Zoeken

Writer’s block

Musicbardude’s log :stardate 04/12/21 – 19:16 Lap, mijn eerste writers block in mijn prille creatief schrijven carrière. Smartphone laden met stimulerende muziek, headset op en naar de Scheldekaai hoofd laten leegblazen. Been there, done that. Komt goed. Musicbardude’s log : stardate 07/12/21 – 02:38 Zoals sommigen uit mijn vorige post al konden opmaken, was ik eergisteren slachtoffer van de gevreesde writers block. Zoals iedereen heb ik dat direct gegoogeld en ik was duidelijk niet het eerste slachtoffer. Vele artikels gelezen over dit euvel, er zijn er zelfs die beweren dat het niet echt bestaat... Uitwaaien aan de Schelde met wat muziek zoals ik naïef aankondigde werkte deze keer echter niet. Dus, geprobeerd om te schrijven met een balpen op papier. Nope. Ook niet met een vulpen, potlood, stift, stuk houtskool. Ook niet op de muren, een serviet, een kladblok, A4 printpapier, mijn belastingbrief, op mijn arm tatoeëren en na een paar zinnen gestopt. Hopeloos. Op mijn laptop, smartphone, tablet lukte het ook niet ; telkens die mentale blokkade. Een paar glazen whiskey, nog meer koffie, wat coke en speed, vloeibare xtc, mda derivaten, weed, paddo's, LSD, heroine... Geen effect op mijn blok. Sporten, sex (zowel masturbatie als copulatie), wandelen in de natuur, het kanaal overzwemmen, parachutespringen, darts.... echt niets gekort. Ik was toch stillekes aan hopeloos en aan het wanhopen of ik mijn flow ooit nog terug zou kunnen vinden. Gedeprimeerd lag ik, moe van al die activiteiten s'avonds in mijn heerlijk bad met rozenblaadjes te weken. Een beetje aan het spelen met mijn bad eendjes en toen plots ... Eureka Ik moet gewoon schrijven over mijn writersblock. De vijand benoemen en de demon zo uitdrijven. Hierbij.. gelukt !

The Musicbar-Dude
6 0

Niezen als talent

Musicbardude’s log :stardate 27/12/21 – 13:17 Ik heb een zeldzaam en uniek talent. Nog nooit gehoord dat iemand anders dit talent heeft.Op de meest onverwachte momenten en plaatsen kan ik in een echt verschrikkelijke niesbui belanden. En als ik zeg verschrikkelijk bedoel ik dat zo ook. Het is niet van even een paar keer niezen en kees is klaar.Echt soms minutenlang kan dat duren ; 40, 50 keer is niet uitzonderlijk.Ik denk dat het te maken heeft met mijn overgevoelige sinussen, als kind hebben ze die bij mij al eens moeten dicht branden. Een praktijk die denkelijk vandaag de dag niet meer toegepast wordt...heel pijnlijk ook want ik kan het me nog herinneren.Het is echter maar een klein ongemak en wat lastig in sommige situaties dus ik wil er zeker niet te hard over klagen in deze tijden.Het overvalt me soms als ik aan het afrekenen ben in de winkel, tot groot jolijt van de kassier(ster) minder van die van de wachtende klanten. Oncontroleerbaar en onverbiddelijk moet ik dan het intikken van mijn bankcode halverwege onderbreken onder de vrolijke “gezondheid” kreten.Beleefd als ik ben probeer ik die dan ook met een half niezend , “dank u wel” te beantwoorden. Na een nies of 20 nemen die empathische “gezondheid” bemoedigingen wel af en sluipt zelfs bij de kassier(ster) de twijfel binnen. “Is dat nog wel gezond ? ”, hoor ik ze dan denken.De opluchting die ik voel bij de laatste nies stuiptrekking is niet ver van euforisch. Wow, eindelijk de laatste nies (en dan komt er natuurlijk nog één), de intervallen tussen de niezen worden echter groter maar die laatste nies is soms nog 4 a 5 keer verwijderd.Eindelijk, daar sta ik dan met betraande ogen, papieren zakdoek voor de neus terug in de realiteit aan de kassa,want in die niesmomenten is er geen buitenwereld : alleen jij en de niesbui bestaan nog.Opgelucht en niet alleen ik, ook de nieuwsgierige toeschouwers, reken ik af en neem mijn boodschappen mee. Pfiew…En dat is nog één van de minder gênante situaties die ik omschrijf. Heb het ook al gehad aan de toog als iemand doodernstig zijn zielenroerselen aan mij toevertrouwd. Weg sfeer.Op de tram, en dat in corona tijden, iedereen haat je daar dan ineens.Wandelend door de Hoogstraat, waar de mensenmassa splijt als de zee van Mozes, want ik stop niet omdat ik nog eens een niesbui heb. Ik probeer dat soms keihard te ontkennen en door te lopen.Tijdens een on-line tegen de tijd technische test voor een sollicitatie. Lap weer 10 minuten kwijt en dan toch nog proberen tegen beter weten in niezend te typen.Natuurlijk, waarom niet, tijdens het wateren in de smetteloze mannen urinoir van zo’n chic etablissement waar ‘s middags maar 2 man zit, letterlijk. Daarna snel afrekenen natuurlijk.Tijdens het aannemen van je fritjes in Frituur no. 1. Tot groot jolijt van de frituurist : “Alergisch zeker”. Daar gaat alvast, oncontroleerbaar bevend, de helft van dat pak tegen de koude grond.In de auto tegen een goede snelheid op een stuk waar juist geen pechstrook is.In diverse steden in Nederland waar ze uit de manier waarop je niest kunnen zeggen dat ik een Belg ben, blijkbaar.Net voor je in slaap valt en al halverwege een aangename droom bent. Daarna is het dan natuurlijk onmogelijk om die droom te hervatten.Tijdens een stevige discussie met iemand over een willekeurig onderwerp. Echt een showstopper.Halverwege je schoenen aan het dichtknopen want je bent weer even te laat en moet haast maken.In de stille natuur, vredigheid en rust alom, een paar kwetterende vogels in de verte. Licht geruis van bladeren. En daar ben ik dan, alle fauna verschrikt in alle richtingen opjagend, dat gaat weer even duren eer de natuur zich op die plaats hersteld.Als ze je vragen op een familiebijeenkomst naar je gezondheid en je juist gezegd heb dat die heel ok is. Wat had je gedacht..Maar het ergste en meest gênante heb ik nog voor laatst gehouden.Inderdaad, bij diverse seksuele activiteiten, voor na of tijdens, speelt geen rol. Zorgt voor een lekker awkward sfeertje of laat toch minstens even de tensie verslappen.Al bij al, toch tamelijk uniek die niesbuien. Ze zetten me een beetje met de voetjes op de grond en er zijn zeker erger dingen. Ik kan ze eigenlijk stiekem niet meer missen.

The Musicbar-Dude
10 1

Twizted

Musicbardude’s log :stardate 01/12/21 – 19:46 Ik trek dat blijkbaar aan, onbekende mensen vertellen me soms ongewenst en ongepast hun diepste zielsroeselen. Dingen die ik soms echt niet wil weten.Mijn vrienden en kennissen mogen dat natuurlijk, graag zelfs, maar wildvreemden die dat doen, het is een eigenaardig gegeven. Misschien is het een soort uitstraling die ik heb, ben ik soms te vriendelijk, te open ? Ik heb het daarnet nog gecheckt… nee ik heb geen tattoo-tekst op mijn voorhoofd die zegt “vertel uw problemen enzoo aan mij. Ik los dat op.”Achter de toog werd dat ook soms van mij, als part of the job, vereist. En zeker als ik mensen kon bijstaan met wat levenservaring, goede raad enzo. Echt geen probleem.Voor de toog heb ik daar minder behoefte aan. Een paar weken geleden was het weer zover. In Zwijndrecht, in de buurt van de kerk waar ik een volkscafé was binnengestapt. Het terras was open en alhoewel het een frisse dag was, besloot ik toch maar om me daar te zetten, zicht op het kerkplein en de grappige menselijke activiteiten. Begrijpelijk, dat er geen bediening was op het terras en ik binnen aan de toog mijn koffie moest bestellen. Met alle plezier, snuif je ook wat van de sfeer van het café op en maak je ineens kennis met de cafébazin. We geraakten in afwachting van mijn koffie wat aan de praat over de horeca, wat er allemaal bij kwam kijken, de problemen enz. Ik liet me in een onbewaakt moment ontvallen dat ik ook een café had uitgebaat en gestopt was, maar ik trad niet teveel in detail. Er waren buiten mij op dit middaguur slechts 2 klanten, allebei éénzaam en apart gezeten aan een tafel aan de muur tegenover de toog. Een verfrommelde man maakte zich plots los van zijn tafel en kwam bij ons staan. Hij had natuurlijk wat van onze conversatie opgevangen. Na mij een iets te stevige hand te geven en zijn voornaam te prevelen. Stortte hij een woordvloed uit, waarvan ik slechts flarden in verstaanbaar Nederlands kon verstaan. Vroeger dokwerker geweest, hard moeten werken altijd, niet zoals de jeugd tegenwoordig. Hij kwam vroeger graag in ‘t stad, zuipen en achter de vrouwen lopen, op auto’s dansen. Ik moest eens weten hoe dat het er vroeger aan toe ging. Enz. Enz. Je weet wel de straffe verhalen van een gemiddelde buitenstedelijke man. Af en toe knikte ik wat meelevend maar na enkele minuten was ik het wel beu, bovendien stond mijn koffie gereed en die mag je niet koud laten worden.Ik onderbrak zijn verbale diarree met een kort, “tot straks ik ga even eerst mijn koffie drinken” en stapte naar buiten.Twee microseconden later stond hij bij mij zijn monoloog verder te zetten, maar zijn toon werd wat agressiever, flarden van dat hij goed kon vechten en dat hij meermaals had moeten tussenkomen hier in het café. Amai, toen hij nog zo jong was als ik, had hij me eens moeten tegengekomen. Hij begon ook wat met zijn vuisten te zwaaien…Ik sipte rustig verder van mijn koffie en uiteindelijk bedaarde hij en ging terug naar binnen.Een klein kwartiertje later toen ik ging afrekenen aan de toog, zat hij alweer op zijn vertrouwde stek. Nog snel even naar de toiletten. Daar hing de liefstelijke toiletgeur die ik ooit geroken had, ik ben zelfs enkele malen binnen en buiten gelopen om de ervaring over te doen. Ik heb de cafébazin bij de afrekening het merk van die airfreshener dan ook doen noteren. Mooie fooi achtergelaten zoals het hoort.Ik had de buitendeur al in mijn hand toen ik me toch nog even wendde tot de oldtimer (was zijn naam reeds vergeten).“Hoe oud ben je eigenlijk, als ik je zo bezig hoorde was dat allemaal precies lang geleden” “Ik ben al 52 en jij ?” “Al 43” loog ik tevreden.

The Musicbar-Dude
3 0

L'inverno

In het Italiaans verschilt de benaming van de winter maar één letter met inferno. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, in mijn herinnering zijn er winters met een helse koude. Een van die winters begon vroeg en drie maanden lang lag de temperatuur onder het vriespunt. Hartje winter dragen wij net als in de zomer het uniform van de jeugdbeweging met korte zwarte veloursbroek. “Voel jij ook die tinteling in je bovenbenen?”, vragen mijn kameraden terwijl we ons op de fiets trachten recht te houden op de gladde paden.Tussen het gekraak op de radio, meldt de sterrenwacht dat je bij heldere hemel  ’s nachts wel zevenduizend sterren kan waarnemen. Van lichtpollutie is er nog lang geen sprake.Op de ruime speelplaats van de school zijn ijsbanen gemaakt van wel vijftien meter lang. Ook het onderwijzend personeel kan het niet laten om ze uit te testen. Tot groot jolijt zien wij zelfs de broeders met wapperende zwarte pijen voorbij glijden.Na de ijspret kom ik samen met mijn broers en zussen verkleumd thuis. In de keuken ronkt het kolenfornuis. De geur van warme chocolademelk komt ons tegemoet. Wij schuiven stoelen voor de kachel en stoppen onze voeten met klamme wollen sokken in de openstaande ovens. Al snel bedampen de ruiten.Het ouderlijk huis is nog maar een tiental jaar oud, maar van centrale verwarming is er nog geen sprake. Enkel de keuken en de woonplaats worden verwarmd. In de slaapkamers vriest het. Soms doe ik het rolluik in mijn kamer niet naar beneden en vraag mij af wie daar die bladeren schilderde? Dan zie ik hoe de ‘vriezeman’ in het maanlicht bloemen in de winter tovert op de vensterramen.In de straten en tuinen duiken sneeuwmannen op. De een is al vrolijker opgetuigd dan de ander.“Kijk, wat ik op zolder gevonden heb”, roep ik mijn broertje toe die net twee zwarte kralen in het hoofd van de sneeuwpop duwt: “een oude bolhoed en een pijp van opa!” De langste wortel en een uitgerafelde rode sjaal maken ons kunstwerk af.Een vader die met de hulp van de ‘vroedvrouw’ zijn kroost thuis op de wereld heeft gezet, is ook op andere vlakken handig. “Ik heb een extra lange slede gebouwd”, zegt hij trots.  Met zijn vieren gieren wij het even later uit wanneer grote broer ons voorttrekt door de krakende sneeuw. De middagzon op de maagdelijk witte sneeuwvlakte verblindt ons.Moegespeeld, zien wij later de lange wolkenslierten in het avondrood. Aan de kleinsten wordt verteld dat het de Sint is, die zijn speculaas bakt.De roep van kraaien door de naakte boomkruinen en het geblaf van een hond dringen ver door de ijle ijslucht.Op kerstavond doen wij met vrienden een fakkeltocht.  Wij zingen en zien de adem van onze schaduwen op het witte sneeuwtapijt.Wij koesteren dit moment en elkaar.    

Vic de Bourg
23 1

Gekke sprongen

Je speelde een spel van lang geleden. Ik zie ons bij een familiefeestje nog in de keuken zitten. De grote mensen zaten in de woonkamer. Die twee ruimtes konden we van elkaar scheiden met een harmonicadeur. Die kom je nog zelden tegen. Het zag eruit als het tussenstuk van een lange lijnbus. We zaten toen met een tiental neven en nichten samen en speelden 'Namen zoeken'. Het papier dat we gebruikten kwam van een notablok en was niet wit, maar had eerder een vaalgele kleur. Ik gebruik ze nog altijd. Iemand schreef de letters van het alfabet op een blad. Kriskras door elkaar en telkens duidde iemand met de ogen gesloten een letter aan waarmee je om ter snelst een voornaam, land of automerk moest zoeken. Als je een letter aanstipte die al was geweest, moest je met de balpen zoals een galopperend paard naar een andere letter springen.   Nu speelde jij datzelfde spel in de woonkamer van het woonzorgcentrum. De goedlachse medewerker had jullie rond de tafel verzameld. Ik schoof een krukje bij. Ook gekend als een taboeret. Een meubelstuk met een T. Dat levert punten op, want als je met meer personen dezelfde naam had opgeschreven, kreeg je geen punt. Al waren meubelstukken meestal geen categorie in het spel. Jullie moesten niet schrijven. Het was eerder een spel om jullie geheugen te trainen. Een van de bewoonsters zat niet aan de tafel, maar in de zetel ernaast. Toch deed ze mee. Aan tafel was het misschien te druk. De volgende letter was de H. “Een voornaam met een H”, zei ze. Ik fluisterde 'onze pa' in je oor. Je keek me lachend en niet begrijpend aan. 'Jan', zei je. Maar dat was de naam van jouw pa. Wat maakt het toch ooit gekke sprongen, dat geheugen van ons.  

Rudi Lavreysen
8 1

Erven

Op de middagradio leest iemand haar dagboekschrijfsel voor. Dat ze ’s nachts erg bezig is geweest met wat ze van de mensen die ze kent, zou willen erven. Een bekentenis die in een dagboek thuishoort, dus. Ik zou woorden willen erven, zegt ze en capteert daarmee mijn aandacht die tot nu naar het zo snel mogelijk vullen van de drie bordjes voor mij ging. “Heel veel honger”, had Sien gezegd.“Verstaat ge?”, zei de opa van de mij sympathieker geworden radiostem na bijna iedere zin en dat had haar zo getroffen dat ze het zinnetje in haar bezit wou. Er kwam ook nog een verklaring waarom.“Weten jullie wat ‘erven’ betekent?” Ik versta de kunst van overbodige vragen stellen. “Beuh”, zei Basten schouderophalend, een populair geworden manier om “ik weet niet en het interesseert me niet” te zeggen.Sien keek vragend. Meer heb ik niet nodig.“Als iemand sterft, dan gaan zijn geld, zijn huis, zijn kleren naar zijn kinderen. Die ‘erven’ die spullen dan. De mevrouw op de radio wou een zinnetje erven van haar opa.”Gelach achter de bordjes met soep.“Wat zouden jullie willen erven als ik sterf?”Sien kijkt mij ernstig aan.“Je bril, opa”, zegt ze tenslotte. “Die leg ik dan in een glazen kistje. Als ik er dan naar kijk, zal ik aan jou denken.”“Zo”, zeg ik en doe alsof ze gezegd heeft dat de soep lekker is.“En jij, Basten?”“Oh, je geld, opa, en je ring.”Brede glimlach. Ondertussen blijft Sien onverstoord naar mijn bril kijken.“Dat was een grapje, opa. Ik wil niet rijk worden.”En dan op andere toon:“Ik wil niet dat je doodgaat en oma niet en mama ook niet en papa. En Sien niet, want dan heb ik niemand om mee te spelen.”Op de radio kondigt de presentator de dagboekschrijfster af. Ik ruim de tafel. Dat is gewoonlijk hun taak. Uren later in de auto. We staan net op het punt uit te stappen, wanneer Basten:“Opa, als jij sterft en het is woensdag, wie komt ons dan van school halen?”Ik doe de deur van de auto weer dicht.“Weet je wat”, zeg ik, “als ik sterf en het is woensdag, dan zal ik eerst iemand bellen die jullie kan komen halen. Ok?”“Ok dan.”Opgeruimd stappen we binnen bij de slager. De blijheid kent geen grenzen als die hen meteen twee zweetbandjes in de nationale kleuren cadeau doet en twee tricolore lekstokken.“Zo goed als een erfenis”, lach ik naar de slager.

Luc Vanhelmont
22 0

De tweeprocentvrouw

"Doeme, ik ben bijna plat. Nog maar drie procent.” “Ik heb u dat al gezegd. Ge moet die rapper insteken.” Het jonge koppel achter mij in de krantenwinkel spreekt in raadsels. Via de bolle spiegel boven de toonbank zie ik dat de jongeman met zijn smartphone zwaait, alsof hij hem wil weggooien. Later diezelfde zaterdag zijn we in de provinciehoofdstad voor vroege kerstinkopen. In een taverne houden we een stoel bezet met winkeltassen. Aan de tafel naast ons zetten zich drie dames. De jongste haalt haar telefoon boven en de andere twee vissen een papier uit hun handtas. De garçon scant ze meteen, zoals de kaartjesknipper in de trein. “Jullie mogen blijven”, zegt hij met een knipoog. “Meneer, kunt ge mij meteen scannen? Ik heb nog maar twee procent.” Het is de mevrouw van twee tafels verder die het roept. Ze zit er nog maar net, samen met haar dochtertje. “Misschien had Pythagoras ongelijk”, zeg ik tegen mijn vrouw. Ze kijkt op van haar telefoon. “Met zijn stelling. Niet die van de driehoek, maar hij was er als eerste van overtuigd dat de wereld niet plat was, maar een bol. Als alle telefoons plat gaan, gaat de wereld misschien ook terug plat.” Mijn betoog maakt niet veel indruk. “Wat staat er op het dagmenu?”, vraagt de tweeprocentvrouw. “Aardappelen met rode kool en worst mevrouw. Echte boerenkost vandaag”, antwoordt hij. “Dat is maandageten”, zeg ik. “Bij ons thuis vroeger toch.” We gaan ervoor, net als de tweeprocentvrouw. Nadat hij de borden op tafel heeft gezet, zwaait hij met zijn twee wijsvingers naar de beide tafels. Hij lijkt wel een orkestmeester. “Smakelijk allemaal”, zegt hij. Ik roer de rode kool onder de aardappelen en duw het geheel plat. “Zo heb ik dat het liefst”, zeg ik. “Zullen we nog wat mayonaise vragen?”  

Rudi Lavreysen
18 0

Sabeltandtijgers

6:13 Zeven minuten voor de wekker de eerste keer kraait.Klaarwakker.Meteen dat gevoel. Me instant vastklampen aan die ijdele hoop om toch nog snel 420 seconden opnieuw in slaap te vallen. Nog even die werkelijkheid links laten liggen. Snel, snel! Als het nu niet lukt, is het de moeite niet meer. Al is het sowieso de poging niet meer waard. De blinde paniek om niet blind te panikeren en de slaap voor de komende 16 à 17 uur te verjagen, blaast elke korrel van Klaas Vaak finaal uit te ogen. En dus lig ik zeven minuten te staren naar een stel donkerrode cijfers. Te wachten tot dat vermaledijde ding begint te blèren. Waarom zou dat gebeuren? Wakker worden net voor de wekker aan zijn eerste shift begint?Is het de dag die al ongeduldig op je schouder komt tikken? Kom, kom, we beginnen eraan. Ik heb zoveel moois voor je in petto.De maniakale lach die erop moet volgen, krijgt hij nog net ingeslikt. Of is het evolutionair? Voor dag en dauw alert zijn zodat er niet stiekem een sabeltandtijger je grot binnensluipt. Goh, sabeltandtijgers, als dat je enige zorg is. Hoe simpel was het leven toen. Zou dat een echte bekommernis zijn geweest? Of was het een gemene roddel van drie stammen verderop? Opletten voor sabeltandtijgers. Gniffel, gniffel. Ze sluipen ’s morgens graag je hol binnen. Woeha! Ja, er stond wellicht nog meer op de zorgenagenda. Vuur maken, voedsel zoeken, de kinderen entertainen met een tak, blaadjes van de hazelaar en een steen met niet al te veel scherpe randjes. Hadden ze toen ook al stress? Was er een waan van de dag? Of was het leven gewoon een aaneenrijging van eenvoudige momenten? Het ene uur volgde op het andere en plots zette de duisternis is. Nu is vuur maken een klimaatzaak. Voedsel zoeken het moment in het weekend waar je het meest tegenop ziet. En kinderen verzuip je in YouTube, TikTok en Netflix. En in een stevige geut Perdolan als ze heel erg lastig zijn. Het is het lijden van te veel. Zorgen maken over Sinterklaaslijstjes. Onrust omdat Amazon misschien niet tijdig levert. En ja, fuck Jeff Bezos. Dat moet je regelmatig eens declameren op je socials, terwijl je ongeduldig wacht op je volgende pakketje. Je street credibility hangt ervan af. En dat is je pasmunt aan zoveel kassa’s van het leven.   We spelden drukdrukdruk als een ereteken op onze revers. We kloppen eindeloze uren voor arbitrair gelegde deadlines en noemen het een carrière. En tussen milestones en deliverables verzorgen we onze eigen public relations omdat we zo graag die volgende sport op de loopbaanladder willen beklimmen. Dan kunnen we zelf willekeur verpakken als strategie. Wat er van vrije tijd rest pompen we vol. Omdat elke minuut zinvol moet zijn. We leggen lijstjes aan van boeken die we moeten lezen, films en series die we moeten zien, bestemmingen waar we een selfie moeten nemen. Verveling is een zonde. Niets doen een halsmisdrijf. Het leven is stilaan gedegradeerd tot topsport. Met Olympische limieten voor wat je eet, wat je doet, wat je denkt. Een nuchter mens durft het wel eens waanzin noemen. De wekker tiert zijn ochtendsonate. Soms lijkt een sabeltandtijger in de ogen kijken zoveel eenvoudiger. Eén confrontatie die de koers van de dag bepaalt. Jaag je hem een speer tussen de ribben, dan heb je voedsel, vacht en een straf verhaal. Lukt dat niet, nouja, dan zijn je zorgen ook snel voorbij. Ik stap uit bed. 420 seconden denkwerk hebben de confrontaties voor de dag scherpgesteld. Niet één sabeltandtijger. Een massa.   De eerste slok cafeïne van de dag doet al lang niet meer wat hij hoort te doen. Het is hooguit de olie die de onderdelen smeert. Niet meer de injectie benzine die in de verbrandingskamer terechtkomt. De deur van de woonkamer annex keuken zwaait open. Een van de dochters zwaddert slaapdronken binnen. Met haar als een onweerswolk en de laatste droom op de wimpers. Haar winterpyjama maakt haar pluizig en knus. “Knuffie?” vraagt ze terwijl naar de keukentafel stapt. Ze spreidt haar armen.Soms is het alsof ze gedachten kan lezen. Ze knuffelt me zoals een van haar troetelbeesten. Innig. Krachtig. Dodelijk, als ze tien jaar ouder was geweest.Ik voel de glimlach op haar snoet. 420 seconden denkwerk rafelt uiteen en dwarrelt langzaam weg. Die massa sabeltandtijgers? Die maken vandaag geen schijn van kans.

Kwansuis
31 1

De versleten broek

Een vriend van me zit in de broekenindustrie. De groothandel. Geen grote broeken, maar gewoon veel broeken. Hij heeft altijd verhalen bij uit het buitenland. Broekavonturen. We hebben afgesproken in de stad, waar hij woont en waar hij me van het station haalt. We zaten samen in de lagere school. Terwijl de trein het Centraal Station binnenrijdt denk ik aan de anekdote van meester Ivo die hij altijd vertelt. “Weet ge nog van meester Ivo? Hij zei altijd dat ik mijn broek zat te verslijten in de klas.” Hij is mooi op tijd en het weerzien is hartelijk. We proberen dit eenmaal per jaar te doen. Een koffie, een museumbezoek en daarna een hapje. Zijn telefoon rinkelt voortdurend. Het lijkt er eentje van het type te zijn dat ze pas gisteren hebben gelanceerd. “Ik bel wel terug”, zegt hij terwijl hij op de rode knop drukt. “Druk precies?”, zeg ik. “Ge wilt het niet weten. Ze bellen me van overal voor nieuwe partijen broeken. Maar ik heb er een theorie over.” Daar komt één van zijn verhalen. “Mensen moeten alsmaar meer meesleuren. Vroeger waren het alleen autosleutels, een portefeuille of een zakdoek. Maar tegenwoordig? Iedereen heeft een smartphone in zijn broek zitten. En een mondmasker. En een attest om binnen te mogen.” “Oké”, zeg ik. “Maar daar verslijten toch geen broeken van.” “Nee, maar mensen kloppen   continu op hun broek. Mondmasker? Check. Portefeuille? Ja. GSM? Check. En ze voelen maar. Daar gaan broeken sneller van verslijten. Ze vertelden het me in de fabriek. Stof is onderhevig aan wrijvingen.” Bij het koffiehuis voel ik in mijn broek naar mijn telefoon. Ik zie hem grijnzen. "Weet ge nog van meester Ivo", zegt hij als de koffie verschijnt. "Die zei altijd dat ik mijn broek zat te verslijten in de klas. Geweldig toch."

Rudi Lavreysen
41 0

Ticket to the moon

Toen ik vanochtend een ommetje maakte met de honden door de lommerrijke straten van Barcelona, liep ik voorbij twee lange rijen mensen. De eerste stond aan te schuiven voor de derde booster van het Covid vaccin. De tweede voor een lotto-briefje. Het enthousiasme bij de twee rijen was vergelijkbaar. Gelatenheid hing als een mist over hen heen. In beide gevallen wachtte men op wat het ‘lot’ beslissen zou. De grote G&G van het leven: Gezondheid en Geld, dé tickets bij uitstek naar vrijheid.  Dat eerste ticket, het fameus covidpasje, de nieuwe leiband van de staat, beslist waar we wel en niet mogen zitten en waar we mogen pissen of kakken. Mét of zonder masker weliswaar. De mens wikt en big brother beschikt. Onze vermeende vrijheid zoals we die kenden onder de illusie van democratie, ligt nu definitief aan diggelen. Het is spuiten en slikken of je ligt eruit. Geen bioscoop, geen romantisch dineetje en al helemaal geen Spa-weekendjes voor degenen die opteren om te mogen beschikken over hun eigen lijf. Onder het mom dat je niet meer kan overlijden aan de gevolgen van covid en de garantie dat je je vrijheid behoudt, groeien de wachtrijen bij de vaccinatiecentra. Dat steeds meer mensen zich onverklaarbaar vermoeid voelen of extreem haarverlies hebben, wordt genegeerd. De ongeziene stijging van hartfalen, TIA’s en andere kwalen waar men voorheen geen last van had, inbegrepen. Nee hoor, dit staat los van de bijwerkingen. De overvolle ziekenhuizen met gevaccineerden aan de beademing, stemmen toch tot nadenken. Nieuwe lockdowns liggen op de loer. Niemand wil dit horen. Niemand wil het er over hebben, want straks is er dat bedrijfsfeestje waar we persé naartoe moeten. En volgende week komt de nieuwe James Bond uit…Krampachtig grijpen we naar onze vermaarde vrijheid die als ijle lucht door onze vingers glijdt. Terwijl ik mijmerend mijn weg verder zet, vraag ik me af of ik toch maar opteer voor een lotto-briefje in plaats van een derde booster…  

Heidi Schoefs
19 0

Het pistool

Ik moet zes of zeven jaar geweest zijn. Meer dan vier decennia later steekt het niet op een jaar. Het was zomer. Ik sta voor het huis in mijn korte broek en een bruin cowboyvest. Op mijn hoofd draag ik een cowboyhoed van dezelfde kleur, met vooraan een zilveren ster. Een echte Texas Ranger, dat zag je zo. Het kledingsetje kreeg ik van Sinterklaas. De revolver had ik al. In die tijd lag er naast ons huis een schrijnwerkerij. Het was er een komen en gaan van vrachtwagens, kopers en vertegenwoordigers. Al wist ik toen nog niet wat een vertegenwoordiger was. Ik herinner me dat er op vrijdagmiddag altijd dezelfde auto voor het huis stond, met daarin twee mannen. Ze droegen een pak en das en bleven minstens een uur in de auto zitten. Wat raar was, want ze stonden niet eens verdekt opgesteld. Het waren spannende tijden voor een cowboy. “Handen omhoog”, riep ik naar onze buurman-schrijnwerker. “Niet schieten”, antwoordde hij met zijn handen in de lucht. In de revolver moest je een rolletje steken. Echte kogels kreeg ik niet. Dat rode lint kwam uit de revolver als je geschoten had. Je hoorde bijna niets van de knal. De buurman merkte niet dat ik een schot had gelost, ook al had hij gevraagd om het niet te doen. Ons ma vertelde me dat ik buiten moest spelen, toen ik ‘handen omhoog’ zei terwijl ze net de aardappelen wou afgieten.   Ik had gezien dat aan de broek van onze buurman een holster hing, met daarin een pistool. De buurjongen die aan de andere kant van de schrijnwerkerij woonde, zei dat het een spijkerpistool was. “Toch ook een pistool”, zei ik. Ik wilde niet toegeven dat hij gelijk had. Maar het klopte wel. Het was de nagel op de kop.

Rudi Lavreysen
14 0

Malen over Mahlerei

Niet echt overtuigd gaan drie kotgenoten uiteindelijk akkoord om mij te vergezellen naar de vernissage van Jonas, mijn jonge vriend kunstschilder.Myriam, Linda en Liam hebben genoeg chique en excentrieke kledij verzameld om niet onopgemerkt te blijven tussen de aanwezige crème de la crème van de lokale kunstkring, de ware en de would-be kunstkenners. Wij zien en horen groepjes van diverse genders en allerlei pluimage, hoogdravende gesprekken voeren over de tentoongestelde schilderijen. Onze vriend kunstenaar loopt ietwat verloren tussen de commentatoren, die hem aanklampen om de meest onbegrijpelijke vragen te stellen over zijn werken. Wij besluiten hem ter hulp te snellen en na kort overleg gaan we met zijn vijven in gesprek. Dicht bij elkaar, verhinderen wij dat anderen zich in onze discussie kunnen mengen. Al snel komen nieuwsgierigen luisteren naar wat wij te vertellen hebben. “Ik vind de diepgang onbetreurbaar, Jonas in jouw werken, met name die met het overheersende plestergeel.”“Het schilderij met de zoetwerkende figuraal bespatte tegelwand zou niet misstaan in een barokaal interieur.”“Dat heb je goed gezien, toen Linda en ik gisteren de nieuwe vleugel van de zoo bezochten waren er bij de mensapen soortgelijke patronen te bekennen.”“Weet je dat er lichtgevleugelden zijn die soms dezelfde patronen in hun vlucht beschrijven?”“Je meent het, Liam, toch vind ik dat het aanliggend pand nooit op die manier had mogen gerestaureerd worden.”“Van restauratie weet ik alles, de kunst bestaat erin het onderliggend waargevoelen te vatten en opnieuw te doen floraliëren.” De interesse rondom ons vijftal groeit gestadig. Velen spannen zich in om onze hoogstaande discussie te volgen en knikken instemmend naar elkaar. “Wat een geniale vondst om plurale grindlinten te mengen met uitwerpselen van muurzeikers.”“Mij roept het echo’s op uit het wawa-isme.”“In het Amazonewoud worden lianen ook groener door de lichtinval van sterrenformaties, die zich vooral ’s nachts manifesteren.”“Jonas, man, hoe haal je het als kunstenaar in je hoofd om scherven van Boccalistische theekopjes te verwerken. ““Over thee gesproken, er is in het nieuwe museum van moderne kunst een heel leuk drankenhuisje geopend.”“Ja, daar ben ik dan weer niet over te spreken, al die kroegen die er onlangs bijkwamen op de zeedijk.”“Is dat geen titel van de nieuwe vinylplaat van The Splinters: The seadike?”“Kijk, meisjes en jongens, laten wij nog eens klinken op het welvaren en de ondermaatse gemoedstoestand van onze succesvolle topartiest Jonas.” Onder de starende ogen van de omstaanders stuiven wij met zijn vijven naar de bar en zien hoe een suppoost tijdens ons betoog bij verschillende werken een rond geel stickertje heeft bevestigd dat staat voor ‘verkocht’.  

Vic de Bourg
44 2

Een verraderlijk ding

Kent u het tv-programma waarbij je om ter snelst een stoel moet trachten te vinden? Wij hebben ook zo'n stoel. Al is de onze geen strandstoel, maar een canapé. Daarenboven staat die canapé altijd op dezelfde plek. "Wat heeft het dan met dat tv-programma te maken?", hoor ik u zeggen. Wel, het is ook vechten om er als eerste in te zitten. Nog een verschil: de winnaar krijgt geen reischeque naar een exotisch land. Tenzij naar dromenland, want onze lange canapé nodigt uit om er uitgestrekt in te gaan liggen. We hebben hem nog maar een tijdje. "Krijgen we hem wel binnen langs de deur?", vroeg ik aan de man die hem leverde. "Ik denk het wel", zei hij. Ik twijfelde serieus, maar anderzijds heb ik niet zo veel ervaring met het plaatsen van canapés. Het lukte natuurlijk voor geen meter. Langs het raam dan maar. Ook dat was niet eenvoudig. Het leek wel een Laurel en Hardy film, zoals we met ons tweeën met die canapé van voor naar achter sjokten. Nu de canapé binnen is, wil niemand hem nog buiten. De familie nestelt zich er 's avonds in zoals een stel poezen in een kattenmand. Ik zit er zelden als eerste in. Mijn tijd komt pas als iedereen naar bed is. Dan is het aan mij om me te nestelen en kijk ik wat de tv me te bieden heeft. Een slaapmutsje is niet nodig, want na 5 minuten knor ik zoals een kat met slaapapneu. Drie uur later word ik wakker van de afstandsbediening die op de grond klettert. Eenmaal in bed doe ik geen oog meer dicht. Wat nu gedaan? Terug naar de bank dan maar. Maar ook daar kan ik de slaap niet meer vatten. Wat is het me toch een verraderlijk ding, die canapé.

Rudi Lavreysen
2 0

Ontbijt bij Tiffany

"Ken jij Frans?" "Nee, maar Frans kent mij wel." Een mop zo oud als de straat. Ik vertelde ze afgelopen zomer nog in Brussel, waar we met vrienden enkele dagen in een hotelletje vlakbij de Vismarkt logeerden. Le Vismet, zeggen ze in het Frans. Makkelijk toch. Het Nederlands van de eigenaar was maar comme ci comme ça. We moesten ons beste Frans bovenhalen. Een prachtige taal als u het mij vraagt, zowel gesproken als gezongen. Maar niet de gemakkelijkste. Dat zou nog blijken tijdens ons verblijf. Na een hele dag en avond gebrusseld te hebben, schoven we 's morgens aan voor het ontbijt. Alles pico bello, enkel een eitje ontbrak. Misschien ging het er de tweede dag wel bij zijn. Anders zouden we het zeker vragen. Onze vriendin spreekt een aardig woordje Frans en verzamelde bij de uitbater enkele interessante culinaire tips in de hoofdstad. We hadden het plan om richting Louizalaan (den Avenue Louise) en Elsene te stappen. Op de terugweg passeerden we voorbij het geboortehuis van Audrey Hepburn. En wat een toeval, daarna zagen aan de Waterloolaan plots Tiffany’s liggen. Een perfect bruggetje naar het ontbijt van de volgende dag. Want na een verkwikkende nachtrust lag er nog steeds geen eitje bij het petit dejeuner. Ik trok mijn stoute Franse schoenen aan en richtte me vriendelijk tot de uitbater. “Vous avez un oeuf s’il vous plaît?”. Ik besefte meteen dat het eruit kwam alsof ik het persoonlijk aan een kip vroeg. “Seulement un oeuf?”, lachte hij. Nee, natuurlijk niet. “Des oeufs peut-être?” “Oui oui, des oeufs”, zeiden hem we in koor na. Het klonk alsof we ons aan een Franse chanson waagden. Een kwartiertje later kwam hij aanzetten met vier voortreffelijk gekookte eieren. Hij had het begrepen, dat is het belangrijkste, n’est-ce-pas? Och, die Franse taal. Eitje toch!

Rudi Lavreysen
11 1