Zoeken

Ieder zijn waarheid

Het is een druilerige dag en de vrolijkheid is ver te zoeken. De alliteraties krijgt u er vandaag geheel gratis bij. We komen net uit de parkeergarage gestapt en er valt een dikke druppel in mijn rechteroog. Terwijl we verder stappen kunnen we gelukkig onder een afdak schuilen. Met enkel mijn linkeroog geopend bots ik net niet tegen twee jongemannen aan.  Tussen hen in staat een groot bord en een rek met folders. Op het bord kan je -zelfs met één oog open- niet naast het grote opschrift kijken. “OP ZOEK NAAR DE WAARHEID?”, staat er in hoofdletters. "Zal ik die jongemannen anders vragen of het de hele dag blijft regenen", zeg ik tegen mijn vrouw. "Zij moeten dat weten." "Laat die jongens maar met rust", zegt ze. "Het was gewoon een grapje", zeg ik terwijl ik al knipperend mijn rechteroog open. Een passerende mevrouw kijkt me behoorlijk boos aan. Ze denkt wellicht dat ik op haar knipoog. Misschien zijn de jongens met het waarheidsbord vertegenwoordigers van een politieke partij. Want ik herinner me plots het tv-programma Ieder zijn waarheid, met politici van divers pluimage. Ze waren het zelden eens met elkaar. Ruziestokers van beroep. Een programma van lang geleden in een tijd waarbij het leek alsof er in Brusssel geen kleuren bestonden. Al leek de wereld als kind toch kleurrijker. "Zet hem maar op Brussel", zei onze pa. Ik betrap er mezelf nog ooit op, dat ik aan de kinderen 's avonds vraag "wat er op Brussel is". Maar wellicht staan de jongemannen er voor iets anders. De verkiezingen zijn nog ver.  Later op de dag, als we terug naar de parkeergarage wandelen, staan ze er nog steeds. De twee jongemannen zijn de afgevaardigden van een geloofsgemeenschap en ze hopen enkele zondige passanten te bekeren. "Dat zal bij mij niet lukken", prevel ik bij het voorbijgaan. Als ik onder het afdak uitkom, valt er meteen een dikke druppel in mijn linkeroog. Alsof het klopt. Van dat onmiddellijk straffen en zo. 

Rudi Lavreysen
54 2

Het onverwachte

Nu de winter op zijn retour is (alhoewel, hij heeft de laatste dagen aardig wat streken), valt me een moment van vorig voorjaar te binnen. Ik weet nog dat ik dacht: “Wat zijn ze vroeg dit jaar.”Want ik heb er toen een gehad. Een steek. Geen steek zoals je vroeger wel eens kreeg in de turnles bij het lopen. Of toen je deed alsof, want dan mocht je stoppen. “Meester, ik heb een steek”, zei ik voorovergebogen en overdreven hijgend. “Dan stop maar.” Gevolgd deze zin: “Streek zeker?” Nee, vorig jaar was het een steek van een andere orde. Onder een aangenaam voorjaarszonnetje besloot ik een fietstochtje te maken. Net toen ik onder de brug uitkwam voelde ik iets in mijn haardos belanden. Ik vreesde even het ergste. Een product van een vogel, maar geen ei. U weet wat ik bedoel. Maar dat was het gelukkig niet. Misschien een dennenappel, dacht ik nog, maar ik wist snel dat dit het ook niet was, want ik voelde meteen een steek in mijn hand. Ik denk zelfs dat ik ‘ai’ zei. Het beestje zelf heb ik niet gezien, maar er zat dus een wesp op mijn hoofd en het insect stak in mijn hand toen die te dichtbij kwam. Ik zette mijn fiets aan de kant en zag de angel zitten. Die heb ik eruit kunnen halen, maar het bleef behoorlijk jeuken. Ik ben maar snel naar huis gefietst om er wat azijn op te doen. Dat wist ik nog uit mijn jonge jaren. Maar zoals ik al zei: het was nog vroeg in het jaar en dan verwacht je geen wespen. Maar ik had slimmer moeten zijn. Zelfs de oude Grieken, zoals Homerus in de Odyssee, wisten het al. Ook het onverwachte moet je verwachten. Nu deze oude Belg nog.

Rudi Lavreysen
3 0

UIT/IN EEN VER LAND

Een kind wordt geboren in een ver land.Het kind wordt puber.In een ver land.Waar de voornaamste opdracht is: kinderen maken.Het kind wordt puber.Hij geniet van het seks beleven met zijn vrienden.De vrienden worden puber.De vrienden krijgen vriendinnen.Waar hij niks bij voelt.De aanblik van een vrouwenlichaam doet hem niks. In zijn dromen droomt hij van zijn vrienden.De jonge man gaat op weg.Loopt op blote voeten 1000 km.Naar een ander land.In dat land kan hij werken.In dat land heerst vrijheid.De jonge man droomt.Van zijn vrienden.De jonge man kan alleen zijn vrijheid verkrijgen.Door papieren.In dat papieren land.De jonge man kan alleen de vrijheid verkrijgen door te trouwen.In het papieren land.Met een vrouw.De aanblik van een vrouwenlichaam doet hem niks. In zijn dromen droomt hij van zijn vrienden.Wie kan hem weerstaan.De jonge man.Krachtig.Uit een ver land.Een vrouw versieren is voor hem een kleine kunst.De aanblik van een vrouwenlichaam doet hem niks.In zijn dromen droomt hij van zijn vrienden. Een man slaat zijn vrouw.De vrouw een moeder, zoekt hulp bij haar kind.De eerstgeborene de zoon word bedreigd door de man zijn vader.Het kind ziet in wanhoop hoe zijn geliefde moeder er steeds weer onderdoor gaat.Hij voelt de machteloosheid, de wanhoop.De zoon wordt puber.Vlucht weg in drugs.De man en vrouw verzoenen zich.Over slaan wordt niet meer gesproken.De dader wordt rap gevonden.Het zijn de drugs. Hij de ZOON wordt veroordeeld.Hij krijgt levenslang.   foto gallery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
8 0

Koelkastverhaal #3

Voldaan plaatste hij de toespijs terug in de koelkast. Elk potje en vlootje had daar zijn eigen “parkeerplaats” die netjes met plakband was afgebakend, en was voorzien van een relevant Dymo-label. Opeens meende hij het getokkel van een ukelele te horen, besefte dat het inbeelding moest zijn en staarde een tijdlang met opengesperde ogen voor zich uit, zonder één keer zijn ogen te sluiten. Tot op de dag van vandaag kan hij nog steeds niet zeggen waarom hij vervolgens deed wat hij deed. Hij trok het label ‘vegetarische spread, 150g’ van het bovenste schap, propte het in zijn linkerneusgat en ging op zoek naar zijn oude ukelele. In een vorig leven had hij die eens fluogroen geschilderd tijdens een bad trip op paddo’s. Hij rende als een bezetene de zoldertrap op, terwijl verdrongen herinneringen aan gouden jaren hem overspoelden als een tsunami die door geen enkel oceanisch instituut was voorspeld.     Na lang zoeken vond hij in een grote, oude doos met opschrift ‘I heART the 60s’ zijn zelfgemaakte abstracte schilderijen, de ukelele (niet fluogroen maar fluopurper, merkte hij op) en een dagboek van meer dan dertig jaar oud. In dat dagboek, herinnerde hij zich plots, stond alle waarheid van het universum. Het ontlokte hem een gelukzalige huilbui. Hij begon te bladeren. Orde en chaos werden gelijktijdig geboren, las hij en mijmerde over het exacte moment dat de poorten van zijn bewustzijn zich hadden geopend.     “Zouden de kip en het ei ook gelijktijdig geboren kunnen zijn?” vroeg hij plots luidop, geïnspireerd. Hij sloeg het boek dicht en verliet het huis. Hoog tijd om een nieuwe dealer te vinden.  

Jelle Spruyt
6 0

Bij Jeanke

Ik kocht een boek met daarin enkele wandelingen die een schrijver meer dan 100 jaar geleden in zijn stad maakte. We volgen zijn pad. Idolatrie ten voeten uit. Bij Jeanke staat er sierlijk met gebogen letters op het raam van een café waar hij wel eens kwam. Het pand is nog net herkenbaar op de foto in het boek. We zijn de enige klanten. De patron is een grote man met opvallend brede schouders. Het verkleinwoord is niet op hem van toepassing. Hij is een hele Jean. "Goedemorgen. Nieuwe klanten stellen zich altijd dezelfde vraag", zegt hij aan onze tafel, waarna hij naar een grote ingekaderde foto aan de muur wijst. "Dat is Jeanke", vervolgt hij. Op de foto zien we een kleinere man in een net pak. Hij rookt een dun sigaartje en zit aan hetzelfde tafeltje aan het raam waar wij nu zitten, maar er staat iets anders op het caféraam achter hem. Ik moet het in spiegelschrift ontcijferen. "Café Welkom", lees ik. “Zo heette het café 100 jaar geleden al, toen de schrijver hier nog kwam.” "Toen ik het café een vijftal jaren geleden overnam en met de verbouwingen bezig was, kwamen een aantal van de oude vaste klanten een kijkje nemen”, zegt de patron. “Al snel viel de naam Bij Jeanke. Wat bleek? Niemand zei Café Welkom, maar wel Bij Jeanke, omdat hij hier jarenlang dagelijks zat. Hij was jong weduwnaar geworden. De nieuwe naam voor het café was gevonden. Deze foto kreeg ik van zijn familie. Niet lang nadat de vorige eigenaar het café sloot is Jeanke gestorven.” Als hij even later terugkomt met onze bestelling, vraag ik hoe zijn naam is. “Een aantal klanten weten het, maar ik hou het geheim. Iedereen spreekt me toch aan met Jeanke. Het is al bij al een mooi verhaal.”

Rudi Lavreysen
18 1

Berrevoets

"Het huis staat er nog." Ik was vergeten dat vader het altijd zei als we met de auto - het moet die blauwe Renault 6 zijn geweest – bij onze oprit indraaiden. Alsof het huis gestolen kon zijn geweest. Of afgebroken, of erger. Wat straf zou zijn, want we waren nooit lang van huis. Het was wellicht zijn manier van zeggen dat het altijd goed thuiskomen was.  Vervolgens door de witte garagepoort naar binnen. Later werd die vervangen door een bruine kantelpoort, waarmee je toch voorzichtig moest zijn. Ze had een kleine terugslag.  Eenmaal binnen had iedereen zijn of haar ritueel. Bij mij was het de gewoonte om na mijn schoenen ook mijn sokken uit te trekken. Pantoffelfabrikanten hebben aan mij geen woekerwinsten gemaakt. "Onze Rudi loopt weer berrevoets", zei onze pa als hij het zag. "Trek toch sokken aan. Of sloffen." Ik doe het nog altijd. Is het om gezondheidsredenen? Nee, eigenlijk niet. De ene blotevoetenkenner zegt dat het gezond is om je voeten contact te laten maken met de ondergrond, terwijl de andere beweert dat het niet goed is voor je houding. Ze spreken elkaar net zo hard tegen als onze pa en een van onze kaartnonkels, waarbij de ene beweerde dat hij wel goede speelkaarten had en de andere het stellig ontkende met "Gij hadt zelfs geen vluchthand". Een zin die ik als kleine jongen betoverend vond, maar nog niet begreep. Och nee, gezond of niet, die blote voeten. Het is thuiskomen, net zoals vader indertijd zei dat het huis er nog stond. "We lopen weer berrevoets", zeg ik dan stilletjes terwijl ik over de vloer schuifel. "We?", vroeg mijn vrouw onlangs. “Ik niet.” Ik zei het blijkbaar luider dan ik dacht.  "Euh, jawel", zei ik. "Ik zeg 'we' zoals in het koninklijk meervoud. Het meervoud van tevredenheid."

Rudi Lavreysen
17 1