Zoeken

L'inverno

In het Italiaans verschilt de benaming van de winter maar één letter met inferno. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt, in mijn herinnering zijn er winters met een helse koude. Een van die winters begon vroeg en drie maanden lang lag de temperatuur onder het vriespunt. Hartje winter dragen wij net als in de zomer het uniform van de jeugdbeweging met korte zwarte veloursbroek. “Voel jij ook die tinteling in je bovenbenen?”, vragen mijn kameraden terwijl we ons op de fiets trachten recht te houden op de gladde paden.Tussen het gekraak op de radio, meldt de sterrenwacht dat je bij heldere hemel  ’s nachts wel zevenduizend sterren kan waarnemen. Van lichtpollutie is er nog lang geen sprake.Op de ruime speelplaats van de school zijn ijsbanen gemaakt van wel vijftien meter lang. Ook het onderwijzend personeel kan het niet laten om ze uit te testen. Tot groot jolijt zien wij zelfs de broeders met wapperende zwarte pijen voorbij glijden.Na de ijspret kom ik samen met mijn broers en zussen verkleumd thuis. In de keuken ronkt het kolenfornuis. De geur van warme chocolademelk komt ons tegemoet. Wij schuiven stoelen voor de kachel en stoppen onze voeten met klamme wollen sokken in de openstaande ovens. Al snel bedampen de ruiten.Het ouderlijk huis is nog maar een tiental jaar oud, maar van centrale verwarming is er nog geen sprake. Enkel de keuken en de woonplaats worden verwarmd. In de slaapkamers vriest het. Soms doe ik het rolluik in mijn kamer niet naar beneden en vraag mij af wie daar die bladeren schilderde? Dan zie ik hoe de ‘vriezeman’ in het maanlicht bloemen in de winter tovert op de vensterramen.In de straten en tuinen duiken sneeuwmannen op. De een is al vrolijker opgetuigd dan de ander.“Kijk, wat ik op zolder gevonden heb”, roep ik mijn broertje toe die net twee zwarte kralen in het hoofd van de sneeuwpop duwt: “een oude bolhoed en een pijp van opa!” De langste wortel en een uitgerafelde rode sjaal maken ons kunstwerk af.Een vader die met de hulp van de ‘vroedvrouw’ zijn kroost thuis op de wereld heeft gezet, is ook op andere vlakken handig. “Ik heb een extra lange slede gebouwd”, zegt hij trots.  Met zijn vieren gieren wij het even later uit wanneer grote broer ons voorttrekt door de krakende sneeuw. De middagzon op de maagdelijk witte sneeuwvlakte verblindt ons.Moegespeeld, zien wij later de lange wolkenslierten in het avondrood. Aan de kleinsten wordt verteld dat het de Sint is, die zijn speculaas bakt.De roep van kraaien door de naakte boomkruinen en het geblaf van een hond dringen ver door de ijle ijslucht.Op kerstavond doen wij met vrienden een fakkeltocht.  Wij zingen en zien de adem van onze schaduwen op het witte sneeuwtapijt.Wij koesteren dit moment en elkaar.    

Vic de Bourg
23 1

Gekke sprongen

Je speelde een spel van lang geleden. Ik zie ons bij een familiefeestje nog in de keuken zitten. De grote mensen zaten in de woonkamer. Die twee ruimtes konden we van elkaar scheiden met een harmonicadeur. Die kom je nog zelden tegen. Het zag eruit als het tussenstuk van een lange lijnbus. We zaten toen met een tiental neven en nichten samen en speelden 'Namen zoeken'. Het papier dat we gebruikten kwam van een notablok en was niet wit, maar had eerder een vaalgele kleur. Ik gebruik ze nog altijd. Iemand schreef de letters van het alfabet op een blad. Kriskras door elkaar en telkens duidde iemand met de ogen gesloten een letter aan waarmee je om ter snelst een voornaam, land of automerk moest zoeken. Als je een letter aanstipte die al was geweest, moest je met de balpen zoals een galopperend paard naar een andere letter springen.   Nu speelde jij datzelfde spel in de woonkamer van het woonzorgcentrum. De goedlachse medewerker had jullie rond de tafel verzameld. Ik schoof een krukje bij. Ook gekend als een taboeret. Een meubelstuk met een T. Dat levert punten op, want als je met meer personen dezelfde naam had opgeschreven, kreeg je geen punt. Al waren meubelstukken meestal geen categorie in het spel. Jullie moesten niet schrijven. Het was eerder een spel om jullie geheugen te trainen. Een van de bewoonsters zat niet aan de tafel, maar in de zetel ernaast. Toch deed ze mee. Aan tafel was het misschien te druk. De volgende letter was de H. “Een voornaam met een H”, zei ze. Ik fluisterde 'onze pa' in je oor. Je keek me lachend en niet begrijpend aan. 'Jan', zei je. Maar dat was de naam van jouw pa. Wat maakt het toch ooit gekke sprongen, dat geheugen van ons.  

Rudi Lavreysen
8 1

Erven

Op de middagradio leest iemand haar dagboekschrijfsel voor. Dat ze ’s nachts erg bezig is geweest met wat ze van de mensen die ze kent, zou willen erven. Een bekentenis die in een dagboek thuishoort, dus. Ik zou woorden willen erven, zegt ze en capteert daarmee mijn aandacht die tot nu naar het zo snel mogelijk vullen van de drie bordjes voor mij ging. “Heel veel honger”, had Sien gezegd.“Verstaat ge?”, zei de opa van de mij sympathieker geworden radiostem na bijna iedere zin en dat had haar zo getroffen dat ze het zinnetje in haar bezit wou. Er kwam ook nog een verklaring waarom.“Weten jullie wat ‘erven’ betekent?” Ik versta de kunst van overbodige vragen stellen. “Beuh”, zei Basten schouderophalend, een populair geworden manier om “ik weet niet en het interesseert me niet” te zeggen.Sien keek vragend. Meer heb ik niet nodig.“Als iemand sterft, dan gaan zijn geld, zijn huis, zijn kleren naar zijn kinderen. Die ‘erven’ die spullen dan. De mevrouw op de radio wou een zinnetje erven van haar opa.”Gelach achter de bordjes met soep.“Wat zouden jullie willen erven als ik sterf?”Sien kijkt mij ernstig aan.“Je bril, opa”, zegt ze tenslotte. “Die leg ik dan in een glazen kistje. Als ik er dan naar kijk, zal ik aan jou denken.”“Zo”, zeg ik en doe alsof ze gezegd heeft dat de soep lekker is.“En jij, Basten?”“Oh, je geld, opa, en je ring.”Brede glimlach. Ondertussen blijft Sien onverstoord naar mijn bril kijken.“Dat was een grapje, opa. Ik wil niet rijk worden.”En dan op andere toon:“Ik wil niet dat je doodgaat en oma niet en mama ook niet en papa. En Sien niet, want dan heb ik niemand om mee te spelen.”Op de radio kondigt de presentator de dagboekschrijfster af. Ik ruim de tafel. Dat is gewoonlijk hun taak. Uren later in de auto. We staan net op het punt uit te stappen, wanneer Basten:“Opa, als jij sterft en het is woensdag, wie komt ons dan van school halen?”Ik doe de deur van de auto weer dicht.“Weet je wat”, zeg ik, “als ik sterf en het is woensdag, dan zal ik eerst iemand bellen die jullie kan komen halen. Ok?”“Ok dan.”Opgeruimd stappen we binnen bij de slager. De blijheid kent geen grenzen als die hen meteen twee zweetbandjes in de nationale kleuren cadeau doet en twee tricolore lekstokken.“Zo goed als een erfenis”, lach ik naar de slager.

Luc Vanhelmont
21 0

De tweeprocentvrouw

"Doeme, ik ben bijna plat. Nog maar drie procent.” “Ik heb u dat al gezegd. Ge moet die rapper insteken.” Het jonge koppel achter mij in de krantenwinkel spreekt in raadsels. Via de bolle spiegel boven de toonbank zie ik dat de jongeman met zijn smartphone zwaait, alsof hij hem wil weggooien. Later diezelfde zaterdag zijn we in de provinciehoofdstad voor vroege kerstinkopen. In een taverne houden we een stoel bezet met winkeltassen. Aan de tafel naast ons zetten zich drie dames. De jongste haalt haar telefoon boven en de andere twee vissen een papier uit hun handtas. De garçon scant ze meteen, zoals de kaartjesknipper in de trein. “Jullie mogen blijven”, zegt hij met een knipoog. “Meneer, kunt ge mij meteen scannen? Ik heb nog maar twee procent.” Het is de mevrouw van twee tafels verder die het roept. Ze zit er nog maar net, samen met haar dochtertje. “Misschien had Pythagoras ongelijk”, zeg ik tegen mijn vrouw. Ze kijkt op van haar telefoon. “Met zijn stelling. Niet die van de driehoek, maar hij was er als eerste van overtuigd dat de wereld niet plat was, maar een bol. Als alle telefoons plat gaan, gaat de wereld misschien ook terug plat.” Mijn betoog maakt niet veel indruk. “Wat staat er op het dagmenu?”, vraagt de tweeprocentvrouw. “Aardappelen met rode kool en worst mevrouw. Echte boerenkost vandaag”, antwoordt hij. “Dat is maandageten”, zeg ik. “Bij ons thuis vroeger toch.” We gaan ervoor, net als de tweeprocentvrouw. Nadat hij de borden op tafel heeft gezet, zwaait hij met zijn twee wijsvingers naar de beide tafels. Hij lijkt wel een orkestmeester. “Smakelijk allemaal”, zegt hij. Ik roer de rode kool onder de aardappelen en duw het geheel plat. “Zo heb ik dat het liefst”, zeg ik. “Zullen we nog wat mayonaise vragen?”  

Rudi Lavreysen
18 0

Sabeltandtijgers

6:13 Zeven minuten voor de wekker de eerste keer kraait.Klaarwakker.Meteen dat gevoel. Me instant vastklampen aan die ijdele hoop om toch nog snel 420 seconden opnieuw in slaap te vallen. Nog even die werkelijkheid links laten liggen. Snel, snel! Als het nu niet lukt, is het de moeite niet meer. Al is het sowieso de poging niet meer waard. De blinde paniek om niet blind te panikeren en de slaap voor de komende 16 à 17 uur te verjagen, blaast elke korrel van Klaas Vaak finaal uit te ogen. En dus lig ik zeven minuten te staren naar een stel donkerrode cijfers. Te wachten tot dat vermaledijde ding begint te blèren. Waarom zou dat gebeuren? Wakker worden net voor de wekker aan zijn eerste shift begint?Is het de dag die al ongeduldig op je schouder komt tikken? Kom, kom, we beginnen eraan. Ik heb zoveel moois voor je in petto.De maniakale lach die erop moet volgen, krijgt hij nog net ingeslikt. Of is het evolutionair? Voor dag en dauw alert zijn zodat er niet stiekem een sabeltandtijger je grot binnensluipt. Goh, sabeltandtijgers, als dat je enige zorg is. Hoe simpel was het leven toen. Zou dat een echte bekommernis zijn geweest? Of was het een gemene roddel van drie stammen verderop? Opletten voor sabeltandtijgers. Gniffel, gniffel. Ze sluipen ’s morgens graag je hol binnen. Woeha! Ja, er stond wellicht nog meer op de zorgenagenda. Vuur maken, voedsel zoeken, de kinderen entertainen met een tak, blaadjes van de hazelaar en een steen met niet al te veel scherpe randjes. Hadden ze toen ook al stress? Was er een waan van de dag? Of was het leven gewoon een aaneenrijging van eenvoudige momenten? Het ene uur volgde op het andere en plots zette de duisternis is. Nu is vuur maken een klimaatzaak. Voedsel zoeken het moment in het weekend waar je het meest tegenop ziet. En kinderen verzuip je in YouTube, TikTok en Netflix. En in een stevige geut Perdolan als ze heel erg lastig zijn. Het is het lijden van te veel. Zorgen maken over Sinterklaaslijstjes. Onrust omdat Amazon misschien niet tijdig levert. En ja, fuck Jeff Bezos. Dat moet je regelmatig eens declameren op je socials, terwijl je ongeduldig wacht op je volgende pakketje. Je street credibility hangt ervan af. En dat is je pasmunt aan zoveel kassa’s van het leven.   We spelden drukdrukdruk als een ereteken op onze revers. We kloppen eindeloze uren voor arbitrair gelegde deadlines en noemen het een carrière. En tussen milestones en deliverables verzorgen we onze eigen public relations omdat we zo graag die volgende sport op de loopbaanladder willen beklimmen. Dan kunnen we zelf willekeur verpakken als strategie. Wat er van vrije tijd rest pompen we vol. Omdat elke minuut zinvol moet zijn. We leggen lijstjes aan van boeken die we moeten lezen, films en series die we moeten zien, bestemmingen waar we een selfie moeten nemen. Verveling is een zonde. Niets doen een halsmisdrijf. Het leven is stilaan gedegradeerd tot topsport. Met Olympische limieten voor wat je eet, wat je doet, wat je denkt. Een nuchter mens durft het wel eens waanzin noemen. De wekker tiert zijn ochtendsonate. Soms lijkt een sabeltandtijger in de ogen kijken zoveel eenvoudiger. Eén confrontatie die de koers van de dag bepaalt. Jaag je hem een speer tussen de ribben, dan heb je voedsel, vacht en een straf verhaal. Lukt dat niet, nouja, dan zijn je zorgen ook snel voorbij. Ik stap uit bed. 420 seconden denkwerk hebben de confrontaties voor de dag scherpgesteld. Niet één sabeltandtijger. Een massa.   De eerste slok cafeïne van de dag doet al lang niet meer wat hij hoort te doen. Het is hooguit de olie die de onderdelen smeert. Niet meer de injectie benzine die in de verbrandingskamer terechtkomt. De deur van de woonkamer annex keuken zwaait open. Een van de dochters zwaddert slaapdronken binnen. Met haar als een onweerswolk en de laatste droom op de wimpers. Haar winterpyjama maakt haar pluizig en knus. “Knuffie?” vraagt ze terwijl naar de keukentafel stapt. Ze spreidt haar armen.Soms is het alsof ze gedachten kan lezen. Ze knuffelt me zoals een van haar troetelbeesten. Innig. Krachtig. Dodelijk, als ze tien jaar ouder was geweest.Ik voel de glimlach op haar snoet. 420 seconden denkwerk rafelt uiteen en dwarrelt langzaam weg. Die massa sabeltandtijgers? Die maken vandaag geen schijn van kans.

Kwansuis
31 1

De versleten broek

Een vriend van me zit in de broekenindustrie. De groothandel. Geen grote broeken, maar gewoon veel broeken. Hij heeft altijd verhalen bij uit het buitenland. Broekavonturen. We hebben afgesproken in de stad, waar hij woont en waar hij me van het station haalt. We zaten samen in de lagere school. Terwijl de trein het Centraal Station binnenrijdt denk ik aan de anekdote van meester Ivo die hij altijd vertelt. “Weet ge nog van meester Ivo? Hij zei altijd dat ik mijn broek zat te verslijten in de klas.” Hij is mooi op tijd en het weerzien is hartelijk. We proberen dit eenmaal per jaar te doen. Een koffie, een museumbezoek en daarna een hapje. Zijn telefoon rinkelt voortdurend. Het lijkt er eentje van het type te zijn dat ze pas gisteren hebben gelanceerd. “Ik bel wel terug”, zegt hij terwijl hij op de rode knop drukt. “Druk precies?”, zeg ik. “Ge wilt het niet weten. Ze bellen me van overal voor nieuwe partijen broeken. Maar ik heb er een theorie over.” Daar komt één van zijn verhalen. “Mensen moeten alsmaar meer meesleuren. Vroeger waren het alleen autosleutels, een portefeuille of een zakdoek. Maar tegenwoordig? Iedereen heeft een smartphone in zijn broek zitten. En een mondmasker. En een attest om binnen te mogen.” “Oké”, zeg ik. “Maar daar verslijten toch geen broeken van.” “Nee, maar mensen kloppen   continu op hun broek. Mondmasker? Check. Portefeuille? Ja. GSM? Check. En ze voelen maar. Daar gaan broeken sneller van verslijten. Ze vertelden het me in de fabriek. Stof is onderhevig aan wrijvingen.” Bij het koffiehuis voel ik in mijn broek naar mijn telefoon. Ik zie hem grijnzen. "Weet ge nog van meester Ivo", zegt hij als de koffie verschijnt. "Die zei altijd dat ik mijn broek zat te verslijten in de klas. Geweldig toch."

Rudi Lavreysen
41 0

Ticket to the moon

Toen ik vanochtend een ommetje maakte met de honden door de lommerrijke straten van Barcelona, liep ik voorbij twee lange rijen mensen. De eerste stond aan te schuiven voor de derde booster van het Covid vaccin. De tweede voor een lotto-briefje. Het enthousiasme bij de twee rijen was vergelijkbaar. Gelatenheid hing als een mist over hen heen. In beide gevallen wachtte men op wat het ‘lot’ beslissen zou. De grote G&G van het leven: Gezondheid en Geld, dé tickets bij uitstek naar vrijheid.  Dat eerste ticket, het fameus covidpasje, de nieuwe leiband van de staat, beslist waar we wel en niet mogen zitten en waar we mogen pissen of kakken. Mét of zonder masker weliswaar. De mens wikt en big brother beschikt. Onze vermeende vrijheid zoals we die kenden onder de illusie van democratie, ligt nu definitief aan diggelen. Het is spuiten en slikken of je ligt eruit. Geen bioscoop, geen romantisch dineetje en al helemaal geen Spa-weekendjes voor degenen die opteren om te mogen beschikken over hun eigen lijf. Onder het mom dat je niet meer kan overlijden aan de gevolgen van covid en de garantie dat je je vrijheid behoudt, groeien de wachtrijen bij de vaccinatiecentra. Dat steeds meer mensen zich onverklaarbaar vermoeid voelen of extreem haarverlies hebben, wordt genegeerd. De ongeziene stijging van hartfalen, TIA’s en andere kwalen waar men voorheen geen last van had, inbegrepen. Nee hoor, dit staat los van de bijwerkingen. De overvolle ziekenhuizen met gevaccineerden aan de beademing, stemmen toch tot nadenken. Nieuwe lockdowns liggen op de loer. Niemand wil dit horen. Niemand wil het er over hebben, want straks is er dat bedrijfsfeestje waar we persé naartoe moeten. En volgende week komt de nieuwe James Bond uit…Krampachtig grijpen we naar onze vermaarde vrijheid die als ijle lucht door onze vingers glijdt. Terwijl ik mijmerend mijn weg verder zet, vraag ik me af of ik toch maar opteer voor een lotto-briefje in plaats van een derde booster…  

Heidi Schoefs
19 0

Het pistool

Ik moet zes of zeven jaar geweest zijn. Meer dan vier decennia later steekt het niet op een jaar. Het was zomer. Ik sta voor het huis in mijn korte broek en een bruin cowboyvest. Op mijn hoofd draag ik een cowboyhoed van dezelfde kleur, met vooraan een zilveren ster. Een echte Texas Ranger, dat zag je zo. Het kledingsetje kreeg ik van Sinterklaas. De revolver had ik al. In die tijd lag er naast ons huis een schrijnwerkerij. Het was er een komen en gaan van vrachtwagens, kopers en vertegenwoordigers. Al wist ik toen nog niet wat een vertegenwoordiger was. Ik herinner me dat er op vrijdagmiddag altijd dezelfde auto voor het huis stond, met daarin twee mannen. Ze droegen een pak en das en bleven minstens een uur in de auto zitten. Wat raar was, want ze stonden niet eens verdekt opgesteld. Het waren spannende tijden voor een cowboy. “Handen omhoog”, riep ik naar onze buurman-schrijnwerker. “Niet schieten”, antwoordde hij met zijn handen in de lucht. In de revolver moest je een rolletje steken. Echte kogels kreeg ik niet. Dat rode lint kwam uit de revolver als je geschoten had. Je hoorde bijna niets van de knal. De buurman merkte niet dat ik een schot had gelost, ook al had hij gevraagd om het niet te doen. Ons ma vertelde me dat ik buiten moest spelen, toen ik ‘handen omhoog’ zei terwijl ze net de aardappelen wou afgieten.   Ik had gezien dat aan de broek van onze buurman een holster hing, met daarin een pistool. De buurjongen die aan de andere kant van de schrijnwerkerij woonde, zei dat het een spijkerpistool was. “Toch ook een pistool”, zei ik. Ik wilde niet toegeven dat hij gelijk had. Maar het klopte wel. Het was de nagel op de kop.

Rudi Lavreysen
14 0

Malen over Mahlerei

Niet echt overtuigd gaan drie kotgenoten uiteindelijk akkoord om mij te vergezellen naar de vernissage van Jonas, mijn jonge vriend kunstschilder.Myriam, Linda en Liam hebben genoeg chique en excentrieke kledij verzameld om niet onopgemerkt te blijven tussen de aanwezige crème de la crème van de lokale kunstkring, de ware en de would-be kunstkenners. Wij zien en horen groepjes van diverse genders en allerlei pluimage, hoogdravende gesprekken voeren over de tentoongestelde schilderijen. Onze vriend kunstenaar loopt ietwat verloren tussen de commentatoren, die hem aanklampen om de meest onbegrijpelijke vragen te stellen over zijn werken. Wij besluiten hem ter hulp te snellen en na kort overleg gaan we met zijn vijven in gesprek. Dicht bij elkaar, verhinderen wij dat anderen zich in onze discussie kunnen mengen. Al snel komen nieuwsgierigen luisteren naar wat wij te vertellen hebben. “Ik vind de diepgang onbetreurbaar, Jonas in jouw werken, met name die met het overheersende plestergeel.”“Het schilderij met de zoetwerkende figuraal bespatte tegelwand zou niet misstaan in een barokaal interieur.”“Dat heb je goed gezien, toen Linda en ik gisteren de nieuwe vleugel van de zoo bezochten waren er bij de mensapen soortgelijke patronen te bekennen.”“Weet je dat er lichtgevleugelden zijn die soms dezelfde patronen in hun vlucht beschrijven?”“Je meent het, Liam, toch vind ik dat het aanliggend pand nooit op die manier had mogen gerestaureerd worden.”“Van restauratie weet ik alles, de kunst bestaat erin het onderliggend waargevoelen te vatten en opnieuw te doen floraliëren.” De interesse rondom ons vijftal groeit gestadig. Velen spannen zich in om onze hoogstaande discussie te volgen en knikken instemmend naar elkaar. “Wat een geniale vondst om plurale grindlinten te mengen met uitwerpselen van muurzeikers.”“Mij roept het echo’s op uit het wawa-isme.”“In het Amazonewoud worden lianen ook groener door de lichtinval van sterrenformaties, die zich vooral ’s nachts manifesteren.”“Jonas, man, hoe haal je het als kunstenaar in je hoofd om scherven van Boccalistische theekopjes te verwerken. ““Over thee gesproken, er is in het nieuwe museum van moderne kunst een heel leuk drankenhuisje geopend.”“Ja, daar ben ik dan weer niet over te spreken, al die kroegen die er onlangs bijkwamen op de zeedijk.”“Is dat geen titel van de nieuwe vinylplaat van The Splinters: The seadike?”“Kijk, meisjes en jongens, laten wij nog eens klinken op het welvaren en de ondermaatse gemoedstoestand van onze succesvolle topartiest Jonas.” Onder de starende ogen van de omstaanders stuiven wij met zijn vijven naar de bar en zien hoe een suppoost tijdens ons betoog bij verschillende werken een rond geel stickertje heeft bevestigd dat staat voor ‘verkocht’.  

Vic de Bourg
44 2

Een verraderlijk ding

Kent u het tv-programma waarbij je om ter snelst een stoel moet trachten te vinden? Wij hebben ook zo'n stoel. Al is de onze geen strandstoel, maar een canapé. Daarenboven staat die canapé altijd op dezelfde plek. "Wat heeft het dan met dat tv-programma te maken?", hoor ik u zeggen. Wel, het is ook vechten om er als eerste in te zitten. Nog een verschil: de winnaar krijgt geen reischeque naar een exotisch land. Tenzij naar dromenland, want onze lange canapé nodigt uit om er uitgestrekt in te gaan liggen. We hebben hem nog maar een tijdje. "Krijgen we hem wel binnen langs de deur?", vroeg ik aan de man die hem leverde. "Ik denk het wel", zei hij. Ik twijfelde serieus, maar anderzijds heb ik niet zo veel ervaring met het plaatsen van canapés. Het lukte natuurlijk voor geen meter. Langs het raam dan maar. Ook dat was niet eenvoudig. Het leek wel een Laurel en Hardy film, zoals we met ons tweeën met die canapé van voor naar achter sjokten. Nu de canapé binnen is, wil niemand hem nog buiten. De familie nestelt zich er 's avonds in zoals een stel poezen in een kattenmand. Ik zit er zelden als eerste in. Mijn tijd komt pas als iedereen naar bed is. Dan is het aan mij om me te nestelen en kijk ik wat de tv me te bieden heeft. Een slaapmutsje is niet nodig, want na 5 minuten knor ik zoals een kat met slaapapneu. Drie uur later word ik wakker van de afstandsbediening die op de grond klettert. Eenmaal in bed doe ik geen oog meer dicht. Wat nu gedaan? Terug naar de bank dan maar. Maar ook daar kan ik de slaap niet meer vatten. Wat is het me toch een verraderlijk ding, die canapé.

Rudi Lavreysen
2 0

Ontbijt bij Tiffany

"Ken jij Frans?" "Nee, maar Frans kent mij wel." Een mop zo oud als de straat. Ik vertelde ze afgelopen zomer nog in Brussel, waar we met vrienden enkele dagen in een hotelletje vlakbij de Vismarkt logeerden. Le Vismet, zeggen ze in het Frans. Makkelijk toch. Het Nederlands van de eigenaar was maar comme ci comme ça. We moesten ons beste Frans bovenhalen. Een prachtige taal als u het mij vraagt, zowel gesproken als gezongen. Maar niet de gemakkelijkste. Dat zou nog blijken tijdens ons verblijf. Na een hele dag en avond gebrusseld te hebben, schoven we 's morgens aan voor het ontbijt. Alles pico bello, enkel een eitje ontbrak. Misschien ging het er de tweede dag wel bij zijn. Anders zouden we het zeker vragen. Onze vriendin spreekt een aardig woordje Frans en verzamelde bij de uitbater enkele interessante culinaire tips in de hoofdstad. We hadden het plan om richting Louizalaan (den Avenue Louise) en Elsene te stappen. Op de terugweg passeerden we voorbij het geboortehuis van Audrey Hepburn. En wat een toeval, daarna zagen aan de Waterloolaan plots Tiffany’s liggen. Een perfect bruggetje naar het ontbijt van de volgende dag. Want na een verkwikkende nachtrust lag er nog steeds geen eitje bij het petit dejeuner. Ik trok mijn stoute Franse schoenen aan en richtte me vriendelijk tot de uitbater. “Vous avez un oeuf s’il vous plaît?”. Ik besefte meteen dat het eruit kwam alsof ik het persoonlijk aan een kip vroeg. “Seulement un oeuf?”, lachte hij. Nee, natuurlijk niet. “Des oeufs peut-être?” “Oui oui, des oeufs”, zeiden hem we in koor na. Het klonk alsof we ons aan een Franse chanson waagden. Een kwartiertje later kwam hij aanzetten met vier voortreffelijk gekookte eieren. Hij had het begrepen, dat is het belangrijkste, n’est-ce-pas? Och, die Franse taal. Eitje toch!

Rudi Lavreysen
11 1

Wat doe je met de schoolwerkjes van je kinderen?

Kinderen zijn de pest voor elke ouder. Je werkt je de benen onder het lijf, windt jezelf op in eindeloze files, verliest je hoofd in de dagelijkse stroom e-mails, sms’en en telefoons, duizelt zo hard dat zelfs een familiepak Rilatine geen klaarheid schept, breekt je hoofd over wat voor zooi je vanavond weer gaat koken, kiest uiteindelijk toch voor een diepvriesmaal of een Happy Meal, en als je eindelijk thuiskomt van die plek tussen het vagevuur en de hel die jouw job is, dan krijg je het gezeik van de kinderen over je heen. De kids. Die schattige oogappels, waarvoor je bereid bent nietjes in je tepels te schieten. Je zou ze wel kunnen wurgen. Zeker voor ouders met ADHD is de rommel van kinderen een wetenschappelijk bewezen foltertechniek. Vooral de ontelbare tekeningen en knutselwerkjes die ze meebrengen van school hangen je de keel uit. Zelf zijn de kleine serpenten apetrots op de krabbels en hersenscheten die ze op het papier braken. Jij daarentegen - als hooggeschoolde cultuurminnaar - wéét dat hun productie ongeïnspireerde bagger is. Eén blik in de schitterende puppy-ogen van deze lopende en jengelende nagels aan jouw doodskist is echter voldoende om je ouderhart te doen smelten, of toch minstens een tikkeltje sneller te doen kloppen. Dus houd je die rommel bij. Uit nostalgie en om de lieve vrede te bewaren. Niettemin raden we ouders met ADHD aan om tijdig paal en perk te stellen aan deze ongein. Laat de onvoorwaardelijke liefde voor je kinderen geen obstakel wezen voor je geluk . Constante overprikkeling is immers de grootste vijand van een ADHD’er en kinderen zijn beruchte prikkelbronnen. Voor ouders die met het gevreesde fenomeen ‘schoolwerkje’ te maken krijgen, bestaat er gelukkig een handig trucje om het probleem vakkundig te elimineren - en tegelijk je kind een goede levensles te geven. De methode is verassend eenvoudig. Elk nieuw werkje of uitmuntend cijfer dat jouw zoon, dochter, X of hermafrodiet mee naar huis neemt, kan je bevestigen aan een prikbord op een zichtbare plek in je huis. De meest logische plaats daarvoor is het toilet of – als je liever op je gemak schijt – de keuken. Met elk nieuw werkje dat je op het prikbord bevestigt, verwijder je uiteraard een oud werkje. Dat werkje bewaar je in een speciale doos met een afsluitbaar deksel. Je kan een Tupperware-doos nemen, maar met de finaliteit van de volgende stap in het achterhoofd kies je beter voor een houten of kartonnen exemplaar. Om jouw kind een gevoel van eigenheid en zelfwaarde te geven kan je de doos in zijn/haar/x favoriete kleur verven of het een speciale naam geven, zoals ‘Wonderdoos’ of ‘Talentenbox’. Als het doosje met oude werkjes vol is, dan werp je die simpelweg in de open haard. Zo is er weer ruimte in jouw woning en in jouw hoofd. Bovendien heeft je kind zo een wijze levensles geleerd. Nu weet hij/zij/x/het dat het perfect normaal is om oude dingen te vervangen door nieuwe zaken, zelfs als die nieuwe werkjes in feite geen vooruitgang betekenen ten opzichte van de vorige. Het leven is immers een cirkel. De levenden voeden zich met de doden. Uit as zijt gij geboren en tot as zult gij wederkeren. Je kan de symbolische lading van deze techniek kracht bij zetten door de ‘Wonderdoos’ te gebruiken als brandstof voor een zomerse barbecue. Zo kan je erop wijzen dat de werkjes niets voor niets verloren zijn gegaan. Zij houden het vuur brandende, waardoor jullie nu lekkere worstjes, satés en koteletten kunnen eten. De barbecue kan je overigens ook aangrijpen om kinderen vertrouwd te maken met het fenomeen ‘rouw’. Je kan bijvoorbeeld de worsten, koteletten en satés vervangen door Bunnie, het konijn van je zoon, dochter, x of hermafrodiet. Gezamenlijk het huisdier verorberen is de perfecte manier om je kind te tonen dat de dood geen vijand is, maar een noodzakelijk onderdeel van de natuurlijke cyclus. Ook de dood is deel van het leven. Net zoals wij ooit elkander ten grave zullen dragen, zo dragen wij heden ten dage het konijn Bunnie ten mage.   Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
15 1

Goed vasthouden

Het was een winderige weekenddag. Dat weet ik nog omdat ik het boekje uit de weekendkrant bij me had. Hierin legt een schrijver wekelijks de link tussen een foto uit de krant en een kunstwerk. Het boekje was die dag de oorzaak van wat er gebeurde, ook al geloofde de patron me niet. Het was trouwens winderig in de betekenis van veel wind. Als u het andere winderige in gedachten hebt, daar waar een geurtje aan zit, moet ik u teleurstellen. Maar we komen er toe. Ik had me aan een tafeltje onder de luifel gezet, vastberaden om het artikel over de foto en het kunstwerk te lezen. Bij de patron bestelde ik een glas gerstenat, dat even later netjes arriveerde. Het was een glas met een voetje. Een dergelijk glas is wankeler dan een glas zonder voet, zo bleek later. Mijn glas was nog vol en ik wisselde een woord met de man naast me. Ik had nog niet door dat de wind op het terras vrij spel had. Tot er plots een windvlaag onder de luifel sloeg. Het magazine van de krant vloog omhoog, recht tegen het glas dat zoals een duiker op een springplank met een salto van de tafel tuimelde. Het glas was gelukkig niet stuk. Wel leeg. De barman kwam op het geluid af en zag me het glas oprapen. “Mijn pint is gaan vliegen”, zei ik. “Nu heb ik al veel gehoord hier, maar dit slaat toch alles”, lachte hij. Mijn buurman gaf me evenwel gelijk en van de barman ontving ik een vers exemplaar. “Goed vasthouden”, zegt hij nu wel eens als hij een consumptie brengt. Niet veel later heb ik het artikel in het magazine nog gelezen. Waar het over ging, weet ik niet meer. Wel dat het die dag winderig was.  

Rudi Lavreysen
16 0