Zoeken

Inspiratie is een diva

Inspiratie beschouw ik als iets extern, als iets dat buiten mezelf bestaat in een efemere toestand, zoekend naar een drager of ontvanger. Zoekend is misschien niet het juiste woord, inspiratie wordt eerder aangetrokken door de meest geschikte voedingsbodem vanwaar ze kan uitgroeien tot een vaste vorm. Als een dwarrelend zaadje in de wind dat uiteindelijk een plekje in de grond opeist. De voedingsbodem waartoe inspiratie zich aangetrokken voelt, moet een zekere rijkdom bevatten. Dat wil zeggen dat inspiratie enkel een toevoeging kan zijn aan iets dat reeds van waarde is. Ze kan zich niet manifesteren in een vacuüm. Om zich te materialiseren is inspiratie afhankelijk van een welwillende ontvanger. Er zijn gelukkig meerdere potentiële ontvangers waar inspiratie zich bij kan aandienen. Inspiratie is ontembaar, niet te dwingen of te regelen. Ze wil het liefst spontaan in een open geest ontvangen worden. Er zijn wel enkele dingen die je kunt doen om jezelf aantrekkelijk te maken voor inspiratie. Bijvoorbeeld door simpelweg luidop of in gedachten te spreken tot inspiratie en te zeggen dat je jezelf openstelt voor haar. Rust is ook een vereiste, al is het alleen intern. Een hoofd vol gedachten blokkeert inspiratie. Je kunt een band opbouwen met inspiratie en haar een vaste plaats in je leven geven. Een meesterlijke creator voorziet steeds voldoende tijd en ruimte waarin ze kan floreren. En heeft er vertrouwen in dat ze er zal zijn. De uitwisseling gebeurt gevoelsmatig en moeiteloos. Inspiratie kan je overvallen en je treffen op een moment dat je even de middelen niet hebt om haar te ontvangen. Maar wie inspiratie echt naar waarde schat, geeft haar met plezier en vanuit dankbaarheid voorrang. Inspiratie is als een diva die erop staat om op haar wenken bediend te worden. Maar ze kan ook geduldig zijn. Ze heeft begrip voor de drukke dagdagelijksheid van haar ontvangers en voor onverwachte omstandigheden. Als het moet, dan blijft ze wel even in de buurt wachten tot de omstandigheden gunstig zijn. Maar als de respons uitblijft, dan zal ze zich tot andere ontvangers wenden. Inspiratie is dus niet persoonsgebonden, noch kan ze iemand toegeëigend worden. We kunnen onszelf wel wijsmaken dat bepaalde lumineuze ideeën zomaar vanuit onszelf zijn opgeborreld, maar in wezen zijn ze ons binnengevallen. Inspiratie hoeft geen erkenning, haar ontvangers mogen gerust in de waan verkeren dat ze alles zelf bedenken, zolang zij maar tot uiting komt. Ze heeft geen ego, ze is enkel een potentieel, een energie die een vorm wil zijn. Als haar aanwezigheid het halsstarrig laat afweten, dan moet je de reden bij jezelf zoeken. Want elk ontvankelijk open kanaal zuigt inspiratie aan. Indien dit niet het geval is, dan is er iets dat de ontvangst blokkeert. Dat kunnen gedachten en overtuigingen zijn. Onrust. Een gebrek aan zelfvertrouwen. Of iets anders. Te hard willen werkt ook niet, op geen enkel vlak trouwens. Het is beter om iets hartstochtelijk te willen, ernaar te handelen en het dan in volle vertrouwen weer los te laten. Zit niet te wachten op inspiratie, maar vertrouw erop dat ze wel zal komen. Speel, leer en experimenteer ondertussen gewoon verder. Onverwacht zal zij plots opduiken en jou doen glimlachen. Mijn relatie met inspiratie is redelijk hecht. Ik maak bewust tijd voor rustige momenten op mezelf, wat ruimte schept voor spontane creativiteit. En in zulke omstandigheden bezoekt inspiratie mij graag. Ze fluistert mij een idee of een paar sterke zinnen toe. Ik neem vervolgens een notitieboekje of klap mijn laptop open. En dan laat haar stromen, via mijn vingers het leven in.

KarolienDeman
13 0

Liefde op blinde afspraak.

In de liefde is daten het meest onnatuurlijke. Ik geloof in de spontaneïteit van de ontmoeting, de verrassing, het onverwachte dat je overvalt, alsof magisch poeder met duizenden fonkelende sterretjes over jou verspreid wordt. Dat gevoel. Elkaar ontmoeten is nog nooit een sociale constructie geweest, laat staan een televisie-attractie voor kijkcijfers en winsten. Toeval laat ik aan Madame Soleil over. Aantrekkingskracht aan de relativiteitaanhangers. Waar is de liefde dan gebleven? Daten is de liefde op afspraak in je agenda zetten. ‘First dates’ en ‘Blind getrouwd’ zijn programma’s die in formats en in jouw agenda als kandidaat gegooid worden, de liefde commercieel bedrijven en zand in de ogen strooien van een Vlaanderen dat zich verveelt. Het broeit verder op de eerste successen van Big Brother. Mensen zonder een eigen leven kijken en luisteren graag naar wat anderen zeggen en doen. Tussen de chips en de drank. Hangend in de zetel. Om commentaar te kunnen geven over mensen die ze van toeten noch blazen kennen. Het brengt de oude wijven achter vergeelde gordijnen uit mijn dorp in herinnering. De gemene roddeltantes, de losse tongen. De lege dozen. BV worden is een gevaarlijke stiel. Je BV-kunsten vallen of staan met hoe sympathiek je overkomt, met wat je allemaal zegt, met wat je allemaal onderhuids en tussen de regels vertelt en met wat je uiteindelijk van jezelf laat zien. BV zijn is jezelf in handen leggen van scripts, formats, investeerders en producers. Kijkcijfers moeten opbrengen. En de boekses moeten verkopen. “Ik wil niet overkomen als een ijskoningin”, lacht Nick in “Vandaag” de opmerking weg dat Christophe veel aanzoeken heeft, zelfs een nieuw lief heeft gevonden en Nick met een lege Whatsapp of e-mailbox zit. Want Christophe en Nick uit “Blind getrouwd” zijn geen koppel meer. Nick is een vriend van een vriend van me. Nick is een aangename jongen met fijne humor en die rationeel en misschien met nét iets te veel voorzichtigheid in het leven staat. Zijn eerlijkheid siert hem. Nick is ook een gevoelige jongen. De weinige keren dat ik hem heb ontmoet voor zijn BV-status waren altijd leuke momenten. Nick is spontaan, goedlachs en loyaal in vriendschap. Maar wat doet het met een mens die van “Blind getrouwd” via “Vandaag” een imago opgespeld krijgt waar je niet naar gevraagd hebt. Drie keer is het woord “ijskoningin” gevallen. Tenslotte wou Nick de ware liefde vinden door met iemand out of the blue te trouwen. Of was het toch maar gewoon om eens mee te doen, het eens te beleven? Het is maar hoe je uiteindelijk zelf naar de spiegel kijkt. Liefde, de echte liefde dan, die komt wanneer je het leven al aangeraakt hebt, wanneer het niet deert of de scherven waarover Christophe het had nog op de grond liggen. Gebroken glazen zijn ook mooie glazen. Liefde is iets dat het vriendschappelijke, het broederlijke overstijgt. Een productiehuis is geen garantie voor die liefde. Een productiehuis is garantie voor uitlachtelevisie en entertainment. Als het een troost mag zijn, rondom mij zitten veel mensen in een liefdeloos, leeg en routineus huwelijk en waar minder wordt gelachen. Ik wens Nick alle liefde toe en de liefde kruist zeker zijn pad nog. Maar meer nog wens ik hem veiligheid nu de trollen zijn pad weten te vinden. Misschien past de titel “Sneeuwkoningin” uit het liedje van Liesbeth List beter bij hem. Die koningin is de liefde. Zoek het maar eens op. En weet “dat liefde altijd wint.”

Erwin Abbeloos
65 0

Eerst even de wereld redden

De ochtend zit er alweer bijna op. Zoonlief heeft nog maar twee van zijn vijf schooltaken voor vandaag gemaakt. Maar al wel flink zijn (echte) juf voorgelezen via videochat. Dus laat ik het maar even zo. En gaan we eerst onze boterhammen opeten en een wandelingetje maken. Als we langs de velden achter onze wijk lopen, roept zoonlief ineens enthousiast: “Kijk, echte oude stenen! Van heel vroeger!” Echtgenoot en ik kijken naar de grond. Het lijkt erop dat een boer een lading oude stenen en tegels heeft gestort om de inrit naar zijn weide te verstevigen. Onze archeoloog in de dop stopt zijn broekzakken vol. Ondertussen bedenk ik hoe we hem hier weer weg krijgen zónder uitgescheurde broekzakken. Of voor hij bedenkt dat papa en mama óók broekzakken hebben. Na wat tegensputteren van onze schatzoeker, lopen we terug naar huis. Papa en ik een paar calorieën lichter en zoonlief een paar kilo zwaarder. Onderweg bukt hij om nog wat stenen op te rapen. Ineens begint hij sneller te lopen. Verbaasd vraag ik hem waarom hij plots zo’n haast heeft.“Ik moet heel belangrijk onderzoek doen,” luidt het antwoord.“Zie je deze stenen?” Hij doet voorzichtig zijn hand een beetje open.“Die moet ik onderzoeken. Ze hebben verschillende kleuren en kunnen misschien wel ontploffen. En dan ontploft de hele wereld, hè!” zegt hij met een ernstig gezicht. Er volgt nog een hele uitleg waarom hij nu absoluut niet zijn schoolwerk kan doen. Het komt erop neer dat hij eerst de wereld moet redden. Tja, daar kan ik toch moeilijk bezwaar tegen maken. En dus ruil ik mijn pet van juf tijdelijk in  voor de pet van sidekick van mijn kleine superheld. Tegen de tijd dat deze coronatoestanden voorbij zijn, heb ik een curriculum vitae van jewelste! Terug thuis laat ik hem even heerlijk in zijn fantasiewereld opgaan. Het wordt zelfs nog even echt spannend! Uit een van de stenen komen luchtbelletjes zodra deze in contact met water komt.“Mama, hou je oor er eens vlakbij,” zegt mijn zoon geheimzinnig. En inderdaad, ik hoor iets borrelen. Snel werkt hij me de berging uit, waar het onderzoek plaatsvindt. “Hij gaat ontploffen!” roept hij merkwaardig enthousiast. Als de kust veilig blijkt te zijn, mogen we terug naar binnen. Hij gaat weer bij zijn stenen zitten en vraagt om een doekje.“Om mijn oude stenen te poetsen. Want dat is wat een archeoloog doet.” Zoonlief schakelt van het ene op het andere moment moeiteloos over van ontmijner naar archeoloog. Blijkbaar zijn wij papa’s en mama’s niet de enige die nogal eens van pet wisselen. Het enige verschil is dat hij geen leerling heeft. De bofkont.  

Vera's Column
5 0

Moederskindje in coronatijd

Kinderen die hun vriendjes en klasgenootjes vreselijk missen. Kleintjes die niet begrijpen waarom ze opa en oma niet mogen knuffelen. Kinderen die bang zijn voor het enge virus dat hun - en onze - wereld zo plots op zijn kop heeft gezet. Het is nogal wat om te behappen voor ons kroost. Van de ene op de andere dag is hun vertrouwde leventje overhoop gegooid. Hoezo mag ik niet naar school? Mama die ineens mijn juf is? Waarom mag ik niet met mijn vriendje spelen, ik ben toch braaf geweest? Ze kunnen het niet plaatsen. Wij volwassenen kunnen het al amper bevatten. Kun je nagaan. De broodnodige structuur die voor een veilig gevoel zorgt bij kinderen is plotsklaps weggevallen. De voorspelbaarheid heeft plaatsgemaakt voor onzekerheid. Best heftig voor onze kleintjes! Er zullen deze zes weken van verplicht thuisblijven ongetwijfeld al de nodige kindertraantjes gevloeid zijn. Zo niet bij mijn 6-jarige zoon. Om eerlijk te zijn: hij vindt het heerlijk thuis. De hele dag bij mama rondhangen is zo'n beetje zijn ultieme droom. Ons gevoelige mannetje heeft er altijd al moeite mee gehad om zijn mama (tijdelijk) los te laten. Waar zijn klasgenootjes hun papa of mama vrolijk aan de schoolpoort gedag zeiden, liep ik de eerste kleuterjaren regelmatig als een piraat met zijn houten been in een wielklem over het schoolplein. Tot de bel ging en de juf hem van mij overnam. Logeren? Daar kun je mijn zoon echt geen plezier mee doen. Behalve als mama meegaat, dan vindt hij het prima. Papa mag natuurlijk ook mee. Maar alleen papa is niet voldoende. "Mama moet het doen" is hier in huis niet voor niets de meest gehoorde uitspraak. Op voetballen, naar de jeugdbeweging of andere clubjes? Hetzelfde verhaal. Hij voetbalt liever met mama of papa in de tuin. Of op het schoolplein met zijn vriendjes. Thuis trakteert hij ons regelmatig op een heuse breakdanceshow. Dan gaat hij helemaal los. Maar kerstliedjes zingen met de hele klas op de kerstmarkt? No way. Hij staat liever naast zijn mama in het publiek naar het optreden te kijken. Carnaval. Nog zoiets. Thuis zet zoonlief gerust zijn zwembroek op zijn hoofd en doet hij twee verschillende sokken aan. Een rode en een groene. Of een dikke wintersok met antislipnopjes aan één voet en een vrolijk gestreepte zomersok aan de andere. Het kan hem niet gek genoeg zijn. Maar hij wil absoluut niet verkleed naar school. Zijn pyjamahelden- en andere kostuums draagt hij enkel binnen de vertrouwde muren van zijn eigen huis. Onder moeders vleugels voelt hij zich het best. Daar is het veilig en durft hij volledig zichzelf te zijn. Blijf in uw kot? Geen enkel probleem voor onze held. Op sokken. Liefst twee verschillende.    

Vera's Column
8 0
Tip

Als angst het overneemt

‘Ik zag hem door de lucht vliegen’ zegt een vrouw in een fleurig bloemenkleed. Op het kruispunt van het jaagpad met de brug ligt een man in wielrennerskleding op de grond. Twee omstaanders buigen zich over hem heen. ’Gaat het mijnheer?’ De man kreunt zacht en opent verdwaasd de ogen: ‘Ja, ik denk het wel.’ ‘Ik had hem echt niet gezien. Ik weet niet waar hij zo ineens vandaan kwam.’ De bestuurster van de wagen knielt naast hem neer. ‘We moeten de ambulance bellen,’ zegt de bloemenvrouw. ‘Je kan niet weten wat die man allemaal mankeert. Een kennis van de vrouw van de vriend van mijn man hebben ze zo ook omgereden en die was toen gewoon naar huis gegaan. ’s Morgens lag ze dood in haar bed. Je kan niet voorzichtig genoeg zijn.’ ‘Nee. Geen ambulance,’ de man op de grond probeert recht te kruipen. ‘Blijven liggen,’ zegt de bestuurster van de wagen. ‘Ik ben verpleegkundige. Ik weet wat goed voor u is.’ De man luistert niet en drukt zich recht. Hij zet zijn helm af. Verder dan dat geraakt hij niet. Zijn fiets ligt verkreukeld in de goot. Eén GSM-oortje ligt bij zijn drinkbus het andere 1,5 meter verder. ‘Geen ambulance. Ik wil niet naar de spoed.’ ‘Daar zou ik nu ook niet willen zijn,’ zegt de bloemenvrouw. ‘Daar ga je dood.’ Haar woorden blijven in de lucht hangen. De toegesnelde omstaanders zetten langzaam een paar stappen achteruit. Voorbijgangers blijven vanop afstand staan kijken maar lopen dan verder. Het is een druk kruispunt op deze zonnige dag. De verpleegkundige bestuurster helpt de man recht en loopt naar haar wagen om papieren te halen. Ze belt met haar man. Ik zet de fiets aan de kant, neem een stoel van het verlaten terras en help de gewonde om te gaan zitten. Boven opent er een raam. ‘Hé, dat mag niet hé! Mijn terras is dicht. Als de politie komt dan heb je een ferme boete!’ Ook voorbijgangers maken nu dezelfde opmerkingen. ‘Social distance houden! De regels zijn er voor iedereen!’ De bloemenvrouw blijft op afstand maar ze is er nog wel. Ze vertelt opnieuw een verhaal over een van haar kennissen die ziek geworden is. De inhoud ontgaat me. De man naast me heeft duidelijk veel pijn aan zijn heup en schouder. Zijn benen en elleboog zijn geschaafd. Zijn grijze haren plakken op zijn schedel. Hij belt zijn vrouw. Ik hoor de paniek aan de andere kant van de lijn. ‘Blijf nu toch rustig,’ zegt hij. ‘Ik ben oké. Ik bel je toch zelf? Kom me nu maar snel halen.’ De bloemenvrouw is aan het einde van haar verhaal. ‘Je moet de ambulance bellen,’ herhaalt ze. De man schudt het hoofd. ‘Nee,’ zegt hij ‘dat doe ik niet. Dan nemen ze mij mee en mogen mijn vrouw en kinderen me niet meer zien. Dan lig ik daar alleen in een bed en weet niemand hoe het met mij gaat. Dat wil ik mijn familie niet aandoen. Ik ben zelfstandige, ik heb een horecazaak en heel dit angstige gedoe bracht me al niets dan miserie. Daar kan ik niets meer bovenop hebben. Straks ga ik nog overkop.’ ‘Dat deed je al,’ antwoordt de bloemenvrouw. ‘Ik zag je vliegen.’

Annick G
151 7

Hoe is het?

Ik was bijna 17 toen een kleine week na de kernramp in Tsjernobyl een radioactieve wolk over ons land dreef. Armand Pien mocht er in zijn weerpraatje niet veel over vertellen. Het zou de mensen ongerust maken, hadden ze hem verteld. Tijdens dat verlengde 1 mei-weekend won Sandra Kim het Eurosongfestival met J'aime la vie. Het viel me te binnen tijdens het kijken naar de voortreffelijke tv-serie Chernobyl op de ons zelden in de steek latende staatszender Canvas. Een Tsjernobylwolk, dat was het nieuwe woord voor het weerfenomeen. Het bleef gelukkig droog. Bij elke crisis verschijnen er nieuwe woorden, al dan niet blijvend. De hoofdredacteur van de Dikke van Dale vertelde erover. Taal is immers zoals de man bij wie na een avontuurtje in het bos een mier in zijn pantalon gekropen was: altijd in beweging. De hoofdredacteur lijkt me een man wie ik goed zou overeenkomen. Of 'akkederen' zoals men bij ons zegt. Een woord dat helaas niet in zijn woordenboek staat. Hij is een man die zijn werkgever alle eer aandoet. Omwille van zijn liefde voor taal, maar op de foto zie ik dat hij een beginnend buikje heeft. Hij kan thuis zeggen dat het 'part of the job' is. Een nieuw woord dat hij mag schrappen is e-peritieven. Mijn tenen beginnen te krullen bij heel wat e-woorden en er valt niets aan te beleven. Je zal maar tegen het scherm van je laptop klinken, ontzettend morsen en je toestel naar de filistijnen helpen. Het ‘raambezoek’ bij het woonzorgcentrum evolueert ondertussen naar een ‘balkonbezoek’. Er worden hoogtewerkers, stellingen en meer ingezet om een praatje te maken met geliefden. Wij houden het voorlopig bij een raambezoek. Onlangs moest ik zo luid ‘hoe is het?’ roepen, dat er meerdere bewoners voor hun raam kwamen te staan. Voorlopig gaat het nog.  

Rudi Lavreysen
12 0

Littekens - Brief aan Prof. Dr. Van Gucht

Gepubliceerd in De Standaard, 'Brief van de dag', zaterdag 2 mei 2020  Geachte heer Prof. Dr. Van Gucht,Beste Steven, Twee aanspreektitels. Dat leest u goed. De eerste in uw hoedanigheid als wetenschapper. De tweede omdat je elke dag steevast langskomt. Je bent ondertussen een goede vriend die eerlijk durft zeggen hoe het er voor staat. Ik geef het toe, tijdens dat moment kan ik mijn ogen er niet van af houden. Tijdens het luisteren dwaal ik af naar die plek waar je huid barst en het litteken begint. Ik hoop dat je me het vergeeft. Ik ben trouwens niet de enige want zo zag ik dat jouw ‘naamgebaar’ in gebarentaal open en bloot verwijst naar je kenmerk.  Stiekem zou ik het willen vragen: ‘Vind je het erg dat men je hiermee aanduidt? Dat je persoon samenvalt met een kwetsuur?’ Iedereen draagt littekens mee. Sommige liggen zeer duidelijk aan de oppervlakte. Andere zitten minder zichtbaar net op of onder de huid. Voor mij zijn het vooral plekken waar de kwetsbaarheid een uitgang zoekt en hunkert om getoond en begrepen te worden. Laat het net bloeiende kwetsbaarheid zijn die ik nu om me heen zie. Er wordt een gemeenschappelijke wonde geslagen. Ooit komt een tijd dat we deze zullen likken. Als mens, als samenleving. Een nieuwe huid kondigt zich aan. Zal ze anders aanvoelen? Ik hoop eigenlijk van wel: Oneffen, maar zachter. Zelfs milder. In de zevende week van deze milde lockdown blijf ik nog steeds in het veilige nest dat mijn kleine appartement is. Ik voel me vaak ‘de prinses in de torenkamer’, wachtend op bevrijding. Prinses, want in deze tijden geniet ik van het privilege om nog steeds te kunnen werken, dansen en schrijven. Het is een adempauze. Consumeren wordt creëren. Boeken en muziek nemen me mee op reis. Ik heb de wereld nog steeds aan mijn vingertoppen. Maar toch… Langzaam sijpelt de eenzaamheid binnen. Het is een bot mes dat zacht over mijn huid snijdt, zo tergend traag maar vastberaden om z’n sporen na te laten. En zo vormt zich mijn gloednieuw litteken. Afgelopen vrijdag sneed het mes wat dieper. Nog langer alleen met als enige uitzicht consumptie als surrogaat voor een zwaar gemis. Op zeer subtiele wijze toont dit dat het ego-virus nog steeds gretig overleeft. In de afgelopen jaren zag ik hoe dit virus het weefsel om ons heen aantast. Hoe we langzaam uit elkaar aan het vallen zijn. Nu pas zien we duidelijk de zwakke plekken van een samenleving waarvan het immuniteitssysteem jarenlang onder vuur ligt. Alle ingrepen tevergeefs, het ego blijft aan de winnende hand. Toch is er hoop. Er ontwikkelt zich solidariteit. We doen boodschappen voor elkaar. We bellen met familie en vrienden. We doen moeite om elkaars situatie te begrijpen. We bieden troost aan. Het blijft echter een fragiele remedie tegen het ego, die zomaar weggevaagd kan worden als we terug naar normaal gaan. Misschien zitten we daar ook nog maar aan die drie à vier procent immuniteit. En vooral, is deze blijvend? Weinigen zullen ongeschonden uit deze periode komen. Elk van ons moet leren om zich te veréénzelvigen met de nieuwe huid die deze tijden overspant. Zou het kunnen dat enkel u de dagelijkse taak kunt dragen? Omdat u weet wat het is, omgaan met een litteken? Ik blijf wel nieuwsgierig. Was het bij jou een uit de hand gelopen ravotpartij als kind? Een stomme val met de fiets in één of andere studentenstad? Ik kom het waarschijnlijk nooit te weten. Om eerlijk te zijn heb ik nooit gehouden van een te gladde huid. Dat lijkt me ontzettend saai. Hou je goed. Nieuwsgierige groeten,   Jolien    

Jolien Van de Velde
1683 1

Opiniestuk : Over activisme

Onlangs zag ik een herhaling van de Vlaamse versie van First Dates. Daarin was een knappe jonge ondernemer te zien die op zoek was naar een toffe vriendin. Jason heette hij. Maar Jason heette niet altijd Jason. Jason is transgender. Het was een mooi moment, hoewel ik het format van reality-tv nooit zal kunnen begrijpen. Bij Jason dacht ik meteen: wij hebben met z’n allen, jong, oud, groot, klein, homo, hetero, blank, zwart, man, vrouw… zij aan zij gevochten opdat vandaag Jason Jason kan zijn in een televisieprogramma en waar de persoon niet wordt opgevoerd als een kermisattractie of een probleemgeval. We hadden een gemeenschappelijke strijd. Misschien niet altijd in een collectief maar wel altijd samen. Nooit tegen elkaar. Daarom doet het artikel over racisme in de LGBTQ-gemeenschap Zizomag meer dan mijn wenkbrauwen fronsen. Ik voel me er eigenlijk door geschoffeerd, beledigd en diep gekwetst. Er wordt een zeer negatief en weinig genuanceerd beeld van de holebi-gemeenschap geschetst dat langs geen kanten klopt en nog minder bewezen is. Het artikel polariseert, beledigt en legt op geen enkele manier de link naar de historiek van een hele holebi-gemeenschap in een gezamenlijke strijd. Blanke holebi’s hebben altijd samen gestreden met gekleurde holebi’s. Ik mis die connectie in de woorden van de coördinator van het Brusselse Regenbooghuis. Ik behoor tot de stilzwijgende generatie x. Ik ben geen boomer en ik ben geen millenial. Waar wij decennialang voor gestreden hebben, niet alleen voor gelijke rechten maar ook voor (bestaans)rechten tout court, binnen onze gemeenschap maar ook mét andere gemeenschappen, wordt in het artikel van de geschiedenistafel weg geveegd. In de jaren ’90 stonden wij als holebi – blank én zwart, zij aan zij – op de frontlijn om aan aidsremmers te geraken, omdat onze vrienden, vriendinnen, mannen en vrouwen van wie we hielden, met wie we soms ook samenwoonden, stierven. We werden op onze seksualiteit afgerekend, er werd ons gezegd hoe we seks moesten hebben, hoe we geen seks mochten hebben en met wie we beter geen seks hadden. Er werd ons gezegd dat we maar beter niet konden trouwen. We werden bespuwd, vernederd, aangevallen, uitgesloten, uitgelachen, scheef bekeken, vermoord zelfs en we konden nergens een klacht neerleggen. We werden ziek en er werd ons gezegd dat we aids eigenlijk wel een beetje zelf gezocht hadden omdat we er een homoseksuele levensstijl op na hielden. We hebben onze partners niet kunnen begraven omdat de familie ons als een koppel niet wou aanvaarden. We werden het huis uitgezet door diezelfde familie. We hadden geen wetgeving om ons te verdedigen. We werden massaal geout omdat we seropositief waren. We werden dubbel geout. We hadden niet de lege namen als influencer of opiniemaker als we iets wilden veranderen en we ventileerden onze mening niet vanachter een futiel schermpje dat zich Smartphone laat noemen. We zetten onze eigen gemeenschap ook nooit tegen elkaar op. Integendeel. We streden. We waren activisten. We militeerden. Echte en serieuze activisten omdat wij allemaal samen voor een toekomst moesten zorgen. We waren van alle pluimage, van alle lagen en van alle kleuren. In die toekomst zagen wij ook de volgende generaties. Omdat we altijd samen onze strijd streden. Als activisten stonden we buiten, we kwamen op straat, we scandeerden onze woede in slogans. We wilden medicatie, we wilden dat onze liefde vrij was. We wilden seks. We vochten tegen extreemrechts. We gooiden fake bloed naar de labo’s, naar de ministeries en naar de beleidsmakers. We moesten onszelf uitvinden want hoe meer kennis we hadden over onszelf, hoe sterker we waren. We hebben moeten leren hoe moleculen werken, wat bloedcellen doen, hoe de hersenen werken. We moesten leren hoe schots en scheef de wetgeving in elkaar zat. We gingen er zelfs voor terug studeren. We hebben veel slaap verloren en de groeven die we vandaag in onze huid gegraveerd staan, zijn de beste getuigenissen. Ze getuigen ook van momenten van plezier. Gelukkig maar. We moesten onze plaatsen, onze ruimtes uitvinden maar ook onze expertise en onze seksualiteit heruitvinden. We hebben geleerd kritisch te denken. We moesten er ook voor zorgen dat onze kennis doorgegeven werd aan een volgende generatie. We hebben nooit onderscheid gemaakt tussen blank of zwart. Nooit. We gaven ook het woord aan degenen die nooit het woord kregen door politieke machtsstructuren openlijk aan te vechten: transgenders, sekswerkers, vrouwen van Afrikaanse origine, druggebruikers, alleenstaande seropositieve vrouwen, verkrachte vrouwen, gediscrimineerde werkzoekenden... allemaal kregen ze hun plaats en hun stem. Empowerment was het eerste item dat bovenaan onze agenda’s stond; helaas werd ook onze agenda door elkaar geschud toen onze vrienden bleven sterven aan aids. We waren verenigd. We waren wij. We waren activist. En dat was amper 25 jaar geleden. Dat is activisme. Dat is je eigenbelang opzijzetten, deleten zelfs en opstaan voor hen die niet kunnen opstaan. Activisme is voor die mensen die nooit een stem krijgen, de weg vrij maken en een stap opzijzetten. Activisme is niet polariseren in je eigen gemeenschap. De coördinator van het Regenbooghuis ledigt in het interview het woord activisme van inhoud, betekenis en kracht. Is dit salonfähig activisme wel activisme? Je kan activisme en sociabiliteit niet met elkaar vergelijken. De Brusselse Kolenmarkt waar het hartje van de LGBTQ-gemeenschap ligt, is een ruimte van sociabiliteit. Holebi’s maar ook hetero’s gaan er in het hartje van de hoofdstad met vrienden en vriendinnen een avond uit. Het is een commercieel gebeuren waar weinig of geen activisme te bespeuren valt. Eigenaars van de bars sensibiliseren bijvoorbeeld niet voor aidspreventie en doen weinig of niets tegen homofobie, tenzij een half afgescheurde affiche ophangen in de donkerte van de toiletten. Ze hebben wel de verdienste om homosociabiliteit mogelijk te maken. Deze sociabiliteit is divers en je vindt er blanke mensen die omgaan met gekleurde mensen en omgekeerd. Grindr en co zijn nieuwe vormen van sociabiliteit. Het siert hen dat deze ontmoetingsapps waakzaam zijn over racistische uitspraken in de profielen van de mensen maar uiteindelijk vind je dezelfde mechanismen terug die mensen hanteren wanneer bijvoorbeeld een bedrijf geen allochtoon aan willen nemen, een eigenaar geen appartement wil verhuren aan iemand met een vreemde naam enz. “Het appartement is verhuurd” en “De job is naar een andere kandidaat, we wensen u veel succes in uw verdere zoektocht.” In het geval van de familie Grindr: “No thanks.” Racisme is een gif dat altijd zijn weg wel vindt. Puur racisme dan, geen toogpraat zoals de roddeltongen van de Kolenmarkt rollen. Sommige mensen zitten vol met vooroordelen en grijpen naar extremen (politiek, religie) omdat ze dat ingelepeld krijgen, omdat een overheid niet goed voor hen zorgt, omdat hun kansen ontnomen zijn of omdat ze hun kansen niet zien en omdat bepaalde media en partijprogramma’s het opium onder het plebs blijven verdelen, ook in coronatijden. Mensen vertegenwoordigen ook levens en generaties. Levenservaringen en alle vooroordelen die daarmee gepaard gaan, veeg je niet zomaar weg. Racisme zit in beleid. En racistisch beleid vergiftigt mensen. De vraag is: hoe komt het dat mensen naar racisme grijpen? Hoe komt het dat holebi’s op extreemrechtse partijen stemmen? Het gemakzuchtige activisme in het artikel is geen activisme. Racisme bestrijd je niet in je eigen gemeenschap. Je spreekt hooguit iemand erop aan wanneer je iets hoort dat racistisch zou kunnen zijn. Racisme bestrijd je buiten je eigen gemeenschap. Waar de systeemfouten liggen, waar de verdraaiingen, de zinspelingen en de Calimero’s van extremen liggen. Het racisme dat in het artikel beschreven wordt, is geen racisme. Het is aanstellerij. Tenslotte is er van de LGBTQI+-gemeenschap felle kritiek geuit op haar verhaal rond het fresco van Ralf König. Het verhaal is niet zo recent als het in het artikel geschreven staat; het dateert al van juni 2019 – Bruzz heeft een artikel hierover Bruzz. Ralf König heeft een weerwoord geschreven op zijn website Ralf König. Het illustreert de povere kennis van het Regenbooghuis van het LGBTQ-archief en het belang en de waarde van de LGBTGI+-historiek te onderschrijven. De blanke personages op het fresco worden overigens ook niet zeer flatterend getekend maar geen haan die ernaar kraait. Omdat we Ralf König en zijn werk kennen en we zijn werk kunnen kaderen in tijd en context. Ik citeer König: ‘So missverständlich kann man's sehen, aber es hilft manchmal, den Inhalt zu kennen.’ en: ‘Ich nehme nicht mal an, dass die Diskussion über Politische Korrektheit noch mit links oder rechts zu tu tun hat, sondern eher mit alt und jung.’ Beter kon het niet verwoord worden. Laten we ervoor zorgen dat activisme in onze gemeenschap én voor onze gemeenschap nog steeds een wij-verhaal blijft. Ik kan “En finir avec Eddy Bellegueulle” en “Histoire de la violence” van Edourd Louis aanraden om het racisme in onze gemeenschap te begrijpen en om de juiste vragen te stellen. Lees tenslotte ook de tekst ‘Progressieve en regressieve politiek in het late neoliberalisme’ van Donatella Della Porta. Daar staan vele antwoorden in. Tenslotte wil ik benadrukken dat je bij discriminatie altijd terecht kan bij Lumi.

Erwin Abbeloos
21 0

Kot-misselijk

Zullen we het voor de verandering nog eens over corona hebben? Voor hen die geen nieuws volgen, COVID-19 is dat griepje waarbij een paar weken geleden hoop en al een koppel gepensioneerden het leven zou laten, maar waarvoor de politie gisteren bruusk remmend je voortuin kwam omploegen omdat jij en je man er nietsvermoedend onder een parasol zaten te wiezen met tante Lizette en nonkel Fons. Dat tante Lizette het op een asociale dag al moeilijk heeft om zelfs maar 15 cm afstand te bewaren en dat nonkel Fons door een zenuwtrek om de 5 seconden hoest, waarbij hij ongelukkig genoeg vergeet z’n hand, elleboog of eender welk ander lichaamsdeel voor zijn mond te houden, maakte jullie zaak er natuurlijk niet sterker op bij de vrienden in blauw. Het zijn rare tijden. En hoewel ik, een hoogsensitieve, sociaal gehandicapte introvert, het menselijk contact minder mis dan al die aperotime-gezelligheidsdieren die elke dag anxious as fuck hun 17 vaste FaceTime-gesprekken in de planning proberen te proppen, zijn er toch enkele dingen die ook mij ontbreken in dit ongeziene tijdperk. Zo mis ik het bijvoorbeeld enorm om mensen in het gezicht te spuwen, een activiteit die ik voordien bijna dagelijks beoefende. Neem het van mij aan, een goed geplaatste rochel kan wonderen doen om je punt duidelijk te maken. Zo zette ik het onweerlegbare fluim-argument in wanneer de Brusselse barista zijn prijzen weer eens had verhoogd. Ik geef met plezier 11,30 euro aan een koffie, maar 11,40 euro, daar schraap ik mijn keel al eens voor. Hetzelfde wanneer de postbode mijn pakje een dag later dan gepland aflevert. In your face, lamzak! Twee keer als hij me ook nog eens vraagt of ik een pakje aan de buren kan geven. En – mijn speekselproductie gaat al in overdrive als ik er nog maar aan denk – telkens wanneer er een peuter met dat typische zelfingenomen smoeltje passeert omdat het zo’n stom kinderzonnebrilletje draagt. Verder verlang ik met weemoed naar de eerste helft van het begrip vrije tijd. Vroeger vulde je die tijd in zoals jij het wou. Vandaag zorgt de sociale druk er echter voor dat je keuze beperkt is tot drie bezigheden. Ofwel probeer je bij te blijven en binge je zo snel mogelijk elke aflevering van elk seizoen van de 30 Netflixseries die je dagelijks langs alle kanten worden aangeraden. Want ja, ironisch genoeg zijn het bij deze apocalyps niet de wezens buiten, maar de gezonde binnenzitters die de zombies zijn. Doe je dat Netflixen niet, zo vertellen de sociale media mij, dan kan het maar beter zijn omdat je aan het leren bent hoe je voor de kids een trampoline maakt van in mekaar gevlochten petflessen, twijgjes en paardenhaar. Self improvement, noemen ze dat. Ik dacht dat naar perfecte levens kijken op The Gram al zwaar was vóór de lockdown, vandaag krijg ik een plaatsvervangende burnout als ik zie hoe overdreven productief sommige mensen hun tijd invullen. Ik heb mezelf ondertussen dan ook maar de choreografie van elk M-Kids-nummer aangeleerd. Ik volgde het webinar What Women Want van Jeff Hoeyberghs. En ik verwijderde voor de eerste keer in m’n leven, met door YouTube geïnspireerde groene vingers, de planten die de hele zijgevel van ons huis hadden geclaimd. Oh en, omdat ook ik m’n steentje wil bijdragen, maakte ik voor de zorgverleners in m’n omgeving al enkele honderden mondmaskers uit klimop. Als je ook met nieuwe dingen leren je dagen niet vult, dan gaan mensen zich pas écht vragen stellen. Je enige excuus is in dat geval – tenzij je je 17 videocalls aan het afwerken bent – de derde en laatste optie: dat je je dagelijks zó aan het murwsporten bent om er tegen de grote exit uit te zien alsof je je aan het voorbereiden bent geweest om de hoofdrol in Rundskop 2: Return of the Rundsballs te vertolken. En dan hebben we ten slotte nog de negatieve impact op ons dagdagelijkse werkleven. Inderdaad, wat ik, net als iedereen, het hardst mis, is de seks met de collega’s. Zowat aan jezelf zitten tijdens de middagpauze en aan de webcam beloven dat je je vrouw binnenkort gaat verlaten, voelt toch niet helemaal hetzelfde aan als in real life. Echter, goede huisvaders als we zijn, bijten we op de tanden en houden we ons plichtsbewust aan de maatregelen. Enkel zo winnen we de strijd tegen dit verdomde virus en kunnen we binnenkort weer zoals voorheen op eender wie kruipen, zonder angst om er meer dan een paar levens mee te verwoesten. Sterk blijven is de boodschap, vrienden.

Hans Verhaegen
24 0

Het loopt tegen honderd per uur in het honderd

Als ge Google Maps, Waze en Booking.com van het voorblad van uw gsm haalt,als ge op zondag poetst en midden in het leggen van een proper tafelkleed aan iets anders begint. En een half uur later ziet ge dat kleed zo half rechtgetrokken en ge weet niet meer waarvoor ge die handeling nu eigenlijk onderbroken hebt,als ge later de plakband in de koelkast vindt, tweede schap, tussen de mayonnaise en – oeps - de nagelknipper,als álle bloemblaadjes van uw tulpen vallen en ge ze nog even prachtig vindt,als de uitgebloeiden nog een volle week mogen pronken op uw tafel en gij (wie anders) blíjft ze mooi vinden. Ge denkt zelfs over een verhaal met als titel De uitgebloeiden,als ge de verkeerde kookplaat aanzet onder de aspergeslierten en vervolgens een lege pan drie uur laat droogbakken,als ge uw boodschappen twee dagen lang in uw fietstas vergeet- maar ik hád toch boter gekocht?als ge gaat wandelen en wel drie verhalen tegenkomt, waarvan één met een hondje,als ge uw hoofdtelefoon opzet en Bart zomaar ineens zingt dat de hemel zonder liefde niet kan bestaan enals ge denkt: de wereld ook niet en uw wandeling eindigt met een duif die op uw kop schijt,als ge een kaartje in uw brievenbus vindt en u verslikt in uw geluk,als ge net voor het slapen gaan toch nog een koffie maakt en vergeet een cupje in uw machine te doen. Als ge vervolgens uw bakkes brandt aan dat heet schotelwater en uw kop laat vallen en in uw eentje begint te lachen, want scherven brengen geluk, waarna ge de halve nacht wakker blijft om te checken wie er wanneer online was en dus zeker niet is doodgegaan,als er heel veel nachten na elkaar niemand is gestorven van wie gij houdt en ge nu met zekerheid wéét dat het klopt, van die scherven, en ge zet alweer koffie, mét cupje. Ristretto, de strafste die er is, want zo dadelijk moet ge werken, online teamen,als ge de raad van Tine opvolgt. Embrechts. Teamen zonder broek,als ge beseft dat het heel egocentrisch lijkt wat gij gedacht hebt, wat ge denkt  – alle mensen van wie ik hou zijn veilig–  Nu. Nog. Maar. Ge gunt het iedereen. Precies hetzelfde. Echt. Daar wilt ge uw hele servies voor kapot gooien. Ge maakt maar weer een ristretto. Rijmt op regretto,en- guess what? Ge verkloot het alweer. Door er dubbel suiker in te doen. Het is middag en gíj hebt uw kamerjas nog aan. In uw zak vindt ge een vork. Dan zijn het Vreemde Tijden.

Goedele Billen
76 1

De praatjesmaker

We zijn een pakjesvolk geworden. Een cadeautjesvolk. We openen de aan onze voordeur geleverde pakjes alsof het geschenken zijn. Terwijl we goed weten wat er in zit. Het resultaat mag hetzelfde zijn, het voorspel (als u mij dat woord hier toestaat) is anders. Neem een boekhandel. De zaak waar je zowel nieuw als tweedehands koopt en in diverse steden een vestiging heeft, is een verdwaalparadijs. Meestal weet ik vooraf welk boek ik zoek, maar een uur later zitten er meer exemplaren in de bruine papieren zak. Een echt cadeautje. Ook het maken van een praatje bij de aanschaf van het boek is anders. Trouwens, iemand die graag praatjes maakt is nog geen praatjesmaker. Dat zeggen we tegen een bluffer, een dikdoener of een stoefer. Maar een stoeferke is dan weer een doekje dat mannen in het borstzakje van hun blazer steken. Soms zijn die mannen ook stoefers. Maar nu verdwalen we in het taalparadijs. Terug naar het praatje. In de boekhandel kan het over de aangeschafte boeken gaan, of je krijgt zomaar voor niets een boekentip. Aan de voordeur is dat anders. Toen ik onlangs aan onze deur een pakje in ontvangst nam, een boek, was de pakjesbezorger niet meteen te zien. Het boek lag op de grond en hij stond al bij de buren. “Moet ik niets tekenen?”, vroeg ik hoopvol. “Nee, dat is prima zo. U mag het meteen uitpakken”, zei de man vriendelijk. Ik wilde nog een praatje maken, maar de man had duidelijk geen tijd. De buurman was al naar binnen. Ik hoorde zijn inpakpapier nog ritselen. En daarna een stil gilletje van geluk. Terug in de woonkamer had ik niet meteen door dat ik tegen mezelf “mooie aankoop” en “veel leesplezier” zei. Ik zag mijn vrouw kijken. Mijn daarop volgende grijns maakte het niet beter.  

Rudi Lavreysen
7 0

Ergens waar men elkaar geen hand geeft

    Steden waar men elkaar geen hand geeft. Meer nog, deze mensen mijden er zelfs alles wat de eigen handen vastnemen. Zij hebben een diepe, lichamelijke afkeer van alles wat door hun handen gaat. Eigenlijk zijn armen er een overbodig ledemaat.     Zo wordt de overdracht van goederen of voorwerpen –een geschenk, geld, een aankoop– via handen daar vermeden. Indien het dan echt moet, iets vastnemen, wordt het allereerst neergezet. Tot ze vervolgens haast over hun nek gaan en het ding met afschuw vastnemen als betrof het een dood dierenlichaam.     Wat je daar wel ziet, en je kent deze beelden van twintigste-eeuwse stuntmannen bij ons, zijn arbeiders die een treinwagon met hun tanen voorttrekken. Zoiets kan natuurlijk wel. Beslist, je vindt daar slaven met een machtig gebit.     Omdat men daar van letterlijk alles wat de handen vastnemen vies is, hebben deze mensen een persoonlijke perimeter ontwikkelt waarbinnen ieder vrijelijk ageert. Ongeveer zoals Da Vinci het met de Vitruviusman reeds optekende, leeft men daar in een universele, meetkundig perfecte afstandelijkheid. Het is de diameter van ieders handbereik. Wees gerust, daarbinnen wagen anderen zich niet. Men noemt het daar ‘het Aura’.     Hoe de mensen daar communiceren? Anders dan in warme handdrukken of de expressieve gebaren van een Italiaans handelaar heeft men daar een nieuwe communicatievorm ontwikkelt. Zo knipperen zij eens extra met de ogen. Zo hebben zij een nieuwe taal aan wimperslagen uitgevonden. Zeg maar morse met de oogleden.     Plots sta je er tegenover een vreemde zoals twee dieren plotseling elkaar tegenkomen. Even verroert men niet. Intuïtief valt een eerste, angstige blik op die handen. Vervolgens bekijkt men nauwkeurig elkaars ogen. Beter gezegd: wimpers en oogleden.     Een bibberend ooglid. Eén scheel oog. Een zwaluwslag met de wimpers. Wat het te beteken heeft? Deze mensen wisselen een zorgvuldige, gereserveerde taal uit en begrijpen elkaar vanop veilige afstand. Eén detail kan beroeren. Eén wenk volstaat. Enkel vijandschappen schudden er elkaar de hand.     Ze hebben zelfs een telescoop ontwikkelt die ze zonder handen kunnen bedienen. Ongeveer iets als een mondharmonicabeugel, diens scherpte deze mensen bijstellen met slechts het fronsen van de wenkbrauwen. Zo observeren zij in microscopische precisie elkaars minutieuze ogentaal.      Door de buis van de telescoop: Een mopje! Iets schattig. Een gore opmerking. Verliefde blikken. Dyslectische pupillen. Zakelijk gepraat. Het gaat allemaal via de ogen en deze mensen hun wimpertaal. Een stotteraar? Iemand die een wimper verloor.      Ontmoetingen daar als stond men aan weerzijden van een deur en gleurde men door het sleutelgat. Zo kijkt men elks door zijn telescoop in de ander zijn open ooglid. Dat noemt men daar dus een onderonsje, ongeveer op anderhalve meter van elkaars Aura.      Enkelen houden daarbij een potlood in de mond en noteren vervolgens de coördinaten van elkaars oogleden. Iets zoals sterrenkaarten bij ons. Dichters die zo juffrouwen hun ogenbruin beschrijven.     Daarom geen bedelaars daar met gestrekte hand, maar enkel met wijdgeopende oogleden. Trouwceremonieën –het ja-woord— als zeven keer horizontaal met de ogen knipperen. Opgelet, want zeven met de pupillen keer rondjes in tegenwijzerzin draaien betekent iets anders: Tournée générale. Verliefden die elkaar nooit aanraken. Hoe men er voortplant? Tja, men weet het niet.     Vrouwen worden er niet aangerand. Tenzij met beledigend oogcontact. Geweld kent daar andere, handvrije vormen. Zij zijn letterlijk vies van alles wat de handen passeert. Eten? Het liefst staat men voor zijn ontbijt happend aan de fruitbomen. Of men drinkt er zoals de dieren uit plassen en rivieren, zo vermijdt men het helaas noodzakelijke. Geen schouderklopjes. Geen gevechten.     Zichzelf met de voeten bedienen kan natuurlijk ook. Je vindt daar vast wel enkelen die handig genoeg zijn om een taart met hun tenen en een groot mes aan te snijden. Het schijnt dat in deze bizarrre steden zelfs uit het staartbeentje van sommige inwoners opnieuw een staart is gegroeid, waarmee zij zich bedienen. Survival of the fittest. Daar is niets mis mee.     Schrijven? Neen. Of in een kraaienpotengeschrift met de tenen. Dat verklaart iets van de krabbelige, onleesbare brieven die men eens uit deze streek ontving. Doet het een belletje rinkelen? Juist ja, daar kwamen die vreemde brieven dus vandaan. Vertellen kan daar wel natuurlijk. Toch het spreken is het mooist wanneer het met de ogen gebeurt.     Deze mensen hebben zichzelf opnieuw uitgevonden, of alleszins hoe ‘menselijkheid' zich manifesteert. Geen dieven met koevoet. Geen politie met matrakken. Geen koks met een grote soeplepel. Geen kinderen die in de herfst bladeren verzamelen. Geen schelpjes op het strand. Geen overwinnaars die triomfantelijk de beker in de lucht steken. Geen pianostemmers. Geen vaandeldragers. Geen vlindervangers. Geen dokters met spuiten. Geen rozenverkopers die breedlachend met hun boeket het café binnenvallen. Tenzij uiteraard in alternatieve versies met voeten of staart.     Het is vreemd hoe alles in deze steden is geworden. Hoe deze mensen, deze cultuur, zich heeft ontwikkelt? Zoals vermoedelijk alles in de geschiedenis: noodzakelijk geworden toeval. Echter enkele historici en antropologen menen dat deze mensen hun diepe afschuw tegenover de handen mogelijks uit het feit ontspruit, dat zij nooit wc-papier ontwikkelt hebben.                            http://jensvydt.be/blog

Zduma
31 1

Massale onvrijwille doodslag in rusthuizen

WAARSCHUWING : deze titel behoort tot de categorie ‘fake news’ en de onderstaande column is pure fantasie.   Nog geen jaar geleden, het was juni, de zon zomers en het asfalt rond het rusthuis warm. Met zijn vijven zaten we rond een rechthoek, een tafel in een kleine vergaderruimte van Westervier, een rust- en verzongingshuis te Sint-Kruis (Brugge). ‘Je mag blij zijn dat ik een plaats gevonden heb’, was de repliek van mijn zus geweest op mijn minder enthousiaste reactie na de opname van mijn moeder in dit rusthuis, en dat 'het op aanbevelen van de geriater was’. Ons moeder zat daar in die kamer, of beter lag daar de ganse dag op dat bed, het centrale meubelstuk. Het was een tegelijk haar slaapkamer, living, en verveelruimte, maar ze had geluk, haar kamer was aan de noordoostkant van het gebouw, de ochtenzon kon zonder argwaan binnenschijnen en kreeg verder weinig kans om de kamer al te veel op te warmen gedurende de rest van de dag. Maar na een maand of drie vond ze het genoeg geweest, mijn moeder. Ze wilde terug naar huis. Ik beloofde haar het nodige te doen en daar zaten we, enkele dagen later, aan die tafel in die vergaderruimte. Het lijkt me ook bedroevend dat bij die ouderen doorgaans de indruk gewekt wordt dat ze niets meer zelf te beslissen hebben -ook al zijn ze nog volkomen rechtsbekwaam-, dat daar eerst over beraadslaagd dient te worden, met alle kinderen, met de huisarts en de verantwoordelijke van het rusthuis. Ik had me niet aan een situatie één tegen allen verwacht. Ik bleek de enige te zijn die nog echt oor had voor de wensen van mijn moeder. Het rusthuis zou een veiligere, meer stabiele plaats voor mijn moeder zijn. Opgesloten was ze daar niet. Het scheelde niet veel. Maar wij -dat zijn mijn moeder en ik-, wij hadden er genoeg van. Dit was niet de omgeving waarin mijn moeder haar laatste levensjaren wilde slijten, waar ze wilde wachten op de dood en enkele weken later, nam ik haar mee naar mijn huis, waar ze stilaan weer tot leven kwam, taken in het huishouden weer op zich nam. Het huis van mijn moeder had mijn zus al willen verkopen. Het bleef van mijn moeder. Ze woont er nu weer, in haar eigen huis, ver weg van die rusthuizen, die nu stilaan echte doodshuisjes worden. Oké, het is goed gelopen voor mijn moeder, ze is beter geworden, ze woont weer zelfstandig in haar eigen huis, maar ze had even goed bij ons, bij ons gezin mogen blijven, in quarantaine desnoods, en ik heb het niet gelezen in het 10-puntenplan van Wouter Beke, om zoveel als mogelijk ouderen die nog gespaard bleven van covid-19 op te nemen in het gezin van één van de kinderen. CD&V, de partij van het gezin, die zoiets niet eens voorstelt. Wake up, Wouter, rusthuizen zijn een ziek symptoom van een zieke tijd, waar het eigenbelang voorrang krijgt op de zorg voor de eigen ouders en ik durf zelf te stellen: wie midden maart, toen het duidelijk werd wat ons te wachten stond, zijn ouder niet uit zo’n ziek rusthuis redde, die heeft nu stront aan de knikker, die is nu mede verantwoordelijk voor de dood van zijn eigen moeder of vader. De passiviteit van éénieder die een ouder in een rusthuis heeft, mag gerust misdadig genoemd worden. Besef dat je een leven had kunnen redden en wat je naliet, dat je een doodsvonnis velde over je eigen vader of moeder. Is dat cru gesteld? Kan zijn. Had je iets kunnen doen? Ja! Om een leven te redden? Hoogstwaarschijnlijk! Slaapwel, Wouter. Slaapwel, kind dat zijn vader of moeder achterliet in het rusthuis. Hun dood aan corona mag gerust op je geweten liggen en het proces over de onvrijwillige doodslag zal niet gevoerd worden. Je gaat vrijuit. Dat is normaal in deze zieke tijd.

Roderick Podenco
0 0

Impressie van een moment

  Hoe de bomen hun bladeren wiegen en in bloei staan, is de rust zelve. Een traag maar zeker ontwikkelen, zich niets aantrekkend van auto’s en mensen die om hen heen stuiven zonder om zich heen te kijken. Van alle kanten komend, steeds haastig op weg naar die ene belangrijke bestemming. In beweging blijven en vooral niet stoppen, vooral niet… Ik ben gezegend, en niet gezegend, om het laatste hoopje dagen thuis te mogen doorbrengen. Te zien hoe de bladeren zich vrolijk wentelend open krullen, zich naar de zon richten zoals ik. Wilde bijen huizen kennelijk in minuscule gaatjes in de hoeken van mijn vensters. Er staat een boompje pal voor de twee wijd opengeslagen deurramen van mijn appartement en ik ben er al gehecht aan geraakt. In amper datzelfde hoopje dagen spreidde het haar bladeren uit als een kind zijn vingertjes die om een snoepje vragen. Ik heb het bizarre gevoel ook al enkele mensen te kennen omdat er zich kleine patronen reveleren in het dagelijkse leven. Dat gebeurt altijd wanneer je ergens voor een langere tijd zit of terechtkomt en het is boeiend om ze telkens in het oog te krijgen.  Trefzeker de hand opsteken naar de buurman van recht tegenover me, de man die op mijn vader lijkt en met zijn bestelwagen allicht maaltijden rondbrengt en de zwarte dame die telkens de hele straat al bellend doorkruist. Toen ik vroeger, of moet ik zeggen precorona, dagelijks treinde naar het werk dan waren daar diezelfde mensen op mijn route. Het tijdstip van ontmoeten klokte soms griezelig gelijk met de dag ervoor en de dag daarvoor. Een randgedachte: dit gegeven vervulde me soms met een onbehaaglijk gevoel. Het gevoel in een soort van ‘loop’ te zitten. Je kent dat wel, niet? Weet je, ofschoon er donkere wolken bedreigend kijken tijdens deze zonnige dagen, probeert alles zijn gangetje te gaan.  En alle kleine dingetjes. Ik zie ze nu, want ik hang erboven met een vergrootglas. Het subtiele roteren in de natuur en de dagelijkse wereld. In mezelf. Vertraagd, verdiept kijken naar binnen en buiten.  Eigenlijk is er niet meer nodig dan dat.   

lisette
23 0

Garagetalk in First Dates

De blind dates uit First Dates brengen menselijkheid terug op de menukaart van reality shows. Geheimen die mensen doorgaans binnen hun eigen keuken houden, worden tussen de soep, de patatten en wat alcohol vrij moeiteloos en zonder schroom op de borden gegooid. Om connectie met de tafelgenoot te vinden in de hoop dat de vis bijt, om kijkcijfers te halen in de verwachting dat een snuifje gevoeligheid en eerlijkheid zonder al te veel knippen en plakken, kijkers naar een volgende aflevering doet terugkomen. Twee keer per week op restaurant is een gezonde dosis frequentie. Op die ene aflevering na waar mensen op sociale media en naar de VRT schreven dat bepaalde uitspraken van een kandidate over de Marokkaanse roots van haar tafelgenoot niet echt passen bij een sterrenmenu en zo de chef op het matje riepen. Mensen kauwen niet altijd hun woorden. Wat ze sinds lang denken maar nooit mogen zeggen, krijgt de kans om voor heel Vlaanderen aanhoord te worden. Dat denken is ook maar menselijk en valt niet zomaar uit de lucht. Je kan kritiek geven op het format van First Dates en de keuze van de VRT om wat voor sommigen gewaagde uitspraken zijn, uit te zenden. Voor redacties van dit soort programma’s zijn deze momenten waar we mensen uitgekookt, overgaar of zelfs in hun meest rauwe versie zien, hun broodwinst. Voor de gewone mens is het als aan de toog zitten van een bruine kroeg waar nog stiekem gerookt wordt. Laat ons niet vergeten dat First dates voor vele mensen aan die tafel ook een garagetalk is. Je kan er met een sociologische blik naar kijken, je kan analyseren hoe de kronkels in onze maatschappij werken en beseffen dat veel geesten vervuild zijn door politieke systemen waarin diezelfde mensen vastzitten. Je kan ook kijken hoe de rollen man/vrouw nog steeds verankerd zitten in onze maatschappij, corona of niet. Die maatschappij gaat echt niet meteen veranderen. Je kan ook stellen dat een programma met een script als: “Hmm, dat ziet er lekker uit!”, “Je hebt mooie ogen” en “Jij hebt een mooie glimlach” niet hoogstaand televisie maken is. En evenmin boeiend is voor de kijker. Mensen schieten graag op de messenger maar vergeten naar de kern te gaan. Dat is van alle tijden.  Laat mensen gewoon aan tafel of aan de toog spreken. Laat ze zeggen wat ze te zeggen hebben. Ga verder dan hun garagetalk die ze houden in een pseudo-chic restaurant. Garagetalk wordt snel garbagetalk. Maar laat ook de tegenpartij aan het woord. Ontrafel eerder de systemen. Zoek naar het waarom mensen zoiets zeggen. Onderzoek hoe het discours ook aan tafel heeft plaats genomen en zich ongevraagd in de discussie heeft geworpen, maar schiet de mensen niet gratuit af. Geef niet ondoordacht en ongezouten een mening op een mening maar probeer iets op te dienen dat er staat. Met pit en met een goede afdronk. En dan hebben we een goed programma en kan het iedereen smaken.

Erwin Abbeloos
20 0