Zoeken

over de bechdeltest

Dit weekend mochten de dochters naar een film kijken. Nu moet je weten dat ik geen al te grote fan ben van kinderfilms. Nooit geweest trouwens, zelfs niet toen ik zelf nog kind was. Ik vind ze over het algemeen luid en schreeuwerig. En bovendien zijn de meisjes in het verhaal vaak te roze en te hulpeloos. Maar daar had ik een oplossing voor gevonden: ze konden kijken naar Finding Nemo. Daar is immers geen opdeling tussen jongens en meisjes, vissen zijn vissen. Probleem opgelost. Tot ik ontdekte dat er ook mannelijke en vrouwelijke vissen waren. Het moet gezegd: het aantal roze vissen bleef wel tot een minimum beperkt. Maar de vrouwelijke vissen hebben een beperkte rol. Zo beperkt dat deze film niet slaagt voor de Bechdeltest. In deze test, ontwikkeld door Alison Bechdel in 1985, kan fictie getest worden op seksisme. Een film slaagt voor de test wanneer die voldoet aan drie criteria. Eén: er zijn twee of meer vrouwelijke personages met een naam. Twee: ze praten met elkaar. Drie: ze praten over iets anders dan de mannen in de film. Dit lijken simpele criteria om aan te voldoen, maar toch slaagt meer dan de helft van de films niet voor deze test. De test is uiteraard wat kort door de bocht: niet elke film die faalt voor de test, kunnen we seksistisch noemen. But that’s not the point, is it? Mijn dochters zien hoe vrouwen in veel films een bijrol krijgen. Het zijn eendimensionale personages die vaak enkel praten over baby’s en trouwen. Als ze al spreektijd krijgen. In het overgrote deel van de films (85%) staat het verhaal van de mannen centraal, zij zijn de hoofdpersonages. Mijn dochters zien dus dat de verhalen van meisjes en vrouwen minder belangrijk zijn dan de verhalen van de jongens en de mannen. Welke boodschap krijgen ze dus onderhuids mee: onze verhalen zijn het niet waard om verteld te worden? Ik heb een aantal jaren gedacht dat ik een pedagogisch schouderklopje verdiende door mijn dochters ver weg te houden van de stereotype prinsessenfilms. Films waarin prinsessen alleen maar bezig zijn met het kammen van hun lange blonde haren. Films waarin prinsessen dromen over prinsen waarmee ze kunnen trouwen. Ik schrok dan ook toen ik ontdekte dat Finding Nemo niet slaagt voor de Bechdeltest. Geen roze prinsessen is dus blijkbaar geen garantie om seksisme te vermijden. Nog een aantal jaren wachten, hoor ik je denken. Tot je de Lord of The Rings films kan kijken met de dames. Geen roze en hulpeloze vrouwen. Akkoord, maar ook helaas, ik moet je teleurstellen. De volledige trilogie - die nota bene 10 uur duurt - faalt voor de test. Weinig multi-dimensionale vrouwen daar in Middle Earth.   Moeder: Vanavond is het filmavond. Welke film zullen we kijken? Dochter: Een prinsessenfilm? Moeder: Goh, misschien moeten we een film kiezen zonder prinsessen? Dochter: Ok, dan wil ik kijken naar de Smurfenfilm!

Lore Dewulf
12 0

over dierenleed

Dieren staan in ons huis hoog aangeschreven. Ik denk dat het nipt zou worden, mochten we een democratische stemming ‘mens versus dier’ houden. Zeker twee stemmen voor de dieren, zeker één voor de mensen. Bij de vierde persoon twijfel ik over de voorkeur. Mezelf. We schrijven zondagochtend: dat staat gelijk aan schermtijd voor de dochters. Toen ik kind was, keken mijn broer en ik op zondagochtend naar Samson & Gert terwijl we pistolets aten. Dat was begin jaren ’90. Samson verdween in mijn leefwereld gestaag naar de achtergrond, maar in 2016 werd ‘samsonseks’ verkozen tot woord van het jaar. De term refereert volgens woordenboekuitgever Van Dale naar ouders die stiekem seks hebben terwijl hun kroost televisie kijkt. Naar mijn gevoel insinueert de term een te intense band tussen mens én dier. En geef toe, dat is wel het laatste waar je aan wil denken op een zondagmorgen (of gelijk welke andere ochtend). Voor de geïnteresseerden: een jaar vóór samsonseks, in 2015, was kraamkost het woord van het jaar. Dan denk ik: die chronologie kan beter. Wat was er eerst, samsonseks of kraamkost? Juist ja. Maar tijden veranderen. Samson krijgt geen schermtijd meer. Planet Earth is de waardige vervanger. De mix van verhalen over de meest excentrieke dieren, de soundtrack van Hans Zimmer en de stem van David Attenborough laten de emoties soms hoog oplopen. Als je zoals mijn dochters een groot dierenhart hebt, is het hartverscheurend om een roofdier te zien jagen op een prooi. Welk kamp moet je kiezen bij een achtervolging? Meestal is het belangrijkste criterium voor mijn dochters: welk dier is het schattigst? En met meest schattig bedoel ik het dier met de hoogste aaibaarheidsfactor. Het dier met de hoogste aaibaarheidsfactor krijgt alle krediet, het andere dier moet het zonder supporters stellen. Het ethische vraagstuk wordt pas moeilijker wanneer de twee dieren in kwestie vrij hoog staan op de aaibaarheidsladder. De dames vinden het hele roofdier-prooi verhaal moeilijk te vatten. Het is oneerlijk, vinden ze. Waarom moeten die dieren sterven? Ik hoor mezelf een halfslachtige (excuses voor het woordgebruik) uitleg geven: ‘zo zit de natuur nu eenmaal ineen’. Klopt, maar het is ook een dooddoener (nogmaals excuses). In mijn zoektocht naar een meer onderbouwd antwoord, kom ik terecht bij Darwin. Of beter: bij het boek van Johan Braeckman over Darwin. Tot pakweg 1850 is er een liefelijke visie op de natuur. De natuur wordt gezien als een vredige plaats, het is er romantisch, onschuldig, lieflijk en harmonieus. Hoe dat komt? Door de goedheid van God, uiteraard. Darwin komt echter met een andere hypothese. Hij stelt dat er in de natuur meer wordt gestorven dan geleefd. Dat we de natuur kunnen zien als een sterfhuis waarin elk dier slechts voedsel is voor een ander dier. Hij beschrijft de natuur als hard, bloederig en meedogenloos. Zo, dat is het soort onderbouwing die mijn dochters graag zullen horen. Het is ook Darwin die het heeft over ‘the survival of the fittest’. Dit is, in tegenstelling tot wat sommigen beweren, niet de sterkste, maar degene die zich het best kan aanpassen.   Dochter: als je een dier zou mogen zijn, welk dier zou je dan kiezen? Moeder: een leeuw. En jij? Dochter: een olifant of een muis. Moeder: kan je niet kiezen? Dochter: jawel, maar het hangt ervan af hoeveel honger ik heb.

Lore Dewulf
10 0

over beroepen

‘Wat wil je later worden?’ Elk kind krijgt vroeg en laat die vraag. Eigenlijk kan je het vergelijken met een kinderloos jong koppel dat op elk familiefeest de vraag krijgt: ‘En? Wanneer beginnen jullie aan kindjes? Zijn jullie al aan het oefenen?’. Denk er gerust de vette knipoog bij van nonkel Erik naar de jonge vrouw. ‘Nee, we willen nog geen kinderen. Sinds de komst van anticonceptie baart oefening kunst, geen kinderen’. Nonkel Erik staart de jonge vrouw even aan, neemt een ferme slok van zijn porto en zet zijn missie verder. Het koppel hoort hem aan de volgende tafel aan een ander jong koppel vragen: ‘En? Wanneer beginnen jullie aan kindjes?’. De vrouw denkt: oefening baart niet altijd kunst. Soms kan oefening ontaarden in eindeloze herhaling. ‘Wat je later wil worden?’ In mijn eigen kindertijd waren de opties als meisje beperkt. Althans, dat dacht ik. Je kon kiezen uit een exhaustief lijstje: juf en verpleegster werden met goedkeurend geknik beantwoord. Zangeres of actrice waren ook toegestaan, maar gingen vaak gepaard met een meewarige blik van de volwassene. Er waren nog enkele mogelijkheden, zoals winkelier. Je kon onder andere kiezen voor slager, bakker of ijsjesverkoper. Ik koos – uiteraard – voor ijsjesverkoper. Ik zei er wel steevast bij dat ik alle ijsjes zelf zou opeten. Opnieuw meewarige blikken: als dochter van een zelfstandige moest ik toch beter weten. Nu moeten mijn dochters dezelfde vraag beantwoorden. De vriendenboekjes doen immers de ronde in de lagere scholen en naast lievelingskleur (ik heb er twee, mag dat?), lievelingseten (ijsjes. En nee, ik zit daar voor niets tussen. Ik ben uiteindelijk geen ijsjesverkoper geworden. Mijn businessplan werd nooit goedgekeurd.), en lievelingsdier (kleine katjes), moet je ook invullen wat je later wil worden. Ik had gedacht dat we een ruimere mogelijkheid aan opties zouden hebben, maar we vallen tot mijn spijt in herhaling, al is het maar deels: juf, actrice of dierenarts. Ik sprak met een vriendin over de beroepen in de vriendenboekjes. Zij had een oplossing. Ze had met haar kinderen een lijst gemaakt van zoveel mogelijke beroepen. Als ze ergens op bezoek gingen, als ze iets op tv zagen of als ze iets in een boek lazen: elk beroep dat op hun pad kwam, werd op de lijst gezet. De kinderen leerden dat je ook mode-ontwerper kon worden of diepzeeduiker. Ik maakte thuis nog geen lijst met mijn dochters, maar ik speelde wel het spel: ‘Noem met elke letter van het alfabet een beroep’. Geen zorgen, er bestaat een wikipediapagina met een alfabetische lijst met beroepen (‘quizmaster’ of ‘quarantaine-beambte’, ik geef het maar even mee).Ik haalde ook het boek ‘Heldinnen’ van Janny van der Molen in huis, een kinderboek waar het levensverhaal van 50 vrouwen in beschreven staat. Vrouwen met uiteenlopende beroepen: van zeilster Laura Dekker over Lady Gaga tot Malala Yousafzai. We lazen de verhalen en ik zag hun horizonten verbreden. ‘Maar ik zou graag dierenarts worden, maar ook natuurfotograaf’, zei de oudste. Ik zei haar dat ze niet moest kiezen tussen die twee. Veel vrouwen hebben verschillende carrières na elkaar. Verschillende onderzoekers wijzen erop dat meisjes vaak multipotentialiteit in zich hebben, maar dat ze al snel door hun omgeving in een bepaalde richting geduwd worden. Ze hebben de neiging om vroeg een keuze te maken en zich bij het kiezen sterker te conformeren aan de verwachtingen dan jongens. Ik vind het belangrijk om hen te leren dat deze keuze mag evolueren en zelfs mee mag bewegen gedurende hun leven. Het is dus niet nodig om nu ‘de enige juiste beslissing’ te nemen. Moeder: ok, wat vul ik in bij ‘wat wil je later worden’? Dochter: euh…even denken…igloloog! Moeder: ok, en wat doet een igloloog? Dochter (kijkt meewarig): weet je dat niet? Iglo’s onderzoeken natuurlijk!

Lore Dewulf
21 0

over seksuele voorlichting

Mijn seksuele voorlichting op de lagere school bestond uit een aantal dia’s. We zagen plaatjes van een naakte man en een naakte vrouw. Duidelijk verouderd. Die dia’s, niet de naaktmodellen. Ik weet niet wie het gênanter vond, de groep elfjarigen of de leerkracht die de dia’s voorzag van een woordje uitleg. De gedimde lichten, in functie van de zichtbaarheid van de dia’s wel te verstaan, waren welkom voor iedereen die om dit of dat woord moest blozen. Seksuele voorlichting was kneuterig. Wij waren jong en onwetend en na de diapresentatie waren we jong, onwetend en gegeneerd. Hoe kon je achteraf een normale conversatie voeren als je net twee naakte volwassenen op elkaar zag liggen op een dia? Niet alleen de vorm, ook de inhoud was beperkt. Maar geen nood, er kwam een inhaalbeweging in het secundair onderwijs. Daar werd gesproken over voorbehoedsmiddelen, geslachtsgemeenschap en hormonen. Geslachtsgemeenschap moet zowat het meest onsexy woord zijn in de geschiedenis van de seksuele voorlichting. Waarschijnlijk kregen de twee mensen op die dia’s van de lagere school de instructie om ‘te doen alsof ze geslachtsgemeenschap hadden’. Terug naar het middelbaar onderwijs. We zaten met een groep pubers in de polyvalente zaal. Daar stond een slogan op de muur geschreven: ‘Niet alles wat je doet is belangrijk, maar het is belangrijk dat je het doet’. Tijdens de voorlichting ging er stiekem een briefje rond waarop iemand de slogan overschreven had en de ‘het’ voorzag van een extra klemtoon. Dit opgeteld met een uitgebreide uitleg over het correct gebruik van een condoom deed ons gniffelen, giechelen en zweten. Mocht er een instrument bestaan om de hoeveelheid hormonen te meten in een bepaalde ruimte, het toestel zou die namiddag tilt geslagen zijn in die polyvalente zaal. Onlangs keek ik naar Dokter Bea op Ketnet: een programma waar er openlijk over seks gepraat wordt. Het is gericht op kinderen van 9 tot 12 jaar en het behandelt thema’s waar ik op die leeftijd nog nooit van hoorde. Dokter Bea geeft heel wat antwoorden, maar het roept bij mijn kijkende dochters ook vragen op. Vragen waar ik niet op voorbereid was. Er kwamen vragen over maandstonden, de menstruatiecyclus en hormonen. Ik probeerde op een niet-plastische manier te antwoorden op al hun vragen. Ik vond mijn uitleg afdoende, maar hoorde later mijn ene dochter tegen mijn andere dochter zeggen: ‘Als je je maandstonden krijgt, kan je gewoon een pompon gebruiken’. Blij dat ik dat kon bijbrengen. Terwijl ik scrol door de afleveringen van Dokter Bea valt mijn oog op de aflevering ‘wat is porno?’. Informeren over porno is next level voorlichting, lijkt me. Ik sla deze aflevering over. Het thema menstruatiecyclus zit in mijn geest in de lade ‘biologie’, ik weet vooralsnog niet in welke lade porno zit. Vooraleer ik dat uitgedokterd heb, exploreren we het thema menstruatiecyclus grondig.   Dochter: ik zou graag nog een extra tante willen. Moeder: dan moeten oma en opa nog een kindje krijgen. Dochter: jaaaa! Leuk! Moeder: oma kan geen kindjes meer krijgen. Dochter: ahja, ze heeft geen eitjes meer. Moeder: ja, zo is dat. Dochter: hebben ze daarom kippen gekocht?

Lore Dewulf
35 0

over zoemende bijen

Of ik even kan helpen met haar huiswerk, vraagt mijn oudste dochter. Vooraleer ik toezeg, werp ik een snelle blik op het werkboek dat voor haar ligt: noteer de bovenliggende en onderliggende begrippen. De oefening start met een voorbeeld: het bovenliggende begrip is voertuig en de onderliggende begrippen zijn auto, trein en bus. Ok, kan ik. Kinderen leren al vrij vroeg in hun leven dat er bovenliggende begrippen bestaan en dat ze aan de hand van deze categorieën de wereld rondom zich kunnen indelen. Ze leren dit om de wereld behapbaar te houden. Of om een complexe wereld simplistisch voor te stellen, zo je wilt. Het begrip dier is één van de eerste categorieën die peuters leren. Traditiegetrouw bestaat de categorie dieren voor peuters uit een aantal basisdieren: hond, kat, paard, koe, varken, schaap en kip (Wat zegt de kip? Tok tok). In sommige boekjes wordt deze reeks verder uitgebreid met meer exotische exemplaren: olifant, leeuw, giraf en zebra (Wat zegt de zebra? Nee, echt serieus: wat zegt de zebra?). Maar tweedimensionale dieren die geen geluid maken, hebben een laag entertainmentgehalte. Peuters willen net dat tikkeltje meer. Naast het benoemen van de 2D-dieren, omvat het boekje-kijken ook het obligatoire nabootsen van dierengeluiden. Veel ouders ontpoppen zich tot semi- professionele dierennabootsers. Ik dacht dat ik ook tot die groep ouders behoorde. Niet dus. Ik blader met mijn peuterdochter in een dierenboek en in dat boek staat, jawel, een bij. Ik vraag haar, geheel volgens de voorschriften: ‘En wat zegt de bij?’. Ze kijkt me aan met een blik van: ‘Zeg jij het maar’. Dus ik vul aan: ‘De bij zegt zzzzz’. Mijn broer, die dit tafereel zit te volgen, begint onbedaarlijk te lachen: ‘De bij zegt niet zzzz, hij maakt een zoemend geluid met zijn vleugels. Ik zie het al voor me, een hummende bij’. We kunnen hier spreken van een inzicht. Van mij, niet van mijn peuter. Bij mijn jongste dochter paste ik wijselijk mijn tactiek aan: ‘wat doet de bij?’. Al word ik in familiale kringen nog herhaaldelijk gewezen op mijn blunder. In de lagere school wordt het begrip dier verder opgedeeld. De dieren kunnen we verder indelen in zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën en reptielen. Elk dier behoort tot een specifieke categorie. Je kan niet tot de ene soort behoren en ook tot een andere. Het zijn absolute indelingen. Terwijl kinderen leren hoe ze dieren kunnen indelen, leren ze ook hoe ze mensen kunnen indelen: kinderen en volwassenen, gelovig en niet-gelovig, … Over het indelen van mensen in categorieën woedt op dit moment een heel hevige en rake discussie. Een discussie over racisme. Het is tijd om na te denken hoe we onze kinderen kunnen leren niet enkel in categorieën te denken. Het is immers geen kunst om in categorieën te denken, het is net de kunst om de absolute categorieën te nuanceren en onze kinderen (en onszelf, laat ons eerlijk zijn) te leren dat categorieën niet absoluut zijn. Deze discussie gaat over burgerzin, kritisch denken, erkenning en verdraagzaamheid. Misschien moeten we daar meer categoriek in zijn?   Dochter: Het bovenliggende begrip is insect. Ik heb al twee onderliggende begrippen: zweefvlieg en wesp. Weet jij er nog één? Moeder: Een bij. Dochter: En wat zegt de bij, mama?

Lore Dewulf
7 0

De spieren van de radioloog.

Mevrouw + familienaam: zo spreekt hij me aan. Ik zit al op de ontsmette bank wanneer hij binnenkomt. Onmiddellijk heeft hij de muis in zijn rechterhand, kijkt naar mijn rechterschouder, haalt het bh-bandje naar beneden terwijl hij naar het scherm blijft kijken en met de muis over mijn schouderblad rolt. Wat ziet u? Ik wil zo spoedig mogelijk weten waar hij naar kijkt. Zit het kwaad daar? Niet in mijn hart, gedachten of gedrag, maar daar, onder de vette muis? Schuilt het kwaad in de kom van mijn schouder, leeft het ondergdoken onder spieren, achter een muur van weefsel? Hij neemt mijn bovenarm vast alsof hij me gerust wil stellen, merkt luidop op dat ze...ja hij zegt het zonder woorden. Ik begrijp dat mijn bovenarmen rond zijn, breed zijn, mollig. Atrofie? Ik doe alsof ik vergeten ben wat dat woord betekent, dwing hem zijn gedachten uit te spreken. Nu is het duidelijk; hij denkt dat mijn armspieren aan het afsterven zijn! Waaaat? Sporten, mevrouw! Pak dit aan, ga sporten! Hemel bij god nog aan toe, denk ik. Het is voor dat gezwel op mijn schouder dat ik hier op uw vuil ontsmette bank zit! En waar is uw masker? Ik vraag u waar uw masker is, mijnheer de radioloog. Het gezwel is niet kwaadaardig. Dat nieuws is goed en lucht me op, ik vergeet onmiddellijk dat zijn insinuaties niet echt flatterend waren. Doe aan sport, vervolgt hij, in groep, een aantal dames, pilates, ja PILATES! Ik kijk hem aan, benadruk dat ik zwem en jog en fiets en veel wandel. U bent een verstandige vrouw, repliceert hij. Eet gezond. Ik eet gezond, beste mijnheer. Nog even en ik verander in een banaan, pif poef paf en de man gaat af. Bijna elke avond ligt Pascale op mijn bord nadat ze in de oven opwarmde. Er zit al maanden een heerlijke LEO in mijn handtas om zo nu en dan naar te kijken. Ik heb de paarse lekkernij niet uitgekleed noch op mijn tong laten smelten. Als extraatje zet hij de muis op mijn buikvet, glijdt daar rondjes op gel alsof het een ijspiste is. Hij nodigt me uit te kijken. Niet naar mijn buik, naar het scherm. Dat zijn spieren (twee cm) en dat is buikvet (vier cm) zegt hij. Hij stelt me gerust; het vet is uitwendig vet. Ik kan er niet ziek van worden. Voor een ijdeltuit als ik is dat geen grote geruststelling. Maar ik besef dat gezondheid het allergrootste goed is. Hij veegt mijn schouder schoon met een papieren doek dus loopt het onderzoek op z'n einde. Ik wil naar de kleedkamer maar hij houdt me staande met de woorden 'wacht eens even'. Staat u scheef? Ik zucht. Ik ook, bekent hij. Dat komt door mijn job, ik sta niet recht. Terwijl ik naar huis wandel vraag ik me af wat de man bezielde. Hoe is het gesteld met zijn spieren? Volgt hij PILATES of dwingt hij zijn vrouw naar de lessen? En natuurlijk ben ik heel erg blij dat het maar een vetbult is, wat niet wil zeggen dat ik net als een kameel dat vet kan verbranden om mezelf te voorzien van energie.

Ingrid Strobbe
49 2

Ambras in de Action

Nu we allemaal terug wat meer buitenkomen wordt het pijnlijk duidelijk dat de gemiddelde Vlaming geen fluit begrijpt van wat hij nu eigenlijk nog mag, moet en vooral niet moet doen. Dat ligt mogelijk aan het feit dat de regels voor scholen alleen al op een gemiddelde dag vijf keer veranderen. Geen mens weet nog naar wie hij moet luisteren. Is het Weyts of Vlieghe? Van Ranst of De Block? En zij die het wel weten en het woord van Wilmès als wet aanvaarden, snappen dan weer geen jota van de woorden waarmee onze premier elke persconferentie opnieuw Nederlandse zinnen bij elkaar probeert te MacGyveren. Dat alles maakt dat Jan met de Pet en Josfin met de Voorschoot vandaag ofwel extreem laks ofwel overdreven rigide zijn in het naleven van de regeltjes. Het bewijs daarvan zag ik deze week nog met eigen ogen aan de kassa van de Action in Aarschot. Voor ik je kwijt ben: ja, ik weet wat je denkt. 'Een steekproef doen van de mentale capaciteit van de Vlaamse medemens? In de Action? Van Aarschot?!' Ik geef toe dat dat vergelijkbaar is met een chimpansee de bouwplannen van de Burj Khalifa geven en teleurgesteld zijn wanneer je een week later alleen een lachende aap in een betonmolen ziet schijten. Doch, geef de Aarschotse Actionbezoeker wat krediet. Toch zeker de jonge vrouw die proper gehandschoend en gemondmaskerd voor mij stond en volkomen onschuldig haar eigen business aan het minden was. Ondanks die voorzorgen vond de opgetutte regelnicht vóór haar dat de jongedame zelfs met een winkelkarlengte tussen hen in toch nog te dicht stond. Dat weet ik omdat ze bijna riep: 'Zo'n kar is geen anderhalve meter, hè! Je zou nu toch denken dat jullie het na zoveel weken wel snapten.' De niemand besmettende dertiger werd uit haar dagdroom gerukt en stond er sprakeloos bij, verwonderd over hoe ze deze vrouw in stilstand toch nog spreekwoordelijk tegen haar kar gereden had. De oplettende lezer heeft al even door dat dit verhaal niet helemaal klopt, omdat ik natuurlijk te rijk ben om in de Action te winkelen. Het was in werkelijkheid aan de kassa van de Carrefour, waar deze kortpittig geknipte dwarsligger duidelijk niet doorhad dat je door luid, geënerveerd te roepen veel meer speekseldruppeltjes en gevaar de wereld instuurt dan iemand die zwijgend met een mondmasker op een volledig winkelwagentje achter je staat te wachten. Mijn voorbuur opperde beleefder dan nodig dat ze geen recht van spreken had door zo op 50 cm van de kassierster te staan roepen zonder mondmasker op. Maar de karkankeraar bleef tekeergaan. Op den duur was ik zelf zo koleirig – er is niets dat me kwader maakt dan onrecht tegen jonge, aantrekkelijke vrouwen – dat ik riep: ‘Wat is dat hier, zeg? Stop eens met ruzie zoeken, speekselsproeiende coronafontein. Moest de dame voor mij niet zo knap, welriekend en nuchter zijn, zou ik denken dat ik hier in de Action stond!’ Of iemand me verstaan heeft is me nog altijd niet duidelijk, want ik winkel vandaag nog uitsluitend in een hazmatpak. Hoe dan ook hoepelde de afstandspolitie vloekend op, waarna de gemondmaskerde schone en ik al snel beslisten bubbels te vermengen om tot in de vroege uurtjes elkaars huidhonger meerdere malen te stillen. Bij deze dus een tip voor onze regering wanneer binnenkort de tweede golf van het virus onze planeet overspoelt: als je wil dat iedereen de regels naleeft, zonder overdrijvers enerzijds en onverschilligen anderzijds, gebruik dan eenduidige communicatie, straf politiekers af die solo rijden – ik kijk naar niemand, Ben – en probeer ervoor te zorgen dat we bij versoepelingen geen master in de wiskunde moeten hebben om te achterhalen hoeveel personen we in onze bubbel kunnen toevoegen als die ook nog meer dan 0 andere familieleden of vrienden willen zien.

Hans Verhaegen
40 2

Over activisme.

            Met duizenden manifesteerden we in de kou. De romantiek die de straten van Parijs kenmerkte was omgeslagen in woede. Vooraan trok een lange rij mensen, mannen en vrouwen, blanken en zwarten, jongeren, minder jongere en ouderen, homo’s, hetero’s en transgenders onze vermoeide lichamen in hun colère met zich mee. Je zag geëngageerde beau monde van televisie, theater en muziek en die later ook onze bondgenoten zijn geworden. Artiesten die niet bang waren van imagoverlies want aids is niet goed voor een imago. Hier geen garagetalk en geen Instagram. Alleen pure colère. Samen droegen we de slogan, in zwarte letters geverfd op een wit canvas: “Arrêtez le sida!” De bonte massa kleurde de straten met harde slogans in alle haast gekrabbeld op karton, tegen het lakse beleid, tegen de foute politiek, tegen het geweld, tegen de leugens en vooral tegen het zwijgen. Maar een massa in woede zwijgt niet. Ze maakt lawaai. Met fluitjes, toeters en bellen. Om het luidst. Minutenlang schreeuwden we onze kelen schor. En wanneer plots de stilte viel, wanneer iedereen op de natte boulevards het lichaam liet neervallen, wanneer de laatste slogans door de Parijse vooravond weergalmden en je enkel de grommende buik van Parijs nog hoorde, dan wisten we dat we gehoord waren. Dan hadden we een stem gegeven waar stemmen moesten gehoord worden. En dan konden we onze kennis als wapen inzetten.             Toen homo’s in de jaren ’90 van vorige eeuw in juni een Gay Pride hielden en ieder jaar opnieuw in het hartje van de meest gure winters een AIDS-mars organiseerden, werden hetero’s altijd geassocieerd. Ze kwamen vanzelf. Bondgenoten, weet je wel. Een strijd waar één gemeenschap met de vinger gewezen wordt omdat haar gedrag niet past in de boekjes van een weldenkende maatschappij of van een lakse overheid, is een strijd van iedere gemeenschap. Ook wij voelden de pijn wanneer onze lichamen niet voldeden aan de verwachtingen en we betaalden het gelag.             Vandaag kunnen we niet schrijven: “Ik zou geen aandacht geven aan een witte columnist in een tekst over zwarte levens”. We kunnen niet zeggen dat “witte mensen niet over racisme mogen spreken.” Net zoals we nooit kunnen zeggen: “Hetero’s hebben niets te zoeken op een Gay Pride.” Niemand moet in erfzonde leven en geen andere gemeenschap staat boven een andere gemeenschap. Het is de verdomde plicht van iedere gemeenschap om alle andere gemeenschappen te beschermen. Dat doen we alleen maar samen. Instagram staat een dag of wat op zwart. Dat is niet genoeg. We moeten nu écht meer gaan doen en dat sluipend gif dat racisme heet bij de kraag en de staart vatten, zoals we dat met het coronavirus allemaal samen hebben gedaan. Eendracht maakt macht in België. Dat kunnen we alleen maar door al onze krachten en onze kennis te bundelen. Dat vraagt tijd, kennis, kritische discoursanalyse en expertise. De juiste mensen met de juiste connecties. En activisme. Veel actief activisme. Ik ben in elk geval al begonnen.   Erwin Abbeloos is activist.              

Erwin Abbeloos
31 0

What Happened, Mister America

Nina Simone had gelijk!  Onlangs zag ik de pakkende Netflix documentaire What Happened, Miss Simone? In een interview zegt Nina Simone: "There aren't any civil rights." "What do you mean?" vraagt de interviewer. "There is no reason to sing those songs. Nothing is happening. There's no civil rights movement. Everybody's gone." Zij speelde haar politieke nummers op een gegeven moment niet meer, men boycotte haar en het haalde niets uit, zoals ze in het citaat omschrijft. Nu verschijnen ze terug op LP en vind je de songs op YouTube, waar ze meer dan ooit worden afgespeeld. Maar ergens had ze gelijk, want is er veel veranderd? Wat met de burger- en mensenrechten nu? Geweld en vooroordelen   Geweld en vooroordelen zijn nog steeds schering en inslag. Alleen verbergt men het misschien beter nu, men veegt het met de borstel onder de mat. Tot de sociale media viraal gaan en niets het nog lijkt tegen te houden, waarbij vaak emotioneel en vol frustratie gereageerd wordt. Zie maar naar de geweldpleging op de zwarte Amerikaan George Floyd (25/05/20) wanneer een politieman hem wurgt door zijn knie op zijn keel te zetten. De man was ongewapend. Hij smeekte om losgelaten te worden: "I can't breathe." Hij stierf. Zwart Amerika kreeg en krijgt het nog steeds hard te verduren. Protesten lopen her en der uit de hand en van de chaos wordt misbruik gemaakt. Nieuwe leiders Er is nood aan een nieuw soort leider. Een Trump bijvoorbeeld kan zo iets niet aan en dreigt het alleen maar erger te maken. Doordat hij een atypische president is krijgt hij echter wel wat bijval. Maar dit soort leider reageert bij voorkeur impulsief en zegt wat hij denkt dat zijn aanhang (niet zijn volk, enkel zijn selecte clubje) wil horen. Schijnbaar zonder verder na te denken over de consequenties, tenzij het in zijn eigen voordeel is. Zulk een leider verliest zichzelf in egokwesties, oppervlakkige populistische uitspraken en kijkt naar belangen die enkel hem dienen. Terwijl andere echte prioriteiten worden genegeerd. Nu vel ik in zekere zin een oordeel op wat ik verneem vanuit de media en vanuit wat ik zelf al ervaren heb, maar ik zie het meer als een zeer verontrustend gevoel dat me bekruipt met een soort van déjà vu. Wat de rol van de mainstream media hierin is, is me nog niet duidelijk. Zij tonen nu eenmaal vaak het meest sensationele en nuances vind je nog zelden terug. Wel wordt het duidelijk dat Amerika eerder verdeeld is dan verenigd. En als dit niet goed aangepakt wordt, zal dit zich als een nieuw virus verspreiden. De kiem voor een burgeroorlog en voor onrusten wereldwijd. Toch heb ik hoop want ook vele mensen verenigen zich nu. Er komt solidariteit vanuit diverse hoeken: zoals een buschauffeur die weigert demonstranten te vervoeren naar een cel, zoals agenten die zelf knielen voor de demonstranten uit medeleven en respect. Er zijn ook vele vreedzame reacties vanuit heel de wereld tegen racisme en voor gelijkheid. Wat doet dan een goed leider? Een leider verbindt en brengt het volk samen. Zo simpel is dat. Een goed leider vertegenwoordigt zijn volk, neen beter nog, is het volk! Het luistert naar alle geledingen die er zich afspelen van de top tot de onderbuik, wat verstopt is en niet naar boven durft te komen is eens zo belangrijk. En dat zal deze leider - of het politieke systeem - samenbrengen tot een gezond evenwicht. Een moeilijke balans waarbij extremen steeds zullen trachten de leider in diskrediet te brengen, maar een goed leider doorziet dit en weet die balans te behouden en op de juiste manier erover te communiceren. Duidelijk, helder en zonder vooroordeel, in het licht van een volk dat de kans krijgt om zich te ontwikkelen.Daarmee keer ik even terug naar Nina Simone, deze grand dame van jazz, blues en klassieke muziek, had ook haar fouten en enkele extreme kantjes, maar zij kanaliseerde die in haar muziek, dat mensen raakt en samenbrengt. Wat engagement betreft is zij alvast een voorbeeld voor de generatie van nu. Haar songs klinker luider dan ooit. Wanneer leert de mens echt? Als er iemand luid roept? Als het te laat is, dan voor even? Of als iemand net op de juiste plaats op de juiste manier, luistert en je echt iets te vertellen hebben? Wanneer staat er dan een nieuwe Simone op of een Martin Luther King of een Gandhi of ... ? Of zijn wij het, de gewone mens, de leraar, de verzorger, de kunstenaar, de arbeider, de bediende, de zelfstandige: zij die hard werken en dit doen vanuit passie voor het vak en vanuit liefde voor de naaste? Zo, die mensen dus, zij die echt luisteren en een krachtig menswaardig signaal geven, zonder bloedvergieten, vanuit het hart spreken en zachtheid brengen in een wereld met individuen die niet meer durven zien welke eigen weg, samen te kunnen gaan.

Bart Vermeer
44 0

Als ik even tijd heb

Ik heb er geen zin in.  Dagen, weken, jaren aan een stuk roep ik het luid: als ik tijd heb. Als ik tijd heb doe ik de grote kuis. Koop ik mij een elektrische fiets en fiets elke dag kilometers ver. Duwen we hem in de achterkant van onze ruime wagen – daarom kochten we hem toch? – rijden we tot in de verste uiteinden van het land en fietsen we stad in stad uit. Niet naar Nederland. Ik haat Nederland. Iedere vakantie die we daar ooit doorbrachten hadden we slecht weer en onweerde het elke avond. Echt elke avond. De kinderen noemden het op den duur Donderland.    Ons witte houten plafond. Ik zie het niet graag. We kregen het erbij, zes jaar geleden bij het verlijden van de akte. De vorige bewoners vonden het ook maar niets. Dus lieten ze het hangen. Dat witte plafond heeft ofwel een lik verf nodig ofwel gewoon eens een haal met een natte spons doordrenkt in Cif. Als – wanneer – ik eens een paar weken thuis zal zijn, dan was ik dat houten plafond af. De barre winterse avonden zijn telkens een reden voor de echtgenoot om het haardvuur te doen aanwakkeren. Tof. Echt tof. Een open haard. Heet, brandend, rood met geel vuur. Assen die ronddwalen in de living. Een schoorsteen die verstopt zit door een duif die net in de onze zijn nest wil maken om de winter door te komen. Zie je het al voor je. Dat mooie, witte, houten plafond. Zwart. Dan heb ik het niet over mijn gordijnen. Ooit maagdelijk wit. Doordrenkt met rook in een huis waar niemand rookt.    Zou het niet zalig zijn, zo eens weken thuis zijn zonder ziek te zijn. Dat zei een collega onlangs tegen mij. Ik beaamde het volmondig. Gewoon thuis. Geen wekker ’s ochtends. Geen rush naar het werk. Sneeuw moet niet geruimd worden van de vensters, ik wacht wel om naar de winkel te vertrekken tot het ijs gesmolten is. Heel de dag naar series kijken. ‘s Nachts niet kunnen slapen omdat het middagdutje uitgelopen is tot na vijf uur. Pas ‘s middags wakker worden omdat ik ‘s nachts door het huis rond dwaal op zoek naar de geest die we bij het huis kochten. Vonden de vorige bewoners blijkbaar ook niet nodig om die mee te doen. De douche een paar dagen overslaan, want ik ga het huis niet uit. Lekker lui de ganse dag rondlopen in lazy pants. Of met een poncho over mijn hoofd. Schijnt de mode te zijn. Maar opgepast, het verspreidt zich snel. Liep er hier onlangs één iemand mee rond, zijn er dat intussen al twee. Meer dan 20 graden en de jeugd heeft het koud.    Ik zou meer op bezoek gaan bij anderen. Wanneer ik eens vijf weken verlof heb. Bij mijn pa. Dan nestel ik me in zijn zetel. Eet de ene winegum na de andere op. Hij vraagt er gewoon om, elke dag staat er een nieuwe kom vol met snoepen klaar. Ik verdenk hem ervan ons zo naar hem toe te lokken. Ik zou niet zeggen: ‘nee pa, ik kan niet lang blijven. Ik heb geen tijd.’ Lees: ik wil me in mijn zetel nestelen met een deken om me heen, want ik ben moe van het geklaag op het werk, van de eindeloze stroom aan telefoons van mensen die niet altijd even vriendelijk blijven. Mensenmoe. Wereldmoe. Gewoon moe. Ik blijf urenlang in zijn zetel zitten en luister naar de verhalen die hij keer op keer herhaalt. Ik luister. Hij is elke dag alleen. Doe alsof ik het verhaal nog nooit gehoord heb. Dat is het minste wat ik voor hem kan doen.    Het grappige is. Ik ben nu al zeven weken thuis. Ik kan het plafond afwassen. De echtgenoot is eraan begonnen. Na één vierkante meter zei hij: ‘het heeft geen zin, je ziet het verschil niet.’ Weer een klus die kan afgevinkt worden.  Ik kan mijn huis schoonmaken van zolder tot kelder. We hebben geen kelder, nog een klus afgevinkt. De elektrische fiets heb ik niet. Te duur voorlopig, helaas.  Series kijken lukt wonderwel. ‘s Nachts slapen moeilijk. Soms voel ik een druk op mijn borst die er voorheen nooit was.  Mijn pa kan ik niet bezoeken. We skypen zo nu en dan. Niet veel. Te weinig. Ik bel hem niet vaak. Er zijn dagen dat ik honderd telefoons beantwoord, bellen is dan het verste van mijn gedachten. Hij vraagt me boodschappen mee te brengen die hij eigenlijk zelf kan meebrengen als hij naar de winkel gaat. Ik zet ze als een dief in de nacht aan zijn voordeur, bel aan en blijf dan op vijf meters van hem staan om toch even met hem te praten.    Ik denk al heel mijn leven dat ik niet veel schoonmaak omdat ik geen tijd heb. Blijkt dat het niet gebeurt omdat ik het gewoon niet graag doe. Dat heb ik geleerd, in die zeven weken, waarin we noodgedwongen binnen zitten.  Naast alle andere zaken die we allemaal intussen in deze tijden van onzekerheid wel geleerd hebben. Dat we nooit meer zomaar iets voor lief nemen.  Gelukkig zijn er in tijden van onzekerheid nog zekerheden.   

Jenka
0 0

Boomterreur

Ze staan zo stevig met hun voeten in de grond, de bomen die ik op mijn ochtendwandeling tegenkom. Sommige stammen hebben vijf mensen met hun tien armen nodig om hen volledig te omvatten. Verstilde reuzen zijn het waar ik steeds vol verwondering naar opkijk. Majestueus registreren ze onze herinneringen: ze noteren het meisje dat struikelt, ze kijken met blozende blik naar prille verliefden die onder hun koele bladerdek de eerste kus wisselen, ze luisteren naar miljoenen gesprekken. En zo zijn ze. Gewoon. In stilte. Er zijn mensen die bomen moedwillig verminken. Hun huid wordt opengereten, er wordt in hun aderen gesneden. Ze bloeden zonder bloed. Zo wonderlijk zijn de bomen. Ze dragen hun lijden met gratie, zonder enig stemgeluid. In welke vreemdsoortige roes moet een mens al niet komen om zo’n sadistische daad te beramen? Iemand die moedwillig een langzame, pijnlijk doodsstrijd toekent aan iets wat gewoon is. Wat ons zuurstof geeft. Het lijkt een vergezochte zelfmoord. Ik zou ook wel best een boom willen zijn. Zij kunnen gewoon zijn, weet je. Drukte is niks voor hen, net als status. Ze doorstaan stormen en hittegolven waaronder de meesten zelden bezwijken.  Elk jaar bloeit hun harde lijf opnieuw. Dan worden ze liefelijk en zacht, met bloesems en een fraai bladerdek. En dat terwijl wij slechts één keer lente, zomer, herfst en winter beleven. Het menselijk lijf bevat slechts één ring waarbinnen het speelveld van het leven zit. Niet iedereen haalt de winter, sommigen komen niet voorbij de lente.  In de voorbije weken begroette ik ze met veel plezier. Ik vloekte zelfs wanneer er op één van mijn fietstochten een lange strook zonder bomen aanbrak. Geen verkoeling, geen zachte schaduw waarin ik even kon bekomen van de zware warme zon. Misschien begrijp ik het ergens. Ik ben jaloers op bomen. Hoe ze in alle stilte en rust de dag door komen. Hoe ze in alles wat ze zijn het leven voeden met schaduw, met zuurstof. Bij sommige mensen kan de jaloezie zo erg worden dat het omslaat in blinde haat. Misschien gebeurde het hier op die manier?  Deze ochtend liep ik wat dichter bij de bomen. Ik legde mijn hand op de schors die aanvoelde als bezorgde rimpelhuid. Het bladerdek maakte zich al klaar voor de zon die alweer een hele dag zou beuken op het groen. De aarde waarin de wortels wroeten wordt stilaan stof. Een nieuwe crisis lonkt al om de hoek. Voor velen zijn het ‘maar’ bomen. Uiteindelijk zijn we toch ook ‘maar’ mensen?

Jolien Van de Velde
49 1

Een aarzelende schoonheid

We zijn op weg naar Brussel, voor een concert van onze favoriete band. Ze spelen voor de tweede avond op rij een uitverkochte show. "Heb je gezien wat ze gisteren speelden?", vraagt mijn vriend aan het stuur naast me. "Serieus, staat die playlist online?", vraag ik terwijl ik mijn telefoon uit mijn broekzak haal. "Ze spelen nooit twee avonden na elkaar allemaal dezelfde nummers", zegt hij. "Anders is het voor hen ook niet plezant." "Ja, daar is iets van", zeg ik. "Dat is alsof je elke dag hetzelfde zou eten. Alhoewel, vroeger bakten we thuis op maandag de overschot van de op zondag gekookte aardappelen in de pan. Met wat er over was van de groenten. Ik vond het dan nog beter smaken.” We hebben tijd om over vroeger te mijmeren. "Ze hebben gisteren 'Hesitating beauty' gespeeld", zeg ik met een blik op de setlist. "Wist je dat Woody Guthrie die song geschreven heeft?" Natuurlijk weet hij dat. “Dat wordt geen aarzelende schoonheid vanavond”, zegt hij. We hebben tijd om taallolligheden in het rond te strooien. Nog meer dan het liedje zelf, is de titel van de song een parel. Schoonheid begint aarzelend. Het laat zich niet meteen zien. Soms moet je twintig keer naar een schilderij kijken om die schoonheid te zien. Of een song telkens opnieuw beluisteren. Of dertig keer een gedicht lezen. Echte pracht neemt een aarzelende start, maar blijft dan hangen. Maar dat vertel ik allemaal niet in de auto. "Van Brussel zeggen ze ook dat het een aarzelende schoonheid is”, zeg ik. “Na een tijdje ga je ervan houden.” Dat aarzelend blijkt te kloppen. De bus die ons vanaf de randparking naar de concertzaal brengt, moet aan een slakkengangetje rijden. Brussel zit potdicht. Alsof het prachtig concert ook aarzelend op gang moest komen.  

Rudi Lavreysen
31 1

Huidhonger

Ik pak er niet graag mee uit, zeker niet nu ze zich alle drie in de annalen (gaaay!) der Bekende Vlamingschap hebben laten optekenen, maar het is zo dat Marc Van Ranst, Erika Vlieghe en Steven Van Gucht al jaren goede makkers van me zijn. En wat dan nog, denk je nu. Zo’n saaie expertjes, daar beleef je toch in geen honderd jaar wat noemenswaardigs mee. Het wildste wat die al gedaan hebben is een boek te laat binnenbrengen in de bib. In dat geval kan ik alleen maar zeggen dat jij duidelijk de Ranstbeer, Vliegerke en de Van Gucht niet kent zoals ik. Marcus Auransius, Homo Sapiens Sapiens Sapiens Vanransticus (gaaay!), Maurice Van Ranzigem ... Vlaanderens meest geliefde virusvirtuoos verwierf al vele bijnamen tijdens onze vriendschap. De heerser slaagt er dan ook in om zichzelf om de paar jaar volledig heruit te vinden én te excelleren in alles waar hij z’n zinnen op zet. Zo leerde ik hem kennen in '98 toen hij McBlaffy, onze hond, een beurt gaf in De Woeffalize, zijn razend populaire hondenkapsalon in Houffalize. Amper 2 jaar later stond ik in de tribunes te applaudisseren toen hij het Belgisch Kampioenschap Ritmische Gymnastiek verpúlverde met zijn Titanic-act. Daarna trok hij naar Zweden om er de eerste vegan slagerij van Europa te openen. En ook nu weer gaat hij – excuses – viraal met zijn carrière als viroloog. De Ranstbeer is de Beyoncé van België en mag daar trots op zijn. Maar Erika is me der ook eentje, hoor. Weinig mensen herinneren het zich nog, maar onze Chef Experts deed al eerder een worp naar de bekendheid toen ze in 2003 met haar partner Jordy deelnam aan Temptation Island. Vanaf dag 1 hadden de mannelijke verleiders hun pijlen gericht op de charismatische Erika, maar dat was buiten haar Bijbelse loyaliteit gerekend. Elke avond lagen de roofdieren geduldig te wachten tot Vliegerke voldoende lazarus zou zijn om er diep onkuise dingen mee te doen. Een slimme tactiek, ware het niet dat Erika de lever heeft van een neushoorn en iedereen met gemak onder tafel zuipt. Nooit liet de crew meer helikopters met kisten Bacardi Breezer, Smirnoff Ice en Vodka Rouge aanrukken dan toen. En na een week werden de weinige verleiders die zich nog niet aan elkaar hadden vergrepen afgevoerd terwijl het teelvocht onophoudelijk uit hun ogen spoot. Het andere eiland was andere koek. Tijdens de finale bleek dat de West-Vlaamse Jordy gewuun etwa onskuldig ‘ad lihh’n veuhel’n met alles van verleidsters tot resortpersoneel en cameraploeg toe. En zo werd Vliegerke op slag single en leerde ik haar kennen in de Carré, waar zij de laatste acte de présence van haar contract afrondde en waar ik en Flashdance Van Ranst destijds in een kooi stonden te dansen voor grof geld. En dan is er nog het alfamannetje van ons kwartet. De Van Gucht is het type dat een café binnenkomt, na 20 minuten iedereen bij naam kent en voor de rest van de avond high fivend de polonaise trekt. En een macho dat het geen naam heeft. Als je tegen de Van Gucht zegt: wedden dat jij de eigenares van die D-cup haar nummer niet kan scoren voor middernacht, dan mag je er zeker van zijn dat hij ze om half elf in grand écart op z’n capot ligt suf te pompen terwijl haar minder knappe vriendin hem tussendoor gulzig van fellatio voorziet. Elke keer weer lachen we ons kreupel met Don Juan Van Gucci. Vliegerke vaak wat groener, omdat ze net als alle vrouwen in zijn omgeving vroeger nog iets met Steven gehad heeft. Gisteren zaten we met vier in een Brusselse kroeg – privileges voor experten en hun vrienden, neem het mij niet kwalijk – aan een schuimende La Chouffe van ’t vat te lurken, wanneer de Van Gucht plots zegt: Godverdomme, mannen, huidhonger! Huidhonger dat ik heb tegenwoordig! Ik zweer het, op weg naar hier zag ik een twintigjarige in tennisoutfit voorbijlopen en voor ik het wist, had ik al geroepen: ‘Hey, sappig kutje! Kom maar trainen met de ballen van papa Gucci hier. Ik zie wel dat het handvat van je racket nog nat is, hoor. Kleine hoer!’ Erika schuifelt wat ongemakkelijk over haar stoel en giechelt. ‘Da’s perfect begrijpbaar, hè Steven,’ zegt Marc, ‘je moet je daar niet slecht over voelen. Zo'n goeie knuffel geven, mensen missen dat.’ ‘Ja, maar knuffelen is het niet’, antwoordt Steven. ‘Ik wil echt iemand hersendood penetreren. Gisteren kreeg ik een joekel van een stijve toen ik in het 7 uur journaal tegenover Martine Tanghe zat en haar druk in de weer zag met het scrolwiel van haar muis. En normaal walg ik van muizen. Die dingen zijn als Bobbejaanland voor bacterieën.’ Even is het stil, alsof iedereen de woorden van Steven wil laten bezinken. Tot de Ranstbeer dat vermoeden volledig van tafel veegt door een surreëel luide boer te laten. Erika verslikt zich bijna van het lachen en gaat er vervolgens over met een driedubbele knaller. De Van Gucht lijkt even teleurgesteld, maar de macho in hem neemt het al snel over en brengt dan een exemplaar ten berde dat de enkele beglazing van het café secondelang doet nadaveren. Ik laat met moeite een miniboertje, want ik ben geen fan van makkelijke, platvloerse humor en we lachen er allemaal om, al lees ik in de ogen van Steven dat hij zich afvraagt of z'n vrienden hem eigenlijk serieus nemen. En zo zie je maar, onze experten zijn ook gewoon mensen zoals jij en ik. Het zijn schepsels die, naast de nadelen van de crisis die iedereen ervaart, permanent onder stress staan omdat ze knopen doorhakken die de dood van duizenden tot gevolg kunnen hebben. Denk daar alsjeblief even aan de volgende keer dat m'n kameraad Steven je wild gesticulerend uitnodigt om op z'n gezicht te komen zitten, omdat hij 'hetzelfde wil doen met jou als jij met dat smeltende ijsje in je hand'.

Hans Verhaegen
41 0

Fietsen door de tijd

Vroeger, toen vrouwen nog naar hun mannen luisterden was alles anders. Anders, maar toch hetzelfde. Het verschil zit ’m nu in de creativiteit van de man om zijn vrijheid te kunnen claimen. Zeventig jaar geleden hoefde dat niet zo. In doorsnee Vlaamse dorpen was het bijvoorbeeld traditie dat men op zondagochtend naar de kerk ging. Zondagse kleren aan en hup, braaf naar de mis. Na deze wekelijkse vromelijkheid pleegde manlief het café in te duiken voor een frisse pint en een babbel. Moeder de vrouw knoopte dan haar schort van noeste ijver voor om de zondagsnoen voor te bereiden. Tegen de tijd dat het hele dorp naar gekookte patatten en gebakken vlees rook, was het voor manlief tijd om heim te keren. Wellicht kreeg hij dan z’n wekelijkse saus; dat zijn adem naar bier stonk en hoe hij aan dat blauw oog kwam. Daarna werd het middagmaal in rust en vrede verorberd. Namiddag was er vlaai en koers op tv. Een nieuwe werkweek kon beginnen. Vreemdgaan deed men achter hoek en kant, in het veld of in de schuur. Er was altijd wel een deerne te vinden voor een pleziertje in het hooi. Moeder de vrouw wist zogenaamd van niets. Ze zweeg. Ze negeerde de weeë geur in zijn kleren en hield haar mond over de roddels in het dorp. Wat kon ze ook anders. Scheiden was uit den boze en protest aantekenen stond voor velen gelijk aan een pak slaag. Zij had de zorg voor de kindjes en het huishouden, dus zweeg ze. Voor haar was er altijd nog de melkboer. Anno 2020 hijst de gemiddelde Vlaming zich op zondagochtend in een strak pak om vol passie zijn hangbuikje over de stang van z’n racefiets te buigen. Meestal doet hij dit niet alleen. Hij doet het in groepjes van 3 tot 50. Stoer en sportief manvolk siert de straten van het Vlaamse land. 90% overleeft deze ritten, 10% helaas niet. Hartfalen of ongeluk worden als oorzakelijk getipt. Teveel bier en spierballen rollen zitten hier wellicht voor iets tussen. De kerk maakte plaats voor 80km doortrappen en het café verplaatste zich naar een paar dorpen verder. De grieten in het hooi maakten plaats voor de digitale fantasie, de pornhubs en de online dates. Het boerenwerk ruilde men in voor het kantoor in de stad en in plaats van op de traktor, zit men nu in de file. Vrijheid kan enkel nog geclaimd worden met creativiteit. Mannen van nu moeten multitasken gelijk een vrouw; denken aan de vergrendeling van de smartphone, het ingewikkelde paswoord op de computer, het leegmaken van de cache en het verbergen van de Whatsapp berichten. In de evolutie van toen tot nu werden mannen creatiever en vrouwen slimmer. Geëmancipeerde gelijkheid? Op vrijheid staat nu een hoge prijs voor de hedendaagse man. Als hij niet sportief en creatief genoeg is, en zij te slim, mag hij zijn zondagse noen zelf maken en in alle eenzaamheid verder fantaseren over zijn digitale droomgriet die sowieso nooit zou slikken waar hij van droomt, terwijl zijn ex met haar nieuwe adonis de geschiedenis herhaalt. Hoe schoon en ongecompliceerd het toch was in die goede oude tijd… 

Heidi Schoefs
34 0

De schrijfgeest

Op een dag verscheen hij. En ik zat net verwoed mijn CV uit te typen op een oude pc die al eens tegenpruttelde. Ik had het nu wel gehad met mijn voorbije 3 jobs die net geen 12 jobs en 13 ongelukken waren geweest. Het zat me hoog. Ik voelde me telkens verdrinken in professionele keuzes. Ik kreeg het waas voor de ogen wanneer een jobadvertentie begon te dansen en te springen om aandacht want mijn spaarrekening had verstek gegeven om vanzelf te groeien (eigenlijk had die er nooit zin in gehad). Ik kreeg het benauwd zodra het woord "jobkeuze" viel, en ik steevast het zinnetje "wat wilt u gaan doen" om de oren gezwierd kreeg door een goedgezinde commercieel consulente (dat zijn ze allemaal, goedgezind) in het zoveelse uitzendkantoor dat ik aandeed. Het zweet brak mij uit in mijn cv-schrijfspinsels toen de schrijfgeest een tikkeltje tegen mijn buik duwde. Ik voelde een kriebel, een tintelend gevoel, een heftige emotie van verwardheid. Ik was toch een cv aan het uitschrijven, geen roman, geen gedicht, geen verhaal, geen andere krabbels...nee, het was een sec CV, droog, to the point en niets meer. De schrijfgeest maakte het toch wat te gortig. Ik voelde me in alle staten overvallen door dat gevoel. Terwijl ik zo mijn best deed om al mijn professionele prestaties uit te persen in 2 A4'tjes. Dat ging helemaal niet. Ik liet me neerglijden in mijn stoel. Ging dan weer helemaal mooi achteruit zitten. Ik haalde diep adem. Zuchtte zo fel dat de muur dampig werd. Bleef onverroerd voor me uit staren. Jij kleine duivel, dacht ik, wat voor een moment heb jij uitgekozen om mij zo te kwellen. Dit gaat niet. Nee, ik moet dit CV uittypen. Ik kan geen roman, verhaal, column of eender wat uitschrijven enkel en alleen opdat jij je zin zou krijgen. Dit gaat helemaal niet. De schrijfgeest bleef aandringen. Ik werd kalm en toch ging ik ook bijna door de rooie. En toen kwam het eruit. Ik schreef in mijn CV: ik ben een woordkunstenaar, een creatief schrijversbeestje. Ik heb een blog. Een ware passie voor schrijven. Ik werd bijna vuurrood en het was een gloed van geluk. Het was duidelijk: hij had zijn zin gekregen, die kwellende schrijfgeest.

Maïté L.
10 0

Binnendieren.

 Samen met mijn kater zit ik achter frisgewassen tralies van glas. De wereld ging op slot, alweer vijftig dagen geleden. Het nieuwe gewoon.De anderhalvemetermaatschappij en burgerzin zijn begrippen geworden die we dagelijks lezen in de krant. Een gemeten geweten, toch lossen cijfers niet alles op.De lente doet haar best, knoppen ontploffen, zelfs binnen tranen mijn ogen als gevolg van een pollenallergie, deze kent geen grenzen. De zon probeert ons uit onze tent te lokken maar we zijn moedig en houden vol. Kinderstemmetjes klinken door de dunne stadsmuren waar ze eigenlijk buiten zouden moeten klateren, als fris water na lange droogte. De wolken razen voorbij, enkel de wolken, mensen razen niet meer. Ik praat tegen de planten, de kat en natuurlijk tegen mezelf. Zoveel verloren woorden, die vallen voordat ze zijn aangekomen. We luisteren naar elkaars verhalen, draadloos verbonden verdrinken we in eenzaamheid. De glimlach, verstopt achter een zelf genaaid masker, zo zien we eruit als bandieten in een western. Ogen blikken angstig weg. We zijn allemaal potentieel gevaarlijk, virusdragers, tot de dood erop volgt. Pijlen op de grond als een speurtocht voor kinderen, moeten verhinderen dat we elkaar voor de voeten lopen in leeg gehamsterde winkels.Haren groeien onverstoorbaar verder net als het gras in het park. Waar je niet mag gaan zitten, enkel in beweging, snel snel een frisse neus. Boetes voor te dichtbij worden uitgedeeld als zoete broodjes op een zondagochtend. De dagen verliezen hun betekenis. Kinderen verwelken nog in de knop, oudere worden behandeld als dor hout. Ramen zijn etalages van verstilt leven waaruit witte lakens wapperen vol overgave. Elke avond klappen we ons naar de waanzin voor helden die tot voor kort wegbezuinigd werden.Economisch gezien is het een ramp, orakelt het nieuws. Mentaal een catastrofe fluisteren we zacht tegen de muren. Mijn huid hongert waar stille hoop groeit dat we mogen beseffen wat er werkelijk toe doet in een gelukkig leven.Ik sta op, geef de kat zijn brokjes en maak de essentiële verplaatsing naar de bank. Weer een dag op de kalender en de zon gaat onder. Hanneke van de Kerkhof    (2-5-2020)

Miss Blue Sky.
14 2

De vraag van de dag

Hij ligt op tafel. De vraag van elke dag. "Wat eten we straks?" Als het compromis er eindelijk is, schrijven we de benodigdheden en de rest van de boodschappen op een geel notitiepapiertje. Inkopen doen, het kleurt tegenwoordig je dag. Bij de supermarkt worden we in de wachtrij begroet door een kennis. "Ik ga naar Italië", lacht hij. "Straks maken we zelf pizza. En jullie? Naar de zee? Dan moet ge naar de visafdeling. Och, je mag toch een beetje plezier hebben." Aan de winkelkarren wacht een medewerker ons op. Met de beste wil van de wereld versta ik niet wat hij zegt. Zijn mondkapje zit er voor iets tussen. Ik schakel over op mijn dovemansmechanisme. Doen alsof je het begrepen hebt, tegelijk ja en nee knikken, hm hm murmelen, maar in werkelijkheid niet weten wat er gezegd wordt. Maar mijn tactiek werkt niet. Hij houdt me tegen. "We moeten allebei een kar nemen", zegt onze jongste. “Oké”, zeg ik, waarna ik een jeton uit mijn portefeuille haal en de tweede winkelkar losmaak. Het doet me plots aan een botsauto van de kermis denken. Wat in de groenteafdeling niet overdreven is, want door de drukte is een botsing niet uitgesloten. We besluiten om elk een deel van de boodschappen te doen. Om hem terug te zoeken ga ik achteraan in de supermarkt de rijen af om ze volledig te overzien. Maar hij doet tegelijkertijd hetzelfde, waardoor we elkaar missen. Gelukkig hebben we allebei een telefoon. Ik hoor hem vlakbij ‘hallo’ zeggen. Bij het inladen krijg we een stortbui op ons hoofd. Kletsnat stappen we de auto in. We lijken wel twee kletsnatte honden die uit het water komen en zich droogschudden. Ik doe er nog een luid hondengeblaf bij. Maar soms moet je ook weten wanneer het genoeg is geweest.  

Rudi Lavreysen
7 0