Zoeken

Absurdisme

(nvda:The Record Yale” was een publicatie uitgegeven door de studenten van de Yale University en bekend voor zijn absurdistische stijl)  Hij ging binnen maar zei niets.  Waarom zou hij? Het duivenhok was niet meer zoals vroeger toen er nog meesjes in de perelaar huisden.  De appels daarentegen die werden ieder jaar dikker.  Dat kwam omdat hij ze individueel verpakte in zakjes die je daarvoor online kon kopen. Dat is al maar meer in de mode dat online kopen en ook mode kan men online kopen. Wegversperringen vindt men tegenwoordig in de commercie, dat heet dan sperperiode.  Dat heeft alweer met mode te maken, maar dan eerder mode voor jan modaal. Modaliteiten worden meestal door instanties  bepaald. “Modaliteit drukt de verhouding uit tussen de beschrijving en de werkelijkheid, bijvoorbeeld het oordeel van de spreker ten opzichte van de waarschijnlijkheid.”  Dat is pas een surrealistische beschrijving door  Van Dale, omdat ….. En toen wist hij plots niet meer waarom? Hij herinnerde zich ook niet meer het onderwerp dat hij voor ogen had, noch het ogenblik waarop hij deze woorden neerschreef: ‘Ceci ne sont pas mes mots.’ ‘Une pipe?’  Simenon hield niet van kromme pijpen, hij wou ze recht. In zijn taalles vroeg hij de blonde Deense:   “Wat is het tegengestelde woord of negatie voor iedereen?”  Zij antwoordde: “Niedereen.”  Hij vond het beter dan niemand en bedacht dat hij ooit een woordenboek moest samenstellen met de verzinsels van zijn cursisten. Inmiddels zag hij rood van opwinding.  Dat kwam door die mooie zonsondergang.  Avondrood betekent dat het de volgende dag mooi weer wordt.  Alweer opwinding, door die aangekondigde hitte voor morgen. Zo heet als mosterd scherp kan zijn. Waar kan men deze dagen kleine potjes mosterd kopen?  Een tube? Neen, kan verward worden met tandpasta en zijn tanden zien al zo geel. Van het roken ? Neen, van teveel chocolade. Toen hij vroeger in de chocoladefabriek werkte kwamen soms stukken naast de lopende band terecht.  Al wat op de grond viel werd opgehaald door de lui van de zeepfabriek. Daar werd de chocolade door de zeep gedraaid wat resulteerde in mooie gemarmerde blokken.  Hij mocht er niet aan denken dat het omgekeerde zou gebeuren, gemarmerde zeepbellen na het eten van een reepje! Bij het morgenkrieken eet hij gehaktbrood.  Bij het gehaktbrood eet hij morgen krieken. Bij het krieken van de morgen hakte hij het brood. Hollanders kennen het woord kriek niet. Nederlanders  wel , maar zij mogen niet verward worden met Hollanders. Nederlanders wonen  dichter bij de Belgische grens, lekker warm en sympathiek. Zij trekken met volle bussen naar Belgenland en drinken sloten van het rode zurige zoete bier waarop de Kriek in al haar glorie prijkt. Neen,  surrealisten zijn het niet, de N(ol)L(and)-ers, daarvoor zijn ze iets te stijveharkelijk.  Nochtans hebben Hollandse kanaries, vooral de donkeroranje, ook twee pootjes….twee gelijke pootjes…. vooral het linkse.   Hij stopt met schrijven, zijn verhaal  wordt  te realistisch.  

Vic de Bourg
66 1

CORONA BLAUW

Eindelijk kijk ik naar een onbeschreven blauw.  Een uitzicht van een ver verleden, zoals mijn  voorouders dit destijds zagen.  Geen onrustbrengende witte lijnen meer, die tot nu, als het mes van een vandaal, elke dag opnieuw in het blauwe canvas van dit meesterwerk van de natuur heeft gekerfd. Geen verscheurdheid is er te bespeuren, geen slordig gekriskras, enkel rustig blauw. Het blauw is blauwer dan ooit.  Ik geniet van die ongestoordheid, dat natuurlijke evenwicht en kijk naar de corona rond de zon.  Zie nu toch!  Zelfs de wolken lijken rustiger te zweven en vervolgen hun weg zonder die witte slagbomen van overdreven menselijke activiteit. Toch merkwaardig dat ik als kunstenaar zijnde, zo genieten kan van die ongerepte blauwe leegte! Een kunstenaar moet toch gedreven zijn door die lijnen, die met een snelheid van 900 km per uur getrokken werden.  In mij is echter een Rothko wakker geworden.  De weergave van ongestoorde zuivere blauwe trilling.  Het lijkt wel alsof ik dit blauw verder en verder kan uitdiepen, de leegte voorbij. De ervaring is concreter, dieper, voller, gevoeliger...  Er komt een ruimtelijk gevoel over mij.  mijn kot wordt de wereld, het raam valt weg.  Ik adem de lucht weer zuiverder, het licht is helder en de lente mooier dan ooit! Ik ben helemaal smurfs, blij lopend doorheen het stripverhaal van mijn nieuwe leven, onder die ene witte wolkenmuts. O, wat is de eenvoud van het leven mooi!  Zo mooi als het corona blauwe ervaren!

madivo
25 1

De vraag van de dag

Hij ligt op tafel. De vraag van elke dag. "Wat eten we straks?" Als het compromis er eindelijk is, schrijven we de benodigdheden en de rest van de boodschappen op een geel notitiepapiertje. Inkopen doen, het kleurt tegenwoordig je dag. Bij de supermarkt worden we in de wachtrij begroet door een kennis. "Ik ga naar Italië", lacht hij. "Straks maken we zelf pizza. En jullie? Naar de zee? Dan moet ge naar de visafdeling. Och, je mag toch een beetje plezier hebben." Aan de winkelkarren wacht een medewerker ons op. Met de beste wil van de wereld versta ik niet wat hij zegt. Zijn mondkapje zit er voor iets tussen. Ik schakel over op mijn dovemansmechanisme. Doen alsof je het begrepen hebt, tegelijk ja en nee knikken, hm hm murmelen, maar in werkelijkheid niet weten wat er gezegd wordt. Maar mijn tactiek werkt niet. Hij houdt me tegen. "We moeten allebei een kar nemen", zegt onze jongste. “Oké”, zeg ik, waarna ik een jeton uit mijn portefeuille haal en de tweede winkelkar losmaak. Het doet me plots aan een botsauto van de kermis denken. Wat in de groenteafdeling niet overdreven is, want door de drukte is een botsing niet uitgesloten. We besluiten om elk een deel van de boodschappen te doen. Om hem terug te zoeken ga ik achteraan in de supermarkt de rijen af om ze volledig te overzien. Maar hij doet tegelijkertijd hetzelfde, waardoor we elkaar missen. Gelukkig hebben we allebei een telefoon. Ik hoor hem vlakbij ‘hallo’ zeggen. Bij het inladen krijg we een stortbui op ons hoofd. Kletsnat stappen we de auto in. We lijken wel twee kletsnatte honden die uit het water komen en zich droogschudden. Ik doe er nog een luid hondengeblaf bij. Maar soms moet je ook weten wanneer het genoeg is geweest.  

Rudi Lavreysen
7 0

Fien (esse)

Wim Sonneveld zong over zijn lellebel Josefien. Of ze ook allemaal Josefien heetten, of misschien  Rudolfien of Adolfien heb ik nooit geweten, maar in ons dorp van weleer waren er enkele ‘Fienen’ die in de ogen van de dorpsbewoners elkaar de loef afstaken om het meest op te vallen. ‘Zotte Fien’ herinner ik mij nog levendig.  Ik was waarschijnlijk niet ouder dan zes jaar want zat op de kermis nog op de paardenmolen. Een bezigheid die men vanaf een bepaalde leeftijd staakte, want het dorp keek mee en je wilde niet voor ‘broekje’ aanzien worden. Of het haar eigen kinderen waren of neefjes of nichtjes weet ik niet, maar eentje zat naast mij in een brandweerwagen.  Zotte Fien stond met haar wilde zwarte haren langs de kant te turen.  Haar opengesperde ogen draaiden haast sneller dan de molen.  Zij had net een felgekleurd rood zuurtje gegeten of een gesuikerde rode appel op een stokje.  Telkens haar familielid voorbij kwam stak ze haar lange bloedrode tong uit.  Ik dacht dat ze het op mij gemunt had,  hield de teugels van mijn paard strak en vergat naar de ‘floche’ te grijpen. ‘Zwarte Fien’ was er eentje die je nooit in het dorp zag.  Om haar te zien moest je langs het huis van Mieke en Marcel.  Mieke had een zus waarvan wij dachten dat ze zich bijna nooit waste omdat iedereen haar zwarte Fien noemde.  Dat klopte niet met de waarheid want het ‘zwart’ had te maken met de (ontbrekende) kleur van haar lange kousen die ze droeg en tot haar knieën optrok.  Ze droeg blijkbaar nooit schoenen en stond  uren op kousenvoeten in het deurgat. Een derde beruchte Fien was de eega van Pol Klos, een koopman in oud ijzer.  Die bijnaam kreeg hij door het feit dat hij dag in dag uit dingen in elkaar kloste, wat er in het lokaal dialect op neerkwam dat hij een knoeier was.  Zijn Fien had ook een bijnaam.  Omdat ze eerder zwaarlijvig was, noemde men haar ‘Fien spek’. Maar het spek had ook te maken met de kracht die ze bezat om zware metalen voorwerpen op de kar te tillen, waar ze het dorp mee rondtrok.   Van haar is geweten dat ze ooit op het middaguur bij een hoeve aankwam waar men net aan het middagmaal zat. Op vraag van de boerin of ze ook een ‘sjat soep’ wou ging Fien gretig in. Toen ze even later zag dat er biefstuk op het menu stond, zei ze zonder schroom dat ze daar ook wel een stukje van lustte. Onlangs stuurde een familielid mij het doodsprentje met een opvallend mooie foto van Fien spek,  haast onherkenbaar en één en al finesse.

Vic de Bourg
37 1

Bleekwater

De hoogste gezagdrager van de grootste wereldmacht kan nog wat leren van schoonmaakster Conchita. Na een jobwissel werd mijn nieuwe kantoor een  kamer in een oud herenhuis met uitzicht op een stadstuintje.  De vorige kettingrokende gebruiker van de ruimte was naar een hogere etage verhuisd maar de nicotineaanslag op de witte muren was gebleven. De Spaanse schoonmaakster die gemerkt had dat ik een niet-roker was vond het zonde dat ik tussen vier vergeelde muren moest werken en beloofde mij dat ze elke week een gedeelte onder handen zou nemen. Zij sprak een goddelijk mengelmoestaaltje van Spaans, Frans, Nederlands en Engels. Toen ik haar vroeg of zij dat klusje ging ‘klaren’ met bleekwater antwoordde zij verschrikt: “No, no blanqueador, pas de Javel, niet goed por los manos et ne sens pas bon. Javel no good!” Zelf vond ik dat het aan het Frans ontleende eau de Javel, genoemd naar Javelle, een vroeger dorp bij Parijs waar het gemaakt werd, best aangenaam rook maar ‘soit’. Conchita verkoos het gebruik van ammoniak.  Het was haar lievelingsproduct met name voor het reinigen van witte muren, maar als er één geur was waar ik allergisch voor was: jawel, niet javel maar ammoniak! Na een uitgekiende planning zou Conchita haar ‘trabajo transformacional’ aanvatten op de dag dat ik voor een opdracht buitenshuis was.  De volgende morgen stond ik vol bewondering in de halfwitte, halfgele kamer. Conchita stond fier naast mij en sprak de wijze woorden: “Maravillosa, non? Ammoniak c’est magnifique!” Met mijn breedste glimlach knikte ik overtuigd, maar hield het er geen tien minuten uit en vluchtte naar een andere ruimte.  Niettegenstaande mijn vlucht bleef Conchita enthousiast verder werken. Na twee volle  openramendagen kon ik zonder mondmasker weer aan de slag in mijn inmiddels hagelwitte kantoor. Dan volgde een opendeurdag voor de collega’s die met open monden het resultaat bewonderden van de Spaanse tornado. Mocht Conchita nog van deze wereld zijn, zij zou Trump van antwoord gediend hebben in de zin van: “No, señor Presidente, Javel is no good!”

Vic de Bourg
48 1

Het lukt niet

We mogen elkaar een tijdje niet zien. Bij wet verboden door de minister. Dat het zover ismoeten komen. Maar ik begrijp het wel. Alles voor de gezondheid. Een raampje zoals in degevangenis, dat zou nog wat zijn. Zij aan de ene kant, wij aan de andere. Met een telefoonom door te spreken. Het is ook een beetje als gevangen zitten. Ofwel moeten we doen zoals in het sprookje met Raponsje van de gebroeders Grimm. Danmoet ma een vlecht laten groeien, waaraan ik naar boven klim. Tot bij haar raam op deeerste verdieping van het woon- en zorgcentrum. Maar dat mag natuurlijk niet. En op enkele weken tijd een lange vlecht zoals Raponsje? We moeten eerlijk zijn, dat gaatniet lukken. Nee, het is niet gemakkelijk. Gelukkig stuurt de afdeling foto’s naar de families. Ze hebbentoch plezier, samen met de zorgverleners. We hebben ook beslist om voor haar raam te gaan zwaaien. Met een bordje waarop ‘allesgoed?’ staat. Of ‘heb je goed gegeten?’ Of ‘heb je Blokken gezien?’ Want dat mis ik ook. Om 18.30 uur op tv. Het is een traditie, dat we er samen naar kijken. Endat we het woord van de finale zoeken. Als ma het raadt, zeg ik altijd dat ik ze ga inschrijven. “Dat zal wel zijn”, lacht ze dan. En als ikhet woord vind, zegt ze dat ik moet meedoen. Het is fijn om vaak hetzelfde te horen. Woensdag keken we voor het laatst samen naar Blokken. Voorlopig natuurlijk, tot we weervrij zijn. Emily speelt de finale. Acht letters, zoals altijd. De tip is ‘Het lukt niet.’ Er staan vijfletters. De s, e, r, e en g. Emily vindt het niet. Wij ook niet. Het is vergeefs.  

Rudi Lavreysen
43 3

Ik ben een fooraap

Ik ben een fooraap. Elk weekend naar een andere kermis. Van het ene dorp naar het andere dorp. Altijd maar heen, altijd maar terug. Altijd maar reizen van de ene kermis naar de andere. Het lachen is mij al lang vergaan. De belletjes rond de nek van de fooraap klinken triest en dof. De lach veranderde in een droeve snoet. De kinderen lachen, de kinderen zijn blij. Maar de fooraap, die lacht niet mee. Het lachen is hem al lang vergaan. Elk weekend reizen, elk weekend weg. Het leek zo mooi, maar hij heeft het nu wel gehad. Hij wil weer thuis op de schouw. Niet dat de kinderen niet vriendelijk zijn tegen hem. Ze lachen, ze zijn blij, maar de fooraap ziet het niet meer. Waar gaat hij volgend weekend weer naartoe. Een nieuwe kermis, een nieuwe stad, een nieuw verhaal, allemaal hetzelfde en allemaal anders. Altijd joelende, luidruchtige kinderen. Altijd drukte, overal flinkerende lichten, harde muziek, duizenden stemmen door elkaar in elk een andere taal, elk een ander verhaal. De aap is moe. Hij heeft elke kerktoren gezien. Elk kind, elke ouder, elk kleedje van moeder, elke pantalon van vader. Elk dorp, weer heen, weer terug, weer opstellen, weer afbreken. De aap kijkt langs hen door. De aap kijkt weg. Zijn vertrouwde plaats op de schouw is weg. Hij moet maar door. Hij moet steeds verder. Kermis hier, kermis daar. Hij haalt alle gezichten door elkaar. In elk dorp een kerk, een pastoor en een koer, een school en een paard van de melkboer. De tijd is zo lang blijven stil staan. Bij de kermis in Marrakesh. Dat was nogal wat. Van de andere kermissen herinnert de fooraap zich niets meer. Altijd heen, altijd terug. De dorpen lopen door elkaar. Als vlekken op een trui. Donderdag, maandag, woensdag, weet ik veel. Andere dag, dag voordien, dag nadien, dag verdwenen, dag erbij, dag opnieuw, dagen vooruit, dagen terug… 26 8 6 14 31 2 11 9. Cijfers als spoken door de nacht. Linksboven, rechtsonder, vooruit, achteruit. Met twee, met drie. Weer heen, weer terug, weer daar, is het waar? Hoofd is vol, hoofd moet leeg. Geen mens weet hoe zwaar hij het heeft. De fooraap moet elk weekend mee, van in Lotharingen tot aan de zee. Honderden lichten, zilver, groen en rood, dansen als kwelduivels hun eigen dans in de nacht. Cijfers nemen hun rollercoaster. De 9, 1, 2, 3 willen van voren staan. De fooraap ziet ze allen tezamen. Cijfers met krullen willen altijd gans vooraan. De 3, de 9, de 2, de 8. En de 1 op een zielenpoot. Cijfers blijf toch staan! Ik wil jullie niet allemaal samen zien. Kleuren blijf stabiel, ik hoef geen heel pallet te zien. Dagen blijf gewoon. Geen brugdag, geen feestdag, doe gewoon! Piramide, balk, rechthoek, vierkant, trapezium, cirkel. Blijf toch in de wiskundeles bij meester Kris of bij juffrouw Sonja, n’importe qui, maar achtervolg mij niet. Stappen, lopen, slenteren op de kermis in dit avond. Dorp na dorp dezelfde kerk. Maar zoveel kabaal, alle kinderen hun eigen verhaal. De aap wil rust, even niet op de kermis staan. Maar achter in de klas, waar het altijd fijn was. Hoe vriendelijk de kinderen ook zijn. De fooraap ziet hetzelfde verhaal. Van Malika, de vader, de kermis in Marrakesh. De andere kermissen zijn verdwenen.   https://autismestorm.home.blog

Autisme Storm
0 0

Dure Fiets

De haat-liefde verhouding tussen Nederlanders en Vlamingen is van alle tijden.  Naast het échte bier en de bourgondische levensstijl benijden de Noorderlingen ons vooral het feit dat wij zogenaamd tweetalig zijn.  Zij gaan er van uit dat elke Vlaming een aardig potje Frans kent Niettegenstaande haar onbetwiste onkunde op taalgebied, werd een van mijn vele nichtjes reeds op vroege leeftijd verliefd op een Franstalige knapperd. Er volgde een huwelijk en er kwam een zoontje ter wereld.  Ze verhuisden naar een bekende Waalse stad. Mijn nichtje werd alsmaar beter tweetalig,  zelfs zodanig dat ze in de lokale supermarkt geregeld omroepen deed via de luidsprekers.  Lag het aan de Walen die niet al te kieskeurig waren of had ze zich via de liefde de taal van Molière eigen gemaakt? Dat gold ook voor haar zoontje.  Zij, en ‘langs haar kant’ de Bomma, Bompa en de vele tantes, nonkels, nichtjes en neefjes spraken met hem Nederlands.  Met  papa en ‘de son côté’ al evenveel familieleden en ook op school  werd Frans gesproken. Het mannetje was al vijf toen wij er eindelijk in slaagden met zijn ouders af te spreken voor een bezoek  aan hun recent gekochte woonst  net buiten de Waalse stad. Bij aankomst stond zoonlief ons ongeduldig op te wachten.  Meteen zei hij:  “Ah, ja, in het Nederlands!”.  Toen hij merkte hoezeer ik op zijn grootvader leek voegde hij er aan toe: “Ah, non, tu n’ es pas Bompa. Gij zijt zijn frère.” Dan palmde hij mijn echtgenote in aan wie hij vertelde dat hij voor zijn verjaardag een nieuwe 'vélo' had gekregen.  Hij troonde haar mee naar de plaats waar de fiets stond.  “Wat een mooie fiets”, zei ze.  Het jongetje glunderde,  sloeg met zijn hand op het zadel en zei:  “Het is duur, hoor!” Mijn echtgenote beaamde dat je wel kon zien dat het een dure fiets was.   Dan  twijfelde hij  en zei : “Neen, neen, dit is duur”, en opnieuw sloeg hij nog harder op het zadel. Gelukkig was ook zijn groottante sinds mensenheugenis tweetalig en begreep ze snel dat hij bedoelde dat het zadel van zijn nieuwe koersfiets fameus hard was. Gedurende het verder verloop van een fantastische dag samen hoorde wij de jongen om de haverklap oefenen: “Hard en Flamand, dur in het Frans, hard en Flamand, dur in het Frans,…….”

Vic de Bourg
9 0

Berichten uit het roddelstraatje

Het is geen herenhuis maar heeft wel iets statigs. Van de vroegere bewoners blijft enkel nog de bejaarde moeder over. Soms komen kinderen en kleinkinderen op bezoek. Sommigen komen niet meer, een oude familievete. Rosalia is al geruime tijd weduwe. Ze houdt zich kranig.  Met haar ranke verschijning en net iets te grote neus doet zij aan tante Sidonia denken.  Ze komt geregeld grappig uit de hoek. Voor een alleenstaande oude dame is zij opmerkelijk bij de pinken.  Zij heeft een uitgebreide garderobe met niet alledaagse jurken, ensembles en bijpassende accessoires. Haar taal is verzorgd maar doorspekt van de grappigste dialectwoorden.  Ze is van de streek, dochter van de witloofboer van de grote hoeve in een naburig dorp. Haar man zaliger was directeur op de regionale zetel van een Bank met sterke Vlaamse verankering.  Daarom wappert  op 11 juli nog lang na zijn dood steevast de Vlaamse Leeuwenvlag aan de gevel van het huis. Dit is een doorn in het oog van de schuins overbuur, een Franstalige Gentenaar die tien dagen later de Belgische driekleur uit het raam hangt. Wij zijn haar nieuwe overburen en schoorvoetend groeit het contact met de streng ogende maar bij nadere kennismaking lieftallige dame. Om het ijs te breken hebben wij het over haar verzorgd voorkomen. “Waar ik die mooie kleren vandaan heb?”, vraagt ze: “mijn man reisde veel voor zijn werk en kwam ook regelmatig in de chique Avenue Louise in Brussel.  Hij kende precies mijn maten en bracht dan de laatste modespullen voor mij mee.  Zelf heb ik bijna nooit kledij moeten kopen en al wat hij meebracht paste als gegoten.” Ze kent hier veel bewoners maar houdt de meeste op afstand. “Het is hier een roddelstraatje”,  weet ze te vertellen: “dat zullen jullie snel merken.  Let maar op.” Op een dag wordt eindelijk de verloederde straat vernieuwd.  De werken duren zes maand langer dan oorspronkelijk voorzien.  De zoon van Rosalia werkt op de gemeente.  Zo weet  ze aan wie de opdracht voor de werken werd toevertrouwd.  “Dat is geen aannemer”, lacht ze smalend: “dat is een pattattenboer.”  Later gaat de voormalige aardappelkweker failliet en moet een andere aannemer zijn knoeiwerk voltooien . Meestal steken wij de straat over als wij met haar een praatje slaan.  Wij dringen aan om naar de druivelaar in onze achtertuin te komen kijken en eindelijk stemt ze toe.  Op een lokaal marktje hebben wij op een standje met streekproducten voor het eerst witloofjenever gevonden.  “Rosalia, mag ik je een borreltje aanbieden van iets dat je nog nooit hebt gedronken?” vraag ik .  “Ik mag geen alcohol drinken”, antwoordt ze maar neemt toch gretig het glaasje aan.  “En, ken je dit”, vraag ik.  “Maar, manneke, dat is lofjenever, dat ken ik al van mijn jeugd”, lacht ze: “en dat is lang geleden, er is geen varken dat zo oud wordt als ik.” Na het derde neutje loodsen wij haar huiswaarts.  Daar toont ze foto’s van vroeger.  Ze is nog steeds eigenares van een chaletje in de Ardennen dat op de beelden te zien is.  Er loopt ook een hondje rond op het terrein.  “Onze Jacky”, zegt ze meewarig: “die is al lang geleden gestorven.” Ze vertelt dat het chalet in de Ardennen te koop staat.  Ik vraag het adres en ga er met een vriend een bezoekje brengen.  Het staat midden op een totaal verwilderd terrein.  Zodra wij uit de wagen stappen valt ons op hoe rustig het er is.  Wij worden haast ongemakkelijk van de stilte.  Het gebouwtje is niets meer dan een uit de kluiten gewassen tuinhuisje.  De ramen zijn stuk en er ligt vuilnis van vermoedelijke krakers.  Ik trek een deur open en schrik me rot.  Het is het toilet en vanop de pot kijkt mij een dier strak in de ogen.  Ik denk eerst dat het een vos is die mij elk moment gaat bespringen maar merk dan dat het opgezet is.  Ik herken Jacky van op de foto.  Als ik later het verhaal aan Rosalia vertel komt ze niet meer bij van het lachen.  “Onze Jacky, ja, die zagen wij zo graag dat wij hem hebben laten opzetten.  Dus die waakt daar nog steeds?” Donderdag is marktdag in het dorp.  Ze zegt dat ze er al lang niet meer geweest is en vraagt mijn echtgenote haar te vergezellen.  Ze nemen de bus, het is amper twee haltes verder.  Mijn echtgenote heeft een busabonnement maar Rosalia staat erop alles te betalen,  ook het bus ticket. Na een kwartiertje heeft ze er al genoeg van en nodigt mijn echtgenote uit in het dorpscafé. Ze wordt er hartelijk begroet door de waard, een oude kennis.  Het is amper elf uur maar Rosalia bestelt reeds twee rode porto’s. Een uur en drie porto’s later nemen beide vrouwen vrolijk de bus terug naar huis.  Als ze later gezwind door het roddelstraatje naar huis stappen snijdt Rosalia een heikel onderwerp aan.  Ze zegt dat ze breeddenkend is en tegen niemand iets heeft.   Zoals ze daar arm in arm lopen moet ze denken aan de problemen van de holebies.  “Ge weet toch hoe ze twee vrouwen die samen zijn noemen?”, vraagt ze: “dat zijn lesbieken" , knikt ze heel wijs. Het enige restaurant op loopafstand is een  chinees eethuis waar Rosalia regelmatig uit eten gaat. Ze  nodigt ons uit om er samen naar toe te trekken.  Als de bestelling is opgenomen vraagt de ober wat er gedronken wordt.  “Doe maar dat rond fleske, ge weet wel”, zegt Rosalia.  De ober komt terug met het alombekende  Portugese Mateus rosé tafelwijntje. “Dat drink ik hier graag”, knikt ze: “past perfect bij hun eten.” Rosalia neemt ons in vertrouwen. Ze heeft in haar geboortedorp  een nog te bouwen serviceflat gekocht. Haar huis wordt te groot om te onderhouden.  Zes maanden later zegt ze enigszins bedrukt dat het project met de seniorenflats niet doorgaat:  alweer een politieke kwestie, zeurt ze.   Dan blijft ze maar in haar huis wonen want naar dat oudewijventehuis in het andere dorp wil ze niet. Met haar gezondheid gaat het langzaam achteruit. Na een aantal keren dat ze onwel werd vraagt de dokter haar een verklikker te dragen waarmee ze de hulpdiensten kan verwittigen als haar iets overkomt. Wanneer de rolluiken een ganse dag omlaag blijven verwittigen wij de zoon. Rosalia is gevallen en heeft de ganse nacht op de vloer gelegen. Haar verklikker ligt op de keukentafel. De kinderen besluiten dat ze niet meer alleen mag blijven en brengen haar onder in het gehate rusthuis. Wij bezoeken haar af en toe.  Ze deelt haar kamer met een andere dame. De dementerende kamergenote lacht ons kinderlijk toe maar Rosalia zegt resoluut: “Ge moet daar niet tegen klappen. Dat menske is compleet tureluut.”  Toch geeft ze het menske een stuk van de taart die wij voor haar hebben meegebracht.  “Ne mens moet toch een beetje compassie hebben, nietwaar?” Geruime tijd na haar begrafenis wordt de voormalige woonst van Rosalia verkocht aan hoogst onsympathieke huizenopkopers uit de buurt. Ze verhuren het huis. De eerste huurders zijn een buitenlands lesbisch koppel. Wij denken meteen terug aan de ‘lesbieken’ van Rosalia. P.S. : Alle gelijkenissen met bestaande personen berusten op puur toeval

Vic de Bourg
48 3

jef

 In een homodancing leerde ik hem kennen hij was er portier. T'was in de tijd dat ik eventjes wereldberoemd was in Antwerpen. Hij was slank gebouwd met blond kort piekhaar. Het kon hem niks schelen. Hij had een lief. Hij was van de seefhoek niet bepaald een plaats waar knap zijn de eerste vereiste is.Zijn lief kwam van een buiten gemeente, een huis, in een bos. K'werd heel hartelijk meegenomen naar zijn lief. Na een tijdje bemerkte ik dat ze gehoorgestoord was een zeer zelfstandige vrouw, was stapelverliefd op hem, hij op haar.Op twintig kan leven schoon zijn. Een paar dagen later stond hij aan mijn deur. Of hij een paar dagen bij mij kon logeren, zijn ouders noemde hij nazi's hij was zo verliefd. Hij kon bij mij logeren ik werkte toen iedere dag van twaalf tot soms na middernacht. Op een dag kwam ik binnen ik rook verbrand. Er waren dagen dat ik erg vermoeid binnenkwam dan stond er warme melk op mij te wachten. Hij wilde die melk eens verwarmen in het koffiezet apparaat.Dat was de verbrande lucht.Schoon opvoeding hij was er twintig en kon nog geen melk verwarmen. Hij bleef er zes maand waar ik alleen goede herinneringen aan heb.Een paar jaar later stond hij weer aan mijn deur om te logeren. Dat kon. Doordat ik op dat ogenblik, aan het worstelen was met een alcoholverslaving logeerde hij niet lang. Hij was toen al aan het proeven van SMAK een product waar ik behoorlijk bang van was. In mijn vriendenkring werden de SMAK gebruikers gemeden. SMAK zorgt voor een korte euforie dan ellende. In een jaar vervielen vrienden tot wrakken velen gingen dood. Niet aan het product maar aan de marginalisering, de uitsluiting, de ellende, de steeds maar voortdurende zoektocht, om het product te vinden. Weer gingen onze wegen uiteen. Ongeveer tien jaar na de eerste kennismaking ontmoette ik Jef terug net voor kerstdag. Het beloofde een leuke kerst te worden samen met mijn broer en zijn vrouw en enkele vrienden ik had net enkele goedkope maar grappige geschenkjes gekocht. Toen zag ik hem "hoe was het""Ok ok."Hij zag er beroerd uit k'gaf hem wat geld sprak met hem af na kerst rond nieuwjaar.Rond nieuwjaar stond hij er terug of hij een tijdje bij mij kon logeren. Dat kon maar wel onder een voorwaarde hij moest af van de SMAK.Hoewel ik niet veel van zijn vrienden kende had ik via de tamtam berichten gehoord dat hij zwaar aan de SMAK zat. Dat kon ik niet aan. Hij stemde toe, zag hoe radeloos hij was. Beloofde hem alle hulp. Een paar uur later zag ik hoe de behoefte aan het spul hem naar buiten dreef. Een paar dagen later stond hij weer aan mijn deur ik liet hem staan het was guur winterweer.Een paar dagen later had hij mij terug gevonden. Hij wilde er van af ik beloofde hem alle hulp. Ik liet hem binnen. Ging onmiddellijk achter mijn telefoon zitten om een opvangcentrum te vinden, wist dat het vlug moest gaan. Vier uur lang heb ik verbijsterend aan de telefoon gehangen. Opvanghuizen, afkickcentra, ziekenhuizen, vier uur lang. In sommige instellingen was er plaats maar een of ander idioot levend in een ivoren toren had bepaald dat iedereen die zich aanmelden veertien dagen moest wachten voor hij binnenmocht. Ondertussen had ik begrepen dat Jef leefde van kruimeldiefstallen. In die tijd was een flinke duw tegen een deur voldoende om die open te krijgen. De gb op de Groenplaats is jarenlang een zeer dankbare plaats geweest voor kruimeldieven, een duw en de deur was open soms werd de diefstal zelfs niet bemerkt. Toen ik een van de hulpverleners vertelde dat de junk naast me indien niet geholpen hoogstwaarschijnlijk op dievenpad zou gaan toen zei die hulpverlener dat het hem niks kon schelen. Een van mijn laatste ideeën was Jef aan de deur van een opvangcentrum achter laten. Toen mij opeens een tv programma te binnenschoot een programma van Panorama had iets te maken gehad met een moeder die hulp zocht voor haar junkie zoon. Ik belde de redactie ze wisten me te vertellen dat de moeder geen hulp had gevonden. Maar dat er een dokter was die me misschien verder kon helpen.Het was zondagavond belde de dokter een Nederlandse oudere vrouw toen ze mijn uitleg had gehoord zei ze dat ze onmiddellijk naar haar kantoor zou komen "wat?" zei ik hoogstverbaast en geschrokken van opeens zoveel medewerking.Ik begrijp de situatie zei ze ik zal hem metadon voorschrijven de drang op het spul zal verminderen, tot binnen een uur.Een uur later schreef ze een voorschrift. Een half uur later haalden we de metadon van een nachtapotheek. Toen sliep jef.Veertien dagen lang. De slaap werd enkel onderbroken door eten drinken en een wekelijks bezoek aan de arts. Na veertien dagen.Werd Jef wakker toen stuitten we op een nieuw probleem buiten mocht hij geen honderdmeter gaan of hij stuitte op iemand uit het SMAK milieu. De oplossing was een huisje op het platteland waar ik gebruik kon van maken. Geen directe buren geen grote steden alleen frisse lucht en een bos in de buurt. En dacht ik, ver van het SMAK milieu. Na het bezoek aan de dokter zei ik "Jef als we nu eens een auto pikken en er mee naar den buiten rijden?""Ha" zei hij,ondertussen probeerde ik tot zijn grote verbazing enkele autodeuren opeens stak ik de sleutel in een slot deed de deur open zei "rap stap in." Hij was hoogstverbaast stribbelde tegen ik dacht nog maar veertien dagen van het spul en al geen goesting meer in pikken. Ik legde hem uit dat ik de auto had gehuurd om naar de buiten te verhuizen. Hij begreep dat hij nog niet sterk genoeg was om de drang om het spul te kopen te weerstaan hij stemde toe in de verhuis. Met de gehuurde auto reden we honderdvijftig km ver van de stad naar een kleindorp waarvan ik dacht dat het SMAK daar totaal onbekend zou zijn.Ik had me niet erger kunnen vergissen. Er was meer SMAK, dan in de stad. Het viel niet zo op. De eigenaar, en zijn vrienden, van het huisje zat helemaal in het SMAK milieu. Toen ik daar aankwam met de van SMAK afkickende Jef leek het wel bollen winkel. Alles was er te krijgen een dorpsschone al jaren aan de SMAK viel in zijn schoot. Ik voelde me machteloos en boos zeer boos. De samenleving kon de pot op. Ik zat daar met de beste kruimeldief van de lage landen een gehuurde auto, ik stelde hem voor om eens in de buurt te gaan kijken. K' wou alleen supermarkten doen geen kleine zelfstandige zeker geen contact met mensen.We vonden enkele prooien met een derde slopen we s'nachts naar de achteruitgang van een supermarkt we forceerden het slot gingen lopen met het wisselgeld en de sigaretten. Enkele keren ging het goed tot tijdens verkenners bezoek de argwaan in een supermarkt over ons gedrag hen mijn nummerplaat deed opschrijven. Wat ik niet wist. Een dag later stond de politie aan mijn deur. Ik was er niet. Ik wist het ook niet. Na de derde inbraak was er onenigheid. Ik stond buiten te wachten in de vluchtauto terwijl mijn twee compagnons binnenbraken. De derde man wou buiten staan. Hij stond buiten tijdens de volgende kraak, het alarm ging af.Hij bleef staan zelfs toen de buurman door zijn venster keek. Hij bleef staan toen de buurman de deur buitenkwam aanstalten maakte in zijn richting. Toen reed hij weg op de hielen gezeten door de buurman die de nummerplaat noteerde.Wat hij niet wist. De derde man werd aangehouden toen hij nietsvermoedend thuis kwam. Ons bereikte het bericht we sloegen op de vlucht naar Barcelona. Daar aangekomen hoorden we dat we niet gezocht werden de derde man had zijn mond gehouden. Na een paar dagen uitblazen in Barcelona. Het was goed te zien dat Jef nog nooit buiten Antwerpen was geraakt. Misschien is de aanblik de belevenis van een stad zoals Barcelona iets voor Jef om te beseffen dat de wereld iets groter is dan Antwerpen centrum.We reden terug. De gehuurde auto moest binnen voor onderhoud. Ik deed hem binnen.Ik kreeg een nieuwe gehuurde wagen. Ik startte en reed een eenrichtingsstraat in. Ik werd klem gereden door twee politiewagens. Mijn criminele loopbaan was ten einde.In de cel,ondervragingen.Waaruit bleek dat ze al vroeger weet hadden wegens de supermarkt die mijn nummerplaat had doorgegeven ze vonden me niet, nu hadden ze me.K'werd overgebracht naar Brugge kon logeren in de nieuwe gevangenis van Brugge.Pennetier centrum Brugge p.c.b. of CLUB p.c.b. MED.De gevangenis is te omschrijven als een betonnen bunker met een antisliplaag tegen de muren of een betonnen parkeergarage waar een laagje verf is opgesmeerd. Er zijn honderden meters brede helverlichte gangen.De deuren waren loodzware stalen platen die op wieltjes op hun plaats werden gerold waarna ze vastgezet werden.De vensters bestonden uit centimeters dik glas zonder tralies. Vier stapelbeden een tafel,stoelen,een brede vensterbank elk een plakbord,een afsluitbare ijzeren kast .Een pompbak met warm en koud water een spiegel twee twaletten. Een kamer van zes werd mijn verblijf. Uit mijn eerste contact bleek dat privé daar niet bestond mijn dossier was al bekend. Zo zou het ook gaan met mijn brieven bewakers laten gevangenen werkjes doen dossiers liggen open en bloot."Ik heb janeten afgeslagen in het stadspark in Brugge" zei mijn celgenoot. Hij leek me wel het prototype van homoseksueel die uit frustratie onbewuste aan zelfmutelatie doet. Zag hoe zenuwschokken zijn lijf deden verkrampen die man hoorde hier niet hij hoorde in een ziekenhuis.S'morgens werden we gewekt. De deuren werden opengerold de volledige gang werd verwacht in een ruimte waar stoelen en tafels zelfs een klein keukentje stond. Brood, voorverpakte suikers, confituur een zeldzaam vlootje choco, koffie, thee waren vrij voorradig.Toen ik bemerkte dat de toespijs s'morgens uit een voorverpakt stukje spikulaas een andere keer uit een hoekje kaas bestond besloot ik zo lang mogelijk in bed te blijven. Na het ontbijt werd de deuren op hun plaats gerold en smiddags gingen ze terug open ik sliep die tussentijd. Na het middagmaal dat in benepen gemeten porties uitgedeeld werd, werden de deuren terug gesloten diegenen die wilden mochten buiten wandelen.Op een dag was er een incident een oudere bewaker die we nog nooit hadden gezien. Hij begon tot onze en de andere bewakers grote verbazing zeer autoritair te doen op het militaire af.We zaten te eten opeens zei die man "iedereen moet stoppen met eten onmiddellijk terug naar de cel" iedereen bleef verder eten.De andere bewakers zagen hun werk goede relaties op bouwen met de gevangene zodat conflicten onmiddellijk door een vorm van paternalisme in de kiem konden worden gesmoord vernietigd worden door het ondoordachte gedrag van die nieuwe bewaker. Iedereen at verderDe bewaker werd met zachte hand de ruimte uitgeleid.Iedereen stopte met eten.Dan werd men terug in de cel gestopt.De grootste marteling die me daar is overkomen dat was de dagelijkse confrontatie met walters verjaardagshow iedere dag, na de middag, opgesloten met enkele bewonderaars, iemand die voor het neerslaan van homos in het park in de gevangenis zit en fan is van Walter.En die walgelijke verjaardagshow. S'avons werden de deuren opnieuw geopend voor het avondmaal. Kon men spelletjes spelen meestal las ik boeken. Wie geen hulp van buitenaf krijgt krijgt daar alleen de afgemeten hoeveelheid voedsel. Voor de rest moet betaald worden fruit melk enz......betalen. Door mensen die niks hebben. Sommigen werken voor de meeste is het de enige mogelijkheid om iets te doen om iets te verdienen. De meeste hebben niks. Doen niks. De gevangenen in België.Naast de straf opgesloten te zitten worden ze uitgehongerd tot nutteloosheid verplicht. Samen met psychische zieken,waaronder psychopaten die iedereen bedreigen, aan iedereen hun wil proberen op te dringen. Een Zuid Amerikaanse gevangene vertelde me dat het oversmokkelen van dope nooit verkeerd kan aflopen of het lukt, dan volgt de betaling of het lukt niet, dan zit ik onder dak met eten en drinken. Ik werk hier hard van een derde leef ik hier twee derden stuur ik naar mijn land daarvan leeft mijn familie. Hoe lang zou ik hier zitten? Een maand ?Twee maand ?Zes maand ?Niets was zeker.Het boek van het slagerszoontje las ik er. Een boek van Sartre over de revolutionair die na het slagen van de strijd tegen een dictator staatshoofd wordt en dictator wordt.Zag er Antwerpen 93, opT.V. K'was pas weg uit Antwerpen en ze begonen al te feesten.Ik dacht als ik hier zes maand moet zitten dan tracht ik te studeren een taal Spaans, Arabisch, een taal die ik schrijf waarmee ik menig zelfverklaard Marokkaan mee in verlegenheid heb gebracht.Na een maand was er de raadkamer.Ik had via via een advocaat gevonden die pleitte "hij zal zijn plan wel trekken." Jef werd verdedigd door een pro Deo advocaat die vurig de heren rechters probeerde te overtuigen dat zijn cliënt direct aan de slag kon als trainer. Wat mij ten zeerste verbaasde. De derde man werd verdedigd door een dure advocaat die het blanco strafregister in de aandacht bracht, hem onmiddellijk een baan in het vooruitzicht stelde. Het leek dat iedereen op hem zat te wachten. Op de derde man.Wat mij deed glimlachen. De raadkamer besloot ons vrij te laten tot het proces.Nog enkele spannende stresserende uren voor we wisten dat niemand beroep had aangetekend tegen de beslissing.S"avonds werden we opgeroepen. Aan de deur gezet.Het eerste wat we doen is een grote zak knapperige friet met mayonaise eten.Op de grote markt in Brugge. T'stond er stampvol volk.     FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
48 0

De flikken

  Voor de politiehervormingen toen zat de politieambtenaar tussen hamer en aanbeeld, tussen de veranderende samenleving en een overheid in hun Torens.Toen reageerden ze zo,de jaren 80tigDie keer op de Rozenveldplaats.Midden de nacht strompelde ik van het Astrid plein gekomen richting grote markt.Een laag bij de grondse auto reed langzaam naast mij.Uit het omlaagdraaide venster KlonkPASKE !!!Heel duidelijk wat voor iedere Belg betekende stil blijven staan paske afgeven en wachten tot de heren ambtenaren het raampje terug opendraaiden en dat in alle weersomstandigheden.Lang moest ik niet wachten.Een paar meter verder werd ik weer gesommeerd mijn paske te tonen.Na het vijfde spelletje gaf ik mijn paske af met de woorden"hou het ik kom het morgen wel halen".Ogenblikkelijk stormden te twee flikken het autootje uit en bevalen me mee te komen iets wat ik spijtig genoeg niet kon weigeren.In hun burootje moest ik me naakt uitkleden en moest ik wat van hun zever aanhoren.En toen mocht ik naar huis.Naar mijn bedstede.In Borgerhout.Ik kwam van de dageraadplaats richting Plantinlei ik was in een toen nogal modische broek gekleed gekleurd met dikke strepen.Een pyjamabroek.Zeiden mijn vrienden.Toen werd ik aangehouden twee straalbezopen flikken strompelden uit hun combi.Ze wilden mijn paske controleren.En ze vonden iets.Op hun computer stond aanhouden.K'moest mee.K'had mijn kijk en luistergeld niet betaald.K'mocht direct gaan.   foto gallery verf ed https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
18 0

R van Roulette

(uit “verhalen van A tot Z”) The winner takes it all   Ergens in de jaren zeventig is Frankrijk gastland voor de jaarlijkse internationale conferentie voor reisagenten en tour operators. Deze bijeenkomsten worden  in een bekende badplaats in het laag seizoen georganiseerd.  In feite is het een aantal dagen verwennerij van al wie betrokken is bij de organisatie van vakanties : van vliegtuigmaatschappijen tot hoteluitbaters, van reisagenten tot busexploitanten, kortom al degenen die het toerisme promoten. ’s Morgens wordt er vergaderd over uiteenlopende thema’s , ’s namiddags struinen de deelnemers allerhande attracties af en ’s avonds en tot diep in de nacht is er tijd voor recepties met veel bubbels,  dinerparty’s en reuze barbecues. De Fransen zijn dat jaar aan bod en hebben hun kroonjuweel Monte Carlo als “venue” gekozen. Onze ploeg die een internationale hotelketen vertegenwoordigt  logeert in een pas geopend hotel van een bevriende Amerikaanse hotelgroep. Mijn charmante Franse collega zegt dat ook zijn moeder in Monaco aanwezig is als chef van een bekend reisbureau  in Parijs.  Zij logeert in het mondaine Hôtel de Paris. Tijdens een van de vele recepties ontmoet ik de uiterst elegante Parisienne slash moeder slash reisagente.  Ze klaagt over haar hotelkamer.  Het is heel warm voor de tijd van het jaar en  het Hôtel de Paris mag dan wel “chique” zijn, er is geen airconditioning op haar kamer.  “Vous en avez de la chance dans votre boîte Americaine frigorifiée”  schertst zij.   De Monegasken hebben iets origineels bedacht om ons te verwennen.  Nu ja, origineel ? Alle congresdeelnemers worden gratis in de grote speelzaal van het Casino toegelaten , waar het minimum speelbedrag  voor de duur van het Congres, uitzonderlijk verlaagd wordt tot vijf Franse Franken, destijds het equivalent van 30 Belgische Franken, momenteel een luttele 75 eurocent. Wij hebben ons, zoals in de films, mooi uitgedost en lopen benieuwd tussen de speeltafels.  Door de zware overgordijnen en het dikke rode voltapijt is het er stil als in een tempel.  Het is dan ook een goktempel.  Naast het geluid is ook het  licht gedempt .  Enkel de typiische groene luchters werpen lichtbundels op de speeltafels.  Mijn Franse collega houdt het al snel voor bekeken.  Hij vindt het hele gedoe wansmakelijk.  Aan de tafel waar wij halt houden  wordt inderdaad met één haal van de croupier een veelvoud van zijn maandsalaris verspeeld. Met mijn vrouwelijke collega uit Duitsland heb ik besloten dat een terrasje of een nachtje uit in een of andere Club in Monaco al snel wat bankbiljetten kost. Wij besluiten te blijven en voor het equivalent bedrag  ons te amuseren en onze kansen te wagen in dit gokparadijs.  Wij vermaken ons niet zozeer met het spel dan wel met het ons voordoen als rijkeluiskinderen die het fortuin van Papa gaan verbrassen.  Vooral het mensjeskijkend gedeelte is daarbij uiterst boeiend. Rond de tafel ziet men lui van allerlei pluimage rondlopen of aanzitten.  Een man in onberispelijk maatpak loopt van de ene tafel naar de andere  en geeft telkens instructies aan een “handlanger” .  Deze man of vrouw respecteert nauwgezet de som en het nummer of de combinatie waarop moet  worden ingezet. Schril contrast met een andere tafel waar een knappe dertiger samen met een vriend nogal luidruchtig aan het spelen is.  Beiden zijn in hippiestijl gekleed in gerafelde jeans en (dure) jekkers over een t-shirt .  Als de fooien vet genoeg zijn knijpt het personeel voor haar vaste cliënteel graag een oogje dicht en in de zaal waartoe wij toegang hebben is geen strikte dresscode vereist. Plots is er rumoer aan een van de tafels.  Er zit een stokoude man.  Voor hem staan enkele torentjes van opeengestapelde speelfiches.  Onze 5 FF-fiches zijn mosterdgeel en rond.  De zijne hebben allerhande kleuren en de meeste zijn rechthoekig wat betekent dat hun stukwaarde  al snel in de duizenden FF loopt. Sommige stamgasten, vooral deze die in het geld zwemmen, hoeven niet steeds naar de kassa om hun geld in fiches te ruilen.  Zeer uitzonderlijk (en nogmaals  “moyennant un gros pourboire”) aanvaardt de croupier van een vaste klant dat er cash geld op de speeltafel wordt gelegd, uiteraard enkel briefjes, geen munten.  Aan de tafel van de oude gokker stijgt de spanning.  Hij wint het ene spel na het andere.  Zijn  stapels speelfiches beginnen te  lijken op de skyline van New York in miniatuur. Dan gebeurt iets merkwaardigs.  Met beide handen schuift de man heel zijn New Yorkse miniskyline naar voren.  Hij zet alles in op het rode nummer 7.  De fiches kunnen amper op het ene nummer staan maar met een oogwenk heeft de croupier begrepen wat de man wil en helpt hem met het opeenstapelen.  Geen andere speler waagt het op  hetzelfde nummer in te zetten. Na het “faites vos jeux “ en “rien ne va plus” gaat de roulette draaien.  Het witte balletje tolt rond en valt op het zwarte nummer 29, het nummer nààst de rode 7.  De man is alles kwijt maar blijft totaal onbewogen bij het gebeuren.  Een jonge dame wuift heftig met haar waaier, haar vriendin wankelt weg van de speeltafel naar de bar waar ze waarschijnlijk iets “sterks” bestelt om te bekomen. De man blijft zitten en stopt langzaam de linkerhand in zijn rechter binnenzak.   Hij haalt een bundel bankbiljetten boven.  Er zit nog een bandje om de spiksplinter-nieuwe flappen.  Zelf heb ik deze kleur van bankbriefjes nog nooit gezien. Het zijn biljetten van 500 Franse Frank.  Die hadden destijds een tegenwaarde van 3.000 Bef en zouden tegenwoordig  75 euro waard zijn.   Terwijl hij een tiental biljetten uit het bundeltje neemt fluistert iemand naast mij : “Il a la tremblote”.  De man bibbert inderdaad als hij de biljetten telt.  Niet omdat hij twijfelt maar van de ouderdom.  Hij zet het hele bundeltje geld opnieuw  in op één enkel getal.  Ooit werd  berekend dat er 2,7 kansen op 100 bestaan dat iemand wint met een “plein” (inzet op één getal).  Die dag zijn wij getuige van het feit dat het kan.  Het witte balletje komt terecht op het ene nummer waarop het geldbundeltje ligt.  De gokker wint 35 maal zijn inzet.  Een snelle rekensom leert ons dat hij op slag een slordige 175.000 FF of 1.050.000 BEF of 26.000 Euro gewonnen heeft. Morgen zal ik mijn Franse collega kunnen vertellen dat geen maandlonen  maar ettelijke jaarwedden verspeeld werden.  Ik krijg plots genoeg van dit decadente schouwspel  en  realiseer mij dat ik in mijn enthousiasme toch een duizendtal oude Belgische frankjes heb verspeeld.  Het is geweten : de Bank, en in dit geval , het Casino, wint altijd. Morgen keren wij terug huiswaarts en in het verlaten van de speelzaal zie ik een gang vol met de beruchte eenarmige bandieten . Ik wil weerwraak nemen op de uitbaters van deze goktent. Tot mijn grote verbazing  haal ik tot tweemaal toe Jackpot op verschillende gokautomaten.  In een mum van tijd (Toon Hermans zaliger zei vroeger dat hij er soms twee mummen voor nodig had)  win ik meer dan 700 BEF terug van mijn oorspronkelijke inleg. Voordat de verslaving toeslaat en ik mijn centen weer kwijt ben stop ik het spel.  Ik troost mij met de gedachte dat ik mij thuis in mijn eigen stamcafé nooit voor 300 BEF op één avond zo kostelijk zou geamuseerd hebben. Bij het verlaten van het Casino zie ik de twee vrolijke fils-à-papa hippies wegscheuren in een peperdure Porsche.    De volgende morgen heb ik nog tijd om enkele aankopen te doen.  Ik maak mezelf wijs dat ik de avond tevoren 700 BEF gewonnen heb en koop voor de helft van het bedrag in een kinderboetiek een snoezig bolerootje met blauwe bontkraag en fonkelende kleurenpailletten .  Dat is een cadeautje voor mijn anderhalf jarig dochterje.  Op haar Porsche gaat ze nog enkele jaartjes moeten wachten.  Papa moet daarvoor nog wat oefenen maar vreest dat het bij een Dinky Toy zal blijven.

Vic de Bourg
0 0

W van (lustige) Weduwe

(uit “verhalen van A tot Z”) “Dag menneke, de tuiltjes staan klaar” Onze grootouders noemden wij Bomma en Bompa. Bompa was te vroeg weduwnaar geworden.  Zo vroeg,  dat ik mijn Bomma nooit gekend heb, ik was amper twee. Maar zij had een zus, die op haar beurt vroeg weduwe was geworden. Mijn Bomma kende ik dus alleen van horen zeggen.  Ze moet een schat geweest zijn als ik de familiefoto’s zie of de verhalen hoor die over haar de ronde doen. Haar zus had veel kleinkinderen die hun grootmoeder Moeke noemde, maar wij noemden haar Peet.  Dat kwam omdat ze de meter was van mijn vader. Waar het woord Peet vandaan komt kan worden opgezocht maar laten wij het hier bij Peettante houden. Vermits ik mijn Bomma nooit gekend had werd ik des te meer aangetrokken door haar zus.  Mijn aller vroegste herinnering aan haar gaat terug naar mijn vijfde levensjaar. Mijn oudste broer, die al op zijn zeventiende naar het leger trok en weinig thuis was, nam mij op een zonnige namiddag mee op de fiets. Wat een feest! Het was een herenfiets met een kinderzadeltje op  de horizontale stang van de fiets.  Ik zat dus vooraan en genoot van het zomerbriesje in mijn haren en van elk grassprietje,  bloempje of boom langs de weg.  Voor mij duurde het een  gelukzalige eeuwigheid, maar amper twee dorpen verder kwamen wij bij onze bestemming. Aan de rand van het dorp lag een hoevetje waarvan een deel bestond uit een snoepwinkeltje dat uitgebaat werd door niemand minder dan Peet.  Haar huisje deed mij denken aan het peperkoekenhuisje uit het sprookje, maar Peet was voorwaar niet de heks.  Aan alles voelde men haar peperkoekenhart.  Ze was in de wolken met ons bezoek en straalde als ze ons iets te drinken kon aanbieden.  Ik mocht ook zo maar een zakje met snoepjes vullen en moest er vooral ook voor mijn zusjes en broertjes meenemen. Meer dan zestig jaar nadien vraag ik mij af of ik ooit nog iemand heb ontmoet met een zachtere en lievere oogopslag dan de hare. Een tiental jaren later kwam Peet in ons dorp wonen.  Dan leerde ik een ander facet van haar kennen. Ze bezat namelijk een grote collectie  chique jurken uit haar jeugdjaren en ontwierp nog zelf grote hoeden met pluimen. Ieder jaar maakte ze grote sier, wanneer ze,  fantastisch uitgedost, als lustige weduwe  samen met een vriendin opstapte in de plaatselijke carnavalstoet. Als puber ontmoette ik haar sporadisch op straat of in de winkel bij mijn Bompa, haar schoonbroer. Telkens weer, viel mij de zo spontane hartelijkheid op waarmee ze mij begroette.  Op mijn achttiende ontmoette ik haar voor het laatst.  Ter gelegenheid van een familiegebeurtenis werd een podiumvoorstelling georganiseerd in het dorp.  Met een groep meisjes en jongens hadden wij op het laatste nippertje besloten een stukje op te voeren als verrasing.  Het zou een korte choreografie worden, gebaseerd op  muziek van de negende symfonie van Beethoven.  Dit naar analogie met  Maurice Béjart, die toen met zijn ballet van de XXe eeuw  furore maakte in Brussel.  Voor de slotscène zochten wij tien kleurrijke bloementuilen die in het publiek zouden gegooid worden.  Maar wij zaten in geldnood en vooral in tijdnood.  Toen dacht ik aan haar.  Ik spong op de fiets en na de warme verwelkoming, het heerlijke kopje koffie met het nog heerlijker koekje, deed ik mijn uitleg.  Natuurlijk was ze bereid mij te helpen en neen, dat moest niets kosten, ik moest haar alleen het crêpepapier bezorgen  waarvan ze de tuilen zou maken. De rest had ze in huis. “Dag menneke, de tuiltjes staan klaar”.  Twee dagen later haalde ik de doos met de kunstwerkjes af, omhelsde haar innig en verdronk voor de laatste keer in de liefste ogen van de wereld.  Dag Peet, dag schat.  

Vic de Bourg
12 1

P van Puntzak

(uit “ verhalen van A tot Z”) De frieten aan de statie “Een dagboek moet je bijhouden” had hun leraar Nederlands hen destijds op het hart gedrukt.  Met zijn amper  17 lentes  was er nog een zee van tijd geweest,  ook al voelde het toen  reeds aan dat hij  veel  vergeten was. Eénenvijftig jaar en vele seizoenen later spijt het hem nog steeds dat hij destijds niet de daad bij het woord had gevoegd.  Wel had hij zo af en toe een woordje of zinnetje genoteerd dat hij jaren nadien  terug vond.  Dan moest hij op de harde schijf onder zijn hersenpan op zoek naar de overeenkomstige herinnering of wat er van overbleef. Volgens de encyclopedie is het geheugen het vermogen van een mens of dier om informatie te onthouden. Het omvat drie aspecten : de opslag, het vasthouden en het terugzoeken van vroegere belevenissen of indrukken. Leren is het proces waardoor nieuwe kennis en vaardigheden in de hersenen wordt opgeslagen. Vergeten is het proces waardoor informatie in het geheugen afbrokkelt of verloren gaat. Zo vond hij onlangs een minuscuul ringmapje terug met allerlei aantekeningen. Onder “contacten”  vond hij namen zoals “Jefke :  leraar 6e moderne” . Dan zag hij de man voor zich en kwam plots een vloedgolf van informatie aangespoeld.  Hoe deze leraar soms door de klas raasde en naar een onoplettende leerling  stoof.  De leerling sloeg dan beide armen om zijn hoofd omdat Jefke erom berucht stond dat hij graag klappen uitdeelde.  Jefke bleef dan muisstil naast zijn prooi staan tot deze voorzichtig een arm wegnam, waarna  de vlakke hand van de beul op een wang terecht kwam.  Na zo ’n voorval glunderde Jefke voor de resterende lestijd en keek af en toe triomfantelijk  naar de roodgloeiende wang. Verder in het mapje vond hij een eigenhandig getekende tabel (Microsoft Excel was nog ver weg)  en een opsomming van allerlei goederen : brood, bijval, huur, pintje, middagmaal, cursusgeld, cinema, enz…  Telkens werd er een prijs bij vermeld.  De lijst  liep over een periode van een aantal maanden maar stopte bruusk. Het was warempel zijn studentenbudget.  Kwam hij na verloop van tijd  tot het besef dat er met of zonder budget geen boterham méér gegeten of geen pintje minder gedronken werd ?  Als tijdsdocument  toch interessant om te merken dat in de late jaren zestig een pintje in de studentenclub 7 BEF, een klein broodje  6 BEF ( 16 eurocent) of een volledig middagmaal , inclusief drank, in het studentenrestaurant 26 BF (65 eurocent) hadden gekost. Steeds volgens het lijstje kostte een zak friet  met mayonaise 10 BEF en dan viel hem plots te binnen dat op een tijdspanne van een tiental jaar die prijs verviervoudigd was.  In zijn geheugen stond immers het moment gegrift dat hij met zijn vader en een van zijn zussen terugkwam van een uitstapje naar de dierentuin in Antwerpen. Pas vele jaren later , toen hij voor een Amerikaans bedrijf werkte, leerde hij de term “fringe benefits” kennen, voordelen die  bovenop het salaris worden toegekend. In dat verre verleden kreeg zijn vader reeds  een soortgelijke bonus onder vorm van drie treincoupons voor een bestemming heen/terug naar keuze op Belgisch grondgebied. Met zijn kroostrijk gezin had pa dus bedacht dat hij elk jaar met telkens twee van de kinderen  een reisje ondernam. In zijn geheugen was niets meer terug te vinden van die, zonder twijfel, prachtige uitstap : noch de treinreis, noch het verblijf in de Zoo, noch de terugreis.  Alsof het gisteren had plaats gehad herinnerde hij zich des te meer het buitenstappen van het station en de grote puntzak frieten met mayonaise die werd aangekocht bij een van de drie frituren die zich aan “de statie” bevonden. Vaders’  arm zwierde tijdens het huiswaarts stappen heen en weer tot zijn zus van links en hij van rechts de puntzak tot op de bodem geledigd hadden.  Hij wist nog precies wat de frieten gekost hadden want hij had zelf voorgesteld om met  zijn eigen zakgeld te “trakteren” : 3 BEF had hij uit zijn portemonneetje opgevist en zijn pa had hem een halve frank teruggegeven.   Grenzeloos genot en een levenslang souvenir voor de prijs van een zestal luttele eurocentjes. Toen was geluk héél gewoon.                       

Vic de Bourg
0 0

S van SPEL

(uit “verhalen van A tot Z”) Kinderspelen uit vroegere tijden  Heimwee doet ons hart verlangen, naar de heimat onzer jeugd.Antoinette qui a la balle. Wie kent nog dit balspel ? Een kind had de bal en gooide hem over de rug naar achter waar een van de andere kinderen hem opving en achter de rug verborg.  Alle kinderen vormden een rij en hielden de handen op de rug.  Ook het kind met de bal achter de rug stond in de rij en zong  samen met de anderen : “Antoinette qui a la balleDraait u om dan weet ge ’t al “ De ballengooier mocht zich dan omkeren en raden wie de bal had opgevangen. De naam Antoinette verwees mogelijk naar Maria Antonia Josepha Johanna, beter bekend als Marie Antoinette. Zij was de echtgenote van koning Lodewijk XVI van Frankrijk, en dus koningin van Frankrijk. Wij hadden in onze familie ook een tante Antoinette (in de volksmond Tante Nènè genoemd , niet vanwege haar rijkelijke boezem – elle en avait des balles - maar omdat haar eerstgeboren neefje of nichtje haar naam nog niet kon uitspreken) Knikkeren  In het zwartgrijze zand van de straat werd de “pot” getekend,  een ellipsvorm met een lijn erin.  Op de lijn moest elke speler een aantal knikkers leggen.  Hoe meer spelers er waren, hoe groter de pot was. Dan werd op enkel meters van de pot een rechte lijn getrokken in het zand.  Van achter die lijn mocht men om beurten een knikker in de richting van de pot schieten.  Daarbij rustte de knikker op de gekromde wijsvinger en diende de duim als lanceerhamer.  De knikkers die men uit de pot kon schieten werden jouw eigendom. De mooiste knikkers werden soms geruild voor meerdere minder mooie exemplaren. Het spel werd danig verstoord toen in de vijftiger jaren de eerste auto’s opdaagden in de straat en de “potten” telkens opnieuw moesten getekend worden.  De eerste auto in onze straat was een Citroën van een nonkel, die handelsreiziger was in sigaren. Witte zwanen  De spelende kinderen vormden een lange rijTwee kinderen staken de armen in de lucht en hieldenElkaar vast met de handen waardoor zij een poortje vormdenIedereen zong : Witte zwanen, zwarte zwanen,Wie wilt er mee naar Engeland varenEngeland is geslotenDe sleutel is gebrokenIs er dan geen smid in ’t landDie onze sleutel maken kan ?Laat door, laat door, Wie achter is moet voor  Als het liedje stopte werd het poortje gesloten en was wie er onder stond gevangen. Dan moest het gevangen kind kiezen tussen bijvoorbeeld  appel of peer en opzij gaan staan.  Zo ging het spel door tot er een groep appels en een groep peren gevormd was.   Daarna konden deze willekeurige groepen tegen elkaar een ander spel spelen. Waarom perse Engeland gesloten was heeft waarschijnlijk iets met de situatie te maken van de tijd waarin het liedje tot stand kwam.  De oorsprong blijkt Duits te zijn en in de verschillende versies van het lied komen ook Oostenrijk en Hongarije voor als “gesloten” landen. Potteke stamp  Wie “eraan” was (zoeker) mocht niet kijken en moest tot 50 tellen.  De anderen stampten een potteke (leeg blik) weg en gingen zich verstoppen.  Na de vijftig riep de zoeker “Al wie niet weg is, is gezien”.  Van zodra de zoeker iemand zag riep hij diens naam en liep tot aan het potteke om hem af te tikken.  De andere verstopten konden uit hun schuilplaats komen en trachten de gevondene te redden door het potteke opnieuw weg te stampen alvorens de zoeker het had bereikt. Als het potteke opnieuw was weggeschopt moest iedereen van plaats veranderen en werd er opnieuw afgeteld. Als niemand het potteke kon wegschoppen en iedereen was gezien dan werden de rollen gewisseld tussen de zoeker en de eerst geziene. Als de zoeker tot driemaal toe was moeten herbeginnen werd gepot om een nieuwe zoeker aan te duiden. Of dit spel ook in Amerika gespeeld werd is niet geweten.  Nochtans beweren boze tongen dat Andy Warhol als kind het spel steeds verloor en daardoor later uit pure frustratie zijn wereldberoemde Campell’s soep schilderij(en) maakte.  Een ervan werd in 2006 verkocht voor net geen 12 miljoen Amerikaanse dollars.  Men zou van minder gefrustreerd raken. Schipper mag ik overvaren Er werden twee strepen getrokken op de straat op een afstand van een twintigtal meter.  Dan werd er  “gepot”  om de schipper aan te duiden die in het midden van de straat stond.  Iedereen moest aan één kant van het terrein gaan staan. Dan werd er gezongen “Schipper mag ik overvaren, ja of neen?  Moet ik dan een cent betalen?  Ja of Neen.  Wat moet ik doen ?” De schipper gaf vervolgens de voorwaarde om over te mogen en dus van de ene kant van het afgebakende terrein naar de andere te geraken. Opdrachten waren bijvoorbeeld :  “hinkelend op één been”  - “koprollend”.  De schipper kon ook een kleur kiezen die dan niet in je kleding of je haar mocht voorkomen.  Was dat wel het geval moest je rennen. Al wie niet aan de voorwaarde voldeed kon bij het overlopen door de schipper worden aangetikt.  Wie aangetikt was moest de schipper helpen bij zijn taak.  Winnaar van het spel was degene die zo lang mogelijk over en weer kon “varen”.

Vic de Bourg
196 1