerkt zich door een verruiming van het persoonlijke welzijn naar een gemeenschappelijk welzijn. Alles wat ik mezelf toewens, geef ik ook aan de ander en omgekeerd. Je kunt elkaar in alle veiligheid en vertrouwen spiegelen en helpen ontwikkelen. Ondanks de pijn en tranen ben ik dankbaar om die moeilijke relatie te hebben ervaren. Ik heb geleerd dat het belangrijk is om mezelf te eren en dat ik dit in mijn relatie weerspiegeld wil zien. Ik heb aan de levende lijve ervaren wat voor een relatie ik niet wil. Dit heeft het complementaire beeld van wat het wel moet zijn verscherpt. Haarscherp voor ogen zien wat ik wil, is uiterst belangrijk bij het bewust scheppen van mijn realiteit. Ik had er vertrouwen in dat ik ooit wel opnieuw iemand ongeremd zou liefhebben en deze keer hetzelfde zou terugkrijgen. Veel sneller dan verwacht is dit ook gebeurd. Mijn huidige partner geeft me de gelegenheid om door zijn ogen met een liefdevolle blik naar mezelf te kijken, wat mijn zelfbeeld ten goede komt. Als ik mezelf bekritiseer is hij de eerste om mijn hardheid te temperen. Er zijn geen delen van mij die in strijd zijn met elkaar omwille van deze relatie. Ik voel in mijn hele wezen dat dit gezond is en dat het mij rust brengt. Het is interessant om mij af te vragen welke delen van mezelf getriggerd worden bij bepaalde sociale interacties. Sommige mensen lijken het slechtste in mij naar boven te brengen terwijl anderen juist een heilzaam effect uitoefenen. Het hangt er allemaal van af welke delen zich aangesproken voelen en of ik daar al dan niet mee in het reine ben. En zo wil ik graag besluiten dat zelfkennis cruciaal is bij het aangaan van constructieve relaties.   https://www.karoliendeman.com/blog/2021/4/12/een-mens-bestaat-uit-delen

KarolienDeman
19 0

Dalilla Hermans is gecanceld.

Fleur Pierets is gecanceld. Naomie Pieter is gecanceld. Sabrine Ingabire is gecanceld. Rachael Moore is gecanceld. Yassine Boubout is gecanceld. Madonna is gecanceld. ABBA is gecanceld. J.K. Rowling is gecanceld. Jacques Tati is gecanceld. Lucky Luke is gecanceld. Martha Nussbaum is gecanceld. Nietzsche is gecanceld. Kant is gecanceld. Assita Kanko is gecanceld. Martin Luther King is gecanceld. Eva Rovers is gecanceld. Mia Doornaert is gecanceld. Joe Harris is gecanceld. Ernest Hemingway is gecanceld. Jean Fouquet is gecanceld. De Standaard is gecanceld. Knack is gecanceld. De Morgen is gecanceld. Zizo Magazine is gecanceld. Dante's Inferno is gecanceld. Little Britain is gecanceld. Are you being served is gecanceld. Instagram is gecanceld. Facebook is gecanceld. De opiniepagina is gecanceld. De lezersbrief is gecanceld. De VUB is gecanceld. De VUB sterft. De VUB is dood. Onze universiteiten conformeren. Brussel is gecanceld (just kidding). Solidariteit is gecanceld. Universalisme is gecanceld. Elegantie is gecanceld. Sensualiteit is gecanceld. Seksualiteit is gecanceld. Galanterie is gecanceld. Een vleugje parfum is gecanceld. De man is gecanceld. De vrouw is gecanceld. Links is gecanceld. Centrum links is gecanceld. Vrije meningsuiting is gecanceld. Ik ben gecanceld. Taal is gecanceld. Een compliment is een agressie. Een blik is een agressie. Een lief woord is een agressie. Een tekst van lang vervlogen tijden is een agressie. Een deur openhouden is een agressie. Een glas betalen is een agressie. Een aanspreking is een agressie. Muntpunt is gecanceld. De Krook is gecanceld. Cultuur is gecanceld. Literatuur is gecanceld. Vlaamse literatuur is gecanceld. Carnaval is gecanceld. Cabaret is gecanceld. Black Lives Matter heeft zelfmoord gepleegd. La Boum en L'Abîme plegen zelfmoord. Lockdownfeestjes zijn collectieve zelfmoorden. Kunstcollectieven zijn progressieve sektes van zelfvoldoening en egoïsme. Consumeren is een uitlaatklep. Consumeren is leven. Eindelijk weer leven! Eindelijk op adem komen! Eindelijk het opgespaarde geld opnieuw uitgeven! Zeuren is de nieuwe universele taal. Klaag- en zaagcultuur ten top. De les spellen is het nieuwe opvoeden. Ik zeg wat jij moet zeggen, ik zeg wat jij moet denken, ik zeg wat jij moet lezen. Bij alles en iedereen komt een gebruiksaanwijzing. Googel het maar! Klik en leer. Waarom checken en dubbelchecken, het staat er toch? Wit is een kleur. Blank is een huidskleur. Wanneer een blanke man of vrouw of (zelf in te vullen) wit is, is de dood al langsgekomen. Soms ook in andere tinten zoals vaalgeel. Als een perkament. Wit van schrik. Wit van angst. Gemengde kleuren zijn verdacht. Woke verdacht. Kleur bekennen. Kleur als identiteit. Kleur als fataliteit. Ja, het zal wel zijn. Maar zo bestrijden we racisme niet. Kunst is geen kunst meer. Kunst is beleven. Kunst is Disney. Handjes in de lucht. Joelen. Juichen. Queerness is verkracht en verrot door het neoliberalisme dat kunsten gepenetreerd heeft. Ook de muziek is gestorven. We zijn de harmonieën kwijt. We zijn de melodieën kwijt. We zijn de arrangementen kwijt. We zijn de ooh's en de aah's kwijt. Tchingelinge ling, tchingelinge lang... weg. We zijn de fun kwijt. We zijn het leven leven kwijt. Het leven kleurt niet meer. Het leven is eentonig, het leven is saai. Het leven is zonder inhoud. We zijn fluïde, we zijn neutraal. Het leven is verbonden aan de oplader van de smartphone. Het leven is een lange klaagzang geworden. Instant generatie. Instant camera. Instantkoffie. Instant leven. Een druk op de knop "ik wil het nu". Verwondering: kwijt. Berusting: kwijt. Het toeval: kwijt. Moeite doen: kwijt. Kritisch zijn: kwijt. Iets onderzoeken: kwijt. We zijn het geduld kwijt. Privileges: nooit gehad. Zeg maar eens aan een gezin dat het einde van de maand financieel niet haalt dat ze in hun wit zijn geprivilegieerd zijn. Zeg het hen. Het leven is geconsumeerd. Gedisneyficeerd. Het leven is saai en vervelend wanneer het schermpje niet meer wil. Het leven is een schermpje. En als je dat schermpje niet genoeg voedt, gaat de stekker uit het leven. Een boek lezen, iemand aanspreken, op café gaan, eens naar buiten kijken, geduldig wachten in de rij aan de kassa en naar de mensen kijken. Allemaal gecanceld. Alt Right groeit. Marine Le Pen groeit. Vlaams Belang groeit. NV-A groeit. Populisme groeit. Religie groeit. Lawaai groeit. Polarisatie groeit. Ik groeit. Iedereen heeft wel een mening. Iedereen heeft wel een opinie. Iedereen heeft wel een opmerking. Iedereen gaat het wel eens zeggen. “Ik weet niet of... maar...”, “Misschien dat ...” en “Ik ken het niet maar ...”. Ik doe iets. Ik zeg iets. Ik denk niet na. Ik word op de vingers getikt. Ik moet verantwoording afleggen want ik weet niet beter. Ik excuseer me. Ik excuseer me voor mijn daden. Ik excuseer me voor mijn woorden. Ik excuseer me voor mijn huidskleur. Ik excuseer me voor mijn comfortzone. Ik excuseer me voor mezelf. Ik excuseer me voor al wat ik ooit heb durven denken. Mijn kop op tv. Mijn mea culpa in de media. Ik ben woke woke woke! Driemaal woke! Woke woke hoera!! Kneut kneut kneut. Op sociale media zeggen we dingen over de ander. Maar we zeggen het eigenlijk om onszelf in de kijker te zetten. “Zie eens hoe mooi IK over jou spreek. Like me en klik op mij!” Het gaat niet om jouw verdriet, het gaat erover hoe IK over jouw verdriet spreek, over hoe IK empathie toon. Like me, click me. Jouw verdriet doet er hier niet toe. Het is privé, neem het niet al te persoonlijk op. Wees neutraal in je fluïditeit. Click on me click on ME! We doen het niet meer in het algemeen belang. We doen het in het eigen belang. We doen het in MIJN belang. Hoe meer followers hoe meer deugd en vreugd. Zijn mijn vingers ook genderneutraal? Zijn mijn bewegingen, mijn losse handjes, mijn korte stapjes, mijn gebogen hoofd, mijn boertigheid soms, mijn lompheid soms, genderneutraal? Is mijn bloed genderneutraal, mijn botten en beenderen, mijn nagels en mijn snot, mijn darmen en mijn ingewanden genderneutraal? Kan mijn kut mannelijk zijn en kan mijn lul vrouwelijk zijn? Wat is de code? Waar is de gebruiksaanwijzing? Zeg me hoe ik kan ophouden mezelf te zijn en te zijn zoals jij wil dat ik moet zijn. Wat moet ik doen? Wat bedoel je met “gewoon jezelf zijn” wanneer je zegt hoe ik moet zijn? Vertel het me. Vertel het me. Zeg het me. Desnoods schrijf het me. Schrijven is helen en we moeten allemaal helen. Heel me. Verveel me. Vervel me. Label me. Like me or swipe me. Je mag niet meer labelen maar je moet neutraal en fluïde labelen. Woke woke hoera! Maar ik ga slapen, niet in jouw wereld waarin ik niet welkom WIL zijn. Het is een saaie wereld, jouw wereld. Er staat niets, er gebeurt niets, er is geen revolutie. Jouw wereld waar alles en iedereen neutraal, fluïde, zonder, a- en -loos is. Waar alles negativiteit uitstraalt. Waar het stinkt van zelfvoldoening, waar een vleugje parfum op de huid van mijn nek jou in genderkrampen doet steigeren. Waar schoonheid en elegantie ver te zoeken is. Waar dogma en stigma heersen. Waar geen grote verhalen geschreven worden, waar de acteurs zich in zelfbeklag rollen en het IK ten koste van het WIJ opereert. Waar geen lucht is om te ademen, waar sterren in de ogen niet meer bestaan, waar jij doet alsof je alles hebt uitgevonden terwijl je de wereld niet eens kan bewonderen. Ik wil weg van jouw wereld waar ik mezelf MOET zijn. Maar ik wil mezelf niet zijn. Mijn jezelf zijn is hoe Jij wil dat ik ben. Jouw wereld vol schermpjes en waar niemand met elkaar meer spreekt. Iedereen chat, twittert, swipet, mailt en googelt. Spreken, een praatje doen, iets zeggen... het ligt achter de gesloten deuren van bruine kroegen waar jij niet durft komen. Want je kan niet meer spreken. Je hebt niets te zeggen. Je weet niet meer wat spreken, zeggen, praten, laat staan voelen is. Kneuten wel, dat kan je goed. Je wil de hemelpoort zijn maar je bent de weg naar de hel. Blijf van mij weg. Kleef niet aan mijn huid. Vraag me niet waarom iets is. Zoek het op. Be a woke! Maar blijf de fuck off van mijn lijf. Talk to hand, lalalalala. Ik heb een kaasstolp over mij. Ik zie je - wat al afschuwelijk lelijk is, het voelt aan als een agressie op mijn netvliezen, jouw kleding als wapperende derdehands gordijnen, jouw vale kleuren, jouw gescheurde stinkende sneakers en jouw oversized jassen die je lijkt te verwarren met badjassen, jouw jogging/legging/trekking outfits die je van ’s morgens tot ’s avonds draagt en waarmee je ook gaat slapen verdienen de award voor worst dressingroom ever in history - maar ik hoor je niet. Blablablablabla. Jouw fast fashion doodt de planeet. Ik wil niet leven met jouw gebruiksaanwijzing. Ik hoef jouw instructies voor een beter leven niet. Als ik jou niet mag, omdat je me niet inspireert, omdat je me niet verwondert, omdat je me verveelt, dan ben ik in jouw woorden een racist, een homofoob, een misogyn, dan ben ik niet woke. En zo is het, ja, ik ben niet woke.

Erwin Abbeloos
30 0

De dag dat de tijd voor altijd zou stoppen in Oostwinkel

“Wat herinner jij je nog van je middelbare schooltijd?”, vraagt ze me terwijl ik haar gebaar dat haar thee nog te heet was om te drinken.  “Ik herinner me het als een tijd die nooit leek te eindigen”, zeg ik na lang aarzelen.  “Ik ging vaak hardlopen, kilometers aan een stuk langs de vaart. Begroef mezelf in dikke boeken aangezien die makkelijker te begrijpen waren dan mijn leeftijdsgenoten. Ik haalde mooie cijfers en hield ervan om met mijn beste vriendin onze microkosmos te observeren.” “Sommige mensen zeggen dat dit hun beste tijd was”, mompelt ze terwijl ze een kussen herschikt. “De jouwe lijkt ook wel heel idyllisch”, voegt ze eraan toe. “Wel ik weet het zo niet”, zeg ik snel. “Het was een vrij monotone wereldvreemde tijd voor me. Frivool, maar ook angstaanjagend”. Ze kijkt me met pretlichtjes aan, vol  verwachting. Uiteraard dient het angstaanjagende besproken te worden. Tienerdrama op een vrijdagavond, het werkt op de lachspieren. Ik duik even in de tijd. De staalblauwe hemel. Iets met luchtballonnen. Hoe ik toen dagelijks een jeans en een sweater droeg zodat ik niet opviel tussen de rest. Eenheidsworst was mijn plat préféré terwijl ik toen al besefte dat ik vegetariër ben en zal blijven. De tijd zou gaan stilstaan onder het blauw. Mijn tienerhart zou daar, in een dorp dat maar één straat had, platgereden worden door een grote truck. Een truck zoals deze van de maffiaboerenfamilie die het dorp terroriseerde. De zoon reed vaak in zo’n monster met een rotvaart door de dorpskern. De kasseien en huizen daverden als hij passeerde. De dorpelingen zuchtten dat hij nog de dood zou vinden. En dat deed hij, vele jaren later. Sindsdien vechten de kasseistenen niet meer. Maar goed, het was niet deze boerenjongen, maar de jongen uit mijn klas die het object vormde van mijn tienerhart. Ik vond hem intelligent en zacht van hart. Mijn dromerige en met vlagen asociale persoonlijkheid merkte hem op. De tranen die hij huilde toen hij dacht het niet te trekken in die zware wiskundeklas. Ik begreep toen al dat fijne mensen zichzelf tot in het belachelijke in twijfel durven trekken. In de L.O-les liepen we in hetzelfde ritme. Ik deed niet mee aan de valentijnsactie op school. Die leek er enkel op gericht te zijn analfabeten met amourezue intenties te kijk te zetten. En zo besloot ik mijn verliefde gevoelens te gaan opbiechten in het hol van pluto. Ik stond klaar op mijn fiets te springen toen de doodsangst het van me over nam. Ik zou er afgewezen worden. Mijn hart als een pompelmoes platgereden door een pickdorser. En de hele school zou het weten. Wat een onoverkomelijke schandalige daad! Een ander graag zien, getver. “Ik ben dus uiteraard nooit vertrokken”, lachte ik. Ze proestte het uit en morste thee op de zetel. Ik heb sindsdien talloze risico’s genomen. Sprong. Belandde op mijn pootjes, belandde op mijn gezicht. Reisde rond, beleefde koortsachtige nachten met deadlines, gierde het uit in de armen van vriendinnen. Nam afscheid en dronk pompelmoessap. En Oostwinkel bleef Oostwinkel.

svm
22 1

Waarom ik de moderne geneeskunde wantrouw

Mensen die mij kennen of volgen, weten dat ik een lange moeizame zoektocht heb afgelegd in het kader van mijn gezondheid. Ik ging gebukt onder tergende chronische kwalen en zocht als vanzelfsprekend verlossing in de medische wereld. Deze zoektocht vatte ik samen in mijn boek ‘Auto-immuun: van ziekte naar inzicht’. Vijftien jaar lang liet ik mij intensief behandelen in een universitair ziekenhuis. Gedreven door wanhoop bleef ik tegelijkertijd ook daarbuiten verder zoeken naar antwoorden. Beterschap was steeds kortstondig, de ellende bleef zich transformeren. Vaak voelde ik dat de hele resem aan onderzoeken en therapieën mij eigenlijk meer kwaad dan goed deed. En ik merkte dat er tal van hiaten in de redeneringen van de medici zaten. Ik rationaliseerde dit alles weg, ervan uit gaande dat ze wel wisten wat ze deden. Blindelings vertrouwde ik de artsen die me op het hart drukten dat dit iets was waarmee ik zou moeten leren leven. Ik stapte mee in het systeem dat ontworpen was voor chronische aandoeningen zoals de mijne en onderging elk protocol en ander noodzakelijk leed. Als gevolg slipte mijn lichaam steeds meer dicht, maar mijn ogen gingen geleidelijk aan open. Er ging heel wat frustratie mee gepaard, maar al dat lijden en zoeken heeft mij uiteindelijk cruciale inzichten bezorgd. Gaandeweg brokkelde mijn vertrouwen in de ‘wetenschap’ steeds verder af. Er werd strak vastgehouden aan symptoom-onderdrukkende technieken. Deze werden telkens heruitgevonden en gefinetuned, in naam van de vooruitgang. Van holistisch denken was er natuurlijk geen sprake. Een holistische denkwijze in de geneeskunde zou inhouden dat lichaam en geest als een geheel worden behandeld. Zo werd ik jarenlang tot een hoop ingewanden gereduceerd, daar men geen rekening hield met mijn denk- en gevoelswereld die in feite heel de boel aandreef. De link tussen psychologie en darmaandoening werd, tot mijn ontzetting, niet actief gelegd. Ja, dat stress moest vermeden worden, dat werd mij wel meermaals gezegd. Maar dat advies klonk zo hol. Wat moest ik daar concreet mee? Ook sprak men wel eens over de invloed van ‘omgevingsfactoren’. Maar daarin kon eveneens geen advies worden gegeven gezien de uniciteit van elke situatie. Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk om een dieet dat voor iedereen werkt aan te prijzen. Het gehanteerde systeem doelde op uniformiteit: ze zochten naar één behandeling die voor alle patiënten met die diagnose zou aanslaan. Als ze zoiets zouden vinden, dan was hun bedje wel gespreid. Dit is echter een theorie die, in al zijn hardnekkige logheid, gefundeerd is op een ontzettend beperkte visie op wat gezondheid werkelijk is. De gewichtigheid die aan de wetenschap wordt toegeschreven, mag naar mijn mening best wat gedimd worden met nederigheid. Want er is nog zoveel meer dat we kunnen leren over/van ons lichaam. Wie chronisch ziek is in een kapitalistisch systeem, komt al snel terecht in een hermetische omgeving waarin men zich blindstaart op het zo snel mogelijk reduceren van symptomen. De oorzaak is er ondergeschikt aan de oplossing. En de patiënt afhankelijk maken van die ‘oplossing’ houdt de machinerie mooi draaiende. Versta me niet verkeerd, ik heb respect voor de artsen die mij al die jaren hebben proberen bij te staan. Ik zie dat ze ook zoekende mensen zijn met de beste intenties. En dat ze vaak zelf de dupe zijn van een zwaarlijvig systeem dat steeds verder uit zijn voegen barst. Mijn hoed af trouwens voor tal van ingenieuze operatietechnieken en andere medische vernuftigheden. Het probleem dat voortkomt uit een gebrek aan holistisch denken openbaart zich op verschillende vlakken, maar is sterk afgelijnd bij chronische aandoeningen. Vanuit intens empirisch onderzoek ben ik tot de constatatie gekomen dat de kennis waarop de moderne geneeskunde is gefundeerd enorm ontoereikend is. Dit zorgt ervoor dat ik wantrouwen heb ontwikkeld tegenover de medische wereld en haar wetenschap. Ik weet dat zij nog maar in de kinderschoenen staat, maar reeds alwetend pretendeert te zijn. Als een uit de kluiten gewassen kleuter die de baas wil zijn. Vanuit dit licht gezien, kun je misschien begrijpen waarom ik twijfels heb over de huidige maatregelen en verplichtingen omtrent Covid-19. De geneeskunde van vandaag richt zich op het bestrijden van aandoeningen. Maar wie weet gaan we niet teveel op in al dat strijden en verliezen we daardoor een groter geheel uit het oog? In plaats van iets vervelends zo snel mogelijk weg te willen hebben, met alle verdeeldheid tot gevolg, zouden we ons ook kunnen afvragen wat het ons kan leren. Op intellectueel, spiritueel en fysiek niveau. Met een open geest die altijd bereid is om overtuigingen in vraag te stellen. Wij mensen, wij zijn meer dan lichamen die al dan niet goed functioneren. Het is aan ons om te ontdekken wie we zijn. En laat deze crisis daar nu eens een interessant hulpmiddel voor zijn.

KarolienDeman
16 3

Wintervacht

Ik ben uit mijn winterslaap gewekt. Door het felle zonlicht van de veel te vroege lente. Als een egel had ik me de laatste weken opgerold in mijn winterjas en blindgestaard op mijn binnenkant. Met half dichtgeknepen ogen wen ik aan het licht. Slaapdronken van de lange winter.Op blote voeten en zonder jas zet ik me op het terras. Met mijn eerste kop koffie om halfnegen op een van de laatste dagen van februari. 'Vandaag wordt het achttien graden', voorspelt de weerman op de radio. ‘In mijn tijd sneeuwde het van Sinterklaas tot Pasen’, vult mijn grootvader in mijn gedachten aan.Ik hoor de vogels elkaar een goeie morgen toefluiten en merk de nestdrang van het eerste koolmeesje dat het nestkastje komt inspecteren. Op zoek naar onderdak voor de lente. Naast me zit het konijn in haar dikke wintervacht. Mijmerend kijkt ze rond op zoek naar het stukje ijs waar ze vorige week nog op haar kousenvoeten schaatste.‘Je zal eraan moeten wennen’, zeg ik haar. Ik weet dat ze me hoort. Want ze spitst haar oren mijn richting uit. Ze luistert ook altijd en laat me uitpraten. Hoewel ik soms niet goed weet wanneer ik alles heb gezegd. Ze oordeelt ook niet. En doet me reflecteren naar wat ik zeg als ze me aankijkt met haar glanzend oog waarin ik mezelf zie. Door de ogen van een ander krijg ik vaak een heldere kijk op mezelf. Bij gebrek aan sociale contacten kijk ik dan maar in de ogen van mijn konijn.‘Ja, je zal je aan de veranderingen van het klimaat moeten aanpassen. Net zoals wij. Mensendieren. Wij gooien onze vacht uit en doen hem de week erna zonder moeite terug aan. In de hete zomer koelen we onze huizen. En als het ijskoud is stoken we een heerlijk vuurtje. Het restafval dat we daarvan hebben blazen we de lucht in. Zo maken wij dat wat jij nodig hebt stuk. Dat we er zelf aan dood kunnen gaan hebben we het laatste jaar ondervonden. Dat we er hierna nog wakker van zullen liggen, dat zijn zorgen voor morgen.’ Ik zie de angst in haar ogen wanneer ik het haar vertel. Konijnen zijn heel gevoelige dieren. Ze kunnen zomaar sterven door stress. Of in de toekomst aan de gevolgen van de klimaatverandering. Zij zal het niet meer meemaken. Haar jongen misschien wel. Net als onze jongeren. Die nu al wakker liggen van de veranderende wereld waarin ze nog jaren voor de boeg hebben.Pretraumatische stress. De term die psychiater Caroline Van Damme beschrijft in De #klimaatraad als ‘het vooraf vertonen van de symptomen van een trauma, omdat onze jongeren weten dat er een trauma op komst is. Ze hebben nachtmerries en angsten. Gedachten over het trauma die terug komen en een obsessie worden’. Dr. Caroline Van Damme is klimaatpsychiater en benadrukt dat een ecologische levenswijze resulteert in een gezonder lichaam en psyche. Ik vraag me af of er nog plaats is voor mijn konijn op de wachtlijst bij de psycholoog. ‘Wachtlijsten bij psychologen worden afgesloten’ lees ik in de fabeltjeskrant. Ik zie lange rijen staan met voorop fragiele vogeltjes die al langer wachten op psychologische hulp. Die nog hopen op een nestje voor de lente van dit jaar. Vorig jaar stonden ze ook al in de rij. Ze zijn enkele plaatsen vooruit geschoven. Dankzij anderen die alle hoop zijn verloren. En de rij hebben verlaten. Daarachter staan er beren. Beren van mensen die hun dikke vacht verliezen. En in de kou van het leven staan door de ingrijpende veranderingen. De financiële zorgen. Of eenzaamheid. Achter de beren staan de jongen van alle andere dieren in het dierenrijk. Jongen die opgroeien in een kudde, een volk, een roedel of een school. Maar nu aan hun lot overgelaten zijn en het alleen moeten beredderen. Die zichzelf niet kunnen spiegelen in de ogen van hun leeftijdgenoten. Jongeren voor wie het bos het speelveld zou moeten zijn waarin ze leren van anderen. Maar die hun habitat zien verdwijnen door allerlei problematieken. Ik zie een traantje in het spiegelend oog van mijn konijn. ‘Het komt goed’, probeer ik haar en vooral mezelf te sussen. Ik slurp aan de koffie die al langer is opgedroogd onderin mijn kop. Net zoals het water in de zomer op de bodem van de verschroeide aarde die ook in de rij staat voor dringende hulp. ‘Als wij elkaar helpen komt het goed’, probeer ik haar te overtuigen. ‘Psychologie en natuur hangen samen. Als wij voor de natuur gaan zorgen, zorgt zij voor ons. Misschien moeten we niet meer in de wachtrij gaan staan om terug verbinding met onszelf te vinden. Maar de verbinding met de natuur terug zoeken.’ Ik besluit mijn winterslaap te laten voor wat het was. Trek mijn jas aan en ga wandelen. Voor ik vertrek geef ik mijn konijn de raad om ook nog even haar wintervacht aan te houden. Want het kan nog koud worden de komende weken. Ze knipoogt. Terwijl ik mijn wandelschoenen veter koester ik de hoop dat de mensen ook nog even hun dikke vacht kunnen aanhouden. Tot ze elkaar deze zomer kunnen omhelzen als een heel dikke winterjas.

ZINinZICHT.
13 2

Twee Meisjes

We praatten over kinderen die verkracht waren geweest. Esther, mijn vriendinnetje, tien jaar oud, en ik, toen negen. Zo liepen we hand in hand, tijdens een daguitstap van de scouts in de Ardennen. ‘Verkracht’ zeiden we op zachte toon, stiekem, want kinderen horen niet te praten over zulke dingen. We vertelden elkaar wat we al wisten, en we herhaalden het een paar keer: allemaal waren ze dood teruggevonden – in kelders, in tuinen, op zolders, in stukjes gesneden volgens Esther, volgens mij opgerold, zoals snoepveters in verpakking. Het verband tussen verkrachting en moord was voor mij niet duidelijk, het klonk gewoon niet logisch: kon je niet gewoon alléén maar iemand verkrachten? Waarom niet verkrachten, en dan weer verder met je leven, en zij met het hare? Waarom gingen al die meisjes dood? De armen gehaakt in elkaar, liepen we achter de andere kinderen langs de Samber, en dachten diep na. Het moest wel zo zijn, concludeerde ik met enige trots over mijn vondst, dat je stierf van seks. Niet de ‘goede seks’ – die waar je het had voelen kriebelen in je buik, die waar kindjes van komen, die waar je eerst een paar nachten in je blootje slaapt, naast iemand die je heel graag ziet. Nee, het was de slechte seks. De seks waarbij je in een bosje of een busje werd geduwd door een vreemde man, die zo kwaad was dat hij je kleren scheurde. Als je op zo’n manier moest seksen, natúúrlijk was het dan niet leuk. Mijn vriendin en ik knikten, ja, dat begrepen we wel. Seks was gevaarlijk. Je ging dood als je het niet plezierig vond. Maar het zat natuurlijk nog ingewikkelder in elkaar. Want wat dan, als je het een beetje leuk vond en bleef leven? Wat als de verkrachter kwaad werd, omdat je niet enthousiaster had gereageerd? Teleurgesteld, na alle moeite? Die meisjes die het al overleefden, konden we ons voorstellen, hadden waarschijnlijk al een vijs los. Zo’n meisje dat verkrachtingen leuk vond, was waarschijnlijk ook een kwaaie, eentje die niet graag kleedjes droeg en haar tong uitstak. We kenden er zo genoeg bij de scouts, meisjes met wilde haren die niet wisten wanneer ze hun mond moesten houden, die kregen er vaak nog het hardste van langs. Ja, we konden het ons zo voorstellen: Na de seks had zo’n meisje hem in het gezicht gespuwd, hem geschopt in zijn ballen, gegooid met modder en takjes. Stom, natuurlijk. Dan viel het niet te verbazen als je kop werd ingeslagen. Toch vonden we het erg, ook al waren ze gemeen en vies. Dan had je een verkrachting overleefd, en verpestte je het nog. Alsof je niet even kon doen alsof je het lekker vond, alsof je niet even vriendelijk kon blijven. Misschien vond hij je dan aardig, wou hij het nog eens met je doen, en liet hij je leven. Het was zo simpel! Een keurig meisje zou het kunnen, als ze maar niet doodging onderweg. Mijn nieuwe inzichten brachten duidelijkheid, maar ook frustratie. Hoe, in godsnaam, kwam het, dat niemand die gedachten eerder had gehad? Ik schudde mijn hoofd. Volwassenen, ze waren zo ontzettend traag. Fluisterend vertrouwde ik mijn vriendinnetje toe: ‘Meisjes zoals wij moeten gewoon genieten van de seks. Da’s wel moeilijk, want het is natuurlijk heel erg vies.’ Maar soms moest je je koppigheid maar aan de kant zetten. Niet onnozel doen. Die vieze spruiten op zondag slikte je toch ook maar door. Mijn vriendinnetje knikte. Zij dacht er juist hetzelfde over. Wij zouden nooit zo stom zijn om te gillen en te slaan. Nee, wij zouden het perfecte verkrachtingsslachtoffer zijn, stil en gewillig, daar was geen twijfel aan.

IantheC
29 0

De definitie van God

In navolging van mijn vorige blogpost wil ik even inzoomen op mijn definitie van het woord God. De weerstand die er bestaat ten opzichte van dit woord is rechtstreeks te linken aan de christelijke mythologie. God wordt er omschreven als een alwetend en -ziend opperwezen, waartegenover wij nietig zijn. Hij zou ons dan wel onvoorwaardelijk liefhebben, als zijn eigen kinderen, toch werd ons diep ingeprent dat we zondaars zijn en schulden hebben die door Hem dienen vergeven te worden. Het Christendom heeft er altijd een erezaak van gemaakt om een gevoel van minderwaardigheid levend te houden onder haar aanhangers. Geen wonder dat we ons doorheen de tijd steeds meer collectief zijn gaan afwenden en wetenschap de plaats van God lieten innemen. Zoals zoveel mensen, groeide ik op met het christelijke beeld van God. Maar mijn immer vragende en zoekende geest heeft ertoe geleid dat ik gestaag een persoonlijke definitie van het woord heb gevormd. Als ik mezelf in een hokje met het label ‘geloof’ moet wringen, dan zou ik zeggen dat ik een pantheist ben. Dit houdt in dat ik ervan overtuigd ben dat alles, ondanks de versplinterde aanblik, één geheel is. Dat werkelijk alles met elkaar verbonden is. Of zoals Jeroen Brouwers het zo mooi verwoordde: niets bestaat dat niet iets anders aanraakt. Ik zou het woord God willen losmaken van de christelijke connotaties waaronder het gebukt gaat. Dat vraagt om ruimdenkendheid en de wil om eigen, al dan niet aangeleerde, overtuigingen los te laten. God staat voor mij synoniem voor het grote geheel, voor de eenheid die alles omvat. Deze eenheid bestaat uit bewustzijn en ervaart spelenderwijs alles dat er maar kan ervaren worden. Bewustzijn heeft geen vorm, maar is wel in staat om eender welke vorm te scheppen. Ik denk dat de meeste mensen mij zullen volgen in de stelling dat ieder levend  wezen over een zeker bewustzijn beschikt, maar ik ga nog een stap verder door te zeggen dat alles een bewustzijn heeft. Zo ervaren de kussens waar ik nu tegenaan leun hoe het is om een kussen te zijn, met het bewustzijn van een kussen uiteraard. Je zou al dat bewustzijn kunnen onderverdelen in hoog en laag bewustzijn of op z’n minst een onderscheid maken tussen levende en dode materie. Maar dat doe ik bewust niet, want God heeft geen oordeel over de aard van een bepaald bewustzijn. Alles dat bestaat, heeft als enige doel om te bestaan. Omdat het kan, omdat God het kan bedenken/maken. Omdat Hij* het wil ervaren. De wetenschap heeft bewustzijn onlosmakelijk gelinkt aan het hebben van een brein, maar stel dat we de definitie van bewustzijn open trekken. Stel dat bewustzijn gelijk staat aan de trillingsfrequentie van iets of iemand. Als een geniale kunstenaar schept God, bestaande uit niets dan bewustzijn, een oneindige diversiteit aan bewustzijnsvormen. In die zin klopt het inderdaad dat we  kinderen van God zijn, aangezien we uit hetzelfde ‘materiaal’ verwekt zijn. Je zou je kunnen afvragen waarom God zoveel leed het leven heeft ingeroepen en het antwoord is omdat Hij staat voor absolute liefde. Absolute liefde is onvoorwaardelijk en oordeelt niet. God is zo liefdevol dat Hij niets het bestaan ontzegt, dus ook niet de dingen die wij mensen als ‘slecht’ bestempelen. Het uitsluiten van bepaalde ervaringen beknot de totaalervaring die het leven is. Absolute liefde laat toe dat alles er mag zijn. En dat wij een vrije wil en keuzevrijheid hebben. Zo kunnen we ervoor kiezen om onszelf en anderen te vernietigen en toch integraal deel blijven uitmaken van de grote eenheid. Dat is goddelijke liefde. Elk deeltje, mens, dier of object, is een perspectief van God. Het goddelijke creërende bewustzijn staat niet los van Zijn creaties, maar maakt er deel van uit. Op dit moment is God alles aan het ervaren wat er ook maar ervaren kan worden. Alles tegelijk, zonder tijd of ruimte in te nemen. De ervaring van tijd en ruimte is een mogelijkheid die werd gecreëerd, een wet die het menselijk bewustzijn afbakent, maar is daarom niet op het grote geheel van toepassing. Ons menselijke individuele perspectief is slechts een minuscuul deeltje, een klein kijkgaatje, van waaruit wij het bestaan waarnemen. Om onze menselijkheid voluit te kunnen ervaren, is het noodzakelijk dat we beperkt zijn. Want elk bewustzijn heeft grenzen nodig om te bestaan. Om voluit mens te kunnen zijn, moeten we ook leven binnen de grenzen van een mens. Om de ervaring compleet en immersief te maken. Op dit moment ben jij God die een tekst leest over zichzelf vanuit het perspectief van een mens. Simpelweg omdat dat een mogelijkheid is die God wil ervaren. Er is nog zoveel dat ik zou kunnen zeggen over God, maar ik geloof dat ik hiermee de essentie van mijn definitie heb neergezet. *gemakkelijkheid halve schrijf ik ‘Hij’, maar onthoud dat God geen gender noch vorm heeft.

KarolienDeman
222 1

De definities der dingen

De juiste woorden vinden om sensaties zo accuraat mogelijk te omschrijven, is één van mijn passies. Wie zich herkent in de liefde voor taal, weet ook dat ze haar beperkingen relatief snel blootgeeft. Het is vaak cirkelen omheen de essentie. Creatief taalgebruik is als het creëren van een mal van een vorm die nooit gezien kan worden. De inhoud van de mal kan enkel gevoeld worden, afgaande op de contouren. Ik hou ervan om de contouren van hetgeen ik wil overbrengen zorgvuldig te sculpteren en polijsten. Om de boodschap esthetisch te verpakken en tegelijkertijd de kern zo dicht mogelijk te benaderen. Eenmaal mijn creatie de wereld is ingestuurd, is ze onderhevig aan interpretatie. Interpretatie kan mijn mal doen oxideren of blutsen. Wat soms een interessant effect geeft. Veel woorden worden achteloos uitgewisseld, met een schijnbaar vanzelfsprekende consensus omtrent hun inhoud. De tijdsgeest kleurt de betekenis van woorden. Elke definitie is onderhevig aan haar tijd, aan omgevingsfactoren. Niets is absoluut of een vaststaand feit, maar voor het gemak doen we alsof dat wel zo is. We doen bijvoorbeeld alsof we unaniem weten wat er wordt bedoeld met woorden zoals realiteit, gevoelens, vibratie, waarheid of God. Ik neem deze woorden als voorbeeld omdat ik een sterke tegenstelling ervaar tussen mijn persoonlijke definitie en de collectief aanvaarde en gedeelde visie. En ik besef ook dat het woord God in het rijtje zodanig zwaar beladen is met hardnekkige connotaties dat het heel deze tekst kleurt. Misschien boetseer ik wel eens een mal rond dat woord in een volgende tekst, voorlopig hou ik het bij het omschrijven van een fenomeen dat de authentieke betekenis van mijn woorden aantast. En definities vast laat roesten. Het educatief systeem houdt zich ook niet bezig met het uitdiepen van definities. Alleen al aan het woord realiteit zouden ze een hele kluif hebben. Het contempleren over zulke zaken draagt bij aan een verbreding van het bewustzijn. Onze cultuur heeft deze activiteit filosofie genoemd en gelinkt aan mannen met baarden. Ik vat het nu erg kort door de bocht samen, maar ik denk dat het onze samenleving zou verrijken indien we onze kinderen hierover spelenderwijs leerden nadenken. In de huidige door ratio gedreven samenleving staat wetenschap voor waarheid.  Het erkennen dat we het merendeel van het leven niet begrijpen is een taboe. Het is moeilijk om toe te geven dat we de essentie vaak niet kunnen vatten en klampen ons daarom vast aan alles dat op een hard feit lijkt. Abstract denken en voelen zijn onderschatte vormen van intelligentie, simpelweg omdat ze niet kunnen ‘bewezen’ kunnen worden volgens de wetten van de wetenschap. Contempleren over de subjectiviteit van de realiteitservaring leidt bijvoorbeeld niet tot sluitende conclusies en wordt daarom als zinloos tijdverdrijf afgedaan. De meest basale onderwerpen kunnen een diepe poel aan inspiratie en inzichten vormen, als je bereid bent om alle aangeleerde en voorgeprogrammeerde veronderstellingen los te laten. Woorden zijn collectief geladen met zulke veronderstellingen. Het in vraag stellen van geruisloos aangenomen definities is een verrijking voor de geest. Je kunt door de mal van woorden breken door meesterlijk te leren voelen. En definities van woorden weer authentiek te maken. Alleen zo kan de essentie aangeraakt worden.

KarolienDeman
47 1

Meneer fazant

Wanneer ik die ochtend het schuifraam naar de tuin open, hoor ik hem.Zijn geluid is scherp genoeg om hoorbaar te zijn tot in onze keuken, zelfs zonder hoorapparaten.Ik sta daar aan het raam te luisteren met een tas thee in mijn handen.De fazant is terug.Toen we hier net kwamen wonen in de Erpse velden logeerden hij en zijn gezin in de weide naast ons.Tot er twee jaar later een storm kwam.De  boom in de weide naast ons viel om en de woonst van het fazantengezin werd vernield Sindsdien hebben we geen fazant meer gehoord of gezien in de buurt van onze woning.Ik ben zo dankbaar dat ik hem nog kan horen.Maar ik heb hem nog niet ontmoet of gezien.  Tijdens mijn dagelijkse wandelrondje in de buurt kom ik opnieuw een fazant tegen.Hij loopt tussen de dennenbomen samen met een andere mannetjes fazant Eén van de twee fazantenheren steekt zijn kop fier de lucht in en luistert aandachtig.Zou hij mij ook horen?En ik moet lachen.Want ik heb onbewust mijn goede oor ook richting de fazant gedraaid om hem zo goed mogelijk te horen. Mijn houding lijkt onbewust verdacht veel op die van mijn gevederde vriend. De voorbije maanden ben ik me beginnen aanpassen en heb ik al wat 'trucjes' geleerd om nog zo goed mogelijk te horen.Zoals dat onbewust draaien met mijn goede oor, nadenken over waar ik zit aan de tafel of mensen aankijken wanneer ze praten.Ik merk ook vaak dat ik onbewust wijs naar mijn oor wanneer ik iets niet gehoord heb.Het blijft altijd een beetje behelpen, zoeken.  En nu sta ik daar tussen de velden fazantig te wezen en te lachen.De gebroeders fazanten schrikken op en haasten zich ervandoor.Voor ik het weet zijn ze weg.Maar ze hebben mijn dag gemaakt.Eens thuisgekomen teken ik meneer fazant of het kleine beetje fazant in mezelf.Het is maar hoe je het bekijkt.  

Alice Bremt
7 0

De burn-out mentaliteit

Ergens had ik de ijdele hoop dat deze mentaliteit een trage dood tegemoet ging. Er is immers al heel wat gezegd en geschreven over burn-outs, alsook leef ik in de veronderstelling dat de gevoeligheid en zodus het bewustzijn collectief aan het toenemen is. Onzichtbaar traag echter, maar toch. Tot ik mij plots weer in het gezelschap bevind van mensen die met misplaatste trots hun grenzen onder spanning zetten. Mensen die onder het mom van een relativerende grap spotten met hun slaaptekort en wankele eigenliefde. Dan besef ik dat het tij nog niet aan het keren is, maar dat we er nog middenin zitten. In een wereld die een zelfdestructieve werkwijze verheft tot succesvol ondernemen. Het is een valkuil waar ik mij jaren geleden ook in liet meesleuren. Ik ging er verkeerdelijk van uit dat mijn eigenwaarde rechtstreeks gelinkt was aan wat ik presteerde. Dat hoe meer ik presteerde, des te meer ik waard was. In mijn boek ‘Auto-Immuun: van ziekte naar inzicht’ beschrijf ik onder andere hoe ik mezelf uitsloofde bij het runnen van een kunstgalerij. En hoe ik de opening ervan niet fysiek kon bijwonen wegens ziek en overwerkt. Ik heb mezelf heel wat klappen gegeven alvorens het goed en wel was doorgedrongen dat niets, maar dan ook werkelijk niets, mijn gezondheid waard is. Geen ambitie, droombeeld of verlangen is het waard om voor te creperen. Het lijkt erop dat veel mensen zichzelf alleen iets gunnen als ze ervoor door het slijk zijn gegaan. Alsof ze mooie dingen eerst moeten verdienen alvorens ze er recht op hebben. Alsof alles een prijs heeft. Uiteraard is hard werken om daar vervolgens de vruchten van te plukken bewonderenswaardig, maar ik heb de indruk dat het harde werk vaak wordt doorgedreven tot zelfkastijding. Ik hoor mensen pochen met het feit dat ze geen tijd nemen om te eten, want het nemen van een pauze zien ze als een teken van zwakte. Dit wordt niet zo expliciet verwoord, maar hun hele houding predikt een bun-out mentaliteit. Het tekort doen van zichzelf wordt gezien als iets waarvoor men aanzien moet verwerven, als een sterkte. Ik vermoed dat het gaat over een cultureel verschijnsel en dat deze vorm van zelfdestructie typerend is voor een Westerse consumptiemaatschappij. Alles en iedereen is vervangbaar en het moet vooruit gaan. Zogenaamde welvaartsziekten zijn daar een symptoom van. Het onderliggende pijnpunt is, zoals haast altijd, een gebrek aan eigenliefde. Het gevoel niet goed genoeg te zijn, doet een mens overcompenseren. Jezelf overwerken is een statussymbool, want mensen die nergens tijd voor hebben daar deinzen we met respect voor achteruit. Iemand die het druk heeft, die willen we niet storen. En het gebeurt vaak, ik trap daar zelf ook nog geregeld in, dat de drukdoenerij van een ander ons confronteert met onszelf. Dat we ons dan gaan afvragen of we beter ook geen tandje kunnen bijsteken. Want in contrast met een razend werkritme, lijken we misschien gewoon lui. En daar schamen we ons voor. Wie zichzelf consequent voorbij loopt, botst op een gegeven moment wel ergens tegenaan. Als het geen lichamelijke aandoening is, dan duikt er wel ergens een andere problematiek op die de nodige stilstand hardhandig opdringt. Sommige mensen, zoals ikzelf, zijn hardleers. Ze zullen enkel vertragen als ze in het nauw gedreven worden, als het echt niet anders kan. Soms is er heel wat zelfsabotage nodig om uiteindelijk te kunnen inzien dat de mooiste dingen des levens gratis zijn. Dat stilstand paradoxaal genoeg meer vooruitgang oplevert dan heen en weer geloop.

KarolienDeman
44 2

Sh*t happens

WHEN SHIT HAPPENS Het is me nog eens gelukt. Ik heb nog eens de moed gevonden om een douche te nemen en me aan te kleden. Zeg gerust uitdossen. Kleedje aan, juweeltjes van onder het stof gehaald, vlecht in de haren. Ik heb zelfs de energie gevonden om me nog eens te schminken. Een vaardigheid die ondertussen toch wat verleerd lijkt te zijn (‘hallo panda-ogen’). Maar hé, ik voel het heel duidelijk: vandaag wordt het mijn dag. Geen zetelhangende pyjamadag, maar een fris en fruitige dag. Voor ik de deur uitga om de wereld mijn herboren ik te tonen nog snel even die baby verschonen.  Think positiveOndertussen dwalen mijn gedachten verder af in mijn positieve flow. Vandaag ben ik gewoon ‘the bomb’, ik ben sexy, ik ben mooi. Ik ben in kak getrapt. Mijn blik dwaalt naar beneden om het te verifiëren. Van tussen mijn tenen zie ik een bruine substantie prijken. Ja, ik ben echt in kak getrapt. Op de een of andere manier is mijn baby er in geslaagd om met de snelheid van het licht een drolletje de ruimte in te schieten.   #perfectlifeDit moet mij weer overkomen. Terwijl andere vrouwen op een roze wolk zitten, sta ik zowel letterlijk als figuurlijk met mijn voeten in de stront. “#lovemylife”, ik kon er niet verder van staan. Is het ok om toe te geven dat ik moeder zijn niet leuk vind? Dat ik moeite heb om een band op te bouwen met mijn baby en dat ik me niet verbonden voel met zowel die moederrol als mijn baby? Toegeven dat je verzuipt in tijden van #perfectlife is een hoge drempel om over te geraken. Maar als ik het doe, zal de maatschappij mij dan in een vergeetput gooien om die dan snel weer af te sluiten? Mogen we in onze maatschappij nog toegeven dat we niet genieten, maar dat we echt worstelen? Kan dat wel? Alleen op de achtergrond Ik heb er lang over liggen piekeren. Nachtenlang heb ik er wakker van gelegen, ook al had ik beter geslapen (gigantisch slaapgebrek enzo). Kon ik wel toegeven aan mezelf en aan mijn omgeving dat het niet was wat ik ervan verwachtte? Dat ik moeite had met de nieuwe dynamieken die gepaard gaan met het ouderschap? Plots lijk je naar de achtergrond van je eigen leven te verdwijnen. Mensen zien je schattige baby, vragen hoe het met je baby gaat en vergeten vaak dat jij achter die baby staat. Soms wil je wuiven en zeggen: ‘Joehoe, ik ben er ook nog hoor! Niet die ‘moeder-Ik’, maar die ‘echte-Ik’. Die ‘Ik’ die er eigenlijk eerst was’. En naarmate de tijd verstrijkt begin je te denken dat die ‘echte-Ik’ misschien toch niet zo belangrijk is in het grote geheel. Je past je aan en wordt naarmate de tijd verstrijkt alleen ‘Moeder’. Na een tijd begin je je af te vragen wie die ‘echte-Ik’ ook alweer was? Je begint een soort van rol te spelen hoe je denkt dat je ‘echte-Ik’ zich hoort te gedragen. Je vindt de put en valt er in. Dit was het dan, lijk je wel te denken. vaarwel vergeetput Toegeven dat het niet gaat. Ik denk dat het het moeilijkste was wat ik ooit gedaan heb. En tegelijkertijd is het ook het mooiste. Blijkt dat er geen vergeetput, maar alleen helpende handen bestaan om moeders die het gevoel hebben te falen vooruit te helpen.  Mensen veroordelen niet, maar begrijpen. We zijn uiteindelijk toch ook maar gewoon mensen – met of zonder kaka tussen de tenen.   **Meer lezen? Ga naar www.exitgrijzewolk.com

Nathalie B
7 1

Woorden vinden voor verdriet

Een diagnose, uitleg, verklaring, duiding,... kan verlossend werken.Alsof de puzzelstukjes pas dan eindelijk in elkaar lijken te passen.Dat gevoel had ik na het lezen van het boek 'Goed Leven' van Dirk De Wachter en Manu Keirse.En dan vooral het hoofdstuk over rouwen.Ik had tot voor kort nog nooit gehoord over 'levend verlies'.Maar hoe meer ik erover las, hoe herkenbaarder het verhaal werd en hoe minder vreemd mijn situatie leek. Sinds maart 2019 ben ik kleine stukjes van mezelf kwijt geraakt.De auto-immuunziekte stak de kop op en ik ging mee in de rollercoaster van ziekenhuizen, medicatie, onderzoeken,...Bij elk klein stukje 'verlies' van wie ik was, huilde ik even om nadien zo snel mogelijk terug door te gaan.Ik wil/wou ziek zijn gemakkelijk laten lijken, denk ik.'Hier is niets aan de hand. ' Niet opgeven, de kleine golfjes verdriet trotseren en vooruit kijken, het leek me de enige uitweg.Ondertussen bleef alles maar door gaan. Ik veranderde van job, zocht meer rust, zag mijn lichaam veranderen na vier cortisonekuren, probeerde met angst te leven, leerde voltijds werken loslaten, kwam steeds minder buiten, verloor plukken haar door medicatie, zei mijn laatste kinderwens vaarwel, 'leerde wennen' aan het verzwakte immuunsysteem en leven met pijn, bouwde met mijn gezin een leven rond ziekenhuisafspraken en behandelingen.En al deze golfjes wist ik 'goed' te trotseren.Tot ik in september op weg naar het werk bijna een ongeval kreeg.Ik zag dubbel, kon amper nog horen, stotterde en toen ik thuis iets op de kalender wou schrijven kon ik geen woord meer correct neerpennen.Ik had het ergens wel voelen aankomen want de twee maanden ervoor had ik reeds vijf kuren antibiotica achter de rug maar ik kon/ging volhouden. Het gehoor en de oogspier vielen niet te herstellen, wel wat op te lappen.Toen dat begin oktober duidelijk werd, tussen alle onderzoeken door, kwam de tsunami pas echt.Al die kleine golfjes waren niet gecounterd.Ik zat/zit met een groot verdriet om alles wat ik beetje bij beetje heb moeten loslaten of afgeven.Daarnaast kwam er ook een overweldigend schuldgevoel de kop opsteken.Ik voelde me schuldig tegenover mijn collega's die met extra werk zaten, mijn man die nooit voor deze situatie of mij in deze situatie had gekozen, mijn kinderen die ik niet alles kon geven, mijn ouders die ook telkens met een bang hart mee afwachten wat er nog komt, mijn vriendinnen die ik niet altijd kan vragen hoe het met hen gaat omdat ik de kracht niet heb,...En dan was er nog de boosheid. Gewoon irrationele boosheid op het leven, de ziekte, mijn man die me teveel wilde helpen, op mezelf wanneer ik het moeilijk had,... Ik begon me te vergelijken met anderen die met zwaardere ziektes kampen en er toch nog in slagen om te werken of die het vast veel moeilijker hadden dan ik... Een warboel aan gevoelens die ik niet meester kon.En het feit dat ik ze had vond ik onbegrijpelijk.Laat staan dat ik het kon benoemen wanneer mensen voorstelden om hen eens te sturen wanneer het nodig was of niet meer ging. Dan leg(de) ik de telefoon telkens terug aan de kant. (Ook nu nog want dan komt het schuldgevoel terug piepen: iedereen heeft het moeilijk, elk huisje heeft zijn kruisje, je moet anderen niet lastig vallen met jouw pijn, je kan het zelf wel...) Tot ik dus het boek las en meer te weten kwam over levend verlies: over hoe je ook rouwt om stukjes van je gezondheid, identiteit, mogelijkheden, dromen,... die je kwijtraakt door een chronische ziekte, een ongeval,... Het werd (be)grijpbaar, vatbaar.Ik weet nu ook dat ik me niet schuldig moet voelen.Dat andere mensen die mijn parcours zouden afleggen soms ook eens in een hoekje willen kruipen om te huilen of stilletjes de wereld vervloeken.Maar ik heb nog een hele weg te gaan.De oude strategie van oppakken en verder gaan, die werkt niet meer.Ik moet een nieuwe weg vinden om met dit alles te leren leven.En ook met wat er misschien nog komt.Koesteren wat er nog rest van de oude ik, leren leven met wat er is weggevallen en dan bouwen aan een nieuwe identiteit waar ziek zijn slechts een onderdeel van is.Maar ik weet dat zoiets tijd vraagt en taal.Dus schrijf ik erover, lees en probeer erover te praten wanneer het lukt.Het is een blijvende zoektocht naar 'een' goede weg om hiermee om te gaan. Want de goede weg om hiermee om te gaan of met eender welke (chronische) ziekte, die bestaat niet.Ik verwacht dus nog een aantal valpartijen op mijn pad.Kleurrijke pleisters heb ik alvast aangeschaft.        

Alice Bremt
15 1

Zonderling

Hij keek naar me vanuit de klokkentoren. Nu zag ik hem. De contouren van zijn gezicht lijnden zijn neusbrug af tegen de westenzon en de slagschaduw verlengde zijn wimpers. De hoeken van zijn kaken spleten de kille wind. Hij leek nog zwaarder in de toren verankerd dan de klok die achter hem hing. En hij keek naar mij. Was het aan mij om de verrekijker neer te leggen? Was het aan mij om actie te ondernemen? Of zouden we naar elkaar blijven staren door deze vettige glazen die het licht zo buigen, op een manier dat je vlakbij bent? Zou jij nog iets ondernemen? Ik dacht van niet. Je stond doodstil, net een standbeeld, bevroren in de klokkentoren. Maar jij voelde dat niet. Jij leek al dood. Wanneer je zo één bent met de kilheid, voel je die op den duur niet meer. Ik daarentegen, lag hier doorweekt in het natte gras, mijn armen zwaar van de verrekijker te tillen. Ik wist niet eens of ik mocht bewegen. Of je blik dat wel toeliet. Gisterenavond telde ik precies twaalf bosjes sneeuwklokjes in de voortuin. Vanmorgen maar negen. Dat was iets waarvan je dacht dat ik het nooit zou opmerken. Ik weet niet waarom net die sneeuwklokjes de doorslag gaven om je te volgen. Zo bijzonder ben ik niet aan ze gehecht. Misschien was het omdat ik een vrije dag had, zonder plannen. Ik bleef zitten met een benauwdheid die gedurende de dag aanzwelde. Een tinnitus die de ochtend verstoorde, een ambetantigheid tijdens het middageten, een verstorend gebrom in de namiddag. En ’S avonds? Tja, ’s avonds een luide slag toen ik je zag staan.

Tiktaalik
7 0

Zweverig

Het kleven van labels op mijn ervaringen is iets dat mij werd aangeleerd. Als kind maakte ik geen onderscheid tussen echt en fantasie. Tussen tastbaar en voelbaar. Gaandeweg werd er een lijn getrokken; tot hier en niet verder. Want wat verder ligt, dat is quatsch. Alles dat achter de lijn ligt, daar lachen we eens mee. Om vervolgens terug over te gaan tot de orde van de dag, waarbij we aangemoedigd worden om te denken binnen de grenzen van een rationeel bestaan. Maar er is meer. Ik kan meer. Ik wil meer. Ik kan mijn ogen ervoor sluiten en de magie die ik voel plat rationaliseren. Uiteraard dient alles in vraag te worden gesteld, dus ook datgene waaraan ik mij optrek. Geen huisje is te heilig, ik ben bereid om al mijn constructies tegen de vlakte te gooien. Als dat helpt om klaar en ver te zien. Groeipijn schrikt mij niet af, ook de kunst van het loslaten bestudeer ik vol overgave. Ik las boeken die mijn ervaringen op losse schroeven zetten. En absorbeerde theorieën die met overtuiging aantoonden dat ik niet meer ben dan wat mijn brein ervan maakt. Ik probeerde levensvisies uit die haaks op mijn authenticiteit stonden, als ware het modieuze zonnebrillen. Om maar te zeggen dat mijn empirisch onderzoek niet over één nacht ijs is gegaan. Hoe dan ook, de uitkomst bleef dezelfde. De conclusie luidt: ik heb een brein, maar ik ben het niet. Ik ben meer.Zonder spiritualiteit, zit er een gat in mijn leven. Een gapende holte die mij naar binnen zuigt. Ik heb het niet over religie of (bij)geloof. Die woorden zijn beladen met connotaties die niet passen op wat ik voel. Maar de term spiritualiteit lijkt de lading wel te dekken. Al is het arme woord ook besmeurd met labels die achter de zogezegde lijn thuishoren. In mijn huisje vind je klankschalen, edelstenen, beeldjes van Oosterse Goden en smudge sticks. Soms voer ik spontaan rituelen uit met deze objecten, aan de hand van een intentie en gevoel. Spelen met energie noem ik dat. Ik heb daarvoor in principe geen voorwerpen nodig. Maar ze helpen wel, als symbolische dragers van mijn intentie. Ook woorden hebben die functie. De woorden die ik tijdens een ritueel uitspreek of neerschrijf, verscherpen de focus op hetgeen ik met mijn handelingen wil bewerkstelligen. Zweverig is het woord waarmee men doorgaans bovenstaande praktijken samenvat. Ik hoor het wel vaker. Een deel van mij voelt enige schroom om ermee naar buiten te komen. Maar dat is wat ik doe en altijd gedaan heb: mezelf blootgeven. Mij openbaar kwetsbaar opstellen. Waarom? Omdat ik daar schoonheid in zie. Als ware het mijn roeping. Misschien is spiritualiteit niet meer dan een copingmechanisme. Een manier om de zinloze grilligheid van het leven te verteren. Dat kan. Zoals ik al zei heb ik die piste uitgebreid bewandeld. Maar ik laat de weerstand en argwaan nu eindelijk los en erken wat ik voel.  Het verstrijken der jaren doet de opgelegde grenzen vervagen. De grens tussen realiteit en imaginatie. Tussen werk en spel. Tussen binnen en buiten. Tussen de wereld en mezelf. Tussen leven en dood. Groeien betekent voor mij alles geleidelijk in elkaar laten vloeien.https://www.karoliendeman.com/blog/2021/2/16/zweverig

KarolienDeman
16 2

Ode aan Varanasi

Er zijn weinig steden die zo een indruk op me achterlieten als Varanasi. Nochtans is Varanasi redelijk toeristisch. Meestal ben ik meer onder de indruk van plaatsen waar geen toeristen te bespeuren zijn. En toch. Ik was al een aantal maanden in India. Niet voor een vakantie, wel voor een stage van 6 maanden in Chennai. Even andere oorden opzoeken deed ons deugd. Niemand van ons had kunnen voorspellen hoeveel we van Varanasi zouden houden. De drukte van de toeterende tuctuc-chauffeurs en brommers die zich zigzag een weg baanden door het verkeer, deerde ons niet. Vrezen voor je leven als je de weg overstak, deed je toch al een beetje elke dag in India. Er loopt me nog steeds het water in de mond als ik denk aan de zoete Lassi die we er dronken. Bijeengepropt in een klein kamertje genoten we van de beroemde Lassi van The Blue Lassi Shop. Enkel daarvoor zou je al terug naar Varanasi gaan. De muren waren bedekt met duizenden pasfoto's. Van mensen die er voor ons waren geweest. Honderden nationaliteiten bij elkaar gebracht op een paar muren.  's Ochtends stonden we heel vroeg op om te kijken hoe de Ganges tot leven komt. Hoewel het er meestal krioelt van de mensen, zijn er zo vroeg op de dag amper mensen te bespeuren. De normaal overbevolkte kleine steegjes vol met toeristen en verkoopskraampjes zijn nu leeg en verlaten en we lopen er zelfs ietswat sceptisch rond. De zonsondergang aan de Ganges bleef me het meeste bij. Terwijl we genoten van de zon die achter de Ganges tevoorschijn kwam, kwam er stilletjes aan steeds meer leven. Verkopers installeerden zich. Mensen begonnen zich te wassen in de meest vervuilde rivier van de wereld. Om zich te reinigen van hun zonden. Sommigen maakten van hun hand een kommetje en dronken het vervuilde goedje. Wij stonden er een beetje naar te kijken.  Er is geen groter contrast met België dan India, bedacht ik me. En opeens voelde ik me intens gelukkig. Varanasi, een stad vol dromen. Waar je een koe in de winkel ziet liggen. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Waar 's avonds rituelen worden gehouden om sorry te zeggen tegen de Ganges. "Sorry, dat we je vervuild hebben." Waar een kind je ongevraagd komt zegenen met rode verf en daarna vraagt om een duit in het zakje te doen. Al zat je helemaal niet te wachten op een zegening. Waar je op klaarlichte dag een stoet vol mensen ziet die een lijk zichtbaar door de straten dragen. Waar we varen op de Ganges en een kaars het water laten indrijven.  Close your eyes and make a wish.  Hoe je beseft dat elk land zijn eigen religies, overtuigingen en rituelen heeft. Hoe het zonde is dat mensen vaak meer kijken naar de verschillen dan naar de gelijkenissen. Hoe ik zou willen dat iedereen beseft hoe goed het is dat we anders zijn. Hoe we diversiteit moeten omarmen. Dat er nog zoveel is om te ontdekken.     

Anna De Kinder
1 0

ODE AAN HET LICHAAM

Een ode aan het lichaam. Aan de lijn die een streep werd, de huid die niet meer glad is, maar bedekt met striemen, het bekken dat nog altijd niet stabiel is. En vooral ook een ode aan de borsten.   BoobytimeDe borsten die voor de borstvoeding nog pront vooruit staken en nu enkele verdiepingen naar beneden zijn verhuisd. Zo kunnen ze nu kennis maken met mijn ellebogen en in bepaalde posities ook eens op de koffie gaan bij mijn navel. “Hallo sexy mama!” kan je denken. Mijn borsten zijn er alvast blij mee. Nu hebben ze eindelijk eens wat meer gesprekspartners. Ikzelf ben nog in dubio. Moet ik dit nieuwe lichaam accepteren zoals het is of ga ik er aan werken? Nu in het geval van mijn borsten moeten we spreken over aan laten werken, want ik weet niet of er sporten bestaan met een katrolfunctie.  Van lijnen naar strepenDie streep kan misschien wel weer een lijn worden. Zo toont Instagram me althans. #postpartumbody staat zo overwegend vol met moeders die hun figuur meer dan terug hebben. Het lijkt er bijna op alsof ze allemaal een kind adopteerden. Zo perfect ziet hun lichaam er alweer uit. Ik hoef er dan ook geen tekening bij te maken dat ik niet tot die soort behoor. ‘Perfect is not my kind of style’. Of zo wijst de realiteit opnieuw uit. Terwijl ik al huilend aan het emo-eten ben in de zetel en ondertussen door Instagram scroll besef ik dat deze houding niet instagramwaardig is. Ik moet mezelf zien te herpakken. Aanvaarding?Alleen: hoe doe ik dat? Hoe raakt iemand met een depressie uit de zetel? Ik ben zo moe dat het lijkt alsof er een tractor over me gereden is. Ook die sport met katrolfunctie ben ik niet tegengekomen, anders kon die me ineens uit de zetel hijsen. De zwaartekracht is een lastige tegenstander. Misschien moet ik iets anders proberen? Misschien moet ik proberen mijn situatie te aanvaarden.  GrootsMijn lichaam is veranderd. Dat zeker. Mijn lichaam heeft iets meegemaakt. Nog beter, mijn lichaam heeft iets groot gemaakt. Om precies te zijn een baby van vijftig cm. Waar voorheen enkel ingewanden zaten werd er plots ook nog een baby aan toegevoegd. Een grote surplus eigenlijk in het geheel van mijn lichaam. En mijn lichaam heeft niet enkel iets groot gemaakt. Mijn lichaam wist die baby ook nog eens de uitgang te wijzen. Jammer genoeg voor mij heeft die baby mijn oriëntatiegevoel geërfd waardoor het een zoektocht van twee dagen werd. Gelukkig vond hij uiteindelijk het licht aan het einde van de tunnel. En zodra die baby de uitgang vond waren er mijn borsten om dat hongerige mondje te voeden. Erg lang zijn ze niet in gebruik geweest, borstontstekingen zijn namelijk echt geen pretje. Toch hebben ze even kunnen doen waarvoor ze ontworpen zijn. En daarom, omdat ze kort en krachtig hun taak uitvoerden gingen ze dan maar op vakantie richting zuiden. Ik kan ze niet echt ongelijk geven. Ik trek ook graag richting zuiden. Dit alles doet me denken dat we als moeder misschien niet zo streng moeten zijn voor ons lichaam. Het heeft namelijk iets meegemaakt en mag daarom ook de tijd nemen om te herstellen. We hoeven niet allemaal na zes weken op een of andere catwalk paraderen. In de zetel hangen is ook dik ok. Of toch tot de zetel me niet meer hebben wil.

Nathalie B
3 1