Zoeken

Fit en fiet

Als je zoals wij, of tenminste zoals ik, wat ouder wordt, mag je bepaalde zaken aan je laten voorbijgaan. Zo moet je dan geen gekke dingen meer doen. Dingen waarvan de mensen denken: “Wat staat hij daar te doen?” Het overkwam me toen we met onze neefjes bij de fit-o-meter halt hielden. Maar laat me eerst iets over het woord fit-o-meter zeggen. Ik ben geen streepjesfan en zeker niet als een woord er twee heeft. En wat staat die ‘o’ daar in het midden te doen? Wie heeft dat woord uitgevonden? Wat is er mis met een trimbaan? Het wordt veelal uitgesproken als 'fietometer', terwijl het een 'fittometer' is. Dat is wellicht de reden dat die 'o' er tussen twee streepjes staat, zodat we het correct uitspreken, maar het tegendeel gebeurt. "Het gaat erover om fit te blijven, niet om fiet te worden”, legde ik als een schoolmeester uit. Wellicht heeft er iemand begin jaren '70, toen elke gemeente een trimbaan wilde aanleggen, op het kabinet van sport in Brussel voorgesteld om een nieuw woord te verzinnen. Want 'trimmen', dat zeggen we hier toch niet. Nu zitten we ermee, met die 'fietometer'. Maar terug naar de gekke dingen die ik niet moest doen. Onze twee neefjes daagden me uit om met hen aan de toestellen enkele oefeningen te doen. De evenwichtsbalk ging vlot, maar de sit-ups, het pompen en het bokspringen had ik moeten laten passeren. Ik had al voorbijkomende fietsers mijn richting zien uitkijken. "Zie hem daar," leken ze te zeggen. Toen ik me op het einde van het parcours wat afzonderde, wist de jongste van onze twee neefjes, die op jonge leeftijd al een alleraardigst gevoel voor humor heeft, deze nu al legendarische zin uit te spreken: "Nou Ruud, je ziet er precies toch niet meer zo fiet uit."  

Rudi Lavreysen
26 2

Leuke buren

Het eerste wat is zie als ik buitenstap is Maaike, mijn ravissante overbuurvrouw. Ik zie haar bijna dagelijks. Ze is telkens weer een lichtpuntje in deze donkere dagen. Ik kan uiteraard niet kiezen wanneer ik haar zie, zo goed kennen we elkaar niet. Ik kijk vooral uit naar die onverwachte momenten dat ons beider buitenkomen samenvalt.  We hebben nog nooit echt contact gehad, en toch voel ik een verwantschap, een diepere connectie tussen ons. Soms kijkt ze me lang en verleidelijk aan, andere dagen word ik straal genegeerd. Maar wat kan ik ervan genieten hoe ze elegant haar oprit afloopt, nonchalant rondkijkt en dan haar weg voortzet, haar halflange blonde haren frivool opwaaiend in de wind. Zowel haar onbevangenheid en haar speelse elegantie, met toch wel wat arrogantie, maken haar onweerstaanbaar.  Ik heb me al velen malen voorgesteld hoe het zou zijn om verder kennis te maken, om elkaar beter te leren kennen. Om samen lange leuke wandelingen te maken terwijl de anderen me wat jaloers aankijken, met zo’n blonde schoonheid aan mijn zijde. Om dan - uiteraard in andere tijden dan deze - de wandeling te eindigen op een terras in de luwte, waar we beiden van een verkoelend drankje genieten. Terwijl ik zachtjes haar rug streel.  Maar het zal bij dromen blijven, er is nu eenmaal geen plaats in mijn leven voor een Maaike … Met wiegende heupen loopt ze naar de middenberm en doet rustig haar kakje, dat keurig wordt opgekuist door haar baasje Wim. Wat heb ik toch leuke buren …

SvenR
14 4

Een zomaar dag

Op de vensterbank van het raam zit ik goed. Zonder focus kijk ik naar buiten, helemaal in gedachten over deze dag. Hoe begon die ook alweer? Mijn hersens kraken. Mijn dag verdwijnt even wanneer enkele buren voor het huis stoppen en naar boven kijken. Dit beeld zijn ze niet gewoon. Het lijkt alsof ik bij een buurvrouwenjacht-actie hoor, zoals die berenjacht vorig jaar bij de eerste lockdown. Maar goed, het begin van de dag. Een gevecht. Daarmee word ik wakker. Een gevecht in mijn hoofd waarbij sabels en degens mijn hersenpan doorklieven en dit slechts langzaam afzakt naar een uitgeputte knokpartij. Dat verdient wel een kop koffie om die hersenpan weer inhoud te geven. Dat was de ochtend. Ik wil het net neerpennen als ik de buurman voorbij zie stappen. Die buurman die me tot nogal uiteenlopende verhalen inspireerde. Hij moest eens weten! Hij is een van de weinigen die niét opkijkt. Wie ís die man in godsnaam? In duivelsnaam is ook goed. Het sabel-en-degengevecht is nu toch voorbij. Zou hij echt te vinden zijn voor een gesprek op dat bankje in dat park? Terug naar mijn dag! Rond de middag komt de man van de verwarmingsketel. Tijd voor het tweejaarlijks onderhoud; van die ketel. De Coca Cola light man! Echt!? In het echt is hij kleiner. Hoe zou hij er uitzien onder dat… mondmasker? De klus is snel geklaard. Zo’n onderhoud gaat soms sneller dan verwacht. Wat deed ik daarna? Ergens in de diepte van mijn hoofd wordt er nog geknokt. Een dutje dan maar. Pijn, moe, dutje. Dat is het. Het gevecht is gestopt, doch de deelnemers liggen nog languit. De dag glijdt daarna nog even verder op de fiets in traagheid, de bestuurder defensief gekleed tegen zonnebrand. Kleine-meisjes-gilletjes die de loopfietsen, met die twee dotjes erop, voorafgaan halen me naar hier en nu. Zouden ze al twee hoog zijn? In elk geval wel even hoog. Dat zag ik al eerder. De entertainers in spé van de buurt. De mijmering neemt het weer over. Wie is toch die verhalenbuurman? Na korte overweging, sneakers aan of niet, blijf ik zitten. Een verhaal groeit vaak sneller dan de waarheid.

Anemos
23 0

Wintervacht

Ik ben uit mijn winterslaap gewekt. Door het felle zonlicht van de veel te vroege lente. Als een egel had ik me de laatste weken opgerold in mijn winterjas en blindgestaard op mijn binnenkant. Met half dichtgeknepen ogen wen ik aan het licht. Slaapdronken van de lange winter.Op blote voeten en zonder jas zet ik me op het terras. Met mijn eerste kop koffie om halfnegen op een van de laatste dagen van februari. 'Vandaag wordt het achttien graden', voorspelt de weerman op de radio. ‘In mijn tijd sneeuwde het van Sinterklaas tot Pasen’, vult mijn grootvader in mijn gedachten aan.Ik hoor de vogels elkaar een goeie morgen toefluiten en merk de nestdrang van het eerste koolmeesje dat het nestkastje komt inspecteren. Op zoek naar onderdak voor de lente. Naast me zit het konijn in haar dikke wintervacht. Mijmerend kijkt ze rond op zoek naar het stukje ijs waar ze vorige week nog op haar kousenvoeten schaatste.‘Je zal eraan moeten wennen’, zeg ik haar. Ik weet dat ze me hoort. Want ze spitst haar oren mijn richting uit. Ze luistert ook altijd en laat me uitpraten. Hoewel ik soms niet goed weet wanneer ik alles heb gezegd. Ze oordeelt ook niet. En doet me reflecteren naar wat ik zeg als ze me aankijkt met haar glanzend oog waarin ik mezelf zie. Door de ogen van een ander krijg ik vaak een heldere kijk op mezelf. Bij gebrek aan sociale contacten kijk ik dan maar in de ogen van mijn konijn.‘Ja, je zal je aan de veranderingen van het klimaat moeten aanpassen. Net zoals wij. Mensendieren. Wij gooien onze vacht uit en doen hem de week erna zonder moeite terug aan. In de hete zomer koelen we onze huizen. En als het ijskoud is stoken we een heerlijk vuurtje. Het restafval dat we daarvan hebben blazen we de lucht in. Zo maken wij dat wat jij nodig hebt stuk. Dat we er zelf aan dood kunnen gaan hebben we het laatste jaar ondervonden. Dat we er hierna nog wakker van zullen liggen, dat zijn zorgen voor morgen.’ Ik zie de angst in haar ogen wanneer ik het haar vertel. Konijnen zijn heel gevoelige dieren. Ze kunnen zomaar sterven door stress. Of in de toekomst aan de gevolgen van de klimaatverandering. Zij zal het niet meer meemaken. Haar jongen misschien wel. Net als onze jongeren. Die nu al wakker liggen van de veranderende wereld waarin ze nog jaren voor de boeg hebben.Pretraumatische stress. De term die psychiater Caroline Van Damme beschrijft in De #klimaatraad als ‘het vooraf vertonen van de symptomen van een trauma, omdat onze jongeren weten dat er een trauma op komst is. Ze hebben nachtmerries en angsten. Gedachten over het trauma die terug komen en een obsessie worden’. Dr. Caroline Van Damme is klimaatpsychiater en benadrukt dat een ecologische levenswijze resulteert in een gezonder lichaam en psyche. Ik vraag me af of er nog plaats is voor mijn konijn op de wachtlijst bij de psycholoog. ‘Wachtlijsten bij psychologen worden afgesloten’ lees ik in de fabeltjeskrant. Ik zie lange rijen staan met voorop fragiele vogeltjes die al langer wachten op psychologische hulp. Die nog hopen op een nestje voor de lente van dit jaar. Vorig jaar stonden ze ook al in de rij. Ze zijn enkele plaatsen vooruit geschoven. Dankzij anderen die alle hoop zijn verloren. En de rij hebben verlaten. Daarachter staan er beren. Beren van mensen die hun dikke vacht verliezen. En in de kou van het leven staan door de ingrijpende veranderingen. De financiële zorgen. Of eenzaamheid. Achter de beren staan de jongen van alle andere dieren in het dierenrijk. Jongen die opgroeien in een kudde, een volk, een roedel of een school. Maar nu aan hun lot overgelaten zijn en het alleen moeten beredderen. Die zichzelf niet kunnen spiegelen in de ogen van hun leeftijdgenoten. Jongeren voor wie het bos het speelveld zou moeten zijn waarin ze leren van anderen. Maar die hun habitat zien verdwijnen door allerlei problematieken. Ik zie een traantje in het spiegelend oog van mijn konijn. ‘Het komt goed’, probeer ik haar en vooral mezelf te sussen. Ik slurp aan de koffie die al langer is opgedroogd onderin mijn kop. Net zoals het water in de zomer op de bodem van de verschroeide aarde die ook in de rij staat voor dringende hulp. ‘Als wij elkaar helpen komt het goed’, probeer ik haar te overtuigen. ‘Psychologie en natuur hangen samen. Als wij voor de natuur gaan zorgen, zorgt zij voor ons. Misschien moeten we niet meer in de wachtrij gaan staan om terug verbinding met onszelf te vinden. Maar de verbinding met de natuur terug zoeken.’ Ik besluit mijn winterslaap te laten voor wat het was. Trek mijn jas aan en ga wandelen. Voor ik vertrek geef ik mijn konijn de raad om ook nog even haar wintervacht aan te houden. Want het kan nog koud worden de komende weken. Ze knipoogt. Terwijl ik mijn wandelschoenen veter koester ik de hoop dat de mensen ook nog even hun dikke vacht kunnen aanhouden. Tot ze elkaar deze zomer kunnen omhelzen als een heel dikke winterjas.

ZINinZICHT.
13 2

De lentetuin

‘Tien jaar, godverdomme. Tien jaar!’ Axl bukt zich, raapt een afgewaaid bloesemtakje op en gooit het nijdig richting composthoop. De geur blijft in mijn neusgaten hangen. Van de bloesem bedoel ik, niet van de composthoop. ‘Allez, is dat nu nog normaal, dat een mens zo lang moet wachten?’ Ik zwijg en nip van mijn groene thee, maar hij is nog heet. Trouwens, ik hoef ook geen antwoord te verzinnen, het is weer een van zijn retorische vragen. Tien jaar geleden kwam hij voor het eerst met het idee op de proppen, en sindsdien struint hij elk jaar de BIS-beurs af voor offertes. De prijzen zijn inmiddels beschimmeld en de technieken hopeloos verouderd. Een zwembad. Ik was er niet voor te vinden. Ik ben meer een natuurmens, ik hou van het groen, de bloemetjes en de bijtjes. Een overbeterlijke romantische ziel. Zo een betonnen gat waarvan het felle blauw pijn doet aan je ogen, verbreekt de harmonie van ons mooi aangelegd gazon en de perfect gemanicuurde klimophaag er rondom. Bovendien heb ik een hekel aan chloor en ik verfoei de belasting die de natuur erdoor heeft. ‘De zon gaat onder, kijk eens hoe mooi de schakeringen weer zijn vanavond.’ Ik ga achter hem staan en sla mijn armen om hem heen. Mijn lippen zweven langs zijn kriebelende nekhaartjes en worden bedolven onder kleine, zoute pareltjes zweet. ‘Roze, een beetje paars, wat blauw en kijk, zelfs een streepje geel en oranje.’ Mijn yogatechnieken om hem te proberen focussen op al het positiefs wat ons omringt lijken deze keer te falen. Hij gromt. ‘Hij had beloofd dat hij hier om vijf uur zou zijn. Het is half zeven en meneer is nergens te bespeuren! Ik heb gisteren godverdomme al die moeite gedaan om de contouren af te tekenen met die planken van de buurman zijn tuinhuis-in-spe, allemaal om het te kunnen expliceren. Een maat voor niks, ja!’ Nu hadden we eindelijk iemand gevonden die ons een volledig natuurlijk voorstel zou doen... Laura is intussen vrolijk in de weer met de kruiwagen, en laadt alle planken netjes in. ‘Hoor eens, herken jij dat geluid? Welke vogel zou het zijn die daar zo vrolijk fluit?’ Ik spurt verwachtingsvol naar binnen en sta in een wip terug buiten met mijn verrekijker. ‘Jij met je vogels altijd! Ik ben tegen jou bezig, zie jij hier een zwembad liggen misschien?’ Onwillekeurig schiet ik in de lach. Laura is klaar en loodst haar koets terug naar de buurman. ‘Wel, nu je het zegt…’ Hij volgt mijn blik en grinnikt. Na een hele middag hitte hebben de planken een blijvende afdruk nagelaten, in exact dezelfde vorm. Onder de laatste zonnestralen springen we hand in hand in het graswater.    

Vlechtenmeisje
0 2

Kwart voor zes

"Is dat morgen?" We hebben er niet aan gedacht, dat de klok ‘s nachts een uur overslaat. Ze moet vroeg uit de veren. De plicht roept. "Nu zelfs een uur vroeger", zegt ze. "Zo mag je niet denken", antwoord ik. "Je slaapt minder, maar je geniet 's avonds meer van het uur extra licht." Ik krijg een dat-gaat-gij-hier-niet-bepalen blik. Het zou de laatste keer kunnen zijn, zegt mijn krant. Niet die blik, maar dat we een uur overslaan. De Europese landen mogen kiezen tussen zomer- en wintertijd. Stel je voor. Een uur tijdverschil met onze buurlanden. Het is een kunstmatig iets, die tijd. Maar het zorgt voor houvast. Zo heb ik lang gedacht dat "kwart voor" een belangrijk moment was. Om kwart voor acht begon het journaal op Brussel. Om kwart voor zes werden de voetbaluitslagen voorgelezen. Dat was pas een moment. Je moest stil zijn, want ze werden niet herhaald. Denken aan die voetbaluitslagen is denken aan die rode Simca. Onze neef was enkele jaren ouder, had een rijbewijs en reed op zondagnamiddag met zijn pa, onze goedlachse nonkel, naar de uitwedstrijden van Lommel SK. Wij mochten mee. Ik herinner me een wedstrijd in Gerhees. Was het in bevordering? Of toch in derde? Zijn rode Simca had kuren, vertelde hij bij het vertrek. De auto mocht niet stilstaan. Anders viel de motor uit en moesten we duwen. We reden langzaam naar de verkeerslichten om niet te moeten stoppen. Het leek me straf, want de auto had thuis ook stilgestaan. Maar het was lachen. De wedstrijd was om kwart voor vijf afgelopen. Om vijf uur zaten we in de auto. De hotdog hadden we in de rust naar binnen gespeeld. Misschien reden we langzaam om onderweg kwart voor zes niet te missen. Wat waren we stil, in die rode Simca.

Rudi Lavreysen
15 0

Voor de kleine groten

In de twaalf jaar dat ik mijn ouders gehuwd heb gekend, heb ik ze nooit jaloers gezien. Ik weet niet of het een overvloed, dan wel een schaarste aan liefde was.Mijn ouders waren geen reizigers; ze leefden op een uitgesleten piste die ze rondgingen als afgeleefde lastdieren. De één torste ego mee, de andere angsten. Beiden noemden het rede. Toen wist ik nog niet dat rede altijd acheraf kwam. Volwassenen kunnen namelijk alles uitleggen, vooral aan zichzelf.Het huwelijk kende problemen, zeker. Maar geen problemen die achteraf pas helder werden. Er was geen geweld, geen alcohol of overspel. Er was wat er altijd was, onrust.Onrust is een evolutie. Onrust is honger in de nacht. Onrust is een kettingbotsing van wegkijken. Mijn ouders waren bang van vele dingen, zoals volwassenen wel vaker zijn. Je moet ze niet te veel toevertrouwen. Ik heb ze bijvoorbeeld nooit gezegd dat ik gepest werd , dat kunnen ze niet aan.Kinderen snappen dat veel beter. Volwassenen zijn als kinderen, ze kunnen het gewoon beter verstoppen.Achteraf, als de storm lijkt te liggen (als een rotweiler, sluimerend achter een hek) merken ze het; je kunt niet op vakantie gaan zonder jezelf mee te nemen.Ze pijnigen anderen om niet altijd het slachtoffer te spelen. Want ego en angsten brengen ego en angsten. De ziekte zit namelijk in de remedie.Ze willen dat wij, kinderen, opgroeien. Maar wat ze niet beseffen is dat we niet opgroeien, maar afgroeien, als het waar. We spreken onszelf toe zoals we aangesproken worden. En wij willen niets meer dan liefde in ons eeuwig huwelijk met de volwassenen. Tot ook wij de zekerheid van onze gebroken kindertijd missen als het mes waarmee we ons snijden. De wind blaast het zand over de ruïnes van onze herinneringen. Ons bewustzijn is een woestijn.Kinderen zijn als volwassenen, denk ik dan. Ze kunnen het gewoon beter verstopen.

Stelselmatig
8 1

De draaischijf

"We moesten geluiden raden tijdens de quiz", vertel ik aan de ontbijttafel. "Bijvoorbeeld het geluid van een draaischijf op een telefoon. De quizmaster moest het uitleggen voor de jonge mensen. Het was ook een miserie. Bijna alsof je een fietsband moest oppompen door in het ventiel te blazen. Je moest op tijd je vingers eruit halen, of het liep fout. Onze pa had nogal dikke vingers. Hij gebruikte een potlood om in die gaten te kunnen en te draaien. De toetsen op onze volgende telefoon was een revolutie. We bleven maar bellen." "En het geluid van een speelgoedtelefoon op wieltjes. Zo eentje met een touwtje en een lachend gezicht. Hij vertelde dat de fabrikant op een gegeven moment de draaischijf verving door toetsen. Om mee te zijn met de tijd. Hij kreeg er klachten over. Geweldig toch. Stel je voor, een smartphone op wieltjes, dat slaat nergens op." Terwijl ik mijn toast met gelei besmeer, vertel ik verder. "Zo zei ik bij ons ma ooit tegen onze jongste dat hij iets uit het telefoonkastje moest nemen. ‘Uit het wat?’, zei hij. Ik vertelde dat er vroeger een telefoon op stond. Dat is zoiets als een hoedenplank in de auto. Daar liggen al lang geen hoeden meer op. En dat in het kastje de telefoonboeken lagen. ‘De wat?’, zei hij. Waarna ik moest uitleggen dat daar alle telefoonnummers in stonden. Hij zei me dat we vroeger gek waren.” "Je bent weer over vroeger bezig", zegt mijn vrouw. "Tja", zeg ik. "Ik heb er ook veel van. Meer vroeger dan later." "Hou het gezellig", zegt ze. "Heb ik je ooit verteld dat ons ma vroeger wel eens de boterhammen van onze pa smeerde", zeg ik, terwijl ik een boterham in haar richting schuif. "Gingen we het niet gezellig houden", lacht ze.  

Rudi Lavreysen
10 0

Helvetia

“Wat zeg je daar opa, dit is toch het Engelse volkslied maar jij zingt iets dat op Duits gelijkt.““Klopt, jongen, ik zing: Rufst du, mein Vaterland?Sieh uns mit Herz und Hand,All dir geweihtHeil dir, Helvetia!Hast noch der Söhne ja,Wie sie Sankt Jakob sah,Freudvoll zum Streit! Weet je, die tekst ken ik al van mijn veertiende, toen ik net zo oud was als jij nu bent en telkens ik het ‘God save the Queen’ hoor zing ik die tekst. Ik hoorde hem voor het eerst op een vakantiekamp in het bergdorpje Melchtal  in Zwitserland waar een lokaal koor voor ons optrad. Sindsdien raakt het riedeltje niet meer uit mijn hoofd. Later hoorde ik dat het er tot 1961 het nationale volkslied was.”“Nou, dat is allemaal heel lang geleden, opa. Vertel eens over dat kamp.”“We waren met honderden kinderen. Ieder van ons had dezelfde kartonnen valies met onze naam en adres erop.”“Kartonnen valiezen, opa, weet je dat zeker?”“En of, enkele jaren geleden haalde op eBay zo een valiesje de prijs van 58 euro. Kan je nagaan als je weet dat om en bij het miljoen kinderen zo een ‘doos’ kregen om op vakantie te gaan.”“Zwitserland, daar ben ik nog nooit geweest. Gingen jullie dan met het vliegtuig?”“Neen, met de trein, een nachttrein, want we denderden de hele nacht door en ’s morgens vroeg kwamen we toe. Wij wisten niet waar eerst kijken: eindeloze weiden met honderden koeien en daarboven de hoge bergen en een staalblauwe hemel.”“Heb je daar dan bergen beklommen?”“Echt bergbeklimmen kon je het niet noemen, maar wij hebben wel eens een zware bergtocht gemaakt waarbij we over grote rotsblokken moesten klimmen om op de bergtop te raken.”“Hoe was het daarboven, opa?”“Dat, jongen, kan ik haast niet beschrijven. Het was oogverblindend. Ik denk niet dat ik sedertdien nog ooit zo ontroerd werd door een landschap. Zo ver je kon kijken waren besneeuwde bergtoppen en toch was het hartje zomer. Vanuit de bergen kwam een lichte bries. De lucht was zo puur. Ik denk dat ik toen mijn longen voor de rest van mijn leven heb volgezogen. ”“Waarom zijn jou ogen plots zo vochtig, opa, ween jij?”“Ach, jongen, ik had het toen en heb het nog steeds. Als iets zo adembenemend mooi is dat het je de keel snoert, zijn tranen nabij. ““Zullen wij samen eens naar Zwitserland gaan, opa?”“Misschien, jongen, misschien.”

Vic de Bourg
54 2

Not thàt fake...

                                                                                          Afbeelding ©Trends/Knack  “Zo, die rechtervleugel hebben wij uitgemest. Wij kunnen aan de linkerkant beginnen.”“Waar zou u uw bureaumeubeltjes willen zetten, Mevrouw Biden?”“Mmm, ik heb daar achteraan een kamertje gezien waar ik mijn office wil maken, ideaal als ik nog verder videolessen moet geven aan mijn schatten van studenten.  Ik zou op de achtergrond  wat posters kunnen hangen die ze leuk vinden.”“Komt voor mekaar, Mevrouw.  Oh, kijk daar komt mijnheer de President aan.”“Ah, Joe, lieverd wat denk jij? Vind je het goed dat ik die kleine kamer voor mij inricht?”“Doe maar liefste, ik zou trouwens bij God niet weten welke kamer je bedoelt.”“Kom even mee, dan toon ik ze. Voor mij maak je toch een minuutje vrij?”“Al goed, maar snel, ik heb dadelijk een persinterview.”“Kijk, hier is het, wat een schattig kamertje, niet?”“Ja en het heeft rechte wanden, dat is nog zo makkelijk vergeleken met mijn ovalen bureau.  Maar wat is dat kistje?  Is dat van ons?”“Neen, nooit eerder gezien. Het is vast van Melania of van een van de kinderen want naar het schijnt zette Meneer Trump uit principe nooit een voet in de left wing.”“Laat iemand van de veiligheidsdienst het maar openen want van die kerel hebben wij het laatste nog niet gezien. Nu moet ik ervandoor. Tot straks, schat.” Het hoofd van de beveiliging is een uit de kluiten gewassen Mexicaanse immigrante. Ze merkt niets speciaals aan de kist die niet eens een slot heeft. Er zit een minipapierversnipperaar in, een zak met papiersnippers en  een aantal mapjes met op de omslagen namen 'that ring a bell'.  Ze kiest er enkele uit : Benjamin Netanyahu, Viktor Orban,  Recep Tayyip Erdoğan,  Rodrigo Duterte,  Kim Jong-un en Vladimir Poetin.  Alle mappen zijn leeg, uitgezonderd dat van Poetin. In zijn klapper zit nog één document. ‘Memo from the desk of D.Trump, Chairman’:  ‘Mel, kan je jouw secretaresse uit Oekraïne vragen deze tekst in haar beste Russisch te vertalen? Het is dringend en top secret, natuurlijk : Mijnheer de President, Waarde heer Poetin,Beste Vladimir, Zoals je al weet ben ik kandidaat voor het presidentschap van de Verenigde Staten. Mag ik u verzoeken de afvaardiging die naar u onderweg is te willen ontvangen en haar uw nodige steun te verlenen. Ik ben ervan overtuigd dat wij het samen goed zullen kunnen vinden. Ik heb van uw plannen gehoord om aan de Zwarte Zee een datsja te laten inrichten. Graag wil ik er met u investeren. Zodra het klaar is zal het mij  een genoegen zijn er te komen logeren. Zeer toegenegen, Donald Trump, collega in spe.’ Ze besluit dat iemand ooit de opdracht kreeg de documenten in deze fardes te vernietigen. Waarom is dit document aan de aandacht ontsnapt? Of zou het met opzet vergeten zijn? Ze haast zich naar de First Lady.

Vic de Bourg
26 0

Sh*t happens

WHEN SHIT HAPPENS Het is me nog eens gelukt. Ik heb nog eens de moed gevonden om een douche te nemen en me aan te kleden. Zeg gerust uitdossen. Kleedje aan, juweeltjes van onder het stof gehaald, vlecht in de haren. Ik heb zelfs de energie gevonden om me nog eens te schminken. Een vaardigheid die ondertussen toch wat verleerd lijkt te zijn (‘hallo panda-ogen’). Maar hé, ik voel het heel duidelijk: vandaag wordt het mijn dag. Geen zetelhangende pyjamadag, maar een fris en fruitige dag. Voor ik de deur uitga om de wereld mijn herboren ik te tonen nog snel even die baby verschonen.  Think positiveOndertussen dwalen mijn gedachten verder af in mijn positieve flow. Vandaag ben ik gewoon ‘the bomb’, ik ben sexy, ik ben mooi. Ik ben in kak getrapt. Mijn blik dwaalt naar beneden om het te verifiëren. Van tussen mijn tenen zie ik een bruine substantie prijken. Ja, ik ben echt in kak getrapt. Op de een of andere manier is mijn baby er in geslaagd om met de snelheid van het licht een drolletje de ruimte in te schieten.   #perfectlifeDit moet mij weer overkomen. Terwijl andere vrouwen op een roze wolk zitten, sta ik zowel letterlijk als figuurlijk met mijn voeten in de stront. “#lovemylife”, ik kon er niet verder van staan. Is het ok om toe te geven dat ik moeder zijn niet leuk vind? Dat ik moeite heb om een band op te bouwen met mijn baby en dat ik me niet verbonden voel met zowel die moederrol als mijn baby? Toegeven dat je verzuipt in tijden van #perfectlife is een hoge drempel om over te geraken. Maar als ik het doe, zal de maatschappij mij dan in een vergeetput gooien om die dan snel weer af te sluiten? Mogen we in onze maatschappij nog toegeven dat we niet genieten, maar dat we echt worstelen? Kan dat wel? Alleen op de achtergrond Ik heb er lang over liggen piekeren. Nachtenlang heb ik er wakker van gelegen, ook al had ik beter geslapen (gigantisch slaapgebrek enzo). Kon ik wel toegeven aan mezelf en aan mijn omgeving dat het niet was wat ik ervan verwachtte? Dat ik moeite had met de nieuwe dynamieken die gepaard gaan met het ouderschap? Plots lijk je naar de achtergrond van je eigen leven te verdwijnen. Mensen zien je schattige baby, vragen hoe het met je baby gaat en vergeten vaak dat jij achter die baby staat. Soms wil je wuiven en zeggen: ‘Joehoe, ik ben er ook nog hoor! Niet die ‘moeder-Ik’, maar die ‘echte-Ik’. Die ‘Ik’ die er eigenlijk eerst was’. En naarmate de tijd verstrijkt begin je te denken dat die ‘echte-Ik’ misschien toch niet zo belangrijk is in het grote geheel. Je past je aan en wordt naarmate de tijd verstrijkt alleen ‘Moeder’. Na een tijd begin je je af te vragen wie die ‘echte-Ik’ ook alweer was? Je begint een soort van rol te spelen hoe je denkt dat je ‘echte-Ik’ zich hoort te gedragen. Je vindt de put en valt er in. Dit was het dan, lijk je wel te denken. vaarwel vergeetput Toegeven dat het niet gaat. Ik denk dat het het moeilijkste was wat ik ooit gedaan heb. En tegelijkertijd is het ook het mooiste. Blijkt dat er geen vergeetput, maar alleen helpende handen bestaan om moeders die het gevoel hebben te falen vooruit te helpen.  Mensen veroordelen niet, maar begrijpen. We zijn uiteindelijk toch ook maar gewoon mensen – met of zonder kaka tussen de tenen.   **Meer lezen? Ga naar www.exitgrijzewolk.com

Nathalie B
7 1

Thuiswerkpa

"Ze vinden toch wat uit hè", zeg ik aan tafel waar ik de krant lees. Ik kijk boven mijn leesbril de huiskamer in. Mijn huisgenoten zwijgen als vermoord. Geen wedervraag. Geen 'wat vinden ze dan uit?'. Ze turen elk naar hun scherm. De aantrekkingskracht van de tv en de smartphone is zo sterk als de magneet die tegen de ijskast allerlei papiertjes verzamelt. "Thuiswerkmoe. Dat is een titel in de krant. Over een moe die thuis werkt wellicht. Dan ben ik soms een thuiswerkpa." Als ik alleen thuis ben, werk ik in de eetkamer. Anders trek ik naar boven, naar het torentje. Driehoog. Daar zie ik door het dakraam bijna het gebouw van mijn werkplek. Ik ga wel eens naar boven met mijn jas aan. Op mijn sokken. "Waar gaat gij naartoe met die jas?", vragen ze dan. "Naar het werk hè schat. Kus. Tot straks." De mopjes worden wellicht flauw van het lang binnen zitten. Het is zoals soep die je te lang laat koken, dan gaat de smaak van de verse groenten weg. Onze pa was geen thuiswerkpa. Zijn laatste job was die van portier in de fabriek. Dat kon hij thuis niet uitoefenen. Al bracht hij zoals iedereen zijn werk af en toe mee naar huis. Zo beantwoordde hij thuis de rinkelende telefoon ooit met 'hallo portier'. De mensen aan de andere kant van de lijn wisten het, dat hij zich soms vergiste. Er werd nog niet zo veel gebeld in die dagen. Al vanaf de eerste zinnen in het artikel over de thuiswerkmoe blijkt dat ik de titel verkeerd geïnterpreteerd heb. Het gaat over mensen die het thuiswerken moe zijn. Die de babbels bij het koffieapparaat missen. Die de gesprekken over voetbalwedstrijden missen. Mensen die thuis een jas aantrekken als ze de trap naar hun bureau opgaan.  

Rudi Lavreysen
15 0

lente

In de te kleine straat dweilt een man zijn gang. Het is zaterdag dus kuisdag. Zelfs nu de zon het weekend in lichterlaaie zet. Er zijn rokjes met meisjes op fietsen. Ballonnen en buggy’s.Jonge ouders die voor het eerstsamen het platgetrapte pad vanhoekje om betreden. Ze weten nu wat, naast geluk, ookeenzaamheid is. De man, met de dweil stevig in beide handen,knijpt hem droog in een emmer, zwart en gedeukt.Het vieze water met de geur van bruine zeepdoet hem denken aan de binnenkant van een bakkerij. Altijd.Dus krijgt hij zin in zoet. Éclairs bijvoorbeeld of carré confiture. Starend naar de bakkerij waar nu Turken de boel bestieren, vraagt hij zich af of ze dat daar hebben. Ik ken ze niet, denkt de man die nu, de dweil slap om zijn arm, zijn buurt inkijkt. Ik ken niets meer. Moedeloos, bijna droef, zet hij zijn vogelkooitje buiten. De kanariepiet zingt vastberaden liederen waar menig kind voor smelt. Hij slaat de dweil om de trekker en met lange halen geeft hij de gangeen laatste beurt. Er stopt een kind, zo te zien zonder ouders in de buurt, dat met halfdicht geknepen ogen naar het kooitje staart en met zijn kleine vinger wijst naar de vogel die, halfstok nu, blijft proberen de zon te vangen in zijn lied.  De man ziet zichzelf en krijgt nu naast zin in zoet ook zin in kervelsoepzijn mond die wordt schoongeveegd aan de schort van zijn grootmoeder, die hinkend op spataderenbenen het tuinpad op en neer wandelt. Één traan die zwaarder weegt dan zijn sowieso al niet lichtzinnig gemoed valt op de net geboende gang. Toch voelt de man weinig nood om zich te herpakken. De moeder van het kind grijpt het bij de hand, mompelt dat hij bij haar moet blijven, knikt beleefd de man gedag, ze ziet zijn betraande ogen, zijn ingevallen kaken geven verdriet een quasi tijdloze glans. Die vrouw kon zijn dochter zijn maar ze is het niet. Zijn dochter is niet meer, gestorven in een auto waarvan de bestuurder dacht onsterfelijk te zijn. Waarna een vangrail zijn these vakkundig de nek omwrong. Na haar dood werd de te kleine straat plots erg groot. Onmetelijk was de afstand tussen straat en trottoir. De greppel een slotgracht die herinneringen zwelgt als tol zodat na ieder ommetje het beeld van zijn meisje vager werd. Hij voelt weer hoe zijn bloed toen kookte, hoe het zich samenbalde in zijn aderen tot buskruit. Nog steeds weet hij de deuk in de deur van zijn moedeloze vuist zitten. Bovenop alle misérie ook nog een kapotte deur. Het waait wat, blaadjes manoeuvreren zich licht, dansend bijna, van kant naar kant. Hij schraapt zijn schor geworden keel. Ook lente beukt genadeloos pril geluk stuk.     

Thomas De Mulder
24 2

Ongeduld

"We kunnen ons anders daar even tegen de kerk zetten" hoor ik een jongen zeggen tegen zijn vriend wanneer ik door de Belfortstraat fiets. Ze komen uit een nachtwinkel die blijkbaar ook bij valavond open is en dragen beide een krat wijn.Normaal zit het hier vol met duo's als die twee, en ik bedenk me dat het pleintje waar ik net overheen reed waarschijnlijk voor het eerst in decennia niet stinkt zo midden in de week eind juli. Dat vind ik triest, eigenlijk, maar ook wel mooi zo, gezien de omstandigheden.Die omstandigheden, daar ga ik niet over schrijven. Bleekwater biedt geen genezing, inkt - zo bleek de voorbije maanden - evenmin. Ongeduld dan.Ik ben een ongeduldig persoon. 'Alles komt goed' vind ik een vreselijke mededeling.Ofwel is het goed, ofwel moet er iets veranderen.'We zullen wel zien' antwoord ik dan. En ik denk: we zullen niks zien, we regelen dat hier gewoon even.Maar ik schreef een doctoraat de voorbije jaren, dus ik heb het eigenlijk wel wat getraind, dat geduld. Heel erg goed zelfs. Ik zei 'We zien wel' terwijl ik dacht 'Fuck dit, ik heb geen been om op te staan en geen enkel beetje fut meer om verder te zoeken'. Ik knikte begrijpend bij 'Alles komt goed' en hoorde in mijn achterhoofd niks dan een cynische 'HA.HA.HA'.Ik werd een heel erg geduldig persoon. En dat was goed blijkbaar, want ik kreeg het diploma, ik heb het papiertje in mijn bureaulade liggen. Ik ontving de instemmende knikjes en de speech.Dat ik onderweg niet enkel mijn ongeduld verloor, maar ook mijn nieuwsgierigheid, mijn interesse, mijn geloof in heel de academische wereld en mijn plezier in het sociale leven dat me ooit zo lief was, staat niet op mijn diploma, noch in het ellenlange supplement.Maar goed misschien, want ik zou het zo weer inruilen. En wat dan nu? We kunnen ons anders daar even tegen de kerk zetten.

Fien
31 0

Sneeuw- en kappersknipperspret

Hoe blij en gelukkig was ik zondag? Ik keek doorheen mijn venster en zag  tot mijn grote kindervreugde al dat maagdelijk wit tot zover het oog reikte.  Eindelijk nog eens een echte winterdag met kou en een laagje sneeuw. De zon erbij maakte het tafereel compleet.  De natuur op zijn mooist. Terzelfder tijd hoorde ik mijn grootvader,  de superbompa voor mijn kinderen, zeggen: ‘Dat ze lang niet meer de winters maakten zoals ze vroeger waren, dat iedereen in 1958 genoot van de kermis op de Schelde.… Toen vroor het dat het kraakte.’  Mijn moeder vulde de anekdotes aan met haar vertelsels over de schaatsavonturen na haar schooltijd.  Natuurlijk herinnerde ik me tochten op de slee samen met mijn broer door het dorp. Een strak lang gespannen touw verwijderde ons van een open gapende koffer en de wolkende uitlaatgassen van een twee pk (Citroën 2CV) alsof het ons kon deren. Daarnaast kende ik de schamele winterverhalen van mijn kinderen. Moedig begonnen zij aan het wegrollen van het sneeuwtapijt. Ze plakten de sneeuw tot twee stevige bollen of een soort iglo. Tot het laatste restje sneeuw van hun kunstwerk het opgaf genoten zij nog van de sneeuwpret van  dagen ervoor.  Met dit alles in gedachten wilde ik mijn kinderen met de grootste zuigkracht van Antwerpen naar hier ‘de buiten’ trekken. Dit was de dag dat we ons kind zijn en alle pret konden herbeleven Dat ik, tussen hen beiden in, de sneeuw onder onze voeten hoorden kraken. Dat we rond de vuurkorf heerlijke warm appelsap van eigen kweek met gember en een stokje kaneel dronken. Dat we dit deelden met geliefden, vrienden en familie. Dat laatste was nu helemaal uit den boze. Nu konden ze wel voor gezelschap en geknipt haar deze zaterdag best meteen naar de kapper gaan… Wat hebben het weer en de coronamaatregelingen gemeen?Beide zijn ze veranderlijk.   Ann Stuckens12-02-2021

Ann Stuckens
36 0

START

Een blog beginnen. Klinkt simpel. En dat is het ergens ook. Anderzijds is het ook een beetje jezelf blootgeven. Iets minder simpel. KennismakenOm te beginnen zal ik mezelf even voorstellen. Wie ben ik? Goede vraag. Daar knelt ook meteen het schoentje. Ik ben namelijk mezelf een beetje kwijtgeraakt en voorlopig heb ik nog geen idee waar ik uithang. Nu de feiten zijn wat ze zijn. Ik ben een vrouw en recent werd ik ook moeder. Naast moeder worden, werd ik depressief. Kan gebeuren zo blijkt. Een soort twee voor de prijs van een, tot niemands vreugde. Zorgen vs. Zetelhangen Dat eerste, dat moeder zijn, maakt mij een zorgend persoon. Altijd druk in de weer met pampers en flessen. Terwijl het tweede me een professioneel zetelhangster maakt, steeds in pyama met een slechte lichaamshygiëne. Beiden gaan niet bepaald hand in hand. Zo wijst de praktijk toch uit. Je kan niet professioneel zetelhangen en ondertussen pampers verversen. Zo ligt de zetel binnen de kortste keren vol met vieze pampers en is er geen ruimte meer om professioneel zetel te hangen. Je merkt al snel, naast moeder en depressief zijn heb ik ook echt hulp nodig. Die krijg ik gelukkig ook.  EenzaamVan de hulp die ik krijg, krijg ik dan te horen dat ik niet alleen ben. Een postpartum depressie, zo zijn er nog zo blijkt. Alleen vraag ik me dan af, waar zijn die andere moeders? Als ik op sociale media scroll kom ik alleen perfecte plaatjes tegen van gelukkige moeders met hun schattige baby’s. Zo ben ik niet. Pyama nog steeds aan, baby in de arm en bezig aan de derde huilbui van de dag. Ik dan, mijn baby is eerder van het blije soort.  Deze keer omdat mijn baby een vieze pamper had en ik het pas te laat doorhad waardoor zijn billetjes nu vuurrood zien. Zo erg is dat toch niet denk je misschien? Wel, in depressieland is dat het einde van de wereld. Naast een goede lichaamshygiëne gooi je tevens ook alle relativeringszin overboord. Imperfecte plaatjesNiet bepaald het perfecte plaatje om op instagram te delen. Of misschien net wel. Misschien mag er wat meer tegenwicht geboden worden aan al die perfecte plaatjes. Misschien hebben al die perfecte plaatjes wel een keerzijde. De mijne in ieder geval wel en ik voel de nood om dit te delen. Het is namelijk goed om te zeggen dat het niet altijd geweldig is. Het maakt er ons alleen echter door. Dus daarom, voor al mijn mededepressie moeders, maar ook voor de moeders die het moederschap niet altijd geweldig vinden: ExitGrijzeWolk. Mijn verhaal. Sit back, relax and I hope you enjoy. 

Nathalie B
2 2