Zoeken

F van FABRIEK

(uit “verhalen van A tot Z”) De Koekjesfabriek Op zoek naar een nieuwe uitdaging vond ik een job bij een Duits bedrijf dat in België verkoopsautomaten verkocht, plaatste en onderhield. Gezien het  NV-statuut van de Belgische vestiging  werd ik meteen Directeur Generaal gebombardeerd.  Maar gezien er drie van de destijds zeven verplichte vennoten de zaak verlaten hadden,  moest ik eerst op zoek naar twee vervangers om te kunnen benoemd worden.  Alvorens ik aan de slag kon moest ik dus twee extra bestuurders vinden opdat de Algemene Vergadering mij als Directeur Generaal kon aanstellen.  Lijden voor men gaat leiden heette dat, of was het omgekeerd? Van de eerste nieuwe vennoot herinner ik mij nog enkel dat het een crème van een gezellige kerel was die voor een kleine reisvergoeding en een jaarlijks diner in een goed restaurant bereid was de klus te klaren. De tweede persoon vond ik toevallig omdat hij lokalen verhuurde die voor het bedrijf interessant konden zijn.  Hij was een aannemer die net op rust was gegaan en zijn personeel als allerlaatste taak had opgedragen  met de resterende materialen een villa op te trekken. Het moet een draak van een gebouw geweest zijn in een opeenstapeling van alle mogelijke bouwstijlen. Echter, deze man was tevens rechter bij de plaatselijke Rechtbank van Koophandel.  Wie kon zich een beter bestuurder voorstellen !  Hij was akkoord en bood ook meteen de diensten van zijn echtgenote aan als derde bestuurslid onder voorwaarde dat beiden op papier onbezoldigd waren maar bij elke vergadering  “onder de tafel” (hij was tenslotte een eerbaar rechter, nietwaar ?) twee maal een som in harde Duitse Marken cash uitbetaald kregen .  De vennootschap deed daarbij volgens hem nog een zaak, want op het bovengenoemd diner zou alleen hij aanwezig zijn.  Zijn dame heb ik trouwens enkel via haar handtekening gekend.  Ik heb  haar nooit ontmoet. Zodra aan deze “wettige”  formaliteiten voldaan was, kon ik “avant-la-lettre” als CEO benoemd worden van een bedrijf dat welgeteld één secretaresse en twee arbeiders telde.  Noodgedwongen moest ik in mijn nieuwe functie al snel verschillende petten dragen. Bij ziekte of verlof van een arbeider droeg ik de pet van onderhoudsman, die bij de nonnetjes de automaat ging herstellen nadat een vermaledijd persoon er het mechanisme met een vreemd voorwerp geblokkeerd had. Deze pettenhistorie had zo zijn voordelen.  Als een klant over de man met de pet die hem bezocht had niet tevreden was gaf  de secretaresse de baas door.  Geen mens dat door had dat het om één en dezelfde persoon ging. Een andere pet was die van verkoper.  Zo moest ik op een dag naar een van de bekendste koekjesfabrieken van het land. Na het aanmelden aan de receptie werd mij een stel  lage zetels toegewezen.  Dat deze in feite té laag waren kwam tot uiting toen ik mij terug recht stelde.  Op een of andere manier scheurde mijn broek van net onder mijn broeksriem achteraan tot aan de gulp vooraan.  Gelukkig droeg ik een vest dat net lang genoeg was om de achterkant  te bedekken en had ik een lange regenjas die ik op mijn arm droeg om de voorkant te verdoezelen. Toen ik op de eerste verdieping in het kantoor van de directeur binnen trad was ik zo beduusd dat ik mij snel neerzette op de stoel voor zijn bureau.  Gelukkig was de zaak snel beklonken en kon ik mijn regenjas angstvallig op mijn schoot houden zonder dat de directeur enige argwaan koesterde. Bij het afscheid nemen en het rechtstaan van mijn stoel besefte ik plots dat de volledige wand achter mij van glas was,  waarlangs de directeur overzicht had op het atelier op het gelijkvloers.  Daar stonden aan de lopende band  tientallen lieftallige dames met plastieken kapjes op het hoofd wafeltjes, speculaas en ander lekkers in dozen te verpakken.   Enkele dames keken op en glimlachten me toe.  Hadden zij iets gemerkt ?  Daar onderaan hadden zij in mijn ogen alleszins een strategische inkijk ! Van de directeur was ik nagenoeg zeker dat hij niets had gemerkt maar wat er na mijn haastig vertrek op de werkvloer werd rondverteld, daar had ik het raden naar.

Vic de Bourg
10 1

C van Colette

Uit “verhalen van A tot Z”) Colette en Côte de Bourg - wat hebben zij gemeen ? De opdringerige voetbalgekte, die mij verder  geen bal interesseert , doet mij niettemin terugdenken aan hem. Zijn les stond  in de hogeschool op maandagmorgen geprogrammeerd.  ‘s Zondags versloeg hij op de radio voetbalmatchen.  Na de verslaggeving , vierde hij in menig voetbalkantine de zege  of verdronk hij het verdriet van de overwonnen ploeg. ’s Maandags zette hij zich met zijn houten kop achteraan in het leslokaal en gaf te kennen dat  “voor deze keer” de Nederlandse les  uit improvisatieoefeningen zou bestaan.  Hij duidde dan willekeurig iemand aan die een onderwerp naar keuze moest aan de man /vrouw brengen. Die dag was het mijn beurt en ik herinnerde mij nog levendig  een laatstejaars werk over de bewogen geschiedenis van mijn geboortedorp. Leopold I, eerste koning der Belgen stichtte destijds een legerkamp in het vredige Limburg. “Le Camp de Beverloo” bestond reeds (de Belgische legertop was ééntalig francofoon). De burcht – “le Bourg“– die de koning  er liet bouwen werd omgedoopt in Bourg-Léopold. Pour les Flamands : Leopoldsburg.  Jaren later zou het gemeentebestuur nog veel geld moeten ophoesten om de extra “s” te laten vervaardigen op het monument op het gemeenteplein toen de Franse eindelijk door de Nederlandse benaming werd vervangen.  Er werd een heus kanaal gegraven voor de aanvoer van legermateriaal maar heel snel volgden ook de tjoektjoeks die tapijten en andere spullen kwamen slijten aan de soldaten en hun oversten, zo ook de marketensters die, een beetje als Sint Bernardshonden, op het militaire oefenveld rondtrokken met kleine vaatjes jenever.  Geleidelijk kreeg ik de volle aandacht van mijn medestudenten.  Naast deze rondtrekkende verkoopslui die in strooien hutjes verbleven even buiten het dorpscentrum - tot op heden bestaat er de wijk “Strooiendorp”  - ontwikkelde het centrum zelf zich tot één grote uitgaansbuurt met heuse bars met authentieke saloon-klapdeurtjes , dancings, cafés, frituren en zelfs meerdere bioscoopzalen.  Ik voelde aan mijn publiek dat ik een versnelling hoger mocht schakelen…… Het dorp werd een magneet voor maffiose uitbaters van allerhande drankgelegenheden .  Uit de Belgische grootsteden Antwerpen, Luik en Brussel maar ook uit het buitenland kwamen dames met of zonder standing, gevallen engelen of simpele meisjes van plezier de dorpskern bevolken. Al naargelang hun status  werden ze “serveuses” of “entraîneuses” genoemd.  Dit  tot groot vermaak van de piotten met of zonder graad maar mét geld.  De meeste aandacht kregen ze van de vele “rappelees”, de reservemanschappen die  na hun dienstplicht oproepbaar bleven, inmiddels brave huisvaders waren geworden  maar  tijdens hun “rappel” nog eens lekker de beest kwamen uithangen.    Er kwamen alsmaar meer “koffiehuizen” (café is toch koffie in het Nederlands en dit was tenslotte een improvisatieoefening in de Nederlandse taal) en menig officier of soldaat kwam er langs om er een koffietje te drinken.  Soms was de koffie héét, soms wat lauwer, soms met melk, soms met room, soms te zoet, maar altijd lekker ! Bij het horen van “koffie” steeg achteraan in het leslokaal  een goedkeurend gegrom op….. Buiten het centrum werden twee prachtige parken aangelegd waar de militairen met hun nieuwste veroveringen grote sier maakten.  Op een magnifieke muziekkiosk speelden de dorpsfanfares of de muziekkapel van het leger.  In menig restaurant werd een  flesje Côte de Bourg gekraakt ( wijn uit de Franse wijnstreek  Bourg-sur-Gironde)  – de naamsverwarring met Bourg-Léopold  was grappig. De zondagse namiddaguitstap bij uitstek was echter héél speciaal.  Voor wie er een stevig voettochtje voor over had of met koets en paard trok men iets verder de bossen in om op de rand van de militaire oefenterreinen een verborgen geheim te ontsluieren.  Zij die het kenden kwamen er regelmatig terug van zodra zij vrij waren. Na het panorama van hoge boomkruinen en glooiende vlaktes,  waar menig soldaat in het zand beet, stond de afspanning “Chez Colette”.  Hier was niet alleen de koffie overheerlijk maar er werd zowel binnen als buiten op het erf de lekkerste rijstpap geserveerd met echte “cassonade” , de bruine suiker die ook tot op heden enkel in België wereldberoemd is.  Het etablissement werd dan ook snel tot “Coletteke Rijstpap”  omgedoopt. Het gegrom op de achterbank werd een hilarische lachbui en er werd geroepen dat het volstond, dat de improvisatie geslaagd was maar dat ik nu in dubbelzinnigheden begon te overdrijven. Einde oefening. De  medestudenten hebben nooit de verdere ware geschiedenis van ‘t  Kamp (roepnaam van Leopoldsburg) vernomen en de leraar in kwestie heeft nooit beseft dat er aan die rijstpap niets dubbelzinnigs was.  De koffie daarentegen ! Het jaar nadien werd hij om onbekende redenen als taaldocent vervangen door wijlen de broer van niemand minder dan de gevierde Vlaamse acteur Jo de Meyere.  Ons Nederlands werd een stuk keuriger.     En, oh ja, zou  er een verband bestaan tussen de vermaarde Franse schrijfster Sidonie-Gabrielle Colette  (zie foto) en de befaamde bordeauxwijn ?  Dat wordt een improvisatieoefening voor de Franse les.

Vic de Bourg
161 1

B van Betty

(uit “verhalen van A tot Z”)   Een bloedhete zomer in het Limburgse Eigenbilzen.  Wij trokken over Vlaamse wegen Rob, Ludo, Romain en ikzelf. De vier Lau’s of Arabia, stervend van de dorst. Voor deze trektocht waren de instructies van de leiding duidelijk geweest : nérgens binnengaan! Wie kon ons echter zien in dit godvergeten landschap met in de verte een als een oase opduikend dorpscafeetje? Sterven of drinken ? Drinken dus. Het op dit zwoele middaguur lege dranklokaal had de typische geverniste hoge toog waarachter na ons binnentreden de waardin opdook, het blonde haar hoog opgestoken als een korenschoof op de zinderende velden. Vier limonadeflesjes waren er niet meer, wel nog grote flessen, niet gekoeld maar daar kon aan verholpen worden. In de vroege jaren zestig had men namelijk het kunstijs gedemocratiseerd, dat vroeger de ijskelders van de kastelen van de hoge adel koel hield. Voortaan vond men deze magische koelstof ook in zinken koelbakken op Vlaamse kermissen en in de kelders van menig drankgelegenheid. Zo ook in deze oase. Het voorstel om onze dranken te “coolen” werd gretig aanvaard waarna de waardin een luik opende achter de toog en verdween in de kelder met biervaten. Wij hoorden haar hakken in het ijs en even later verscheen zij terug aan de oppervlakte met hamer, bijtel en … vier enorme “ice-cubes”,  die zij fier in onze glazen deponeerde.  “So far, so good” ! Precies één jaar later werden alweer Rob, Ludo, Romain en ikzelf geloot uit een groep van vijftien kerels om samen een trektocht te maken. Wie heeft in Limburg niet de Ponderosa gekend, het etablissement tussen Eksel en Kerkhoven waar er zoals in de beroemde TV-serie Bonanza authentieke houten afrasteringen stonden waaraan men zijn paard kon vastknopen? Menig late cafébezoeker zonder paard heeft er in het donker bij het verlaten van het café zijn onderbuik aan bezeerd. Onze tocht op een alweer snikhete zomerdag leidde voorbij deze drankinstelling en u raadt het: wij kregen dorst. Bier stond (nog) niet op ons verlanglijstje. De uit voorraad zijnde Coca werd willens nillens vervangen door limonade. Maar oh jee, de gezette blonde waardin met opgestoken haren achter de geverniste toog had enkel grote ongekoelde flessen … of wij er een ijsblokje in wilden, hamer en bijtel, luik open, hakken van ijs....... Dit was onze eerste déja-vu lang vooraleer wij het woord leerden kennen.  Wij keken elkaar aan en proestten het uit van het lachen: dezelfde hitte, dezelfde brede dame, het blonde opgestoken haar, de toog, het luik, de drank, de kelder, het ijs en…….onze eeuwige vriendschap. Later vernamen wij dat dit soort ijs nooit ofte nimmer mocht geconsumeerd worden. De maagpijn is al lang vergeten maar wat blijft zijn de zoete herinneringen aan deze goede oude tijd. “So what” ? Voor het dagelijkse Radio 1 middagprogramma “het Vermoeden” dat Betty Mellaerts bijna tien jaar lang presenteerde was er een rubriek die het “toevalsverhaal” werd genoemd. Ik stuurde dit verhaaltje in en kreeg respons.  Een heuse reporter kwam mij interviewen.  De opname zou nooit worden uitgezonden omdat de hoofdredacteur later besloot dat de toevalsfactor niet voldoende sterk was. En wat als de beide waardinnen nu eens Betty hadden geheten ?  

Vic de Bourg
0 1

APFELSTRÜDEL EN EASTER MEMORY

Tijdens het paasverlof logeerden de kleinkinderen bij oma en opa. “En wat heb jullie gisteren gegeten?” vroeg papa – hij wist hoe overheerlijk  zijn schoonmama kon koken. Euh…, Eerst was er een fris witloofslaatje met stukjes appel en yoghurtmayonaisesaus.Dan was er hete bliksem met appelmoes.Als dessert volgde oma’s wereldbefaamde Apfelstrüdel, warme appeltaart met vanille-ijs “on top”. Papa durfde niet te vragen of er bij het diner misschien cider werd gedronken en of opa na de koffie nog een Calvadosje had gevraagd? Het deed hem terugdenken aan die keer dat hij met zijn nieuwbakken verloofde op paasdag voor het eerst bij zijn toekomstige schoonouders op het diner werd genodigd, samen met zijn zwager in spé en diens echtgenote, zijn toekomstige schoonzus, dus. Na het obligatoire White Martini on-the-rocks aperitief werd een exquise kippenconsommé opgediend, een authentieke soepkip, langdurig gesudderd in een groente boeket. Het voorgerecht bestond uit een kippenpasteitje, in de volksmond tevens “vol au vent” of “vidééke” genoemd hetzij een kuipje van bladerdeeg gevuld met gehaktballetjes en brokjes van de eerder gesudderde poule in een champignonsausje en een vleugje citroensap. Als hoofdschotel: een verassing!  Schoonmoeders’ eeuwige (dat bleek nadien, dit was pas mijn allereerste galgenmaal) maar niet minder te versmaden gevulde gebraden kip met eigenhandig gerolde aardappelkroketjes en sla met verse mayonaise van het huis. Bij de koffie kwam de kroon op het werk : een donkerbruine gelakte biscuit in de vorm van een……..gebraden kip (biscuit au beurre laqué en forme de poulet). Die kipvorm bij het dessert was er teveel aan. Bij het opdienen konden de jonge tafelgenoten het niet meer houden.  Ze proestten het uit van het lachen. La Mamma cuoca koesterde geen argwaan. Tof toch dat de kinderen zo onder mekaar plezier maakten en genoten van haar kookkunst. Haar gasten bestierven het toen er bij het avondmaal een lichte koude schotel werd opgediend met ham, asperges en…..hard gekookte eitjes !!!!!!! Vrolijk Pasen !  

Vic de Bourg
0 0