Zoeken

Even vergeten...

Ze keek me  boos aan omdat ze niet begreep waarom ze niet mee mocht. Haar man en mijn echtgenote waren net uit de deur gestapt. Bij zijn pensionering had mijn schoonvader zijn echtgenote verrast met de aanschaf van een vakantieverblijf aan de Kust. Regelmatig bezochten we hen of  gingen met de achterkleinkinderen in hetzelfde kustdorpje logeren, kwestie dat ze nog een tijdje van elkaar konden genieten. Superoma, zoals ze door haar achterkleinkinderen werd genoemd,  zei geregeld: “De oude dag is een zware slag.” De ouderdomsdementie liet inderdaad niet op zich wachten. Superopa  werd stilaan gek  van de tientallen keren dat ze per dag vroeg of er nog boter in huis was en op diverse plaatsen in huis vond hij briefjes met haar pincode.  Toch bleef hij dapper voor haar zorgen, ook al toonde ze geen begrip voor zijn inspanningen en verweet ze hem dat ze niet zelf nog een aantal taken mocht verrichten. Die keer had mijn vrouw voor haar vader en haarzelf kaarten versierd voor een toneelvoorstelling. Ik zou ‘supergrannysitten’. Zodra de boze in een wazige ‘je m’en fou’-blik  omsloeg, vroeg ze waar man- en dochterlief dan wel naar toe waren. Toen ze het begrepen had, vond ze dat wij ondertussen wel iets mochten drinken en vroeg wat er zoal voorradig was.  Om opnieuw een verwijtende blik te vermijden durfde ik niet zeggen dat we in haar woning waren en zij beter dan ik wist wat er te consumeren viel. Ik stelde een biertje voor.  Op de vraag of er niets beters was werd besloten om een iets straffer streekbiertje te proeven. Na de eerste teug kwam de vraag of de ‘sorteurs’ nog lang wegbleven.  Toen ik antwoordde dat ze maar net de deur uit waren, begaf ze zich naar het terras. Daar dommelde ze gelukkig in, maar als ze weer klaarwakker was vroeg ze meteen waar de anderen toch bleven. Vermits  het nog wel even zou duren vond ze dat we nu wel aan een sterker drankje toe waren en opnieuw volgde de vraag wat er zoal in huis was. We besloten om de jeneverfles aan te spreken die er notabene al jaren stond te verkommeren. Met het excuus dat jenever net als goede wijn met de jaren beter wordt, werden twee glaasjes uitgeschonken. Dan volgde een lang gesprek met vragen of ik kinderen had, hoe die dan wel heetten enz., zaken die ze altijd had geweten maar nu in de mist der jaren verdwenen waren. Na het tweede neutje bracht een tweede dutje soelaas.  Ze sliep warempel  tot de ‘toneelgangers’ terug waren. Meteen vroeg ze  waar ze zonder haar naar toe geweest waren.  Toen het woord ‘toneel’ viel keek ze mij triomfantelijk aan en zei:  “Zie je wel, ik had het je toch verteld.” Toen mijn echtgenote en ik huiswaarts keerden,  keek schoonmama me doordringend aan alsof ze zich afvroeg wie ik weer was. Ze twijfelde even maar kuste mij dan innig.

Vic de Bourg
22 2

In dreams

Geriater Paula Debacker kijkt tevergeefs om zich heen. Ze dacht dat er op dit pleintje vandaag markt was. Ach natuurlijk ik vergis me, denkt ze, want het was op maandag dat die gekke meneer Kasters mij een gebakje bracht. Het ‘tompoesje’  had hij voor mij gekocht toen hij met verpleger William mee naar de markt mocht. Wat kan hij aardig zijn, die Kasters, maar soms overdrijft hij wel een beetje. Hoe hij het gisteren weer klaar heeft gespeeld om aan de haal te gaan is mij een raadsel. Hij moet wel pienter zijn om telkens het beveiligingssysteem te omzeilen. Nu ja, intelligent is de man wel of hij is het alleszins geweest. Voor een middeleeuws historicus en emeritus hoogleraar aan de UvA, vind ik het niet behoorlijk dat de medepatiënten hem het professortje noemen. Telkens hij mij ziet spreekt hij mij aan met Jonkvrouw Debacker en geeft hij mij een handkus. De man is een geboren verteller. Laatst beschreef hij mij hoe het er in de Middeleeuwen aan toeging bij de adel. Als kind van de adel kon je niet kiezen met wie je wilde trouwen. Jonkvrouwen werden door hun ouders uitgehuwelijkt. De adel leefde in grote stenen huizen of kastelen waar ze bescherming boden aan de boeren die ze in dienst hadden. Hier komt de uitdrukking ‘steenrijk’ vandaan. Wiens ouders veel landerijen en een kasteel bezaten was een geknipte bruid of bruidegom.   Al ben ik op mijn leeftijd nog steeds een jongejuffrouw, een edelman die mij in zijn kast van een villa wil binnenhalen is meer dan welkom. Ach, die meneer Kasters toch, wat moet ik met hem aanvangen? Als ik hem naar de gesloten afdeling terug stuur, gaat hij zonder twijfel weer fulmineren over de beulsknechten die hem naar het schavot gaan leiden en de vermaledijde pastoor die hem de biecht zal willen afnemen. Hoor ik daar  geen lijster zingen? Die vogels hebben het tegenwoordig hard te verduren. Net als onze oudjes, trouwens. Laat ik maar wat op dat bankje rusten alvorens ik terugkeer naar de instelling. Wat een toeval. William komt aangereden met de ziekenwagen. Hij ziet me zitten en vraagt of ik mee wil rijden. Ik stap in en vraag waar hij vandaan komt. Hij heeft net meneer Kasters naar het ziekenhuis gebracht.  Die is ten val gekomen terwijl hij door de gangen snelde en alsmaar riep dat iemand hem dringend naar de kerk moest voeren. Hij zou vandaag trouwen met de edelvrouw die hij gisteren ten huwelijk had gevraagd. Terug in de instelling trekt zij haar witte doktersjas aan en droomt weg. Er komt een ridder in harnas aangereden met een sierlijke pluim op zijn helm. Hij stapt van zijn paard en klapt het vizier van zijn helm open. Het is meneer Kasters. In zijn hand houdt hij een patisseriedoosje. William heeft zoals gevraagd  het dossier van Kasters op haar desk gelegd en klopt nu aan bij dokter Debacker. Hij krijgt geen gehoor en opent de deur. Met de ogen gesloten leunt de dokter achterover in haar bureaustoel en kust een foto van haar patiënt.

Vic de Bourg
18 0

Show me the way...

Een auto met vreemde nummerplaat reed mij langzaam voorbij en stopte.   Het rechterraam werd neergelaten en een vijftiger vroeg of ik Engels verstond. Op mijn vijftiende had ik pas één studiejaar lang Engelse les gekregen. De afkorting van Global Positioning System behoorde nog niet tot de leerstof. Het eeuwige excuus aan mijn moeder om te rechtvaardigen dat ik op TV tot laat in de nacht keek naar Britse, Amerikaanse of Australische series, was dat ik er veel Engels mee bijleerde. Dat bleek te kloppen want zowel op school als nu met deze authentieke Englishman kreeg ik complimenten voor mijn uitspraak. De man in kwestie vroeg of dit het dorp was waar zich een Engels kerkhof bevond met oorlogsslachtoffers. In mijn mooiste Queen’ s English, of was het Oxford English, legde ik hem uit dat er in het dorp niet enkel een Engels maar ook een Duits kerkhof was en dat er op die begraafplaats zich ook graven bevonden waarop tekens stonden die aangaven dat de gesneuvelden Joden, Moslims of zelfs Hindoes waren. Na mijn begeesterde uitleg en de bewonderende blikken van de medepassagiers, herhaalde de chauffeur nog even hoe hij moest rijden. Tot slot zwaaide ik met mijn rechterarm naar rechts en herhaalde op mijn beurt dat hij aan het volgend kruispunt  dus eerst links moest afslaan.  Hij bedankte me terwijl alle inzittenden naar mij knikten maar keek toch wat bedenkelijk toen hij zijn raampje sloot. Nog even een wuivend handje aan het achterraampje dat mij aan dat van de Queen in haar gouden koets deed denken en de wagen met de exotische nummerplaat en de grote GB sticker op de kofferruimte vervolgde zijn weg. Terwijl ik rond keek of men in het dorp wel goed gezien had hoe ik deze vreemdelingen perfect te woord had gestaan, besefte ik plots mijn blunder. Ik keek naar mijn rechterhand en hoorde mezelf zeggen: ‘Yes, you turn to the left.’  Dan bedacht ik dat het ook wel een beetje de schuld van de Engelsen was.  Waarom zat het stuur in hun wagens ook aan de foute kant, ook al is het de ‘right side’.

Vic de Bourg
19 1

Een aarzelende schoonheid

We zijn op weg naar Brussel, voor een concert van onze favoriete band. Ze spelen voor de tweede avond op rij een uitverkochte show. "Heb je gezien wat ze gisteren speelden?", vraagt mijn vriend aan het stuur naast me. "Serieus, staat die playlist online?", vraag ik terwijl ik mijn telefoon uit mijn broekzak haal. "Ze spelen nooit twee avonden na elkaar allemaal dezelfde nummers", zegt hij. "Anders is het voor hen ook niet plezant." "Ja, daar is iets van", zeg ik. "Dat is alsof je elke dag hetzelfde zou eten. Alhoewel, vroeger bakten we thuis op maandag de overschot van de op zondag gekookte aardappelen in de pan. Met wat er over was van de groenten. Ik vond het dan nog beter smaken.” We hebben tijd om over vroeger te mijmeren. "Ze hebben gisteren 'Hesitating beauty' gespeeld", zeg ik met een blik op de setlist. "Wist je dat Woody Guthrie die song geschreven heeft?" Natuurlijk weet hij dat. “Dat wordt geen aarzelende schoonheid vanavond”, zegt hij. We hebben tijd om taallolligheden in het rond te strooien. Nog meer dan het liedje zelf, is de titel van de song een parel. Schoonheid begint aarzelend. Het laat zich niet meteen zien. Soms moet je twintig keer naar een schilderij kijken om die schoonheid te zien. Of een song telkens opnieuw beluisteren. Of dertig keer een gedicht lezen. Echte pracht neemt een aarzelende start, maar blijft dan hangen. Maar dat vertel ik allemaal niet in de auto. "Van Brussel zeggen ze ook dat het een aarzelende schoonheid is”, zeg ik. “Na een tijdje ga je ervan houden.” Dat aarzelend blijkt te kloppen. De bus die ons vanaf de randparking naar de concertzaal brengt, moet aan een slakkengangetje rijden. Brussel zit potdicht. Alsof het prachtig concert ook aarzelend op gang moest komen.  

Rudi Lavreysen
31 1

Boronali

De bank in het park stond vol met  potjes verf en schildergerei.  De eigenaar van de spullen, in wie ik een schilder vermoedde, was nergens te bespeuren. Zodra ik over mijn verwondering heen was, zag ik een eind verder een man op me toekomen. Hij droeg een schildersezel en naast hem liep ook een ezel aan een touw.  Een breed omrande hoed sierde zijn hoofd. Bij de bank gekomen maakte hij het touw met ezel aan de leuning vast.  Het dier toonde totaal geen interesse voor wat er met hem gebeurde. Het personage met hoed, die ik de rol van schilder had toebedeeld, trachtte hem om te draaien, maar zoals het een ezel betaamt bleef die koppig staan. Dan nam de man maar de andere ezel, de schildersezel beet en plaatse hem  naast de bank op het gazon. Het was een lage ezel. Op deze ezel plaatste hij een doek dat  bij nader toezien reeds met  felle kleuren was beschilderd. Uit een tas die al op de bank stond haalde hij een wortel.  Daarmee slaagde hij er vooralsnog in om het dier te keren zodat het met zijn achterste naar het doek gericht stond. De hele tijd sloeg ik het gebeuren gade maar werd totaal genegeerd, tot de man mij plots aankeek, naar mij toestapte en vroeg of ik een telefoon had en of hij die even mocht gebruiken. Ik overhandigde hem mijn nieuwe Huawei smartphone.  De man verwijderde zich en stond even later hevig gesticulerend met iemand te bellen. Dan werd mijn aandacht gevestigd op een grote groep vrouwen en mannen die ondertussen het park binnenkwamen.  Aan het materiaal dat ze bij zich hadden merkte ik dat het een cameraploeg was. Ze stelde zich op voor de bank met de ezel, die verder zijn wortel verorberde. Er kwam een troep actrices en acteurs toe, gekleed in kleren van omstreeks 1900. Een jonge dame die waarschijnlijk dacht dat ik bij de crew hoorde kwam naast mij staan.  Zij had een klembord in de hand en vroeg of ik het even wou vasthouden terwijl ze instructies gaf aan een aantal acteurs. Op de papieren die op het bord zaten geklemd las ik : Documentaire over Boronali, de beroemde schilder die een ezel was. Tot mijn grote verbazing zag ik hoe aan de staart van de ezel een schilderskwast werd bevestigd. Mijn middagpauze zat erop, dus gaf ik snel het klembord terug aan de dame, die de wenkbrauwen fronste toen ze me uit het park zag lopen. Weer op het werk zocht ik op het internet meteen de naam Boronali op en vond er het ongelooflijke, spannende en hilarische verhaal  van het kunstwerk dat zogenaamd door een ezel  met zijn staart werd geschilderd. De Fransman die het  in 1910 allemaal verzon heette Roland Dorgelès en wou op die manier de spot drijven met het artistieke milieu en zijn kleinzielige snobs en criticasters.   Pas uren later ontdekte ik dat ik mijn telefoon miste.  

Vic de Bourg
44 1

Fietsen door de tijd

Vroeger, toen vrouwen nog naar hun mannen luisterden was alles anders. Anders, maar toch hetzelfde. Het verschil zit ’m nu in de creativiteit van de man om zijn vrijheid te kunnen claimen. Zeventig jaar geleden hoefde dat niet zo. In doorsnee Vlaamse dorpen was het bijvoorbeeld traditie dat men op zondagochtend naar de kerk ging. Zondagse kleren aan en hup, braaf naar de mis. Na deze wekelijkse vromelijkheid pleegde manlief het café in te duiken voor een frisse pint en een babbel. Moeder de vrouw knoopte dan haar schort van noeste ijver voor om de zondagsnoen voor te bereiden. Tegen de tijd dat het hele dorp naar gekookte patatten en gebakken vlees rook, was het voor manlief tijd om heim te keren. Wellicht kreeg hij dan z’n wekelijkse saus; dat zijn adem naar bier stonk en hoe hij aan dat blauw oog kwam. Daarna werd het middagmaal in rust en vrede verorberd. Namiddag was er vlaai en koers op tv. Een nieuwe werkweek kon beginnen. Vreemdgaan deed men achter hoek en kant, in het veld of in de schuur. Er was altijd wel een deerne te vinden voor een pleziertje in het hooi. Moeder de vrouw wist zogenaamd van niets. Ze zweeg. Ze negeerde de weeë geur in zijn kleren en hield haar mond over de roddels in het dorp. Wat kon ze ook anders. Scheiden was uit den boze en protest aantekenen stond voor velen gelijk aan een pak slaag. Zij had de zorg voor de kindjes en het huishouden, dus zweeg ze. Voor haar was er altijd nog de melkboer. Anno 2020 hijst de gemiddelde Vlaming zich op zondagochtend in een strak pak om vol passie zijn hangbuikje over de stang van z’n racefiets te buigen. Meestal doet hij dit niet alleen. Hij doet het in groepjes van 3 tot 50. Stoer en sportief manvolk siert de straten van het Vlaamse land. 90% overleeft deze ritten, 10% helaas niet. Hartfalen of ongeluk worden als oorzakelijk getipt. Teveel bier en spierballen rollen zitten hier wellicht voor iets tussen. De kerk maakte plaats voor 80km doortrappen en het café verplaatste zich naar een paar dorpen verder. De grieten in het hooi maakten plaats voor de digitale fantasie, de pornhubs en de online dates. Het boerenwerk ruilde men in voor het kantoor in de stad en in plaats van op de traktor, zit men nu in de file. Vrijheid kan enkel nog geclaimd worden met creativiteit. Mannen van nu moeten multitasken gelijk een vrouw; denken aan de vergrendeling van de smartphone, het ingewikkelde paswoord op de computer, het leegmaken van de cache en het verbergen van de Whatsapp berichten. In de evolutie van toen tot nu werden mannen creatiever en vrouwen slimmer. Geëmancipeerde gelijkheid? Op vrijheid staat nu een hoge prijs voor de hedendaagse man. Als hij niet sportief en creatief genoeg is, en zij te slim, mag hij zijn zondagse noen zelf maken en in alle eenzaamheid verder fantaseren over zijn digitale droomgriet die sowieso nooit zou slikken waar hij van droomt, terwijl zijn ex met haar nieuwe adonis de geschiedenis herhaalt. Hoe schoon en ongecompliceerd het toch was in die goede oude tijd… 

Heidi Schoefs
45 0

Emotionele en communicatievalkuilen bij autisme

EIGEN BERICHTGEVING – BRUSSEL – 21 mei 2020 – Waarom lukt het niet-autisten zo moeilijk om zich in te leven in de wereld van mensen met een autisme spectrum stoornis (ASS)? Leven autisten nu eenmaal op een andere planeet of zijn het de niet-autisten die daar vertoeven? In elk geval lost het niets op betreffende een betere verstandhouding en begrip als je niet in elkaars leefwereld kan en durft kijken. Andere informatieverwerking De informatiestroom loopt bij mensen met autisme nu eenmaal gans anders. Een verzender stuurt een boodschap naar de ontvanger. Deze ontvangt en stuur zijn antwoord terug. Zo eenvoudig is het op school, maar is praktijk loopt dit scenario heel anders voor mensen met een aangeboren ASS-aandoening, waarvoor geen medicatie bestaat. Alleen het inleven in de wereld van autisten en het bespreekbaar maken kan zorgen voor een beter begrip, aanvaarding en het rekening houden met de andere partij. Autisten ontvangen inderdaad een boodschap van een gesprekspartner of een ander medium of gewoon als ze levensmiddelen zien staan in de supermarkt, mensen zien passeren in de straat en de dagelijkse handelingen doen zoals niet-autisten. Vijf keer meer prikkels Echter het belangrijkste adertje bij autisten is dat ze prikkelgevoelig en vaak ook hoogsensitief zijn. Ze ontvangen dus vijf keer meer prikkels dan niet-autisten. Naast de boodschap van de gesprekspartner of tijdens een ander gebeuren krijgen ze ook vier boodschappen in de marge die ze eruit moeten filteren. Die vier schemerboodschappen hebben geen belang of toegevoegde waarde en hiermee moet geen rekening mee worden gehouden. Toch slaan mensen met autisme ook deze boodschappen in de schemerzone op. Bijvoorbeeld: het geluid op de achtergrond van een ijskast, een voorbijrijdende auto, een fluitende vogel, een bijzondere wolk die voorbij drijft, wat er is de kast ligt achter de gesprekspartner, welke behangpapier er is, enz. Allemaal schemerboodschappen die totaal geen nut hebben. Maar als verdedigingsmechanisme dat te sterk is ontwikkeld, komen die boodschappen in de marge ook tot bij hen. Kernboodschap filteren Het kost voor mensen met autisme veel tijd en energie om de kernboodschap te filteren uit de vijf prikkels en de andere vier nepboodschappen los te laten. Daarna moet een autist beslissen wat hij of zij met die boodschap gaat doen : Ik reageer niet, want het is niet nodig.Ik reageer niet, want ik denk dat er nog bijkomende informatie komt met nieuwe boodschappen.Ik reageer, want ik denk dat het nodig is en ik alle informatie heb gekregen.Oogcontact Bij die beslissingen kan iemand met autisme geen rekening houden met het oogcontact met de gesprekspartner, want oogcontact is een zeldzaam toegepaste en bijzonder moeilijk in te schatten vorm van communicatie bij mensen met ASS. Ze schatten dit talrijke malen, beslist goedbedoeld, totaal verkeerd in. Voor iemand met autisme is het bijzonder onwennig om oogcontact te hebben met andere mensen. Dit voelt raar en heel onnatuurlijk aan. Het is zoals in je blote in de auto rondrijden en iedereen je aankijkt. Dit soort gevoel krijgen autisten als je hen verplicht tot oogcontact. Het blijft altijd een onnatuurlijke houding en een ingestudeerd nummertje voor hen. Veel tijd en energie Door het vele tijd om de kernboodschap te filteren uit een vijfvoud van prikkels, kost dit voor iemand met ASS bijzonder veel energie en tijd. Daarom zijn autisten ook sneller en vaker uitgeput en vermoeid dan niet-autisten. Door het lange tijdsverloop gaat de boodschap bovendien soms de mist in of zit de andere gesprekspartner al vier zinnen verder – en gaan die mededelingen verloren – want vlotte communicatie tussen beide partijen niet zal bevorderen. Inlevingsvermogen en emoties Inlevingsvermogen en emoties liggen moeilijk bij autisten omdat het verwerken van een overvloed aan informatie en communicatie veel tijd kost. Vaak komt de boodschap later die dag of dagen nadien opeens terug vooraleer ze verder kan worden ontleed en in een juiste context geplaatst. Daar waar emotie een rechtstreekse onmiddellijke reactie is bij niet-autisten, kan hier een periode overgaan bij mensen met ASS. Waarom ze dan opeens blij of droevig zijn op een ogenblik dat je het niet verwacht, heeft dus te maken met die langere tijd die ze nodig hebben om eenzelfde boodschap goed te begrijpen en te verwerken. Emotie en gebeurtenis niet gelijklopend Autisten hebben niet meer of minder emotie dan niet-autisten, alleen loopt de emotie niet altijd samen met het tijdstip van de gebeurtenis. Autisten hebben ook nood aan planning, structuur, duidelijkheid en houden zich vast aan kleine en grote gewoontes waarvan bijzonder moeilijk kan worden afgeweken. Plotse veranderingen in planning, structuur en regelmaat verstoren het hele denk- en communicatieproces bij autisten. Zij raken dan in paniek en voelen hun omgeving aan als een “boze buitenwereld” die hen niet begrijpt of hen niet wil begrijpen. Ze hebben het gevoel dat ze worden geleefd en niet tot rust kunnen komen in een omgeving om alle informatie rustig te kunnen verwerken. Overprikkeling Autisten worden door de drukke buitenwereld regelmatig overprikkelt en moeten dan tot rust komen in een vertrouwde leefwereld met een favoriete hobby of bezigheid. Ze moeten hun hoofd leeg kunnen maken door iets te doen wat ze graag doen en waarmee ze de schemerboodschappen kunnen loslaten: schrijven, tekenen, lezen, wandelen, fietsen, sporten, muziek, huisdier, … Tot rust laten komen Het heeft geen zin om autisten die overprikkelt zijn nog verder te belasten met allerlei vragen, communicatie en interacties. Het best is om hen de tijd te gunnen om weer tot zichzelf te komen en hun prikkels te verwerken en los te laten. Op dat moment zal iemand met ASS beslist niet de meest geliefde huisgenoot, partner of vriend zijn. Hij is immers drukdoende te vechten tegen de omgeving die hem vijandig aanvoelt en gaat op zijn of haar achterste poten staan. Hij begrijpt heel moeilijk dat andere mensen constant sociaal willen zijn, agenda’s boordevol plannen hebben, plannen willen wijzigen en in de verre toekomst plannen maken. Planning en structuur noodzakelijk Een duidelijke weekplanning en bespreking is absoluut aangewezen om iemand met ASS te integreren en zich thuis te laten voelen in een voor hem of haar bijzonder ingewikkelde leefwereld. Wijzigingen moeten duidelijk worden doorgesproken, rekening houdende met de autist, en men houdt zich het liefst aan een planning zonder al te veel wijzigingen en onduidelijkheden. Ook moet voldoende tijd worden voorzien om iemand met ASS tot rust te laten komen in een rustige vertrouwde omgeving. Het aantal activiteiten per dag en in het weekend moet worden beperkt om overprikkeling te vermijden. Activiteiten beperken Iemand met autisme vindt het helemaal niet erg als zijn partner of huisgenoten bijkomende activiteiten doen en hij of zij op dat ogenblik zich kan terugtrekken in de eigen leefwereld en cocoon om tot rust te komen. Nooit roepen en ruzie maken Verder zijn er nog enkele tips die je absoluut moet vermijden : begin nooit te roepen en ruzie te maken met mensen met ASS of hen met communicatie te bestoken wanneer ze overprikkelt zijn, want dit komt bijzonder confronterend over omdat zij sowiezo veel meer prikkels opvangen, het hen angstig maakt en zij uit verdediging kunnen beginnen gooien met voorwerpen en wegvluchtverdrag vertonen. Eenvoudige communicatie Probeer communicatie zo eenvoudig mogelijk te doen : Vermijd lange en ingewikkelde zinnen.Gebruik slechts één boodschap per zin.Ga na elke zin na of de autist het heeft begrepen.Gebruik geen figuurlijke taal. Autisten vatten alles letterlijk op.Vermijd communicatie waar de autist geen interesse of boodschap aan heeft omdat ze dit zelf kunnen vaststellen, bijvoorbeeld “De zon schijnt vandaag.” of omdat de boodschap tegenover iemand anders gericht is zonder toegevoegde waarde voor henzelf.Het begrip om zich in te leven in de andere leefwereld moet zowel van de autist als de niet-autist komen. Daarom is het respect voor die andere leefwereld bijzonder belangrijk en mag men nooit de eigen interpretatie van het leven opdringen aan de andere partij. Alleen zo kan er meer begrip ontstaan tussen autisten en niet-autisten.   https://autismestorm.home.blog

Autisme Storm
145 0

De heimat onzer jeugd...

                                                                              tekening © giart productions Het gaat (te) vlug. Telkens er een jaartje bij komt beseft men hoe het steeds sneller gaat. Van oude mensen zegt men wel eens dat ze weer kinds worden. Ondertussen weten we dat een kort geheugen afbrokkelt en het tollen in het hoofd steeds dieper zoekt naar herinneringen van weleer. De geheugens op een computer en wat erin wordt opgeslagen of gewist, kunnen met een druk op de knop gecontroleerd worden. Over hoeveel gigabytes het ook gaat, men kan de intelligentie op een artificiële gegevensdrager  amper vergelijken met de ongebreidelde hoeveelheid aan indrukken, gevoelens, herinneringen en kennis die wij onder de eigen hersenpan opslaan.   Alleen ontbreekt een knop om er enige controle op uit te oefenen en stopt het heen en weer slingeren in gedachten nooit. Of wij nu slapen of dagdromen, de molen maalt steeds door. Zo loop je  toevallig onder een eeuwenoude boom in een bos en zie je de wortels die aan de voet van zijn stam boven de grond uitsteken. Plots worden die wortels weer trappen en sta je met jouw schoolkameraden weer onder een soortgelijke boom op de speelplaats. Met zessen staan jullie paraat om de burcht te bestormen.  De boom is de imaginaire toren die moet beklommen worden.  Elke wortel is een trede.  Het beklimmen begint. De voorste krijger staat klaar met ingebeelde helm en zwaard en zet de eerste stap.  Voorwaarts! Behoedzaam volgen, één voor één zijn vijf kompanen.  Het zestal stapt in wijzerzin rond en mist geen enkele wortel.  Langzaam wordt de snelheid opgedreven en alras rennen jullie om de dikke boom. Dan stopt de aanvoerder bruusk en botsen jullie  tegen elkaar aan.  Er is tegenstand opgedoken en jullie moeten terug. Keren is moeilijk op de smalle trap.  De laatste moet in tegenovergestelde richting terug stappen, de overige vijf volgen tot de aanvoerder roept dat jullie aan de winnende hand zijn en weer in wijzerzin omhoog kunnen. De inname van de toren duurt nooit langer dan een speeltijd en keer op keer zal de vijand verslagen worden en zal de één of andere burchtvrouw gered worden, waarbij ieder aan zijn eigen liefje denkt. Je weet ondertussen al lang niet meer wie de vijf kompanen waren en je kan ze dus, alle facebooks, instagrams  of emails ten spijt,  niet vragen of de boom ook bij hen op de harde schijf een onvergetelijk, onuitwisbaar plaatsje heeft ingenomen.

Vic de Bourg
36 1

Absurdisme

(nvda:The Record Yale” was een publicatie uitgegeven door de studenten van de Yale University en bekend voor zijn absurdistische stijl)  Hij ging binnen maar zei niets.  Waarom zou hij? Het duivenhok was niet meer zoals vroeger toen er nog meesjes in de perelaar huisden.  De appels daarentegen die werden ieder jaar dikker.  Dat kwam omdat hij ze individueel verpakte in zakjes die je daarvoor online kon kopen. Dat is al maar meer in de mode dat online kopen en ook mode kan men online kopen. Wegversperringen vindt men tegenwoordig in de commercie, dat heet dan sperperiode.  Dat heeft alweer met mode te maken, maar dan eerder mode voor jan modaal. Modaliteiten worden meestal door instanties  bepaald. “Modaliteit drukt de verhouding uit tussen de beschrijving en de werkelijkheid, bijvoorbeeld het oordeel van de spreker ten opzichte van de waarschijnlijkheid.”  Dat is pas een surrealistische beschrijving door  Van Dale, omdat ….. En toen wist hij plots niet meer waarom? Hij herinnerde zich ook niet meer het onderwerp dat hij voor ogen had, noch het ogenblik waarop hij deze woorden neerschreef: ‘Ceci ne sont pas mes mots.’ ‘Une pipe?’  Simenon hield niet van kromme pijpen, hij wou ze recht. In zijn taalles vroeg hij de blonde Deense:   “Wat is het tegengestelde woord of negatie voor iedereen?”  Zij antwoordde: “Niedereen.”  Hij vond het beter dan niemand en bedacht dat hij ooit een woordenboek moest samenstellen met de verzinsels van zijn cursisten. Inmiddels zag hij rood van opwinding.  Dat kwam door die mooie zonsondergang.  Avondrood betekent dat het de volgende dag mooi weer wordt.  Alweer opwinding, door die aangekondigde hitte voor morgen. Zo heet als mosterd scherp kan zijn. Waar kan men deze dagen kleine potjes mosterd kopen?  Een tube? Neen, kan verward worden met tandpasta en zijn tanden zien al zo geel. Van het roken ? Neen, van teveel chocolade. Toen hij vroeger in de chocoladefabriek werkte kwamen soms stukken naast de lopende band terecht.  Al wat op de grond viel werd opgehaald door de lui van de zeepfabriek. Daar werd de chocolade door de zeep gedraaid wat resulteerde in mooie gemarmerde blokken.  Hij mocht er niet aan denken dat het omgekeerde zou gebeuren, gemarmerde zeepbellen na het eten van een reepje! Bij het morgenkrieken eet hij gehaktbrood.  Bij het gehaktbrood eet hij morgen krieken. Bij het krieken van de morgen hakte hij het brood. Hollanders kennen het woord kriek niet. Nederlanders  wel , maar zij mogen niet verward worden met Hollanders. Nederlanders wonen  dichter bij de Belgische grens, lekker warm en sympathiek. Zij trekken met volle bussen naar Belgenland en drinken sloten van het rode zurige zoete bier waarop de Kriek in al haar glorie prijkt. Neen,  surrealisten zijn het niet, de N(ol)L(and)-ers, daarvoor zijn ze iets te stijveharkelijk.  Nochtans hebben Hollandse kanaries, vooral de donkeroranje, ook twee pootjes….twee gelijke pootjes…. vooral het linkse.   Hij stopt met schrijven, zijn verhaal  wordt  te realistisch.  

Vic de Bourg
66 1

CORONA BLAUW

Eindelijk kijk ik naar een onbeschreven blauw.  Een uitzicht van een ver verleden, zoals mijn  voorouders dit destijds zagen.  Geen onrustbrengende witte lijnen meer, die tot nu, als het mes van een vandaal, elke dag opnieuw in het blauwe canvas van dit meesterwerk van de natuur heeft gekerfd. Geen verscheurdheid is er te bespeuren, geen slordig gekriskras, enkel rustig blauw. Het blauw is blauwer dan ooit.  Ik geniet van die ongestoordheid, dat natuurlijke evenwicht en kijk naar de corona rond de zon.  Zie nu toch!  Zelfs de wolken lijken rustiger te zweven en vervolgen hun weg zonder die witte slagbomen van overdreven menselijke activiteit. Toch merkwaardig dat ik als kunstenaar zijnde, zo genieten kan van die ongerepte blauwe leegte! Een kunstenaar moet toch gedreven zijn door die lijnen, die met een snelheid van 900 km per uur getrokken werden.  In mij is echter een Rothko wakker geworden.  De weergave van ongestoorde zuivere blauwe trilling.  Het lijkt wel alsof ik dit blauw verder en verder kan uitdiepen, de leegte voorbij. De ervaring is concreter, dieper, voller, gevoeliger...  Er komt een ruimtelijk gevoel over mij.  mijn kot wordt de wereld, het raam valt weg.  Ik adem de lucht weer zuiverder, het licht is helder en de lente mooier dan ooit! Ik ben helemaal smurfs, blij lopend doorheen het stripverhaal van mijn nieuwe leven, onder die ene witte wolkenmuts. O, wat is de eenvoud van het leven mooi!  Zo mooi als het corona blauwe ervaren!

madivo
25 1

De vraag van de dag

Hij ligt op tafel. De vraag van elke dag. "Wat eten we straks?" Als het compromis er eindelijk is, schrijven we de benodigdheden en de rest van de boodschappen op een geel notitiepapiertje. Inkopen doen, het kleurt tegenwoordig je dag. Bij de supermarkt worden we in de wachtrij begroet door een kennis. "Ik ga naar Italië", lacht hij. "Straks maken we zelf pizza. En jullie? Naar de zee? Dan moet ge naar de visafdeling. Och, je mag toch een beetje plezier hebben." Aan de winkelkarren wacht een medewerker ons op. Met de beste wil van de wereld versta ik niet wat hij zegt. Zijn mondkapje zit er voor iets tussen. Ik schakel over op mijn dovemansmechanisme. Doen alsof je het begrepen hebt, tegelijk ja en nee knikken, hm hm murmelen, maar in werkelijkheid niet weten wat er gezegd wordt. Maar mijn tactiek werkt niet. Hij houdt me tegen. "We moeten allebei een kar nemen", zegt onze jongste. “Oké”, zeg ik, waarna ik een jeton uit mijn portefeuille haal en de tweede winkelkar losmaak. Het doet me plots aan een botsauto van de kermis denken. Wat in de groenteafdeling niet overdreven is, want door de drukte is een botsing niet uitgesloten. We besluiten om elk een deel van de boodschappen te doen. Om hem terug te zoeken ga ik achteraan in de supermarkt de rijen af om ze volledig te overzien. Maar hij doet tegelijkertijd hetzelfde, waardoor we elkaar missen. Gelukkig hebben we allebei een telefoon. Ik hoor hem vlakbij ‘hallo’ zeggen. Bij het inladen krijg we een stortbui op ons hoofd. Kletsnat stappen we de auto in. We lijken wel twee kletsnatte honden die uit het water komen en zich droogschudden. Ik doe er nog een luid hondengeblaf bij. Maar soms moet je ook weten wanneer het genoeg is geweest.  

Rudi Lavreysen
30 0

Fien (esse)

Wim Sonneveld zong over zijn lellebel Josefien. Of ze ook allemaal Josefien heetten, of misschien  Rudolfien of Adolfien heb ik nooit geweten, maar in ons dorp van weleer waren er enkele ‘Fienen’ die in de ogen van de dorpsbewoners elkaar de loef afstaken om het meest op te vallen. ‘Zotte Fien’ herinner ik mij nog levendig.  Ik was waarschijnlijk niet ouder dan zes jaar want zat op de kermis nog op de paardenmolen. Een bezigheid die men vanaf een bepaalde leeftijd staakte, want het dorp keek mee en je wilde niet voor ‘broekje’ aanzien worden. Of het haar eigen kinderen waren of neefjes of nichtjes weet ik niet, maar eentje zat naast mij in een brandweerwagen.  Zotte Fien stond met haar wilde zwarte haren langs de kant te turen.  Haar opengesperde ogen draaiden haast sneller dan de molen.  Zij had net een felgekleurd rood zuurtje gegeten of een gesuikerde rode appel op een stokje.  Telkens haar familielid voorbij kwam stak ze haar lange bloedrode tong uit.  Ik dacht dat ze het op mij gemunt had,  hield de teugels van mijn paard strak en vergat naar de ‘floche’ te grijpen. ‘Zwarte Fien’ was er eentje die je nooit in het dorp zag.  Om haar te zien moest je langs het huis van Mieke en Marcel.  Mieke had een zus waarvan wij dachten dat ze zich bijna nooit waste omdat iedereen haar zwarte Fien noemde.  Dat klopte niet met de waarheid want het ‘zwart’ had te maken met de (ontbrekende) kleur van haar lange kousen die ze droeg en tot haar knieën optrok.  Ze droeg blijkbaar nooit schoenen en stond  uren op kousenvoeten in het deurgat. Een derde beruchte Fien was de eega van Pol Klos, een koopman in oud ijzer.  Die bijnaam kreeg hij door het feit dat hij dag in dag uit dingen in elkaar kloste, wat er in het lokaal dialect op neerkwam dat hij een knoeier was.  Zijn Fien had ook een bijnaam.  Omdat ze eerder zwaarlijvig was, noemde men haar ‘Fien spek’. Maar het spek had ook te maken met de kracht die ze bezat om zware metalen voorwerpen op de kar te tillen, waar ze het dorp mee rondtrok.   Van haar is geweten dat ze ooit op het middaguur bij een hoeve aankwam waar men net aan het middagmaal zat. Op vraag van de boerin of ze ook een ‘sjat soep’ wou ging Fien gretig in. Toen ze even later zag dat er biefstuk op het menu stond, zei ze zonder schroom dat ze daar ook wel een stukje van lustte. Onlangs stuurde een familielid mij het doodsprentje met een opvallend mooie foto van Fien spek,  haast onherkenbaar en één en al finesse.

Vic de Bourg
37 1

Bleekwater

De hoogste gezagdrager van de grootste wereldmacht kan nog wat leren van schoonmaakster Conchita. Na een jobwissel werd mijn nieuwe kantoor een  kamer in een oud herenhuis met uitzicht op een stadstuintje.  De vorige kettingrokende gebruiker van de ruimte was naar een hogere etage verhuisd maar de nicotineaanslag op de witte muren was gebleven. De Spaanse schoonmaakster die gemerkt had dat ik een niet-roker was vond het zonde dat ik tussen vier vergeelde muren moest werken en beloofde mij dat ze elke week een gedeelte onder handen zou nemen. Zij sprak een goddelijk mengelmoestaaltje van Spaans, Frans, Nederlands en Engels. Toen ik haar vroeg of zij dat klusje ging ‘klaren’ met bleekwater antwoordde zij verschrikt: “No, no blanqueador, pas de Javel, niet goed por los manos et ne sens pas bon. Javel no good!” Zelf vond ik dat het aan het Frans ontleende eau de Javel, genoemd naar Javelle, een vroeger dorp bij Parijs waar het gemaakt werd, best aangenaam rook maar ‘soit’. Conchita verkoos het gebruik van ammoniak.  Het was haar lievelingsproduct met name voor het reinigen van witte muren, maar als er één geur was waar ik allergisch voor was: jawel, niet javel maar ammoniak! Na een uitgekiende planning zou Conchita haar ‘trabajo transformacional’ aanvatten op de dag dat ik voor een opdracht buitenshuis was.  De volgende morgen stond ik vol bewondering in de halfwitte, halfgele kamer. Conchita stond fier naast mij en sprak de wijze woorden: “Maravillosa, non? Ammoniak c’est magnifique!” Met mijn breedste glimlach knikte ik overtuigd, maar hield het er geen tien minuten uit en vluchtte naar een andere ruimte.  Niettegenstaande mijn vlucht bleef Conchita enthousiast verder werken. Na twee volle  openramendagen kon ik zonder mondmasker weer aan de slag in mijn inmiddels hagelwitte kantoor. Dan volgde een opendeurdag voor de collega’s die met open monden het resultaat bewonderden van de Spaanse tornado. Mocht Conchita nog van deze wereld zijn, zij zou Trump van antwoord gediend hebben in de zin van: “No, señor Presidente, Javel is no good!”

Vic de Bourg
48 1

Het lukt niet

We mogen elkaar een tijdje niet zien. Bij wet verboden door de minister. Dat het zover ismoeten komen. Maar ik begrijp het wel. Alles voor de gezondheid. Een raampje zoals in degevangenis, dat zou nog wat zijn. Zij aan de ene kant, wij aan de andere. Met een telefoonom door te spreken. Het is ook een beetje als gevangen zitten. Ofwel moeten we doen zoals in het sprookje met Raponsje van de gebroeders Grimm. Danmoet ma een vlecht laten groeien, waaraan ik naar boven klim. Tot bij haar raam op deeerste verdieping van het woon- en zorgcentrum. Maar dat mag natuurlijk niet. En op enkele weken tijd een lange vlecht zoals Raponsje? We moeten eerlijk zijn, dat gaatniet lukken. Nee, het is niet gemakkelijk. Gelukkig stuurt de afdeling foto’s naar de families. Ze hebbentoch plezier, samen met de zorgverleners. We hebben ook beslist om voor haar raam te gaan zwaaien. Met een bordje waarop ‘allesgoed?’ staat. Of ‘heb je goed gegeten?’ Of ‘heb je Blokken gezien?’ Want dat mis ik ook. Om 18.30 uur op tv. Het is een traditie, dat we er samen naar kijken. Endat we het woord van de finale zoeken. Als ma het raadt, zeg ik altijd dat ik ze ga inschrijven. “Dat zal wel zijn”, lacht ze dan. En als ikhet woord vind, zegt ze dat ik moet meedoen. Het is fijn om vaak hetzelfde te horen. Woensdag keken we voor het laatst samen naar Blokken. Voorlopig natuurlijk, tot we weervrij zijn. Emily speelt de finale. Acht letters, zoals altijd. De tip is ‘Het lukt niet.’ Er staan vijfletters. De s, e, r, e en g. Emily vindt het niet. Wij ook niet. Het is vergeefs.  

Rudi Lavreysen
43 3

Ik ben een fooraap

Ik ben een fooraap. Elk weekend naar een andere kermis. Van het ene dorp naar het andere dorp. Altijd maar heen, altijd maar terug. Altijd maar reizen van de ene kermis naar de andere. Het lachen is mij al lang vergaan. De belletjes rond de nek van de fooraap klinken triest en dof. De lach veranderde in een droeve snoet. De kinderen lachen, de kinderen zijn blij. Maar de fooraap, die lacht niet mee. Het lachen is hem al lang vergaan. Elk weekend reizen, elk weekend weg. Het leek zo mooi, maar hij heeft het nu wel gehad. Hij wil weer thuis op de schouw. Niet dat de kinderen niet vriendelijk zijn tegen hem. Ze lachen, ze zijn blij, maar de fooraap ziet het niet meer. Waar gaat hij volgend weekend weer naartoe. Een nieuwe kermis, een nieuwe stad, een nieuw verhaal, allemaal hetzelfde en allemaal anders. Altijd joelende, luidruchtige kinderen. Altijd drukte, overal flinkerende lichten, harde muziek, duizenden stemmen door elkaar in elk een andere taal, elk een ander verhaal. De aap is moe. Hij heeft elke kerktoren gezien. Elk kind, elke ouder, elk kleedje van moeder, elke pantalon van vader. Elk dorp, weer heen, weer terug, weer opstellen, weer afbreken. De aap kijkt langs hen door. De aap kijkt weg. Zijn vertrouwde plaats op de schouw is weg. Hij moet maar door. Hij moet steeds verder. Kermis hier, kermis daar. Hij haalt alle gezichten door elkaar. In elk dorp een kerk, een pastoor en een koer, een school en een paard van de melkboer. De tijd is zo lang blijven stil staan. Bij de kermis in Marrakesh. Dat was nogal wat. Van de andere kermissen herinnert de fooraap zich niets meer. Altijd heen, altijd terug. De dorpen lopen door elkaar. Als vlekken op een trui. Donderdag, maandag, woensdag, weet ik veel. Andere dag, dag voordien, dag nadien, dag verdwenen, dag erbij, dag opnieuw, dagen vooruit, dagen terug… 26 8 6 14 31 2 11 9. Cijfers als spoken door de nacht. Linksboven, rechtsonder, vooruit, achteruit. Met twee, met drie. Weer heen, weer terug, weer daar, is het waar? Hoofd is vol, hoofd moet leeg. Geen mens weet hoe zwaar hij het heeft. De fooraap moet elk weekend mee, van in Lotharingen tot aan de zee. Honderden lichten, zilver, groen en rood, dansen als kwelduivels hun eigen dans in de nacht. Cijfers nemen hun rollercoaster. De 9, 1, 2, 3 willen van voren staan. De fooraap ziet ze allen tezamen. Cijfers met krullen willen altijd gans vooraan. De 3, de 9, de 2, de 8. En de 1 op een zielenpoot. Cijfers blijf toch staan! Ik wil jullie niet allemaal samen zien. Kleuren blijf stabiel, ik hoef geen heel pallet te zien. Dagen blijf gewoon. Geen brugdag, geen feestdag, doe gewoon! Piramide, balk, rechthoek, vierkant, trapezium, cirkel. Blijf toch in de wiskundeles bij meester Kris of bij juffrouw Sonja, n’importe qui, maar achtervolg mij niet. Stappen, lopen, slenteren op de kermis in dit avond. Dorp na dorp dezelfde kerk. Maar zoveel kabaal, alle kinderen hun eigen verhaal. De aap wil rust, even niet op de kermis staan. Maar achter in de klas, waar het altijd fijn was. Hoe vriendelijk de kinderen ook zijn. De fooraap ziet hetzelfde verhaal. Van Malika, de vader, de kermis in Marrakesh. De andere kermissen zijn verdwenen.   https://autismestorm.home.blog

Autisme Storm
0 0