Zoeken

Gerookte zalm

Dit weekend was ik met het gezin op wandel in de duinen. Eind februari, staalblauwe hemel, felle zon en een gure noordoosten wind, mijn favoriete winterwandelweer. Het teveel aan zand in de schoenen van onze zoon is de aanleiding voor een rustpauze en meteen ook een rookpauze van mijn wederhelft. Hij installeert zich op de top van een duin, hoog genoeg om de zee te zien en toch voldoende beschut voor de wind. Na 20 jaar samenzijn smelt ik nog steeds bij dat aangezicht en ik diep mijn gsm uit mijn zakken om dat beeld vast te leggen, maar zodra hij door heeft dat ik hem in mijn vizier hou verkrampt zijn pose, als ware het een geweerloop die op hem gericht werd. De sigaret verdwijnt ergens achter zijn zijde en helemaal onwennig en betrapt perst hij de rook zo onzichtbaar mogelijk tussen zijn lippen. Samen met het ontspannen beeld van mijn rebelse roker verdwijnt meteen ook het verliefde gevoel in mijn buik. “Je zat daar zo mooi met je sigaret, ik wou een foto nemen”, zeg ik nog in de hoop dat ogenblik te herstellen. “Toch niet met een sigaret”, is zijn antwoord. “Ah, zijn we in zo’n tijdperk aanbeland?”, reageer ik teleurgesteld. De gsm gaat terug in mijn zak en ik vlei me neer in het zand, als een schaapherder in de weide, ogen half dicht en hoofd op waakstand. Mijn zalm is een schaap geworden. Gerookte zalm schotelde mama vaak voor als voorgerecht. Mama die zo graag feestjes gaf en iedereen volgestouwd en gemarineerd in de vroege uurtjes naar huis liet gaan. Wat verlang ik naar die grote living van mijn ouderlijk huis waar in de wintermaanden elk weekend een mist van sigarettenrook hing, een mist die een hoop geheimen verhulde en waar enkel luid gelach en felle stemmen doorheen schalden. Zoals de stem van tante Zjet, wiens echte naam ik pas op latere leeftijd heb leren kennen, Georgette. Tante Zjet leek voor mij recht uit de 19de eeuws luxueuze paleizen van de Russische tsaren te komen, een opvallende vastberaden verschijning. Zij was voor mij een voorbeeld van rebellie, een vrouw naar mijn hart. Een grote struise dame met witte korte haren, die zodanig opgekruld waren dat het leek alsof ze nog een mooie haardos had terwijl je er los doorheen kon kijken en die naargelang de successen van de kapper bovenaan een ietwat gelige schijn vertoonden zoals de vergeelde muren van rokersruimten, wat wel heel toepasselijk was. In mijn hoofd zit tante Zjet met haar immens robuuste lichaam, fel rood getinte lippen en wit gepoederd gezicht in een waas van rook aan tafel en weergalmt haar rauwe maar opgewekte stem doorheen de hele living. Tante Zjet was niet lijkbleek, maar rookwit tot grauwgrijs, door haar haar- en huidskleur, de poeder en de sigaretten. Ik had nog nooit een lijk gezien, maar als mijn nonkel de begrafenisondernemer lijkenverhalen boven haalde aan die rokerige feesttafels dan zag ik steevast de kleur van tante Zjet. Nochtans kon geen dame zo vol leven zitten als zij. Ze droeg opvallende kleren, had een uitgesproken mening en liet die steevast horen. Zagen en klagen deed ze niet, ze wou vooral lachen en genieten. En dat kon je als zij aan tafel zat. Zeker wanneer iemand over de katholieken begon. Dan rukte ze hevig aan haar sigaret, hief haar hoofd lichtjes rechtop en produceerde de opvallendste rooksignalen alvorens ze haar, tegen dan van de rook dooraderde, blauwe ogen groot opzette om met een diepe bas stem “zwiegt mien over die zot mè z'n crèmekerre” te roepen terwijl haar vuist op tafel belandde. Als de paus zo over haar rood gestifte lippen kwam was het de uren daarop hilariteit alom, zwol de dompige waas van rook alleen maar verder aan en werden de feestvierders nog meer gemarineerd. Helaas zijn al die sterke dames met hun flair en optimisme van de jaren 20 en de schrijnende ervaringen uit de jaren 40 intussen uit mijn leven verdwenen. De één al vroeger dan de andere, maar ze lieten allen hun afdruk op mijn bestaan. Tot mijn eigen verbazing in die mate dat deze dames tijdens een alledaags zondagnamiddaguitstapje in de duinen alweer een monoloog met mezelf uitlokken. Wat is er fout gegaan bedenk ik dan? Die hypocrisie waar Tante Zjet een hekel aan had lijkt wel alom aanwezig. We halen standbeelden naar beneden, op de stadsscholen worden de maaltijden vegetarisch, we organiseren fit-challenges op het werk en schamen ons zo erg voor onze verslavingen dat we het alsmaar stiekemer en gejaagder gaan doen. Intussen gaan we gewoon door met overal oorlog voeren en grondstoffen in andere landen plunderen, massaal vlees produceren en zitten we 10 uren per dag aan ons scherm gekluisterd zogezegd om genoeg te verdienen om vrij te zijn, terwijl we de vrije uren die ons resten toegeven aan onze verslavingen zonder ervan te genieten omdat het door de westerse maatschappij ingebakken schuldgevoel elke vorm van genot onderuit haalt. Dat ook mijn wederhelft zijn rebellie heeft laten varen en zich schuldig voelde over een sigaret waar hij zichtbaar van genoot doet me panikeren. Als we hier in de natuurlijke duinen omringd door een zee van zand, met een handvol wandelaars aan de vloedlijn en een paar kiters tussen de schuimende golven, dat wijzende vingertje en die bekritiserende blikken voelen, waar kunnen we dan wel nog vrij zijn? Waaraan denk je vraagt hij omdat ik te lang stil ben. “Aan de rokerige living en uitgerookte treinwagons” zeg ik terwijl ik opsta. Ik klop het zand van mijn kleren, knipper de dromerige rook uit mijn ogen en sla een arm om onze dochter. “Kom we gaan naar huis”. “Wat eten we vanavond?”, vraagt ze. “Gerookte zalm”, zegt mijn wederhelft. “Zolang het maar geen schaap is”, denk ik.  

Fien SB
92 1

Thuiswerkpa

"Ze vinden toch wat uit hè", zeg ik aan tafel waar ik de krant lees. Ik kijk boven mijn leesbril de huiskamer in. Mijn huisgenoten zwijgen als vermoord. Geen wedervraag. Geen 'wat vinden ze dan uit?'. Ze turen elk naar hun scherm. De aantrekkingskracht van de tv en de smartphone is zo sterk als de magneet die tegen de ijskast allerlei papiertjes verzamelt. "Thuiswerkmoe. Dat is een titel in de krant. Over een moe die thuis werkt wellicht. Dan ben ik soms een thuiswerkpa." Als ik alleen thuis ben, werk ik in de eetkamer. Anders trek ik naar boven, naar het torentje. Driehoog. Daar zie ik door het dakraam bijna het gebouw van mijn werkplek. Ik ga wel eens naar boven met mijn jas aan. Op mijn sokken. "Waar gaat gij naartoe met die jas?", vragen ze dan. "Naar het werk hè schat. Kus. Tot straks." De mopjes worden wellicht flauw van het lang binnen zitten. Het is zoals soep die je te lang laat koken, dan gaat de smaak van de verse groenten weg. Onze pa was geen thuiswerkpa. Zijn laatste job was die van portier in de fabriek. Dat kon hij thuis niet uitoefenen. Al bracht hij zoals iedereen zijn werk af en toe mee naar huis. Zo beantwoordde hij thuis de rinkelende telefoon ooit met 'hallo portier'. De mensen aan de andere kant van de lijn wisten het, dat hij zich soms vergiste. Er werd nog niet zo veel gebeld in die dagen. Al vanaf de eerste zinnen in het artikel over de thuiswerkmoe blijkt dat ik de titel verkeerd geïnterpreteerd heb. Het gaat over mensen die het thuiswerken moe zijn. Die de babbels bij het koffieapparaat missen. Die de gesprekken over voetbalwedstrijden missen. Mensen die thuis een jas aantrekken als ze de trap naar hun bureau opgaan.  

Rudi Lavreysen
15 0

Sneeuw- en kappersknipperspret

Hoe blij en gelukkig was ik zondag? Ik keek doorheen mijn venster en zag  tot mijn grote kindervreugde al dat maagdelijk wit tot zover het oog reikte.  Eindelijk nog eens een echte winterdag met kou en een laagje sneeuw. De zon erbij maakte het tafereel compleet.  De natuur op zijn mooist. Terzelfder tijd hoorde ik mijn grootvader,  de superbompa voor mijn kinderen, zeggen: ‘Dat ze lang niet meer de winters maakten zoals ze vroeger waren, dat iedereen in 1958 genoot van de kermis op de Schelde.… Toen vroor het dat het kraakte.’  Mijn moeder vulde de anekdotes aan met haar vertelsels over de schaatsavonturen na haar schooltijd.  Natuurlijk herinnerde ik me tochten op de slee samen met mijn broer door het dorp. Een strak lang gespannen touw verwijderde ons van een open gapende koffer en de wolkende uitlaatgassen van een twee pk (Citroën 2CV) alsof het ons kon deren. Daarnaast kende ik de schamele winterverhalen van mijn kinderen. Moedig begonnen zij aan het wegrollen van het sneeuwtapijt. Ze plakten de sneeuw tot twee stevige bollen of een soort iglo. Tot het laatste restje sneeuw van hun kunstwerk het opgaf genoten zij nog van de sneeuwpret van  dagen ervoor.  Met dit alles in gedachten wilde ik mijn kinderen met de grootste zuigkracht van Antwerpen naar hier ‘de buiten’ trekken. Dit was de dag dat we ons kind zijn en alle pret konden herbeleven Dat ik, tussen hen beiden in, de sneeuw onder onze voeten hoorden kraken. Dat we rond de vuurkorf heerlijke warm appelsap van eigen kweek met gember en een stokje kaneel dronken. Dat we dit deelden met geliefden, vrienden en familie. Dat laatste was nu helemaal uit den boze. Nu konden ze wel voor gezelschap en geknipt haar deze zaterdag best meteen naar de kapper gaan… Wat hebben het weer en de coronamaatregelingen gemeen?Beide zijn ze veranderlijk.   Ann Stuckens12-02-2021

Ann Stuckens
36 0

ODE AAN HET LICHAAM

Een ode aan het lichaam. Aan de lijn die een streep werd, de huid die niet meer glad is, maar bedekt met striemen, het bekken dat nog altijd niet stabiel is. En vooral ook een ode aan de borsten.   BoobytimeDe borsten die voor de borstvoeding nog pront vooruit staken en nu enkele verdiepingen naar beneden zijn verhuisd. Zo kunnen ze nu kennis maken met mijn ellebogen en in bepaalde posities ook eens op de koffie gaan bij mijn navel. “Hallo sexy mama!” kan je denken. Mijn borsten zijn er alvast blij mee. Nu hebben ze eindelijk eens wat meer gesprekspartners. Ikzelf ben nog in dubio. Moet ik dit nieuwe lichaam accepteren zoals het is of ga ik er aan werken? Nu in het geval van mijn borsten moeten we spreken over aan laten werken, want ik weet niet of er sporten bestaan met een katrolfunctie.  Van lijnen naar strepenDie streep kan misschien wel weer een lijn worden. Zo toont Instagram me althans. #postpartumbody staat zo overwegend vol met moeders die hun figuur meer dan terug hebben. Het lijkt er bijna op alsof ze allemaal een kind adopteerden. Zo perfect ziet hun lichaam er alweer uit. Ik hoef er dan ook geen tekening bij te maken dat ik niet tot die soort behoor. ‘Perfect is not my kind of style’. Of zo wijst de realiteit opnieuw uit. Terwijl ik al huilend aan het emo-eten ben in de zetel en ondertussen door Instagram scroll besef ik dat deze houding niet instagramwaardig is. Ik moet mezelf zien te herpakken. Aanvaarding?Alleen: hoe doe ik dat? Hoe raakt iemand met een depressie uit de zetel? Ik ben zo moe dat het lijkt alsof er een tractor over me gereden is. Ook die sport met katrolfunctie ben ik niet tegengekomen, anders kon die me ineens uit de zetel hijsen. De zwaartekracht is een lastige tegenstander. Misschien moet ik iets anders proberen? Misschien moet ik proberen mijn situatie te aanvaarden.  GrootsMijn lichaam is veranderd. Dat zeker. Mijn lichaam heeft iets meegemaakt. Nog beter, mijn lichaam heeft iets groot gemaakt. Om precies te zijn een baby van vijftig cm. Waar voorheen enkel ingewanden zaten werd er plots ook nog een baby aan toegevoegd. Een grote surplus eigenlijk in het geheel van mijn lichaam. En mijn lichaam heeft niet enkel iets groot gemaakt. Mijn lichaam wist die baby ook nog eens de uitgang te wijzen. Jammer genoeg voor mij heeft die baby mijn oriëntatiegevoel geërfd waardoor het een zoektocht van twee dagen werd. Gelukkig vond hij uiteindelijk het licht aan het einde van de tunnel. En zodra die baby de uitgang vond waren er mijn borsten om dat hongerige mondje te voeden. Erg lang zijn ze niet in gebruik geweest, borstontstekingen zijn namelijk echt geen pretje. Toch hebben ze even kunnen doen waarvoor ze ontworpen zijn. En daarom, omdat ze kort en krachtig hun taak uitvoerden gingen ze dan maar op vakantie richting zuiden. Ik kan ze niet echt ongelijk geven. Ik trek ook graag richting zuiden. Dit alles doet me denken dat we als moeder misschien niet zo streng moeten zijn voor ons lichaam. Het heeft namelijk iets meegemaakt en mag daarom ook de tijd nemen om te herstellen. We hoeven niet allemaal na zes weken op een of andere catwalk paraderen. In de zetel hangen is ook dik ok. Of toch tot de zetel me niet meer hebben wil.

Nathalie B
3 1

De hond in de winterzon

"Je bent bijna zoals een hond", zegt mijn vrouw. "Die doet dat ook." Het klopt. Een hond schuift telkens mee op met de zon, als die haar stralen op een andere plek in huis richt. Zodat hij de warmte blijft voelen. Ook ik verleg me op de bank voor het raam tot ik het laatste stukje winterzon op mijn gezicht krijg. Om halftwee komt ze voor het eerst piepen in onze woonkamer. Als ze zin heeft natuurlijk. Een winterzon op zondag, dat is geld waard. Met een boek of de krant en de radio die op de achtergrond zachtjes speelt. De krant vertelt me dat er ook in ons land alsmaar meer voor- en tegenstanders zijn. Dat we de Nederlandse toer opgaan. Voor of tegen een vaccinatie. Voor of tegen de klimaatopwarming. Voor of tegen Zwarte Piet. Samenzweringstheorieën steken de kop op Leren ‘akkerderen’, zoals pa het vroeger al rijmend zei, is niet meer van deze wereld. De radio speelt een vrolijk lied. Al is het eigenlijk de tv die radio speelt, want de provider zendt het radiosignaal niet langer uit via de kabel. Kijk, daar ben ik wel tegen. Ik zou het oude radiotoestel van de zolder moeten halen, maar daar is niet iedereen in huis voorstander van. De zon richt ondertussen haar stralen op het schilderij dat onze jongste ooit creëerde in de tekenles. Het heeft een vaste plek in huis. Stel je een man voor in Picasso stijl, een geschilderd borstbeeld in diverse tinten grijs. In zijn grijnzende mond, aangekleed met een fraaie snor, zit een dikke sigaar waaruit grote rookwolken komen. Hij lijkt wel te zeggen dat we allemaal de sigaar zijn. Je kan daar tegen zijn, maar helemaal gelogen is het niet. Al ben ik voorlopig nog de hond op de bank in de winterzon.

Rudi Lavreysen
23 0

Eddy Enhoenog

Het is een opvallend fenomeen. Nu de cafés, tavernes en eethuizen al een tijdje dicht zijn, begin ik ze te missen. Een aantal zaken hebben ze gelijk, deze onbekende vrienden. Meestal weet je niet waar ze wonen. Een gsm-nummer heb je niet. Met een beetje geluk ken je hun familienaam, maar vaak niet. Nu denk je misschien: ik heb die niet, van die cafévrienden. Ik durf het te betwijfelen. Ik denk dat iedereen er heeft. Bijvoorbeeld iemand die je vaak ontmoet in de cafetaria van het zwembad als de kinderen in het water ravotten. Of het koppel met wie je na de film een praatje maakt. Of met de man die elke woensdag met de markt op hetzelfde tijdstip een koffie drinkt in het koffiehuis. Nu al die plekken gesloten zijn, ontmoet je elkaar ooit in de supermarkt.  Of op straat. Dan knik je beleefd of je zwaait naar elkaar, zoals truckchauffeurs of bikers dat doen, omdat ze tot dezelfde groep behoren. Maar een praatje maken doe je daar niet. De magie zit tegelijk in de locatie waar je elkaar in normale omstandigheden tegenkomt. Ook is er meestal een gemeenschappelijke interesse. Bijvoorbeeld sport, kunst of politiek. Zo heb ik het thuis ooit over Eddy. Ik zag hem regelmatig in de zaak met de Parijse terrastafels. “Eddy heeft die film gezien”, zeg ik dan. Of: “Eddy is pas in dat restaurant geweest.” “Welke Eddy?” “Tja, Eddy van dinges”. “Eddy en hoe nog?” “Zijn familienaam ken ik niet.” “Waar woont hij?” “Dat weet ik ook niet.”Er wordt al eens smalend over hem gedaan. “Aaaah, Eddy vertelde dat zeker.” Alsof ik hem verzonnen heb. Dat hij een onzichtbare of een denkbeeldige vriend is, zoals kinderen er ooit eentje hebben in een film of in een jeugdboek.Maar hij bestaat echt. Al zie ik hem nu niet meer zo vaak. Eddy Enhoenog.

Rudi Lavreysen
20 3

Oergeluk

Sommige mensen delen liever in je verdriet dan in je vreugde. Ik vond dit een pijnlijke gewaarwording. Zolang ik anderen deelgenoot maakte van m’n ellende, vond ik gehoor. Vanaf het moment dat het me voor de wind ging werd het ineens stil uit bepaalde hoeken. Teleurstellend. Maar ook dit gaf ik een plaats. Het leven gaat verder. Het heeft me niet tegengehouden op mijn levenspad naar geluk. Hoe heerlijk is het als grootmoedige zielen delen in je vreugde en voorspoed. Ik hou van mensen die je vooruitgang gunnen en die blij kunnen zijn als jij blij bent. Mensen die meeleven met je succes, ondanks dat het hen misschien nog niet zo voor de wind gaat. Kortzichtige mensen verliezen uit het oog dat aan geluk of succes meestal een calvarietocht voorafgegaan is. Een gestadig zwoegen op een pad van vallen en opstaan. Een pad waar de bodem geraakt werd en keihard tegen muren gebotst werd. Bikkelharde levenslessen.  Mijn ervaring is dat geluk ons niet zomaar in de schoot geworpen wordt. Voor mij is gelukkig zijn een werkwoord van consistente en consequente arbeid. Het is elke dag opnieuw durven beginnen met het leven en jezelf met een onvermoeibare discipline in het geluksgareel dwingen. Bewust afstemmen op positieve gedachten terwijl je lichaam en je emoties het uitschreeuwen om het tegenovergestelde te doen, omdat ze dit gewend zijn. Oude negatieve gedachten vervangen door nieuwe is geen sinecure. Volgens mijn bescheiden mening is hoe we ons voelen een keuze. Een manier van denken. Elke emotie begint bij een gedachte, bewust of onbewust. Ik heb gemerkt dat als ik elke dag de knop omdraai van negatief- naar positief, na verloop van tijd het gevoel zich daarop afstemt. Zoals een spier sterk wordt na doelgerichte training, zo wordt onze geluksspier ook sterker door consequente oefening. Elk mens bewandelt een levenspad dat bezaaid is met goed en kwaad, ellende en voorspoed. Wat je achtergrond ook is, niemand wordt gespaard, in tegenstelling van wat sommige mensen denken; dat geluk je zomaar in de schoot geworpen wordt.  Het is aan ons wat we met ons leven doen. Een vrije keuze. Mensen die voor bitterheid en frustratie kiezen, verzuren. Degenen die alles wat hen tegemoet komt kunnen omarmen en ermee leren omgaan in plaats van het te bevechten, zijn meestal de gelukkigste en aangenaamste mensen. Innerlijke rust is de moeder van het geluk. Volgens mij kan je enkel in deze energiestroom de koers van je leven veranderen. Dit staat los van religie, los van spiritualiteit. Noem het empirische boerenwijsheid of onderdeel van de natuurwetten.  In het Westen meent men dat ze in het Oosten verder staan om de opperste staat van gelukzaligheid te bereiken. Balancerend op de flinterdunne lijn tussen religie en spiritualiteit gooien velen zich op de Oosterse filosofieën, in de hoop de begeerde staat van verlichting te vinden. Als ik de algemene staat van welzijn en geluk in China, Japan of India onder de loep neem, heb ik er zo mijn bedenkingen bij. Natuurlijk kunnen we leren van de Oosterse wijsheden en het zal zeker en vast ons leven verrijken. Maar ik vind dat boeken en motivatie coaches uit hun voegen barsten van overstimulatie om de Oosterse methoden te promoten. Het Oosten kan je niet in het Westen wringen. Zoveel is zeker. We kunnen wel van elkaar leren. Ja, ik heb ook geprobeerd om mezelf in ingewikkelde meditatie houdingen te wringen in een poging om mijn malende geest te leren bedwingen. Na veel pijnlijke krampen en fluitende oren van monotone klanken, heb ik het losgelaten. Nog zo’n verheven begrip: loslaten. Sorry, maar ik heb het opgegeven. Noem het de aardse vorm van loslaten.   Ik ben tot de conclusie gekomen dat wij van hier zijn, van het kille natte Noorden, ten westen van het Oosten. De plek waar de Kelten en de Germanen hun ding deden voordat de Christenen vonden dat ze het beter wisten. Oude geschiedenis, maar wel interessant om inzicht in onze roots te krijgen. Om te begrijpen hoe filosofie, religie en spiritualiteit in elk deel van de wereld toch wel een rol blijkt te spelen in het vinden van geluk. In onze contreien pleegde men de natuur te aanbidden. Elk natuurelement werd aan een andere god gekoppeld. Men geloofde in goede en kwade geesten. In deze context werden er veel wilde feesten georganiseerd zoals Carnaval, het Zonnewende, Halloween of volle maan- rituelen. Voortekens voor gebeurtenissen, goed of kwaad, vond men in de natuur. Kwalen en ziekten werden aangepakt met kruiden en alles wat moeder aarde te bieden heeft.  Vanaf het moment dat er goden betrokken worden in het verhaal, draait het altijd rond dezelfde thema’s: de strijd tussen goed en kwaad. Boze geesten verdrijven en de goede geesten of God gunstig stemmen. De vruchtbaarheid vieren en de zegen afsmeken voor goede oogsten, voorspoedige- en vruchtbare tijden. Bij de Noorderlingen speelde goed vreten, flink zuipen en stevig seksen altijd al een belangrijke rol. Op deze manier geraakten onze voorouders in trance om hun staat van verlichting of geluk te bereiken. Als men dan ‘oude Belgen-gewijs’ uit-gefeest of uit-georgiëd was, klaarde de lucht weer op, had men terug ruimte voor elkaar en kon men in vrede verder leven. Nu wil ik niet zeggen dat ik me vastpin op deze oude gebruiken.  Nee, maar het helpt me om het leven op een gezonde en evenwichtige manier te benaderen. Het gaat in essentie allemaal om ruimte creëren in je ziel zodat je in staat ben om lief te hebben, jezelf en je naaste. En dat je daarbij innerlijke rust vindt en anderen het licht in de ogen kan gunnen. Welke weg je kiest om daar te geraken maakt in principe niet zoveel uit. Voor mezelf heb ik gemerkt dat nachtwandelingen bij volle maan, een dankwoord aan moeder aarde en af en toe eens goed doorzakken en lekker feesten, mij ook rust brengen. Soms mezelf lekker orgie-gewijs volproppen met vettig voedsel, kan zo goed doen. Alles met mate of maten, natuurlijk. Aan ons de keuze.  Om terug te komen op de kortzichtige ‘boze geesten’ van mensen die niet kunnen delen in andermans blijdschap of voorspoed, die verdrijf ik tijdens lange wandelingen waar ik mijn grieven uit aan de bomen en het gras, of aan de god daarvan. Ik wens je alle geluk en voorspoed in alles wat je doet of niet doet!  

Heidi Schoefs
89 0

Personage

Ik heb mijn personage naar de trein richting dood laten vertrekken. Ruim vijftien maanden droeg ik het verhaal met me mee. Omdat ik weet wat haar te wachten staat, bleef ik het vertrek uitstellen. Ik zocht uitwegen, deed vluchtpogingen of probeerde haar te laten onderduiken. Maar de waarheid is meedogenloos, bovendien is ze te belangrijk om niet verteld te worden. Hier ligt het dagboek van Sura Pessa Lipszyc. Centraal bovenaan op de beige kaft van het schrift, een wit etiket met dubbele blauwe rand, de hoekjes afgekant. Binnen het kader staan drie lijnen voorgedrukt, maar het schrift kreeg geen titel of naam. Het lijkt ongebruikt, maar als je beter kijkt, zie je dat de hoeken licht gekruld zijn, een plooi loopt van boven links tot rechts onderaan over het soepele karton. ‘Lief dagboek’ opent het op 1 juli 1942. Binnenin is het tot halverwege gevuld, geschreven in een keurig meisjeshandschrift. Sura Pessa beschrijft haar leven als vijftienjarige in het bezette Antwerpen. Op 3 augustus van datzelfde jaar schrijft ze haar laatste woord: ‘Adieu’. Het dagboek is in Borgerhout gebleven. De schrijfster koopt een kaartje voor de trein naar Mechelen. Op 5 augustus meldt ze zich met haar oproepbrief in Kazerne Dossin en vertrekt met het tweede transport op 11 augustus naar Oost-Polen. De transportlijst meldt het volgende: 802.  Lypszcik Sura Pessa, –         25.10.25 – Zdunska Wola, – Staatenl. – Nähschule. Handmatig is een rode letter F toegevoegd voor Frau, zoals 9 van de 10 namen op de lijst. En twee blauwe V’s, twee vinkjes die getuigen dat Sura Pessa wel zeker daar aanwezig was. De trein houdt halt aan de zogenaamde Judenrampe, een perron in het rangeerstation, vanwaar ze na lang wachten nog een 800 meter te voet richting Auschwitz II-Birkenau moest gaan. Sindsdien ontbreekt elk spoor van Sura Pessa. Ze kreeg geen kampnummer getatoeëerd, werd dus niet voor arbeid geselecteerd maar rechtstreeks de dood ingestuurd. Net zoals haar twee zussen en ouders ruim een week later op dezelfde plek. Sura Pessa heeft dit laatste nooit geweten, tegen die tijd was ze al niet meer bij de levenden. Het tweede transport waar zij mee vertrok, vervoerde 999 mensen, slechts drie van hen overleefden de oorlog. Sura Pessa’s laatste woorden blijven als een brok in mijn keel steken. De tranen zoeken al geruime tijd hun weg naar boven. Bij het woord ‘Adieu’, dat zowel Frans als ook Jiddisch kan zijn, slik ik. Dan knalt de krop uit mijn keel en loop ik over. Het is een afscheid van een personage maar evengoed van iemand die echt, het grootste deel van haar korte leven, in mijn huis heeft gewoond. Toen de namen een gezicht kregen, was ik diep geraakt door haar indringende blik. Ik wist meteen dat zij mijn personage zou zijn, zocht en vond een reeks sporen van haar bestaan, bewaard in ambtelijke systemen. Eén foto van haar als baby, op de arm van haar moeder met haar broertje erbij. De andere als bozige veertienjarige vrouw, diezelfde foto die op de muur in Dossin samen met al die andere portretten, een gezicht aan de gruwel geeft. Ik leefde met haar mee als tweejarige peuter, net uit Polen gemigreerd en hier wonend in grote armoede. Ik zag haar opgroeien en spelen, als tienjarig meisje haar kleine geheimpjes tussen de spleten van de plankenvloer verbergen. Ik leefde mee in haar dagboek als zestienjarige puber: kwaad op de wereld die haar verbiedt zichzelf te zijn. Een puber die niet beseft dat ze weer richting Polen wordt gestuurd om te sterven in haar geboorteland dat ze als baby ontvlucht was. Ik rouw om iemand die ik nooit gekend heb, maar die me dierbaar is. Ik rouw om alle twaalf bewoners van mijn huis die naar Auschwitz zijn gestuurd. En om iedereen die hetzelfde lot onderging.

Marieke Genard
31 2

Ademloos

Een maand of twee geleden kocht ik een nieuwe agenda, of nee, twee agenda´s om precies te zijn, een persoonlijke en, hoewel ons huishouden nog maar uit twee personen bestaat, een gezinskalender, iets waar lange tijd geen behoefte aan bestond omdat ik alle afspraken van ieder lid van ons gezin kon onthouden, daar zelfs prat op ging, maar spijtig genoeg vanaf het ogenblik dat ik begon te studeren en te schrijven niet meer zo goed functioneerde, immers, studeren en schrijven zijn twee activiteiten die veel concentratie vragen, en geloof het of niet, maar zelfs om je verbeelding te laten spreken moet je je kunnen concentreren en daar hoort afspraken in je hoofd prenten absoluut niet bij, met als gevolg dat ik nu ieder jaar in november een agenda koop, een agenda die aan verschillende criteria moet voldoen: hij hoort in elke handtas te passen, een buigzame kaft te hebben en glad en wit papier, plus een indeling over twee bladzijden zodat je wanneer je hem openslaat meteen een overzicht hebt van de hele week, wat je hele gemoed in één klap kan doen opklaren, alleszins het mijne, zo keurig en net als mijn afspraken in mijn agenda staan, sommige in potlood en andere in de kleur van mijn lievelingspen, gewoon omdat ik maar niet kan besluiten waarmee ik liever schrijf (ofschoon ik me daarover ook wel weer kan ergeren), omdat, tja, potlood heeft iets provisorisch, nietwaar, alsof het nog niet zeker is wat er staat, wat me enerzijds bij het schrijven goed van pas komt, me anderzijds in mijn kalender zo kan spijten voor de afspraak die ik heb gemaakt, terwijl het koningsblauw van mijn pen iets verhevens heeft, edoch niet bij iedere afspraak past, maar goed, in november heb ik dus twee agenda´s gekocht, een gezinskalender waarin mijn man heel af en toe iets schrijft, en een persoonlijke, een duurzame, gemaakt van graspapier, recycleer- en composteerbaar lees ik op de achterkant, in het juiste formaat en met een buigzame kaft, alleen, het papier is niet wit maar beige gespikkeld en ook niet glad omdat het is gemaakt van snelgroeiend en -drogend gras, waarmee ik niet wil zeggen dat ik daarover struikel, duurzaam is duurzaam, nochtans weet ik vandaag niet goed of ik hem nog wel zo leuk vind, hij ziet er zo leeg uit, en hoewel die weinige afspraken die erin staan zorgen voor perspectief, me het gevoel geven dat ik toch nog íets van een sociaal leven leid, confronteert hij me er ook mee dat dat leven zich hoofdzakelijk afspeelt op het internet, op Zoom, FaceTime en Skype, beneemt hij me soms zelfs de adem, met als gevolg dat ik dan weer mijn heil zoek op Youtube, bij Yoga with Adrienne, om op mijn sportmat in de woonkamer samen met acht miljoen andere gebruikers ademhalingsoefeningen te doen.  

ingridvdk
20 1

Ergernissen

Heb je je ook al eens blauw geërgerd aan auto’s die via de pechstrook aan de hitte van een ellenlange file proberen te ontsnappen? ‘He, geldt het niet voor jou dan? Voel je je beter dan een ander?’ De kans is misschien wel reëel dat er iemand achter het stuur zit die zijn macho-instinct laat domineren over de algemene beleefdheid. Maar zou het héél misschien ook kunnen dat op de achterbank een vrouw aan het bevallen is, of iemand een hartaanval heeft en dringend op spoed moet geraken? Dan heb je natuurlijk geen tijd om na te denken over wat de andere bestuurders van je gebrek aan hoffelijkheid vinden. Wij Belgen zitten – in tegenstelling tot wat de Nederlanders misschien over ons denken – niet verlegen om een mening. We spuien ze met gemak rond en bazuinen onze waarheden in de oren van elke kleine muis die het horen wil. Daarbij gaat het nu niet alleen meer over het pijnlijke gebrek aan kennis bij de weermannen of de manifeste onkunde bij leerkrachten of de zielige hebberigheid van verzekeraars. Het gaat ook niet zozeer meer over wat er bij de buren gebeurt of de bakker die er toch zo slecht uitzag en die dus zeker kanker heeft. Momenteel draait veel over wat er verkeerd beslist werd in de coronacrisis. Natuurlijk mag iedereen een mening hebben. Het is prima om naast jezelf ook de wereld rondom je in vraag te stellen. Alleen stel ik me soms vragen over hoe die mening werd gevormd. Want over alles wat je om je heen ziet gebeuren, is er wel iets duister, niet onderzocht of bevraagd, een andere kant van het verhaal. En als je dan alleen dat ene futiele artikel van die ene journalist las, die op een verdoken manier vaak gewoon zijn persoonlijke mening op het verhaal meegeeft, eerder dan de naakte feiten, weet je dan echt heel zeker dat je over alle informatie beschikt om er überhaupt al een mening over te hebben, voor je die als een onvervalste waarheid gaat verkondigen? Dus lieve lezer, wees tolerant, aardig en slim en bedenk eerst dat meerdere scenario’s mogelijk zijn wat betreft hetgeen rondom je heen gebeurt, voor je beslist ‘je lekker dubbel over de pechstrook te gaan zetten om die potsierlijke macho eens een lesje te leren!’.

Vlechtenmeisje
0 1

Oprechte liefde

Liefde is oprecht als intentionele eenheid aan de basis ligt. Wanneer gedachten en handelingen geen onderscheid maken tussen ik en de ander. Als geven en krijgen naadloos in elkaars verlengde liggen. Zielen kunnen met elkaar versmelten en simultaan ook elkaars eigenheid vieren. Eénwording zonder de authenticiteit te verliezen. Liefde is elkaar eren en bevestigen. Alles kan rationeel gewenteld worden, maar de onderliggende gevoelens zullen blijven primeren. Soms gaat het met kleerscheuren, of zelfs vleeswonden, maar gevoel wint het uiteindelijk altijd van ideeën. Onderhuids herkennen we het gezicht van oprechte liefde als was het ons eigen spiegelbeeld. Al heb ik me wel vaker op illusies blindgestaard. In essentie is alles liefde. Ook elke vorm van destructie en alles dat we verwerpen. Maar daar heb ik het misschien later nog over. Met deze tekst hou ik een pleidooi voor de soort connectie die eigenliefde aanwakkert. Liefde die het gevoel van eigenwaarde vergroot. Waarbij je elkaar optilt en stimuleert om gezonde keuzes te maken. Mijn zelfbeeld beïnvloedt mijn levenskwaliteit en partnerkeuze. Als mijn keuzes en handelingen getuigen van zelfrespect, trek ik mensen aan die mij respecteren. Maar ik heb ook ervaren hoe mijn wankele eigenliefde gereflecteerd werd in een relatie waarin ik het gevoel had niet geapprecieerd te worden. Interacties met anderen interpreteer ik als spiegelbeelden. Iedere persoon weerspiegelt een deel van mezelf. Anderen helpen mij om mezelf te ontdekken. De relatie die mijn ouders hebben, is voor mij een perfect voorbeeld van oprechte liefde. Ik weeg hier dan ook elke uitspraak af, controlerend of die opgaat voor hun connectie. De constructie van hun relatie is de blauwdruk waarop ik mij baseer. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat de liefdesbron oneindig is en we in principe meerdere personen tegelijk innig kunnen liefhebben, verkies ik toch ook een monogame verbinding. Het model waarbij er in de massa slechts één uitverkorene is. Ik heb die voorkeur uiteraard meermaals in vraag gesteld, maar kom steeds tot dezelfde vaststelling: namelijk dat ik vol overgave voor een exclusieve connectie ga. Maar uiteraard niet ten koste van mezelf. Het moet goed voelen. En elkaar graag zien is vaak niet voldoende. In een relatie wil ik intellectueel uitgedaagd worden en gestimuleerd om het beste in mezelf naar boven te halen. Door zijn ogen wil ik naar mezelf kijken op een liefdevolle manier waartoe ik zelf nog niet in staat was. Ik wil me geborgen, gekoesterd en begeerd voelen. En alle liefde op authentieke wijze schaamteloos laten overlopen. Want er is altijd meer dan genoeg. Oprechte liefde hoopt niet, maar weet zeker dat het vertrouwen gefundeerd is. Er is dan ook absoluut niets dat twijfel zaait. Dat geeft rust. En enorm veel vrijheid. Binnen de muren van het liefdesnest wordt het pantser afgeworpen en de kwetsbaarheid omarmd. We helen elkaars wonden en drogen elkaars tranen. Het kleine meisje in mij voelt zich beschermd en ik ben vervolgens ook vertederd door de jongen die ik doorheen zijn mannelijkheid zie schemeren. En ik wil niets liever dan mijn deken van warmhartigheid rond zijn frêle lijfje wikkelen. En zijn volmaakte oorschelpjes strelen met lieve fluisterwoorden. Zo ongeveer, ziet oprechte liefde er voor mij uit. En ja, het mag best klef en melig zijn. Des te beter wat mij betreft. Maar ieder zijn stijl.

KarolienDeman
117 1
Tip

Het nieuwe normaal: ‘digitalisering en een team van medewerkers’

In de loop van december plaatsten techniekers van het netbedrijf X een digitale gas- en elektriciteitsmeter.  Nadien installeerde een buurman ‘mijn X-bedrijf’ op mijn pc zodat ik mijn energieverbruik kon opvolgen. In het overzicht van mijn premies vond ik niets terug over de uitgevoerde werken van mijn dakisolatie. Aangezien ik alle puntjes graag op de i zet, nam ik op een voormiddag  hiervoor telefonische contact op met het ‘X-bedrijf’ . Medewerker 1 vertelde mij dat de dienst premies geen aanvraag voor een dakisolatie op mijn naam en adres vond. Wat en hoe ik het nu verder moest aanpakken maakte mij niet blijer ook al toonde de vrouw aan de andere kant van de lijn hiervoor veel begrip. Eens ik terug tot  mijn rust kwam, scrolde ik doorheen mijn administratie. Een aanvraag, aanvraagbevestiging met dossiernummer maar geen mail over een uitbetaling van een premie toonde zich op mijn computerscherm. In mijn gedachte had ik, zonder te weten wanneer, een premie ontvangen. Graag deelde ik deze informatie mee aan medewerker 2. ‘Iemand’ ging terugbellen over mijn dossier. Na een lang telefoongesprek luisterde ik naar mijn voicemailberichten. Medewerker 3 van bedrijf X berichtte niets meer dan dat ik al wist. Nummer 4 en 5 raadden mij aan om opnieuw contact te nemen met hun algemeen nummer. Aan goede wil alvast geen gebrek. Zo gezegd zo gedaan. Medewerker 6 noteerde data en uren van mijn reeds vernoemde mails. Het zoek zijn van gegevens had waarschijnlijk te maken met het ontbreken van een recente update. Een volgende update zou plaatsvinden in de loop van april,  aldus de zoveelste vriendelijke medewerkster. Ik mocht weer een telefoontje verwachten. Haar woorden waren nog niet koud of ik zag in een overzichtsmail een ander dossiernummer opduiken.  Op de valreep voor sluitingstijd kreeg ik medewerker 7 aan de lijn. Hij vond een dossier met een document te weinig. Ook dit document had ik doorgestuurd. En warempel met een paar muisklikken verder onder het tabblad van de naam van de vroegere netbeheerder verscheen mijn volledig afgehandeld dossier. Ik slaagde een zucht van verlichting. De volgende dag vroeg in de ochtend, medewerker 8 aan de telefoon met hetzelfde verhaal als haar collega van de avond daarvoor. ‘Eind goed al goed’, denk je dan. Tot… ik in de late namiddag 'mijn ‘X-bedrijf' online opende: ’dossier aanvullen’ las ik in een kadertje. Is het nu alleen omdat ik ouder word dat ik heimwee heb naar een persoonlijke dossierbeheerder?   Ann Stuckens 10-01-2021         

Ann Stuckens
89 2

De buitenkraan

Ik wandel graag, maar het mag niet tegenzitten. Zeker niet het meest vervelende onder de wandelfenomenen: een afzakkende sok. Het stapt voor geen meter, als die telkens terug in je schoen kruipt. Onderweg naar het woonzorgcentrum moet ik na 100 meter met mijn rechterbeen al een hoek van 90 graden maken en deze op mijn linkerknie leggen zodat ik mijn evenwicht bewaar om die vervelende sok omhoog te trekken. Maar de evenwichtige dagen zijn voorbij. Ik wankel als een dolgedraaide hamster die uit haar loopradje kruipt nadat ze er de hele dag in heeft gerend. Gelukkig staat er vlakbij een verkeersbord dat me recht houdt. Ik twijfel om terug te keren en nieuwe sokken te halen, maar ik denk dat het wel zal meevallen. Helaas. Opvallend is dat er altijd maar één sok afzakt. Alsof ze elkaar afwisselen. Onderweg moet ik regelmatig halt houden bij een verkeersbord of een brievenbus om als een plassend hondje mijn been omhoog te heffen en mijn sok te fatsoeneren. Maar daarmee is de kous nog niet af. Bijna aan het woonzorgcentrum gearriveerd, ben ik het zo beu dat ik mijn sok voel scheuren terwijl ik die voor de twintigste keer omhoog trek. Redelijk hard deze keer. Bij ma op de kamer trek ik mijn rechterschoen uit. Het is meer gat dan sok. Bijna te slecht om in de wintermaanden rond de buitenkraan te doen, zoals pa vroeger altijd deed met een stel versleten kousen, vastgebonden met een touwtje. "Ik zou zeggen, pakt er een van mij", lacht ma. We moeten er allebei mee lachen. Ik zie me de nylon kous al aantrekken terwijl er net iemand binnenkomt. Nee, ik moet het met de halve kous doen. “Maar ge kunt ze nu in de winter wel gebruiken om rond de buitenkraan te draaien”, zegt ze.  

Rudi Lavreysen
34 1

Sommige mensen

Sommige mensen hebben alles en zijn gelukkig. Ze zijn oprecht geïnteresseerd in de ervaringen van anderen en leggen gemakkelijk nieuwe contacten. Maar vriendschap hoeft het niet perse te worden. Want vrienden hebben ze genoeg. Alleen de gedachte dat al die contacten met regelmaat onderhouden moeten worden, bezorgt hen stress. Hun nauwste en trouwste vriendschappen kenmerken zich door een gebrek aan verwachtingen. Er kunnen gerust zes maanden zonder contact voorbij gaan zonder dat dit consequenties heeft voor de hechte band. Ook zijn ze nooit teleurgesteld als er een afspraak wordt afgezegd, integendeel, dit betekent alleen maar extra vrije tijd. Tijd om spontaan te spelen, ze doen niet liever. Verveling kennen ze niet, eenzaamheid evenmin. Want ze vermaken zich opperbest in hun eentje. Sommige mensen staan in een ogenschijnlijke spreidstand waarbij ze anderen oeverloos liefhebben en tegelijk ook ontzettend graag alleen zijn. Het ene sluit het andere niet uit. Ze zijn er zich heel goed bewust van dat ze een oneindige bron aan liefde bevatten. Er kan nooit een tekort zijn, liefde blijft tot in de eeuwigheid stromen. Daarom gaan ze er ook redelijk kwistig mee om en laven onbevreesd dorstigen die hun pad kruisen. Ze respecteren echter de sociale formules en menselijke grenzen, wetend dat velen liefde exclusiviteit toeschrijven en de geschonken liefde niet naar waarde kunnen schatten als ze weten dat er nog anderen zijn die hetzelfde ontvangen. Het is niet omdat ze alles hebben, dat ze niet meer verlangen. Een mens zal altijd verlangen en dat is mooi. Met ‘alles hebben’ bedoel ik niet letterlijk leven in overvloed, het gaat over het gevoel alles te hebben. Sommige mensen zijn zich intens bewust van al het moois dat hen omringt, hoe klein en weinig dat ook mag zijn. Ze beseffen dat alles, hier en nu, gewoon perfect is. En meer dan voldoende. De gedachte aan de kronkelige weg die hen zover heeft gebracht wordt onthaald met een glimlach. Niet goed wetende hoe ze zoveel geluk moeten uiten, wenden ze hun gelaat tot de hemel en prevelen mantra’s van dankbaarheid. Verlies is ook voor hen een moeilijke gewaarwording, maar in hun kern geloven ze eigenlijk niet in verlies. De onlosmakelijke samenhang der dingen, de overkoepelende eenheid, beschouwen ze als een onmiskenbaar feit. Ze zullen treuren, rouwen en missen, maar het zal hen nooit verscheuren. De overtuiging dat hun wezen doorloopt in alles en iedereen dat niet hun naam draagt, werkt zeer geruststellend. Om die reden kunnen ze ook geen kwaad doen, goed wetende dat ze daarmee in hun eigen vel snijden. Sommige mensen houden van zichzelf terwijl ze gebukt gaan onder zelftwijfel. Ze leggen hun groeiproces, reacties en keuzes constant onder de loep. Wat hen anderzijds niet weerhoudt om gedecideerd te blijven bewegen in de richting van hun verlangen. Twijfels zijn de ratelende conserven die achter een met belofte gevuld voertuig slingeren. Alle kletterende vragen en angsten in het kielzog van de beslissing. Intentioneel luide en symbolische nasleep. Wel een mooi gebaar. Wat de ene mens drijft, is wat een ander benijdt, afschrikt of verwerpt. Sommige mensen zijn dan ook fervente aanhangers van de diversiteit des levens. Want al het bestaande heeft zijn tegenhanger nodig. Om tegen te leunen, op te bouwen of af te breken. De veelheid is een succesformule. En de oneindigheid vinden ze gewoon Goddelijk geniaal.

KarolienDeman
18 1

Appelbollen en worstenbrood

“Ik heb nog getwijfeld”, zei ik afgelopen maandag toen ik thuis kwam. Het was Verloren Maandag. “Ik ben zelfs langs de bakker gefietst, maar voor de deur heb ik beslist om geen appelbollen of worstenbrood te kopen.” Ik hoorde jaren geleden voor het eerst van Verloren Maandag toen een collega de maandag na Driekoningen appelbollen bij zich had. “Het is een traditie in Antwerpen”, zei hij. “Thuis deden we altijd mee. Daarom dacht ik vanmorgen: waarom niet?” Ik zei dat hij er goed aan had gedacht, want ze smaakten voortreffelijk. Hij vertelde ons waar de traditie vandaan kwam. “Het komt van Verzworen Maandag. Ambtenaren legden indertijd die dag hun eed af. Dat moest natuurlijk gevierd worden, met worstenbrood, appelbollen en de nodige drank. Later werd de dag bekend als Verloren Maandag, omdat er van werken niets meer in huis kwam.” Omdat we zelf ambtenaren waren, hebben we de traditie jaren aangehouden. Ik liet hem die week zelfs meermaals in mijn koffie soppen. Hij stond bekend als de koffiesopper, omdat hij zelf geen koffie lustte, maar zijn speculaaskoekje altijd in de koffie van een collega sopte. Nu is het op de werkvloer de gewoonte om op de dag van Driekoningen ’s morgens worstenbrood te eten. Ook geen slecht idee, maar ik meende ze dit jaar aan me te laten voorbijgaan. Ik zit immers in een fase van ‘periodiek vasten’. Het idee daarbij is dat je het ontbijt overslaat en meteen aan de middag begint. Niet dat je ’s morgens begint met aardappelen, groenten en vlees. Nee, je eet gewoon niets tussen 19 uur ’s avonds en 12 uur ’s middags. Enkel water, koffie en zwarte thee is toegestaan. Ik moet zeggen, het begint me aardig te lukken. ’s Avonds mag ik wel niet naar Mijn Restaurant of naar de herhaling van Dagelijkse Kost kijken, of ik ben staat om de tv op te eten. Ik heb ook al eens een kauwgom ingeslikt en ’s middags heb ik honger als een paard. Ik ga dan op een drafje en bijna hinnikend naar huis en daar duik ik meteen in de koelkast, waarbij ik zelfs mijn jas aanhoud. Niet vanwege de koude in de frigo, maar gewoon, van de honger. Al mag het niet gaan zoals dit jaar met Driekoningen. De geur van worstenbrood hing werkelijk overal in het kantoorgebouw. Een geur waaraan niet weerstaan is. In de gang, in de lift, ja zelfs in het toilet meende ik het te ruiken. U hoort me al komen. Het vlees is zwak. Ik heb ’s morgens een worstenbrood naar binnen gewerkt. Maar vertel het niet verder. Het zal me niet meer gebeuren. Wedden voor een appelbol?

Rudi Lavreysen
8 1

Kleur

Kleur De slaapkamerwand van onze sympathieke bejaarde buurvrouw die twee huizen verder woont is rood. Dat is een verrassende waarneming die ik doe op het moment waarop ik in het gewone leven in mijn auto zit en de afstand overbrug tussen mijn werkplek en ons huis. Deze verplaatsing gebeurt naar mijn gevoel heel vaak in het halfduister of toch in iets wat op donkerte lijkt. Ergens heb ik nog een vage herinnering aan diezelfde autorit bij monter daglicht of bij ondergaande zon maar die gedachte situeert zich halverwege een lang vervlogen tijdperk en is dus veel moeilijker levendig op te roepen. Misschien heeft mijn voorkeur voor de schemering  ook wel te maken met een onderhuids gevoel van schaamte. Ik besef immers ten volle op welke manier ik doorgaans in mijn wagen zit : luidkeels meezingend met een liedje op de radio of verwoed het ritme aangevend met mijn handen op het stuur als was ik de dirigent van het Wiener Philharmoniker. Het geheel biedt vermoedelijk een zeer vermakelijke indruk. En is dus veiliger zonder daglicht. Voor iedereen. Minder uitzinnige fans die plots hun wegcode negeren. Minder heimelijke aanbidders (waardoor ik mijn wegcode negeer). Oké, ik geef toe : ook minder amusement voor de medemens en meer verdoken genot voor mij ( ik hoop dat jullie een geheim kunnen bewaren ). Maar goed, omdat de afstand tussen mijn tijdelijk kantoor en ons huis op dit moment niet veel groter is dan de neus van Pinocchio hoef ik niet langer gebruik te maken van een gemotoriseerd rijtuig (hiep hiep hoera voor het milieu ) . En kan ik dus ook niet langer ongestoord zingen ( ik deed nog geen familiale opiniepeiling maar ben ervan overtuigd dat er bij mijn huisgenoten geen prangende nood is aan een huiskamerconcert van “la mama” ). Het is een groot gemis voor mijn uitzinnige fans en heimelijke aanbidders. En een nog aanzienlijker gemis voor mij. Bij wijze van alternatief marcheer of kuier ik  (al naargelang mijn gemoedsgesteldheid) in onze achtertuin. Het is tijdens zo’n slentermoment bij valavond dat ik mijn kleurrijke ontdekking doe. Rood. De muur van haar slaapkamer. Zou dat het geheim zijn ? Zou rood ervoor zorgen dat je zo gratieus ouder wordt zoals zij dat doet? Is rood misschien de oorzaak van haar blijmoedig geschuifel door onze straat ? Zorgt rood voor die fonkelende ogen in dat rimpelige gelaat?  Als dat zo is, dan heb ik een probleem. Een omvangrijk probleem. Rood is namelijk mijn kleur niet. Rood is te fel, te opdringerig, te bruusk. Rood betekent fout of gevaar, of stoppen waar je mee bezig bent (en dat wil ik heus niet altijd ). Rood is volgens Wikipedia ( sorry Mr Van Dale , voorlopig vraag ik het even aan iemand anders ) de kleur met de krachtigste symboliek. Het is vermoedelijk daardoor dat rood verkozen werd tot kleur van de liefde. Kleur van de passie en het vuur. Helaas, zelfs die wetenschap kan mijn mening niet wijzigen. Geen rood voor mij. Liefde en passie en vuur uiteraard wel . Mits enig flexibel denken is dit perfect haalbaar. Ware liefde mag een eigen kleur kiezen. Ze hoeft niet te beantwoorden aan de norm. Als ze maar oprecht is en warm. Misschien kan ze dan wel geel zijn (ook al denk ik dan spontaan aan vanillepudding … mmm lekker) of bruin ( die kleur behoort ook niet tot mijn uitverkoren palet maar zonder speculoosje voelt vanillepudding zich zo eenzaam) . Of misschien is de liefde wel groen (van jaloezie) of blauw ( die wijsheid had Willy Derby reeds in 1935 – Twee ogen zo …). Wat mij betreft zijn alle kleuren van de regenboog toegestaan. En maakt iedereen zijn eigen keuze. Onze buurvrouw koos dus rood. En die keuze verwonderde mij. Alsof rood niet past bij haar frêle verschijning op het zebrapad. Niet past bij haar beeld dat ik onbewust al jaren boetseerde. Het leert mij in ieder geval dat niets is wat het lijkt. Dat is geen nieuwe kennis. Waarachtig , ik wist dit reeds ( met een gesloten autoraampje lijk ik  immers ook te zingen als Tina Turner). Alleen lijk ik het af en toe wel eens te vergeten. Tot nu. Ik herschik mijn ideeën en open een nieuw vizier. Omwille van haar. Omdat ze vorige week jarig was en als een volleerde koningin haar zingende familieleden toewuifde vanuit haar raam op de eerste verdieping . Ik had kunnen meezingen maar ik deed het niet. Dat was te gevaarlijk ( teveel uitzinnige fans en het negeren van de wegcode). Bovendien was ik wat overdonderd. Het tafereel ontroerde mij. Ik stond erbij en keek ernaar. En ik zag plots heel helder dat ene moment , ergens in de zomer van 2019 ,waarop ik een korte babbel had met haar. Ze was met haar rollator op weg naar de frituur. Niet omdat ze honger had. Ze had goesting. In frietjes. Op het einde van ons gesprek noemde ze mij “jongedame” . Dat woord liet mijn hart zingen (voor één keer zonder fans). Een hele week. En daarom geef ik rood voortaan een eerlijke kans. Want rood is hoop. En hoop doet leven   MoneG.  

MoneG
9 0