Zoeken

De bakbutton

Jonah en Eli klauteren enthousiast op de keukenstoelen. Ik heb ze reeds tegen het keukenaanrecht geschoven en het hele oppervlak bedekt met bloem. Onze twee jongens nemen hun kleine deegrollen stevig vast. Jonah draait zich naar me om en knuffelt me. Hij zegt me hoe leuk het is dat we eindelijk nog eens samen koekjes kunnen bakken. En dat hij hoopt dat ik vanaf nu terug heel veel goede dagen heb om samen dingen te doen. Ik glimlach, knuffel hem met mijn rechterarm en moffel mijn opgezwollen linkerhand weg.   Het deeg voorbereiden ging niet echt vlot met een linkerhand dat maar half werkt. Eigenlijk deed het pijn maar ik wou het zo graag. Een leuk moment creëren nadat ik terug enkele dagen met koorts door een keelontsteking in bed had gelegen. Onze jongens zien vaak heel wat gebeuren, vangen flarden op uit gesprekken en maken zich zorgen. Iets wat we goed proberen opvangen, kaderen,... maar toch. Verdriet kan je niet goed wegstoppen en dat doen we dan ook niet meer. Soms mag dat verdriet er zijn. Een van mijn grootste zorgen is om hen een zo normaal mogelijk gezinsleven te geven. Wat dat dan ook mag zijn.   Die maandagnamiddag heb ik dus met behulp van een keukenrobot geprobeerd om een koekjesdeeg in elkaar te flansen. Ik kon amper de kom tegenhouden maar het is me gelukt. Mijn linkerhand is twee keer zo dik, rood en de pijn klopt fel in mijn vingers. Toch voelt het als een vreemd soort overwinning.  Alsof ik mezelf net een button met 'Goed bezig moeder' heb opgespeld. Ondertussen zijn Eli en Jonah al druk in de weer met de zandkoekjes. Ze duwen rondjes, bloemetjes en hartjes uit de lap deeg en proppen af en toe een brok in hun mond. Jonah draait zich, bedekt met patisseriebloem,  naar me om en zegt: "Later als ik groter ben dan wil ik een bakker worden die goed kan bakken. En een goede mama en papa net zoals jullie." Daar was ze, mijn button. Ik draag ze al de hele dag met me mee.  

Alice Bremt
1 1

Sommige mensen

Sommige mensen hebben alles en zijn gelukkig. Ze zijn oprecht geïnteresseerd in de ervaringen van anderen en leggen gemakkelijk nieuwe contacten. Maar vriendschap hoeft het niet perse te worden. Want vrienden hebben ze genoeg. Alleen de gedachte dat al die contacten met regelmaat onderhouden moeten worden, bezorgt hen stress. Hun nauwste en trouwste vriendschappen kenmerken zich door een gebrek aan verwachtingen. Er kunnen gerust zes maanden zonder contact voorbij gaan zonder dat dit consequenties heeft voor de hechte band. Ook zijn ze nooit teleurgesteld als er een afspraak wordt afgezegd, integendeel, dit betekent alleen maar extra vrije tijd. Tijd om spontaan te spelen, ze doen niet liever. Verveling kennen ze niet, eenzaamheid evenmin. Want ze vermaken zich opperbest in hun eentje. Sommige mensen staan in een ogenschijnlijke spreidstand waarbij ze anderen oeverloos liefhebben en tegelijk ook ontzettend graag alleen zijn. Het ene sluit het andere niet uit. Ze zijn er zich heel goed bewust van dat ze een oneindige bron aan liefde bevatten. Er kan nooit een tekort zijn, liefde blijft tot in de eeuwigheid stromen. Daarom gaan ze er ook redelijk kwistig mee om en laven onbevreesd dorstigen die hun pad kruisen. Ze respecteren echter de sociale formules en menselijke grenzen, wetend dat velen liefde exclusiviteit toeschrijven en de geschonken liefde niet naar waarde kunnen schatten als ze weten dat er nog anderen zijn die hetzelfde ontvangen. Het is niet omdat ze alles hebben, dat ze niet meer verlangen. Een mens zal altijd verlangen en dat is mooi. Met ‘alles hebben’ bedoel ik niet letterlijk leven in overvloed, het gaat over het gevoel alles te hebben. Sommige mensen zijn zich intens bewust van al het moois dat hen omringt, hoe klein en weinig dat ook mag zijn. Ze beseffen dat alles, hier en nu, gewoon perfect is. En meer dan voldoende. De gedachte aan de kronkelige weg die hen zover heeft gebracht wordt onthaald met een glimlach. Niet goed wetende hoe ze zoveel geluk moeten uiten, wenden ze hun gelaat tot de hemel en prevelen mantra’s van dankbaarheid. Verlies is ook voor hen een moeilijke gewaarwording, maar in hun kern geloven ze eigenlijk niet in verlies. De onlosmakelijke samenhang der dingen, de overkoepelende eenheid, beschouwen ze als een onmiskenbaar feit. Ze zullen treuren, rouwen en missen, maar het zal hen nooit verscheuren. De overtuiging dat hun wezen doorloopt in alles en iedereen dat niet hun naam draagt, werkt zeer geruststellend. Om die reden kunnen ze ook geen kwaad doen, goed wetende dat ze daarmee in hun eigen vel snijden. Sommige mensen houden van zichzelf terwijl ze gebukt gaan onder zelftwijfel. Ze leggen hun groeiproces, reacties en keuzes constant onder de loep. Wat hen anderzijds niet weerhoudt om gedecideerd te blijven bewegen in de richting van hun verlangen. Twijfels zijn de ratelende conserven die achter een met belofte gevuld voertuig slingeren. Alle kletterende vragen en angsten in het kielzog van de beslissing. Intentioneel luide en symbolische nasleep. Wel een mooi gebaar. Wat de ene mens drijft, is wat een ander benijdt, afschrikt of verwerpt. Sommige mensen zijn dan ook fervente aanhangers van de diversiteit des levens. Want al het bestaande heeft zijn tegenhanger nodig. Om tegen te leunen, op te bouwen of af te breken. De veelheid is een succesformule. En de oneindigheid vinden ze gewoon Goddelijk geniaal.

KarolienDeman
18 1

Zelf beslissen over je lichaam

Het is begin november. We zitten in een kamer in het UZ Gent. Ergens op de tiende verdieping, afdeling neurologie. Mijn man zit naast me op het bed. De kamer geeft een troosteloze indruk (en zo voel ik me ook). Het meisje naast me in het bed verdraagt door episodes van migraine geen felle lichten. Alles is duister. Ik heb de indruk dat het mistige weer met ons mee naar binnen is gekomen. We wachten op de dokter. Ik sta vandaag op de planning voor een biopsie van een lymfeklier om sarcoïdose uit te sluiten. De dag nadien staat er normaal een ruggenmergpunctie gepland. Ik weet niet goed wat er zal gebeuren tijdens de biopsie en misschien is dat soms maar goed ook. Alleen voor de ruggenmergpunctie begrijpen we niet zo goed waarom ze moet gebeuren. En dus blijven we wachten op de dokter voor meer uitleg. Na een lang kwartier is hij er. Hij start zijn uitleg over het waarom van de punctie. Het gaat over de zoektocht naar welke auto-immuunziekte ik nu precies heb. Het uitsluiten van de piste dat mijn eigen lichaam hersenvliesontstekingen veroorzaakt. En verdere onderzoeken van hun kant. Ik ben moe van alle onderzoeken die elkaar in sneltempo de voorbije maanden hebben opgevolgd. Alle mogelijke diagnoses die zijn voorbij gegaan. De pijn, het gehoorverlies, het opnieuw voelen verbrokkelen van al mijn plannen,... De dokter ziet het en zegt: "Mevrouw, u beslist over de onderzoeken ook. Het is uw lichaam.".   Alleen voelt het al sinds 2018 niet meer als 'mijn lichaam'. Ik weet zelf ook niet meer wat dat lichaam allemaal doet. Laat staan dat ik weet waar de grenzen liggen of wat we het best doen. En ik krijg zelfs het gevoel dat de dokters het ook niet helemaal meer weten. Waar ik vroeger een rotsvast vertrouwen had in dat lichaam (alles zou wel lukken als ik er maar voor ging - nog even doorbijten) lijkt het nu zijn eigen wil te hebben en onvoorspelbaar te reageren. En hoe ga je daar mee om? Hoe maak je beslissingen over een lichaam dat zijn eigen wil lijkt te hebben? Een lichaam dat door het aanmaken van verdedigingsmechanismen zichzelf ziek maakt. En wanneer we het door medicatie in bedwang proberen te houden (reguleren zoals dokters dat zo mooi zeggen) dan maar alle ziektekiemen met open armen verwelkomt. Ik ken mijn eigen lichaam niet meer. Dat zou ik tegen de dokter willen zeggen. Maar ik zeg het niet en huil.        

Alice Bremt
76 0

De ontwaking

Het eerste licht druipt mistig binnen doorheen het fijne laagje katoen dat voor de verdiepshoge vensters hangt. De houten omlijsting ervan is naar buiten gekeerd en de bries creëert geesten in het gordijn. Daarbuiten ligt Parijs op zondagochtend in het najaar. Geluiden van een ontwakende stad. Echo's van stiletto's over de Champs-Elysees. Parisiennes in bont.  Een witte scene spreidt zich over de hotelkamer. Maagdelijk wit omhult de muren, het nachtkastje, de lakens, het meisje. Enkel de vloer is eikenhoutbruin en het plafond is een korrelige zilveren spiegel. Het omlijst een vrouwenlichaam omheen een puinhoop van lakens. Lang uitgestrekt, schuin over de kingsize. Ze lijkt wel een Griekse godin. Omhult in haute couture witte zijde dat haar tepels aftekent. Haar golvend goud en huid winterwit. Botticelli's Venus in de 21e eeuw beeldt zich af boven haar.  Ze ontwaakt door de bries op haar pols die over het bed hangt. Wrijft enkele zwarte korrels uit haar ogen. Restanten van volmaakte wimpers gehuld in pikzwarte mascara liggen nu levenloos op haar wallen. Ze kauwt op een lokje haar dat in haar mondhoek blijft steken en laat haar vingers eventjes spelen met het spaghettibandje van haar jurk. De stof kreukt onder haar perfect gevijlde vingernagels. Mat roze en witte elegantie over een hard bollende huid. Beeld je het geluid in wanneer laagjes zijde over elkaar glijden. Zacht geruis, bijna opwindend. Haar vingers omlijnen een doolhof van geborduurde bloemen die haar grootmoeder op de jurk liet naaien.  Ze rekt zich uit. Haar zijden omhulsel tekent elke spier af die zich strekt doorheen haar egale lichaam. Haar handen blijven even wijdgespreid op haar onderbuik rusten. Ze beeldt zich een kind in, in zomer tussen bloesems en heide. Een jongetje met helderblauwe ogen lacht haar toe met een mond vol melktandjes. Even voelt hij zo echt. Ze kan zijn aanwezigheid bijna bij haar in de kamer voelen. Het beeld creëert een frons op haar voorhoofd en jeukt in haar gedachten. Ze schudt het weg alsof haar hoofd een sneeuwbol is die de inhoud wazig maakt. Ze weigert dieper in deze gedachte te verzinken.  Opstaan kost moeite. Haar lichaam voelt nog uitgeput aan. Maar wanneer opnieuw een scherpe herfstbries door de kamer raast en kippenvel op haar armen tekent, vindt ze de kracht. De houten vloer kreunt onder het gewicht wanneer ze haar stoffen nest verlaat. Voetje voor voetje baadt ze zich een weg tussen sigarettenpeuken en half, met champagne gevulde coupes. Haar jurk gaat op in de stof van het gordijn wanneer ze haar borstkas laat rusten over het balkon. Ze kijkt over de ontwakende stad naar mogelijkheden, dromen en toekomst. Ze voelt zich uitzonderlijk ongelimiteerd deze ochtend. Ze voelt zich vrijer. Ze laat het moment even tot haar doordringen. Wordt er bijna verlegen van. Ze ademt diep in doorheen haar neus, ruikt de rottende herfstbladeren en het versgebakken deeg uit het bakkerijtje om de hoek. Ze had nooit verwacht zich te settelen in de Franse hoofdstad. De Franse taal is en blijft maar moeizaam over haar tong rollen. Maar Parijs stal haar hart sinds de eerste keer dat ze er naartoe trok. Een lastminute tripje om twee uur ’s nachts, om de zonsopgang te gaan bewonderen aan de Eiffeltoren, verkocht haar ziel aan de stad der liefde en croissants. Een liefde die langer zou blijven hangen, dan de jongen die toen haar hand vasthield.  Ze neuriet zich een weg naar de badkamer. Once upon a time in December kleeft voor eeuwig aan de binnenkant van haar hersenen. In een soepele beweging bindt ze haar haar vlug in een weelderige knot en grijpt de telefoon in het passeren. ‘Bonjour Gabriel! Puis-je avoir un croissant et une tasse de café, s'il vous plaît? Gekraak aan de andere kant van de lijn, gevolgd door de warme stem van de receptionist waar ze enkele nachten geleden het bed mee deelde, antwoordt haar terug. “Oui, un café fort! Merci Gabriel!”. Haar stem klinkt nog ruw. Een pijnlijk symptoom van het overtollige tabaksgebruik.  Ze geeft de spaghettibandjes een klein duwtje van haar schouders en de jurk glipt van haar lichaam als een tweede huid die ze niet langer nodig heeft. Ze bestudeert even haar naakte versie die terugkijkt in de badkamerspiegel. Ze ziet er knap, maar gehavend uit. Blauwe, bijna zwarte plekken onder de ogen. Gebarsten lippen. De nacht bracht opnieuw niet veel slaap met zich mee. Een leven buiten haar bereik spookt in haar dromen. De bolle buik, de moeder.  Ze wast de zonden van vorige nachten van haar af onder een hete douche en wanneer ze klaar is staat haar koffie en croissant voor de deur. Op de kartonnen koffiebeker staat iets geschreven in dikke, zwarte marker “Bon appétit. Appelle-moi!”. Ze rolt met haar ogen en uit een spottend lachje. Het mannelijke wezen heeft zich altijd al aan haar voeten geworpen, maar zij konden haar behoeften nooit bevredigen. Zij konden haar nooit geven waar ze werkelijk naar verlangt. Op zondagochtend houdt ze ervan naar de oude boekenwinkel in het achtste arrondissement te trekken. Haar sixties schoenen met brede hak klinken luidt op de kasseien om 8u30 in de nog verlaten Parijse straten. Agnes is de 73-jarige eigenares van ‘The Shakespare & company bookstore’. Ze groeide op in Londen en verloor ook haar hart in deze stad. Ze begroet haar met twee kussen op de wang en kan een kleine omhelzing niet laten. De muren zijn van vloer tot plafond gevuld met boeken en om elke hoek, doorheen smalle paden, vind je een nieuwe kamer gewijd aan een ander literair thema. Beethovens vijfde symfonie klinkt doorheen het winkeltje. Vandaag is het moment, fluistert ze zichzelf toe. Vandaag raapt ze de moed bijeen het achterste kamertje, niet groter dan een bezemkast, te betreden. Als ze zou binnen gaan, zou het een teken zijn van acceptatie. Ze wist niet of ze daar werkelijk klaar voor was. Boven de deur hangt een houten bordje met in sierlijke letters ‘Motherhood’ in gegraveerd.  Ze weet niet hoe lang ze al naar het boekenrek staat te staren wanneer ze plots een hand op haar schouder voelt. Wanneer ze zich omdraait ontmoet ze Agnes haar blik. Haar ogen lijken waterig en medelevend. Agnes reikt met trillende hand naar het boek dat ze stevig in haar handen houdt. Ze leest de titel nog eens voor het wordt teruggeplaatst. ‘Infertility and how to live with it’. “You are not ready. And that’s okay”. Ze staart naar haar handpalmen waar het boek enkele ogenblikken geleden nog lag en een traan glipt tussen haar lange wimpers. “Let me make you a cup of tea while you read some more entertaining litrature, dear”, werpt Agnes haar toe. Het doet een klein lachje op haar gezicht verspreiden. “Okay”, fluistert ze zacht en volgt Agnes de trappen op. “Okay.”. 

Ari
10 0

31 onverwacht fantastische meevallers van de quaranteindejaarsfeesten

Er zijn mensen die Kerstmis braafjes alleen zullen vieren dit jaar. Er zijn mensen die zoveel nood hebben aan samenzijn dat ze achterpoortjes in hun geweten zoeken om de feestdagen toch met vrienden en familie te kunnen doorbrengen. En er zijn mensen die nog geen seconde hebben overwogen om de feesten dit jaar níét te laten doorgaan zoals anders. Die laatste groep zou ik kunnen zeggen dat dat nogal kortzichtig is, je eigen feestdrang boven het welzijn van een heel land en een barstende zorgsector stellen. Dat dat vergelijkbaar is met je overwerkte bakker op straat een safflet op zijn bakkes geven omdat je vandaag toch geen brood van hem moet hebben. Maar dat doe ik niet, want als je op dit moment zo’n beslissing niet eens in vraag stelt, ben je waarschijnlijk niet vatbaar voor de bovenstaande argumenten. Die tweede groep is echter wel nog te overtuigen. Dus speciaal voor hen serveer ik hier, vers uit de oven op een bedje van bladerdeeg, de 31 onverwachte voordelen van een coronakerst en een nieuwjaar zonder volk. 1. niet moeten ontdekken dat je vorig jaar nog wel in dat hemdje kon 2. geen vijf bladzijden tellend pleidooi moeten uitschrijven om je partner ervan te overtuigen dat jij geen bob moet zijn 3. eindelijk feesten in die joggingbroek met de meest vergevingsgezinde rek ooit 4. je niet schamen omdat jij de enige bent die een vierde glas champagne wilt 5. niet moeten vechten om het lekkerste ovenhapje van Mora (je weet welk) 6. geen drie dagen een verbrande tong omdat je het risico niet wou nemen dat iemand het lekkerste ovenhapje van Mora uit je handen zou rukken 7. geen hele avond moeten aanhoren hoe Michael Bublé de ene kerstklassieker na de andere zijdezacht in de kont naait 8. het ‘ja maar, all lives matter’-argument niet uit een volle oester-en-champagnemond moeten horen komen 9. jezelf niet moeten horen zeggen: ‘goh, als je die fles alleen voor mij zou open doen, drink ik wel iets anders’ en terwijl toch je glas uitsteken 10. geen half uur twijfelen of je wel of niet gaat zeggen dat er nog een half bos peterselie tussen tante Cathy haar tanden zit 11. geen steken krijgen van de bomma over je kapsel (hoewel je dit jaar echt een heel goed excuus had...) 12. geen keuzestress over welke van de drie hoofdgerechten je wil (om dan tegen beter weten in gewoon alle drie te nemen) 13. geen steken krijgen van de bomma over je outfit, die je maar liefst drie keer aan en uit hebt gedaan voor de spiegel (te klein hemdje niet meegerekend) 14. je niet schuldig moeten voelen dat er ergens ter wereld kinderen sterven van honger terwijl jij overweegt je vinger in je keel te steken omdat die 13de kroket net die ene teveel was 15. geen steken krijgen van de bomma over je gewicht (terwijl ze er zelf elk jaar meer en meer uitziet als een langzaam voortschuifelende berg) 16. geen keuzestress over welke van de vijf dessertjes je wil (om dan tegen beter weten in gewoon alle vijf te nemen) 17. niet rechtstreeks moeten zien hoe je neefjes en nichtjes geen ruk geven om hun cadeaus van 50 euro waar je weken achter gezocht hebt 18. geen half uur moeten wachten omdat de jongste van het gezelschap te flauw is om haar nieuwjaarsbrief voor te lezen voor zoveel volk 19. niet moeten merken dat de jongste van het gezelschap, na een suikerinname die qua effect vergelijkbaar is met 3 lijnen coke snuiven, wel niet te verlegen is om op tafel te kruipen en het laatste album van K3 te krijsen 20. niet moeten luisteren naar hoe dat achternichtje een ongezien talent heeft in het niet kunnen bespelen van de dwarsfluit 21. je niet schamen omdat jij de enige bent die ‘Duvel’ antwoordt op de vraag of iemand nog koffie of thee wilt 22. niet moeten acteren dat je dat ene cadeautje dat niet op je lijstje stond écht geweldig vindt (dood aan zakdoeken van de Zeeman!) 23. je niet verslikken in je Duvel wanneer je bompa vrolijk het N-woord in het midden van de tafel legt tijdens Rummikub 24. niet moeten luisteren naar de twee uur durende monoloog van de nicht die naar eigen zeggen leeft om te werken maar geen enkel positief woord over haar job weet te vertellen 25. niet moeten luisteren naar het non-argument ‘maar dat is traditie!’ wanneer je uitlegt dat het concept van zwarte piet effectief uit een racistisch idee voortkomt 26. je tante geen 17 keer verbeteren elke keer ze ‘zij’ zegt wanneer het over Sam Bettens gaat 27. niet moeten doorstaan hoe de neef klinkt als een levend geworden Flair: ‘bubbels … kids … DIY … bubbels … hygge … intermittent fasting … bubbels …’ 28. geen afwas moeten doen om 2 uur ’s nachts omdat de vaatwasser nog vol zit met alles van 5 verschillende hoofdgerechten 29. niet met 15 man uit beleefdheid doen alsof de bomma niet net de langste scheet ever in de kamer heeft gedeponeerd 30. geen half jaar lang moeten kokhalzen van het woord ‘tiramisu’ omdat je het Pavlovgewijs hebt verbonden aan een volgespauwd toilet 31. en vooral: geen half land rondrijden met een gruwelijke kater omdat iedereen verwacht dat je hen op 1 januari persoonlijk een goed jaar komt wensen (we hebben gezien hoe dat is uitgedraaid dit jaar…)

Hans Verhaegen
43 0

Hier zijn er geen gedachten of tijd. Hier is er alleen het nu.

Het heldere water zoekt een weg naar beneden. Het stroomt tussen stenen, neemt takjes en blaadjes met zich mee. Het ruisende bos strekt er zich hoog bovenuit. De pijl van de wandelroute wijst diagonaal omhoog, hoe hoog is moeilijk in te schatten. Aan de voet van de helling kus ik je en loop er dan vandoor, langs het stromende water het bos in. Jij blijft even staan en kijkt hoe ik naar boven klim. Wat verder wacht ik op jou, gehurkt aan de rand van het smalle beekje. Ik steek mijn hand in het ijskoude water. De koude stroomt tussen mijn vingers door. Ik kijk je glimlachend aan, sta recht en stap via de stenen in het water naar de overkant. Je knielt en steekt twee vingers in het water. Dan loop je naar me toe, sla je jouw armen om me heen, streel je mijn wang en druk je een kus op mijn voorhoofd. We luisteren naar de stilte rondom ons. Je laat me los en loopt voor me uit verder het steile bos in. De boomwortels en losliggende stenen vermoeilijken ons pad. Ik volg jouw voetstappen want waar jij veilig stond, zal ook ik veilig zijn. We zwijgen en zoeken elk ons eigen ritme. Soms doorbreekt een van ons de stilte, om uit te blazen of om ons aan te moedigen. Hier zijn er geen gedachten of tijd. Hier is er alleen het nu. Geen gedachten over straks of vorige week. Ik heb geen idee hoe laat het is. Tot de kerkklok in de verte luidt. Vier keer. We zijn er vast bijna, zeg je opnieuw. Telkens hoop ik dat je gelijk hebt. Mijn voeten willen niet meer, ze doen pijn. En dan, even plots als de helling begon, stopt hij. De rotsen laten we achter ons en we komen op een aangelegd pad terecht. Hier zijn er enthousiaste ouders, luide kinderen en honden die liever thuis waren gebleven. Alsof we terug in de wereld komen, zeg ik en jij slaat je arm om me heen. Je klopt zachtjes op mijn schouder. De zon straalt tussen de boomkruinen door. Het glas ijskoude limonade dat we in het boshutje drinken, is het beste dat ik ooit dronk.

Evelien Boutsen
16 0

De eerste foto

Ik heb een foto waarop Myrtel voor de eerste keer haar zusje ziet in het ziekenhuis. Ze kan maar net over de rand kijken van het witte bedje op hoge poten. Iedereen vroeg me waarom ik niet die andere foto had uitvergroot. Die waarop ze trots en lachend voor de camera poseert met haar kleine zus in haar armen. Nee, geef mij die eerste maar. Die blik is veel echter, intenser. Je ziet haar veranderen. Van enig kind naar grote zus. Plots beseft ze dat er echt een baby in mama’s buik zat. Een levend wezentje. En dat ze zelf ook in die buik heeft gezeten. Dat ze echt zo klein is geweest als op de foto’s in háár babyboek. Ze legt een handje op de rand van het bed. Ze wil haar zusje aanraken, maar ze durft niet. Jana is zo broos en breekbaar, net een popje. Maar Jana ademt, ze is geen popje! ‘Wil je haar eens vastpakken?’, moedig ik haar aan. Ze knikt. Onze eeuwige babbelkous kan even geen woord uitbrengen, dus ze knikt met alles wat ze heeft. Het resultaat is te zien op foto twee. ‘Ik zal goed voor haar zorgen’, zegt ze. ‘Want vanaf nu ben ik haar grote zus.’ Zoveel toegewijdheid doet me als kersverse moeder bijna in tranen uitbarsten. Bijna, want een kinderbelofte is vaak oprecht gemaakt, maar nog vaker oprecht vergeten. En ik wil haar ook niet met te veel verantwoordelijkheid opzadelen. Dat is voor de grote mensen. Twee en een half jaar later zijn we weer in het ziekenhuis. Hun vader heeft een knie-operatie ondergaan en ze mogen mee op bezoek. Van eerbiedige stilte is er dit keer geen sprake. De patiënt ziet er immers niet broos en breekbaar uit, maar eerder komisch in het gestippelde ziekenhuishemd. ‘Papa draagt een meisjespyjama’, giechelt Myrtel. Jana is gewoon blij om haar papa te zien. Ik geef de kinderen een kleurboek en wijd mij aan de gelofte die ik ooit gedaan heb: ‘in ziekte en gezondheid’. Plots komt er een verpleegster binnen. ‘Waarmee kan ik helpen?’, vraagt ze vriendelijk. We kijken haar allebei verbaasd aan. Ze kijkt één tel even verbaasd terug en ziet dan de kinderen. ‘Hebben jullie misschien op het knopje gedrukt?’, vraagt ze, nog steeds even lief. Jana wijst fier knikkend naar het knopje. Jawel, mevrouw, als ik op mijn teentjes ga staan dan kan ik er al aan. ‘Excuseer’, stamel ik. ‘Ik heb niet goed opgelet. Het zal niet meer gebeuren,…’ Ik zet ondertussen een paar stappen in de richting van de kinderen, maar Myrtel is me voor. Ze springt tussen Jana en de verpleegster in. ‘Niet boos worden op mijn zusje, alsjeblieft’, zegt ze met smekende ogen. ‘Ze is nog klein en ze wist niet dat ze dat niet mocht.’ Ze neemt Jana’s handje vast. ‘Kom, we gaan terug kleuren.’ Lachend verdwijnt de verpleegster uit de kamer. En ik moet stiekem een traantje wegpinken. De belofte was gewoon oprecht. 

Abetje
6 0