Zoeken

Proefondervindelijk

"Je kan er de klok op gelijk zetten", zegt B. We zitten op het terras met de Parijse terrastafeltjes. Hij ziet zijn naam liever niet in de gazet, daarom gebruik ik enkel de eerste letter van zijn voornaam. Je zou hem een soort van straat- of dagfilosoof kunnen noemen. Over het dagelijks leven heeft hij wonderbaarlijke inzichten.  “Met elke hittegolf zijn de gelovers en de niet-gelovers van de klimaatopwarming overal te horen. Waar ik me over verbaas, is dat ze een aantal duidelijke symptomen niet opmerken. Enerzijds zijn er ontegensprekelijke feiten zoals de gemiddelde temperaturen. Maar je moet ook naar het straatbeeld kijken. Zo zie je hier tegenwoordig ook mensen met een paraplu die hen schaduw moet geven.”  "Maar dat is niet het enige. Het valt op dat er alsmaar meer mensen een waaier gebruiken. Je kent die uit Oosterse films. Vroeger zag je die alleen bij verkleedpartijen. Nu hebben sommigen die standaard op zak. Dan heb je mensen die andere zaken gebruiken om zich koelte toe te wuiven. Op terrasjes zie je dat vaak. Ik heb er een studie over gemaakt."  "Een studie", zeg ik. "Toe maar." "Proefondervindelijk natuurlijk. Wat niet werkt is een krant. Dat is te slap om mee te wuiven. Ofwel moet je die dubbel vouwen. Een tijdschrift kan, maar het is afhankelijk van de grootte. Zoiets als Humo of Libelle gaat nog, maar kleinere magazines zijn beter.”  "Dan heb je nog de drankenkaarten. Gelamineerde papieren zijn te slap. Het beste is stevig karton, zoals deze kaart. Dat werkt perfect. Probeer maar eens”, zegt hij, waarna hij me de drankenkaart geeft. Het geeft inderdaad meteen verkoeling.  “Het ergste is de opkomst van QR-codes op terrastafeltjes. Hoe onpersoonlijk is dat. Het failliet van de verfrissende drankenkaart. Alhoewel, van zoiets lopen de rillingen over mijn rug”, lacht hij.  

Rudi Lavreysen
14 3

I am the walrus (of verliefde mijmeringen)

'Love is where you find it.' Profetische woorden van James Baldwin, eenvoudig, niet moeilijk te begrijpen, voor een stuk trappen ze ook gewoon een open deur in. Want het is één van de clichés die het mysterie liefde omringen. 'Ge moet erop vallen.' Als je het zoekt, vind je het niet. Liefde is ook een woord dat alleen lading krijgt, betekenis, als je het kan uitpakken zoals een kado, of pellen als een vrucht. 'Show, don't tell.' Liefde is - misschien spijtig - vooral ook chemisch. De gekte, lentekolder (!), van de verliefdheid is wellicht een cocktail van dopamine en oxytocine. Wie herinnert zich nog de gloed van die eerste kus, de lippen die first contact maken? Er is een rechtstreekse lijn dan, die de zwaartekracht volgt, van je mond, naar je hart, naar je geslacht. Maar die echte verliefdheid is in de eerste plaats vooral teder, je wil seks eigenlijk uitstellen, je wil mekaar opeten, dat wel, in mekaars lijf kruipen, versmelten. En vooral, ook weer volgens James Baldwin, je maakt het maar een paar keer mee in je leven. Hopelijk kan je het op één hand tellen, want anders glijd je wellicht af naar de nymfomanie. Ben je eerder bezig met verliefd zijn op de verliefdheid zelf, of ben je eerder behaagziek, onzeker, niet in het reine met jezelf. Wat uiteraard niet onlogisch is, want we zijn sociale dieren, en die relaties zijn altijd onderhevig aan wat competitie, of zo lijkt het toch sinds Darwin.  Ik geloof dat liefde wel degelijk kan genezen, dat je onvolledig bent zonder de ander, de Ander, het Andere, ik denk dat het weer zo één van die kapitalistische illusies is, dat je je geluk zelf moet maken. We zijn meer dan productie-eenheden of 'menselijke grondstoffen'. Je hebt voor zover ik wetenschappelijk op de hoogte ben, nog altijd een eicel en een zaadcel nodig om een nieuw leven te maken. Als mens. Een soort heilige tweevuldigheid. 'Only love can break your heart.' Nog zo'n boutade, van Neil Young deze keer. Hoe onvolledig we ons soms ook voelen alleen, het risico op een gebroken hart, als we het erop wagen te duiken in die onbekende duistere, maar prachtige poel van de crush, de mysterieuze coup de foudre, zorgt er soms voor dat we eieren voor ons geld kiezen. Want de diepte (of ondiepte) van die gruwelijk aanlokkelijke poel is onpeilbaar. Het is totaal controleverlies, overgave, en daardoor bijna een religieuze, sacrale ervaring. En wie is daar nog goed in, in het profane Westen? Ik stel me er in ieder geval vragen bij, bij die eenzaamheid, die besmettelijk zou zijn naar 't schijnt. Zoveel vrijgezellen, zoveel mensen die alleen wonen, alsof we bezig zijn met een metamorfose om insectenzwermen te worden. Je hebt de queen bees, worker bees, soldier bees, ... Het verschil is dat we nog niet steriel zijn. Zowel de superrijken als de armen kunnen zich nog steeds voortplanten, al dan niet met gevoelens van elkaar graag zien, maar waar die kinderen zullen terechtkomen is koffiedik kijken. Je kan met een voorsprong beginnen aan het leven, een minderheid heeft hallucinante priviliges, maar evengoed kan het gigantisch mislopen. De dood als grote gelijkmaker betekent uiteraard niet dat we de sociale strijd voor een rechtvaardigere organisatie van onze maatschappijen moeten verwaarlozen. Ook dit is een kwestie van liefde. Elk leven is heilig en ieder kind verdient het graag gezien te worden, zoniet betaal je toch de prijs. Mens zijn betekent passie hebben, en één van die vreselijke expressies van gevoelens is wraakzucht. Ik denk dat het liedje van The Eurythmics wel klopt: 'The miracle of love, will take away the pain.' De woordkeuze is ook geslaagd, liefde is een mirakel, en een mirakel is onverklaarbaar. Wat zorgt ervoor dat iets 'marcheert'? Laten we nog eens smijten met een soort spreuk. Er is een Arabisch spreekwoord dat zegt dat het huwelijk is zoals een belegerde burcht. Zij die zich er binnenin bevinden, willen eruit. Zij die erbuiten zitten, willen erin. Gelukkig is er de roes voor de sleur, de routine, die allesomvattende, knetter makende fase van vlinders in de buik, geen honger hebben, balorig zijn, niet kunnen eten. Een moment dat je de tijd wou bevriezen omdat alles zich in een gloed bevindt. Een periode van opperste sensualiteit, je maakt je lippen nat met je eigen tong vooraleer je die lippen van de Ander beroert, en dan ga je nog een stapje verder in die intimiteit als de beide tongen een soort dans met mekaar aangaan. Een kort maar krachtig walsje, een trage, langzame bolero, een onbeheerste, atletische lindy-hop, of een aan elkaar spiegelende tango.  En dan de ogen, het naar mekaar kijken met die kitscherigste metafoor aller tijden, de spiegels van de ziel, de pupillen die zich verwijden of verkleinen, de kleur van het iris die wel nooit zomaar banaal blauw, bruin, groen of grijs is. Daar vind je onze enorme uniciteit als mens, nog poëtischer dan onze unieke vingerafdrukken. Geen mensenoog is gelijk! Mijn zwartharige vader had de donkerste ogen, bijna zwart in plaats van bruin, als steenkoolbriketten, angstaanjagend en onvoorspelbaar, mijn moeder had dan weer als blond meisje prachtige appelblauwzeegroene ogen, mysterieus en diep als de Atlantische Oceaan ter hoogte van de Golf van Biskaje, duizenden meters voor je de bodem bereikt. Laten we dit vertoog over de liefde en verliefdheid dan ook eindigen met een drievuldigheid. De liefde die uitmondt in nageslacht. Wat ik voel voor mijn dochter overstijgt 'zelfbehoud'. Al blijft het natuurlijk behoud van de 'genenpoel'. Voor een kind offer je jezelf op, op het altaar van het leven dat onmiskenbaar mysterieus is, en gespleten. Er is barmhartigheid omdat het leven meedogenloos is. Ik herinner mij de lichamen van mijn ouders na hun overlijden, de lege ogen, de omhulsels die verkillen. Ik geloof eerder dat ons bewustzijn een product is van onze hersenen. Met andere woorden, tot zover onze onsterfelijke ziel. En, toch ... Die lichamen zo zien liggen, bewegingloos, hun eigenheid was weg, hoe ze ooit bewogen, de zenuwachtigheid van mijn vader, het koppige doorzettingsvermogen van mijn moeder, de ziel was weg. Elders? Ergens hoop je er toch op. Dat het niet allemaal tevergeefs is. Een banaal, absurd einde dan maar, weer van een liedje: 'Life is what happens to you while you're busy making other plans.' Leefde die ook nog maar, John Lennon, desnoods alleen maar zijn ziel. P.S.: Hopelijk is liefde vooral ook niet dit: 'The reason you haven't felt it is because it doesn't exist. What you call love was invented by guys like me, to sell nylons. You're born alone and you die alone and this world just drops a bunch of rules on top of you to make you forget those facts. But I never forget. I'm living like there's no tomorrow, because there isn't one.' Een quote van Mad Man Don Draper. Gelukkig vloekt de zalige gloed van de verliefdheid en de onbaatzuchtige liefde voor een kind of een huisdier met zoveel cynisme. Nee, dan toch maar Baldwin! Dit is de volledige quote van het begin: 'Nobody - no man or no woman - is precisely what they think they are ... love is where you find it. And it is a terrifying thing, love. It's the only human possibility but it's terrifying. What happens when you can't love anybody, you're dangerous. You have no way of learning humility. No way of learning other people suffer. And no way of learning how to use your suffering, and theirs, to get from one place to another.' The Beatles "I Am The Walrus" (1967)

Kameraad 60
35 1

Het vergif dat sociale media heet

Vooroordelen, ze zijn gemakkelijk, snel en vooral ongegrond en ondoordacht. Een oordeel vellen over iemand op basis van wat je in een eerste oogopslag ziet, is nu eenmaal gemakkelijker dan de moeite nemen om iemand te leren kennen en te ontdekken hoe die persoon echt is. Sociale media maakt het ons tegenwoordig zo gemakkelijk om onze meningen en kritiek ongestoord, ongecensureerd rond te strooien zonder dat we ons ook maar een seconde afvragen of we dit eigenlijk allemaal wel online zouden moeten zetten. De veiligheid die het schermpje en de afstand tussen onszelf en de ander ons biedt, zorgt ervoor dat we al onze normen en waarden overboord gooien. Want zouden we exact dezelfde reacties geven als we die persoon in levenden lijve voor ons hebben staan? Zouden we op straat zomaar op iemand afstappen om hem, haar of hun te vertellen dat hun voorhoofd te groot is? Dat hun neus scheef staat of dat ze beter hun mond kunnen houden want dat er niemand geïnteresseerd is in de zever die ze verkopen? Dat hun humor absoluut niet grappig is en hun stemgeluid ons de kriebels bezorgd? In het echte leven slikken we onze mening in, delen ze hooguit met de mensen rondom ons, vinden we het niet nodig dat de persoon waarover het gaat dit hoort of hebben we het merendeel van de tijd niet eens oog voor anderen. We zijn er niet mee bezig met hoe iemand erbij loopt op het strand, met wat iemand draagt als hij gaat shoppen. Waarom doen we dit dan wel online? Wie zijn wij om te oordelen over anderen? Wie zijn wij om zonder blikken of blozen onze ongezouten mening te spuien over iemand en deze voor duizenden anderen open en bloot online te verkondigen? Hebben we er ooit al een keer bij stil gestaan dat die mening één gigantisch vooroordeel is en deze iemand kan kwetsen? Niet alle mensen die online dingen posten hebben een olifantenvel, niet iedereen zit te wachten op kritiek. Sociale media is lang geleden zijn doel reeds voorbijgestreefd. Platformen om anderen te bereiken, zijn veranderd in platformen om mensen verkeerde en vertekende beelden te geven, de gelegenheid om veilig en vanop afstand iemand de huid vol te schelden, te vernederen. Sociale media is een vergiftigd geschenk dat mensen hun normen en waarden doet vergeten, dat azijnpissers een podium geeft om over alles en iedereen te klagen en te zagen, om alles te weten te komen en te dreigen. 'Van waar komt die luide muziek? Hoort er nog iemand die knallen? Aan de chauffeur die vanochtend mijn spiegel heeft afgereden, ik heb camerabeelden, als je je niet komt melden gaan deze naar de politie.' Laat ons vooral ook even opmerken dat mensen plots niet meer weten hoe ze punten en komma’s moeten gebruiken, dat ze ondanks de standaard spellingscontrole op zowat ieder apparaat niet meer in staat zijn om duidelijk leesbare Nederlandstalige teksten te schrijven.  Het enige wat we echt vergeten, aan welke kant van het scherm we ook staan, is dat iedereen gelezen en gezien wil worden, leuk gevonden wil worden en steun wil vinden bij vreemden die er net hetzelfde over denken. Iedereen heeft daar zo zijn eigen reden voor. Dat zowel degene die een boodschap heeft, als degene die zijn kritiek erop geeft, op niet meer uit is dan reactie ontlokken, of het nu op een positieve of negatieve manier is. Want negatieve aandacht, is jammer genoeg ook aandacht.  Smaken verschillen en waarschijnlijk zijn er anderen die bepaalde humor wel kunnen appreciëren, een stemgeluid wel aangenaam vinden om naar te luisteren. Waarschijnlijk zijn er redenen waarom iemand van zich wil laten horen en een publiek wil bereiken. Staat het je niet aan, scrol dan rustig verder zonder er tijd of energie aan te besteden. Bekijk filmpjes die je wel leuk vindt, want zoals ik zei ga je op straat ook niet iemand aanspreken om hem, haar of hun iets negatief in het gezicht te gooien.  Denk na voor je reageert op iemand anders, want hoe zou jij je voelen als je volledig met de grond gelijk zou worden gemaakt om een bericht waar je achter staat? Hoe groot zou je mond nog zijn mocht je diezelfde negatieve commentaar recht in het gezicht van die persoon zeggen zonder de veiligheid van een scherm en de afstand tussen jullie beide?

Joni Motmans
11 0

STAR TREK

Ooit was het een droom: het jaar 2025. Gevleugelde auto’s die door de lucht zouden zoeven, huizen in ruimtestation-stijl en een geautomatiseerde samenleving zoals in Star Trek. De atoombom zou allang gevallen zijn, en de wereld herboren in futuristische glorie. Maar nee. Die gevreesde knal bleef uit.  En het straatbeeld? Nauwelijks veranderd in zestig jaar. Hier en daar een geplaveide kuil en wat meer glimmend blik op wielen voor de deuren. Vrouwen dragen nog steeds jurken en mannen over het algemeen prefereren nog altijd broeken. Kinderen schommelen in speeltuinen, tieners hangen loom rond. En de aarde draait om haar as. Seizoenen komen en gaan.   Elke dag hetzelfde nieuws; hier en daar een genocide, een natuurramp of een buurman de kop in geslagen. Afrika is nog steeds ontembaar. Daar blijven ze mekaar afslachten als beesten, en Amerika heeft nog steeds de grootste muil. Rusland en China blijven als dikke steenezels in stilte koppig verder gaan met hun mysterieuze strategieën. Same old. Niets nieuws onder de zon—alleen de plek en het uur waarop het leed toeslaat. Goed nieuws? Nauwelijks een voetnoot. Het kwade verkoopt nu eenmaal beter. Een generatie komt en gaat. Mensen blijven mensen, een handvol goedzakken en een vergiet vol klootzakken. Tot welke groep je ook hoort, er geldt een gelijke wet voor ons allemaal:  we worden elke dag een dagje ouder, als je geluk hebt en niet ziek wordt. Niemand heeft de eeuwige jeugd. Niemand heeft toegang tot de heilige graal van eeuwig geluk. Geluk komt en gaat. Zelfs religie of geloof gaat aan deze cyclus NIETS veranderen. Hoe hard we ook bidden of vervloeken… de wereld draait door. Letterlijk en figuurlijk.

Heidi Schoefs
5 0

Samenwonen

Samenwonen. De laatste tijd een veel gebruikt woord in mijn omgeving. De vraag wanneer ik ga samenwonen klinkt inmiddels ook niet nieuw meer. Sterker nog, het is bijna standaard. Net zoals mijn antwoord: wanneer de tijd daar rijp voor is. Tijd geeft alle antwoorden. De reacties die daar op volgen bestaan vaak uit een tijdslimiet die mensen ons geven. Ik geef jullie zes maanden, een jaar, twee jaar. Tijdslimieten die wij samen zonder schaamte verbreken. Wie bepaald wanneer wij er aan toe zijn? Wie weet beter wat wij aankunnen? Wat voor ons passend is? Is er een strak recept voor een gelukkig huwelijk? Als het enkel een recept opvolgen is, waarom gaan er dan zoveel mensen weer uit elkaar? Samenwonen, ja het klinkt heerlijk, romantisch. Fijn, gezellig, zakelijk gezien zelfs minder belastend. Alleen ook eng, beangstigend, beklemmend, nieuw. Nieuwe spannende dingen heb ik persoonlijk niks op tegen, vaak hou ik er zelfs van. Nieuwe dingen uitproberen, nieuw ervaringen op doen, gewoon een dotje doen, en zien wat er uitkomt. Ondanks dat een dotje doen een groot deel van mij karakter weerspiegeld, valt er in deze situatie te veel te verliezen, om op die schaal maar te zien waar het schip strand. Wat als wij er nog niet aan toe zijn? Wat als het daardoor fout loopt? Wat als… Als ik nu om mij heen kijk, zie ik een huis, een wereld, die ik zelf met blote handen heb weten op te bouwen. Een creatie begonnen vanaf het nulpunt, een gevolg van een strijd waar ik niet voor had gekozen. Het is mijn plek, mijn veilige plek. De plek waar ik op een vrije avond in mijn stoel neerplof, in mijn super comfortabele, maar onaantrekkelijke schapen hoodie, met een mok koffie in mijn hand, verdrink ik in de wonderenwereld van mijn boek. De plek waar ik tot rust kom, waar ik mij volledig kan afsluiten van de buitenwereld. De plek waarvan veel mensen niet zullen begrijpen dat ik er trots op ben, maar het is mijn trots, mijn steun en toeverlaat. Mijn tastbare overwinning die ik behaald heb, na hard vechten voor mijn bestaan. De plek waarvan ik bepaal wie er binnen komt en voor hoelang. De plek waar ik de regie in handen heb. Waar ik niet hoeft te vechten om mijn grenzen te bewaken. Nee, de voordeur is mijn grens. Van iedereen daarbinnen verwacht ik respect voor mijn grenzen, zonder ruzie, zonder woorden. Wederzijdse respect, dat is waar alles om draait. Misschien vraag je je nu af wat daaraan zal veranderen bij het samenwonen. Als het goed is niks. Gek genoeg heb ik daar ook alle vertrouwen in. Toch steekt nog regelmatig het gekwetste meisje in mij op. Het meisje wat alles wat ze bezat, in een oogwenk verloor. Door een keuze die niet het hare was. Mede door dat meisje, ben ik volgens sommige mensen, onmenselijk lang vrijgezel gebleven. Een volledig bewuste keuze. Een goeie relatie is gebouwd op vertrouwen. Iets wat ik behoorlijk wat jaren terug was verloren. Ik was op het punt beland dat ik niemand meer kon vertrouwen, mijn familie, mijn vrienden, mijn toekomstige partner. Tot zoverre dat het mij niet meer lukte om in de spiegel te kijken en te zeggen: Meid, ik vertrouw je. Doe wat goed voelt. Ik kon mezelf niet meer vertrouwen. Het was hun gelukt om mijn gevoelens en daden zo te beïnvloeden, dat ik keuzes maakte die niet bij mijn overtuigingen paste. Ik had gefaald om hun die kracht in handen te geven. Hoe kon ik een ander vertrouwen als ik mezelf niet meer vertrouwde. Hoe kon ik een buitenstaander binnenlaten, als ik het verschil niet meer zag tussen goed en fout. Hoe kon ik mezelf nog laten zien aan een ander, als ik het zelf niet eens meer zag. Jaren van vechten, puzzelen en bouwen, is dat meisje steeds verder op de achtergrond beland. Als ik nu in de spiegel kijk, zie ik een volwassen vrouw, die houdt van hetgeen wat ze ziet. Iets wat ik heb bereikt door hard te vechten voor mijn bestaan. Als ik nu verder kijk zie ik een groepje mensen, uniek allemaal op hun eigen manier. Waar ik op mijn manier weer allemaal verschillend van hou, hun aanwezigheid waardeer. Waaronder biologisch maar tegelijkertijd ook zelf uitgekozen familie. Een select groepje vrienden, die ongevraagd mijn metormofose meemaakte. Een punt wat af en toe best lastig zal zijn, gezien ik op best wat punten op het zicht heel veel ben veranderd. Ik ben nog steeds ik, alleen durf ik nu steeds meer te laten zien wie ik echt ben, en wat ik wil. Waar ik voorheen snel mijn woorden inslikte om de tegenpartij gelukkig te maken, of meedeed aan alle sociale verwachtingen, weeg ik het nu voor mezelf af. Hoe belangerijk is die sociale verwachting, hoeveel vraagt het van mij, hoeveel krijg ik er voor terug. Hoeveel is wat waard? Moet ik het mezelf echt ongemakkelijk maken om present te zijn bij alle sociale bijkomstigheden? Of moet ik het mezelf gewoon lekker comfortabel maken en genieten van mijn tijd in mijn schapenhoodie? Waar ik jaren terug braaf deed wat er van mij verwacht werd, probeer ik daar nu een selectie in te maken. Maakt mij dat een ander mens? Misschien wel voor de buitenwereld. Alleen voor mijn gevoel, ben ik eindelijk steeds meer ik. Een strijd die nog steeds niet is uitgestreden maar elk stap maakt mij gelukkiger en rustiger. Dat brengt mij terug op het punt, samenwonen. Na een jarenlange vrijgezelle tijd met volledig onthouding van welke vorm van romantiek, heb ik nu een partner naast mij staan waar ik mijn leven voor zou geven. Kan ik heerlijk weg fantaseren in het plaatje huisje, boompje, beestje. Trouwen, samenwonen. Het idealistische romantische sprookje, tot de dood ons scheid. Dromen zijn er om waar te maken, en je leeft maar een keer. Klopt! Ook helemaal mee eens. Het is ook mijn doel, om uiteindelijk al mijn (uitgestelde) dromen waar te maken. Stap voor stap. Dag voor dag. Alleen kan ik nu nog niet met volledige overtuiging zeggen dat ik klaar ben om samen te gaan wonen. Moet ik die stap dan zetten, met alle mogelijke gevolgen vandien, omdat de maatschappij dat van ons verwacht? Je leert toch ook niet rennen voordat je kan lopen? Ben ik iemand überhaupt verantwoording verschuldigd? Mij verantwoorden omdat ik dit goed wil doen, op onze manier, op ons tempo. En niet perse op de manier zoals gebruikelijk is. Maakt dat onze liefde naar elkaar, verkeerd, minder?

AngelSuenos
7 2

Jaloerse blikken

Ik heb een nieuwe vriendin. Of een vriend. Dat is me nog niet duidelijk. Laat het ons voor de gemakkelijkheid bij een vriendin houden. Ik heb het trouwens ook niet gevraagd. Het is wel duidelijk dat ze het wonderbaarlijkste onder de caféfenomenen is: een cafékat. We zagen haar voor het eerst toen we in het restaurant naast het café mosselen gingen eten. We waren niet alleen met een grote kastrol voor onze neus. Wij zaten binnen wegens een naderend onweer, maar heel wat mosseleters zaten buiten op het terras onder de parasols. Plots kwam de cafékat van de buren een kijkje nemen. Binnen mocht ze niet. Op het terras schuurde ze tegen heel wat benen om mosseltjes los te krijgen bij de mosseleters. Maar er viel niets te rapen.  Daarna leerde ik haar beter kennen. Want in het café ernaast, haar thuis, heeft ze een eigen stoel bij de kachel. Dat zag ik pas achteraf. Nietsvermoedend namen onze jongste en ik plaats aan het tafeltje ernaast. Ik zat op het bankje tegen de muur. Mijn jas had ik naast me op de bank gelegd. Toen zag ik pas de stoel met het kussentje. Het leek wel een troon.  Plots was ze daar. Eerst keek ze uitnodigend naar mij, waarna ze zich op mijn jas nestelde. Daar bleef ze een goed uur liggen, met haar hoofd tegen mijn linkerbeen.  "Normaal gaat ze alleen bij knappe vrouwen liggen", zei de barman. Tja, wat zeg je dan. Het leek ook dat de andere klanten jaloerse blikken op me wierpen.  Bij het buitengaan dacht ik eraan dat ik haar naam niet had gevraagd. Of zijn naam. Na enig opzoekingswerk had ik die naam snel gevonden, want het bleek een heuse BK te zijn. Een bekende kat. Vandaar al die jaloerse blikken natuurlijk.

Rudi Lavreysen
17 1

Bijrijder

“Mamaaa, hier” klinkt het vanaf de achterbank. Ik krijg de zoveelste lege verpakking in mijn in een reflex naar achteren gestoken hand geduwd en zoek nog een plekje tussen de zakken broodjes, lege broodtrommels en tassen. Links van mij een snoer waarmee de jongste haar iPad oplaadt en waar ik omheen manoeuvreer om blikjes cola, tucjes, de pinpas, menthol snoepjes en bakjes voorgesneden komkommer aan te geven.  Ik buig mij in een halve pretzel bij het vastmaken van de gordels tussen kussens, knuffels en spullen voor algemeen vermaak op de achterbank en verrek mijn bilspier bij het gegraaf in de koeltas, uiteraard onder het snoer van de lader door.  Daar zit ik dan, omringd door rotzooi die niet van mij afkomstig is, het de overige passagiers gemakkelijk te maken terwijl bij mij de randen van de koektrommel in mijn kuit gedrukt staan. Mijn kinderen liggen languit op de achterbank hun filmpjes te kijken, gestut door zachte kussens en doen af en toe een dutje of steken een riekende zweetvoet naar voren met het verzoek om een massage. Ik zit opgepropt voorin tussen de afvalresten te luisteren naar wéér diezelfde stomme playlist van de reisgenoot omdat hij ook dit jaar niet aan mijn herhaaldelijke verzoeken om een update heeft voldaan. Dus krijg ik Rockclassics of the 80’s voorgeschoteld van Milaan tot aan Livorno. De afspeellijsten die ik wél heb gedownload op mijn telefoon wil hij niet streamen op de zijne. Kost teveel data. En mijn telefoon is niet fijn als navigatie. En hij rijdt al. Dus. Radio ga ga.  Net wanneer ik een dutje wil doen komen we bij een punt waar ik toch echt ook even acuut mee op moet letten en mag mijn stoel niet naar achteren want dan kan mijn dochter de Bellinga’s niet goed zien.  "Nog 1 uur en 39 minuten mama".  Joepie.       

Marleenvandecamp
68 0

Een nieuwe sport

Ik heb een nieuwe sport ontdekt. U zal denken, de aanhoudende hitte heeft hem geen goed gedaan. Hij heeft een zonnesteek en hij kan voortaan best een petje dragen. Het klopt, het was warm de afgelopen weken, maar dat van die nieuwe sport is ook niet gelogen. Ik zeg nu wel dat ik ze heb uitgevonden, maar dat is slechts gedeeltelijk waar, want een man in Brussel bracht me op het idee. We wandelden op een bloedhete dag door de hoofdstad en passeerden een tweedehandsmarktje. Mijn vrouw hield me stevig vast, zodat ik niet naar een boekenkraampje kon gaan. Een beetje zoals een hond die ze tegenhouden om ergens te gaan snuffelen.  Maar terug naar de man. Aan een fietsenrek was hij fitnessoefeningen aan het doen. U kent het wel, aan van die fietsbeugels. Ze stonden op een ideale afstand van elkaar. Vergelijk het met een brug met gelijke leggers bij het turnen. Telkens de armen buigen en terug strekken.  “Ik snap het”, zei ik tegen mijn vrouw. “Fitness kost handenvol geld. Terwijl je die toestellen ook in de openbare ruimte vindt. In de stad is er geen fit-o-meter. Maar wat een mogelijkheden biedt dat. Als er een goede afstand tussen de fietsrekken zit kan je ze gebruiken voor hordelopen. Combineer het met trappenlopen die je overal in de stad vindt en je hebt een volledig parcours. Zoals de 3000 meter steeple in de atletiek. Er ligt altijd wel ergens een plas of een fontein. Kijk eens aan, we hebben een nieuwe sport ontdekt. Nu nog een naam bedenken.”  We hadden de man en het marktje ondertussen achter ons gelaten en kwamen in een winkelstraat terecht. Mijn vrouw stopte bij een winkel waar ze in de vitrine naar een collectie met petten keek. “Is dat niets voor jou?”, zei ze.

Rudi Lavreysen
6 1

UW SOCIALE ZEKERHEID.

  Een arbeider wordt 50 % afgehouden van zijn inkomsten voor zijn deelname aan de sociale zekerheid.Een ambtenaar wordt 40 % afgehouden.Een zelfstandige 4 % .De arbeider krijgt het allerlaagste pensioen van West-Europa.De zelfstandige krijgt daarnaast een onbeperkte mogelijkheid om via zwart geld en buitenlandse rekeningen, waarop weinig of niks controle is, een fortuin te bezitten.Daarbij weigeren Vlaams-nationalisten meer sociale woningen te bouwen.  Vlaanderen bezit 4% sociale woningen,  Nederland, Duitsland, Frankrijk, hebben 25 % sociale woningen.Zodat de geplunderde arbeider verplicht wordt in woningen te wonen in het bezit van zelfstandige en vrije beroepen. Die 4% betalen aan de sociale zekerheid. De Vlaams-nationalisten zijn daaronder huisjesmelkers geworden in dienst van corrupt Vlaanderen.Mijn vraag: Waar zijn de vakbonden?De zwart belastingvrije inkomsten gingen vroeger naar Luxemburg.  Nu gaan ze naar het eiland MAN. Dit eiland staat onder de bescherming van de Londense city zoals u weet is de city een apart identiteit met een eigen operette legertje die jaarlijks in Londen paradeert maar belangrijk MET EIGEN WETTEN. De belastingvrije gelden zijn zeer goed beschermd. Die gelden worden gebruikt om krijgsheren in Afrika te ondersteunen als die aan de macht komen krijgen de Londense city   contracten om het Afrikaanse land te plunderen. Daarnaast krijgt dat Afrikaanse land officiële leningen om nutteloze projecten te financieren, leningen die het Afrikaanse land nooit kan afbetalen. Enige jaren terug zei een kopstuk van de socialisten op het middagnieuws op de radio: "In Deurne staat een stampvol vliegtuig van de Vlaamsche luchtvaartmaatschappij V.L.M. klaar om naar het eiland MAN te vliegen". Een wekelijkse vlucht. Op het eiland MAN is er niks, alleen stampvol banken. Op het avondnieuws was daarvan niks te horen. https://www.youtube.com/watch?v=ODlAf_6mHRs

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
10 0

Zomaar.

Ik ben gewoon zomaar iemand. Gewoon. Zo zomaar als iemand die pakweg om de hoek van de straat woont. Ik woon altijd om de hoek van iemands straat.Ik hou van suikerwafels, zo lang je de pareltjes kan zien, en dan ga ik op schattenjacht. Doe ik alsof, natuurlijk.Ik hou van woensdag. Als de week een speeltuin is, dan is woensdag het midden van de wip. Precies. Het midden. Waar je niet kan vallen, als je maar stil genoeg zit. Niet omhoog. Niet omlaag. Niet. Veel heb ik niet. Ik draag mijn schoenen tot er gaten in de zolen komen en dan nog loop ik vaak verder, om te voelen hoe de gaten groeien. Soms kan het snel gaan. Zeker op trage wegen.Drie jassen heb ik ook nog. Een lange voor de regen. Nog een lange voor de kou. Een korte voor ik weet niet goed, of de avonden, de nachten. Veel stof om over na te denken. Oh ja, en muziek. Ik hou zo van muziek. Daar heb ik wel veel van. Mooie platen. Vele mooie platen.Ik draai ze altijd op een lager toerental. Dan ga ik liggen in de zetel in mijn kamerjas (heb ik ook nog), maak ik dingen donker en dan zing ik zachtjes mee tot ik moe word, ga ik neuriën tot er enkel nog iets overblijft dat enkel ik kan horen.Ik heb een zware stem. Ik heb een zware kast met heel veel trage platen. Denk ik. (Mijn taal is het zwaarst op lange dagen.) Ik maak mezelf moe, slaap vaak al in mijn hoofd lang voor mijn lijf gaat liggen, word vaak al heel snel donker. Dan denk ik mezelf een melodie waarop het heerlijk dromen is. Dan kijk ik hoe de gaten groeien. Ga ik op schattenjacht. Wacht ik tot je naast me komt. (Kom je?)

Jürgen NaKielski
18 1

Verzin'ken

Vandaag voelt een beetje als wakker worden, wanhoop loslaten... pijn laten varen. Al besef ik me dat ik zoiets wel al vaker dacht. En alle mogelijkheden dansen nog zoals een sterrenhemel rond me heen. Of misschien eerder.. zoals wolken... een soort melkweg.. met kleine flitseringen van wat ooit sterren kunnen worden en met diepe ruimtes.. van wat ooit sterre waren.. En ik besef me ook ergens wel.. Dat ik de laatste jaren.. met al die gedachte.. In al die tijd.. tijdens al dat schrijven.. en plannen.. Het dwalen.. misschien vaker mijzelf heb laten vangen door die zwarte gaten.. die draaikolken.. tot die mij soms door het gewicht en de druk langs alle kanten uit elkaar scheurde. Wanneer je aan zo een oceaan staat.. en zandkastelen bouwt projecties om naartoe te werken.. Met eb en vloed.. maar ook de storm, die alles in zijn pad meesleurt en verslindt.. Een soort vervagen van je grond waar de lege schillen van het organisch vergaan.. de schelpen.. plots roeiboten blijken.. je zoekt houvast.. aan het land dat je voor ogen had of dat je werd beloofd of datgene waar andere stevig lijken te staan. Ik ben ver weggedreven. Misschien soms te ver.. en ik probeerde vaak met heel mijn macht terug te roeien.. of de zandkastelen in de wolken te zien.. het zoute water te drinken voor de dorst.. de honger te bedwingen met tranen voor rust. En daar lig je dan.. in die grote grote oceaan.. met een sterrehemel in je gedachten.. een hart van goud... maar een hele wereld onder je.. van haaien en vissen en golven die oneindig op en neer lijken te dijen.. en je droomt: misschien zal ik ooit groot genoeg zijn, om zelfs hier te kunnen staan.    

Kakofoon
9 0

Zelfportret met luchtfilter

Jezelf tegenkomen. Mensen zeggen dat op tv en in de krant, bekende mensen die weten waarover ze praten. Ik wil dat ook. De bekende mensen doen dat natuurlijk op spectaculaire wijze: ze beklimmen vulkanen of verdwalen in woestijnen. Ja, zo is het gemakkelijk. Maar daar heb ik geen tijd voor. Ook geen geld. En eigenlijk gewoon geen zin. Kan dat niet simpeler, dat jezelf tegenkomen? Je loopt bijvoorbeeld naar de winkel voor koffie en brood en plots, net het hoekje om, staat-ie daar: jezelf. Hallo, mezelf. Lang niet gezien, makker… Zoiets kan snel gênant worden, je weet hoe dat gaat wanneer je oude kennissen ontmoet. Na de handvol gezamenlijke herinneringen bloedt het gesprek dood. Tja, er is meestal een reden dat je elkaar zo weinig ziet. Maar jezelf? Jezelf! Daar moet je toch wat langer mee aan de praat kunnen. Al is het probleem hier andersom: wat vertel je aan iemand die alles al weet?  Hoe doen die bekende mensen dat op tv en in de krant? Ze worden geconfronteerd met fouten, misstappen, onverwerkt trauma. Daarvoor moet ik zelfs het huis niet verlaten. Gewoon de spiegel in de badkamer schoonvegen. Die dampt altijd te snel aan, ik zou eens naar de Hubo moeten om de luchtfilter te vervangen, maar dat doe ik niet. Stel je voor dat je jezelf tegenkomt tussen de afvoerpijpen en de gordijnkoorden.  Maar misschien, misschien, kan het ook anders. Dat je jezelf tegenkomt, maar niet helemaal jezelf. Een andere versie. Zoals men zegt dat er een oneindig aantal parallelle universa bestaat, zo moeten er toch ook wat B-, C- en D-versies van jezelf rondlopen.  Dan toch maar de straat op, ik ga de confrontatie aan. Op zoek naar mezelf. Wie is het? Die kromgebogen grijsaard met zijn looprek? Nee toch? Dat is eerder mijn toekomst. Oei. Die vlotte kerel met getrimde baard en maatpak. Ja, dat had ik kunnen zijn… als ik op 22 april 2016 niet in de BMW van mijn baas gekotst had. Of die stakker met muts en lompen die net uit een kartonnen doos klautert – ook dat zou een van mijn alter ego’s kunnen zijn. Stel je voor dat ik die kots toen niet had opgekuist maar weg was gerend, ver weg, heel ver weg… tot in het steegje achter het station, om daar tussen twee vuilniscontainers mezelf te liggen wezen.  Ik loop verder, verdoe mijn tijd niet met die neppers. Ik ben de enige echte. Ik heb op elke vork in de weg de juiste keuze gemaakt. Toen het meisje vroeg of ik mee ging naar haar studentenkamer, heb ik lang getwijfeld, maar toen het ochtendnieuws vertelde over de brand zonder overlevenden, wist ik dat ik juist gekozen had. Geen liefde, geen vuur. Zo hoort het. Of die keer dat ik het winnende loterijbiljet in mijn jeansbroek had laten zitten toen die in de kookwas ging. Een ramp, verloren miljoenen! Had je gedacht, maar enkele jaren later won een vrouw die daarna door haar minnaar gewurgd werd. Zo zie je maar weer. Geld maakt niet gelukkig. Ik loop verder, ja, maar waarheen? Toch maar die luchtfilter in de Hubo of wat was het ook weer? Koffie! Dat was het – en brood! Wat een dolle dag vol avonturen alweer, ik mag me gelukkig prijzen dat ik mezelf niet ben tegengekomen. Geen tijd voor die onzin vandaag. Niet vergeten straks de vuilnisbak buiten te zetten.  

R.F.G. Vandenhoeck
50 1

Het olifantenpaadje

Tijdens een zomerse wandeling passeer ik een huis met aan de rechtste kant een tuinhuisje. In de voortuin dus. Dat zie je niet vaak. Is het dan een voortuinhuisje? Of blijft het gewoon een tuinhuisje? Wellicht wel. We spreken ook niet over een achtertuinhuisje.  Misschien hebben de mensen geen achtertuin. Enkel een voortuin. Dan is het logisch dat het huisje daar staat. De podcast die ik tijdens het wandelen beluister begint plots te kraken. De journaliste die smakelijk lacht en het over haar drie favoriete boeken heeft, kan ik bijna niet meer verstaan. Bij het uitdoen van mijn oortjes zie ik dat het geen storing is, maar een man die met zijn bosmaaier in de weer is.  Ook dat moet gebeuren in de zomer. In parken dragen groenwerkers soms een plastic pak bij het graskantmaaien. Bijna zoals een pak dat dakwerkers dragen als ze met asbest in aanraking komen.  Waarom de groenwerkers dat pak dragen? Omdat de uitwerpselen van honden naar alle kanten spatten bij het graskantmaaien. Tenminste, de honden waarvan de vermaledijde baasjes geen poepzakjes bij zich hebben. Als ik buiten gehoorsafstand van de graskantmaaier ben en de journaliste op de podcast opnieuw smakelijk lacht, betreed ik een olifantenpaadje. De officiële omschrijving is een afsnijding van een officieel pad. De kortste weg. Wat een mooi woord is me dat toch. Olifanten nemen altijd de kortste weg. De Nederlandse fotograaf Jan Dirk van der Burg ging in heel Nederland op zoek naar olifantenpaadjes. Zijn boek is nog altijd te koop. Maar het is zeldzaam, bijna net zoals de olifanten. Niet alleen een olifant, maar ook een mens bepaalt zelf wat het kortste pad is. Tijdens een wandeling, maar ook in het leven.  Maar is het kortste pad in het leven altijd het beste pad? Er valt iets over te zeggen.

Rudi Lavreysen
20 1

Mijn honden blaffen, ik breng taart en iedereen is tevreden- behalve mijn brein dat denkt dat het moet verhuizen.

Als mijn honden blaffen, gebeurt er iets in mij dat veel dieper gaat dan geluidsoverlast. Het is alsof mijn hersenen meteen op standje “OH NEE IK BEN EEN SLECHT MENS” springen. Alsof elk blafje een officiële klacht is. Van de buren. Van de maatschappij. Van mijn innerlijke perfectionist, die dan prompt een schouderklop krijgt van de pleaser in mij. 😅 En ja — de buren zeggen vriendelijk: “We horen ze af en toe, maar dat stoort ons écht niet.” Maar wat hoor ík? “We horen ze.” En dus moeten we het daar even over hebben, wil je koffie? Of mijn excuses in taartvorm? Of gewoon de sleutels van mijn huis? En dan begint het script in mijn hoofd: 🌀 “Zeg het alsjeblieft als het vervelend is, écht hé.” 🌀 “Eerlijk nu. Ik kan het aan. (Oké dat is gelogen maar zeg het toch.)” 🌀 “Zeker weten dat jullie niet slapen met oordoppen en passieve haat?” 🌀 “Anders verhuis ik gewoon naar een onbewoond eiland met stiltezones, WiFi en bosdieren die communiceren via gebarentaal.”   En alsof dat allemaal nog niet absurd genoeg is, sta ik daar af en toe met taart. Niet als omkoping. Maar als symbool van mijn oververantwoordelijk brein dat denkt: “Misschien stoorde het hen tóch een beetje. Ik bedoel, hoe kan het ook niet? Ze horen letterlijk… een hond. Die leeft.” Dus ja. Mijn honden blaffen. Ik breng taart. De buren zijn blij. En mijn brein? Datdenkt nog steeds: “Misschien moet ik gewoon verhuizen. Of een geluidsdichte bunker bouwen onder de tuin. Of de honden leren fluisteren. Of mezelf. Desnoods.” 🎤 Bonusparagraaf: Gedachten die je niet hardop mag zeggen, tenzij het in een tekst staat. Ik heb zelfs overwogen om de dierenarts te bellen. Niet voor hulp. Voor een offerte. “Hoeveel kost het om stembanden door te knippen bij drie honden die leven alsof ze in een vocale girlsband zitten?” Met solo’s. En koortjes. En dat ene hoog stemmetje dat altijd nét begint als je op het toilet zit. En als ze dan toch bezig zijn — misschien meteen een stoma erbij? Dan komt de kak ineens in een zakje, en hoef ik die niet meer drie keer per dag als een bezorgde droldetective op te rapen. Ik zeg niet dat ik het zou doen. Maar ik heb het gedacht. En dat telt bij mij als therapie. 😅

Victoria schrijft terug
24 1

Randprofiel

Vrijdag de 13e, juni om specifiek te zijn, werd ik door de krant en zijn inhoud getriggerd om iets op papier te zetten. Vooral het artikel over de inburgeringscursus was een bron van inspiratie.                                                                       *** Ik ben geen goede Vlaming. Tot die conclusie kom ik na het lezen van de vrijdagkrant. Laat mij het inburgeringsexamen van de overheid afnemen en de kans is klein dat deze burger de beoogde 80% haalt. Mijn referentiekader komt niet overeen. Het enige herkenningspunt zijn de boterhammen die ik twee maal per dag consumeer. Ik ben maatschappelijk gedesoriënteerd. De werkcultuur werkt niet voor mij en ik niet voor hem. Mijn denkwijze is niet relevant, mijn vaardigheden niet economisch rendabel. De hoeveelheid koffiepauzes die ik dagelijks neem worden bij verbetering van het examen met een rode dikke stift doorstreept. Mijn pogingen om ecologisch te leven vragen om meer, maar het openbaar vervoer werkt niet mee en het wiel van mijn fiets is blijven steken in de barsten van het fietspad. Ik beklaag degene die moet proeven van de hespenrolletjes met kaassaus, klaargemaakt door mezelf. Als het gaat over de Vlaamse normen en waarden vraag ik me af of deze eerder aanleunen bij de mijne of dat het gaat over de meningen die mijn nonkel tijdens het familiefeest overtuigd in de groep gooit. Ik ben er zeker van dat hij zich meer Vlaming voelt dan ik. Mijn verleden als emigrant creëert een andere kijk op de zaken. Ik beschik over vergelijkingsmateriaal. Zonder verplichting burger ik me in. De warmte van de mensen zorgt ervoor dat de taal en de gewoontes heel snel een deel van mezelf zijn. Ik oriënteer me in de samenleving en voel me verbonden met het geheel van structuren en gedragingen. In plaats van videe en stoofvlees proef ik van een gevoel van vrijheid. Wij verstikken onszelf. Elk risico gieten we in wetten en regels. In één efficiënte beweging evolueren we naar een samenleving waar het ieder voor zich is. Het concept van zorgen voor elkaar verdwijnt samen met de stationsloketten uit het landschap. Ons gemeenschappelijk verhaal valt uiteen in zinnen en woorden die betekenisloos op zichzelf staan. Vanaf de rand van de maatschappij kijk ik ernaar. Mijn ecologische voetafdruk schiet omhoog bij het kopen van een vliegticket naar de andere kant van de wereld. Bij aankomst neem ik de omhelzingen gretig in ontvangst. Een gedachte gaat door mijn hoofd. Stel je voor dat er in de toekomst bij iedereen die Vlaanderen binnenkomt een echografie wordt genomen om te kijken of er al dan niet een baksteen aanwezig is in de maag. Zo ja, mag je blijven. Bij een nee mag je samen met mij op cursus.

Vera Eef
22 2

Het onrijpe pompelmoezenvolk

Ze schieten uit de baarmoeder en kwakken tegen de grond maar wenen doen ze niet. Ze klagen omdat het mottig weer is buiten en dan pas weten de vroedvrouwen dat het kind zal leven. Hoera! Het heeft een kop zo rond als een pompelmoes en een even bitter gemoed. Het groeit op als een futloze zucht in de wind en klaagt want te veel wind is niet ideaal om terrasjes in te doen. Wanneer het begint te werken vergadert het rond de koffiemachine met de andere pompelmoezen om te klagen over de buitenlanders die hun jobs komen stelen. Dan klagen ze over hun lonen want die zijn te laag om elke buitenlander een vliegticket te kunnen schenken. De koffie wordt koud en hun Oosterse collega heeft alle paletten al deftig gestapeld dus keren de pompelmoezen huiswaarts om te klagen over de rust op het werk. De pompelmoezen zetten collectief hun smartphones aan en speuren HLN af om de reacties te vullen met hun doelloze onvrede. Opgekropte woede is zoals een vastlopende scheet, je krijgt er krampen van. Dus zetten ze hun rectum open om een gesprek te voeren en blazen je omver. Je schenkt je liefde aan een wonderschoon mens maar die zal je toch laten zitten en met de wens om een huisje te kopen zou je misschien drie bakstenen kunnen betalen. De profeten van het onheil hebben hun bloed vervangen door pompelmoes sap. Ze laten je leeg en verbitterd achter, jij komt thuis en klaagt over je dag want alle mensen zijn zo pessimistisch geworden. Er is ook niks op tv vanavond.

Delphinus
23 2

Het dekentje

Het verschil tussen een ‘boulanger’ en een ‘boucher’, of de vertaling ervan, daar heb ik altijd mee geworsteld. Wie is de bakker en wie is de slager? Ik had voor mezelf een ezelsbruggetje gemaakt. ‘Bij de boulanger koop je geen boulette.’ Dus de boulanger is de bakker. Maar dat is te ingewikkeld, want als je die ‘geen’ vervangt door ‘een’, klopt het natuurlijk niet.  Daarom twijfelde ik in Parijs opnieuw, toen we aan de overkant van het kruispunt op de Rue La Fayette een winkeltje zagen met ‘Boulanger’ op het uitstalraam. “We wachten tot er iemand buiten komt”, zei ik. “Als die een stokbrood bij zich heeft is het een bakker. In Frankrijk eten ze niets dan stokbrood.”  Maar je zal dat altijd zien. Iedereen die buitenkwam had een klein zakje vast. Daar paste geen stokbrood in. Voor hetzelfde geld zaten er een paar bouletten in.  “Laat ons gewoon tot daar gaan”, zei mijn vrouw. Even later zaten we op het terras met een koffie en twee voortreffelijke chaussons aux pommes. Appelflappen op zijn Frans.  We keken naar het Parijse straatleven. Aan het kruispunt sprak een man stilstaande chauffeurs aan. We zagen dat hij vuur vroeg voor zijn sigaret. Na vier auto’s had hij een roker getroffen.  Vlakbij hem lag een jongeman op het trottoir te slapen. Hij had zich gelukkig al eens omgedraaid. Hij kon ook vuur gebruiken.  Wat verschilt het leven toch op elke vierkante kilometer. In de grootstad is dat zelfs een vierkante meter. Iets verder was het een en al glamour bij de Olympische Spelen.  Een buurvrouw bracht samen met haar zoon een dekentje naar de jongeman. Samen legden ze het dekentje over de jongeman. We zagen dat hij naar de mevrouw en haar zoon keek. Hij trok het dekentje nog wat verder over zich.

Rudi Lavreysen
17 1

Koningen van de droefheid

De kranten staan er vol van: de muziekwereld nam deze week afscheid van legende Brian Wilson, de leider van The Beach Boys. Die Brian was me eerlijk gezegd onbekend — ik kende alleen zijn naam. Mijn beeld van zijn groep was eveneens vrij beperkt: een stel brave jongens (nog braver dan The Beatles) dat jolige deuntjes speelde en zich vooral liet kenmerken door hun alomtegenwoordige meerstemmigheid. Gelukkig heb ik mijn nieuwsgierigheid, of eerder mijn buikgevoel laten spreken wanneer ik de grootorde van het verdriet en respect voor dit popicoon in de media niet voor lief nam. Ik kende natuurlijk het hemelse God only knows van een van mijn favoriete romcoms Love actually, maar tot daar ging mijn kennis. Wel een prachtig lied, maar ik wist niet dat Brian Wilson veel meer was dan dat. Hoe komt het toch altijd dat ik het oeuvre van sommige droevige diamanten pas ontdek nadat ze dit leven hebben verlaten? Luc De Vos, wiens muziek ik uiteraard goed kende, heb ik pas écht leren appreciëren toen hij plots van ons werd afgenomen. Ik weet nog hoe heel Gent rouwde. Hoewel ik ooit het podium had gedeeld met de man en hij zich in de backstage toen als een omhooggevallen stuk stront had gedragen, zette ik die gedachte opzij toen ik die mensenmassa zag jammeren. Ik dook diep in zijn liederen en teksten, las zijn boeken en leerde een zielsgenoot kennen. Hetzelfde gebeurde met Mark Linkous. Hem kende ik niet voor 2010, ik had gehoord van Sparklehorse, zijn band, maar verder kon ik niet bevroeden wat een enigmatische man die Linkous was en wat een prachtige en persoonlijke liederen hij componeerde. Ook de sfeer die door zijn albums waaide — bijvoorbeeld het ironisch getitelde album It’s a wonderful life — deed me enerzijds denken aan mijn grote held (zowel muzikaal als tekstueel) Mark Everett (Eels) en anderzijds aan alweer een (bijna)-Gentenaar: de prins van de dood Jotie T’Hooft. In 2019 overleed de excentrieke Daniel Johnston aan een hartstilstand. Hem leerde ik kennen omdat Mark Oliver Everett een cover van hem opnam op zijn Useless Trinkets – een album met B-kanten waartussen enkele parels zitten. Die cover is Living life. Nergens stond expliciet te lezen dat dit geen lied van Everett zelf was, en omdat ik de tekst zo mooi vond zocht ik hem op. Het was dus de kracht van de tekst, de magie van de woorden die me de weg toonden naar deze voor mij totaal onbekende Daniel Johnston, een bipolaire man die muziek speelde en onbeschroomd zijn eigen platenhoezen tekende, allemaal op het kinderlijke af, maar waaruit ook steeds de ontwapenende eerlijkheid sprak van een kinderstem.  En deze week ben ik helemaal uit mijn lood geslagen door Brian Wilson en zijn getormenteerde ziel. Mijn idee van The Beach Boys moest ik 180 graden bijstellen. Al drie of vier dagen klinken de melancholische klanken van Wilson en de zijnen in mijn oren. Vooral hun meesterwerk Pet sounds dan. Op repeat. Onder het banale avondritueel van de afwas luisterde ik naar The best of The Beach Boys. Plots werden mijn ogen vochtig en vielen mijn tranen tussen de kopjes en borden in het sop. Een krop in mijn keel. Ik stond er zelf van te kijken, want het nummer dat uit de bluetoothspeaker kwam was Wouldn’t it be nice, een ogenschijnlijk uitermate positief nummer waar in de verste verte geen spoor van melancholie in te bekennen valt. Integendeel: het barst van de joie de vivre. Er spreekt een zorgeloosheid uit die we meer dan ooit nodig hebben. En toch. Waarom greep mij dat zo aan? Wel, in al zijn optimisme is dit ook een enorm warm en troostend lied, en wie troost zoekt, is droevig. Dat was de eerste keer dat ik in Brian Wilson een soulmate zag. Omgekeerd evenredig aan de woorden, die net een blik vooruit werpen, werd ik getroffen door nostalgie. Brian uit hier een onversneden kinderlijk verlangen naar ‘groot zijn’, maar tegelijkertijd voel je de omgekeerde beweging. Een schreeuw naar wat was. Wouldn’t it be nice if we were older?Then we wouldn’t have to wait so longAnd wouldn’t it be nice to live togetherIn the kind of world where we belong? En toen dat gevoel zich van mij meester maakte, begon de echte afdaling naar zijn teksten pas. Ik ontdekte het hoofd van Brian Wilson, een wereld die me bekend is en me telkens weer aantrekt: de tegenstelling tussen pure levensvreugde, jeugdige impulsiviteit enerzijds en aan de andere kant een weemoedigheid, een onuitgesproken wens naar een onbestemde ruimte en tijd die door velen wordt opgezocht, en ondanks te weinig woorden telkens wordt begrepen door de lotgenoten. Ik kan het niet beter verwoorden dan Wilson zelf: I keep lookin’ for a place to fit inWhere I can speak my mindAnd I’ve been tryin’ hard to find the peopleThat I won’t leave behind They say I got brainsBut they ain’t doin’ me no goodI wish they could Each time things start to happen againI think I got somethin’ good goin’ for myselfBut what goes wrong Sometimes I feel very sadSometimes I feel very sad(Ain’t found the right thing I can put my heart and soul into)

Lennart Vanstaen
8 2