Zoeken

Mens, erger me niet...

Ik grommel graag. Van ergernis naar ergernis begeef ik me door het wonderlijke doch kleinmenselijke aardse bestaan. Ik deed het als kind en zette het later dapper verder. Zou het ooit stoppen? dacht ik wel eens. Maar ik doe het nog steeds. Ik wijt het aan de omstandigheden die bondig om reactie vragen waarna mijn humeur even snel weer opheldert. De jogger die met zwaaiende armbewegingen langs mij heen rent en me stil doet staan, wanneer er uit de tegenovergestelde richting een jonge vrouw met haar peuter in de buggy aankomt. Mijn grom is sneller dan mijn gezond verstand. Ze zijn gelukkig wel van voorbijrazende aard, de jogger en de grom welteverstaan. Die jonge vrouw heeft niets door. Ze is druk bezig haar smartphone te bespelen. De peuter zeurt en waagt zich aan gymnastiek vanachter die buggygordel. Nog even en het lukt hem; eruit klimmen of vallen? Wat is hier de bedoeling van? ’s Avonds de builen op z’n hoofdje tellen? Toch wandel ik, haar in stilte de les lezend, voorbij. Op allerlei manieren wordt mijn ergernis gewekt. Het zal me maar overkomen: lezen in een artikel, dat het heeft over de mensen dat de regels aan hun laars lappen, nog wel in het zogenaamde betere dagblad. Geheid grijp ik naar mijn smartphone om de redactie eens te vertellen wat ik ervan denk, hardop beter wetend ‘hoe ben jíj door die selectieprocedure geraakt?’ Maar voor ik het verzend, is de lucht weer geklaard. De collectieve verwendheid van het bestaan, kan me ook – spreekwoordelijk – tegen het plafond krijgen. Ik ben toch niet verplicht om regenweer slecht te vinden? Is een flinke windstoot een spelbreker in mijn plannen? Moet ik echt weer luisteren naar het geklaag van deze of andere wandelaar die de mooie natuur moet missen omwille van… natuurelementen? Ga toch wat anders doen, denk ik en nestel me in de zetel met mijn dikke Outlander, blij met de honderden nog ongelezen bladzijden. Bij de vraag “Alles goed met jou?” verstom ik, bijna het puntje van mijn tong afbijtend om niet al te grof te worden. Toch antwoord ik zelfs dan, vind ik zelf, nog beleefd: “Niet alles, maar bij wie wel?” Me verantwoorden over mijn toestand is vermoeiender. Ergernis, als een stouteheersbeestje dat over mijn huid loopt en kriebelt. Zijn stipjes lichten vervaarlijk op. Voor ik als een gek begin te krabben adem ik diep in en uit. Enkel wanneer de stipjes blijven oplichten, waag ik me al eens aan een duidelijke taaltuiting. Zeker als het over ‘mijn zoveel vrije tijd’ gaat. “Ruilen met mij?” heb ik al meer dan eens gevraagd. De verstomming van die andere is dan een cadeau. Doch weegt zelfs die irritatie nu lichter. De dag zit vol potentiële ergernissen en hoe sneller ik er lucht aan geef, hoe beter ik me voel, wetende dat het enkel dat moment is. ’s Avonds leg ik me moe maar tevreden neer, me verheugend op de dag van morgen, vol mogelijkheden om mijn eigen kleinmenselijkheid te verdoezelen met grommelen over die van anderen. Mens, erger me wel. Ik houd van u. AMK.

Anemos
28 2

Een vakantiegewoonte

Het is een verraderlijk ding. De gewoonte. Een beetje zoals je trouwe schoenen die je niet wil wegdoen, maar er op de duur toch natte voeten in krijgt. Zo hebben we de gewoonte om bij de Parijse terrastafels te gaan zitten. Tot we onlangs voorbij een ander terras met dezelfde tafelsoort wandelden, maar hier met kleurrijke stoelen. "Zullen we hier eens gaan zitten?", vroeg mijn vrouw. Ik moest me zowaar vasthouden aan een van de hippe stoelen. Die vraag had ik niet verwacht. Een inbreuk op mijn gewoonte, weet u wel. Maar ik was bereid om het risico te nemen. In de zaak weerklonk een Spaans deuntje. Er viel ook een zuiderse geur waar te nemen. Die kwam, zo zag ik aan de rookwolken, van de aanpalende shishabar. Ik ben geen kenner, maar het is vooral waterpijproken (als dat al een werkwoord is) dat de jonge mensen daar doen. Je moet er wellicht niet naartoe voor een Westmalle Tripel. De jongelui liggen er in zeer lage loungezetels. Ik zou moeite hebben om er uit te geraken, zelfs zonder een waterpijp gerookt te hebben. "Stoort het niet, die geuren?", vroeg ik aan de barman die onze drankjes deskundig serveerde. "Dat ligt eraan, hoe de wind staat. Soms zijn het ook aangename geuren", vertelde hij. Er was iets van. Met de zoete geuren en het Spaans muziekje bekroop me een licht vakantiegevoel. Ik heb dan de gewoonte om mijn schoenen uit te trekken. Het zal wel iets uit mijn kindertijd zijn, toen ik in de vakantie altijd blootsvoets rondliep. “Onze Rudi loopt weer berrevoets”, hoor ik moeder nog zeggen. Ik had mijn linkerschoen amper uit of mijn vrouw stootte me aan. "Zeg, hier toch niet." "Dat is mijn vakantiegewoonte", zei ik. "En bovendien, met die waterpijpgeuren merken ze daar toch niets van."  

Rudi Lavreysen
5 1

Gastenboek

‘D´accord’, hoor ik mijn man zeggen, ‘sept heures trente.’ Hij steekt zijn gsm terug in de zak van zijn regenjas. ‘Gelukt’, zegt hij opgetogen, ‘net een tafeltje gereserveerd.’ We zitten in Rochefort op een terras en tersluiks kijk ik op mijn horloge. Zes uur. Geweldig. Dat betekent nog anderhalf uur honger en kou lijden. ‘En wat nu’, vraag ik beschuldigend, ‘nóg maar eens wat wandelen of hier tegenover de kerk in?’ Het wordt de kerk.  Slecht gehumeurd loop ik tot bij het altaar, bekijk vluchtig de mozaïeken op de vloer en maak dan rechtsomkeer. Op een houten pupiter vlakbij de uitgang ligt een opengeslagen gastenboek. Gastenboeken oefenen een enorme aantrekkingskracht op mij uit. Niet dat ik de drang voel er zelf iets in te schrijven, maar ze prikkelen mijn nieuwsgierigheid danig. Iemand geeft zich bloot, legt vast wat hij denkt of voelt en deelt dit met de rest van de mensheid. Ook met mij. En kunnen onderduiken in het privéleven van iemand anders is iets waaraan ik slecht kan weerstaan.      Op de linker bladzijde staat een tekst, ondertekend door een vrouw. Haar ronde, regelmatige handschrift doet me vermoeden dat hier een intelligente, evenwichtige vrouw aan het woord is en geïnteresseerd ik begin te lezen.     Als eerste looft ze de mozaïeken. Goede inleiding, knik ik waarderend. Daarna bedankt ze God: …voor Uw bemoeienissen in mijn leven en voor de mooie vrouw die ik nu ben. Zonder U was het nooit allemaal goed gekomen. Verschillende gedachten schieten door mijn hoofd. Welke vrouw beschrijft zichzelf nu als mooi? Of nee, dit gaat niet over haar uiterlijk. Maar dan nog… En wat zou er goed gekomen zijn? Haar huwelijk? Een verslaving? Heeft ze een ongeval gehad, haar gezicht verbrand? Verdorie, had ze nu niet wat specifieker kunnen zijn? Goh, te denken dat alleen met Gods hulp alles goed gekomen is. Ik had haar verstandiger verwacht, met dat handschrift. Volwassener. Of heeft ze echt zulk een diep geloof?     Ik heb alles om gelukkig te zijn, schrijft ze verderop, alleen, voor één klein dingetje heb ik nog wat hulp nodig. Maria, van U misschien, want God heeft al genoeg gedaan. Maria, zou U ervoor kunnen zorgen dat mijn zoon stopt met roken? Dan is mijn leven perfect. Dank U wel en ik houd heel veel van U. Glimlachend maar ook een beetje jaloers loop ik met mijn handen diep in mijn jaszakken naar buiten. Ik zou willen dat ik zo was. Mezelf mooi vinden, mijn leven in Gods hand leggen en simpelweg Maria´s hulp inroepen om de mannen in mijn leven te laten doen wat ik wil. Ik zou al lang lekker warm in een restaurant hebben gezeten.

ingridvdk
12 1

Stationsgesprek

Het is een bloedhete dag en ik ben redelijk vroeg aan het station van het naburige dorp. Onze jongste arriveert er met de trein, wegens geen aansluiting naar ons stadje. Het terras aan de achterzijde van het stationsgebouw ligt voor een groot stuk in de schaduw. Ik heb graag zon, maar een hele dag bakken en braden is aan mij niet besteed. Ik ben dan als een lasagne in een hete oven. Als hij begint te pruttelen, moet je hem eruit halen. Ik heb nog een kwartier. Aan mijn linkse kant zijn twee oudere dames in gesprek met de eigenaar. Dat het warm is en dat het bij de coiffeuse onder de droogkap nog warmer is. De geur van hun haarlak is herkenbaar. Ik zie de bruine bus met de witte dop thuis nog in de kast staan. Aan mijn rechtse zijde zit een grote man met een zomerhoed. "Ik ben zjust in de schaduw gaan zitten", spreekt hij met het smakelijke accent van ons naburig dorp. "Ik hem ne nieuwe vélo gekocht”, gaat hij meteen verder, alsof we oude bekenden zijn. Hij wijst naar de driewieler tegenover ons, vastgebonden aan de lantaarnpaal. "Drie ruggenwervels gebroken", zegt hij. Er gaat meteen een rilling over mijn rug. Hij vertelt over zijn zwaar ongeval en dat een gewone fiets moeilijk is om op en af te stappen. Het is zijn evenwicht waar het nu aan schort. "Ik verschoot van de prijs. Daar kon ik hem niet voor laten staan. Rij hem maar naar buiten, zei de man van de Kringloopwinkel tegen mij. Ik ga eens zien of ik hem thuis krijg”, zegt hij, waarna hij zijn glas uitdrinkt. Hij maakt het slot los en stapt voorzichtig op zijn fiets. Het gaat hem goed af. Ik zwaai nog even. Alsof we oude bekenden zijn.

Rudi Lavreysen
21 0

Narcissus 2.0

Zijn wijsvinger tapte onophoudelijk op de F5-toets voor schermverversing. Waar blijven die duimpjes nou, vroeg hij zich af. Zo slecht is dit verhaal toch niet? De gehele week had hij de confrontatie met alles en iedereen opgezocht. De resultaten schreef hij minutieus op in zijn zakagenda. Het gebekvecht met de buschauffeur vanochtend spande de kroon tot dusver. Een mens moet toch ongestoord kunnen ontbijten met de voeten op de tegenoverliggende bank? De Romeinen aten ook liggend. Om het drama wat aan te wakkeren had hij de chauffeur een blauw oog geslagen. Een goed verhaal bevat nu eenmaal conflict. Waargebeurd was noodzaak, geen excuus. Uitdieping van de personages was overbodig. In dit verhaal van 250 woorden was het niet nodig om hem als protagonist te beschrijven als blonde, blauwogige gespierde jongeling met kuiltjes in zijn lach en irissen die elk vrouwenhart binnen één seconde tot defibrillatiebehoefte zouden noden. Ach, kwaad kan het ook niet, bedacht hij zich en krabbelde zijn uiterlijk met enige overdrijvingen op het papier. Zijn gefotoshopte profielavatar stond model op het scherm van zijn mobiel. Vergenoegd krabde hij ongemerkt enkele puisten open in zijn nek. Nu nog een plot. Hij walgde tijdens zijn YouTube-research van de vele vloggers met hun “overrated lives”. Ze waren inhoudsloze nummers, wannabees. Hij was avontuur met een persoonlijkheid! Zijn ogen knipperden, vechtend tegen zijn slaap. Uren surfte hij door zijn verhalenpagina’s op jacht naar likes en volgers; zijn welverdiende vloed van waardering. Eenzaam verdronk hij in oververmoeidheid, maar het verhaal werd postuum een wereldhit.

Erik van der Velden
10 1

Foxy Foxtrot

Na een wandeling in een dorp dat niet het onze is, belanden we op een terras. Vooral om van mijn gezeur af te zijn. In de laatste kilometer heb ik tien keer gezegd dat ik dorst heb. Nadat de kastelein onze drankjes heeft geserveerd, houdt hij halt bij de man aan de tafel naast ons. 'Heb je het gehoord van José?', fluistert hij. "Speelden jullie ooit Chinees fluisteren?", vraag ik aan mijn vrouw. "De eerste fluisterde een zin in het oor van de tweede en zo ging het de hele klas door. De laatste zin was altijd anders." "Dat ken ik", zegt mijn vrouw. "Zo gaat het ook met geroddel. Als een gerucht rondgaat, wordt het alsmaar erger. Al heb ik nooit geweten waarom het spel ‘Chinees fluisteren’ noemt.” "Dat weet ik ook niet. Ik was als klein manneke gek op het liedje Foxy Foxtrot van Nico Haak. Mijn meter hield er ook van. Dan zongen we het samen en deed ik allerlei gekke danspasjes." "Je had het over Chinees fluisteren", zegt mijn vrouw. "Juist, ik mocht een keer beginnen met het spel en ik fluisterde een zin uit dat liedje. 'Oh Foxy Foxtrot met je elastieken benen.' De meester deed ook mee. Hij zat laatste. Weet je wat de voorlaatste hem in het oor fluisterde? 'Fons heeft drie plastieken tenen.' Geweldig toch." “Ken je trouwens het laatste stukje van Foxy Foxtrot? Wacht, ik zing het even.” “Doe maar niet”, zegt mijn vrouw. Ik zing het stilletjes. ‘Ik hoop nog één ding te beleven: dat ik de honderd nog eens haal. Dan zal het dansen van zo'n foxtrot niet zo een-twee-drie meer gaan. Maar dan dans ik wel een Engels walsje met mijn eigen Sjaan.’ “Nico Haak”, zegt de cafébaas, die me toch hoorde zingen. “Zo maken ze niet meer”.

Rudi Lavreysen
11 1

Alstgodblieft

Elke tuin in onze straat werd omsloten door hoge hagen, onderbroken door een laag wit muurtje waardoor buren met elkaar contact konden zoeken. Mijn moeder vertelde me dat ik als kind niet snel genoeg kon groeien om over dat muurtje te kijken, naar de tuinen van de buren. Af en toe nam ze me op de arm, waardoor ik binnenkeek in een tuin waar mensen wel een hondje hadden. Huilend moest ze me terug naar binnen sleuren. Ik herinner me vooral de bejaarde buurvrouw, Marie-Louise, waarmee mijn moeder dagelijks een praatje sloeg. Bijna elke zin die de buurvrouw uitsprak eindigde met ‘Alstgodblieft’. Als god ’t blieft. Eerst dacht ik dat god een raar soort geblaf produceerde. Blaffen. Blieffen. Ze zei het altijd zacht, alsof de het woord in wolken gewikkeld was. Dan dacht ik dat het een magische spreuk was. ‘En dan gaan we naar de zee, alstgodblieft’. Vaak zat ik in mijn kamertje ’s avond en liet ik het woord in mijn mond rollen. Soms met gevouwen handen. ‘Ik wil graag de nieuwe barbiepop, alstgodblieft’‘Kan je een nieuw badpak met roze bloemen voor me regelen, alstgodblieft?’ Die ‘godblieft’ leek niet naar mij te luisteren. Marie-Louise vertrok twee maand later naar zee en ik bleef wat verweesd achter. Waar bleven mijn nieuwe badpak en barbiepop? Op een dag, wanneer het duidelijk werd dat mijn barbie en badpak ergens vast moesten zitten in de wolken van godblieft, ging ik verhaal halen bij mijn moeder. ‘Alstgodblieft wil eigenlijk zeggen ‘als God het belieft’, als God het wil’. Niet begrijpend vroeg ik of ze echt alles aan God vroeg, die buurvrouw, en of God wel echt bestond, want lief lijkt hij niet echt te zijn als ik zo aan mijn barbie en badpak dacht. ‘Het wil gewoon zeggen… Welja, we zien wel, meer niet’, antwoordde mijn moeder. Vanaf die dag luisterde ik nooit meer naar hun gesprekken.

Jolien Van de Velde
131 1

Verdacht veel vakantie

Eerlijk? Echt onaangenaam zijn ze niet, die eerste dagen werkloosheid. Ja, de postbode brengt nog wel je C4 per aangetekende zending, maar daarmee is ook een pagina definitief omgeslagen. De ontgoocheling raakt stilaan verbeten, de klap verwerkt en met het veel te langzaam ontwakende lentezonnetje lijkt deze periode verdacht veel op vakantie. Met mijn eerste portie herwonnen energie begin ik thuis een grote schoonmaak. Alles wat me ook maar enigszins aan mijn oude werkgever, de spoorwegen, doet denken, moet onder mijn ogen uit. De cursussen, waar ik me het afgelopen halfjaar een ticket op werkzekerheid tot aan mijn pensioen mee had willen bezorgen, gaan de kelder in. Alle administratieve rompslomp is gearchiveerd en elke stofpluk die ik verwijder lijkt me een extra energieshot te geven waar geen Rode Stier tegenop kan. In de keuken moeten cola, chocolade en chips plaats maken voor gezonder spul. OK, de afgelopen weken waren héél stresserend en dan durft de Bourgondiër in mij al eens om verzadiging vragen, neen sméken, maar vanaf nu wordt het anders. Ik wil me herpakken! Dus laad ik in de supermarkt mijn winkelkarretje vol met versgeperst sinaasappelsap, magere yoghurt, rauwe groenten en méér van dat lekkers met NutriScore A of B. “Kan het zijn dat uw kaart leeg is?” de caissière kijkt me van achter haar mondmasker vragend aan. “Ah, ja, dat kan,” flap ik er quasi nonchalant uit, maar ik besef plots dat al mijn maaltijdcheques opgesoupeerd zijn en er de komende maand of maanden geen bedrag op mijn kaart bijgestort zal worden. Ik neem snel mijn bankkaart en besef dat ik ook mijn aankopen in de supermarkt voortaan zal moeten betalen van de som die ik van de RVA uitgekeerd krijg. Een bedrag dat naarmate ik werkloosheidsanciënniteit verwerf, alleen maar kleiner zal worden. En plots bezorgt dat ontslag me toch weer een pijnscheut. Eén blik op dat kassaticket en mijn vakantiegevoel is helemaal over.

Paul Dewilde
4 0

Waar boeken onveilig zijn ...

Waar boeken onveilig zijn … Leuven is sinds mensenheugenis dé universiteitsstad van de Lage Landen, maar wie ervan uitgaat dat de Stellastad de place to be is voor boeken, is naïef. Boeken zijn daar niet veilig. Je had de universiteitsbibliotheek en faculteitsbibliotheken, maar toen ik er in de jaren 70 als would-besoixante-huitard aanspoelde, lag mijn kot godbetert rechtover de stadsbibliotheek. Als ik niet moest brossen, piket staan, betogen of cafés afschuimen, liep ik daar weleens binnen. Soms zat ik op kot een frietje te steken, multitaskend voortbladerend in een boek hoewel mijn vingers aaneenklitten door mayonaise, bearnaise, pickles of frietvet. Of bier. Vandaar wellicht dat de stadsbib later verhuisde en het pand gesloopt werd! Alleen het classicistische portiek met zes Toscaanse zuilen en fronton bleef ongemoeid en werd de entree van museum M. De boeken van de universiteitsbibliotheek daarentegen beleefden een veel ergere, drievoudige calvarie. In augustus 1914 ontaardden Duitse represailles voor een schietpartij (door francs-tireurs volgens hen, een geval van friendly fire volgens historici) in een rancuneuze, rücksichtslose furie: burgers werden zonder boe of bah geëxecuteerd, de stad platgebrand. Ook de middeleeuwse lakenhal waar het gros van de handgeschreven en gedrukte memorie van onze Alma Mater bewaard werd, ging in vlammen op. Pandemonium in het patrimonium: unieke paleotypes, incunabelen, wiegendrukken met kalligrafische miniaturen, monnikenvlijt, folianten, leporello's, vroegwetenschappelijk werk van beroemde Leuvense humanisten, materieel en immaterieel erfgoed. Verbrande en geblakerde papier- en papyrusrestjes dwarrelden buiten de stad neer. De nazaten van Goethe, Schiller en Gutenberg werden per direct paria's. De opgeschrikte beschaafde wereld smeedde een alliantie tegen de barbaarse 'furor teutonicus'. Overal werden karrenvrachten boeken en fondsen ingezameld: Leuven zou een chique nieuwe universiteitsbibliotheek krijgen, in een nieuwsoortige ad-hocstijl, met carillon en zo veel uiterst gedetailleerde tierlantijntjes, symboliek en iconografische hoogstandjes dat een gedegen stadsgids u urenlang kan onderhouden. De nieuwe bib was amper klaar toen een nieuwe blitzkrieg voorbijraasde. En wat is nu waarheid, wat het broodjeaapverhaal? Waren het de Duitsers die een batterij kanonnen opstelden om cynisch ook de nieuwe bib in de as te leggen? Of was het een verstrooide Engelse RAF-piloot die brandbommen dropte? Hoe dan ook: opnieuw van dattum! Bovengrondse brandschade terwijl het boekenfonds in de brandbestendige ondergrondse verdiepingen nagenoeg volledig verloren ging in gesmolten en vervolgens weer gestolde glasmassa! Ook na de Tweede Wereldoorlog herrees de bib als een feniks uit zijn as, maar geen kwarteeuw later voltrok zich een derde boekendrama. Leuven Vlaams, Walen Buiten! Even voorbij de taalgrens verrees Louvain-la-Neuve. Verbannen Franstalige studenten wrikten op de Oude Markt een kassei los en droegen dit souvenir in een plechtige processie helemaal naar hun nieuwe campus. Zodra Vlaamse folkloristen daar lucht van kregen, volgde een nachtelijke raid om de onmisbare kassei terug te halen. Toch is hij (of een andere) opnieuw in Novum Lovanium geraakt en verankerd. Heel andere kolder, van hoog macaber en morbide niveau, was de boedelscheiding inzake het boekenfonds van de universiteitsbib. Waren er twee exemplaren van een boek, dan werd gevochten voor het minst beduimelde. Complexer werd het met een 25-delige encyclopedie. Twaalf delen voor Leuven, twaalf voor Louvain, en voor het 25e deel werd naar verluidt ten slotte kop of munt gegooid. Dit is echter louter mythe; in werkelijkheid gingen alle even inschrijvingsnummers naar de ene partij, de oneven naar de andere. Ook academici en bollebozen hebben immers gezond verstand. Al beweren mensen die erbij waren, dat deelnemers aan de boedelscheidingsvergaderingen vaak een ruime pardessus droegen, met veel grote binnenzakken, en dat ze na zo'n meeting kromliepen van clandestien meegezeulde boeken. Pocketboeken avant la lettre. Tot slot die faculteitsbibliotheek. Vijf jaar na mijn licenties keerde ik er terug om in het zicht van de deadline nog gauw een thesis te fiksen. De knorrige bibliothecaris herkende me meteen, stopte me prompt een uitleenfiche onder de neus en vroeg geprikkeld wanneer ik dat boek eindelijk zou terugbezorgen! Ik viel compleet uit de lucht: een acute casus van retrograde amnesie. Zoals ik al zei: boeken zijn niet veilig in Leuven!

Piet
1 0

Oude bazen en nieuwe haarkleuren

Misschien moest ik mijn haar maar eens blond verven, of bruin, of acajou. Ik ben er nog niet helemaal uit, maar mijn oude baas is er de oorzaak van dat ik dit heb overwogen. Kijk, aan het eind van je job, rest alleen nog de teruggave van al die leuke, extralegale voordelen; je laptop, je treinkaart, je badge met gratis parking in de stations… Je steekt het met pijn in het hart allemaal in je rugzakje dat je bij je aanwerving cadeau kreeg, samen met je hoop, je verwachtingen én je uiteindelijke desillusie omdat je droomjob toch niet je droomjob bleek te zijn. “Spijtig dat het zo gelopen is,” probeerde mijn oude baas me nog te troosten, toen ik hem bijna ritueel dat rugzakje overhandigde: “Je hebt gedaan wat je kon, maar…” er viel een korte, enigszins geladen stilte: “Laten we eerlijk zijn, nieuwe dingen aanleren gaat niet meer zo makkelijk voor mensen met onze haarkleur.” En zo werd ik er voor het eerst in mijn professionele leven mee geconfronteerd dat ik niet meer van de jongsten ben. Maar… als alleen je haarkleur dat verraadt, kan je daar nog iets aan doen, toch? Ach… misschien had die grijsaard wel een punt. Terugblikkend moet ik toegeven dat mijn jongere collega-cursisten als een sneltrein door de opleiding Traffic Control raasden, terwijl er bij mij toch eerder sprake was van een moeizaam voorthobbelend boemeltje, met alle gevolgen van dien. Terug op het perron voelde ik me verwant met het opgekalefaterde stoptreintje dat me weer naar huis bracht; te jong om uit te bollen, te oud om zich te kunnen meten met al die flitsende hogesnelheidstreinen. Daar kan geen likje verf iets aan verhelpen. Ik laat mijn haar maar zoals het is.

Paul Dewilde
0 0

In dewieg gelegd

1 mei - Dag van de Arbeid én de eerste dag van mijn kersverse werkloosheid. Hoe ironisch wil je het hebben? Op het eerste gezicht lijkt die eerste ‘werkloze’ dag niet zoveel te verschillen van alle andere dagen; je wordt nog altijd wakker op het uur dat je gewend was én je hoopt dat vol te houden want je wil je ondanks alles niet laten gaan. Dan maak je een ochtendwandeling ook al is het weer even druilerig als je gemoed, maar het helpt om je gedachten te ordenen. Je haalt wat boodschappen waarbij je met pijn in het hart je laatste maaltijdcheques uitgeeft; maar goed, nu bindt niks je nog aan je vorige werkgever. Dus terug thuis activeer je nog enkele jobsites. Aanklikken in welke regio, in welke sectoren en volgens welk statuut je wil werken; het heeft iets weg van bestellen bij de afhaalchinees. Nummertje 36 of 48? Voorlopig moet ik het doen met nummertje C4. Benieuwd of Deliveroo straks mijn droomjob aan huis zal leveren. Misschien wel... met al dat thuiswerk vandaag de dag. Maar je blijft je afvragen waar het is misgelopen. “Het is en blijft een speciale job, Traffic Controller,” de coaches hebben ons tijdens de opleiding regelmatig duidelijk gemaakt dat niet iedereen in de wieg gelegd is om de treinen op het Belgische spoorwegnet veilig en stipt te laten rijden. Ik dus ook niet, zo is gebleken. Al kan ik mezelf niks verwijten. Ik heb op mijn 53ste mijn carrière alsnog een héél nieuwe wending willen geven en dat was me zo veel waard dat ik daar mijn vaste job voor heb opgegeven. Dat dit niet gelukt is, is op zich geen schande, alleen zijn de gevolgen nu wel héél groot, want niet slagen voor het examen betekent ontslag. Dus ben ik nu een vijftigplusser die de ultieme sprong wou wagen naar een job met inhoud én werkzekerheid tot aan zijn pensioen. Alleen bleek de kloof tussen droom en werkelijkheid te breed waardoor ik in de afgrond der werkloosheid beland ben. Maar goed, ik lik mijn wonden, sta stilaan weer recht en ga verder op zoek naar die ene job waarvoor ik destijds in de wieg gelegd ben. Zou ik ze na 53 jaar alsnog vinden? Wordt vervolgd!

Paul Dewilde
8 0

Hotel Metropole

Ooit was dit gedeelte van de stad een sjieke buurt geweest, net zoals dit gebouw ook grandeur en smaakvolle luxe uitstraalde. Als je iets wilde betekenen, moest je gezien worden in Hotel Metropole. Captains of industry, mediafiguren, politici, bankiers. Iedereen passeerde vroeg of laat langs de bar of door het sterrenrestaurant van deze tempel van overvloed, al dan niet gevolgd door wat gerollebol in één van de opulente kamers. Hier was hij dertig jaar geleden zelf op zo’n uit de hand gelopen vrijdagnamiddag met Naomi voor het eerst naar bed geweest, drie verdieping boven waar ze nu zaten. De receptie, het huwelijksfeest, alles speelde zich hier af. Maar wat blijft er nu nog over van het wonderkind van dertig jaar geleden, het nieuwe financiële wonder? Waar is het toch allemaal misgegaan, wat was het begin van het einde? Voor de zoveelste maal speelt de film van zijn leven zich voor zijn ogen af, terwijl de ijsregen zijn gezicht geselt. Hij trekt Naomi wat dichter tegen zich aan, waardoor hij haar intens rillen alleen maar harder voelt. Samen met de kou trekt de schuld door zijn lijf. Had hij net als Icarus te dicht bij de zon willen komen? Hij draait de dop van fles en neemt nog een geut van die gore whisky, die qua smaak haast ondrinkbaar is, maar gelukkig voldoende alcohol bevat. Neen, het is wellicht loutere machtswellust en grootheidswaanzin geweest. Hij is kapot, ziek en uitgeput. Hij voelt Naomi snikken. Met het belletjesgerinkel op de achtergrond zakt hij weg, ver weg. Op kerstochtend opent het nieuws dat de plotselinge vrieskou van gisterenavond en de afgelopen nacht tot een behoorlijke aantal ongevallen heeft geleid, en dat in het portiek van het verpauperde Hotel Metropole twee zwervers zijn doodgevroren, verstrengeld in een innige omhelzing.

SvenR
18 3

Over bouwwerven en vaders

De lente is mijn favoriete seizoen. Voor veel mensen heeft dat te maken met ontluikende bloesems, lammetjes in de wei en meisjes die hun kuiten ontbloten. Voor mij is de lente de tijd dat de bouwwerven terug in gang schieten. Ik vertraag wanneer ik er voorbij wandel, geniet discreet door het raam van de verbouwingen van onze buren. Het zijn niet de ontblote en gespierde mannenlijven die mijn hart sneller doen slaan. Mijn interesse is van een ander, hoger niveau. Hoe groot mijn bewondering voor metershoge kranen die met de precisie van een chef kok betonblokken op mekaar stapelen alsof het witloofblaadjes en een peterselietakje op een bordje nouvelle cuisine zijn. Hoe groot mijn nieuwsgierigheid naar de aanpak, de vordering of vertraging en het getoonde vakmanschap. Hoe prikkelt het mijn fantasie terwijl ik bedenk wat er achter die gevel later allemaal zal gebeuren. Overspel, wereldvernieuwende uitvindingen, onvoorwaardelijke of passionele liefde, grappige situaties met honden en katten. Maar vooral, hoe brengt het me terug naar mijn kindertijd. Als dochter van een schrijnwerker kon ik heel mijn jeugd genieten van permanente vorming over hoe dingen gemaakt worden, gemaakt moeten worden. Een wiebelende tafel, een scheef scharnier, een dak dat vraagt om problemen… het dagelijks leven zat vol met leerkansen. Een diploma heeft het me niet opgeleverd, maar wel een zeer grote, technische maturiteit. In minder dan geen tijd werd het klassieke rollenpatroon in ons huwelijk omgegooid en mijn echtgenoot heeft mij als zijn meerdere erkend op gebied van klussen in  huis. En mijn vader is fier op me, hij zegt dat ik het goed doe. Voorlopig ben ik te jong om me volledig te wijden aan mijn liefde voor bouwwerven. Later, als ik net als mijn vader nu, met een rollator door het dorp schuifel, als ik geen last meer heb van de drang om sociaal aanvaard gedrag te vertonen en me niet meer afvraag wat andere mensen van me denken (omdat ze per definitie jonger zijn dan mij en dus maar moeten leren zwijgen), dan zal ik mijn hoogdagen beleven. Dan zal ik stilstaan bij een werf en kijken. Kijken met bewondering, met nieuwsgierigheid en met veel fantasie. Ik zal in gedachten knipogen naar mijn vader en zeggen of ze het goed doen.

Hadewijch
1 0