Zoeken

Ademloos

Een maand of twee geleden kocht ik een nieuwe agenda, of nee, twee agenda´s om precies te zijn, een persoonlijke en, hoewel ons huishouden nog maar uit twee personen bestaat, een gezinskalender, iets waar lange tijd geen behoefte aan bestond omdat ik alle afspraken van ieder lid van ons gezin kon onthouden, daar zelfs prat op ging, maar spijtig genoeg vanaf het ogenblik dat ik begon te studeren en te schrijven niet meer zo goed functioneerde, immers, studeren en schrijven zijn twee activiteiten die veel concentratie vragen, en geloof het of niet, maar zelfs om je verbeelding te laten spreken moet je je kunnen concentreren en daar hoort afspraken in je hoofd prenten absoluut niet bij, met als gevolg dat ik nu ieder jaar in november een agenda koop, een agenda die aan verschillende criteria moet voldoen: hij hoort in elke handtas te passen, een buigzame kaft te hebben en glad en wit papier, plus een indeling over twee bladzijden zodat je wanneer je hem openslaat meteen een overzicht hebt van de hele week, wat je hele gemoed in één klap kan doen opklaren, alleszins het mijne, zo keurig en net als mijn afspraken in mijn agenda staan, sommige in potlood en andere in de kleur van mijn lievelingspen, gewoon omdat ik maar niet kan besluiten waarmee ik liever schrijf (ofschoon ik me daarover ook wel weer kan ergeren), omdat, tja, potlood heeft iets provisorisch, nietwaar, alsof het nog niet zeker is wat er staat, wat me enerzijds bij het schrijven goed van pas komt, me anderzijds in mijn kalender zo kan spijten voor de afspraak die ik heb gemaakt, terwijl het koningsblauw van mijn pen iets verhevens heeft, edoch niet bij iedere afspraak past, maar goed, in november heb ik dus twee agenda´s gekocht, een gezinskalender waarin mijn man heel af en toe iets schrijft, en een persoonlijke, een duurzame, gemaakt van graspapier, recycleer- en composteerbaar lees ik op de achterkant, in het juiste formaat en met een buigzame kaft, alleen, het papier is niet wit maar beige gespikkeld en ook niet glad omdat het is gemaakt van snelgroeiend en -drogend gras, waarmee ik niet wil zeggen dat ik daarover struikel, duurzaam is duurzaam, nochtans weet ik vandaag niet goed of ik hem nog wel zo leuk vind, hij ziet er zo leeg uit, en hoewel die weinige afspraken die erin staan zorgen voor perspectief, me het gevoel geven dat ik toch nog íets van een sociaal leven leid, confronteert hij me er ook mee dat dat leven zich hoofdzakelijk afspeelt op het internet, op Zoom, FaceTime en Skype, beneemt hij me soms zelfs de adem, met als gevolg dat ik dan weer mijn heil zoek op Youtube, bij Yoga with Adrienne, om op mijn sportmat in de woonkamer samen met acht miljoen andere gebruikers ademhalingsoefeningen te doen.  

ingridvdk
20 1

Grootse uitspraken van een achtjarige

 ‘Papa, heb je nou geluisterd naar wat je zelf net zei? Zou jíj het fijn vinden als iemand dat tegen jou zei? Zou jij daar een fijn gevoel bij hebben? Ik dacht het niet!’ Aan het woord was onze achtjarige dochter, als alleenstaand kind soms ietwat beperkt in speelopportuniteiten, maar absoluut niet in taal en grootse uitspraken. Dat heb je dan, als je alleen maar volwassenen om je heen hebt en je door je jeugdige leeftijd nog alles als een spons opzuigt en feilloos kan opslaan. En al wil je haar ook soms tegen het behang plakken, onze dochter is het meest prachtige geschenk dat dit leven ons geven kon. Ze is uitmuntend knap, heerlijk briljant, geweldig getalenteerd, onweerstaanbaar grappig,… Enfin, een beetje zoals elke ouder over zijn kind denkt. Maar net als elke ouder voelen we soms de behoefte wat bij te sturen. Omdat ze bijvoorbeeld al eens met zichzelf in de knoop ligt, maar toch een torenhoog verlangen heeft erbij te horen, gedraagt ze zich bij momenten als een stoerdere kopie waarbij ze – lachend en met goede bedoelingen – toch kwetsend of denigrerend kan overkomen.  Het was op één van die momenten dat we haar diets hadden proberen maken dat ze best kon proberen om zich naar anderen te gedragen zoals ze zelf behandeld wilde worden. Ondanks onze zoveelste poging om haar respect voor anderen bij te brengen, zagen we haar nadien toch af en toe hervallen in oude gewoonten, alsof onze inspanningen ijle woorden in de lucht waren geweest… Tot dus op het moment dat mijn echtgenoot – momenteel in een spannende fase op zijn werk – mogelijk een ietsiepietsie cru klonk bij het invraagstellen van mijn kookkunsten. Met haar gevatte opmerking bracht ze ons niet alleen in de onmogelijkheid ons gezicht in de plooi te houden, ze bracht ons onze eigen wijsheid bij die we zelf even vergeten waren. Bedankt wereld, dat er kinderen zijn!

Tinkelbel
18 1

Ergernissen

Heb je je ook al eens blauw geërgerd aan auto’s die via de pechstrook aan de hitte van een ellenlange file proberen te ontsnappen? ‘He, geldt het niet voor jou dan? Voel je je beter dan een ander?’ De kans is misschien wel reëel dat er iemand achter het stuur zit die zijn macho-instinct laat domineren over de algemene beleefdheid. Maar zou het héél misschien ook kunnen dat op de achterbank een vrouw aan het bevallen is, of iemand een hartaanval heeft en dringend op spoed moet geraken? Dan heb je natuurlijk geen tijd om na te denken over wat de andere bestuurders van je gebrek aan hoffelijkheid vinden. Wij Belgen zitten – in tegenstelling tot wat de Nederlanders misschien over ons denken – niet verlegen om een mening. We spuien ze met gemak rond en bazuinen onze waarheden in de oren van elke kleine muis die het horen wil. Daarbij gaat het nu niet alleen meer over het pijnlijke gebrek aan kennis bij de weermannen of de manifeste onkunde bij leerkrachten of de zielige hebberigheid van verzekeraars. Het gaat ook niet zozeer meer over wat er bij de buren gebeurt of de bakker die er toch zo slecht uitzag en die dus zeker kanker heeft. Momenteel draait veel over wat er verkeerd beslist werd in de coronacrisis. Natuurlijk mag iedereen een mening hebben. Het is prima om naast jezelf ook de wereld rondom je in vraag te stellen. Alleen stel ik me soms vragen over hoe die mening werd gevormd. Want over alles wat je om je heen ziet gebeuren, is er wel iets duister, niet onderzocht of bevraagd, een andere kant van het verhaal. En als je dan alleen dat ene futiele artikel van die ene journalist las, die op een verdoken manier vaak gewoon zijn persoonlijke mening op het verhaal meegeeft, eerder dan de naakte feiten, weet je dan echt heel zeker dat je over alle informatie beschikt om er überhaupt al een mening over te hebben, voor je die als een onvervalste waarheid gaat verkondigen? Dus lieve lezer, wees tolerant, aardig en slim en bedenk eerst dat meerdere scenario’s mogelijk zijn wat betreft hetgeen rondom je heen gebeurt, voor je beslist ‘je lekker dubbel over de pechstrook te gaan zetten om die potsierlijke macho eens een lesje te leren!’.

Vlechtenmeisje
0 1

De buitenkraan

Ik wandel graag, maar het mag niet tegenzitten. Zeker niet het meest vervelende onder de wandelfenomenen: een afzakkende sok. Het stapt voor geen meter, als die telkens terug in je schoen kruipt. Onderweg naar het woonzorgcentrum moet ik na 100 meter met mijn rechterbeen al een hoek van 90 graden maken en deze op mijn linkerknie leggen zodat ik mijn evenwicht bewaar om die vervelende sok omhoog te trekken. Maar de evenwichtige dagen zijn voorbij. Ik wankel als een dolgedraaide hamster die uit haar loopradje kruipt nadat ze er de hele dag in heeft gerend. Gelukkig staat er vlakbij een verkeersbord dat me recht houdt. Ik twijfel om terug te keren en nieuwe sokken te halen, maar ik denk dat het wel zal meevallen. Helaas. Opvallend is dat er altijd maar één sok afzakt. Alsof ze elkaar afwisselen. Onderweg moet ik regelmatig halt houden bij een verkeersbord of een brievenbus om als een plassend hondje mijn been omhoog te heffen en mijn sok te fatsoeneren. Maar daarmee is de kous nog niet af. Bijna aan het woonzorgcentrum gearriveerd, ben ik het zo beu dat ik mijn sok voel scheuren terwijl ik die voor de twintigste keer omhoog trek. Redelijk hard deze keer. Bij ma op de kamer trek ik mijn rechterschoen uit. Het is meer gat dan sok. Bijna te slecht om in de wintermaanden rond de buitenkraan te doen, zoals pa vroeger altijd deed met een stel versleten kousen, vastgebonden met een touwtje. "Ik zou zeggen, pakt er een van mij", lacht ma. We moeten er allebei mee lachen. Ik zie me de nylon kous al aantrekken terwijl er net iemand binnenkomt. Nee, ik moet het met de halve kous doen. “Maar ge kunt ze nu in de winter wel gebruiken om rond de buitenkraan te draaien”, zegt ze.  

Rudi Lavreysen
34 1

Leugentje om bestwil

Aan de tafel voor mij zat mijn beste vriendin – ik was bij haar op de koffie – en aan haar mouw hing een uk van een jaar of vier, zijn haar leek zo uit Einsteins labo te komen en zijn trui was zo smoezelig dat ik niet meer kon opmaken welke tekening er nu eigenlijk op stond. ‘Omaaaaaa?’ Hij trok en trok aan haar mouw tot ze niet meer anders kon dan haar gesprek met mij te staken en naar hem te luisteren. Ze zuchtte en keek hem geïrriteerd aan. ‘Oma, mag ik nog chips?’ ‘Ze zijn op,’ antwoordde ze kortaf en draaide zich terug naar me om. Terwijl ze verder vertelde over haar aanvaring met de politie – ze was gisteren gaan winkelen en was per ongeluk naar buiten gelopen met niet betaalde oorbellen en de enige reden dat ze uiteindelijk niet mee naar het bureau moest, was geweest dat ze de agent had wijsgemaakt dat ze leed aan een beginnende vorm van dementie – zag ik de jongen naar de keukenkast achter mijn vriendin lopen. Behoedzaam trok hij hem open en zelfs ik kon vanop mijn stoel zien dat er nog zeker vijf zakken chips lagen. Een ervan was open, en hij stak stilletjes een handvol paprikachips in zijn mond voor hij de kastdeur terug sloot. Dit begon interessant te worden. ‘Omaaaaaa?’ Weer trok hij aan haar mouw. ‘Mories,’ zei ze en ze keek hem heel nadrukkelijk aan, ‘als grote mensen praten dan mag je ze niet onderbreken.’ ‘Waarom niet?’ De blauwe ogen van de peuter keken haar oprecht vragend aan. ‘Omdat… omdat je anders in het gevang komt.’ Haar strenge blik verdubbelde de impact van de bestraffende woorden bij het jongetje, en uit zijn blauwe ogen begonnen grote tranen naar beneden te glijden. ‘Maar…’ Hij onderbrak zijn protest om de eerste traan samen met wat kruimels paprika en een rest snot dat nog uit zijn neus bengelde op te likken. ‘Maar… Oma, je zegt ook altijd dat je niet mag liegen, toch?’ Niet begrijpend keek ze hem aan. ‘Ja natuurlijk mag je niet liegen, dat is niet netjes.’ ‘Waarom heb ik dan een zak chips in mijn hand?’

Vlechtenmeisje
5 0

Appelbollen en worstenbrood

“Ik heb nog getwijfeld”, zei ik afgelopen maandag toen ik thuis kwam. Het was Verloren Maandag. “Ik ben zelfs langs de bakker gefietst, maar voor de deur heb ik beslist om geen appelbollen of worstenbrood te kopen.” Ik hoorde jaren geleden voor het eerst van Verloren Maandag toen een collega de maandag na Driekoningen appelbollen bij zich had. “Het is een traditie in Antwerpen”, zei hij. “Thuis deden we altijd mee. Daarom dacht ik vanmorgen: waarom niet?” Ik zei dat hij er goed aan had gedacht, want ze smaakten voortreffelijk. Hij vertelde ons waar de traditie vandaan kwam. “Het komt van Verzworen Maandag. Ambtenaren legden indertijd die dag hun eed af. Dat moest natuurlijk gevierd worden, met worstenbrood, appelbollen en de nodige drank. Later werd de dag bekend als Verloren Maandag, omdat er van werken niets meer in huis kwam.” Omdat we zelf ambtenaren waren, hebben we de traditie jaren aangehouden. Ik liet hem die week zelfs meermaals in mijn koffie soppen. Hij stond bekend als de koffiesopper, omdat hij zelf geen koffie lustte, maar zijn speculaaskoekje altijd in de koffie van een collega sopte. Nu is het op de werkvloer de gewoonte om op de dag van Driekoningen ’s morgens worstenbrood te eten. Ook geen slecht idee, maar ik meende ze dit jaar aan me te laten voorbijgaan. Ik zit immers in een fase van ‘periodiek vasten’. Het idee daarbij is dat je het ontbijt overslaat en meteen aan de middag begint. Niet dat je ’s morgens begint met aardappelen, groenten en vlees. Nee, je eet gewoon niets tussen 19 uur ’s avonds en 12 uur ’s middags. Enkel water, koffie en zwarte thee is toegestaan. Ik moet zeggen, het begint me aardig te lukken. ’s Avonds mag ik wel niet naar Mijn Restaurant of naar de herhaling van Dagelijkse Kost kijken, of ik ben staat om de tv op te eten. Ik heb ook al eens een kauwgom ingeslikt en ’s middags heb ik honger als een paard. Ik ga dan op een drafje en bijna hinnikend naar huis en daar duik ik meteen in de koelkast, waarbij ik zelfs mijn jas aanhoud. Niet vanwege de koude in de frigo, maar gewoon, van de honger. Al mag het niet gaan zoals dit jaar met Driekoningen. De geur van worstenbrood hing werkelijk overal in het kantoorgebouw. Een geur waaraan niet weerstaan is. In de gang, in de lift, ja zelfs in het toilet meende ik het te ruiken. U hoort me al komen. Het vlees is zwak. Ik heb ’s morgens een worstenbrood naar binnen gewerkt. Maar vertel het niet verder. Het zal me niet meer gebeuren. Wedden voor een appelbol?

Rudi Lavreysen
8 1

De jaren twintig

Aan tafel lees (en kijk) ik in het fotojaaroverzicht van de krant. "Het beeld van het jaar bestaat niet", zegt een van onze topfotografen. Het waren er veel. Elke avond voor de buis zaten we stil naar de beelden te kijken. Zorgbeelden. De fotograaf in de krant zegt dat het beeld van het jaar wellicht een grafiek is.  We moesten noodgedwongen raamzwaaien met onze coronacoupe.  Vol huidhonger en toekomstverdriet. Ook de ellebogen kregen een voorname functie. Ik kijk naar de foto waarop de Europese notabelen elkaar een elleboog geven. Het 'ellebogenwerk' werd zelden zo treffend in beeld gebracht. 'Op slinkse wijze carrière maken', is de verklaring van het gezegde. Ook in andere talen. Ik zie ze er zelf mee lachen.  Ik sla het boekje dicht. De mannen vragen of we mee naar buiten gaan. Het is een paar dagen voor Kerstmis. We laten onszelf even uit. Inderdaad, zoals enkele hondjes die te lang binnen hebben gezeten. Alleen het plassen tegen een boom of lantaarnpaal laten we achterwege. Al zag je dat wel eens bij het café waar we passeren. Toen het nog kon. Ook al is er een toilet, mannen doen het graag buiten. Lang geleden stond er aan het ouderlijk huis nog een urinoir. Dat zie je niet meer. Marcel Duchamp legde in 1917 een urinoir zijn kop, signeerde het beeld en het werd kunst. Over kunst kan je goed zeiken.   Als we bij de bakker passeren, hoor ik een mevrouw zachtjes vloeken. "Extra sluitingsdag", leest ze het papier op het uitstalraam voor. Misschien is dat wel het beeld van het jaar. De stilletjes vloekende mens. Omdat er weeral iets gesloten werd. Niet de lange rijen wachtenden, zoals je vroeger in het Oostblok zag, maar wel de onheilspellende berichten. Als er iemand ziek werd. Dan verdwijnt de hoop. Je gaat met honger naar de bakker, onderweg al een keuze makend, maar je moet met lege handen terug naar huis. "Ze zeggen dat de jaren twintig terugkomen", zegt onze oudste. “Na een tijd van rampspoed, zoals de Eerste Wereldoorlog, gaan de mensen losbandig leven. Dat ga je nu ook zien”, besluit hij. "Ja, naar het schijnt veranderde toen alles", zeg ik. "Zo leek het toch. De mode, sommige mensen werden schatrijk, anderen leefden boven hun stand. Later geven ze de periode een naam en maken ze er films over. Als je er middenin zit, zie je het waarschijnlijk niet.” Er is geen enkele tijd die terugkomt. Vasthouden is ook een kunst. “Ze zeggen dat 2022 een gigantisch feestjaar wordt”, zegt hij nog. Och, ze zeggen zoveel. Ik vertel het verhaal van de zwemmer. Het speelde zich af na de Tweede Wereldoorlog, tijdens de jaren ’50 in Amerika. Ook toen veranderde er zichtbaar veel. Het is een fictief verhaal. Een jongeman zit op een feestje aan de rand van een zwembad met een gin-tonic in zijn hand. Hij besluit om naar huis te zwemmen. Van het ene zwembad naar het andere in de rijke buurt. Een drankje hier, een drankje daar. In het verhaal gaat tijdens zijn zwemtocht de zomer stilletjes aan over in de herfst. De lucht kleurt donkerder. Symbolisch. Bij de laatste zwembaden zijn de mensen boos op de zwemmer. Ze vertellen hem over zijn financiële problemen waar hij geen weet van heeft. Als hij aan zijn huis arriveert, blijkt het verlaten te zijn. Met je hoofd in de wolken leven heeft weinig zin. Er komt een zin van een dichter bij me op. Dichters vinden het niet erg als je hun woorden leent. Als je ze maar teruggeeft. "Wat blijft komt nooit terug", zo luidt de dichtregel. Als we terug thuis komen, zien we dat de lichtjes van onze kerstboom nog branden.  

Rudi Lavreysen
16 0

In Rotterdam

Het klinkt u wellicht niet onbekend in de oren. Je gaat een weekend weg en één gebeurtenis overheerst de uitstap. Als je achteraf vertelt hoe het was, begint het relaas met 'we hebben nog iets meegemaakt'. Ook in Rotterdam was het zo. Niet het Museum Boijmans Van Beuningen, de Erasmusbrug of de Kubuswoningen overheersten onze vertelsels, maar wel de man in de bar van het hotel. Ons hotel ligt aan de Oude Haven, een stukje Rotterdam dat overeind bleef tijdens het bombardement in mei 1940. Vanuit de bar kijken we uit op het Witte Huis uit 1897. We zetten ons in de bank aan de boekenkast met klassieke Penguin books. In het hotel verliep trouwens alles in het Engels. Zelfs de juffrouw aan de balie vertelde dat ze geen Nederlands sprak. De wereld verengelst aan een razendsnel tempo. Ik zei voorafgaand dat we uit België kwamen en dat ze gerust Nederlands mocht spreken, maar het maakte geen indruk. We kregen desalniettemin vriendelijk onze kamers toegewezen. Ze zagen eruit als een kajuit. Zo moest ik ’s nachts als een acrobaat over het bed klauteren om naar het toilet te gaan. Net als in een schip stond het bed tussen de muren geperst. Maar terug naar de man in de bar. Ik bestel ‘two drinks’ en begeef me naar de bank. Een deftig geklede man van middelbare leeftijd komt naar me toe en verspert me de weg. Ik draag een T-shirt waarop vrij groot het merk Balr. staat (waarom het punt er staat is me vreemd, maar het is nog hip voor iemand van mijn leeftijd), met daarover een vest. Ik bereid een vriendelijk lachje voor, maar plots opent de man als een overijverige vestiairemedewerker mijn vest. “Oh, ben jij in Bali geweest?”, vraagt hij enthousiast. Ik kan de drankjes nog net in mijn handen houden, maar weet niet zo snel een gevat antwoord te bedenken. Ik stamel zoals Eddy Merckx toen hij over de eindmeet kwam en de microfoon van Fred De Bruyne onder zijn neus kreeg. “Euh, nee, euh, ik denk het niet nee.” Pas dan besef ik dat hij het over het merk van mijn T-shirt heeft. “Oh, nee”, lacht hij. “Er staat iets anders op”, waarna hij snel over de R wrijft en verder stapt. “Bali, Bali”, denk ik bij mezelf. “Ik weet amper waar het ligt.” “Nu heb ik iets meegemaakt”, zeg ik tegen mijn vrouw op de bank, waarmee het verhaal al een eigen leven krijgt, terwijl het zelfs niet afgelopen is. Ik heb mijn wedervaren nauwelijks verteld, of dezelfde man komt naar onze fauteuil. “Het stoort toch niet als ik me er even bijzet”, zegt hij, ons antwoord niet afwachtend. Hij zit al vooraleer we ‘natuurlijk niet’ uitgesproken hebben. Er is amper ruimte voor drie, maar hij weet er zich kundig tussen te wringen. Het gesprek gaat over koetjes en kalfjes, over Nederland en België, hij is zelfs ooit een paar keer in onze thuisstad geweest, en wat we in Rotterdam zeker moeten bezoeken. Tot hij plots nog een vraag stelt. “Zeg, mag ik jullie even iets vragen?” We weten ondertussen dat hij niet de man is die een antwoord verwacht, dus we laten hem de vraag stellen. “Zijn jullie eigenlijk een stel?” Ik ben opnieuw licht verbouwereerd en haal nogmaals mijn beste Eddy Merckx naar boven. “Euh, jawel, euh, wij zijn een koppel ja.” “Ooooowwhhh”, zegt hij. Het gesprek duurt vervolgens niet meer lang. We gniffelen nog even na en besluiten naar onze kajuit te trekken. Ik doe mijn vest dicht en zeg dat het ’s avonds behoorlijk fris kan zijn op het water.

Rudi Lavreysen
2 0

Namen raden

"Ben ik een man?" “Ja." "Ben ik bekend van tv?" "Nee, niet bekend." "Ben ik familie?" "Nee.”Geen zorgen. Niet dat ik me afvraag wie ik ben, maar ik probeer met mezelf een spelletje 'namen raden' te spelen. Maar het werkt niet. Ik weet al wie ik ben. Of wie ik zoek, beter gezegd. Het is alsof je een verhaal achterstevoren vertelt. Kent u het spel? Wij hebben het in onze kinderjaren ontelbare keren gespeeld. 'Wie ben ik?', of 'namen raden' zoals wij zeiden. Je parkeert een naam in je hoofd en de andere stelt vragen waarop je enkel met ja of nee mag antwoorden. Het signaal, vlak voor het in slaap vallen, was de zin “ja, ik heb nog iemand” en we waren vertrokken. Soms was het zo moeilijk dat er geen oplossing kwam. “Wie was het”, vroeg ik ‘s morgens. Dan bleek het een onbekende sporter of zo te zijn, wat eigenlijk niet mocht. Je moest hem allebei kennen. Ooit dacht je in de klas aan een naam die je kon gebruiken. Dan moest je de naam onthouden en opletten dat je niet plots 'ik heb iemand' riep. Dat zou anders begrepen kunnen worden. Nu gebeurt het soms dat ik niet op de naam van iemand kom. Een acteur bijvoorbeeld. "Hoe heet hij toch alweer”, zeg ik dan, gevolgd door een luide vloek. Vloeken zoals een boer in een Vlaams boerenepos bij een mislukte oogst of als de meid met de boerenzoon aanpapt. 'Nondedju nondedju toch'. En erger. Dan is het 'namen zoeken' en moet ik mijn geheugen kraken. De gang van het leven zeker? Eerst verdwijnen de namen en dan de mensen. Wijzelf inbegrepen. Daarom kan het geen kwaad dat ik 'namen raden' af en toe in m'n eentje speel. Dan heb ik de vragen toch al juist.  

Rudi Lavreysen
68 0
Tip

Wat als... ik toen een andere beslissing had genomen

Een hond en een goudvis. Het enige gezelschap dat Marilyse toelaat. Die vellen geen oordeel. Ze staart door het raam. Eenzaamheid vreet aan haar ziel en raakt het allerdiepste van haar zijn. Zou ze zichzelf trakteren op een kop koffie, of blijft ze beter in haar quarantaineperimeter, omdat ze het niet verdient? Met haar neus tegen het venster kijkt ze hoopvol naar wat beweging om haar dag te vullen met iets anders dan het eeuwig wentelen in zelfmedelijden. Een mooie eigenschap is dat niet, maar wat is het alternatief. Het is haar keuze om pijn te hebben, haar straf voor de fout die ze gemaakt heeft. Trouwens, wie wil haar nu nog zien. Wie wil zij nog zien. Altijd priemende blikken, beschuldigende vingertjes. Schaamte heeft haar gedreven richting totale lock down in haar zielenroerselen. Had ze die dag maar gekozen om thuis te blijven. Toen was haar leven een grote roller coaster, altijd maar doordoen. Het was haar keuze geweest. Haar eigen domme keuze. Met een knal had ze het tienjarige kind geraakt, op haar netvlies dat onschuldige gezichtje, voor eeuwig gebrand. Waarom was ze toch achter het stuur van die Porsche gestapt, als een willoos lammetje? Waarom had ze geluisterd naar dat stuk alfamannetje dat zich haar vriend noemde. Waarom was ze voor de kick van plankgas geven gegaan? Op de gewone weg dan nog. Het alfamannetje en het kind, elkaars tegenpolen, voor eeuwig samen. Zij blijft alleen achter.  

Linde Verlat
155 9

Leugentje om bestwil

Daar lagen we op dat bed, elkaars naakte lichaam te bewonderen in de spiegel tegen het plafond, heel gewoon voor dit soort hotel waar je per uur betaalt. Wat is hij mooi! Hoe lang is het geleden dat ik zijn rug en gespierde billen nog zo zag, in volle actie? Of rustend bovenop mijn voldane lichaam? Wij waren volmaakt. “Er is iets in jouw ogen dat ik allang niet meer zag,” fluisterde hij zwaar. Dat zal wel. Weet jij hoeveel werk ik de laatste maanden aan jou heb? Ik schenk hem intussen mijn zaligste glimlach en laat mijn hand nog eens over zijn buik afglijden. Ik weet het. Hij heeft een drukke job, ook nu nog, zo dicht bij zijn pensioen. En dan zijn er de volwassen kinderen uit zijn vorige relatie die veel tijd in beslag nemen. Zelfs al wonen ze niet meer bij hem, ze vallen toch regelmatig met de deur in huis, vooral in het weekend. Had ik het nooit eerder opgemerkt? Willen opmerken? De vleesgeworden macht der gewoonte, waarbij ik al het werk deed, ondanks mijn gewrichtspijnen en hij dan als een blok in slaap viel, voldaan lachend weliswaar, maar toch. De gewoonte waarbij ik tussen het douchen en aankleden een gelukkige glimlach op mijn gezicht toverde en hem vertelde wat ik zelf niet voelde… niet méér voelde. In deze spiegelkamer, drie uren lang voor ons alleen, was er opnieuw tijd. Onze blikken kruisten zich nog eens boven onze lijven. We draaiden naar elkaar, ik gaf hem een zinnelijke zoen en mompelde tussen zijn lippen: “Wat ben jij toch lekker!” Het was lang geleden dat ik naar waarheid sprak. “En jij dan!” was zijn antwoord. “Toch goed dat ik die folder van dit hotel tussen de reclame uit viste.” “Wat een geluk ja, zoiets moeten we vaker doen,” en ik glimlachte denkend aan die folder die ik net achter het eerste blad van het Bookspotboekje gestoken had. Bookspot sloeg hij nooit over.

Anemos
11 0

Fotomodel

"Gaan we naar de foto's kijken? Het is buiten toch te slecht weer", zeg ik.  “De foto’s?”, vraagt ze. “Ja, we gaan eens kijken hoe ge er dit jaar op staat.” Als we voor de foto’s staan herinnert ze het zich. “Och ja, dat was van de week”, zegt ze. We zijn er niet bij als ze voor de fotograaf poseert. Naast de foto op zich, moet dat ook een bijzonder beeld zijn. Elke bewoner heeft zijn of haar jaarlijkse foto op het raam van de binnentuin hangen. Voor mij hangen ze op ooghoogte. Ma moet iets naar boven kijken. “Ge staat er weer goed op”, zeg ik. “Eigenlijk had ge toch fotomodel moeten worden.” “Ge hangt toch nog op dezelfde plaats”, lach ik als we er voor de tweede keer passeren en alle familieleden en kennissen bij naam en bijnaam hebben benoemd. Het is dit jaar geen pose in verkleedkostuum. De mensen staan op de foto zoals ze zijn. Het afgelopen jaar was inderdaad al raar genoeg. Terug op haar verdieping zie ik de nieuwe foto waarop ze samen met haar broer staat. Allebei lachend. Wat heeft de fotograaf gezegd om die glimlach te krijgen? Mooier krijg je ze niet gemaakt. Boven haar bed hebben we de foto van vorig jaar gehangen. Ze is erop gekleed zoals in de roerige jaren ’20. Compleet met boa en handwaaier, helemaal in de stijl van The Great Gatsby. Een treffende keuze, gezien haar geboortejaar. De laatste zin van Fitzgeralds meesterwerk komt mijn hoofd binnenwaaien. “En zo varen we voort, schepen tegen de stroom op, onophoudelijk teruggevoerd naar het verleden.” Terug thuis neem ik The Great Gatsby uit het boekenrek. Zoals ik wel vaker doe, blader ik eerst van achter naar voor. Het is een gewoonte. Van het einde naar het begin gaan.  

Rudi Lavreysen
16 0

Wanneer is dat?

We zijn het binnen zitten beu en zetten een stapje in onze kleine buitenwereld. Aan het marktplein duiken de witte wintertenten op. Ze waren bedoeld om in de barre wintermaanden nog een veilig terrasje te doen. Het lijkt alsof we over een festivalterrein lopen waar iedereen naar huis is. Een kennis in het café met de Parijse terrastafels vertelde me eind september dat ze hem aan Calais deden denken. Terwijl hij het vertelde, zag ik opnieuw de beelden van de Noord-Franse havenstad. Mensen op de vlucht die in afwachting van een kanaalovertocht in witte tenten verbleven. “Ik ben er nooit geweest”, antwoordde ik. “Alleen gepasseerd.” “Iemand koffie?” Het is onze jongste die het vraagt. Hij gaat ze samen met mijn vrouw bestellen in het koffiehuis. Ik wacht buiten, aan de overkant van de straat. Het is er druk met wachtenden. Bij het buitenkomen lijkt het alsof hij het op een dansen zet. Hij huppelt van de ene voet op de andere, terwijl het toch zijn handen zijn die het te verduren hebben met de warme koffiebekers. “Geen servetten meer”, zegt hij. Stappen met een beker koffie in je hand is niet vanzelfsprekend. Tegelijkertijd wandelen en drinken lukt niet. Ik stop om te drinken. “Hoe doen ze dat in Amerika?”, vraag ik. “Daar loopt iedereen al koffie drinkend op straat." “De Amerikanen zijn dat gewoon hè pa”, zegt hij, van zijn koffie genietend terwijl hij verder stapt. Hij is er precies mee weg. Omdat de bekers gloeiend warm blijven, wikkel ik er mijn mondmasker rond. Ook een tijdsbeeld. “Och, straks wordt het allemaal beter”, zeg ik. Meteen moet ik denken aan de vraag van onze mannen toen ze nog klein waren, als we vertelden dat we straks naar de speeltuin zouden gaan. Of frietjes eten. “Wanneer is dat? Wanneer is straks?”

Rudi Lavreysen
51 1

Het smaakt of net niet

Zaterdagochtend. Ik begin het weekend met koffie, een chocoladekoek en mijn geopende Postvak In. Antwerpen vraagt vrijwilligers. Ik open de mail, klik op de betreffende link en lees: “In Antwerpen ‘vind’ iedereen vrijwilligerswerk: denkers, doeners, praters, schrijvers, …” De officiële pagina van ’t Stad?! Blijkbaar drinkt Antwerpen nooit Tee. Van commentaren op Facebook word ik ook niet vrolijker. Spellingsfouten van allerlei aard tarten me. En toch, iemand die bij Basiseducatie leerde lezen en schrijven vind ik moediger dan de arrogante universitair die te lui is om een taal te hanteren op zijn zogenaamde niveau. Van verengelsing zwijg ik dan nog. Met andere woorden; ik voel me gekneusd. 0ngemakkelijk wordt ackward. Voor loser is er geen alternatief. Er wordt niets meer gedeeld. We doen tegenwoordig aan sharen om iets dat we cute vinden op te dringen als een absolute must read. Kan de moedige waaghals, die in de pagina VRT-Taal vraagt wanneer men ‘gebeurd’ schrijft en wanneer ‘gebeurt’, voorzien dat ze vooral uitgelachen zou worden? Ze vraagt het nog zo beleefd. Een groep anderstaligen lijden naar de wondermooie Nederlandse taal wordt nogal pijnlijk. Wie is de lijder en wie de leider? Opiniemakers van één of andere radicale strekking vinden, bijvoorbeeld, dat ‘ze Nederlands moete lere en zig aanpasse.’ Series, quizzen, praat- en andere tv-programma’s,  die het verschil tussen ‘die, dat’ en ‘als, of, wanneer, toen’ en aanverwanten niet meer hanteren. Heeft zelfs de publieke zender geen trots meer? Sinds wanneer proeft een dessert? Sinds Jeroen Meus ze bereidt. Het kan hem maar smaken. Wie hecht nog waarde aan correct en hoffelijk taalgebruik? Taalvirtuozen die prachtige dichterlijke creaties op ons afvuren, waarvan wij dan kunnen smullen als van een malse rijpe perzik. Hier en daar zal nog iemand met een grote liefde voor taal zijn pennenvruchten vooraf grondig (laten) controleren. Een tikfout is immers snel gebeurd. Maar het is zaterdagochtend. Antwerpen kan wel even zonder mij. Ik reageer niet, noch om de moedige waaghals te verdedigen, als om het taalgebruik op de publieke zender aan te klagen. Neen, ik sluit mijn mobieltje, neem de weekendkrant erbij en laat me onderdompelen in een wereld van mooie woorden, duidelijke taal en uitdagende cryptogrammen onder het genot van de nog warme chocoladekoek en de sterke koffie. Het kan maar smaken.   12 horizontaal heb ik inmiddels gevonden ;-) 

Anemos
20 3