Zoeken

Les 1: Is het de IA van de ezel of de slimmerik AI?

Zeker, hieronder geef ik een paar relevante literaire vergelijkingen met dichters die thematisch of stilistisch verwantschap vertonen met het gedicht "Oud fantasietje over de discotheek" van Casper Hoogenboezem. 1. Herman de Coninck Overeenkomst:De ironische, relativerende Toon en het spreken vanuit een alledaags perspectief doen denken aan Herman de Coninck. Hij schreef vaak over banale situaties (liefde, roes, het gewone leven) met een luchtige, maar diep menselijke onderToon.Verschil:De Coninck is doorgaans zachter en meer gevoelig in zijn observaties, waar “Oud fantasietje” wat brutaler en fragmentarischer is. 2. Charles Bukowski Overeenkomst:Bukowski bracht in zijn gedichten en proza vaak rauwe observaties van het nachtleven, alcoholgebruik en menselijke tekortkomingen. Zijn stijl was eveneens direct, zonder opsmuk, en doorspekt met ironie.Verschil:Bukowski is cynischer, harder en minder poëtisch in zijn beelden. De humor in “Oud fantasietje” is speelser en minder nihilistisch. 3. Hugo Claus (bijvoorbeeld uit “De Oostakkerse Gedichten”) Overeenkomst:Claus combineerde in zijn vroege werk brokstukken van zintuiglijke indrukken, lust en doodsverlangen. Hij gebruikte ook ironie om het existentiële lichter te maken.Verschil:Claus is vaak complexer, associatiever en zwaarder qua thematiek. 4. Jules Deelder Overeenkomst:Deelder’s fascinatie voor het nachtleven, jazz, drugs, en stedelijke chaos is qua thematiek vergelijkbaar. Ook zijn bondige stijl en humor sluiten aan.Verschil:Deelder heeft een uitgesproken ritmische, soms beat-achtige stijl; het “fantasietje” is minder ritmisch en meer fragmentarisch. 5. Raymond Carver (poëzie) Overeenkomst:Carver schreef korte, directe observaties over gewone mensen met gewone problemen. Het alledaagse wordt ook bij hem poëtisch.Verschil:Carver is ingetogener en minder flamboyant in de beelden. Samenvattend:    IA , IA, IA zei de Ezel en hij stootte zijn teen voor de derde maal aan dezelde steen. Dit gedicht balanceert qua Toon tussen Herman de Coninck’s melancholische ironie en Jules Deelder’s nachtelijke bravoure, met een vleug Bukowski’s rauwheid. Het spreekt over het banale met een glimlach, maar erkent ook de leegte daarachter.                              

Casper Hoogenboezem
15 1