Zoeken

Uitgeverij Ka-Ching!

Je pleegt al eens een gedicht of stukje proza. Je bent op schrijfcursus gegaan. Je stuurt werk naar literaire tijdschriften en zag, wie weet, al iets geplaatst: dat was een goeie dag. Tussendoor werk je aan een bundel of roman. Maar jezelf schrijver noemen? Dat durf je niet. Niet als iemand het hoort.Een schrijver ligt in de handel, liefst met meerdere boeken. Eéntje, dat geen mens of blinde hond heeft gelezen? Sorry, een minimum aan succes is vereist. Bekendheid. Tot dan ben je hooguit ‘amateur’. En dus jagen wij allen op uitgevers — een soort, op uitsterven na dood. De verkoop slinkt, jaarbudgetten krimpen. Uitgaven worden schaars, tegelijk groeit de stapel manuscripten. Antwoord klinkt ongeveer zo: Helaas past uw werk niet bij ons. Maar laat u door deze afwijzing vooral niet ontmoedigen: andere uitgevers hanteren mogelijk andere criteria. De betaaluitgeverij dan maar, laatste strohalm van miskend talent? Dat leek me altijd al de kortste weg naar de afgrond: geen uitgever die je daarna nog serieus neemt. Of is het toch ook een piep, piepklein achterpoortje dat iemands liefdesbaby — droom verder — naar boekhandels of boekenbeurs zou kunnen leiden?Afijn: met tegenzin ga ik op verkenning. Dan toch. Laat ik het met een sollicitatie vergelijken. Voor fietsenverkoper, lukraak gekozen. Jij (ik dus) naar die winkel. Je kijkt je ogen uit en denkt: deze job is iets voor mij. Tot de kat op de koord en de condities op het bagagerekje komen. Dus over het loon zijn we het eens? Dan is er enkel nog de kwestie van het … uhm … riskmanagement. Het is wel de bedoeling dat jij vanaf nu de nieuwe fietsen gaat betalen.Pardon?!Jáááá, maar aan inkoopprijs, hoor. En dat geld krijg je gewoon terug, telkens je een fiets verkoopt.Maar … maar … dat is toch een smak geld?Je zou een campagne kunnen starten. Zie je dat zitten, crowdfunding? Ouders, buren, vrienden?Oei … zo rond gaan schooien, dat ligt niet in mijn karakter. Ik wil niemand lastigvallen, al zeker niet voor geld.Oké, dan toch maar uit eigen zak betalen? Een leninkje? Je verdient het wel terug hoor!(Verbouwereerde stilte.)Ook niet? Oei. Maar … als je zelf al niet in je kwaliteiten gelooft, waarom zouden wij dat dan doen? En daar, met die zin, werd ik schaakmat gezet. Ik voelde me … aangerand. Moest even onder de douche. Maar kijk: het is een verdienmodel dat duidelijk werkt voor die uitgever — en misschien werkt het ook wel voor jou. Ikzelf? Ik probeer het toch nog een keer bij een echte uitgeverij.

Marc Terreur
39 2

Krijscontrole

Dat hij zich suf zocht, piepte hij. Naar een oorzaak. Een aanleiding.Maartens stem klonk dunnetjes, alsof de lucht zich vanonder een puinhoop naar boven moest wurmen (wat ook wel een beetje zo was).Hoezo, writer’s block? Er was niets speciaals gebeurd — geen ingrijpende gebeurtenis — en hij zwoor ook nog altijd bij zijn vaste schrijfrituelen. Die wierpen al jaren vruchten af.Nu, dáár raakte ik even afgeleid. Dat hij zwoer en zwoor door elkaar haalde, bedacht ik, waardoor ik onbedoeld een etterbuil aan zijn fruitboom zag hangen. Dat je dan beter zweerde kon gebruiken: altijd juist. Maar ach, bracht ik mezelf terug bij de les, in spreektaal heb je nu eenmaal geen grammaticacontrole. En toen, toen moest ik weer aan Facebook denken — waarom, dat komt zo meteen.Eerst Maarten. Ik had uren met hem mee kunnen jammeren, maar ik had die dag nog wel wat anders te doen.‘Maarten. Punt één? Laat je niet gek maken door het lege blad. Schrijven en néérschrijven zijn heel verschillende dingen. Je kan stranden op een eiland en een boek schrijven in je hoofd. Of tweehonderd gedichten. Opschrijven kan ook later nog.’Die bedenkelijke frons van hem besloot ik te negeren.‘Twee, verveling. De kern van je probleem. Zoals je net zei: niets speciaals gebeurd. Dus stop met willen schrijven en trek eropuit. Maanden, een jaar als het moet. Als je genoeg gezien hebt, komen de zinnen wel terug. Tenslotte, drie: routines overboord! Dat is schrijven met cruisecontrol — de hele weg geeuw geeuw en op het eind ligt de lezer in slaap.’En zo stuurde ik Maarten de straat op. Maar Facebook dus. Laatst was daar een gedicht gepost. Het stond stevig op zijn poten en had het potentieel om te ontroeren. Toch kon ik er geen duimpje voor opsteken of hartje laten kloppen. Niet met een spelfout en een dikke dt-kemel erin. Ik liep net niet rood aan.Hallo, auteur-in-spe? Je bent niet onfeilbaar. Je maakt tikfouten. De spelling van een woord, kijk eens aan, kan anders zijn dan je al levenslang dacht. Dus neem jezelf niet te ernstig, maar het schrijven by all means wel. Snoei routine weg, maar behoud één automatisme: tekstnazicht. Ja, die vervelende zigzagjes en dubbele onderlijningen. Zet die stoorzenders aan. Niet dat zíj de bal nooit misslaan, maar dan porren ze je tenminste richting woordenboek en taalwebsite. En je houdt het niet voor mogelijk: daar leer je soms iets bij. Of doe het anders voor ons, je lezers. Want voorlopig, hou me tegen, hebben wij nog geen toets voor krijscontrole.

Marc Terreur
36 0

Het muurtje

De radio zegt dat er actie gevoerd wordt tegen eenzaamheid. Of dat een goede zaak is? Natuurlijk. Of ik het ken? Ik ben er alleszins de persoon niet naar om zomaar en voortdurend bij iedereen binnen te vallen. Als kind al niet. Bij ons achter stond een muurtje en als ik daar op klom, kon ik tot bij een vriend van twee huizen verder kijken. Het klimmen ging gemakkelijk want het was een muurtje met ruitvormige gaten. Je zag ze in die dagen overal. Dan wachtte ik op dat muurtje tot hij buiten kwam en dan riep ik. Het was wel ooit lang wachten. Een keer zat ik er een tijdje en toen hij eindelijk buiten kwam waren mijn benen aan het slapen. Met die slapende benen en van blijdschap omdat hij buiten was viel ik van het muurtje. Met als gevolg een verzwikte enkel waarmee niet te spelen viel.  Of als ik naar het voetbalveld fietste in de hoop daar iemand aan te treffen om mee te voetballen. Daar trof ik enkel de voorzitter aan die het gras maaide. “Je zal thuis moeten voetballen”, zei hij. “Tegen een muurtje shotten of zo.” Dan moest ik onverrichter zake naar huis met mijn voetbal die nog niet onder de snelbinder van mijn fiets was geraakt. Al ging shotten tegen dat muurtje met die ruitvormige gaten niet zoals het moest. De bal sprong alle kanten op. Er was wel een vlakke muur maar daar stond een raam in en dat hadden we al eens ingetrapt.  De vraag is natuurlijk of dat gevoel van vroeger hetzelfde was als eenzaamheid. Tja, het was wellicht een combinatie van verveling en ietwat eenzaamheid. En de volgende dag was het gras gemaaid en waren er wel vrienden om mee te voetballen.  Maar het muurtje, dat werkte wel.  

Rudi Lavreysen
11 0

happy christmas.

Het oude testament.  Dat is een idioot boek, hoor. Die god, een misogyne sadist met smetvrees en een voorliefde voor bloederige offers. Alles moet rein zijn en wie dat  niet is, moet dood - daar komt het op neer. Hele volkeren roeit hij uit. Afgrijselijk. A.H.J. Dautzenberg     Hebt u het al gezien het walgelijke gejuich voor de doden van de andere. De zogenaamde broer en zusters van abraham. Iedere godsminaar is mede verantwoordelijk voor de tragedie.    ****************************************************************************************** foto GALLERY  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/   ************************************************************************************* foto VERF ED: HOME    ***********************************************************************************   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
2 0

Wo sind die Stühle?

Een zonnige nazomerdag in het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. In de ontvangsthal vroeg ik aan mijn vrouw of ze eerst de bovenverdieping wilde bezoeken, of de tijdelijke expo beneden, toen een mevrouw me aansprak. Ze stond vlak voor me. “Wo sind die Stühle?”, vroeg ze vrij abrupt. En dus in het Duits. Nu moet u weten dat ik de Duitse taal niet vaak in de mond neem. Het is zelden nodig. Daarom wist ik niet meteen wat zeggen. Bovendien had ik keine Ahnung waar het op sloeg. Welke stoelen? “Euh, dat weiß ich niet“, stamelde ik in het Duitsnederlands. „Die Stühle“, herhaalde ze, maar nu een stuk luider. Een andere mevrouw trok aan haar mouw en zei iets als “Er is nicht …“ en het overige ging verloren in het geroezemoes van de groep museumbezoekers. “Ze denkt wellicht dat je hun gids bent”, zei mijn vrouw. “Misschien lijk je wel op hem”? De gids? “Tja, de tocht is moeilijk, de gids ervaren”, zei ik, een oude politieke slogan citerend.  In het museum botsten we nog een paar keer op de groep. Enkelen zaten inderdaad op een soortement van klapstoel. “Da sind die Stühle”, wees ik telkens naar de groep met hun stoelen. Ik vond hun gids niet meteen op mij gelijken, maar kijk, misschien zie ik er wel gidsachtig uit.  Na het geslaagde museumbezoek trakteerden we onszelf op een terrasje in de herfstzon. Net omwille van die aangename zonnestralen was het er stikdruk. Ik kon niet meteen een vrijstaande tafel ontdekken. “Wo sind die Stühle?”, zei ik tegen mijn vrouw, iets luider dan ik het zelf bedoelde. Aan een tafeltje waar nog één stoel vrij was en waar twee ietwat oudere mannen zaten, plaatste de ene man zijn rugzak op de lege stoel. “Duitsers”, zei hij tegen de andere.

Rudi Lavreysen
7 0

Output

Ik ben er allesbehalve trots op, op het feit dat ik me bij vervelende verrassingen of tijdens stresssituaties bezondig aan het onwelvoeglijk gebruik van termen als ‘kak’ of de Engelse variant ‘shit’. Ik zou er in feite telkens een uitroepteken achter moeten schrijven, of een uitpoepteken, met wat slechte wil. Ik ben een man van gewoonten. Elke ochtend, zo rond half negen, als ik het busje van de postbode zie of hoor passeren, ga ik met lood in de schoenen de lijdensweg naar de brievenbus. Onderweg vraag ik me af welke rekeningen ik nog te verwachten heb. Vind ik zo’n rekening even later daadwerkelijk in ons postzuiltje terug, overvalt me een dubbel gevoel. Enerzijds is er berusting. Wat onafwendbaar is, is inevitabel (schitterend woord vind ik dat) en wat komen moet dat komt, denk ik dan kreunend, deels door de fysieke inspanning, want ons zuiltje leegmaken vereist een ’s ochtends niet zo voor de hand liggende vooroverbuiging. Vreemd genoeg ervaar ik het ook als positief. Alsof ik helemaal op de hoogte ben en m’n zaakjes op orde heb. Een bevestiging van mijn organisatietalent, zoiets.  Een lege brievenbus zorgt op de terugweg tegenwoordig weleens voor een klein vreugdesprongetje van mijnentwege. Het doet me ineens denken aan mijn vader. ‘Geen nieuws is goed nieuws!’ riep hij vroeger altijd toen ik als nieuwsgierig kind ging checken of er iets in de brievenbus zat en het toen nog heel teleurstellend vond als ik een grote leegte aantrof. Ondertussen begrijp ik hem maar al te goed.  Het allerergste zijn rekeningen waar je geen rekening mee gehouden hebt. Dacht ik. Tot twee jaar geleden. Toen gebeurde het voor het eerst, vandaag voor de tweede keer. Ik herkende hem niet meteen, en ik moet toegeven dat hij bij het oprapen echt wel aangenaam aanvoelde, als een dik, luchtig en bobbelig pretpakket. Tot je leest en beseft dat het om de ‘gratis stoelgangtest om dikkedarmkanker vroegtijdig op te sporen’ gaat. Nee, beste lezer, het is al een tijdje niet meer de belastingsbrief die me de daver op het lijf jaagt, maar wel de ONTlastingsbrief. Het kakzakje, de keiharde confrontatie met je kalenderleeftijd. Het patent van het oude peeke, dat om de twee jaar opgestuurd wordt, vanaf je vijftigste verjaardag. Je bent tweeënvijftig, Danny, want je krijgt ‘m nu al voor de tweede keer, ook al is je gevoelsleeftijd drieëntwintig, én je bent daarenboven onderhevig aan ernstige ziektes.  Onderhevig, onderhevig … Dat is een stijf aandoend synoniem van ‘blootgesteld’. Ik daarentegen, als kerngezonde en uiterst viriele drieëntwintigjarige ben, in een aangename setting en in het juiste gezelschap weliswaar, vooral van onder hevig en stijf als ik blootgesteld word.  Vandaag neem ik dus een staal van mijn stoelgang, zoals dat heet, van mijn uitwerpselen. Een kwestie van vijf minuten inspanning en uiterste concentratie. Stoelgang? Wat voor een verouderd woord is dat feitelijk? Wie gaat er nu nog ten stoele? Tja, beter dan het kinderlijke ‘kaka’ en het schaamteloze ‘schijt’. Maar uitwerpselen? Is werpen niet gooien? Veronderstelt dit geen tussenkomst van de handen? Vandaag kan ik niet anders, maar in normale omstandigheden blijf ik met mijn tengels ver weg van alles wat via mijn darmen het licht ziet.  Wordt het niet eens tijd dat we de waaier aan keuzemogelijkheden verbreden met woorden als ‘uitstotingen’, waarbij afvalstoffen daadwerkelijk verbannen worden uit het lichaam, duidelijk zonder manuele interventies? Of het weliswaar uit het Engels overgenomen ‘output’, lekker resultaatgericht, ietwat onbepaald (wat in dit geval best wenselijk is) en toch trendy? Om over na te denken.  Hoe het ook zij, ik ga mijn uitwerpselen opvangen. Klinkt als een inspannend partijtje honkbal. Mijn aangeboren onhandigheid in aanmerking genomen wordt het wellicht even vermoeiend.   

Danny Vandenberk
59 2

Hoe "The Karate Kid 2" visionair werd

Eigenlijk ben ik een cynicus van vaste relaties. Wanneer mensen relatieadvies aan me vragen, dan kom ik niet verder dan: “Zoudt ge niet gelukkiger zijn zonder lief?” Ik meen dat ook. Zelfs wanneer ik koppels zie die hun eenheid nog niet in twijfel trekken, is het vooral medelijden dat mij overvalt, bij heel dat complexe rekening houden met elkaar. En ja, bij nieuw gevormde koppels kan ik de bijgedachte niet onderdrukken dat het allemaal gaat eindigen in rampspoed en ellende. Kortstondige verbintenissen, daar geloof ik nog in. Maar als ik zie hoe mensen zichzelf wijsmaken dat ze de ware hebben gevonden, dan heb ik de bijna onbedwingbare neiging om hen op het hart te drukken dat het allemaal net zo snel kan overwaaien als het gekomen is. Kwestie van reeds relatieadvies te geven voor het probleem zich stelt. Je kan maar voorbereid zijn.   Hoe is dat zo gekomen? Nou, voor een deel is het realisme. Levenservaring en weten dat mensen veranderen. Of dat de tijd zorgt dat je dingen aan je partner ontdekt die je steeds meer tegen de borst beginnen te stuiten. Ook het besef dat verliefdheid niet eeuwig is en bij minstens één van de twee van object kan veranderen. Dat is de rationele kant van de zaak. Dat ik emotioneel geen nood heb aan een relatie, zou dat komen door een paar keer gekwetst te zijn? Het zou zomaar kunnen. De keren dat iemand het uitmaakte met mij, dat zal Kirsten geweest zijn in de prille jeugd en Nephastie zoveel jaren later, dat hakte er toen toch in. Dus ja, misschien zit er mezelf indekken tegen mogelijk verlies in. Langs de andere kant voelt het niet zo, het komt op mij meer over alsof ik geen tijd heb én geen behoefte om me te binden aan iemand, en al helemaal niet om dat exclusief met één persoon te doen. Ik ervaar het gemis gewoon niet. ’t Is raar: ik zou zelfs kunnen meedoen aan datingtoestanden, voor het spannende en het leren kennen van nieuw volk en wie weet voor een onverwachte scharrel. Maar tegelijk zou ik daarbij altijd de angst hebben dat er een bleef plakken, die echt iets wil met mij en die ik dan moet kwetsen wanneer ik uitleg dat ik liever lekker op mijn eentje blijf.   Soit, ik kwam op heel die redenering door recent Karate Kid 2 te hebben teruggezien. De eerste keer dat zal decennia geleden geweest zijn in de cinema, in kader van het filmforum, ergens halfweg de middelbare school. Waar ik toen nog in geloofde (ja, nog nooit een lief gehad), was in het vinden van de ware en dat was dan voor altijd. Daardoor voelde ik mij indertijd eerst verrast en daarna bekocht door te zien dat Daniel in de tijd tussen de twee films reeds zijn liefje had omgeruild voor een andere. Nu draaien films toch altijd om het krijgen van het meisje. Zij was het object van zijn dromen. Samen doorzwommen ze verschillende stormen. Aan het eind koos zij voor hem en hij voor haar. Hij won het ultieme gevecht, met de kraanvogel kick. Iedereen pakte elkaar vast en was gelukkig, en die relatie was voor eeuwig!! En dan, één film verder en niet eens een jaar ouder geworden, heeft die gewoon een nieuw lief en wordt er over die vorige niet meer gesproken. Hoe kon dat nu gebeuren?!! It wasn’t supposed to be that way! Het computerde niet in mijn brein. Enfin, ik geloof dat het er bij deze film gewoon aan lag dat de actrice uit de vorige niet meer door de casting was geraakt, en dus rap een ander liefje ten tonele moest worden gevoerd. Anders was onze Daniel er gewoon bij gebleven. Maar kijk, het doorbrak mijn illusies en mijn verwachtingen over de orde in de kosmos, over rechtvaardigheid, mijn geloof in het filmisch universum.   En nu, al die decennia gepasseerd, stel ik vast dat de vluchtigheid en veranderlijkheid van liefde, waarin ik toen niet kon geloven, veel beter aansluit bij het beeld dat ik er vandaag van heb. Weinigen zouden The Karate Kid 2 een visionaire film noemen, maar ongewild is hij dat voor mij geweest.

Pvw
7 1

Ik zou (het niet) zeggen

Ze zijn alomtegenwoordig, de ik-zou-zeggers. Het is bijna een plaag. Het aantal groeit dagelijks, net zoals de coloradokevers op het aardappelveld van onze pa in de zomer van 1976. Toen moest vader ook maatregelen nemen. Natuurlijk heb ik het nu niet over het spuiten van biologisch gif zoals op het aardappelveld, maar een waarschuwing lijkt me aangewezen. U gelooft me niet? Een half uur tv kijken volstaat. Dan hebt u een papier vol met streepjes, telkens als er iemand de woorden ‘Ik zou zeggen’ uitspreekt. "Waar maak je je druk over?”, vroeg onze oudste onlangs. “Het klopt gewoon niet”, zei ik. Ik hoorde het mezelf al een beetje luid zeggen. Waarom het niet klopt? Die ‘zou’ wijst op de voorwaardelijke wijs van de zin. Er moet een voorwaarde aan gekoppeld zijn. Zoals in deze zin: “Indien de situatie niet zo dramatisch was, zou ik zeggen dat er alsnog vrede komt.” Maar dat gebeurt niet. Je hoort nu zaken zoals: “Ik zou zeggen, laat het smaken”. Dan heb ik goesting om naar de tv te roepen: “Je zegt het toch. Laat die ‘Ik zou zeggen’ toch weg. Gewoon ‘Laat het smaken’ is ook goed. Waarom doe je dat?” Maar het heeft geen zin om naar de tv te roepen. Eén keer heb ik streepjes gezet. Ik telde er vijftien, uitgesproken door een B&B-uitbater. Hij had zijn B&B beter ‘Bij de ik-zou-zegger’ genoemd in plaats van ‘Bij tante Loes’, want tante Loes was in geen velden of wegen te bekennen. Hij kreeg geen zin gezegd zonder die ‘ik zou zeggen’. We zijn goed op weg om er een nationaal stopzinnetje van te maken, zoals ‘Ja precies’ in Nederland of ‘Ben oui’ in het Frans. Als het niet verbetert, ga ik wel roepen. En een gewaarschuwd man is er twee waard. Of nee, want als die allebei de woorden ‘ik zou zeggen’ in de mond nemen, wordt het nog erger.

Rudi Lavreysen
46 3

flamenco

Mijn eerste kennismaking met de buitenwereld vond plaats in de jaren '60, in een Vlaams huis. Tegenwoordig wordt het huis geregeerd door een nogal obscure groep, maar destijds ontdekte ik er de zware bluesmuziek uit het zwarte Amerika en ook muziek uit vele andere culturen, waaronder de flamenco. Flamenco: een melodie bouwt zich op en wanneer deze zijn hoogtepunt bereikt, net als het gevoel zijn volheid bereikt, stopt de melodie. Dit proces herhaalt zich steeds opnieuw. Ik werd er gek van. Het raakte mijn puberale gevoelens en bracht ze in beroering. In die uithoek van Vlaanderen werd ik gegrepen door de muziek uit het zuiden van Spanje. Later bleek de enige flamencokenner en -speler in Antwerpen te wonen. De stad waar boten en hun vele culturen aanmeerden in het centrum van de stad en hun verschillende culturen voor een paar dagen of weken uitspreidden. Het was een tocht vanuit mijn afgelegen dorp waar ik woonde naar de grote stad. Het was niet niks, maar mijn jeugdige hormonen dreven me ernaartoe. De zanger-schrijver-dichter woonde destijds in een rijtjeshuis in een zijstraat van de Gitschotellei. Oeroude Vlaamse instrumenten hingen aan de witte muren van zijn huis. Na een hartelijke ontvangst kreeg ik mijn eerste teleurstelling te verwerken. De enige speler in de buurt van deze hartstochtelijke melodieën vertelde me dat hij ze niet meer speelde. Een Spanjaard had hem erop gewezen dat hij de muziek veel te koel speelde. Hij stuurde me naar Leuven, waar een Vlaamse flamencospeler niet alleen de melodieën speelde, maar ook leefde. Op dat moment kon ik er niet veel mee, omdat ik de volgende dag verwacht werd in de fabriek waar ik destijds werkte, in dat kleine dorp. Een paar jaar later, toen ik de wijde wereld introk, werd de weg erdoor bepaald. Leuven werd vijf jaar lang mijn thuis. Later, toen de ratio in mijn leven groter werd, vroeg ik me vaak af waarom deze verre muziek mij zo had geraakt. Een antwoord zou kunnen zijn dat de strenge rooms-katholieke cultuur en de armoede in dat verre Andalusië, en dezelfde armoede en rooms-katholieke cultuur hier en daar aanwezig waren. Een van de verhalen over de oorsprong van de naam bracht meer duidelijkheid. Een Spaanse rooms-katholieke koning hoorde de zigeunermuziek en zei: "De passie die de muziek uitstraalt, vind ik terug bij mijn Vlaamse lijfwachten, mijn flamenco's." De zanger-schrijver-dichter die ik toen ontmoette schreef deze regels die al jaren in mijn geest rond dwalen en mijn leven verblijden: "ik wil deze nacht in de straten verdwalen, de klank van de stad maakt me zeer amoureus" Wannes van de Velde De dag van de begrafenis van wannes werd deze telst gepubliceerd in de krant DE MORGEN. .......................................................................................................................................... foto gallery VERF ED  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+ https://www.2dehands.be/q/verf+ed+encyclopedische+mens/  

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
6 0

Spaaractie

Het is weer zo ver, de supermarkt heeft een nieuwe spaaractie met bioloog/ merchandisegigant Freek Vonk. Mijn 11-jarige zoon is fan en spaart met een tegen manie aan schurend fanatisme de dierenplaatjes. Wanneer wij thuis komen van een rondje boodschappen stort hij zich al bij de voordeur op de tassen. Niet om de pakken havermelk mee in de kast te ruimen uiteraard. Hij is ook ineens gemotiveerd om zelf inkopen te doen. Dat hij daarbij 2 x de gevraagde hoeveelheid chips mee neemt om nóg meer merch te scoren en in de supermarkt de hele bak plaatjes leeg graait, nemen we dan maar voor lief. Dat leeggraaien wordt overigens toegestaan door de medewerkers van de supermarkt (die hebben de spelregels namelijk al op dag 2 van de actie naast zich neergelegd) ik moedig dat niet aan. Een spaaractie suggereert een proces van het beoefenen van geduld, ruilen en reikhalzend uitzien naar de volgende mogelijkheid je verzameling uit te breiden. Daarvan is hier geen sprake. Op dag 8 van de actie heeft hij zijn eerste boek al vol en liggen alle “dubbele” rondgeslingerd in mijn woonkamer.  Bij de plaatjes en het dierenboek hoort ook nog een soundbox. Volgens Freek en de AH gaat het aanschaffen van deze spullen het uitsterven van bedreigde diersoorten tegen. Dus heeft mijn zoon de complete set. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik de hele zooi al cadeau gedaan had, weekdier dat ik ben, voordat ik op de hoogte was van de benarde positie van de tijgerpistoolgarnaal en de Capibara. Dat de actie als hoofddoel heeft mensen te manipuleren (of ‘aansporen’ als je dat aardiger vindt klinken) meer boodschappen te doen dan ze van plan waren omdat Abel nog een boshommel aan zijn verzameling wenst toe te voegen, dat weet ik eigenlijk heus wel. Maar ik vind het ook leuk, een educatieve spaaractie. In eerste instantie.  Vervolgens zit ik op zaterdagochtend, spijt te hebben van mijn keuzes. Na een drukke week begin ik deze weekenddag met een ontspannen ochtendritueel met koffie aan de eettafel. Ik blader in mijn favoriete tijdschrift waar ik normaal gesproken nooit aan toe kom. Voor mij lag de Juli editie, het is inmiddels bijna herfst.  “Grhhhhh grhhhhh” hoor ik vanuit de zithoek.  Een vogelbekdier.  “Cool hé mama?” roept mij zoon met een begeleidend verhaal waarin ik leer dat een vogelbekdiermama melk geeft zonder tepels. Net waar ik op zat te wachten deze zaterdagochtend. Ik knik en mompel dus iets in de trant van “goh, nou dat is inderdaad echt heel bijzonder zeg” en probeer nog een bladzijde te lezen.  “OEHAWAAAHAAAHAAAAHAAAA”  “OEHAWAAAHAAAHAAAAHAAAA”  “Bij uitstek het geluid van de gewone Kookaburra, een ijsvogelsoort” licht mijn zoon toe. “Oké, nou wat leuk jongen. Ik lees nog heel even verder” probeer ik nog maar ik weet al dat ik mijn beeld van een relaxte start van mijn dag bij moet stellen.  Ik leer een hoop bij het komende uur, niet uit mijn tijdschrift. Zo leer ik dat een egel een angstaanjagend geluid produceert, een Tokeh haar eigen naam roept en een pijlstaartrog klinkt als een stoplicht wat op rood staat. En dat Freek-plaatjes niet goed blijven zitten in het daarvoor aangeschafte boek. Dat ook.  Het geluid wat ik maak bij het uitglijden over de stapel plaatjes op de grond is er niet een voor in de boekjes. Dus ik brul dan maar beter in mijn eentje.   

Marleenvandecamp
26 0

Vampier in de servieskast

Vampier in de servieskast   Ik zie nog voor me hoe mijn oma zat te lezen in haar bruin gebloemde leunstoel. Haar hoofd voorovergebogen. Haar neus slechts een tiental centimeters verwijderd van een opengeklapt boek op haar schoot. Een echte oma met grijs krulletjeshaar die koekjes bakte en zelfgemaakte schorten droeg met katten erop. Dat ze vooral horror las zou je in eerste instantie niet verwachten. Haar verzameling horrorboeken stond op een lange plank boven in de servieskast. Ik durfde er als kind amper naar te kijken. Tegelijkertijd kon ik mijn ogen er niet vanaf houden. Soms schoof ik er eentje tussenuit en keek ik met ingehouden adem naar de afbeelding op de kaft. Daar had ik dan meteen spijt van, omdat ik wist dat ik er ‘s nachts wakker van zou liggen. Ik verzon er mijn eigen verhalen bij en vanonder mijn dekbed spiedde ik mijn donkere slaapkamer rond om te controleren of er zich ergens monsters, vampiers of geesten schuilhielden. Het gevoel dat ze zomaar zouden kunnen opduiken, gaf gestalte aan mijn angst voor het onvoorspelbare en het onbekende. Iets waar mijn kinderbrein nog geen woorden voor had. Het is dan ook niet vreemd dat ik, als beginnend schrijver, teruggreep naar die archetypische monsters uit mijn jeugd. In mijn eerste poging een boek te schrijven werd mijn hoofdpersonage, dat net zoals ik Surinaamse roots bezat, geteisterd door een vampier uit het Surinaamse, koloniale verleden. Hoe meer het verhaal vorderde, hoe meer ik begon te beseffen dat ik onbewust een gegeven uit mijn leven, dat te groot was om te begrijpen, had vormgegeven als een monsterlijk wezen dat mijn hoofdpersonage achtervolgde, isoleerde en langzaam leegzoog. Toen mijn manuscript af was, heb ik de vampier echter een houten staak door zijn hart geslagen. Hij was te clichématig. Bovendien gaan vampiers en literatuur niet goed samen. Je moet van goede huizen komen om de gemiddelde literatuurliefhebber mee te slepen in een bovennatuurlijk verhaal. Omdat ik niet gevangen wilde  worden in het hokje van de genreschrijver keerde ik mijn vampier de rug toe. Resoluut sloot ik de deksel van zijn doodskist en verliet zijn crypte. Toch merk ik de laatste tijd dat ik hem begin te missen. Vooral in de wereld van nu, waar zoveel onderbuikgevoelens naar boven komen die een monsterlijk gezicht verdienen. Steeds vaker denk ik erover om  terug te gaan naar de crypte om de vampier nieuw leven in te blazen en hem opnieuw te vangen in een verhaal. Net zoals mijn oma dat vroeger deed, als ze tussen de soep en de patatten, met glanzende ogen, las over de meest verschrikkelijke monsters. Monsters die ze na het lezen netjes kon opbergen op de plank boven in de servieskast. .  

Laetitia
0 0

De schrijver die in mijn lijf woont

De schrijver die in mijn lijf woont   De schrijver in mij slaapt. Met haar duim in de mond, ligt ze vredig opgekruld, ergens verstopt in mijn grijze massa. Ze weet nog niet dat ik klaarsta met een ouderwetse wekker in mijn hand. Dat er nog maar een paar tikken te horen zullen zijn voordat er een oorverdovend geluid zal klinken. Ze zal opspringen met een verwilderde blik in haar ogen, rondkijken in de eindeloze leegte en langzaam gaan beseffen dat die gevuld moet worden met woorden. Eindeloos veel woorden. Ze zal vol afschuw haar handen voor gezicht slaan en roepen: 'Neeeeeee!' Ze moet er doorheen. Deze miserie. De zomersluimer is voorbij. Vanaf vandaag moet ze aanstaan. Ze zal de glazen van haar bril moeten oppoetsen, zodat ze weer scherp ziet. Vanaf nu ligt alles weer onder het vergrootglas. De glimmende vlekjes op de neus van mijn hond terwijl hij de nazomerse lucht opsnuift. De discussie met mijn vriend over zijn vuile sokken op een keukenstoel. Duiven die elkaar bevechten om vogelvoer. De whatsappjes van mijn moeder over het weer. Alles is potentieel materiaal. Er is geen routine die mijn innerlijke schrijver daarbij kan ondersteunen. Ze moet zichzelf  laten vallen in de chaos. Gewoon, alsof het niks is. Uiteindelijk vindt ze vanzelf een golf, waarop ze kan surfen. Eerst wankelend, maar al snel zal het als vanzelf gaan. Ze zal er voorzichtig meer plezier in krijgen, totdat ze uiteindelijk weer weet wie ze is. Ze is de schrijver die in mijn lijf woont en ik heb haar nodig om mijn leven kleur, richting en duiding te geven. Het is niet ik die haar een schrijfroutine kan geven maar zij die mij een levensroutine geeft. De schrijver in mij is zich terdege bewust van deze grote verantwoordelijkheid. Als verhalenverteller pur sang kan ze zich een levendige voorstelling maken van wat er zou gebeuren, mocht ze haar taak niet hervatten. Laten we zeggen dat het laatste seizoen van Emily in Paris gniffelend als een demon op de loer ligt, samen met een groot bord Franse frieten, een paar repen witte chocolade en een erg slecht zelfbeeld. Ze weet dat als zij geen zinnen produceert, ik uiteindelijk in de leegte zal kukelen waar eigenlijk de woorden hadden moeten staan. Haar woorden. Mijn vangnet. Wanneer dat besef volledig tot haar is doorgedrongen, zal ze zich zonder morren op haar taak storten en haar lot aanvaarden. Deze week mag ze nog schrijven op haar telefoon, met een kopje thee in het zonnetje. Vanaf volgende week moet ze weer in het gareel. Laptop, keukentafel, eenzaamheid en woorden. Meer dan dat kan ik haar nu eenmaal niet bieden.  

Laetitia
0 0

Rental lezer

De Japanner Shoji Morimoto dacht ooit: ik begin een dienst waarin ik mezelf beschikbaar stel voor elke situatie waarin je een persoon nodig hebt. Misschien wil je naar een restaurant, maar voel je je ongemakkelijk om alleen te gaan. Misschien wil je een spel spelen, maar heb je niet genoeg aan één persoon. Of misschien wil je dat iemand tegenover jou gaat zitten en naar je kijkt terwijl je aan je boek werkt.  Vandaag wil ik het met jullie hebben over de Shoji Morimoto die ik creëer om te schrijven. Want het is heel simpel: als ik twee ogen voel die op me gericht zijn, kan ik beter schrijven. Wat is dat gevoel, dat als iemand naar je kijkt, je je beter kan focussen op je werk? Heeft zo’n persoon echt waarde of beeld ik me dat alleen maar in? Shoji Morimoto kreeg van zijn baas voortdurend te horen: Het maakt niet uit of je hier bent of niet. En dat zijn aanwezigheid niets bijdroeg aan het bedrijf. Morimoto begon zich af te vragen of iemand die ‘niets doet’ nog steeds waarde kan hebben in deze wereld. Misschien kon hij ‘niets doen’ omzetten in een dienst? Met één tweet werd Rental Person geboren. Rental Person biedt een fascinerende dienst aan de eenzame en sociaal angstige mensen. Shoji Morimoto schreef een boek over deze diensten. Zijn boek is een bestseller geworden. In zijn boek beschrijft hij duizenden waargebeurde ontmoetingen. Een gescheiden vrouw begeleiden naar haar favoriete restaurant. Een klant uitzwaaien vanaf het perron. Zittend in de rechtszaal tijdens het proces van een cliënt. Een cliënt ondersteunen tijdens een moeilijke operatie. Bij een schrijver zitten die toewerkt naar een persoonlijke deadline.  Rental Person is betrouwbaar, oordeelt niet en is vastbesloten om een ​​vreemde te blijven, en de merkwaardige ontmoetingen die hij deelt zijn onthullend voor zowel de Japanse samenleving als de menselijke psychologie. De ontmoetingen zijn ook herkenbaar voor mensen buiten Japan. Wij, schrijvers zijn in een bepaalde zin ook eenzame en sociaal angstige mensen. Er zijn dagen dat ik geen zinnig woord op papier krijg. Dat ik de brui aan het schrijven wil geven. Maar dan beeld ik me in dat Shoji Morimoto tegenover me zit. Als een eenogige  Daruma pop die me dwingt om gefocust te blijven. Zijn strenge blik houdt me aan het werk en ik kan doen wat ik het liefst doe: schrijven. Mijn ‘rental person’, waar ik overigens geen cent voor betaal, heeft niet alleen de gedaante van Shoji Morimoto. Hij heeft duizend andere gedaanten. Het kunnen lawaaierige studenten zijn in een café, een zwijgzame reiziger in een trein, spelende kinderen in het park, een poes op de bank die af een toe naar me knippert met zijn ogen en dan weer geeuwend verder doezelt. Het kan ook een boom zijn die ruist in de wind en bruine blaadjes op mijn schrift doet neervallen. Al die bijzitters zijn van waarde.  Maar de meest waardevolle ‘rental person’ blijft natuurlijk de lezer die ik steeds in gedachten heb als ik schrijf. Zij zijn lotgenoten van mijn gedachten en personages in mijn verhalen zonder dat ze nog één bladzijde hebben gelezen. En toch hebben ze waarde. Het leukst is het natuurlijk dat ze op een dag echt worden. Wat zou ik zonder ze zijn? Het boek dat Morimoto schreef is een bestseller geworden. Dat verbaast me niet. Want de ontmoetingen die hij beschrijft zijn een reflectie van hoe we allemaal op relaties, banen en familie kijken in onze zoektocht naar zinvolle verbindingen en doelen in het leven. Schrijven is een eenzame, sociaal onhandige bezigheid. Maar dankzij alle ‘rental persons’ in mijn leven wordt het een bezigheid die ik elke dag kan uitvoeren. 

Margaretha Juta
12 1

Het printertje

Bent u een veeltevroeger, een netoptijder of een altijdtelater? Wij behoren meestal tot de eerste categorie. In het Gare du Nord van Parijs stonden we een uur voor het vertrekuur klaar. We hadden iedereen in het station, van toerist tot treinpersoneel, al drie keer ontmoet omdat ik van het stilstaan (er was geen vrijstaande stoel te bekennen) pijn in mijn rug kreeg. Met een kleine vertraging spoorden we eindelijk huiswaarts. Ik stelde voor om de verse chaussons aux pommes - gewoon appelflappen - meteen vrolijk te verorberen. Iets over de grens met België verdween die vrolijkheid. Net zoals toen ik in het derde middelbaar met Pasen mijn punten zag: een drama. De trein stond zo stil als de Zwitserse garde bij het Vaticaan. Geen beweging. Een bericht door de luidspreker over een technische storing voorspelde niet veel goeds. Twintig minuten later kwam er eindelijk beweging. De conducteur verzekerde ons dat we de aansluiting in Antwerpen, weliswaar een uurtje later, zouden halen. Om de ‘pijn wat te verzachten’ printte hij een bonnetje uit. Het printertje hing zowaar aan zijn broek. “Hiermee kan je in de bar iets drinken”, zei hij. Maar omdat we niet zover van Antwerpen waren en ik van dat drankje misschien naar het toilet zou moeten, zagen we daar van af. De Nederlanders van drie stoelen verder deden dat niet. Net toen we onze koffer van het bagagerek hadden gehaald, stonden zij in het midden van het gangpad recht. “Jij ook een biertje Frits?”, vroeg de ene. Het was misschien niet fatsoenlijk, maar ik heb de mannen lichtjes naar hun plaats geduwd om snel aan de uitgang te zijn. We sprintten als ervaren hordelopers over de roltrappen en haalden nog net de aansluitingstrein. Daar moest ik toch aan het biertje van Frits denken. Wat zou het nu hebben gesmaakt.

Rudi Lavreysen
9 1