Zoeken

Geposeerd

"Bij de grote boom of bij het tuinhuisje?" Dat moet de vraag ongeveer geweest zijn, net voor het nemen van de communiefoto na de mis. Ik moest in oktober van dat jaar nog twaalf worden. In de hoek van het gazon stond een hoge naaldboom. Onze bal verdween er wel eens achter. Bij de struiken iets verder was het nog erger als de bal erin terecht kwam. Dan haalden we de hark uit de barak. Iemand moest dan halfweg in het struikgewas kruipen om de bal eruit te harken. De spinnenwebben waren er altijd. De keuze voor de plechtige communiefoto viel op het tuinhuisje. "Kom Maria, dan moeten wij ook op de foto”, hoor ik de man van mijn meter nog zeggen. Als de peter en de meter met de communicant op de foto mochten, dan iedereen, grapte hij. Hij had altijd een frats of een zwans in huis, waardoor hij een situatie helemaal kon ombuigen. Je ziet het aan de spontaan lachende gezichten op de foto. Zes jaar eerder, bij mijn eerste communie, stond ik bij die grote naaldboom in de hoek van het grasveld te poseren. Iemand had me gezegd om een blaadje van de boom vast te nemen, om wat losser op de foto te staan. Het tegendeel gebeurde. “Wat was er met die boom aan de hand, dat je die vastpakt”, zeggen mensen als ze de foto zien. Mijn communiekostuum, dat mag je letterlijk nemen, was ook niet bevorderlijk voor de spontaniteit van de situatie. Het was een lichtblauw pak voor een volwassen man maar dan in miniformaat, met olifantenpijpen zo breed dat je er een voetbal in zou kunnen verstoppen en tevoorschijn halen. Zoals een goochelaar een konijn uit zijn hoed tovert. Het leven kan soms als de mode zijn. Alles komt terug, als je het maar lang genoeg laat liggen.

Rudi Lavreysen
3 0

Ben ik een aap?

Onze jongste heeft vrienden op bezoek. Of het niet stoort, vraagt hij vooraf. Natuurlijk niet. Het gezelschap zet zich aan de tafel in de woonkamer. De gezelschapsspellen liggen klaar. "Ben ik een aap?" is de naam van het eerste spel. Je zet een haarband op je hoofd waardoor je op een tennisser uit de jaren '70 en '80 lijkt. Al waren dat naast haarbanden ook zweetbanden. Ze werden niet voor niets bekend door de 'Zweed' Björn Borg. In die band steek je een kaartje met de naam van een dier of voorwerp dat je moet raden. Zoals een aap of een schroevendraaier. Het is lachen. Luid lachen. Het is niet de eerste keer hij deze vrienden op bezoek heeft. Mijn vrouw twijfelt een seconde, maar ze trekt toch gewoontegetrouw haar pyjama aan om op de bank naar tv te kijken. Pyjamas, zeggen ze in het Engels, omdat het uit twee stukken bestaat. Net zoals ze tegen een broek trousers zeggen, want het zijn twee broekspijpen. Een bril bestaat uit twee glasses. Zal ik dat weetje op de speeltafel gooien? Nee, best niet. Ik zou voor aap staan. Het tweede spel is zo mogelijk nog luidruchtiger. Gelukkig heeft onze tv-serie ondertitels. Maar we vinden het niet erg. Plezier zien is plezier hebben. Jenga heet het spel. Het jengelt ook een eind weg. Zeker als de blokken op tafel kletteren door de ongelukkige die een steunbalkje uit de toren haalt. Het is de kunst om het niet te laten gebeuren. Ik schrik me telkens een aap. Weeral die aap. Ze zijn vanavond precies alomtegenwoordig. Misschien moet ik zo rond slaaptijd mijn beste Tarzan-imitatie uit de kast halen. Ik kijk naar mijn Jane, maar die is door het spelplezier heen in slaap gevallen. Ook een kunst.

Rudi Lavreysen
5 0

De hond

Het is een vraag die er in mijn geval niet toe doet, omdat ik er geen heb, maar wat is een goede naam voor een hond? Ik vraag het me af. In een mooie reportage over een Nederlandse boekhandel lees ik dat de hond des huizes er naar de naam Tsjip luistert. Naar de titel en het personage uit de gelijknamige roman van Willem Elsschot. Tsjip was de koosnaam voor zijn kleinzoon. Het doet er me aan denken. Laat ik deze zomer nog wat werk van Alfons Jozef de Ridder herlezen. De tijd lijkt dan altijd wat langzamer te gaan. “Goed gekozen”, zeg ik luidop tegen de uitbaters van de boekhandel, die het niet horen want ik zit alleen in huis met de krant. “Tsjip. Tsjip.” Ik zeg het een paar keer luidop. Maar goed dat mijn huisgenoten er niet zijn. Ze zouden denken: ‘nu moeten we er toch iets aan doen, hij begint als een vogel te fluiten.’ Tsjip. Wat klinkt het goed. Ik zou mijn hond ook geen mensennaam geven. De naam moet trouwens ook bij de gestalte van de hond passen. Tsjip is een teckel, zo lees ik en zie ik op de foto in de krant. Een dobermann met dezelfde naam zou bespottelijk zijn. Een naam naar een personage uit een boek is ook een goed idee. Het springt me zo een-twee-drie niet te binnen welk personage ik zou kiezen, maar het is een klein onderzoek waard. ’s Avonds bij de tv, terwijl ik met mijn hoofd nog bij het onderzoek naar de hondennaam zit, betrap ik me erop dat er een ‘Tsjip’ uit mijn mond ontsnapt. Ik zie mijn vrouw met een half oog naar me kijken. ‘Tsjip Tsjip’, zeg ik.

Rudi Lavreysen
7 0

Koude Koffie

Ik merk hoe ze stilaan ongeduldig wordt.'Waar zegt u? Hoe komt u daarbij? Neen, vorige week in de wasplaats, meneer.'Ze loopt heen en weer door de kamer, voor het raam waar zware overgordijnen de middagzon buiten houden. 'Ja, hij stond er verdorie naast. Die vent is gewoon naast hem neergevallen, zomaar, ineens. Morsdood was hij.’Ik hou mijn blik strak op het zwakke gloeilampje boven de ontbijttafel.Toch zie ik hoe ze me aankijkt met ogen die even naar een punt hoog in de kamer verdwalen. Ik zucht. Ze verlegt haar mobieltje naar het andere oor.‘Ja…’ aarzelt ze en ze knijpt in haar paardenstaart tot haar vingers wit zien.Ach, ze doet maar wat ze niet laten kan. De koffie is koud. ‘Ja, daarom juist… ja…, neen…, luister nou even, meneer de direc… neen meneer, onze zoon heeft gewoon in paniek het verkeerde gepakt!’Ze kijkt weer met opgeslagen ogen en briest verder op en af door de kamer.‘Neen, het lag daar vóór hem op de wastafel, naast het andere. Je weet toch ook wel hoe onze Bert is.’ En nu gaat ze de overbezorgde moeder gaan spelen, zie. Ik doe alsof ik het niet merk.‘Heel gevoelig, ja. En snel van zijn melk. Je zou voor minder hé? Die jongen lag daar met halfopen mond naast hem op de grond. Met een straaltje kwijl op zijn kin, zo zei hij het. Hij is daar erg van geschrokken.’Ze kijkt me met een veelzeggende grijns aan terwijl ze met haar vinger een paar keer heftig naar haar mobiel wijst. Ze wisselt weer van oor, luistert even en zegt gelaten:‘Hij heeft het in zijn zakdoek gedraaid en is naar zijn kamer gelopen. Ja, zo vertelde hij het me gisteren.’Ik glimlach flauw en concentreer me op het kopje koude koffie. ‘Neen. Nee, pas de volgende dag. Bij het middagmaal, ja. Nee, hij kon niet eten.’Ze zucht nu erg luidruchtig.‘Maar neen, het past gewoon niet. Absoluut zeker!'Ze houdt haar hand over haar mobiel en fluistert me toe: 'Hij probeert ertussenuit te komen, maar 't gaat niet pakken, zie!'Ik roer wat in het kopje. 'Ja, precies, dat bedoel ik nou net, het is tenslotte toch een zorgcentrum daar bij jullie, of niet soms? U kent ons Bertje toch ook? Nee, zó snugger is hij nu ook weer niet.’Mijn vrouw kijkt aandachtig naar haar voeten en haalt diep adem.‘Ja, dat snap ik wel.' zucht ze. 'Nee… en is die jongen ondertussen reeds begraven, zegt u?'Haar ongeloof groeit zienderogen.'Maar ons manneke is wel zijn gebit kwijt hé! Dat heeft me vorig jaar nog twaalfhonderd euro gekost!’Ze danst nu opgewonden van het ene been op het andere.‘Neen, natuurlijk niet. Neen, je kan hem niet terug boven spitten! Ja… Nee, dat snap ik, meneer de directeur. Oké, daar reken ik dan op. Ja…, ja, neen, prettige dag nog…ja… en alvast bedankt.' Ze klapt haar mobiel dicht, geeft me een knipoog en kijkt me triomfantelijk aan.Ik mompel: ‘Jij ook nog wat hete koffie, schat?’                  

Guy Lejeune
12 0

Alice en ik

Met haar lange blonde haren, haar blauw jurkje en wit schortje ziet ze er nog steeds hetzelfde uit. Ik leerde haar kennen via een strip, waarin ze me meenam naar een Wonderland, vol met speelkaarten, een gekke hoedenmaker, een waterpijprokende rups, een grijnzende kolderkat en een wit konijn met een horloge. Zij raakte een gevoelige snaar in mijn kinderhartje. Want ik gaf me een tijdlang uit voor haar, tot grote verwarring van mijn kleuterjuf. Zelf heb ik daar geen herinneringen aan; het is een naverteld feit. De strip, daarentegen, kan ik me nog voor mijn geestesoog halen. Het was geïnspireerd op de film van Walt Disney, want zij had die typische grote ogen van tekenfilmhelden. Ik neem het mezelf nog steeds kwalijk, dat ik als tiener tekstballonnen begon te lezen. Want op die fatale dag verdween de magie van mijn kindertijd. Ik had immers jarenlang mijn eigen fantastische verhalen verzonnen rond de kleurige plaatjes die ik bekeek. De avonturen van mijn striphelden, Suske en Wiske en Jommeke waren bij lange na niet zo spannend meer als daarvoor. Of dit ook opging voor mijn Alicestrip, weet ik niet meer. Ik zag het toen allicht voor wat het was: een warrig kinderverhaal. Jaren heb ik niet meer aan Alice en haar verhaal gedacht. Enkel tijdens de voorbije 5 jaar kruiste zij weer mijn pad, hier op Boeken en op reis in Oxford. In die statige universiteitsstad kon ik niet naast haar kijken. Hier schreef Lewis Carroll immers zijn nonsensverhaal over een meisje, dat in haar droom een wit konijn volgt, vervolgens in een konijnenhol valt en terechtkomt in een bizarre wereld. Toeval wil, dat ik Alice daarnet nog zag, op een bedankingskaartje dat bij mijn bestelling zat van boekhandel het Stad Leest. Hoewel het citaat op het kaartje uit ‘Alice in Wonderland’ komt, ken ik het niet. – Wordt het nu eens niet stilletjes aan tijd dat ik deze klassieker lees? Vooral omdat Wonderland ooit een deel was van een tijd, waarin ik avonturen verzon en me identificeerde met Alice. In die tijd waren gekke werelden nog gewoon verzinsels. Of dromen van kleine, eigengereide meisjes.- Want anno 2020 heb je geen droom meer nodig om terecht te komen in een wereld, waarin alles anders en vreemd is. Sinds kort dwingt een dodelijk virus ons namelijk tot het dragen van mondmaskers en laat het verzorgend personeel rondstrompelen in pakken, die eerder thuishoren in een sf-verhaal. Voorlopig kunnen we enkel maar speculeren over wanneer alles weer zal worden zoals voorheen.  

Danielle Cobbaert
3 0

Even vergeten...

Ze keek me  boos aan omdat ze niet begreep waarom ze niet mee mocht. Haar man en mijn echtgenote waren net uit de deur gestapt. Bij zijn pensionering had mijn schoonvader zijn echtgenote verrast met de aanschaf van een vakantieverblijf aan de Kust. Regelmatig bezochten we hen of  gingen met de achterkleinkinderen in hetzelfde kustdorpje logeren, kwestie dat ze nog een tijdje van elkaar konden genieten. Superoma, zoals ze door haar achterkleinkinderen werd genoemd,  zei geregeld: “De oude dag is een zware slag.” De ouderdomsdementie liet inderdaad niet op zich wachten. Superopa  werd stilaan gek  van de tientallen keren dat ze per dag vroeg of er nog boter in huis was en op diverse plaatsen in huis vond hij briefjes met haar pincode.  Toch bleef hij dapper voor haar zorgen, ook al toonde ze geen begrip voor zijn inspanningen en verweet ze hem dat ze niet zelf nog een aantal taken mocht verrichten. Die keer had mijn vrouw voor haar vader en haarzelf kaarten versierd voor een toneelvoorstelling. Ik zou ‘supergrannysitten’. Zodra de boze in een wazige ‘je m’en fou’-blik  omsloeg, vroeg ze waar man- en dochterlief dan wel naar toe waren. Toen ze het begrepen had, vond ze dat wij ondertussen wel iets mochten drinken en vroeg wat er zoal voorradig was.  Om opnieuw een verwijtende blik te vermijden durfde ik niet zeggen dat we in haar woning waren en zij beter dan ik wist wat er te consumeren viel. Ik stelde een biertje voor.  Op de vraag of er niets beters was werd besloten om een iets straffer streekbiertje te proeven. Na de eerste teug kwam de vraag of de ‘sorteurs’ nog lang wegbleven.  Toen ik antwoordde dat ze maar net de deur uit waren, begaf ze zich naar het terras. Daar dommelde ze gelukkig in, maar als ze weer klaarwakker was vroeg ze meteen waar de anderen toch bleven. Vermits  het nog wel even zou duren vond ze dat we nu wel aan een sterker drankje toe waren en opnieuw volgde de vraag wat er zoal in huis was. We besloten om de jeneverfles aan te spreken die er notabene al jaren stond te verkommeren. Met het excuus dat jenever net als goede wijn met de jaren beter wordt, werden twee glaasjes uitgeschonken. Dan volgde een lang gesprek met vragen of ik kinderen had, hoe die dan wel heetten enz., zaken die ze altijd had geweten maar nu in de mist der jaren verdwenen waren. Na het tweede neutje bracht een tweede dutje soelaas.  Ze sliep warempel  tot de ‘toneelgangers’ terug waren. Meteen vroeg ze  waar ze zonder haar naar toe geweest waren.  Toen het woord ‘toneel’ viel keek ze mij triomfantelijk aan en zei:  “Zie je wel, ik had het je toch verteld.” Toen mijn echtgenote en ik huiswaarts keerden,  keek schoonmama me doordringend aan alsof ze zich afvroeg wie ik weer was. Ze twijfelde even maar kuste mij dan innig.

Vic de Bourg
22 2

In dreams

Geriater Paula Debacker kijkt tevergeefs om zich heen. Ze dacht dat er op dit pleintje vandaag markt was. Ach natuurlijk ik vergis me, denkt ze, want het was op maandag dat die gekke meneer Kasters mij een gebakje bracht. Het ‘tompoesje’  had hij voor mij gekocht toen hij met verpleger William mee naar de markt mocht. Wat kan hij aardig zijn, die Kasters, maar soms overdrijft hij wel een beetje. Hoe hij het gisteren weer klaar heeft gespeeld om aan de haal te gaan is mij een raadsel. Hij moet wel pienter zijn om telkens het beveiligingssysteem te omzeilen. Nu ja, intelligent is de man wel of hij is het alleszins geweest. Voor een middeleeuws historicus en emeritus hoogleraar aan de UvA, vind ik het niet behoorlijk dat de medepatiënten hem het professortje noemen. Telkens hij mij ziet spreekt hij mij aan met Jonkvrouw Debacker en geeft hij mij een handkus. De man is een geboren verteller. Laatst beschreef hij mij hoe het er in de Middeleeuwen aan toeging bij de adel. Als kind van de adel kon je niet kiezen met wie je wilde trouwen. Jonkvrouwen werden door hun ouders uitgehuwelijkt. De adel leefde in grote stenen huizen of kastelen waar ze bescherming boden aan de boeren die ze in dienst hadden. Hier komt de uitdrukking ‘steenrijk’ vandaan. Wiens ouders veel landerijen en een kasteel bezaten was een geknipte bruid of bruidegom.   Al ben ik op mijn leeftijd nog steeds een jongejuffrouw, een edelman die mij in zijn kast van een villa wil binnenhalen is meer dan welkom. Ach, die meneer Kasters toch, wat moet ik met hem aanvangen? Als ik hem naar de gesloten afdeling terug stuur, gaat hij zonder twijfel weer fulmineren over de beulsknechten die hem naar het schavot gaan leiden en de vermaledijde pastoor die hem de biecht zal willen afnemen. Hoor ik daar  geen lijster zingen? Die vogels hebben het tegenwoordig hard te verduren. Net als onze oudjes, trouwens. Laat ik maar wat op dat bankje rusten alvorens ik terugkeer naar de instelling. Wat een toeval. William komt aangereden met de ziekenwagen. Hij ziet me zitten en vraagt of ik mee wil rijden. Ik stap in en vraag waar hij vandaan komt. Hij heeft net meneer Kasters naar het ziekenhuis gebracht.  Die is ten val gekomen terwijl hij door de gangen snelde en alsmaar riep dat iemand hem dringend naar de kerk moest voeren. Hij zou vandaag trouwen met de edelvrouw die hij gisteren ten huwelijk had gevraagd. Terug in de instelling trekt zij haar witte doktersjas aan en droomt weg. Er komt een ridder in harnas aangereden met een sierlijke pluim op zijn helm. Hij stapt van zijn paard en klapt het vizier van zijn helm open. Het is meneer Kasters. In zijn hand houdt hij een patisseriedoosje. William heeft zoals gevraagd  het dossier van Kasters op haar desk gelegd en klopt nu aan bij dokter Debacker. Hij krijgt geen gehoor en opent de deur. Met de ogen gesloten leunt de dokter achterover in haar bureaustoel en kust een foto van haar patiënt.

Vic de Bourg
18 0

Show me the way...

Een auto met vreemde nummerplaat reed mij langzaam voorbij en stopte.   Het rechterraam werd neergelaten en een vijftiger vroeg of ik Engels verstond. Op mijn vijftiende had ik pas één studiejaar lang Engelse les gekregen. De afkorting van Global Positioning System behoorde nog niet tot de leerstof. Het eeuwige excuus aan mijn moeder om te rechtvaardigen dat ik op TV tot laat in de nacht keek naar Britse, Amerikaanse of Australische series, was dat ik er veel Engels mee bijleerde. Dat bleek te kloppen want zowel op school als nu met deze authentieke Englishman kreeg ik complimenten voor mijn uitspraak. De man in kwestie vroeg of dit het dorp was waar zich een Engels kerkhof bevond met oorlogsslachtoffers. In mijn mooiste Queen’ s English, of was het Oxford English, legde ik hem uit dat er in het dorp niet enkel een Engels maar ook een Duits kerkhof was en dat er op die begraafplaats zich ook graven bevonden waarop tekens stonden die aangaven dat de gesneuvelden Joden, Moslims of zelfs Hindoes waren. Na mijn begeesterde uitleg en de bewonderende blikken van de medepassagiers, herhaalde de chauffeur nog even hoe hij moest rijden. Tot slot zwaaide ik met mijn rechterarm naar rechts en herhaalde op mijn beurt dat hij aan het volgend kruispunt  dus eerst links moest afslaan.  Hij bedankte me terwijl alle inzittenden naar mij knikten maar keek toch wat bedenkelijk toen hij zijn raampje sloot. Nog even een wuivend handje aan het achterraampje dat mij aan dat van de Queen in haar gouden koets deed denken en de wagen met de exotische nummerplaat en de grote GB sticker op de kofferruimte vervolgde zijn weg. Terwijl ik rond keek of men in het dorp wel goed gezien had hoe ik deze vreemdelingen perfect te woord had gestaan, besefte ik plots mijn blunder. Ik keek naar mijn rechterhand en hoorde mezelf zeggen: ‘Yes, you turn to the left.’  Dan bedacht ik dat het ook wel een beetje de schuld van de Engelsen was.  Waarom zat het stuur in hun wagens ook aan de foute kant, ook al is het de ‘right side’.

Vic de Bourg
19 1

Een aarzelende schoonheid

We zijn op weg naar Brussel, voor een concert van onze favoriete band. Ze spelen voor de tweede avond op rij een uitverkochte show. "Heb je gezien wat ze gisteren speelden?", vraagt mijn vriend aan het stuur naast me. "Serieus, staat die playlist online?", vraag ik terwijl ik mijn telefoon uit mijn broekzak haal. "Ze spelen nooit twee avonden na elkaar allemaal dezelfde nummers", zegt hij. "Anders is het voor hen ook niet plezant." "Ja, daar is iets van", zeg ik. "Dat is alsof je elke dag hetzelfde zou eten. Alhoewel, vroeger bakten we thuis op maandag de overschot van de op zondag gekookte aardappelen in de pan. Met wat er over was van de groenten. Ik vond het dan nog beter smaken.” We hebben tijd om over vroeger te mijmeren. "Ze hebben gisteren 'Hesitating beauty' gespeeld", zeg ik met een blik op de setlist. "Wist je dat Woody Guthrie die song geschreven heeft?" Natuurlijk weet hij dat. “Dat wordt geen aarzelende schoonheid vanavond”, zegt hij. We hebben tijd om taallolligheden in het rond te strooien. Nog meer dan het liedje zelf, is de titel van de song een parel. Schoonheid begint aarzelend. Het laat zich niet meteen zien. Soms moet je twintig keer naar een schilderij kijken om die schoonheid te zien. Of een song telkens opnieuw beluisteren. Of dertig keer een gedicht lezen. Echte pracht neemt een aarzelende start, maar blijft dan hangen. Maar dat vertel ik allemaal niet in de auto. "Van Brussel zeggen ze ook dat het een aarzelende schoonheid is”, zeg ik. “Na een tijdje ga je ervan houden.” Dat aarzelend blijkt te kloppen. De bus die ons vanaf de randparking naar de concertzaal brengt, moet aan een slakkengangetje rijden. Brussel zit potdicht. Alsof het prachtig concert ook aarzelend op gang moest komen.  

Rudi Lavreysen
31 1

Boronali

De bank in het park stond vol met  potjes verf en schildergerei.  De eigenaar van de spullen, in wie ik een schilder vermoedde, was nergens te bespeuren. Zodra ik over mijn verwondering heen was, zag ik een eind verder een man op me toekomen. Hij droeg een schildersezel en naast hem liep ook een ezel aan een touw.  Een breed omrande hoed sierde zijn hoofd. Bij de bank gekomen maakte hij het touw met ezel aan de leuning vast.  Het dier toonde totaal geen interesse voor wat er met hem gebeurde. Het personage met hoed, die ik de rol van schilder had toebedeeld, trachtte hem om te draaien, maar zoals het een ezel betaamt bleef die koppig staan. Dan nam de man maar de andere ezel, de schildersezel beet en plaatse hem  naast de bank op het gazon. Het was een lage ezel. Op deze ezel plaatste hij een doek dat  bij nader toezien reeds met  felle kleuren was beschilderd. Uit een tas die al op de bank stond haalde hij een wortel.  Daarmee slaagde hij er vooralsnog in om het dier te keren zodat het met zijn achterste naar het doek gericht stond. De hele tijd sloeg ik het gebeuren gade maar werd totaal genegeerd, tot de man mij plots aankeek, naar mij toestapte en vroeg of ik een telefoon had en of hij die even mocht gebruiken. Ik overhandigde hem mijn nieuwe Huawei smartphone.  De man verwijderde zich en stond even later hevig gesticulerend met iemand te bellen. Dan werd mijn aandacht gevestigd op een grote groep vrouwen en mannen die ondertussen het park binnenkwamen.  Aan het materiaal dat ze bij zich hadden merkte ik dat het een cameraploeg was. Ze stelde zich op voor de bank met de ezel, die verder zijn wortel verorberde. Er kwam een troep actrices en acteurs toe, gekleed in kleren van omstreeks 1900. Een jonge dame die waarschijnlijk dacht dat ik bij de crew hoorde kwam naast mij staan.  Zij had een klembord in de hand en vroeg of ik het even wou vasthouden terwijl ze instructies gaf aan een aantal acteurs. Op de papieren die op het bord zaten geklemd las ik : Documentaire over Boronali, de beroemde schilder die een ezel was. Tot mijn grote verbazing zag ik hoe aan de staart van de ezel een schilderskwast werd bevestigd. Mijn middagpauze zat erop, dus gaf ik snel het klembord terug aan de dame, die de wenkbrauwen fronste toen ze me uit het park zag lopen. Weer op het werk zocht ik op het internet meteen de naam Boronali op en vond er het ongelooflijke, spannende en hilarische verhaal  van het kunstwerk dat zogenaamd door een ezel  met zijn staart werd geschilderd. De Fransman die het  in 1910 allemaal verzon heette Roland Dorgelès en wou op die manier de spot drijven met het artistieke milieu en zijn kleinzielige snobs en criticasters.   Pas uren later ontdekte ik dat ik mijn telefoon miste.  

Vic de Bourg
44 1

Fietsen door de tijd

Vroeger, toen vrouwen nog naar hun mannen luisterden was alles anders. Anders, maar toch hetzelfde. Het verschil zit ’m nu in de creativiteit van de man om zijn vrijheid te kunnen claimen. Zeventig jaar geleden hoefde dat niet zo. In doorsnee Vlaamse dorpen was het bijvoorbeeld traditie dat men op zondagochtend naar de kerk ging. Zondagse kleren aan en hup, braaf naar de mis. Na deze wekelijkse vromelijkheid pleegde manlief het café in te duiken voor een frisse pint en een babbel. Moeder de vrouw knoopte dan haar schort van noeste ijver voor om de zondagsnoen voor te bereiden. Tegen de tijd dat het hele dorp naar gekookte patatten en gebakken vlees rook, was het voor manlief tijd om heim te keren. Wellicht kreeg hij dan z’n wekelijkse saus; dat zijn adem naar bier stonk en hoe hij aan dat blauw oog kwam. Daarna werd het middagmaal in rust en vrede verorberd. Namiddag was er vlaai en koers op tv. Een nieuwe werkweek kon beginnen. Vreemdgaan deed men achter hoek en kant, in het veld of in de schuur. Er was altijd wel een deerne te vinden voor een pleziertje in het hooi. Moeder de vrouw wist zogenaamd van niets. Ze zweeg. Ze negeerde de weeë geur in zijn kleren en hield haar mond over de roddels in het dorp. Wat kon ze ook anders. Scheiden was uit den boze en protest aantekenen stond voor velen gelijk aan een pak slaag. Zij had de zorg voor de kindjes en het huishouden, dus zweeg ze. Voor haar was er altijd nog de melkboer. Anno 2020 hijst de gemiddelde Vlaming zich op zondagochtend in een strak pak om vol passie zijn hangbuikje over de stang van z’n racefiets te buigen. Meestal doet hij dit niet alleen. Hij doet het in groepjes van 3 tot 50. Stoer en sportief manvolk siert de straten van het Vlaamse land. 90% overleeft deze ritten, 10% helaas niet. Hartfalen of ongeluk worden als oorzakelijk getipt. Teveel bier en spierballen rollen zitten hier wellicht voor iets tussen. De kerk maakte plaats voor 80km doortrappen en het café verplaatste zich naar een paar dorpen verder. De grieten in het hooi maakten plaats voor de digitale fantasie, de pornhubs en de online dates. Het boerenwerk ruilde men in voor het kantoor in de stad en in plaats van op de traktor, zit men nu in de file. Vrijheid kan enkel nog geclaimd worden met creativiteit. Mannen van nu moeten multitasken gelijk een vrouw; denken aan de vergrendeling van de smartphone, het ingewikkelde paswoord op de computer, het leegmaken van de cache en het verbergen van de Whatsapp berichten. In de evolutie van toen tot nu werden mannen creatiever en vrouwen slimmer. Geëmancipeerde gelijkheid? Op vrijheid staat nu een hoge prijs voor de hedendaagse man. Als hij niet sportief en creatief genoeg is, en zij te slim, mag hij zijn zondagse noen zelf maken en in alle eenzaamheid verder fantaseren over zijn digitale droomgriet die sowieso nooit zou slikken waar hij van droomt, terwijl zijn ex met haar nieuwe adonis de geschiedenis herhaalt. Hoe schoon en ongecompliceerd het toch was in die goede oude tijd… 

Heidi Schoefs
34 0

Emotionele en communicatievalkuilen bij autisme

EIGEN BERICHTGEVING – BRUSSEL – 21 mei 2020 – Waarom lukt het niet-autisten zo moeilijk om zich in te leven in de wereld van mensen met een autisme spectrum stoornis (ASS)? Leven autisten nu eenmaal op een andere planeet of zijn het de niet-autisten die daar vertoeven? In elk geval lost het niets op betreffende een betere verstandhouding en begrip als je niet in elkaars leefwereld kan en durft kijken. Andere informatieverwerking De informatiestroom loopt bij mensen met autisme nu eenmaal gans anders. Een verzender stuurt een boodschap naar de ontvanger. Deze ontvangt en stuur zijn antwoord terug. Zo eenvoudig is het op school, maar is praktijk loopt dit scenario heel anders voor mensen met een aangeboren ASS-aandoening, waarvoor geen medicatie bestaat. Alleen het inleven in de wereld van autisten en het bespreekbaar maken kan zorgen voor een beter begrip, aanvaarding en het rekening houden met de andere partij. Autisten ontvangen inderdaad een boodschap van een gesprekspartner of een ander medium of gewoon als ze levensmiddelen zien staan in de supermarkt, mensen zien passeren in de straat en de dagelijkse handelingen doen zoals niet-autisten. Vijf keer meer prikkels Echter het belangrijkste adertje bij autisten is dat ze prikkelgevoelig en vaak ook hoogsensitief zijn. Ze ontvangen dus vijf keer meer prikkels dan niet-autisten. Naast de boodschap van de gesprekspartner of tijdens een ander gebeuren krijgen ze ook vier boodschappen in de marge die ze eruit moeten filteren. Die vier schemerboodschappen hebben geen belang of toegevoegde waarde en hiermee moet geen rekening mee worden gehouden. Toch slaan mensen met autisme ook deze boodschappen in de schemerzone op. Bijvoorbeeld: het geluid op de achtergrond van een ijskast, een voorbijrijdende auto, een fluitende vogel, een bijzondere wolk die voorbij drijft, wat er is de kast ligt achter de gesprekspartner, welke behangpapier er is, enz. Allemaal schemerboodschappen die totaal geen nut hebben. Maar als verdedigingsmechanisme dat te sterk is ontwikkeld, komen die boodschappen in de marge ook tot bij hen. Kernboodschap filteren Het kost voor mensen met autisme veel tijd en energie om de kernboodschap te filteren uit de vijf prikkels en de andere vier nepboodschappen los te laten. Daarna moet een autist beslissen wat hij of zij met die boodschap gaat doen : Ik reageer niet, want het is niet nodig.Ik reageer niet, want ik denk dat er nog bijkomende informatie komt met nieuwe boodschappen.Ik reageer, want ik denk dat het nodig is en ik alle informatie heb gekregen.Oogcontact Bij die beslissingen kan iemand met autisme geen rekening houden met het oogcontact met de gesprekspartner, want oogcontact is een zeldzaam toegepaste en bijzonder moeilijk in te schatten vorm van communicatie bij mensen met ASS. Ze schatten dit talrijke malen, beslist goedbedoeld, totaal verkeerd in. Voor iemand met autisme is het bijzonder onwennig om oogcontact te hebben met andere mensen. Dit voelt raar en heel onnatuurlijk aan. Het is zoals in je blote in de auto rondrijden en iedereen je aankijkt. Dit soort gevoel krijgen autisten als je hen verplicht tot oogcontact. Het blijft altijd een onnatuurlijke houding en een ingestudeerd nummertje voor hen. Veel tijd en energie Door het vele tijd om de kernboodschap te filteren uit een vijfvoud van prikkels, kost dit voor iemand met ASS bijzonder veel energie en tijd. Daarom zijn autisten ook sneller en vaker uitgeput en vermoeid dan niet-autisten. Door het lange tijdsverloop gaat de boodschap bovendien soms de mist in of zit de andere gesprekspartner al vier zinnen verder – en gaan die mededelingen verloren – want vlotte communicatie tussen beide partijen niet zal bevorderen. Inlevingsvermogen en emoties Inlevingsvermogen en emoties liggen moeilijk bij autisten omdat het verwerken van een overvloed aan informatie en communicatie veel tijd kost. Vaak komt de boodschap later die dag of dagen nadien opeens terug vooraleer ze verder kan worden ontleed en in een juiste context geplaatst. Daar waar emotie een rechtstreekse onmiddellijke reactie is bij niet-autisten, kan hier een periode overgaan bij mensen met ASS. Waarom ze dan opeens blij of droevig zijn op een ogenblik dat je het niet verwacht, heeft dus te maken met die langere tijd die ze nodig hebben om eenzelfde boodschap goed te begrijpen en te verwerken. Emotie en gebeurtenis niet gelijklopend Autisten hebben niet meer of minder emotie dan niet-autisten, alleen loopt de emotie niet altijd samen met het tijdstip van de gebeurtenis. Autisten hebben ook nood aan planning, structuur, duidelijkheid en houden zich vast aan kleine en grote gewoontes waarvan bijzonder moeilijk kan worden afgeweken. Plotse veranderingen in planning, structuur en regelmaat verstoren het hele denk- en communicatieproces bij autisten. Zij raken dan in paniek en voelen hun omgeving aan als een “boze buitenwereld” die hen niet begrijpt of hen niet wil begrijpen. Ze hebben het gevoel dat ze worden geleefd en niet tot rust kunnen komen in een omgeving om alle informatie rustig te kunnen verwerken. Overprikkeling Autisten worden door de drukke buitenwereld regelmatig overprikkelt en moeten dan tot rust komen in een vertrouwde leefwereld met een favoriete hobby of bezigheid. Ze moeten hun hoofd leeg kunnen maken door iets te doen wat ze graag doen en waarmee ze de schemerboodschappen kunnen loslaten: schrijven, tekenen, lezen, wandelen, fietsen, sporten, muziek, huisdier, … Tot rust laten komen Het heeft geen zin om autisten die overprikkelt zijn nog verder te belasten met allerlei vragen, communicatie en interacties. Het best is om hen de tijd te gunnen om weer tot zichzelf te komen en hun prikkels te verwerken en los te laten. Op dat moment zal iemand met ASS beslist niet de meest geliefde huisgenoot, partner of vriend zijn. Hij is immers drukdoende te vechten tegen de omgeving die hem vijandig aanvoelt en gaat op zijn of haar achterste poten staan. Hij begrijpt heel moeilijk dat andere mensen constant sociaal willen zijn, agenda’s boordevol plannen hebben, plannen willen wijzigen en in de verre toekomst plannen maken. Planning en structuur noodzakelijk Een duidelijke weekplanning en bespreking is absoluut aangewezen om iemand met ASS te integreren en zich thuis te laten voelen in een voor hem of haar bijzonder ingewikkelde leefwereld. Wijzigingen moeten duidelijk worden doorgesproken, rekening houdende met de autist, en men houdt zich het liefst aan een planning zonder al te veel wijzigingen en onduidelijkheden. Ook moet voldoende tijd worden voorzien om iemand met ASS tot rust te laten komen in een rustige vertrouwde omgeving. Het aantal activiteiten per dag en in het weekend moet worden beperkt om overprikkeling te vermijden. Activiteiten beperken Iemand met autisme vindt het helemaal niet erg als zijn partner of huisgenoten bijkomende activiteiten doen en hij of zij op dat ogenblik zich kan terugtrekken in de eigen leefwereld en cocoon om tot rust te komen. Nooit roepen en ruzie maken Verder zijn er nog enkele tips die je absoluut moet vermijden : begin nooit te roepen en ruzie te maken met mensen met ASS of hen met communicatie te bestoken wanneer ze overprikkelt zijn, want dit komt bijzonder confronterend over omdat zij sowiezo veel meer prikkels opvangen, het hen angstig maakt en zij uit verdediging kunnen beginnen gooien met voorwerpen en wegvluchtverdrag vertonen. Eenvoudige communicatie Probeer communicatie zo eenvoudig mogelijk te doen : Vermijd lange en ingewikkelde zinnen.Gebruik slechts één boodschap per zin.Ga na elke zin na of de autist het heeft begrepen.Gebruik geen figuurlijke taal. Autisten vatten alles letterlijk op.Vermijd communicatie waar de autist geen interesse of boodschap aan heeft omdat ze dit zelf kunnen vaststellen, bijvoorbeeld “De zon schijnt vandaag.” of omdat de boodschap tegenover iemand anders gericht is zonder toegevoegde waarde voor henzelf.Het begrip om zich in te leven in de andere leefwereld moet zowel van de autist als de niet-autist komen. Daarom is het respect voor die andere leefwereld bijzonder belangrijk en mag men nooit de eigen interpretatie van het leven opdringen aan de andere partij. Alleen zo kan er meer begrip ontstaan tussen autisten en niet-autisten.   https://autismestorm.home.blog

Autisme Storm
130 0

De heimat onzer jeugd...

                                                                              tekening © giart productions Het gaat (te) vlug. Telkens er een jaartje bij komt beseft men hoe het steeds sneller gaat. Van oude mensen zegt men wel eens dat ze weer kinds worden. Ondertussen weten we dat een kort geheugen afbrokkelt en het tollen in het hoofd steeds dieper zoekt naar herinneringen van weleer. De geheugens op een computer en wat erin wordt opgeslagen of gewist, kunnen met een druk op de knop gecontroleerd worden. Over hoeveel gigabytes het ook gaat, men kan de intelligentie op een artificiële gegevensdrager  amper vergelijken met de ongebreidelde hoeveelheid aan indrukken, gevoelens, herinneringen en kennis die wij onder de eigen hersenpan opslaan.   Alleen ontbreekt een knop om er enige controle op uit te oefenen en stopt het heen en weer slingeren in gedachten nooit. Of wij nu slapen of dagdromen, de molen maalt steeds door. Zo loop je  toevallig onder een eeuwenoude boom in een bos en zie je de wortels die aan de voet van zijn stam boven de grond uitsteken. Plots worden die wortels weer trappen en sta je met jouw schoolkameraden weer onder een soortgelijke boom op de speelplaats. Met zessen staan jullie paraat om de burcht te bestormen.  De boom is de imaginaire toren die moet beklommen worden.  Elke wortel is een trede.  Het beklimmen begint. De voorste krijger staat klaar met ingebeelde helm en zwaard en zet de eerste stap.  Voorwaarts! Behoedzaam volgen, één voor één zijn vijf kompanen.  Het zestal stapt in wijzerzin rond en mist geen enkele wortel.  Langzaam wordt de snelheid opgedreven en alras rennen jullie om de dikke boom. Dan stopt de aanvoerder bruusk en botsen jullie  tegen elkaar aan.  Er is tegenstand opgedoken en jullie moeten terug. Keren is moeilijk op de smalle trap.  De laatste moet in tegenovergestelde richting terug stappen, de overige vijf volgen tot de aanvoerder roept dat jullie aan de winnende hand zijn en weer in wijzerzin omhoog kunnen. De inname van de toren duurt nooit langer dan een speeltijd en keer op keer zal de vijand verslagen worden en zal de één of andere burchtvrouw gered worden, waarbij ieder aan zijn eigen liefje denkt. Je weet ondertussen al lang niet meer wie de vijf kompanen waren en je kan ze dus, alle facebooks, instagrams  of emails ten spijt,  niet vragen of de boom ook bij hen op de harde schijf een onvergetelijk, onuitwisbaar plaatsje heeft ingenomen.

Vic de Bourg
36 1