Zoeken

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 2)

Drie weken na het afschilferende bankje stond Lys op een trap die geen einde kende. Letterlijk. Ze was begonnen op de begane grond, op zoek naar een kop thee in een gebouw dat ooit een postkantoor was geweest, maar nu vooral dienstdeed als plek waar dingen verloren gingen: sjaals, gedachten, en af en toe een dinsdag. Halverwege de trap verloor ze haar evenwicht in haar hoofd en gedachten. Haar horloge sprong ineens naar 14u48 terwijl de klok op de muur 11u03 bleef volhouden. Ze keek omlaag. De vloer leek verder weg dan logisch. Ze zuchtte en besloot stil te blijven staan. Misschien zou de tijd vanzelf weer gelijk lopen met haar gedachten. En toen hoorde ze iets dat klonk als een elektrische tandenborstel in gevecht met een grasspriet. Mauro. Hij verscheen op de trap, drie treden onder haar, met een koffer vol cassettebandjes die op onverklaarbare wijze begonnen te zingen. Eentje floot het eerste deel van “La vie en rose” achterstevoren. Een andere spuugde ritmisch de naam “Persephone, Persephone, Persephone.” “Ben je ook je tijd kwijt?” vroeg hij, alsof dat een gebruikelijke openingszin was. “Ja,” zei Lys. “Ik geloof dat mijn onderarm in een andere tijdzone leeft.” Hij knikte. “Die van mij ook. Bovendien communiceert mijn agenda, sedert deze ochtend, in morsecode. Punt – streep – punt.” Ze gingen naast elkaar op de trap zitten, koffer tussen hen in.Een cassettebandje ontsnapte en stuiterde traag naar beneden. Mauro keek het na alsof het een besluit had genomen dat hij moest respecteren. Plots, zonder verklaring, begon het gebouw zachtjes te spinnen. Of misschien was het maar een gevoel. Gegrom van een lege muren. Lys pakte een appel uit haar tas. De appel had een gezichtje dat iemand erop getekend had, met potlood en onzekerheid. “Wil je de helft?” vroeg ze. Mauro schudde zijn hoofd. “Ik eet alleen fruit dat geen gevoelens uitstraalt.” Ze knikte begrijpend en legde de appel voorzichtig op een hogere trede, als een offer. “Ik heb je vis bewaard,” zei hij toen.“Wat?”“Van het boek. Die halve. Ik vond hem op het bankje, onder een melodie die zichzelf afspeelde zonder geluid.” Lys keek hem aan alsof hij net haar grootmoeder had geciteerd in een vergeten dialect. “En... leeft hij nog?” “Hij fluistert,” zei Mauro. “Maar enkel als je heel stil bent, en je hoofd een beetje scheef houdt.” Ze hield haar hoofd scheef. En heel even, héél even, leek de trap te ademen. Toen vielen ze allebei tegelijk naar boven, niet echt,maar op een manier die voelde alsof er plots iemand een nieuwe bladzijde begonin een boek dat ze dachten uitgelezen te hebben.

Piet V.
9 1

De schaamte voorbij

Ding-dong!  Verdomme. Helemaal alleen thuis. Wat haat ik dit. Het is nooit goed nieuws als de deurbel onverwachts gaat. Er zal toch niks gebeurd zijn? Rustig blijven en goed nadenken. Kroost is nog maar net vertrokken. We hebben niks besteld, dus is het geen pakjesbezorger. En bezoekers kondigen hun komst aan, dat weten ze. Ik hou niet van onverwachts. Zelfs als kind stormde ik niet meteen naar de voordeur als de bel ging. Integendeel, vaak verstopte ik me, al was ik toen ook al uitermate nieuwsgierig. Hondsnieuwsgierig zeggen we dan. Het is nergens goed voor. In het Engels is dat 'Curiosity killed the cat'. Hond of kat, kat of hond, al te nieuwsgierig is niet gezond. Mijn god. Waarom nu? Ik zat net op m'n gemakje aan de keukentafel koffie te slurpen in mijn favoriete oversized slobbertrui. Ik koop mijn kleren graag een maatje te groot, omdat ik daar op een of andere manier rustig van word. En ik was rustig. Tot nu. Koffie. Ik ben een koffieleut. Leut is trouwens een synoniem van koffie. Net als 'slemp', 'pleur' en 'slobber'. Hé, daarom draag ik misschien onbewust mijn slobbertrui. Gezellig. De geur van koffie maakt me altijd een tikkeltje nostalgisch. Een bakje troost, zegt men weleens. Geen hond weet waarom. Geen hond is nieuwsgierig genoeg om te weten waarom. Katten wel. Vroeger had je zelfs koffie van de Zwarte Kat. Die was goedkoper, een beetje trendy en voornamelijk gericht op jongeren, lees ik op mijn smartphone. In 1968 overgenomen door Douwe Egberts. Wel, wel, wel ... Ding-dong! O ja. De bel. Sinds vorig jaar hebben we een nieuwe voordeur, met melkglas. Koffie met melk is ook niet verkeerd. Tenzij het melk met koffie wordt. Misschien is het de melkboer! Nee. Dat kan niet. Die komt al niet meer langs sinds 1982, toen ik tien was. Volgens mij bestaan er zelfs geen melkboeren meer, en als ze wel nog bestaan, zijn het waarschijnlijk Chinezen. Niets op tegen, hoor. Chinezen zijn propere mensen. 'Bij mij is alles zuivel,' zou mijn Chinese melkboer zeggen. Trots en zelfverzekerd zou hij zijn. Hij zou zichzelf de beste melkboer van de hele wereld vinden, van het heelal, van het universum. En wat later zou hij met de melkweg zijn.  Ding-dong, ding-dong! Oké, ik kom al! Juist, en dan kom ik in de hal en herinner ik me dat er van die vierkanten in de nieuwe voordeur staan. Drie vierkanten waarvan de contouren doorzichtig zijn. Een prachtige uitvinding, want zo kan ik een preview krijgen van wat (er op) me te wachten staat. In dit geval twee blote bruingebrande meisjeskuiten, bijzonder mooie. Jonge. Dat kon erger. In luttele seconden schakel ik van schuchter naar schrokkerig.  Automatisch doe ik de deur open en wat later mijn mond. Al is dat eerder vallen. Klanken produceren is er niet bij. Kriebelend testosteron aanmaken wel, enkele echelons lager. Ik weet niet wat ik voelde. Opwinding, spanning, begeerte, lust, schaamte ... Ze droeg een wit hemdje. De drie bovenste knopen waren niet dicht. Open dus. Glooiingen ... en zoveel mooie dingen. Daaronder een kort plooirokje, maar dat kan ik niet beschrijven. Mijn inkt zou spontaan wegdruipen. Ja, juist, ook schaamte. Het kind kan nooit ouder dan zeventien geweest zijn. Ik ben een vieze oude man. Toch lach ik zomaar wat. Zij ook, al doet ze dat duizendmaal mooier en vertelt ze ondertussen iets over een jeugdbeweging, en voordelen (het woord alleen al, in combinatie met dat open hemdje) en nog iets over een kamp of een reis. Weet ik veel. Ik zie alleen een paar kersrode volle lippen op en neer gaan en af en toe gelikt worden door een lichtroze tong, twee smaragdgroene ogen en een perfect meisjeslichaam om naar te smachten. Plots zwijgt ze. Ik zucht diep. Dat is een natuurlijke reactie van mijnentwege. Spontaan. Een soort inwendige airco. Mezelf afkoelend.  Tussendoor zei ze iets van zeven euro. Ze kwam leuren. Wat ik al vreesde. Nu moet je weten dat ik allergisch ben voor huis-aan-huis verkopers. Niet omdat ik gierig of zuinig ben, nee, het is opnieuw dat onverwachte. Ik geloof niet in impulsieve aankopen. Zo kwamen hier een paar jaar geleden al kleine jongetjes wafels verkopen. Vanille- en chocoladewafels. Apart verpakt en aldus uiterst hygiënisch, zei het welbespraakte sproeterige en best wel schattige woordvoerdertje van het zesde leerjaar van de buurtschool. 'Wij lusten geen wafels,' zei ik op monotone en emotieloze wijze. Weg, leurders. Kalenders van de brandweer? 'Wij kijken nooit op zo'n ding. Wij plukken de dag.' Een luchtfoto van uw huis, gisteren gemaakt vanuit onze helikopter? 'Nee, bedankt, ik heb hoogtevrees.' Stickers ten voordele van de hondenclub? 'Wij hebben geen hond. Of jawel, toch wel. Maar wij plakken niet.'  'Zeven euro is niet veel, hoor. Het is heel zacht en heeft verschillende lagen, met een bloemetjesmotiefje in roze, geel en lichtblauw. Kijk, er zitten wel zes rollen in.' Net toen ik wilde zeggen dat wij niet kakken, boog ze voorover om een pak van het spul op te nemen. Jongens, wat een weelde. Ik ga er verder niet op in. De inkt, weet je wel. Daarna begon ze haar marchandise te aaien. Ze was dus warempel omgeven door minstens zeven pakken toiletpapier.  'Doe mij maar twee,' reageerde ik vunzig vocaal, ergens tussen fluisteren en hijgen. Ik gaf haar vijftien euro (mijn portefeuille had ik toevallig binnen handbereik, net als zoveel andere dingen, maar ik maakte er geen misbruik van) en fezelde dat ze die euro mocht houden, voor haar medemembers, of zoiets. Terwijl ik stond te stuntelen met twee pakken wc-papier raapte zij er behendig vijf op, bedankte me uitvoerig en stapte gezwind met haar pumps door het grind naar de buren. Ik keek en genoot na. Vijftien euro en een paar druppels lichaamsvocht armer, maar twaalf rollen zijdezacht pleepapier, een goede daad en een avontuur rijker. Ondertussen ben ik ervan overtuigd dat ze achttien was. De schaamte is voorbij.

Danny Vandenberk
4 2

De wolvin met gele ogen

In een klein dorpje, gelegen tussen hoge bergen met oude bomen en nog oudere magie zingen de stamoudsten voor hun god. Ze loven hem, spreken tot hem, offeren voor hem, geven hun voedsel en zekerheid op voor hem en bidden tot hem, met niets dan hoop op een antwoord. Ze zingen over wolven.In de tijden voor die dag, was er nog nooit iemand geweest die zo'n beest gezien had. Niemand was ooit getuige geweest van haar scherpe tanden die glinsterden in het maanlicht, niemand had haar zilveren vacht die helder afstak tegen het rood van het bloed op haar poten gezien en al zeker niemand had haar ogen ooit gekend, die ogen vol gevoel, als een onbegrijpelijke, woeste storm die op je afraasde. Toen dook het wezen op in hun bos. Het verscheurde hun hindes en hun konijnen en hun kinderen als ze te ver afdwaalden. Geen van hen had ook maar enig idee waar ze vandaan kwam of wat ze was, en dus keerden ze zich naar de hemel voor antwoorden.Hun god reageerde niet meteen. Het was pas toen hun leider een schaal vol wijn en geplette abrikozen boven zijn hoofd hief, het lied overschaduwde met zijn gebed en smeekte in de naam van de kinderen die ze kwijt waren dat hij met de zwarte ogen van een bezetene de lege schaal terug op de grond zette en zei:“De wolf jaagt, dag in, dag uit, omdat alleen ons vlees eetbaar voor haar is. Ze neemt onze kinderen omdat onze aarde haar vergiftigd en ze wil leven, ze wil zo graag leven. Maar zie hoe ze elke dag huilt naar de maan, haar thuis, haar wereld, waar de raven haar van hebben bestolen. Zie hoe de rouw in haar ogen woelt wanneer het bloed haar bek bevlekt en de dood aan haar kleeft. Ze verlangt naar haar thuis, mijn vrienden, dus laten we haar in stilte laten treuren om dat wat ze verloren is. We verbranden onze doden en snijden hun assen in onze huid, geven hen wat hen toekomt en schenken dan ons woud aan de wolvin. Wees niet hoogmoedig, en probeer geen wraak te nemen. De vrede zal heersen zolang we deze overeenkomst respecteren.”Wanneer de ogen van de man terug donker, diepgroen kleurden en de god hun gebedshuis verliet stond het meisje tegenover hem op. Zij was de priesteres die het koor leidde. Ze sloeg drie keer op haar borst, slaakte een kreet die het koor stop zette en spreidde haar armen. Voor haar hele dorp om te horen riep ze:“Laat het geweten zijn dat een monster bij ons leeft! Laat het geweten zijn dat verdriet en pijn haar wapen is, niet haar tanden! Laat het geweten zijn, vrienden, hoed u voor de geelogige, de voormalige bewaakster, onze vloek!”De mensen hoorden haar aan. Ze deden wat hun opgedragen was, ze hielden hun kinderen weg van het woud met verhaaltjes en sprookjes die de kleintjes fluisterend aan elkaar doorvertelde. De moedigsten van hen kerfden paden om de rest van het land te bereiken zonder de wolvin te storen, hun jagers bekeerden zich tot de landbouw en hun houthakkers begonnen met graven naar steen om hun huizen te bouwen. Ze bleven weg van haar.En terwijl de mensen afscheid namen van hun woud was er de wolvin. Zij keek naar boven, naar de maan die grotendeels verborgen was achter dikke wolken en ze huilde. Ze huilde omdat ze niet wou sterven en ze huilde omdat ze moest doden om te leven. Ze huilde, en ze blijft huilen, want als deze wolvin uiteindelijk haar leven zal geven aan een pijl die door de lucht vliegt zal haar dochter ook moeten doden en leven en er is geen manier waarop zij die cyclus kan stoppen. Ze was een monster. En ze kon er niets aan veranderen.

Nona3ssens
8 1

Non-Logics Times

De waanzin heeft het van gezond verstand gewonnen. Het gezond verstand heeft het van de waanzin verloren. Welcome in the 'Non-Logics Times'. De knettergekke wiskundigen die zich al jarenlang met deze materie bezig hielden zullen zich verkneukelen. Hun theorieën zijn waarheid geworden.  De non-logica, de chaostheorie van Nobelprijswinnaar Prygogyne, .... Allemaal wiskunde en fysica en bijgevolg ook onderhevig aan de natuurwetten, zoals u en ik.  We hebben de woke gehad, de Corona pandemie, de non-logica tijden vertalen zich dat zoveel jongeren mentaal in de knoop zitten. En de jeugd is de nieuwe toekomstige generatie die later het roer zullen moeten overnemen van de vorige gardens. Er komen nieuwe tijden aan, er komt verandering aan. Boudewijn De Groot had het al in de jaren '60 van vorige eeuw bezongen. Die man was een visionair.  Ik geloof oprecht dat het gezond verstand het terug van waanzin zal winnen. Gelukkig hebben niet àlle mensen hun gezond boerenverstand verloren en zal het écht wel terug goed komen. De politici, wetenschappers, kunstenaars, artiesten,... van morgen zullen echt wel collectief samenwerken om de mondiale uitdagingen aan te pakken en proberen op te lossen, als ze tenminste goed worden opgeleid een andere boodschap hebben meegekregen. Positiever, optimistischer, hoopvoller, dan een boodschap vol haat, geweld, agressie, oorlog,.... Want dat brengt ons gewoon nergens. En ik wil ergens naartoe.  Pascal Claes  14/4/2025©

Canniball
8 0

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 1)

Het was een bankje zoals alle andere bankjes in het park: houten latten, ijzeren poten, lichtgroene verf die op sommige plekken afbladderde als oude schaamte. En toch was dit het enige bankje waar Lys wou zitten. Niet omdat het beter zat, maar omdat het geluid maakte. Een zacht, ritmisch gekraak wanneer je ging zitten. Alsof het even moest nadenken voor het je toeliet. Ze zat er die namiddag met een oud dagboek op schoot. Niet van haar. De kaft was zwart, de bladzijden vergeeld en ruikbaar. Ze had al één vogel gevouwen, een roos die per ongeluk ontstond, en een halve vis waar ze nog geen verhaal voor had. Haar vingers dansten op het papier terwijl haar hoofd ergens anders was — waarschijnlijk in een herinnering die niet de hare was. Toen hoorde ze het. Eerst de voetstappen. Zacht, bedachtzaam. Dan de klik van een cassettespeler. En toen — flarden van geluid. Een trein die vertrekt. Een lepel die zacht tegen een kopje tikt. Een kind dat "waarom" vraagt, meerdere keren, steeds zachter. Ze keek op. Hij stond aan de overkant van het pad. Mauro. Hij hield een draagbare recorder in zijn hand, alsof het een breekbare gedachte was. Hij keek haar niet aan. Niet echt. Maar hij had haar wel gezien. Ze legde haar vis neer. "Jij neemt de werkelijkheid op, hè?" zei ze. Hij knikte, maar zei niets. Hij drukte op pauze. De wereld werd weer leeg. "Mag ik?" vroeg hij, en wees naar het bankje. "Het maakt geluid als je gaat zitten," waarschuwde ze. Hij glimlachte. "Ik weet het. Daarom juist." Hij ging zitten. Het bankje kreunde tevreden. Ze zwegen samen. Alsof ze allebei wisten dat woorden op dat moment iets zouden kapotmaken. Na een tijdje legde zij haar hand op het boek. Hij haalde een cassette uit zijn jaszak en gaf het haar. Geen etiket. Geen titel. "Ik heb iets opgenomen voor wie vouwt zonder reden," zei hij. Ze nam het aan alsof het breekbaar was. Alsof het iets ouds bevatte dat nog moest gebeuren. En toen — zomaar, zonder aankondiging — moest ze lachen. Voluit. Ze sloeg een hand voor haar mond. Hij lachte niet. Maar zijn ogen deden het wel. Alsof ze een geluid hoorden dat hij nog niet had opgenomen, maar wel al kende.

Piet V.
16 1
Tip

MAN MET LANYARD

Terwijl ik me weer eens zat te verliezen in een reflectieve zelfkastijding, stapte er ter hoogte van Stadshagen een man op. Hij droeg een lanyard rond zijn nek, met zo’n typische naambadge waarop naam en functie prijkten. Ik kon geen van beide lezen — hij stond net iets te ver — maar als ik mijn ogen toekneep, meende ik ‘Simon’ te lezen. Ik was niet de enige die naar hem keek; ook mijn reisgenoten leken ontvankelijk voor zijn onverklaarbare aantrekkingskracht, al had hij niets bijzonders. In zijn zwarte jeans en lichtblauwe polo, met daarover een bruin jasje dat leek te horen bij het seizoen dat nooit helemaal begint, had hij iets nonchalants. Zijn donkerblonde haar, kort en al iets dunner boven de slapen, verried een tijd die sneller liep dan zijn leeftijd — ik schatte hem amper dertig. De rechthoekige bril op zijn neus gaf zijn gezicht een haast bedachtzame strengheid. Zijn blik was gefixeerd op zijn telefoon. Hij had niet door dat er naar hem werd gestaard. Er leek een gemak van hem uit te gaan — haast benijdenswaardig, alsof het leven zich naar hém schikte. Het was die idiote lanyard. Het maakte hem belangrijk. Maar wat betekent dat eigenlijk, belangrijk zijn? En is het belangrijk om belangrijk te zijn? Iedereen is voortdurend op zoek naar betekenis. En belangrijk zijn betekent dat je iets betekent. Hoewel niemand met zekerheid wist wat deze man had gepresteerd om die badge rond zijn nek te verdienen, snakte al deze mensen op dat moment naar die lanyard rond hun nek, ze verlangden er allemaal naar om iets te betekenen. De man droeg een letterlijke, ofschoon oppervlakkige, representatie van dat woord ‘betekenis’. Maar misschien had hij daarvoor helemaal niets moeten doen. Hij kon een toevallige bezoeker zijn geweest van een beurs, of een vrijwilliger op een of ander evenement. Wie weet vond de man het gewoon een mooi ding om aan te doen, er bestaan gekkere vestimentaire keuzes, alleen al op deze metro. En toegegeven, het donkerblauwe lint en de zwart-met-witte badge staken mooi af tegen zijn lichtblauwe shirt. De glazen van zijn bril waren ook, voor zover ik vanop een afstand kon inschatten, exact even groot als de badge. Misschien was deze badge een herinnering aan een speciale dag. Hij had haar voor het eerst gezien op een conferentie en ze hadden naast een passie voor hun werk ook een passie voor elkaar gevoeld. Zij stelde voor om ertussenuit te knijpen. Hij kende een kroeg met een pooltafel, vlakbij. Ze dronken iets, hij dolf tot driemaal toe het onderspit bij het poolen en toen nam zij hem mee naar haar appartement. Dat was precies drie jaar geleden, vandaag. Hij had zijn lanyard als verrassing aangetrokken en was nu op weg naar de kroeg, terwijl hij haar een bericht stuurde. De metro stopte aan T-Centralen, het drukste knooppunt van Stockholm. Hier moest ik overstappen op de rode lijn naar Fruängen. Bij het afstappen passeerde ik de man even, en het leek alsof zijn aura me iets toefluisterde.  Nee, het zat anders. Hij kwam niet van een beurs, en een romanticus — nee, dat was hij ook niet. Hij had deze lanyard gevonden op een evenement waar enkel belangrijkheid toegang verschafte. Terwijl hij de champagneglazen afruimde, had hij er eentje zien liggen. Ik vond hem al geen Simon om eerlijk te zijn, maar hij droeg zijn badge met trots. Ik heb spijt dat ik de weinige lanyards die ik ooit mocht ontvangen, heb weggegooid.

Lennart Vanstaen
54 3