Zoeken

Vertel nog eens iets

Het is nog maar een fenomeen van de laatste jaren. Een uitzwaaifenomeen zou je het kunnen noemen. De mannen gebruiken de kapstok niet langer waarvoor deze ooit met veel liefde aan de muur werd vastgemaakt. Al had ik indertijd lichtjes fout geboord en hing de kapstok in eerste instantie zo scheef dat het kleingeld uit mijn jaszak viel. Maar dat is ondertussen in zijn geheel hersteld. Ik steek het kleingeld voortaan in mijn broek. Het fenomeen is opvallend. Naarmate het ouder worden hangen ze hun jas bij het binnenkomen alsmaar vaker op een stoel in de woonkamer. Snel de jas erop hangen om hem er even snel af te kunnen nemen. Geen tijd te verliezen. De stoel is voor het komen en gaan. De kapstok is om te blijven. "Ge staat precies al op vertrekken", was de uitdrukking van ons ma als ik in het ouderlijk huis op dezelfde manier mijn jas op de stoel hing. Want ik kom mezelf voortdurend tegen. Alsof je in een tijdmachine zit. Maar je kan het niet forceren. Je kan ze niet persoonlijk aan de kapstok hangen als blijvertjes. Noch de mannen, noch hun jas. "Alles heeft zijn tijd", heb ik vader ooit in een filosofische bui horen zeggen. Een zin die ik op mijn beurt tegen mijn vrouw herhaal, als we weer eens alleen voor de buis zitten. "Alles heeft zijn tijd." En er vervolgens aan toevoegend: "Trouwens, met twee is niet alleen." "Ge zijt precies weer in een filosofische bui", zegt ze dan. Toch hang ik hun jas soms onopvallend terug aan de kapstok, als ze even niet opletten. Als ze dan op vertrekken staan, zie je ze kijken en zoeken. "Hey, waar is mijn jas naartoe? Had ik die toch aan de kapstok gehangen?" "Vertel nog eens iets", zeg ik dan.

Rudi Lavreysen
7 1

Piepjong

Ik ben gewaarschuwd. Door het gepiep van de schurende scharnieren die stipt om kwart over zes de harde knal aankondigen. Gevolgd door het trillen van de ramen en een nagolf van contrasterende stilte. Net op tijd trek ik mijn dikke winterdekbed tot over mijn hoofd. Ik heb het zomer- en herfstdeel op elkaar gelegd om mijn steeds kouder wordende voeten te verwarmen. Uit het dekbed ontsnapt de lucht waardoor de opgeschudde veren als een heerlijke laag zachtheid op me komen liggen. De harde knal van de met slaande deuren vertrekkende buurman is door het dons afgezwakt tot een doffe plof in de verte. Alsof een klein donzig kuikentje uit bed valt. Ik heb nog welgeteld vijftien minuten voor ik zelf uit de veren moet. Dagelijks geniet ik van die heerlijke tussentijd waarop ik nog even in het kuiltje van de matras mag wegzinken. Het kuiltje dat verraadt aan welke kant ik in bed lig. Toch lukt het me niet de slaap terug te vatten. Ik draai me om en voel de zeurende pijn in mijn benen. Iedere spier verkrampt bij elke poging me terug te nestelen. Het herinnert me aan mijn poging van de dag voordien om mijn ouder wordende lichaam jong te houden. Door mezelf wekelijks een uurtje te kwellen met sit-ups, squads en cardiotraining. Hoewel het eerder de up-tempo foute muziek is die mijn uithoudingsvermogen sterk op de proef stelt. Ik maak een gaatje vrij om onder het verendekbed wat meer zuurstof te krijgen. De geur van baardshampoo met sandelhout verraadt dat mijn wederhelft ook nog slaapt. Zo kan ik hem nu wel noemen. Dit jaar ken ik hem de helft van mijn leven. Sinds de avond van zijn vierentwintigste verjaardag. Toen hij niet meer op te beuren was door het idee dat hij de dertig naderde. De verjaardagen erna ontdekte ik dat zijn emotionele uitlating die avond niet aan de hoeveelheid alcohol lag. Maar aan een echte vrees om ouder te worden. Zijn vrees is ondertussen werkelijkheid geworden sinds allerlei ouderdomskwaaltjes hem uit zijn slaap houden. Iedere nacht ligt hij woelend naast me en maakt zo van zijn kuiltje een krater. Zelf blijf ik gespaard van het euvel die mijn leeftijd kan verraden. Het enige wat mij uit mijn slaap houdt is zijn gesnurk. Dat steeds begint als zijn uiteindelijk slapend lichaam in de krater rolt. Ik begreep nooit goed waarom hij zo’n last heeft van de wegtikkende tijd. Ik lig er niet wakker van. Iedere rimpel die ik op de spiegel kan aftekenen is gevormd door mijn lach van de voorbije jaren. De bredere heupen zijn getuigen van het dragen van ons kind. En elk grijs haar bevat wat wijsheid in mijn leven. Verder voel ik me nog steeds, zoals op die avond van zijn vierentwintigste verjaardag, twintig. Tot deze ochtend. Mijn op elkaar schurende gewrichten kondigen een stugge dag aan. Ik voel dat ik niet als andere dagen uit bed zal veren. Door het gebrek aan kracht in mijn verkrampte benen, mijn slapende koude voeten en verzwolgen in het veel te dikke winterdekbed laat ik me uit het kuiltje rollen. Om als een uilskuiken met een harde doffe knal op de grond te vallen. Ik was nochtans gewaarschuwd, door mijn wederhelft in zijn krater, dat deze dag ooit zou aanbreken. De eerste dag van mijn midlifecrisis. Voor de andere helft van mijn leven zou ik me iedere ochtend afvragen hoe ik heelhuids uit bed geraak.

ZINinZICHT.
0 0

Naadloos

Ik hoorde het kraken. Of eerder knisperen. Zoals het bevroren gras dat deze ochtend onder mijn voeten werd vertrappeld. Ook zo voelden mijn hersenen toen ik mijn hoofd brak over de vraag wat me vandaag blij maakte. Op deze enige eigenste dag. Ik zocht heel lang tussen de bevroren verbindingen onder mijn hersenpan. Te lang om het een spontaan antwoord te noemen. Waardoor de echtheid van mijn blijheid te betwijfelen viel. Door wie ernaar vroeg. En in de eerste plaats door mezelf. Ik had nochtans kunnen antwoorden dat ik van de dag zelf blij werd. Van woensdag 12/01/2022. Geen palindroomdag. Die was me de komende negenennegentig jaar niet meer gegund. Maar wel een dag waarvan de datum uit slechts drie cijfers bestond. Nul, een en twee. Cijfers die ik al langer meedroeg als mijn favorieten. Aan elke combinatie die ik ermee kon maken hing een herinnering die me gelukkig maakte. En waarover ik uitgebreid kon vertellen. Maar vandaag dus niet. Ik had ook kunnen zeggen dat ik blij werd van de zon die door het dakvenster mijn rug verwarmde. Toen ik op mijn knieën op de koude zolderkamer de plint tegen de muur kleefde. De plint die ik in de verstekbak had gezaagd. Tot op de millimeter afgemeten. En waarbij mijn hart een vreugdespong maakte toen ik tot de vaststelling kwam dat de naad van de ene plint perfect aansloot op de andere. En dan waren er nog de zwaluwen. Die hun vlucht naar het zuiden maakten. Hun zwarte choreografie op de achtergrond van het mistig onder een ijslaagje bedekt landschap geplakt. Ze vlogen synchroon met mijn autorit. Ik beeldde me in in welke landschappen ik met mijn ijzeren ros zou rijden mocht ik mijn weg samen met die van hen verder zetten. Op dat kleine stukje gladde weg maakte ik een wereldreis. Tot waar de zwaluwen mijn weg kruisten voelde ik me vogelvrij. Maar op de vraag waardoor ik vandaag blij werd kon ik dus nog steeds niet antwoorden. Het duurde zo lang dat ik mezelf ondertussen de vraag kon stellen waarom het zo lang duurde voor ik op die eerste vraag kon antwoorden. Doorgaans gaf ik binnen de seconde respons wanneer iemand me vroeg hoe het met me ging. ‘Goed en met jou?’. Met die zin klonk mijn antwoord altijd waarheidsgetrouw. En werd dan ook steeds voor waar aangenomen door wie ernaar vroeg. Waardoor er op het onderwerp niet langer werd ingegaan. Het gesprek schakelde in de kortste tijd over op het weer van die dag. ‘Ja, koud hé’. Ondertussen was mijn grijze massa ontdooid. En sijpelde het antwoord tot in mijn mond. Ik werd die enige eigenste dag blij van de naadloos aan elkaar passende plinten. Maar net op tijd slikte ik die gedachte door. In de milliseconde ervoor besefte ik dat met zo’n antwoord het gesprek zou bevriezen. Waardoor het niet naadloos zou overgaan in een beleefdheidspraatje. Diegene die het me vroeg zou zich een beeld vormen van mijn geestelijke gezondheid. Waar trouwens niets aan scheelde. En zich met een grijnzende lach in zijn mondhoek en een voor zichzelf bevestigend knikje omdraaien. Schuifelend wegschaatsen op de gladde weg om me nooit meer iets te vragen. Dus zei ik maar dat het weer me blij maakte. Ook al vroor het dat het kraakte. Van onder mijn schoenzolen tot onder mijn hersenpan.

ZINinZICHT.
0 0

Sherlock Holmes en het mysterie van de bananen

Op de radio legt een Sherlock Holmeskenner het verschil uit  tussen deductie en abductie. Het eerste betekent ‘wat je kan afleiden uit wat iemand beweert met logische noodzakelijkheid’. Het regent en daaruit mag je besluiten dat de straten nat worden. Abductie is zoeken naar een conclusie die het beste bij je waarneming past. Sherlock Holmes, het geesteskind van Arthur Conan Doyle, was er een absolute meester in. Hij laat het zien wanneer hij voor het eerst Dr. Watson ontmoet. “U bent in Afghanistan geweest”, zegt Holmes. “Hoe weet u dat in godsnaam?”, vraagt Dr. Watson. Afijn, u moet het maar eens lezen in de roman ‘Een studie in rood’. Ik vertel het u omdat ik onlangs getuige was van een sterk staaltje Sherlock Holmes abductie. Dat dacht ik toch. In de boekhandel maakte ik een praatje met de uitbaatster, toen ze plots opmerkte dat ik zeker net van de supermarkt kwam. Een straffe uitspraak, want ze kon me daar onmogelijk hebben gezien. Ik had ook geen tasje van de supermarkt vast. ‘Ja, dat klopt’, zei ik. ‘Hoe weet je dat?’ Het antwoord was simpel. “Je hebt het stickertje met de prijs en het gewicht van de bananen op je sjaal hangen”, zei ze. Bij het inladen van de boodschappen was de sticker wellicht van de tros bananen gekomen en op mijn sjaal blijven kleven. Maar wacht eens? Ik was toch nog ergens geweest? Jawel, bij de nieuwe bakker in de winkelstraat. Ook daar had ik met de uitbaatster gepraat. Over allerlei koetjes, kalfjes en pateekes. Ze heeft me niets gezegd over de bananensticker op mijn sjaal. Ze moet misschien hebben gedacht dat ik er altijd zo bijloop. Maar mocht u me dus die dag met de bananensticker op mijn sjaal hebben gezien, we kunnen hierbij concluderen dat het mysterie is opgelost.

Rudi Lavreysen
74 0

Wissel van de seizoenen

Voordat onze nieuwe buren het huis naast ons betrokken, woonde er een vriendelijke, oude dame. Ik mocht haar wel - misschien omdat ze zo op mijn overleden moeder leek. Ze had dezelfde houding, hetzelfde kapsel en dezelfde manier van kleden, en net als zij onderhield ze een goed contact met alle buren. Haar voortuin stond vol bloemen, de coniferen aan de zijkanten van haar grondstuk zorgden voor voldoende privacy en onder de hoge spar in het midden van het gazon achter haar huis zat ze wel eens een boek te lezen. Kortom, ze was rustig en sociaal - net wat ik van mijn buren verwacht. Toen ze ver in de tachtig was, werd ze ziek en ging kort daarna dood. Een half jaar later verkochten haar kinderen het huis aan een vijfkoppig gezin: een corpulente, zwijgzame man, een zwartharige, flamboyante vrouw, hun twee identieke dochters en een zoon.  In het voorjaar dat daarop volgde, kocht de corpulente man een kleine graafmachine. De voortuin moest eraan. Mijn man zou hem hebben omgespit, maar goed, iedereen is anders. Pontificaal op zijn machine gezeten schakelde de buurman vooruit, achteruit, om hier een paar kilo aarde op te graven, daar weer alles neer te storten. Hij had er duidelijk plezier in en verlegde iedere vierkante meter zand een keer of honderd. Tot in de zomer is hij er een paar uur per dag mee bezig geweest.      Hoorndol werd ik van het machinegeluid. Ik ging niet meer naar buiten en binnen draaide ik de volumeknop van de radio wat hoger, zette een hoofdtelefoon op of deed wassen doppen in mijn oren. Niets hielp. Het gedreun bleef me achtervolgen. Ik hoorde het zelfs wanneer mijn buurman níet op zijn machine zat. Toch heb ik er nooit iets van gezegd. Je moet tolerant zijn, vind ik. Vooral hier op de buiten.      In het najaar en de winter bleef alles rustig. De graafmachine was weliswaar nog prominent aanwezig in de tuin, maar het leek alsof de buurman zijn speeltje toch wat moe geworden was. Ik herademde, genoot van de stilte en vond de winter ineens een prachtig seizoen.     De volgende lente was de achtertuin aan de beurt. Weer hoorde ik constant het geronk van die verdomde graafmachine. Alle bomen, struiken en planten in de buurtuin werden ontworteld, hartstochtelijk uitgegraven en deskundig afgevoerd. Geen sprietje groen bleef er over. Toen ik dat zag, maakte een verzengende woede zich van mij meester. Het was alsof vuur door mijn aderen binnendrong en via mijn bloed naar mijn hart en hersenen trok. Ik had dat vuur in de buurman zijn gezicht willen spuwen, hem eigenhandig willen vermoorden, en zijn flamboyante vrouw erbij. Wie komt er nu op de buiten wonen en kan geen groen verdragen? Wie maakt er lawaai dat horen en zien je vergaat? En dat twee jaar na elkaar? Maar ik hield me in. Omdat ik gevoelig ben voor geluid, wil dat nog niet zeggen dat ik de buurman van kant mag maken. Trouwens, het ergste hadden we ongetwijfeld gehad. En een beetje tolerantie voor de buren hoort erbij, hier op de buiten.       Mijn man en ik gaan anders om met het groen rondom ons. Wij houden van bomen, hagen en bloemenborders. Naast het zoeken naar rust was dat de reden waarom wij van de stad weer naar het platteland verhuisden. Wij zijn dan ook oprecht blij met onze tuin. Alles groeit en bloeit dat het een lieve lust is en de tuin is geworden wat wij beoogden. Mijn man vindt zijn ontspanning in tuinieren en ik vind rust door naar onze tuin te kijken. Ik houd van de wissel van de seizoenen, van het botten van de bomen tot het vallen van de bladeren. Van mij mogen die bladeren ook gerust wat blijven liggen. De behoefte elk blad van het gazon te rapen of van het terras te vegen heb ik niet. Totaal niet. Onze buren wel. Die zijn al uren met een bladblazer in de weer.  

ingridvdk
18 0

La Chapelle

Mijn gulden regel bij het zakendoen is altijd geweest: eerst met een fris hoofd de contracten tekenen en daarna de ondertekening met klant of leverancier bekronen met een etentje.Zelf een mid-dertiger, schat ik dat de vertegenwoordiger van het IT-bedrijf een tiental jaren ouder is. Nadat ik de bestelbon heb getekend verrast hij mij door te vragen waar hij mij op een lunch kan trakteren. Gezien het gevorderde uur stel ik een restaurantje voor op ‘walking distance’ van mijn kantoor.Het is niet de eerste keer dat ik hier kom en weet dat de prijs-kwaliteitverhouding goed zit. De prijzen van de wijnen zijn wat overdreven, maar de samenstelling van de wijnkelder is dan ook uitgelezen.Wij gaan voor het dagmenu en mijn gastheer dringt erop aan dat wij de ‘signing of the contract’ vieren met een goede fles wijn.Om het ijs te breken vertel ik hem het verhaal van mijn Franse vriend Arnaud, die als kers op de taart voor zijn huwelijksreceptie een Château Arnaud  had uitgekozen. Dit leidde tot groot jolijt bij zijn schoonfamilie omdat zijn nieuwbakken vrouwtje Hélène Chateau heette.Mijn tafelgenoot kijkt eerst wat onwennig maar wanneer ik verduidelijk: ‘Hun beide namen op de fles’, kan hij er smakelijk om lachen, terwijl hij zelf de wijnkaart bestudeert.Hij lijkt wat paniekerig en loopt wat rood aan als hij de verwonderde blik van de ober ziet wanneer hij zijn keuze meedeelt.Het is ongebruikelijk, maar bij het tonen van de fles aanvaard ik zijn voorstel om de Chapelle Canterane – Saint-Émilion Grand Cru voor te proeven. ‘Exquise,’ zeg ik: ‘een voortreffelijke keuze.’Mijn zelfkennis over mijn soms onbegrepen humor in acht nemende, slik ik mijn woorden in en zeg niet dat wie de wijn proeft hem ook moet betalen.Tijdens de maaltijd merk ik dat de man aan mijn overzijde wat gespannen zijn best doet om zo gedisciplineerd mogelijk te eten. De wijn brengt gelukkig soelaas en wanneer wij aan het dessert toe zijn is de sfeer gemoedelijker geworden.Ik trek mijn stoute schoenen aan en opgetogen, maar verwonderd over zijn eerder dure wijnkeuze, vraag ik hem vriendelijk waar hij zijn wijnkennis heeft verworven.‘Ach, eigenlijk weet ik er weinig over’, bekent hij: ‘mijn vader leerde mij dat ik bij Franse wijnen telkens moet gaan voor een kasteel waarin de naam van een kerk of een kapel voorkomt.’  

Vic de Bourg
8 1

Een lange arm

Ik ga u iets verklappen. Het is een soort van aandoening of lichamelijk kenmerk. Kortweg gezegd komt het hier op neer. Ik ben aangedaan met korte armen. Ik hoor u zeggen: dan hebt u wellicht ook korte benen. Ja, maar korte armen hebben is een probleem van een andere grootorde. Bovendien krijg je er in de samenleving alsmaar meer problemen mee. Denk maar aan de drive-in waar je een hamburger bestelt. Als de persoon in het raam ook korte armen heeft, heb je een probleem. Of denk aan een betaalparking. Of het recyclagepark. Omdat ik voorzichtig ben aangelegd, parkeer ik de auto altijd iets te ver. Je kan dan net niet bij de knop of de gleuf voor je identiteitskaart. Je leunt voorover, maar de veiligheidsgordel houdt je met een snok tegen. De deur gaat niet open, want daarvoor sta je toch te dicht. Dan maar uit het raam leunen, maar dan lijk je op een hond die in de wind verkoeling zoekt. Het ziet er niet uit. Het ergste is de péage in Frankrijk. Het moet snel gaan. De Fransen zijn er in getraind, die doen het bijna rijdend, met de Franse flair. Zo zal ik niet snel onze trip naar Normandië vergeten. Aan de eerste péage ging het nog. Maar bij de tweede werd ik overmoedig. Ik moest achteruit rijden, want ik kon er met de beste wil van de wereld niet bij. Maar achter mij stond een Fransman volop gas te geven. Het was me een spektakel. Onze jongste heeft op de achterbank gelachen tot we in Bayeux waren. Nu moet u weten, dat is nog een aardige 400 kilometer. Het lachen stopte pas in de hotelkamer en hij hield er de hele avond de hik aan over. Nee, het heeft zo zijn voordelen, een lange arm hebben.

Rudi Lavreysen
20 0

De voortekens

We hadden ons voorgenomen om er een rustige kerstavond van te maken. De lege stoel aan tafel vulden we aan met de warmte van elkaar. Maar ik had de voortekens moeten zien. Het begon met de bevroren kalkoen, die ik te laat uit de vriezer had gehaald. Domweg vergeten om ‘kalkoen’ in mijn agenda te zetten. Al was ‘kieken’ misschien beter geweest. Ons ma zei vroeger al 'ge gaat uwe kop nog eens vergeten’. Ze krijgt nog ooit gelijk, al zal het geen gezicht zijn. Het tweede voorteken was de oven zelf, die al een tijdje moeilijk deed. Ik dacht dat het aan de knoppen lag. De oven had de hele dag op volle toeren en hoge temperaturen gedraaid. De tweede ovenschotel stond een tijdje te pruttelen toen het gebeurde. De deur van de oven sprong plots met een luide knal open. Maar het klonk het niet als ‘knal’,  eerder als ‘baaf’. Of zoiets. Het hele gezelschap viel van zijn stoel. Ook omdat meteen het licht uitviel. Alsof dat sympathiseerde met de oven. Het had erger kunnen zijn, mocht ik bijvoorbeeld net een kijkje hebben genomen bij de oven. Maar toegeven, het was een oud beestje. De oven bedoel ik, niet de kalkoen. En de voortekens waren er. Misschien wist de oven dat ‘knaldrang’ tot woord van het jaar was gekozen. En dat we geen ‘knalfeest’ wilden. Och, 2021. Mocht ik een eindbalans opmaken, kan ik zeggen dat het niet het beste jaar der jaren was. Maar daar waag ik me niet aan. ‘Na tweeëntwintig jaren in dit leven’, oké, maar toch niet elk jaar. Je wordt van dat achteromkijken niet altijd even vrolijk. Maar kijk, ik gooi het jaar 2021 er samen met de oven uit. Ze mogen allebei beschikken. Wat mij betreft is het oven en uit.

Rudi Lavreysen
7 0

Writer’s block

Musicbardude’s log :stardate 04/12/21 – 19:16 Lap, mijn eerste writers block in mijn prille creatief schrijven carrière. Smartphone laden met stimulerende muziek, headset op en naar de Scheldekaai hoofd laten leegblazen. Been there, done that. Komt goed. Musicbardude’s log : stardate 07/12/21 – 02:38 Zoals sommigen uit mijn vorige post al konden opmaken, was ik eergisteren slachtoffer van de gevreesde writers block. Zoals iedereen heb ik dat direct gegoogeld en ik was duidelijk niet het eerste slachtoffer. Vele artikels gelezen over dit euvel, er zijn er zelfs die beweren dat het niet echt bestaat... Uitwaaien aan de Schelde met wat muziek zoals ik naïef aankondigde werkte deze keer echter niet. Dus, geprobeerd om te schrijven met een balpen op papier. Nope. Ook niet met een vulpen, potlood, stift, stuk houtskool. Ook niet op de muren, een serviet, een kladblok, A4 printpapier, mijn belastingbrief, op mijn arm tatoeëren en na een paar zinnen gestopt. Hopeloos. Op mijn laptop, smartphone, tablet lukte het ook niet ; telkens die mentale blokkade. Een paar glazen whiskey, nog meer koffie, wat coke en speed, vloeibare xtc, mda derivaten, weed, paddo's, LSD, heroine... Geen effect op mijn blok. Sporten, sex (zowel masturbatie als copulatie), wandelen in de natuur, het kanaal overzwemmen, parachutespringen, darts.... echt niets gekort. Ik was toch stillekes aan hopeloos en aan het wanhopen of ik mijn flow ooit nog terug zou kunnen vinden. Gedeprimeerd lag ik, moe van al die activiteiten s'avonds in mijn heerlijk bad met rozenblaadjes te weken. Een beetje aan het spelen met mijn bad eendjes en toen plots ... Eureka Ik moet gewoon schrijven over mijn writersblock. De vijand benoemen en de demon zo uitdrijven. Hierbij.. gelukt !

The Musicbar-Dude
6 0