Zoeken

Imagined Realities — Messages from the Confinement Facility

Come on in, the door is open. Witness the downfall of everything you believed in. The American dream is slowly coming to an end. Witness system failure on a global level. If the entertainment business has taught us anything, it’s that capitalist propaganda is an imagined reality. Life isn’t like a Hollywood movie. Life is real, movies are imagined. There is no such thing as the Economy, you fool. We have come full circle, and we will now auto-distrust, and eventually self-destruct as a capitalistic structure. Let’s get this paper : “There are no gods, no nations, no money, no human rights, no business corporations, except in our collective imagination. In the real, natural world, there are no legal fictions we call “limited liability companies”. We have been living in a dual reality. On the one hand, the objective reality of rivers, trees and lions; and on the other hand, the imagined reality of gods, nations and corporations. As time went by, the imagined reality became ever more powerful, so that today the very survival of rivers, trees and lions depends on the grace of imagined entities such as the United States and Google.” -Yuval Noah HarariImagine if you could tell a virus that you’re a limited liability person (LLP). In other words, you are not personally liable for your body’s diseases or liabilities. If you die, you can just hit the restart-button, and play again. Now imagine that you’ve just been imagining all this bullshit and come to your senses: you are fucked. It’s quite simple, really. If your body gets terminally ill, you will die. If you get a virus and things go haywire, thou shalt perish. Now get this… In our imagined reality, which we call the Industrial Complex, the Capitalistic Economy if you will... somehow, these laws of nature do not apply. If your company goes bankrupt, and you had the intelligence to put the house and the car on your wife’s name, you are homefree. The workers that worked for your company might become so poor they can’t afford housing or food anymore, and THEY might die, sure. The pollution you caused by producing your goods might still kill trees and blacken rivers, shit happens. But you, the Manager, the Owner, the Businessman, the guy in that Armani suit? You can just create another company and start all over again. What kind of phantasy world is that? Where is the equality, the common sense, the spiritual or moral value in that reality? Yet this is the world we live in, the reality we love to hate and know to be imagined. So now this virus is upon us, to remind us all of the objective reality of life. Yes, if we fuck up the planet, if we pollute and overpopulate and use up all its ressources, eventually we will die. Look at music. You’ve been calling it a “music industry” with “products” and “markets’ for as long as I’ve doubted the whole concept. As an artist, or a fan, you’ve “produced” a track, or “consumed” a song. Still, all you had to do was listen to the spiritual vibes, the melodies and the messages, and enjoy the emotions. You can feel it and hear it, but you can’t actually touch music, eventhough my vinyl collection would probably not agree. Music is a Culture with Creations to be Enjoyed. Music is joy and pain, and a collector’s edition of “Do The Right Thing” on cassette. Music can be owned, but who owns music? Very rarely, the artists who actually made the music. You see, your eager imagination and the shiny happy record companies and publishing corporations made you believe it’s a Market with Products to be Sold. A game like any other commercial venture, to be played to win. Because you too can be a Success. We’d just like you to change the melody a little bit… So you signed, sealed and deliverd the deal in the hope of becoming one of the happy few to break on through to the other side and “make it”. Who can blame you? We’ve all been sold the same dream. We all think we’re going to be rich and famous one day, if only for 15 minutes. Stop looking at your phone, Andy, I’m still talking. So what’s left of all those beliefs today? What are the most important things we need right now as human beings, after only three weeks of confinement? Food, clothing, shelter, care, human contact… and culture. Of course, they had you believe there was a crisis in the music industry, in the cultural world, in the financial world… They told the artists they had to rely on live concerts to make a living. Meanwhile, the industry found a new way to take the creations from your soul and turn them into sellable goods, as the profits from streaming and selling records didn’t simply fade away, but went straight into the pockets of Big Corporations and their shareholders. They told the people they had to work harder for less, they told the politicians to save the banks, they told the hospitals to cut deeper — meanwhile profits soared and the very rich… got obscenely rich. Where is that money now? Who’s living in tiny appartments with no savings, no food, and hardly any health-caren and who’s holed up in secured mansions loaded with guns and stuffed with toilet paper? I hate to say what’s written on your face. You behaved, you craved and you thought you had it made. Your wild imagination will be your early grave. You know it. You’ve been played like a slave. 

Peter Beda
7 0

De zakdoek

“De poten van de krukken met de rubberdoppen staken uit het achterzijraampje, en mijn vader bond er zijn zakdoek aan vast om andere chauffeurs te waarschuwen.” Ik lees deze zin in een boek en leg mijn bladwijzer op de pagina. Herkenbaarheid. Soms heb je dat. Het fragment brengt me terug naar eind september 2019. Het is nog warm. We ontruimen het appartement van ons ma, die ondertussen in het woonzorgcentrum woont. Ik verwijder de gordijnstokken van de muren terwijl de zon genadeloos op mijn hoofd brandt. De overgordijnen liggen netjes opgevouwen in een doos. We brengen de stokken en de gordijnen naar een vriendin, die er op haar beurt een nieuw Belgisch gezin mee blij maakt. De gordijnstok van het raam aan de voorzijde is zo lang als een polsstok, maar niet zo buigzaam. Daarom moet de gordijnstok door het voorzijraampje van de auto. Mijn vrouw zit aan het stuur en ik ernaast. Het zweet breekt me onmiddellijk uit. Maar mijn zakdoek heb ik – net als in het boek – aan de voorzijde van de stok geknoopt. Ik kijk even naar de doos met overgordijnen op mijn schoot, maar de blik van mijn vrouw zegt ‘niet doen’. Dan maar met mijn pols het zweet afvegen. De polsstok arriveert veilig bij het huis van onze vriendin. Ik ben blij dat ik mijn zakdoek terug heb. "Ma droeg vroeger een rode zakdoek met witte bollen op haar hoofd terwijl we de aardappelen van het veld raapten", vertel ik tijdens de terugrit. “Vader had in de zomermaanden een strooien hoed op zijn hoofd. Die zijn helemaal terug hip. Maar die rode zakdoeken zijn iets uit het verleden.” Ondertussen zijn we acht maanden verder. Het woonzorgcentrum houdt omwille van de coronacrisis de deuren gesloten. Maar goed dat we dat verleden nog hebben. En mijn zakdoek.   

Rudi Lavreysen
11 0

Verlegen piemels

‘Bij u wilt het ook niet komen precies, hè?’ zegt de man naast me, met wie ik al drie minuten een stilte deel die ongemakkelijker wordt met de seconde. Het is bijna onmogelijk om het je nog voor te stellen, maar er was een tijd dat mannen op openbare plaatsen¹ naar het toilet gingen en zo met twee of meer op nog geen meter van elkaar urinerend de ruimte vulden. Het was in de tijd dat we nog allemaal geld verdienden op een plek die we het werk² noemden. De dagen dat we elkaar nog in de ogen in plaats van in de camera keken. Dat we aten op de plaatsen waar je eten afhaalt. En dat we geflatteerd waren door de blik van mooie mensen op café³ omdat we hen nog niet bekeken als huiveringwekkende, virusverstuivende moordmachines.  ’Insinueer je dat ik naar hier kom omdat ik geil word van naast mannen met een ontblote penis te staan, ofzo?’De man schrikt een beetje en verontschuldigt zich.‘Dat was een grapje’, zeg ik. ‘Hans. Aangenaam. Ik zou je een hand willen geven⁴, maar ja…’ Het gezicht van de man ontspant zich. Ik zie hem glimlachen vanuit m’n ooghoek.‘Marcel. Het genoegen is geheel aan mijn kant, Hans.’ zegt hij. ‘Zonder insinuaties.’Ik grinnik. Ondertussen wachten onze urinoirs nog altijd geduldig op de eerste druppel.  ‘Ik weet niet wat het pijnlijkst is, de stilte van hier naast elkaar te staan en als een vuile gluurder over te komen, of de pijn van m’n blaas die elk moment gaat exploderen van zo dringend te moeten.’ zeg ik.‘Paruresis’, zegt Marcel.‘Excuseer?’‘Paruresis,’ herhaalt hij, ‘dat is de wetenschappelijke naam voor ons probleem hier, het niet kunnen plassen wanneer er iemand in uw buurt staat.’‘Ha, dat wist ik niet,’ antwoord ik, terwijl ik naar een weetje zoek om terug te kaatsen. ‘Wist jij dat de manier waarop Elon Musk plast, naar het schijnt vergelijkbaar is met hoe water uit een brandslang spuit? Die is al aan het blussen nog voor hij z’n rits goed en wel open heeft. Time is money, zeker? Wel grappig dat iemand die uitstoot wil verminderen zelf zo’n stevige uitstoot heeft in de pisbak.’Marcel draait z’n hoofd naar mij en antwoordt dan iets waaruit blijkt dat hij maar een flard gehoord heeft van wat ik net zei. ‘Ik heb mij al eens afgetrokken op Greta Thunberg, denkt gij dat dat mij een pedofiel maakt?’ Achter de muur, waar de vrouwentoiletten zich bevinden, wordt doorgespoeld. De watertank vult zichzelf langzaam terug aan en stopt dan abrupt om weer plaats te maken voor stilte. Bij ons is doortrekken nog lang niet aan de orde. ‘Zo een gemiste kans eigenlijk,’ zeg ik. ‘Ik had altijd gedacht dat ons probleem een leukere naam zou hebben.’‘Zoals wat dan?’ vraagt m’n toiletgezel.‘Plasangst. Of pisbang, ofzo.’‘Of iets wetenschappelijker, met een Grieks woord erin,’ vult hij enthousiast aan. ‘Een contextafhankelijke zeikfobie!’We beginnen allebei te lachen.‘Wat dacht je van een verlegen piemel?’ vraag ik hem.‘Een verlegen piemel. Hmm.’ Hij denkt er even over na en zegt dan ’Sorry meneer, ik sta hier echt niet omdat ik het geil vind dat u hier uw penis ontbloot. Ik heb gewoon een verlegen piemel.’ Hij knikt. ‘Daar zit wel iets in, Hans.’‘Alles behalve druppels, duidelijk.’ antwoord ik droog. Na 30 minuten vol verhalen van hoe Marcel lang geleden met z’n metalbandje nog een act had waarin hij zonder problemen voor heel het publiek op het podium stond te pissen, hoor ik naast mij een eerst bescheiden en dan steeds sterkere straal tegen het glazuur van het pissijn kletteren. En zoals dat meestal gaat, komt nog geen paar seconden later ook bij mij alles op gang. Marcel staart naar het plafond, verlegt z’n lichaamsgewicht even naar z’n tippen, wiebelt met z’n heupen en zipt vervolgens z’n rits dicht.‘Amai, dat deed deugd.’ sluit hij af. ‘Aangenaam kennismaken, verlegen piemel. Tot de volgende!'‘Ik kijk ernaar uit!’ roep ik iets te enthousiast om geloofwaardig te zijn, voor de deur achter hem zachtjes terug in haar favoriete positie valt. Terwijl ik alles proper afgeschud terug in m’n broek stop, bedenk ik me wat er net is gebeurd. Of beter, niet gebeurd. Disgusting, mompel ik in mezelf. Er gaat echt een ramp moeten plaatsvinden vooraleer iedereen z’n handen wast na een toiletbezoek. ___ ¹ Plaatsen waar vroeger verschillende mensen in fysieke vorm samenkwamen om in gezelschap activiteiten te doen zoals sporten, drinken, naar artiesten op een podium kijken ... ² Ook wel het bureau, het kantoor, de fabriek, het magazijn, de winkel ... ³ Een plek waar mensen bij elkaar kwamen en onder gedempt licht en aangename muziek alcoholische dranken nuttigden, om vaak veel dichter dan op 1,5 meter afstand van elkaar te eindigen. ⁴ In die tijd schudden mensen elkaar de hand bij wijze van kennismaking of begroeting. Dit gebruik werd over het algemeen niet uitgevoerd wanneer men al een penis in de hand had.

Hans Verhaegen
161 0

Met het geld van snotterhelden

Toby is mega. Toby is mijn god en elke god heeft dat geluk, hij blijft gespaard, van leed en dodelijke snot. 50 Ipad’s, omdat de goden niets ontgaat. U leest het goed. 50! Toby Alderweireld ziet het groots. 50 ipad’s schenkt hij aan de ziekenhuizen. Er wordt nog getwijfeld, wat het model betreft, Apple Air aan pakweg 200 EUR per stuk of Apple Pro aan 900 EUR het beest. Houd het luchtig en redelijk: 50 stuks Apple Air x 200 EUR = 10.000 EUR en ik zie het zo voor me, in een ziekenhuis vol met smet, miserie, buis in de strot, infuus in de aderen en toch blijven proberen. Of de verpleegster kan komen helpen met de internetverbinding, liefst zonder het schermpje aan te raken? Omdat Toby het wilt. Omdat het zijn geld is. Zijn bruto loon bedraagt momenteel ca.175.000 EUR per week en 10.000 EUR, beste Toby, als ik goed reken, dan is dat nog geen halve dag werken. Werken is niet zonder risico in deze tijden, ik weet het, Toby, ook dat Romelu het veel beter doet. Romelo Lukaku schenkt zomaar 100.000 EUR, terwijl hij niet eens zelf wil bepalen hoe het besteed wordt. Romelo overtreft Toby. Het salaris van twee ganse dagen. Thumbs up! Een lachertje is het niet. Gewetens kunnen knagen. Je moet er iets aan doen, je wilt het betere,  beter slapen ook en dus, verzin je, maar wat, dobbelstenen kan je gooien. Twee keer vijf is tien. Daarna twee tweeën, en weet je wat ik doe: dat zijn 4 nullen voor het goede doel. Zoiets en genoeg geluld. Geld helpt zelfs de braafste monopolyspeler. Gooi niet dubbel voor een derde keer, want dan klinkt het van 'ga naar de gevangenis, ga niet langs start, je ontvangt geen 200 EUR’. 200 EUR kost dus zo’n Ipad Air. Het klinkt als een beademinsgapparaat en de lagedruktentjes zijn ook uitverkocht. Geen sporter geraakt nog in de bergen voor zijn hoogtestage. We zitten immers allen in het dal. We schuilen en we lopen. Op de muren. Sommigen, ze snotteren. Anderen, ze sterven. Al die tijd en 's nachts, als vleermuizen de vele grensposten, angts en smetvrees weer eens aan hun laars lappen, kunnen we geen schaapjes blijven tellen. Toby. Romelo. Die slapen nu een beetje beter. Oprechte dank aan hen; doneren doen ze kruimels aan de dorst, maar mijd de mussen, raak ze nooit meer aan en zing een liedje als een zieke clown met runderbrein, getooid in gouden schoentjes, wachtend op het groenste kunststofgras. Zolang en tot die tijd wordt het verzinnen, schrapen, staren in de diepte, want het aalmoesje blijft kleven, op die bodem van dat onuitlikbaar yoghurtpotje. Chot, het is een week of drie geleden, dat ik hamsterde. En nu. Het lijkt wel kwijl, bedorven snot, schimmel met allures van vergane aardbeibrokjes.

Roderick Podenco
2 0

Wie weet

Een zoveelste bespiegeling over het coronavirus. Over quarantaine en hoe de mensheid uit alle macht vecht tegen een onzichtbare vijand. Er bestaat geen eerlijke oorlog, maar deze is toch wel héél oneerlijk en wreed. Een straf van de natuur volgens sommigen. Anderen insinueren een chemische oorlog, terwijl nog anderen het een vorm van natuurlijke selectie noemen.Zoveel vragen, zoveel theorieën. Niemand weet het. De wetenschap wroet met de handen in het haar naar een remedie, terwijl we met lede ogen moeten toezien hoe honderden de verstikkingsdood sterven. Wij, beschaafd, geciviliseerd, gedistingeerd, hoffelijk, keurig, distinctief, net, urbaan, voorkomend, welgemanierd, wellevend, welopgevoed en hoog intelligente maatschappij. Middeleeuwse taferelen die doen denken aan de zwarte dood komen ons tegemoet. Wij die onoverwinnelijk waren. Wij die elke dag de files indoken om twaalf uur per dag te zwoegen om te kunnen genieten van enkele uurtjes luxe. Wij die dachten dat luchtvervuiling zich wel zou oplossen op een beschaafde manier. Wij die dachten een gesofisticeerde oplossing te vinden voor het plastic waar we zo gulzig uit eten en drinken. Wij die dachten dat we konden blijven rotzooien met de oceanen, zeeën, wouden, de biotoop van onze geliefde dieren. Wij die dachten dat de wetenschap en onze intelligentie dit wel zouden klaren. Vaak hadden we het zelfs te druk om hier bij stil te staan. Te druk met vroeg opstaan en in een rotvaart de kids aankleden voor school of de opvang, om daarna in allerijl op tijd op het werk aan te komen en na een lange stressdag hetzelfde in omgekeerde volgorde te moeten doen. Kids ophalen, boodschappen doen, eten maken, tv kijken en weer slapen gaan. En dit vijf dagen per week. Vlug tussendoor een vakantie boeken en in het weekend de file weer in richting kust, het pretpark of de dierentuin, omdat we ons verdomme niet meer kunnen amuseren in ons kot. Nu zitten we met de gebakken peren. Nu moeten we in ons kot blijven en ons daar leren amuseren. Back to the basics. Helemaal op onszelf teruggeworpen. Verplicht stilstaan. Verplicht rust vinden, terwijl buiten een virus raast dat ons angstig maakt. De domper op onze spontaniteit om zomaar even naar buiten te lopen voor een boodschapje of een koffie in de stad. Vandaag geen zin om te koken? Dan maar op restaurant. Hoe we het allemaal als vanzelfsprekend vonden. Niks meer van dat alles. Kook maar zelf en draag handschoenen en een zelfgeknutseld mondkapje als je naar buiten moet. Gedaan met shop till you drop. Ineens lijkt een kleerkast vol kleren zo nutteloos. Een Vuiton of een Zeemannetje. Wat maakt het in gods naam nog uit. Het wordt ons in het gezicht gewreven dat gezond zijn echt zo belangrijk is. Bezorgd checken we onszelf. Elk kuchje, elk niesje. Zou het de vijand zijn? Hoe namen we onze gezondheid als vanzelfsprekend. We aten en dronken of er nooit een einde aan onze overvloed zou komen. Nee ik wijs geen vinger. Naar wie wel. Naar mezelf misschien. Omdat ik meegedaan heb, net zoals iedereen. Meegedaan met doorleven zonder misschien dat tikkeltje extra bewustzijn over de echte waarden in het leven. Mag het virus van deze bewustwording rijkelijk woekeren. Wie weet verandert dit onze wereld in één van gezondheid en voorspoed… wie weet…

Heidi Schoefs
54 0

De supermarktassemblee 

Een jaar geleden kreeg ik last aan mijn knieën. Ik was al een tijdje een enthousiaste start to runner toen ik steeds vaker kniepijn begon te krijgen. De pijnscheuten werden na verloop van tijd een bijna dagelijks euvel dat me fel hinderde. Uiteindelijk ging ik, laat ons zeggen, met “knikkende knieën” op afspraak bij een (toevallig) Hollandse podoloog die onverbloemd zijn oordeel velde: “Mevrouw, u hebt lakse knieligamenten. Daar valt niet zo veel aan te doen. Maar gaat u maar elke week fitnessen tot u ijzersterke dijspieren krijgt en het probleem gaat vanzelf wel over”. Om zijn betoog nog meer kracht bij te zetten, liet hij me in een weliswaar volledig neutrale context zijn harde dijspier aanraken (“voelt u even, hoe sterk die is”). Als geremde Vlaamse “betastte” ik voorzichtig de aangeboden dijspier. En hij bleef op zijn elan doorgaan: “De oplossing van het probleem ligt bij zelfdiscipline. Blijven sporten, blijven fitnessen. Nee nee, u raakt heus niet van het probleem af na een paar weken, misschien wel na een paar maanden. Maar u zult het zelf allemaal moeten realiseren”. Gelukkig kreeg mijn wilskracht wel een helpende hand. Hij adviseerde me om met een kinesitherapeut versterkende dijspieroefeningen aan te leren. En als ik me daarna nog kon beroepen op een Freudiaanse verdringing van de dijspieraanraking, kwam het vast allemaal wel goed.  Ik vond een kinesitherapeut die met veel ijver aan de slag ging met mijn dijspieren. Hij sprak graag over “adductoren” zoals elke kinesitherapeut die zichzelf au sérieux neemt en dus liever vakjargontermen gebruikt. Ik leerde mijn dijspieren trainen, kreeg ook huiswerk mee en het advies om zeker te blijven sporten.   Uiteindelijk werd de fiets mijn nieuwe roeping, niet de gesloten fitnessruimte. Ik ben een stadsmens met een sterke behoefte aan buitenlucht. Zodra ik de deur dichttrek van mijn kantoor en mijn sedentaire job achter me laat tot minstens de ochtend erop, komt de buitenmens in mij naar boven. Ik heb behoefte aan verse lucht, zoals we hier in Vlaanderen zeggen, ook al heb ik de lucht nooit in de wasmachine gedraaid. En ook aan vertoeven op het plattenland, al dan niet met de mogelijkheid om fraaie koeienmest op te snuiven. Bovendien werd ik nu een buitenmens met een missie: al minstens even harde dijspieren kweken als mijn podoloog.   Ik vond al snel een leuk fietsparcours. Een fietspad dat zich volledig ontrolt achter huizen, tussen velden, omringd door bomenrijen en geflankeerd door vele bankjes die elke wandelaar of fietser een rustpauze gunnen. Ik kwam er al fietsend vaak mensen tegen en kende al snel mijn nieuwe fietsomgeving. Midden op het parcours wist ik al dat er links van het fietspad een stuk parking met een middelgrote supermarkt op zou rijzen. Een Spar-winkel voor landelijke buren die verder wonen van het stadscentrum. Aan de andere kant van het fietspad, recht tegenover de Spar, een bankje verborgen in het groen.   Nu begon er mij iets op te vallen. Dat oudere mensen geladen met boodschappentassen op dat supermarktbankje even gingen pauzeren. Dat er wel eens iemand ging zitten om voor zich uit te staren. Dat kinderen er ongeduldig hun boodschappeninhoud kwamen verslinden. Versta hieronder: XL-formaat zakken chips en snoepzakjes die gretig werden opengescheurd en leeggegeten. Ik besefte dat het bankje een toevluchtsoord was voor iedereen die niet snel naar huis wou na boodschappentijd. Op een bankje gaan zitten tussen de bomen en heggen, dat ook had iets van weg zijn van de wereld, niet gezien worden, verdwijnen in het groen. En je kon je er ook “discreet” overgeven aan een activiteit die op een drukbezochte publieke plaats eerder bevooroordeelde blikken zou opleveren.    Zo zag ik na een paar weken fietsen dat het bankje meer hommage was aangedaan dan ik eerst vermoedde. Ik zag er af en toe een bende mannen bijeenkomen. Het waren meestal drie dezelfde mannen van middelbare leeftijd die vermoedelijk het café hadden ingeruild voor dat bankje om er samen bierblikjes uit te drinken. En de tijd te vullen met het delen van “het verhaal van mijn leven” en “mijn dagelijkse ergernissen”. Ze vertoefden daarbij in een zalige roes, vermoedde ik. Mannen die mij meewarig aankeken telkens wanneer ik in een sportieve bui voorbijfietste. Mannen die misschien ook niet liever betrapt wilden worden door hun vrouw op bier drinken thuis in een comfortabel trainingspak. Want het bankje stond garant voor “niemand kent me hier bij naam, kent mijn verhaal, weet wie ik ben”. Mannen die instant biergeluk proefden en toch de tijd namen om ervan te genieten.  Ik had de indruk dat ze elkaar al goed kenden. Waarschijnlijk spraken ze regelmatig af op dat bankje. Was het een gewoonte geworden om elkaar te zien. Gewoontes die zorgen voor verbinding, een gevoel van gedeelde smart. Ontmoetingsmomenten die je sterken in je eigenwaarde en bestaansrecht wanneer je leven niet over rozen loopt. Want het is jouw moment, met jouw bierblikje en jouw lotgenoten.  Ik begin ze ondertussen te missen, de supermarktassemblee, of zoals ik die mannenbijeenkomst graag omschrijf. Ettelijke weken heb ik op latere en onregelmatige tijdstippen gefietst, kwam het koude regenweer aanzetten en namen mijn sportieve activiteiten een geweldige duik. Tijdens mijn laatste fietstochten zag ik vaker een leeg bankje. En ik vraag me af of de assemblee nog plaatsvindt.    Ik lees nu heel toevallig op Wikipédia wat achtergrondinfo over SPAR. Het vroegere motto van SPAR (een acroniem) luidt als volgt (de keten heette aanvankelijk DE SPAR): “Door Eendrachtig Samenwerken Profiteren Allen Regelmatig”.  Ik zou het niet mooier kunnen omschrijven. SPAR heeft een missie in het leven geroepen. Eentje waarbij oudere mannen hun wedervaren en bierblikjes delen op een discreet bankje. Als symbool voor DE SPAR. Waar samen drinken of samenzijn iedereen het beste mentale profijt oplevert. 

Maïté L.
4 0

De Kleine Academie in Brussel.

“I went to New York. I had a dream. I wanted to be a big star, I didn’t know anybody, I wanted to dance, I wanted to sing, I wanted to do all those things, I wanted to make people happy, I wanted to be famous, I wanted everybody to love me. I wanted to be a star. I worked really hard, and my dream came true.” (Madonna, 1985). Brussel bruist van talent maar weinig talent bruist. Ook in Brussel. Echt met kunst bezig zijn is meer dan een passie. Wie écht iets wil betekenen, moet voortdurend bezig zijn. Artiesten en kunstenaars moeten leren actief bezig zijn met hun creatie. Velen zijn wars van een opleiding, nochtans is het in een opleiding dat de gezaaide zaadjes een vruchtvolle oogst kunnen opleveren. Elk seizoen, dag na dag, jaar na jaar. Bezig zijn. Oefenen. Zweten en netwerken. Een opleiding die out the box zeg maar, opleidt, is de Kleine Academie (DKA) in Brussel. De acteur, de danser, de schrijver, de auteur, de regisseur… iedereen keert naar de basis. In een informatiebrief van DKA staat: “Beweging is het grondprincipe in de manier van werken en pedagogisch gezien is de opleiding ervaringsgericht: de student wordt geconfronteerd met allerlei situaties waar hijzelf eigen oplossingen aandraagt.” Wie creatief met lichaam, ruimte, ervaring, belevenis en beweging omgaat, klopt hier aan de juiste deur. Men gaat ervan uit dat iedereen een goed acteur[1] is en de opleiding reikt de nodige tools aan om met eigen bagage te evolueren naar bewustwording in een eigen creatie, een eigen personage, een eigen weg. Een rondvraag aan enkele medestudenten beaamt waar DKA voor staat. Frank wil acteur worden en heeft deze opleiding nodig om technieken aan te leren die gespeeld kunnen worden in allerlei dagelijkse situaties en scènes[2] die hem hopelijk ooit worden aangeboden. Werner wil dezelfde richting uit[3]. DKA geeft positieve vibes en de opleiding maakt van iedereen een volwaardige kunstenaar. Véronique vertelt dat ze nog nooit zoveel inspiratie heeft gevonden in haar werk en haar creatie. Het acteren op zich vindt ze niet voor haar weggelegd omdat ze wat schuchter is. Het is haar creatieve hoofd dat hier adem krijgt en zo haar toekomstige carrière als regisseur uittekent. Haar ideeën in de verschillende ateliers zijn altijd van topkwaliteit en haar talent om acteurs te begeleiden zal zich hopelijk laten voelen in de Belgische cinema. Mery daarentegen wil theater doen, terwijl Sabine zich eerder in komedie ziet spelen. Daarom focust zij zich tijdens de ateliers op camerawerk. Ik ben zot van beweging. De ruimte inpalmen met mijn lichaam. Dansen. Bewegen. Om mensen gelukkig te maken. Om iets te betekenen. Om iets te zeggen hebben. De lessen worden ’s morgens en ’s namiddags gegeven, gespreid over ruim drie uren. De opleiding omvat een flinke brok lichaamstraining en bewegingsanalyse. Er wordt aan ieder deel van het lichaam gewerkt om het ten volle te gebruiken op een set, een podium, een visie. Er worden veel improvisatieoefeningen gegeven waarbij twee professionele regisseurs fouten analyseren, rechtzetten en ons verder in die richting te duwen waar onze lichamen en soms ook onze woorden ons naartoe leiden. De gemeenschappelijke ateliers zijn een unieke ontmoeting van verschillende talenten en disciplines waarbij wonderlijke en magische stukjes en schrijfsels uitkomen. Er valt heel veel te schrijven over DKA maar eigenlijk zou je het zelf moeten komen beleven. We leven in rare tijden waarin iedereen denkt een talent te zijn. Tijd om eens zelfbewust met kunst om te gaan. DKA is het tijdperk zonder virtuele hoogmoed. Zo komt zeker voor jou ook die droom uit. © Erwin Abbeloos – 1988 – 2020. [1] Of artiest, componist, regisseur, danser enz…[2] Frank heeft verschillende kleine bijrollen gespeeld in series zoals Witse.[3] Werner De Smedt is een gekend Vlaams acteur.

Erwin Abbeloos
601 0

Detail.

Een week lang ben ik nu thuis. Mijn studenten krijgen herhalingsoefeningen maar ik voel dat ook zij andere prioriteiten hebben. Kan ik het hen kwalijk nemen? Interviews voor mijn projecten staan op een laag pitje maar het schrijfwerk vordert. Eerst voelde het aan als een weekje vrijaf. Even tijd voor mezelf, wat opruimen en hopen dat de lente die week in mijn tuin en mijn woonkamer zou landen. Mijn uitstelgedrag viert nu hoogtij. Waarom vandaag iets doen als ik het de komende vijf weken nog kan doen? Mijn kat heb ik nog nooit zo krols gekend. Dag en nacht heb ik een maatje dat ik niet kan besmetten en dat mij ook niet kan besmetten. Dat is een meevaller want mijn vriend zit op kilometers knuffelafstand. Toch begint het sinds vandaag te knagen. Vandaag. Een zondag dan nog wel. Ik merkte dat ik overmatig naar alle nieuwsbulletins en nieuwsoverzichten keek. Om op de hoogte te zijn. Ik zat op zo’n hoogte dat mijn humeur diep naar beneden donderde. Ik merkte dat Martine Tanghe niet meer op televisie verscheen en dat Wim, Hanne, Goedele, Fatma en Xavier al het werk deden. Ik zie nu ook de meest vervelende filmpjes die mensen facebooken en instagrammen. Veel kinderen, weinig kleur ook. Vreemd is dat. BV’s zijn me al snel gaan vervelen. Ik heb het niet zo met die ik-cultuur. Ik wou dat ik alle social media kon deleten. Mensen klagen en klagen en klagen. Stop met zagen, zeg! Het blijft een vreemde belevenis. Ik voel dat ik me moet behoeden tegen somberte. Niet te veel nadenken. Af en toe een luchtje scheppen. Een uurtje wandelen door de buik van mijn leeg Brussel. Een fotootje hier, even stilstaan daar, iets opmerken waar ik al jaren stom voorbijloop. Details. Gisteren is hetzelfde als vandaag en morgen. Thuis kan ik al eens een dansje doen op discomuziek. Horen dat Donna Summer duizenden telefoontjes pleegde, zoveel dat ze bijna de telefoon van de muren belde. Alleen maar om een hete bok te vinden. Britney Spears wil het met vier doen, Anita Ward wil het op de zetel doen (de afwas kan wachten) en ook de onschuld in sommige ABBA-songs is voorgoed voorbij. En dat is het juist: in quarantaine krijg ik meer oog en oor voor detail. Daar ligt de essentie. Ik kijk vaak door het raam en ik merk vele dakloze mensen. Een jonge vrouw gehuld in een donker gewaad wast zich discreet aan de waterfontein van Vivaqua. Een oudere man duikt in een vuilnisbak maar vindt niets. Op straat zijn geen sigarettenpeukjes meer te vinden en moeten de bedelaars het hebben van de enkele wandelaars en de luchtscheppers. Maar niemand deelt nog. De straten liggen er proper bij, wat voor Brussel een uitzondering is. Gaan we binnenkort een massale sterfte van duiven kennen? De stilte in de straten is uitzonderlijk. Meer dan stilte is het rust. Brussel gromt en toetert niet meer maar ruist over haar straten. Wat blijft er nog over? Lezen. Schrijven. Studeren. De klassieke bezigheden die ik me nog herinner uit de jaren ’70. Niet al te veel nadenken, herhaal ik voortdurend. Ik moet de moraal omhooghouden. Ik besef dat de wereld op was. Uitgemergeld en opgebrand. Dat het niet meer kon. Niet ik, niet u, niet wij. Niemand kon nog. Ieder van ons zal veranderd zijn. Aangetast. Besmet. Gebroken misschien. Maar wel veranderd. Hoe we die verandering gaan invullen, moeten we nu al invullen. We moeten ons nu herprogrammeren. Onszelf in die planning van de dagelijkse quarantaine-routine zetten. Nu. Leren terug naar de essentie te gaan. Dat is het uiteindelijk. In detail gaan. Wat overbodig was, weggooien. Na versie 2.0 van onszelf, versie 3.0 inschakelen. Misschien 4.0 of meer. Niet meer ingaan op gemakzucht, geen trollenoorlog voeren, mensen die je niet aanvoelt geen aandacht geven en geen nutteloze aankopen doen om je psyché te bevredigen. Inzetten op onszelf zonder egoïst te zijn. Na deze crisis zal de wereld opnieuw opstarten en zullen we deze uitzonderlijke tijden snel willen vergeten. We gaan dan opnieuw naar deadlines, burn outs en virtuele scheldtirades. Naar overconsumptie, onszelf vetmesten met slechte voeding en vechten voor onze plaats in de maatschappij. We staan nu op ons scherpst. Maak er gebruik van. En doe al eens een born-to-be-aliveke in de living, want daarvoor zijn we hier toch, neen? Om te leven. En het is nog plezant ook!  

Erwin Abbeloos
25 0

Het lukt niet

We mogen elkaar een tijdje niet zien. Bij wet verboden door de minister. Dat het zover ismoeten komen. Maar ik begrijp het wel. Alles voor de gezondheid. Een raampje zoals in degevangenis, dat zou nog wat zijn. Zij aan de ene kant, wij aan de andere. Met een telefoonom door te spreken. Het is ook een beetje als gevangen zitten. Ofwel moeten we doen zoals in het sprookje met Raponsje van de gebroeders Grimm. Danmoet ma een vlecht laten groeien, waaraan ik naar boven klim. Tot bij haar raam op deeerste verdieping van het woon- en zorgcentrum. Maar dat mag natuurlijk niet. En op enkele weken tijd een lange vlecht zoals Raponsje? We moeten eerlijk zijn, dat gaatniet lukken. Nee, het is niet gemakkelijk. Gelukkig stuurt de afdeling foto’s naar de families. Ze hebbentoch plezier, samen met de zorgverleners. We hebben ook beslist om voor haar raam te gaan zwaaien. Met een bordje waarop ‘allesgoed?’ staat. Of ‘heb je goed gegeten?’ Of ‘heb je Blokken gezien?’ Want dat mis ik ook. Om 18.30 uur op tv. Het is een traditie, dat we er samen naar kijken. Endat we het woord van de finale zoeken. Als ma het raadt, zeg ik altijd dat ik ze ga inschrijven. “Dat zal wel zijn”, lacht ze dan. En als ikhet woord vind, zegt ze dat ik moet meedoen. Het is fijn om vaak hetzelfde te horen. Woensdag keken we voor het laatst samen naar Blokken. Voorlopig natuurlijk, tot we weervrij zijn. Emily speelt de finale. Acht letters, zoals altijd. De tip is ‘Het lukt niet.’ Er staan vijfletters. De s, e, r, e en g. Emily vindt het niet. Wij ook niet. Het is vergeefs.  

Rudi Lavreysen
43 3

Gatlelijk

Liefste lezer, ik beloof plechtig dat de column van deze week geen gebakken uitwerpselen, door mijzelf bedreven tantrische seks of beschrijvingen van mijn sixpack met astronomisch hoog aflikgehalte bevat. Al beginnen we wel met een vrouwenkont. Sta me toe om het even uit te leggen. Ik weet dat ik, door wat ik nu ga zeggen, binnen vijf minuten geboeid uit m’n huis word gesleurd om onverdoofd met een vismes gecastreerd te worden op ons dorpsplein, maar ik moet het kwijt: ik durf al eens een milliseconde naar een welgevormd damesachterwerk kijken als het me voorbijloopt. Walgelijk, I know. Toen ik een tijd geleden weer zo’n geweldig staaltje natuursculptuur zag passeren, merkte ik echter iets raars op. Het achterste van de vrouw had geen ronding zoals bij de meeste mensen uitgezonderd mezelf. Nee, het ding was hoekig, alsof ze net uit een schilderij van Picasso was gestapt. En zoals je vaak plots overal dat woord tegenkomt dat je een dag ervoor voor het eerst gehoord hebt, zag ik er nog één. En nog één. Wekenlang heeft het mysterie van het geometrische gat, het mysterie van de hoekpoep, me beziggehouden. Tot ik toch eens een milliseconde langer durfde kijken, met het risico dat de vrouw zich zou omdraaien en uit mijn blik zou afleiden dat ik haar in mijn hoofd al aan het penetreren was, terwijl ze met handen en voeten vastgebonden op de pooltafel op het dek van mijn ingebeelde luxejacht lag. Grapje, lieve lezer. Als ik beloof om het proper te houden, doe ik dat ook. Maar terwijl ik dus naar haar zitvlak keek, kreeg ik m’n eureka-moment: da’s potverdikke een smartphone in haar achterzak! Meteen wierpen een hele hoop nieuwe vragen zich op: is dit iets uitsluitend vrouwelijk? Of loop ik als smartphone-in-zijzak-drager achter? Gaan ze verkeerdelijk denken dat ik iets verberg en níét de duurste iPhone heb die je kan kopen? En ook, wordt die gsm niet supermakkelijk gestolen uit die achterzak? Maar vooral, waarom steek je hem weg en gebruik je de extra tijd niet die je al wandelend op je smartphone kan besteden? Onze planeet is zo mooi niet. De Brusselse Ring, het perron van Kustmijnklotegem, de tuintjes vol onkruid en misvormde tuinkabouters op weg naar de crèche … Na een tijdje heb je het allemaal wel gezien. En voor autorijden, fietsen of een baby dragen heb je aan één hand genoeg. Maar de pa van Jezus heeft ons er twee gegeven met een reden. En daarvoor is er dat heerlijk lichtende schermpje om in te kruipen, met zo veel leuke dingen om te doen: ontdekken hoe je achterwerk het doet op Tinder (waar het nog charmant is dat mensen je kont checken), vrolijke dingetjes lezen op Facebook, door Instagram scrollen en kijken hoe de ex-collega die je volgt uit medelijden weer z’n tekstjes in je strot probeert te rammen. Ik zeg maar iets. Wanneer ik rondkijk in de trein, zie ik dat de meeste mensen het gelukkig doorhebben. Met elegante zwanenhals en laserfocus zitten ze te kijken, tikken, tokkelen, liken en swipen dat het een lieve lust is. En geen eentje verveelt zich of moet voor de zesduizendste keer de afschuwelijke achtergevels tegen het spoor zien voorbijflitsen. Ze merken het zelfs niet meer op wanneer ik in een volle wagon aan m’n snikkel begin te sjouwen en mijn hele lading over m’n sixpack met astronomisch hoog aflikgehalte spuit. Wederom een grapje, lieve lezer, we hadden een afspraak. Gisteren stapte ik al facetimend door Anderlecht, want alleen introverte mietjes bellen nog met de telefoon aan hun oor, toen ik ineens, knots, BOEM, #PAUKESLAG op de grond smakte. Een jongeman die met smartphone voor z’n gezicht metersdiep in z’n TikTok-feed zat, was recht op mij gelopen – enfin, of ik op hem, het maakt al niet uit – waardoor onze telefoons tegen mekaar en vervolgens tegen onze nietsvermoedende koppen kletsten. ‘Lelijk hier, hè?’ zei ik toen ik was rechtgekrabbeld. ‘Gatlelijk!’ antwoordde hij, voor we allebei in lachen uitbarstten. Na een ongemakkelijk dansje van onduidelijkheid wie wie nu links en wie wie rechts ging kruisen, zetten we onze weg al scrollend verder. Onderweg ben ik zeker nog enkele prachtachterwerken met en zonder hoeken tegengekomen, maar ik heb er geen milliseconde naar gekeken, omdat ik gezellig en veilig in m’n scherm zat, zoals het elk normaal, niet pervers mens betaamt.

Hans Verhaegen
25 1

Allemaal lampjes

Op de een of andere manier lukt het ons niet om de juiste verlichting voor de woonkamer te vinden. We hebben het licht nog niet gezien, zou je kunnen zeggen. Aanbod is er genoeg. Ook in deze winkel staat wat binnen. Exact wat ik tegen de ietwat oudere eigenaar zeg, die naar ons toe komt gestapt. Met zijn handen op de rug. Alsof hij zich op die manier recht wil houden. "Jazeker", antwoordt hij. "Allemaal lampjesss". De 's' duurt wat langer dan normaal. "Kijkt u maar rustig", zegt hij. Onderweg naar zijn toonbank hoor ik hem opnieuw 'lampjesss' zeggen.  "Hoelang bent u al eigenlijk op zoek?", vraagt hij ons even later. "Tien jaar? Vergeet het dan maar. Dan moet u gewoon zeggen: kopen, die handel. Anders lukt het nooit." Terwijl we enkele details over een bepaald type plafondverlichting vragen, herhaalt hij het. "Gewoon zeggen: we doen het. Anders staan jullie hier over tien jaar opnieuw."  "Nu is het wel jammer dat u de beurskorting van vorige week gemist hebt", doet hij nog wat extra aas aan zijn vishaak. "Toch 30 procent. Maar ik kan even naar de vertegenwoordiger bellen. Misschien lukt het, als ik het op datum van vorige week verkoop. De kans is klein, maar je weet nooit." Hij heeft werkelijk niemand aan de lijn. Het draagbare telefoontoestel zou speelgoed kunnen zijn. Af en toe laat hij een pauze, om het echt te doen lijken. Hij legt de woorden in de mond van zijn onzichtbare vertegenwoordiger René. Ik zie hem voor me als de cafébaas uit 'Allo 'Allo. "Oke, dus als ze vandaag beslissen, dan krijgen ze die korting nog. Nee, dat begrijp ik René. Prima, doe de groeten aan Sandra." Niet veel later staan we terug buiten. Zonder lampjes. Het was Sandra wellicht. Die zag ik totaal niet.  

Rudi Lavreysen
18 1

Covid-19, Russische roulette?

En toen was er het Coronavirus, Covid-19.  Ik twijfel nog of ik alvast ga hamsteren. Sowieso heb ik een ruime voorraad hand-gel gekocht.  Of ik het wil of niet, maar met regelmaat check ik het nieuws. Ik ben ongerust. Moeten we ongerust zijn? Is het Corona-verhaal opgeblazen door de media of is dit nog maar een tipje van de ijsberg?  Vanaf het moment dat grote bedrijven maatregelen beginnen te  nemen en er vanuit regeringswege drastische stappen worden ondernomen zoals het afgelasten van grote evenementen, wie zijn wij dan om het dreigend gevaar te bagatelliseren en te doen alsof er niets aan de hand is? Mij zie je in ieder geval niet meer in een restaurant, een bioscoop of café.  Vanaf nu doe ik m’n boodschappen online.  Als ik dan toch genoodzaakt ben om in publiek te komen, loop ik met een grote boog om mijn medemens heen. Geen kusjes, geen handjes, en als ik thuis kom van eender waar, was ik mijn handen minstens twee minuten met ontsmettende zeep. Ben ik gestoord of verstandig? Moeten we doen of het er niet is?  Begon het in Wuhan ook niet klein?  Gewoon met enkele mensen die het virus hadden?  In Noord Italië zijn ze nog steeds op zoek naar die ene eerste, die verantwoordelijk is voor honderden- en zometeen duizenden besmettingen.  In Duitsland, vlak over onze grens, verdubbelde het aantal besmettingen in nog geen dag. Niet elke drager van het virus wordt ziek en niet iedere drager is bewust van besmetting. Onze vijand kan vrij woekeren. Dit is de harde realiteit. Het is een Russische roulette. Het is onmogelijk om te voorspellen wie er ziek van wordt, wie er dood aan gaat, of wie gewoon herstelt. Velen zullen het overleven en gezond blijven. Toch is er die angst. Ongezonde angst of realistisch bewustzijn? Als er oorlog uitbreekt kan niemand er omheen. Dan is het duidelijk wie de vijand is en waar hij vandaan komt. Nu is onze vijand ‘under cover’.  Hij infiltreert en besluipt onzichtbaar zijn doelwit. Een nies en een kuch… is hij het, of is het zijn virale familie, Sars, Mers, of onze jaarlijkse Influenza? Ik heb géén idee waar dit virusverhaal naartoe gaat.  Is het een opgeblazen hype of gaat ons leven in de komende zes maanden drastisch veranderen?  Worden we gemanipuleerd door de media of moeten we onze innerlijke stem volgen? Wat is gezond verstand in dit geval? Ik heb geen antwoorden. Van nature ben ik geen bang vogeltje. Maar voor’t eerst ben ik ongerust.

Heidi Schoefs
54 0

Sunparks (3)

Lees hier deel 1 en deel 2 van de Sunparks Saga. Ik sta te kijken naar de grootste verzameling Kyano’s, Shania’s en Dylans die het menselijk oog ooit heeft mogen aanschouwen. Links van me krijst Sky omdat Ashley de opblaasbare donut niet afgeeft. Rechts van me spuwen Jayden, Liano en Iluna zwembadwater naar iedereen die voorbijloopt op de kant. ‘Joy! Joy! Joy!’, weergalmt een echo door het complex. Ik twijfel even of de parkbeheerder ons met propaganda de illusie van plezier in de hersenen probeert te pompen. Maar neen, het zijn de tientallen moeders die tegelijk op hun dochter roepen, waarvan de naam minder uniek blijkt dan gedacht. Ik krijg één meisje in de gaten en stel mezelf de vraag of, als dit neuspeuterende wezentje dat rechtstaand pipi aan het doen is in het kinderbad de verpersoonlijking is van Hope, we er niet beter onmiddellijk mee stoppen op deze planeet. Waar ik ook kijk, overal vertelt informatieve inktversiering op extreem onder- of overtrainde lichamen van volwassenen me de verjaardag en naam van zowat elk kind onder deze koepel. Wanneer je de kleine gezantjes van de duivel uit dit schouwspel wegdenkt, ziet het geheel eruit als een levend portfolio van een tattoo-artiest die z’n dromen is blijven volgen ondanks de Parkinson. Nergens vind je een overtuigender argument van het feit dat er geen tattooshops zouden mogen liggen in een straal van 15 km rond plaatsen waar alcohol geserveerd wordt, dan hier. Ik zie doodshoofden op bierbuiken, blote borsten op behaarde bovenarmen en misvormde dolfijnen over zwangerschapsstriemen. De bovenbilspleettribal, ondanks al vijftien jaar uit de mode, is hier hipper dan ooit. M’n ogen volgen een man die volgekleurd is van kop tot teen en even vraag ik me af of hij Michael Scofieldgewijs het volledige plan en dús de ontsnappingsroute van het park op z’n lijf heeft staan. Eens dichterbij, merk ik teleurgesteld dat het 17 verschillende spinnensoorten en een half serpentarium zijn die z’n lichaam bevolken. Overprikkeld van dit alles, ga ik op zoek naar een plek om tot rust te komen. Achter een plastic oerwoud vind ik de verborgen oase die de oudste parkbezoekers duidelijk al allemaal voor mij ontdekt hebben: de bubbelbaden. Ik stap in een bad waarin het water al flink aan het borrelen is van de luchtbellen. Zitten mee in mijn persoonlijke bubbel voor het komende half uur: vier bomma’s. Nog voor ik mij kan zetten, lonkt de eerste al opvallend naar het doorweekt, drijvend stuk stof vlak naast haar. Blijkbaar gelden de wetten van Benidorm ook hier en leggen we onze handdoek op de plek die we willen reserveren. Ik wurm me met moeite tussen het Aftellen-naar-Alzheimer-clubje en voel meteen iets tegen m’n knie stoten. Het blijkt de linkerborst van Oudje 2 tegenover me, wiens kalebassen het gevecht met de zwaartekracht ergens in 1997 moeten hebben opgegeven. Enkele ogenblikken later voel ik aan de luchtblazer in m’n rug dat de jacuzzi pas nu in gang schiet en vraag ik me af van waar die voorgaande bubbels dan eigenlijk kwamen. De derde bomma, rechts naast me, blijft ongegeneerd staren, ook nadat ik al twee keer oogcontact heb gemaakt. In een poging om onze staarwedstrijd te winnen, geef ik haar m’n obsceenst mogelijke tongbewegingen die ik kan bedenken. Bomma 3 laat zich echter niet van haar stuk brengen. Waar ik niet op had gerekend, was dat Oma 1 tegenover mij duidelijk vatbaar is voor m’n onweerstaanbare avances, al is het niet helemaal duidelijk of ze opgewonden naar me blijft knipogen of een beroerte krijgt. Wanneer ik ook haar tweede borst als de rug van een krokodil naar me toe zie drijven, besef ik dat het tijd is om me uit de voeten te maken. Terwijl ik uit het bad stap, bedenk ik me dat ik Grootmoeder 4 links van me in het voorbije half uur nog geen enkele keer heb zien bewegen. Enkel God en de beveiligingscamera’s weten hoeveel weken het arme mens hier al in het bad hangt. De dag loopt op z’n einde en maakt plaats voor de volgende, die tot aan de bubbelbadbomma’s toe een exacte replica blijkt van de vorige. Het hele weekend waterpret vliegt voorbij als een kip. Maar op zondagavond gebeurt het. Als een fata morgana zien we de uitgang plots voor ons verschijnen en komt het weekend in een stroomversnelling die de enige en saaiste wildwaterbaan ooit ons niet kon bieden. We maken dat we met de auto aan onze microvilla staan en gooien alleen het hoogst noodzakelijke van onze bagage in de koffer. Deuren toe, motor aan en weg ermee! Alsof ons geluk nog niet groot genoeg is, zie ik de Nederlander in de Corsa naar z’n huisje tuffen. Ik dwing hem om de volledige kilometer in sneltempo achteruit te rijden, bedank hem uitbundig met beide middelvingers, volg de rest van de ontsnappingsroute en rijd met de breedste smile ooit in één trek door naar huis.

Hans Verhaegen
28 4

Over "Help, mijn kind kijkt naar porno!"

Het Vier programma “Help, mijn kind kijkt porno” is weer zo’n programma over seks en liefde voor hetero’s (*), alsof homoporno niet zou bestaan of iets vies zou zijn. Seks tussen mensen van hetzelfde geslacht lijkt ook hier weer taboe. Dat taboe, die onzichtbaarheid, begint al op de speelplaats waar flirten, verleiden en een eerste kus gedeeld met iemand van het andere geslacht het normale parcours is, ongeacht je geaardheid, maar daarna stopt het vrijwel voor iedereen die homo is. Althans op diezelfde speelplaats. Zelfs alleen maar flirten met iemand van hetzelfde geslacht is er not done. Deze gevoelens van liefde maar ook van seks zijn totaal afwezig wanneer je jonge homo bent, terwijl de pornotheek voor hetero’s heel compleet en alom aanwezig is in vrijwel elke media. In porno zit lust. Lust om met iemand seks te hebben. Dat is niet anders voor jonge en oudere homo’s. Maar of het nu op televisie, in seksbijbels of in de geschreven media is, telkens weer wordt seks tussen mensen van hetzelfde geslacht vermeden, men gaat het medicaliseren, normaliseren of heteroseksualiseren, terwijl gayporn eigen is aan een hele homocultuur. In het programma zwijgt men in alle talen over homoporno en dat is bedroevend. Voor jonge holebi’s, die ook gevoelens en goesting hebben, zie ik geen enkel rolmodel of representatie van wie je bent of wat je voelt als het over seks gaat. In brave fictieseries die je op tv ziet zijn holebi’s omgevormd tot heteroseksuele homo’s. Promotiefilmpjes of interviews in magazines veranderen daar niets aan. Films als “La vie d’Adèle” en “120 battements par minute” zijn gelukkig een uitzondering maar hebben na hun promotie geen effect meer. Er moet dus meer homoseks komen. En homolust, échte lust. Geen overgeacteerde kus op stijf gesloten lippen. De geschiedenis van homoporno heeft een aparte weg afgelegd en heeft zo te zien nog een lange weg af te leggen. Voor jonge homo’s uit de jaren ’70 van vorige eeuw betekenden de laatste pagina’s van de 3 Suisses catalogus hun seksuele bevrijding. En ook de eerste mannen-Flair uit de jaren ’80, waar een niet onknappe blonde kerel in een schuimbad zat, kon tellen als erotiek voor mannen. Het summum waren “de boekskes” aan de krantenkiosken in iedere grootstad waar je een paar keer nonchalant voorbijliep om toch maar een glimp op te vangen van enkele mannen die seks met elkaar hadden, ook al was een zwarte balk getekend over hun lid. Ik was amper 12 jaar en het voelde als thuiskomen. Voor homo’s is het kijken naar homoporno een bevrijding en een eerste contact van goed gevoel, van dit ben ik. Een herkenning en een erkenning van jezelf als seksueel wezen. Homoporno heeft veel homo’s gerustgesteld in hun diepste zijn en een antwoord gegeven op hun verlangen naar seks. Homoporno bouwt mee aan de identiteit van iedere homoman, terwijl iedere heteroman zijn seksuele identiteit al vanaf de speelplaats ten volle kan vormen. Homoporno is subversiever dan heteroporno omdat de gepenetreerde persoon een man is. Homoporno draagt ook bij tot persoonlijke ontwikkeling van homo’s en stelt ook onze genderrollen in de maatschappij in vraag. Porno maakt deel uit van het leven van iedere homoman. Porno is ook politiek, toen nog niet zolang geleden, in volle aidscrisis, gezegd werd hoe homo’s wel en niet seks mochten hebben. Porno is politiek omdat extreemrechtse partijen het nog steeds hebben over de waarden van traditionele families. Lesbische porno sloopt dezelfde heteronormatieve muren in onze maatschappij. We smijten vandaag nog altijd kwistig met woorden als inclusief en diversiteit, toch maken we keer op keer dezelfde fout. We gieten het allemaal wel in mooie woorden maar we willen het liever niet zien. In die zin heeft “Help, mijn kind kijkt porno” gefaald en paait het allicht enkel de kijkcijfers. Jammer van de gemiste kans van de immer sympathieke Evi Hanssen. Een passage bij jonge én oudere homo’s over homoporno had allicht een andere kijk kunnen werpen op de belevenis van porno voor mensen van wie de maatschappij liever de seksualiteit niet ziet. Die seksualiteit bestaat, die lust, die geilheid. Het experimenteren, het ontdekken. Het zit er allemaal in. Ook die seksualiteit bepaalt de identiteit van een individu. Homo’s hebben dezelfde gevoelens en dezelfde goestingen maar het praten over, het vertonen van of het spreken over homoseks is voor veel mensen en media nog steeds een brug te ver. De regels van het beleven van eigen seksualiteit gelden niet voor iedereen. Zal ik er dan maar mee beginnen? (*) : bij het schrijven van dit artikel is nog maar één aflevering uitgezonden. Navraag bij Evi Hanssen of er ook over homoporno en homoseks wordt gesproken, heeft nog geen antwoord van haar kant geleverd.

Erwin Abbeloos
81 0

Sunparks (2)

Lees hier deel 1 van de Sunparks Saga. Na een deugddoende nacht van 3 uur ononderbroken slaap op een matras die enkel Sunparks-brochuremakers en Auschwitz-gevangen als luxueus durven omschrijven, zijn we vertrekkensklaar. Blarenpleisters? Check. Kompas? Check. Drie liter water per persoon? Check check check! Wij dus op trektocht naar het winkeltje voor ontbijt. Ik klok af op één uur drieënveertig. Maar twee keer verkeerd gelopen. ‘Dat ging verrassend vlot,’ zeg ik, terwijl we het naar chloor ruikende supermarktje binnenstappen. ‘Goh, vlot… Beeld ik het mij in of werden we niet net achternagezeten door een inheemse stam die onze kleren wilde stelen?’ Ik lach naar mijn schoonbroer en stel hem gerust. ‘Ik denk dat het een familie uit Tienen was.’ Het winkeltje lijkt maar één doel te hebben: alle kinderen in het park zo snel mogelijk veranderen in opgefokte monsters, die zo’n zware suikertrip beleven dat je ze rond bedtijd met hun klauwen uit het plafond moet trekken. Chocolade, chips en frisdrank strekken zich uit zover het oog reikt. Water lijkt voorbehouden te zijn voor het zwembad. Mijn vrouw speelt ondertussen Waar is Wally?, waarbij Wally in dit geval een product is met minder dan 400 kilocalorieën. Uiteindelijk geeft ze het op en nemen we ons allemaal een koffiekoek van 7 euro en het enige brood dat we vinden, suikerbrood. De Sunparksstam passeert ons op weg naar de kassa met twee kratten Jupiler en een opengetrokken halve liter in de hand. ‘Overduidelijk Tienen,’ zeg ik tegen m’n schoonbroer. Na het ontbijt, dat de geschiedenis zal ingaan als ‘en exact op dat moment hebben we met de hele familie diabetes gekregen,’ hoor ik m’n vrouw enthousiast zeggen: ‘Wij zijn klaar voor het dolste wateravontuur van ons leven met niet één, niet twee, maar drie adembenemend snelle aquaslides!’ Ik bekijk haar achterdochtig, tot ik merk dat ze een quote voorleest uit de folder op het salontafeltje. Ondertussen komt m’n schoonvader binnen met opgetrokken hemd. ‘Valt goed mee qua litteken, hè? Ze hebben zelfs gezegd dat ik al direct mee mag gaan zwemmen.’ We bedanken hem met het hele gezelschap voor z’n vrijgevigheid: ‘En of we gaan genieten nu we met vier toestellen op de wifi kunnen!’‘Ach, ’t is maar een nier, hè,’ wuift hij het voorval weg. Ik sta in het kleedhokje van het zwembad bewegingen te maken die lijken op een combinatie van de regendans en een epilepsie-aanval. Ik probeer om m’n zwemshort aan te trekken en tegelijk zo’n klein mogelijk oppervlak van m’n voeten in het wrattenparadijs onder me te zetten. Uit het kleedhokje naast mij hoor ik een vrouw met scherpe stem om de vijf seconden op Davy roepen. Na een minuut heb ik door dat Davy al de hele tijd mee in het hokje stond, wat meteen het doffe, ritmische gebonk op de wand tussen ons in verklaart. Wanneer ik Davy en vrouw iets later met peuter uit het hok zie komen, beslis ik voor mezelf dat dit zo’n moment is waarop ik me wat minder vragen moet stellen. ‘De vloer is lava, de vloer is lava…’ Ik loop op m’n tippen naar het toilet om nog snel te plassen, spoel mezelf af onder de douche en voel gek genoeg het kind in me naar boven komen. Ik merk zelfs bijna niet op dat het voetbad eruitziet alsof iemand een bouillon heeft getrokken uit de afvoerputjes van het park. ’Eindelijk nog eens zorgeloos plezier maken,’ zeg ik tegen m’n schoonbroer. We klimmen behendig rond het voetbad, duwen de plastic linten opzij en stappen naar de beloofde, meest onvergetelijke zwem-experience van ons leven. Wanneer ik het tafereel voor ons zie, hoor ik zelfs boven het rumoer van 300 huilende kinderen het laatste stukje optimisme in m’n lichaam kapotbreken. Het water in de baden heeft een geelbruine schijn, twee van de drie glijbanen staan droog en zelfs de fake planten zijn verwelkt. Lees hier deel 3 van de Sunparks Saga.

Hans Verhaegen
43 4

Valentijnsvoeten

Vrijdag 14 februari. De dag der geliefden. Maar ze is niet op haar kamer. Haar rollator staat bij het bed geparkeerd. Mijn ‘hallo’ en ‘ma’ blijven onbeantwoord. Ver kan ze niet zijn. In de verte hoor ik stemmen. Het is een vrolijk geroezemoes. Ze zitten wellicht in de woonkamer, voor taart en koffie. Maar het eerste wat ik zie is niet taart en koffie. Wel voeten. Heel veel blote voeten. De mannen hebben hun broek opgerold zoals pa vroeger deed als het warm was. De opgerolde pantalon deed dienst als korte broek. Heel wat van die blote voeten zitten in een voetbadje. Het lijkt wel alsof ze in de zomer samen pootjebaden aan zee. Hun bleke onderbenen verraden dat het nog winter is. Andere voeten worden met instemmende goedkeuring gemasseerd. Ik zie moeder zitten. Maar zij ziet me niet. Ze is druk aan de praat met de vrouw naast haar en ze wijst naar het water dat broebelt. “Hier moet ik precies zijn”, zeg ik, terwijl ik een hand op haar schouder leg. “Is er nog een stoel vrij?”, lach ik. “Pak maar een stoel en rol die broek maar op”, lacht een medewerkster. “Dadelijk krijg ik nog een voetmassage. Voor Valentijn”, zegt moeder. “Ik kom straks wel terug”, zeg ik. “Als Valentijn uw voeten heeft gemasseerd. Geniet er maar van.” Tijdens het naar huis fietsen bedenk ik dat we thuis ook een dergelijk voetbadje hebben. Misschien moet ik het valentijnsgewijs klaarzetten. Met wat verzachtende soda in het water. Alhoewel. De vorige keer dat ik het zelf gebruikte ging net de bel van de voordeur. Terwijl ik vloekte en met half opgedroogde voeten naar de parlofoon wilde lopen, haspelde ik over de stroomkabel van het voetbadje. Het water lag werkelijk overal. Ik kan maar best voorzichtig zijn. Of ik krijg naar mijn valentijnsvoeten.  

Rudi Lavreysen
24 1