Zoeken

Moe

Als ik ooit zei dat ik moe was, wist ik niet wat ik zei. Misschien had ik vaak, of nood aan een dutje, desnoods was ik vermoeid door fysieke inspanningen. Vaak genoeg ga ik ’s avonds zonder enig gevoel van moeheid slapen, omdat dat nu eenmaal de conventie is. Dan ga ik liggen in een daartoe voorzien meubel, trek ik een deken over me heen en sluit ik krampachtig mijn ogen, in de hoop ’s morgens wakker te worden en zodus te hebben geslapen. Maar wanneer ik de volgende morgen wakker word, voel ik doorgaans het tegenovergestelde: ik open mijn ogen, met enige moeite, sta weer op uit het meubel, was me en steek voedsel in mijn mond, hoewel ik op dat moment niet de nood voel om op te staan, noch te eten. Vandaag ben ik dus vreselijk moe. Alle keren ervoor leken wel schimmen van deze moeheid, die de enige echte moet zijn. Alsof deze moeheid zich laat aankondigen en af en toe verkenners op pad stuurt. Alsof zij, na jaren bij iedereen eens op bezoek te zijn geweest, bij mij heeft aangeklopt en ik haar op een onbewaakt moment, toen ik bijvoorbeeld de krant uit de brievenbus wilde nemen, heb binnengelaten. Sinds die dag woont zij hier als een ongenode gast. Zij laat zich niet zien, maar doet wat zij wil. Zij ruimt niets op, laat de afwas staan, verzaakt ook maar iets productiefs te doen. Net als ik overigens, want ze heeft zich van mij meester gemaakt, ze heeft me ingekapseld als een soort onzichtbare mal, zodat ik mijn ledematen amper kan bewegen. Wanneer ik er dan toch in slaag me voort te bewegen, reageert mijn lichaam magnetisch op elk mogelijk meubel waarin je kan zitten of liggen, zoals zetels, stoelen, banken, krukjes en poefen. Hoewel ik een poging doe, is het een moeheid die zich niet in woorden laat uitdrukken. Zelfs mijn gedachten worden door haar gecontroleerd, in die zin dat ik moe word bij de gedachte om ook maar iets te doen, zoals een hap eten of naar het toilet gaan. Deze handelingen, samen met alle andere mogelijke handelingen die niet zitten of liggen of slapen zijn, lijken enkel te bestaan in een andere wereld, een wereld waarin de wakkeren vertoeven, diegenen die niet getroffen zijn door deze alles verterende moeheid. Wanneer dus zulke gedachten in mij opkomen, is dat een soort moeheid in een moeheid, een metamoeheid, want terwijl ik deze dingen denk, lig ik geveld in de zetel. Toch moet ik opstaan en mijn kinderen gaan ophalen van school. Ik probeer de plaid van me af te trekken door hem tussen mijn tenen te klemmen en met mijn voeten naar beneden te trekken, de rest van mijn lichaam is nog verlamd. Ik geeuw alsof ik de hele kamer wil opslokken. Waarom zouden we geeuwen? Dat is nog altijd niet terdege onderzocht, meen ik. Ik bemerk bij mezelf dat ik het doe om de moeheid die me in haar greep houdt er tevergeefs uit te duwen. Ik slof naar de badkamer. Ik kam mijn haar en ook daar is de moeheid neergestreken, als een hardnekkige lak. Verleidelijk kijk ik naar de douche, maar daar heb ik de tijd niet meer voor. Dan maar koud water in het gezicht. Daar schrikt ze van, maar ze klauwt zich onmiddellijk terug in mijn gelaat. In de keuken overweeg ik koffie, maar het zetten ervan lijkt te veel moeite. Ik heb nog net genoeg energie om een plak zalm op een stuk toast te leggen. Er is nog een halve avocado over, die ik er ook bij leg, samen met enkele dikke druppels hoisinsaus. Na enkele happen voel ik me beter, de moeheid lijkt weg te trekken. De energie die ik krijg van deze eerste hap doet me er nog eentje maken, en wanneer ik ook deze binnen heb, lijkt ze helemaal verdwenen. In een halve minuut ruim ik de tafel af, drink ik nog een glas water, poets snel mijn tanden, schiet mijn jas aan en neem mijn rugzak, waarin ik nog een na-schoolkoek en een boek-voor-het-wachten steek. Op weg naar de bus vraag ik me af of men moeheid kan bestrijden met umami.

Lennart Vanstaen
3 2

Wat vind je het leukst aan schrijven? "Schrijven is de beste remedie tegen het bestaan."

Schrijven is binnenstappen in een wereld waar magie tot plicht is verheven. In dat land heers ik als een meester-tovenaar met plankenvrees. Het land ligt in mijn handen als een vormloze kleiklomp. Ik kan het kneden zoals ik wil, maar elke beslissing bepaalt of het universum tot bloei komt of dichtklapt in zijn eigen contradicties. Deze wereld kan een exacte kopie van de 'echte wereld' zijn, maar door de knoppen op het het Grote Mengpaneel van het Zijn een beetje meer naar links of rechts te draaien toch een heel andere lotsbestemming krijgen. Ik kan een geopolitieke situatie beschrijven die in elk detail lijkt op de heksenketel waar we anno 2025 in gaar koken, op één klein dingetje na: De Belgische regering wordt niet geleid door Bart De Wever, maar door een een flamboyante homoseksueel (geheel toevallig Pieter Van der Schoot genaamd), die door complexe interculturele interacties met drie wijzen uit het Oosten in het bezit is gekomen van een drietal draken, waardoor België van de ene op de andere dag een concurrent wordt van de nucleaire grootmachten en het machtscentrum van de EU overhelt naar het meest zorgelijke aller Lage Landen. Of ik kan een volledig fictief universum uit mijn duim zuigen, waarin alle steden en dorpen, alsook de personages die er wonen, geboren zijn in de grijze massa tussen mijn beide oren. Maar die steden, dorpen en personages lijken zo hard op het type mensen en plaatsen waar de gemiddelde Vlaming mee vertrouwd is, dat een bezoeker van mijn fictieve universum denkt dat hij een reis door eigen land maakt. Er zijn dagelijks files, niemand weet welke belasting aan welke regering wordt betaald, de tuinen worden bevolkt door tuinkabouters en goedkope replica's van antieke beeldhouwwerken, en iedereen klaagt over het weer. De zonden van de wereld worden niet, zoals in andere naties, afgeschoven op een gekruisigde Messias, maar op het nationale meteorologische instituut. In het tweede scenario is mijn verbeeldingskracht veel belangrijker dan in het eerste. In het drakenverhaal moet ik enkel de actualiteit volgen en aanvullen met een paar fantastische elementen. Het Vlaamse middenklasseverhaal daarentegen is een fictief universum met nietbestaande dorpen, bevolkt door nietbestaande mensen. Nochtans noemen we het eerste verhaal fantasy en het tweede realisme. Dat is de magie van schrijven. Ik kan me terugtrekken van de werkelijkheid zonder een escapist te zijn. Een auteur schept illusies die toch helemaal waar zijn, want wie schrijft ontdekt zoveel nieuwe verbanden tussen mensen, plaatsen, ideeën en gebeurtenissen dat ook de 'buitenwereld' in een ander verband verschijnt. Wie schrijft begrijpt de wereld misschien niet beter, maar toch op z'n minst anders. Als ik geen schrijver was, dan was ik me er nooit zo scherp van bewust geweest dat rust vinden ook een vorm van hard werken is, dat geloof en twijfel twee zijden van dezelfde medaille zijn of dat afgezaagde levenslessen uit de Libelle overtuigender klinken als ik er provocerende slogans van maak. Als schrijven me niet wijzer maakt, dan maakt het het leven in ieder geval een pak amusanter. Want schrijven is ook dansen - zelfs als je over jouw eigen voeten struikelt; een stem vinden - ook als je een stotteraar bent; een marathon lopen - ook al ben je aan een rolstoel gebonden. Wist je dat schrijvers de beste duursporters zijn? Schrijven is de beste remedie tegen het bestaan. Het is bovendien verrassend eenvoudig: je zit neer, neemt een blad en schrijft tot de sterren zullen doven en de bergen zullen bloeden.  ...en de tovenaar zag dat het goed was.  Pieter Van der Schoot Deze tekst verscheen eerder op mijn blog Observaties uit het ondermaanse.   

Pieter Van der Schoot
23 0

Waarom ik (g)een rustpauze nodig heb

Waarom rusten wij eigenlijk? Mijn bestaan zou immers zoveel leuker zijn als mijn ogen niet om de zoveel tijd dichtvielen alsof er loodjes aan hingen, of als ik geen mentale mistbank achter mijn voorhoofd zag opdoemen. De waarheid is dat ik slapen enkel leuk vind omdat ik af en toe moe word en slaap is daar nu eenmaal de oplossing voor. Kortom, slaap boeit mij maar matig en ik krijg er dus ook veel te weinig van. Dat maakt mij uiteraard nog vermoeider dan ik al was, en zo schiet ik natuurlijk ook niet op. Als ik echt van iets een rustpauze wil inlassen, dan is het wel van werken en binnen zitten (omdat het buiten te koud is). Graag zou ik gewoon eens drie jaar lang in een landhuis zitten op een plek waar het altijd mooi weer is, en met een onbeperkte voorraad lekker eten, puppies (waarvan iemand anders de stront opkuist), boeken, muziek en mooie mannen binnen handbereik voor als ik echt eens afleiding nodig heb, want mijn doel is toch voornamelijk om gedurende die drie jaren constant te schrijven aan een tuintafeltje onder een notenboom, waar vogeltjes in nestelen en soms ook een eekhoorn. Ik ben er nog niet helemaal uit over wat ik dan zou schrijven: de aard van God, het lichaam-geestprobleem in de analytische filosofie, de consumptiemaatschappij, erotische ontmoetingen tussen mannen van zo'n 22 à 30 jaar oud, kabouterplagen in alternatieve universa of mijn voorliefde voor rockmuziek uit de jaren '90 (met uitzondering van Oasis, want mensenlief wat een kutgroep)? Waarschijnlijk over dat alles en veel meer, want ik ben een veelzijdig man en mijn geduld is even legendarisch als dat van de nieuwe Amerikaanse president, die al uit zijn krammen schiet als hij niet binnen de dertig seconden zijn favoriete hamburger in z'n Oval Office krijgt gepresenteerd. Maar vooral wil ik rust nemen van de behoefte aan rust, want na drie dagen heb ik het wel gehad met rusten. Niet dat ik mij verveel of zo. Ik begrijp niet goed waarom mensen zich echt kunnen vervelen. Beter gezegd: Ik begrijp wel waarom mensen iets beu worden (zelf ben ik namelijk altijd iets beu, deze week was ik bijvoorbeeld de winter en speedpedelecs beu). Wat ik daarentegen onverklaarbaar vind, is dat mensen klagen dat er niets te doen is. Je kan altijd iets doen en als dat iets er niet is, dan vind je het zelf maar uit. Misschien heb ik wel rust nodig van mezelf. Dat is nog eens een diepzinnige uitspraak; die zou zo uit de koker van een psychiater kunnen komen. Het klopt nog ook: Rusten gaat eerder over jezelf overstijgen, in plaats van tot jezelf komen. 'Tot jezelf komen' is ongeveer het grootste bullshit-advies dat je iemand kan geven, misschien met uitzondering van billenkletsers als 'wanneer je de trein moet halen, dan is het een goed idee om door een rood licht te fietsen' of 'DDT werkt ook tegen schaamluizen'. Ten eerste, wat betekent 'tot jezelf komen' eigenlijk? Waar zou ik immers anders zijn dan in mezelf? Hoe kan ik tot iets komen waar ik altijd al ben en moet zijn? Ben ik in het andere geval niet gewoon iemand anders? Ik kan uiteraard wel op mezelf komen, maar dat is een andere kwestie. Tot mezelf komen is bij mijn weten nog steeds een fysieke onmogelijkheid. Ten tweede, waarom zou het bij mezelf per se zo rustgevend en deugdzaam zijn? Dat is het enkel in het voornoemde geval wanneer ik op mezelf ben gekomen, maar zelfs dan erg kortstondig. Tot mezelf gereduceerd ben ik immers vooral een klein kind dat nog op zijn duim zuigt, de hele dag fastfood en chocolade eet, boeren laat als hij daar zin in heeft en liefst iedereen uitscheldt die toevallig in de weg staat. Dat maakt mij niet beter of slechter dan anderen, want 'tot zichzelf' gereduceerd is iedereen dat klein kind. Het enige wat ons weerhoudt om ons met die kleuter te identificeren is de discipline die ons de eerste jaren van ons bestaan heeft geleerd om onszelf te overstijgen. Als je rust zoekt, zoek het dan vooral niet bij jezelf. Misschien is dit wel de ware definitie van het woord: Rust is jezelf zo hard disciplineren dat je zelf de discipline wordt. Pieter Van der Schoot Deze tekst verscheen eerder op mijn blog Observaties uit het ondermaanse. 

Pieter Van der Schoot
1 0

Zon, zee en zalf.

  Zon, zee en zalf. Wat een weekend: mijn stafylokokken zijn in opstand gekomen en hebben zich tegen mij gekeerd. Tijd om mijn huisarts te raadplegen. Deze gaf mij een neuszalf met een hoog stafylokokkendodend middel. Moest met de zgn. pinktechniek worden ingebracht. Eerst pinkies wassen en dan op de top een plukje zalf ter grootte van een luciferkopje doen en hup het neusgat in . Zulks aan beide zijden. Dan in de neus knijpen voor een goede verdeling ( het neusje van de zalf ! ). En zo ging ik goed gesmeerd de nacht in. Klaar voor wat komen ging. En ja hoor. Al snel kwam ik in een ongeremde REMslaap die geheel aan de verwachting voldeed: veel gedoe en weinig lol. Klem zitten, de weg kwijt zijn, mijn vliegticket niet kunnen vinden, etc. En waarom staan al die spullen van anderen op mijn bed in mijn hotelkamer ( als ik die überhaupt kan vinden ? ). En nog van een onprettige familie ook. Maar dan wordt het anders, heel anders: ik droom van het strand in Bruinisse. En het is eb en speelse kokkels steken nieuwsgierig hun kopjes boven het natte zand. Lieve, zorgzame Aziatische vrouwtjes en kindjes verzamelen de kokkels in grote emmers die tot de rand gevuld worden. Ik ook, ik ook, hoor ik de kokkels in hun onschuld roepen. Het ziet er zo gezellig uit. De zee glinstert op afstand en rood wit blauwe kite zeilen passeren de stralende zon. Ik zit op het terras, wachtend op mijn pannetje met mosselen en friet. Ik raak niet uitgekeken. Aan de andere kant van de baai Bruinisse, dat nu de vorm heeft van een welwillende glimlach. Ik voel me goddelijk en besluit hier regelmatig terug te gaan keren. Ik wandel nu op blote voeten op het koele natte zand en adem licht, lucht en ruimte vol naar binnen. Mijn lijf, mijn hart, ja zelfs mijn geteisterde neusgaten gaan open. Wat een heerlijke droom, realiseer ik mij. Een droom ? Ineens lig ik op 8 hoog in mijn mosselbed. Toch wel teleurgesteld en vol verlangen breng ik opnieuw de zalf in mijn neus. Het werkt niet. Geen zon en zee meer. Wel zalf.  Henk van der Veen Rotterdam, 7 -2 – 2025.    

Artohotze.
1 0

Wifi-slurpers

Daar zit hij dan. De wifi-slurfer. Zijn ogen verankerd aan het scherm, de blauwe gloed als een vloeibaar masker over zijn gelaat gegoten. Een nomade van de bandbreedte, een digitale schaduw zonder vaste grond. Hij zwijgt en zuigt, slikt en slurpt, een bedelaar zonder hoed, een dief zonder lockpick — een dwaalgast die leeft van signalen die niet de zijne zijn. Hij glijdt door de stad als een windvlaag zonder naam, tastend langs cafés, sluipend langs bibliotheken, snuffelend naar een zwak wachtwoord, een gastnetwerk dat zich argeloos opent als een deur op een kier. "Gratis wifi," mompelt hij, een mantra, een wichelroede die hem leidt. Zijn god? Een stroom van nullen en enen, onzichtbaar en alomtegenwoordig, een fluisterende geest die hem voedt, hem draagt, hem — ironisch genoeg — verbindt. Ik aanschouw hem en vraag me af: ben ik echt anders? Ook ik leef van etherische golven, ook ik klamp me vast aan onzichtbare netwerken om mijn stem de wereld in te sturen. Wie ben ik om te oordelen? Ik, die net als hij gevangen zit in de ongrijpbare draden van dit digitale web. Ik schrijf, knedend aan taal als aan deeg dat zichzelf opeet. Maar zonder wifi? Dan zouden deze woorden verdampen in de leegte. Misschien is hij geen parasiet. Wellicht is hij een pionier. Een zendeling van het informatietijdperk, een zwijgende sjamaan die slechts neemt, nooit geeft. Of — en dat ligt voor de hand — een schaduw die leeft van de kruimels van andermans data, zich vastklampend aan een illusie van toegang, een stille echo die niets creëert en alles consumeert. En toch, op een vreemde manier, ben ik jaloers. Waar hij enkel ontvangt, ben ik gedoemd te zenden. De wifi-slurfer slikt en zwijgt … en slurpt. Ik denk, ik schrijf — ik schep — en wat is vermoeiender dan scheppen in een wereld waar alles al geschapen is? Terwijl hij zwijgend slurpt, blijf ik schrijven. Misschien is hij de slimste van ons beiden — of is hij gewoon de vrijste. Mephis (aka) Evelyn Mérida 

Mephis
12 1

TESLA'S TELLEN

'Er rijden hier wel veel Tesla’s he papa!’ zei mijn dochter enkele dagen geleden, toen ik haar naar school bracht. Beiden (goed)gemutst, gerugzakt met daarin een appel als tussendoortje, bij haar in stukjes en bij mij in zijn geheel. Haar broer had een virale infectie opgelopen en had een zware nacht gehad. Ondertussen is hij aan de beterhand, maar school, dat mocht nog één dag wachten. Het is ook allemaal nieuw en spannend. ‘Ja, ik heb er ook al enkele gezien’, trad ik haar bij, en wanneer ik deze zin als een warmtewolkje de koude lucht in lanceerde, reden er twee Tesla’s voorbij. Waarover ik het in een volgende blog uitgebreid zal hebben, is dat vrijwel alles goed geregeld in Stockholm. Maar ondertussen ken ik daarop alvast één uitzondering: de bussen. Bussen komen, ’s morgens althans, heel geregeld. Gemiddeld om de vijf minuten passeert er aan onze halte wel een bus die we kunnen nemen naar Kungsholmen. Maar waar in Antwerpen mensen zich op elkaar drukken in overvolle bussen, desnoods met de neuzen tegen elkaar zodat de lijfgeur of het parfum van de vreemde overgedragen wordt op hun eigen huid, beslist de buschauffeur in Stockholm wanneer zijn bus ‘fullsatt’ is. Ik heb het even opgezocht en het is een relatief nieuwe regel (sinds 2020, coronatijd). Dat het zo is gebleven, verbaast me niets, gezien wij nu ook online lesgeven, wat ook een restant is van deze voor velen vervloekte tijd (behalve in Stockholm kan je nergens anders in Scandinavië Nederlands volgen). Na twee volle bussen te moeten missen (ze rijden gewoon voorbij, en je ziet dat ze nog niet eens zo vol zijn als een normaal gevulde bus in Antwerpen), stappen we eindelijk op een 54 die halfleeg is. Mijn dochter wil aan het raampje zitten. Ze wil het spelletje van de beginletters doen met dieren, maar wanneer ze niet op een cavia, cheetah, chimpansee of een citroenvlinder kan komen, wat ik haar niet kwalijk neem als zevenjarige, grijp ik in om frustraties voor te zijn. ‘Zeg, als we nu eens de Tesla’s tellen?’ Dat voorstel krijgt veel bijval en al snel zitten we op het einde van de dag aan 36! De volgende dag zaten we aan 53 maar sindsdien hebben we het niet meer gespeeld. De meeste zijn wit, maar we zagen er ook zwarte, blauwe, rode en zelfs enkele bruine. Ik ben nog niet in Abu-Dhabi geweest (en zal daar waarschijnlijk ook nooit komen), maar ik kan wel concluderen dat, in tegenstelling tot wat je in deze periode zou verwachten met die clown aan het stuur, Stockholm de grootste afnemer is van Tesla’s.

Lennart Vanstaen
11 2

Mi groot: lente in littekens

Er bestaat geen oprechte vrede in de wereld. Dat besef kwam langzaam, maar het werd duidelijker naarmate ik ouder werd. Het is de stilte na de storm. De les die muziek me, zonder woorden, leerde. Er zijn dagen dat de waarheid doorsijpelt in onverwachte momenten — zoals die ijskoude ochtend in maart. De lucht prikte aan mijn wangen en de geur van natte aarde kondigde een lente aan die nog niet zichtbaar was. De takken trilden in een bries die te kil was om geruststellend te voelen. Ik was acht en zonder besef van wat me die ochtend te wachten stond. Mijn voeten bungelden boven de vloer terwijl ik op een te grote stoel zat. Toen begonnen de eerste noten van Vivaldi’s De lente en veranderde alles. Die muziek. Ik wist niet wat ik hoorde, begreep de klanken niet, maar het was alsof een deur openging, een deur die ik nog niet had durven openen. Mi groot — helder en hoopvol, maar ook doordrenkt van een waarneming dat ik later als melancholie zou herkennen. Die noten waren niet zomaar geluiden. Ze waren een verhaal. Een geheim in klanken, dat ik voelde, maar nog niet begreep. Toen ik die avond aan mijn moeder vroeg: – Hoe kan muziek… zó voelen? – Stopte ze midden in de afwas. Ze draaide zich naar me om, haar handen nog nat van het sop. Ze keek door het raam, waar de avond langzaam verdween in een blauw dat bijna zwart was.   – Vivaldi schildert niet alleen de lente, – zei ze. – Hij legt vast wat onzichtbaar is. Wat je voelt, maar nooit hebt kunnen zeggen. – Pas jaren later begreep ik wat ze echt bedoelde. Mi groot is als een sneeuwklokje dat zich door de bevroren aarde wurmt, fragiel, maar met vastberaden kracht. Het weerspiegelt de spanning van de lente, die probeert te ontsnappen aan de kou van de winter. Het belichaamt het paradoxale van een lente die nog worstelt met de kou van de winter. Die spanning fascineerde me. En zonder dat ik het wist, werd mi groot een sleutel tot hoe ik de wereld zag. Als tiener ontdekte ik Nulla in Mundo Pax Sincera. De serene opening bood me een belofte van vrede te geven, maar die vrede was nooit eenvoudig. Het stuk zingt over schoonheid, maar ook over haar broosheid. De zang is als een ademhaling: kwetsbaar, haast breekbaar, maar toch vol kracht. Op donkere dagen luisterde ik naar dat stuk alsof het een baken was. Ik herinner me een specifieke avond. Mijn handen trilden van frustratie omdat ik de indruk had dat ik nergens paste. Terwijl de muziek speelde, voelde ik een vreemde troost. Alsof het zei: Dit gevecht is niet voor niets. De pijn hoort erbij, en dat is oké. Gaandeweg verloor ik die verbinding. Toen ik mijn twintigste naar de andere kant van de wereld verhuisde, veranderden mijn dagen in een eindeloze draaikolk van verplichtingen, mislukking, en een groeiend gevoel van leegte. Het voelde alsof ik mij niet herinnerde wie ik was, of waar ik naartoe moest. De elektrische piano in de hoek van mijn studio werd langzaam een opslagplaats kleding.  Ik herinner me die zondag nog goed, de regen tikte ritmisch tegen de ramen, alsof de wereld buiten zichzelf in de druppels verloor. Ik zat in mijn kleine studio, omringd door de stilte, mijn gedachten verdwaald als bladeren in de wind. Maar toen het geluid van Vivaldi begon te spelen, viel alles stil. Het was alsof de wereld om me heen ophield te bestaan, en ik alleen nog maar kon luisteren. De sprankelende opening raakte een diepere gevoeligheid in me die ik vergeten was. Een deel van mezelf dat ik verloren had in de chaos van tijdsdruk en verwachtingen. Voor ik het wist, zaten mijn vingers op de toetsen van de piano. Ik speelde mi groot, aarzelend maar vastberaden, en het voelde alsof ik een gesprek hervatte met een oude vriend. Mi groot leerde me een waardevolle les: wedergeboorte is geen schone lei. Het is leren leven met je littekens, terwijl je toch blijft groeien. Het is als de eerste zonnestraal na dagen van regen. Niet perfect, maar warm genoeg om je hoop terug te geven. De kracht van mi groot zit in haar balans. Ze is helder, maar niet naïef. Hoopvol, maar niet blind. Als je goed luistert, hoor je de melancholie in de harmonie. Het is het geluid van de lente die nog niet zeker weet of ze kan blijven, maar het toch probeert. Deze sensatie is een spiegel voor het leven zelf: de vreugde die alleen maar intenser voelt door de pijn die eraan voorafging. Toen ik dertig werd en mijn eigen appartement had, kocht ik een vleugelpiano piano. Niet om concerten te geven, maar om weer verbinding te maken met dat deel van mezelf. Elke ochtend speel ik de grote toonladder van mi als een manier om te mediteren. Het is een ritueel dat me herinnert aan waar ik vandaan kom en waar ik heen wil. Op een van die ochtenden, voordat ik begon met mijn vingergymnastiek, herontdekte ik Nulla in Mundo Pax Sincera. Nu begreep ik de betekenis van de woorden die ik als tiener had gevoeld, en voelde ik de waarheid in die ene zin. In de stilte van de muziek vond ik wat ik al die tijd had gemist: een gewaarwording van vrede dat niet puur was, maar geworteld in de erkenning van de pijn die ik met me meedroeg. Mi groot is meer dan een toonaard. Het is een toon die me herinnert dat het leven een cyclus is: elke winter draagt zijn eigen lente in zich. Dat elke winter een lente brengt, maar ook dat elke lente een winter in zich draagt. Het leert me dat schoonheid niet zit in perfectie, maar in veerkracht. In de kracht om op te staan en opnieuw te beginnen, keer op keer. Misschien is dat de grootste gave van muziek: dat het ons helpt te zien wie we werkelijk zijn. Voor mij is mi groot een spiegel die niet alleen mijn littekens uitbeeldt, maar ook de kracht waarmee ik ze draag. Het is de toonaard van hoop, van veerkracht en van het leven zelf.   Mephis (aka) Evelyn Mérida

Mephis
21 2

Ontmantelde taalbouwstenen (gedeconstrueerde sestina)

Bekwaamheid in hun vak verkreeg                                                                            spelling                                                  Het Vlaams heet zangerig te zijn. Woorden de Vlaamse intellectueel                                                                                           uitspraak                                                 waarderen hun accent op en hop! van leraar Nederlands Berode,                                                                                 prosodie                                                 op zinsniveau weergalmen zo akkoorden, aldus getuigden Claes, Becaus                                                                                 woordenschat                                                benoorden onbekend, haast agitprop. en Tanghe. Heimwee naar de jaren tachtig                                                            woordvorming                                                Randstedelingen doen alsof 't niet stoorde. bekruipt de kijker altijd nog.                                                                                   zinsbouw   Maar in de blauwe enveloppen                                                                              spelling                                               Zo ondermijnt heel traag het Belgisch-Nederlands belandden briefjes die de uitspraak                                                                       uitspraak                                              de algemene taal. De Randstad ziet geen kwaad van licht gediftongeerde 'ee's'                                                                               prosodie                                              in veelvoud van accenten. Standaard staat en 'oo's' de doodsteek gaven. Al                                                                           woordenschat                                              erboven, is verheven, meent zij voorshands. te Hollands was de kijker niet ter wille.                                                                 woordvorming                                             Zij merkt niet: spoedig stinkt haar bed naar wants. De Vlaamse taalpaus nam een draai.                                                                    zinsbouw   Van foutloos Nederlands verlegde                                                                       spelling                                             De Vlaming leert zijn taal nog vaak uit boeken, de adviseur voortaan zijn nadruk                                                                         prosodie                                            hanteert onwetend plaatselijke ritmes. Hij stond een Vlaams register voor,                                                                     woordenschat                                            Patronen zijn beperkt en gaan vervelen. maar welke woorden tot die standaard                                                               woordvorming                                            Hij gaat nog liever af op algoritmes behoorden, kon hij niet vertellen.                                                                        zinsbouw                                            dan baat bij Nederlands model te zoeken. De columnist zag heel wat mist.                                                                          uitspraak   Halfslachtig blijft de Vlaamse voortgang.                                                            woordenschat                                            Wat is Vlaams anders dan een mengelmoes, Zelfs vooraanstaande sprekers vallen                                                                  zinsbouw                                            een regiolect, een tussentaal, een kroes op onbewaakte ogenblikken                                                                               spelling                                            van overblijfsels, zuiver dienend als smoes ontroerend door de mand. Icoon                                                                        uitspraak                                            om luie, emotionele sprekers de indruk Martine Tanghe gleed vertederd                                                                         prosodie                                           te wekken mee te tellen in de roes? met 'schatteke' haar pensioen in.                                                                        woordvorming   Beslagen Vlaamse bollebozen                                                                            spelling                                          Waarschijnlijk is 'een tussentaal' wat streng bewaren fijntjes hun spagaat:                                                                            zinsbouw                                          als 't om 't gepraat van studax-luitenants cliché-injecties uit het noorden,                                                                         woordenschat                                          in openbare functies gaat. O Vlaming, meng terugval op hun taalvariant.                                                                               uitspraak                                          toch wens en feit niet! Vlaams en Nederlands Is dit het Vlaamse eindstation?                                                                          prosodie                                          zijn geen varianten. Scheiden voelt zo eng! Volstaat die surreële houding?                                                                          woordvorming   Voor postmodernen zeker wel:                                                                         uitspraak                                          Martine Tanghe speelde met haar kale stijl veredeld regiolect ontroert,                                                                              prosodie                                          in 't land der blinden vorstin Eenoog. verstikt of drijft tot razernij.                                                                              spelling                                          Haar zeurderige toon beloofde heil. Soms staren onverdraagzaamheid                                                                   woordvorming                                          Miljoenen kijkers gingen voor de bijl. en achterdocht ons om de hoek                                                                      zinsbouw                                          Haar imitators werken zich omhoog. vanuit de Vlaamse navel aan.                                                                           woordenschat                       O zuiders kruim, hoelang beweren:                            vernieuwing                     ons Vlaams kan naast AN vigeren?                             stijl                     Hoelang de waan: wij excelleren?                               ontroering

Robert de Roek
29 1

RESPECT VOOR ERIK

In mijn droom was ik te gast bij De slimste mens ter wereld. Erik Van Looy presenteerde mij als laatste van de drie kandidaten: “De volgende gast is een schrijver en u kent hem wellicht van het filosofisch-culinair traktaat ‘Het verband tussen Spinoza en spinazie’, waarmee hij een van de best verkopende boeken heeft geschreven van het moment. Welkom Lennart Vanstaen.” Er klonk applaus. “Beste Lennart, alles goe me u?” vroeg hij in zijn typische Brabantse tongval. Ik antwoordde dat alles prima ging. “Heb je last van stress?” Ik zei hem dat dat wel meeviel, maar dat ik hoopte dat ik geen vraag kreeg over mijn boek, omdat ik bij god niet wist waarover het ging. Erik schoot in een van zijn lachaanvallen. Na de eerste ronde stond ongeveer iedereen gelijk. Ik voelde me niet dommer of slimmer dan de andere kandidaten, hoewel ik net niet dacht dat ik gemiddeld zou scoren, eerder erg laag of erg hoog. Philippe Geubels, die samen met Vitalski dienst deed als komisch duo voor deze editie, maakte een scherpe opmerking aan het adres van Erik, die zichtbaar gekwetst was maar de opmerking toch wegslikte in zijn lach. Ik besloot in te grijpen. ‘Excuseer, Philip, dat was erover. Ik heb heel veel respect voor Erik, en dat sinds de dag waarop ik hem ontmoette’, flapte ik eruit. Erik keek me aan met herwonnen zelfvertrouwen, maar ik las ook vraagtekens in zijn ogen. ‘Hebben wij elkaar al ontmoet? Daar weet ik niets meer van’, en bij wijze van mea culpa sloeg hij zijn hand voor zijn mond. Ik wuifde zijn schuldgevoel weg.‘Ja, nu wil ik ook wel weten waar dat was’, sneed Philip Geubels de stilte aan. Hij vouwde zijn handen ostentatief in een prisma. Ik vertel dat ik met mijn vrouw voor het rood licht stond aan de Turnhoutsebaan, we fietsten naar huis. Plots stopt Erik, op een eerder gammel exemplaar, aan hetzelfde licht. In een ogenblik van enthousiasme bij het zien van zijn bekende kop, deed ik een poging tot small talk: ‘Onderweg naar den Antwerp?’ stelde ik hem de retorische vraag, wetende zoals elke Vlaming dat Erik Van Looy een fervent Bosuilbezoeker is. Hij had oortjes in, dus hij had mijn vraag niet gehoord. Ik zag mijn vrouw de neiging onderdrukken een facepalm uit te voeren. ‘Sorry?’ zei hij. Alsof hij zich moest excuseren voor het feit dat hij naar muziek luisterde in zijn vrije tijd, in de hoop niet aangesproken te worden door op sensatie beluste burgers. Ik herhaalde mijn vraag toen hij één oortje had verwijderd en hij beantwoordde die volmondig met ‘ja’. En gezien de weg die hij daarna aflegde, onze straat doorfietsend tot aan de Delhaize, was dat niets minder dan de pure, onversneden waarheid. ‘En sinds dat gesprek heb ik dus niets dan respect voor hem’, zeg ik aan Philip, met een strenge ondertoon. ‘Ik ken Erik als iemand die altijd zegt waar het op staat, zonder rond de pot te draaien. Als iemand die geen blad voor de mond neemt, rechtdoorzee, die de daad bij het woord voegt. En ik ken hem ook als iemand die zich bescheiden opstelt en zich excuseert voor zaken waar hij zich helemaal niet voor hoeft te excuseren. En dat siert hem.’

Lennart Vanstaen
18 0
Tip

Hangmatbelegger

In het midden van een weids grasveld, op de overgang tussen de rand van een stad en het begin van niemandsland, stond een hangmat gespannen tussen twee wilgen. Daar lag hij: Herman, de zelfverklaarde hangmatbelegger. Zijn voeten bungelden lichtjes boven de grond, zijn ogen verborgen achter een zonnebril zo groot dat hij deed denken aan een liggende kever met financiële ambities. Iedereen kende Herman, of beter gezegd, iedereen had wel een mening over hem. Sommigen noemden hem een visionair, een minimalist die het leven had doorgrond. Anderen fluisterden dat hij gewoon lui was, een man zonder ruggengraat, behalve wanneer hij besloot rechtop te gaan zitten om zijn beleggersapp te openen. ‘Beleggen is niets anders dan wachten,’ zei Herman ooit tegen zijn buurvrouw, een vrouw die dagelijks drie marathons liep in haar hoofd terwijl ze haar agendapunten afvinkte. ‘Je moet handelen, Herman! ‘ beet ze hem toe, terwijl ze met haar pen op een versleten notitieblok tikte – een poging om de chaos van haar gedachten te temmen. ‘Waarom?’ antwoordde hij. ‘De aarde heeft geen Excel-sheets nodig om rond te draaien.’ Herman had niet-doen tot een kunstvorm verheven. Terwijl anderen renden, kochten, verkochten en bezweet ‘buy the dip!’ schreeuwden op fora, lag Herman in zijn hangmat en keek naar de wolken. Soms herkende hij een vorm: een draak, een schatkist, een blije flamingo. Symbolisch, mompelde hij dan tevreden. Het idee van de hangmatbelegger ontstond op een regenachtige dinsdagmiddag. Herman zat op zijn zolder en las de Tao Te Ching, een boek dat hij alleen maar had gekocht omdat het dun was. Daarin stond een zin die zijn leven veranderde: “Door niets te doen, blijft alles ongedaan.” En zo begon Herman te beleggen in leegte. Hij verkocht zijn auto en zette het geld in indexfondsen, want, zoals hij geregeld uitlegde aan wie hem niet om uitleg had gevraagd: ‘De wereld groeit vanzelf. Waarom zou ik rennen achter datgene wat vanzelf naar me toe komt?’ De lokale krant schreef een artikel over hem: Herman de Hangmatbelegger: Genie of Gek? De journalist kwam langs, probeerde het volledige interview rechtop zittend te voeren, maar werd uiteindelijk verleid door de tweede hangmat die Herman had opgehangen. “Het leven is een kwestie van zwaartekracht,” zei Herman filosofisch, terwijl hij een grasspriet tussen zijn tanden schoof. “De zaken die belangrijk zijn, vinden altijd een manier om te vallen.” ‘Vallen?’ vroeg de journalist, langzaam wiegend, zich afvragend waarom hij hier zat en niet achter deadline-stress aan holde. ‘Ja,’ antwoordde Herman. ‘Appels. Regen. Beurzen. Ze vallen allemaal.’ Het artikel maakte Herman beroemd. Plots doken overal in het land hangmatten op. In parken, op balkons, zelfs tussen de kantoorgebouwen waar managers in pakken met koffie in hun hand elkaar ongemakkelijk toeknikten, terwijl ze probeerden niet te denken aan de mails die zich opstapelden. Herman keek glimlachend naar zijn telefoon, waar zijn beleggingen vanzelf groeiden, en trok zijn hoed dieper over zijn gezicht. ‘Misschien ben ik wel een revolutionair,’ mompelde hij tevreden. Toch kwam er kritiek. Een econoom op televisie brulde dat hangmatbeleggen het systeem ondermijnde. ‘Mensen moeten consumeren, werken, bijdragen! Dit is nihilisme!’Maar Herman had een antwoord, voor wie het wilde horen. “Het kapitalisme is als een hamster in een rad: eindeloze beweging, geen vooruitgang. En de hamster? Die heeft nooit een hangmat gehad.” Op een dag, toen de wilgenbladeren begonnen te vallen, verscheen er een oude man bij Herman. Hij droeg een witte baard en een linnen pak, en hij keek met een glimlach naar de hangmat. ‘Je hebt het begrepen, jongen,’ zei hij. ‘En wat doet u nu dan?’ vroeg Herman. ‘Ik wacht,’ antwoordde de man, en hij liep weg zonder uitleg. De man verdween even plotseling als hij was gekomen, maar zijn woorden bleven nazinderen. Herman keek naar de lege ruimte tussen de wilgen en vroeg zich af of hij ooit genoeg had.Misschien koop ik morgen een derde hangmat, dacht hij, terwijl een nieuwsgierige kat onder zijn hangmat kroop en zich uitrekte.  Ik heb de indruk dat ze het begrijpen. En terwijl de wereld bleef draaien en de koersen bleven stijgen, wisten de wilgen wel beter. Want zoals zij wortelden in de grond, wortelde Herman in zijn leegte: een rijk man zonder haast, een belegger in wat écht telt. De tijd. En de hangmat? Die wiegde hem zachtjes in slaap. Mephis (aka) Evelyn Mérida

Mephis
113 6

De trumpiaanse leugens van Georges-Louis Bouchez.

"Mijn ouders zijn als zelfstandige op straat gezet omdat ze te veel belastingen moesten betalen." Zei Georges-Louis Bouchez. Niemand vraagt zich af of zijn ouders mischien een koppeltje knoeiers waren die, te hardnekkig, iets verkochte die niemant wilde.In de jaren 70tig heb ik het zelf gezien in Borgerhout.In die tijd veranderde veel in Antwerpen.Na de haven stakingen kregen de haven arbeiders opeens een loon die verdubbelde en kregen ze een vast statuut.  Zodanig dat die arbeiders zicht kregen op leningen waarbij ze in staat werden om een huis te kopen en een auto. Zodat velen die vroeger in de armoedige huizen in Borgerhout woonden massaal die huizen verlieten en verhuisden naar de Kempen. De vrijgekomen goedkope huizen werden ingenomen door nieuwe Belgen en jonge alternatievelingen. In Antwerpen was er een kleine zelfstandige gevestigd in de Provinciestraat, op 500 meter afstand in de kroonstraat  was er een andere kleine zelfstandige.De zelfstandige in de kroonstraat veranderde zijn aanbod niet. De zelfstandige in de provinciestraat veranderde zijn aanbod wel. Resultaat: de zelfstandige in de kroonstraat stond na een paar jaar op straat, de zelfstandige in de provinciestraat bloeide op, tot vandaag. Voor de zelfstandige in de kroonstraat was het schuld van de vreemdelingen en te hoge belastingen, hij sloot zich aan bij een extreemrechtse partij. Georges-Louis Bouchez lijkt wat op sommige sosialisten die vinden dat ze door nationalisering een kapotte industrie kunnen redden. Dan kunnen zelfstandigen belastingvrij nog wat meer rommel verkopen. Blijkbaar de natte droom van  Georges-Louis Bouchez. _________________________________________________________ foto gallery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed/ https://www.2dehands.be/q/verf+ed+bloemenkleuren/ **************************************************** ************************************************ Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
81 0