Zoeken

WE ZIJN WEG VAN JOU

Moesten jullie ook zo glimlachen toen in de krant stond dat de doventolkers ineens het gebaar voor het woordje ‘Jood’ moesten aanpassen? Tot hiertoe beelden die dovenvertalers dit woordje uit door met hun wijsvinger tegen hun  neus in een haakhoek te plooien. Dit blijkt een negatieve bijbetekenis en mag dus niet meer. Dit is plots na eeuwen gebarentaal racistisch.  De Joodse gemeenschap stelt zelf een tekentje van een baard voor. Maar met welk gebarenteken gaat men dan een hipster aanduiden ? Ik heb eventjes mee mijn hersenen gepijnigd om een nieuw gebaar te vinden. Wat dachten jullie van een rechtse dikke duim vooruit, waarbij je dan met de linker wijsvinger een snijgebaar over het topje maakt. De vraag is natuurlijk of de dove dan nog onderscheid weet te maken tussen het woordje ‘jood’ of ‘moslim’? Eindelijk hebben Greta, Anuna en ik een nacht kunnen doorslapen, zonder donkere gedachten of doemdromen. De alarmerende studie van de nog sneller opwarmende oceanen werd geschrapt. Oeps de klimaatwetenschappers maakten een foutje.  Gênant niet? Op welke manier vertellen deze onderzoekers dan aan die angstige milieutypetjes, aan die Pipi Langkous en aan die schoolspijbelaars, na zo’n onrustwekkende flater dat ze een onjuist statistiekje getekend hadden? Het oceaanwater zal niet sneller aan onze lippen staan, maar ondertussen donderen er stukken van gletsjers naar beneden en zal de Mont Blanc binnen geruime tijd wel de Mont Noir genoemd worden. En terwijl er overal klimaatdoemdenkers in allerlei panels ons een schuldgevoel proberen aan te kwekken, vinden zij het blijkbaar nog steeds oké dat er overal ter wereld Grand Prix koersen gehouden worden, er bolides met veel CO2 uitstoot door Afrikaanse en Zuid Amerikaanse natuurgebieden racen en dat iedere nitwit met geld de aarde rondvliegt met zijn privéjet. Maar de klimaatverandering hoeft niet voor iedereen zo’n negatief gegeven te zijn. Voor de Vlaamse Wegen en Verkeer blijkt de klimaatopwarming een regelrechte meevaller. Het zou volgens de nieuwe wetenschappelijke statistieken in ieder geval in Vlaanderen niet meer sneeuwen, ijzelen en vriezen! Kerstbomen zullen langzaamaan vervangen kunnen worden door palmbomen.  Van de door droogte verdwijnende Franse wijnstokken, zullen binnen enkele jaren op onze heuveltjes de eerste wijnen geoogst kunnen worden. Dit wil zeggen dat onze dienst Wegen en Verkeer geen strooizout meer moet inslaan en dat ze daar op het einde van het jaar een flinke geldreserve aan overhouden. In het strooimagazijn vind je geen korrel zout meer, hoogstens een snuifje om je tomaten mee op te pimpen. Dat ze daar bij de Vlaamse wegen en verkeer een financiële mazzel hadden gehad, konden wij zelf zien toen we na onze Zuid Franse vakantie terug over de Vlaamse snelwegen naar huis reden. We waren het bord ‘Vlaanderen’ nog niet gepasseerd of er stonden ineens overal van die megagrote affiches langs de weg. Er stond een foto op van twee helmdragende genderneutrale wegenwerkers en die hielden elk aan een kant een hart vast en daarin stond: “WIJ ZIJN WEG VAN JOU”. De rest van de tekst was zo klein, dat als je aan 100 km per uur voorbij zoefde nauwelijks begreep waarom die man en die vrouw, zo weg waren van ons. Wie in godsnaam strooide er zo kwistig met ons belastinggeld in het rond? Wie bedacht zo’n onleesbaar concept? Waar gaat dit over? Over wegenwerkers, wegenwerken of over slechtleerse snelheidsduivels? Bedenkt het hoofd van dat agentschap plots dat ze dringend met hun strooizoutbankoverschot iets moeten realiseren voordat de nieuwe subsidies binnenkomen? Wil hij kost wat kost zijn dommelambtenaren aan het werk houden? Komt daar een bainstormvergadering aan te pas? Zitten daar creatieve medewerkers die zelfstandig zulke affiches verzinnen of wordt zo’n opdracht aan een externe dienst uitbesteed? Moeten de resultaten verder onder een lunchke of drie besproken worden of vergadert men liever, nu het saldo het toelaat, met luxe dinertjes met de nodige glaasjes dure wijn? Wordt er tijdens het dessert en de café gourment slinks afgetast of er ergens een donkergrijs bonusje onder tafel geschoven kan worden? En als die affiches er dan uiteindelijk hangen, vraagt dat agentschapsambtenaartje  zich dan soms ook wel eens af of de tekst wel degelijk al rijdend leesbaar is en of de bewustmaking wel bij de voorbij bollende automobilist binnen zal komen. Moeten de chauffeurs niet op de rem gaan staan, met een mogelijke kettingbotsing tot gevolg, om uiteindelijk de onleesbare puzzel op te lossen. Wegenenverkeer.be maar de rest van de letters is nog steeds één grote mistige blubber. Blijkbaar wordt dit nooit door de desbetreffende artistieke creatievelingen uitgetest. Affiche af, geld opgesoupeerd en op naar de volgende absurde belastinggeldverspilling! Sim,  Edegem 29 september 2019

Sim
5 0
Tip

Twee kijkers

Ze zijn geoefend in het kijken. Ze staan stil en kijken naar wat er gebeurt. Toch zie je deze kijkers niet meer zo vaak als vroeger. Meestal zijn het mannen. Ze zitten op de vensterbank van het huis en ze kijken naar wie voorbijkomt. Te voet, op de fiets of in de auto. Afhankelijk van de snelheid van het vervoermiddel zijn de passanten herkenbaar. Af en toe steken ze hun hand op naar voorbijgangers. Bij passerende auto's is het alsof ze een tennismatch gadeslaan. Dan gaat hun hoofd van links naar rechts. Of andersom. Al zittend op hun vensterbank lijken ze te revolteren tegen de jachtige mens die hen voorbijraast.Ik zie eind september twee kijkers aan de rand van het maïsveld op hun fiets zitten. Ik stop even verder. Als kijker naar de kijkers. Ik denk niet dat ze elkaar kennen. Ze zitten op ongeveer honderd meter van elkaar. Heel behendig balanceren ze op de bagagedrager van hun fiets, die licht overhelt. Het is wellicht een trucje van de ervaren kijker. Op die manier gaat hun tweewieler niet tegen de vlakte. Fiets en kijker houden elkaar in evenwicht. Ook daar moet je geoefend in zijn. Mocht ik het proberen, ik ging meteen tegen de aarde. Wat ook kijkers zou opleveren. Daarom heb ik mijn fiets veiligheidshalve op de staander geparkeerd.De twee mannen aanschouwen de maïsoogst. Ik geef ze geen ongelijk. Het is een mooi spektakel. De oogst vliegt van de maaidorser in de oplegger, die er met de tractor naast rijdt. De twee voertuigen houden gelijke tred. De oogst wordt op het einde van de zomer met een lichte boog in de laadbak gekatapulteerd. Alsof het een seizoen is dat verdwijnt. De afgelopen zomer die meteen fijngemalen wordt.  

Rudi Lavreysen
59 2

Ten strijde, nu! (Kort Dictee der Nederlandse Taal, Boekenbeurs Antwerpen 2018)

Hebben jullie dat ook, dat jachtige gevoel? Nog maar net zijn de eerste pompoenen in ons contemporaine straatbeeld verschenen of daar komt die goedheilig man alweer in beeld.   6 december ligt nochtans nog een eindje weg, maar nu al zit onze elektronische brievenbus propvol met sinterklaasbrochures en reclames over kerstpakketten.   Waarom toch? Hoe bestaat het dat we nu al haastje-repje onze kerstspar en weihnachtsstol in huis halen? Ook die somptueuze reveillon met oudejaar ligt al geruime tijd vast.   Het is bizar: we leven constant in de toekomst. Zo regent het al paaseieren in februari, terwijl “terug naar school” zich zowaar aan het begin van de zomervakantie situeert. Waar is de tijd dat ik pas eind augustus schoolessentialia kocht zoals etuis, stylo’s en cursusboeken over venndiagrammen, parallellepipedums en de stelling van Pythagoras? Nu vind je op dat tijdstip enkel halloweenprullaria in de superetterekken.   Vakantie, nog zoiets. Door de vroegboekkortingen reserveren we cito presto onze excursie naar de Mediterranée of naar dat poepchique skiresort wanneer de vuile T-shirts en bermuda’s van onze vorige all-invakantie nog in onze reiskoffers zitten. En zelfs onze smartphone puilt uit van toekomstige afspraken, to-dolijstjes e tutti quanti.   Wat is er in ’s hemelsnaam mis met het zo vermaledijde heden? Weet je wat, laten we samen hic et nunc actie ondernemen: op de volgende Boekenbeurs brengen we samen een grote lit(t)eraire tegenbeweging op gang als ode aan het hier en nu, het hiernumaals!   Heybaberiebah, scherp de pennen!   Hé, doen jullie mee?   Kunnen we dat dan misschien even inplannen?  

Ikkeherman
30 0

ROCCO EN DE AIRCO

We staan nu ongeveer iets meer dan 3 weekjes met bijna allemaal dezelfde buren op  de camping. Komt daar eergisteren ineens een mega caravan achter onze haag opgedraaid. Nog voor de Nederlanders goed en wel geïnstalleerd zijn, wordt de airco opgezet. Niets mis mee. Het is warm en als je zo’n luxeding bezit, dan mag je dat ook gebruiken om wat koelte in de rijdende monstervilla te creëren. Zelfs als de kampeerders zelf niet aanwezig zijn, zoemt en bromt dat pleureding de ganse namiddag. Af,  en een paar minuten later terug aan. Af en aan. Leuk is anders, maar ja je begrijpt ergens andermans luxe. Ergerlijk wordt het als je wil slapen en die airco tot half twee ’s nachts door ronkt. En om zeven uur ’s morgens springt dat kreng terug aan. Het is eind september en ’s nachts al behoorlijk afgekoeld, zo’n 10 a 14 graden slaaptemperatuur. Ik begrijp niet waarom die Nederlander ’s morgens met ijspegels op zijn snor wil wakker worden. Misschien zijn het passanten, denk ik, en na een slapeloze nacht zal ik de zaak nog even aanzien. Maar als ze dan een luifeltje doorrijgen en die airco opnieuw continu een ganse dag opzetten, wil ik vermijden dat er nog meer slapeloze nachten gaan volgen.  Ik stap met een glimlach op ze toe. “Hallo buurtjes, mag ik jullie eventjes iets vragen, kunnen jullie de airco misschien ’s avonds en ’s nachts afzetten, want het geronk houdt ons wakker?” “Nou mevrouw, hoe komt U erbij dat het onze airco is?” “Ja omdat wij hier al geruime tijd met allemaal dezelfde kampeerders staan en er niemand airco heeft, of lawaai maakte, en omdat wij bij jullie caravan kwamen kijken en konden vaststellen dat het gezoem en gereutel bij jullie vandaan kwam!” Wel, dit is niet mogelijk hoor, hé Djon”? Djon schudt overtuigend nee. “Jij zette onze airco toch rond zo’n uur of zeven uit, niet Djon?”  Djon knikt krachtig ja. “Nou wij waren het niet hoor en dan zegt die troela ineens:” MISSCHIEN KOMT DAT GEZOEM GEWOON UIT UW HOOFD?” Ik voel hoe mijn, ‘ik kom in vrede act’ onmiddellijk naar een ijstijdniveau zakt. Terwijl ik de neiging onderdruk om met mijn vuist haar vooruitspringende Hollande duimzuigtanden eventjes in haar mond te corrigeren, glimlach ik en kijk haar heel doordringend aan. “Ik hoop dat U een grapje maakt?” Eventjes is de toetebel van slag. Ze loert naar Djon: “Ja hoor een geintje gewoon om te lachen, hé Djon, maar wij waren het zeker niet!” “Ach” zeg ik, “ dan was het misschien wel nachtlawaai van die viscentrale langs de rivier, hier zo’n dikke kilometer vandaan. Dat ga ik dan deze nacht controleren en dan vinden jullie mij morgenvroeg, met een geel hesje aan, demonstrerend aan hun ingang”. Of denk ik bij mezelf, dan trek ik vannacht jullie elektrische kabel uit het stopcontact.  Als die mensen nu gewoon hadden gereageerd met, ho, sorry wij waren ons niet bewust dat onze airco ’s nachts zoveel lawaai maakte, we houden er rekening mee...Maar zoveel trammelant en ontkenning. We zijn duidelijk in tijdperk van respectloosheid en egoïsme beland. Plots alsof ze beseft dat ze het plot verliest, verklaart de haaientandengeit, dat ze de airco speciaal voor hun hondje geïnstalleerd hebben en ze die misschien wel eens een ganse namiddag opgezet hadden. Als ze dan ’s morgens gaan fietsen of tochtjes met de auto gaan maken, dan sluiten ze Rocco op in de caravan en dan is het lekker koel voor hem. Er flitst iets door mijn hersenen, want er staat zoiets in het campingreglement, dat je je hond ten allen tijde aan de lijn dient te houden en nooit alleen op je kampeerplaats mag achterlaten, noch in de camper, caravan of in de auto. Het hondje is een schatje. Hij wipt rond mijn voeten, geeft likjes aan mijn tenen en springt tegen mijn benen omhoog om geaaid te worden. Ik wil de zaak dan ook niet ten top drijven. We hebben geen airco meer gehoord. Niet meer ’s nachts en ook niet meer voor hondje Rocco. ’s Anderdaags zagen we deze liegebeesten ’s morgens richting strand fietsen waar de honden nog steeds verboden zijn, dus zonder Rocco. ’s Middags vertrokken de Hollandse Pinokkioneuzen met de auto op uitstap, zonder de hond. Laat in de namiddag hoorden wij de autoportieren open en dicht gaan. “Djon, ik ga nog eventjes naar het zwembad hoor, laat jij effe de hond uit? “Ja hoor, eventjes snel, ik kom zo naar het zwembad.” De caravandeur gaat open en ik hoor Djon tegen zijn hondje zeggen. “Dag schatje, wat lijk jij blij dat je ons weerziet. Wij gaan eventjes snel een plasje maken, kom op” Daarna moet Rocco weer de caravan in, want aan het zwembad zijn de hondjes niet gewenst. En de airco mag niet meer aan van die stoute Belgische klagermevrouw hiernaast, hoor ik Djon bijna hardop denken.     Sim, al twee dagen en nachten zonder brommende airconditioning  19/9/2019 Agde  

Sim
83 0

THE KILLING FIELDS

Hoe het deze week mogelijk is weten wij niet, maar vanaf het moment dat wij borden op onze kampeertafel zetten, komt er een roedel vliegen op verkenningstocht. Een patrouille zoemt zich een rondje over onze glazen, borden en servietjes richting barbecue en terug. Manlief houdt de wacht en verdedigt het fort met een vliegenmepper. Gek dat wij onze Nederlandse overburen tijdens lunchtijd nooit met een vliegenmepper in actie zien. Maar natuurlijk, wie zou, als je zelf vlieg moest zijn, voorkeur geven aan een Royco minutesoepje met een restje baguette.  Dan zou ik ook opteren voor die Bourgondische etentjes van die Vlamingen. Wij begrijpen niet dat die vliegenbende zonder neus en aantoonbare oren, blijkbaar op een kilometer afstand kan ruiken en zien dat er iets op onze tafel gezet wordt. Nog maar net plaatsen wij een schoteltje oesters, scampi, gamba’s, gevulde inktvissen, een paëlla of een op de barbecue gegrild visje op onze tafel of de niet uitgenodigde zoemgasten proberen mee aan te schuiven. Geduldig wapperen wij met onze handen over onze borden en zetten zelfs op een meter afstand een speciaal lokbord met de graten, vellen en schelpen zodat ze daar hun feestdis ongestoord kunnen verderzetten. Tevergeefs, een mooi gedekte tafel en een gezellig gezelschap lijkt hun leuker.  Wat ze nog niet doorhebben is dat dat dikbuikige grijze mannetje, met het Dokter Spock-oortje en zijn niet weg te denken glas rode wijn, een onovertroffen seriemoordenaar blijkt te zijn. Mijn persoonlijke Pol Pot zwaait en klopt de vliegenlijven tot spijs. Hij spreekt ze zelfs in het Frans toe. Afschrikken in de eigen taal! Voilà, ils ont laissé leurs fromage, (zij hebben hun kaas gelaten) roept hij.  Encore une fois, weer één , mort comme une jetée (dood als een pier). Maar de vliegenjonkies laten zich nog niet echt afschrikken. Pats, twee bacteriebommen tegelijkertijd! Ils ont donné la pipe à Martin ( zij hebben de pijp aan Maarten gegeven). Wij ruimen de tafel af en onmiddellijk verdwijnt de meute insecten. Ons grondzeil ligt echter bezaait met lijken, ‘the Fly Killing Fields!’ Waarschijnlijk gaan de overlevenden nu, tot aan het diner, ergens op geurafstand een siësta houden . Ze zullen lang kunnen wachten, want wij gaan straks lekker uit eten. Dat ze de Nederlanders aan de overkant maar wat gaan irriteren! Sim, Agde 14 september 2019

Sim
0 0

Niet russen

Het is 8 uur in de ochtend en de bakker stelt mijn karakter en mijn nuchtere maag serieus op de proef. Als proevertje serveren ze stukjes frangipane en appel nougatine taart met slagroom. Ik ben niet de enige in de rij met een gebrek aan weerstand. Een jongen heeft vooral oog voor de slagroomtaart. Zijn oma glimlacht. "Nee, die niet", zegt zijn mama. "Ge gaat smossen op uw nieuwe jas."   Het lijkt alsof kinderen tegenwoordig altijd een nieuwe jas dragen. Vroeger hadden we vesten waarop morsen toegelaten was. Tegenwoordig hangen er geen smosjassen meer in de kleerkast. Zonder dat zijn mama het ziet, kijkt de jongen heimelijk naar zijn oma, die al glimlachend haar goedkeuring voor het stuk slagroomtaart geeft.   Och, wie morst er nooit? In onze familie zit het in ons DNA. Dat hebben we officieel vastgesteld. Ik herinner me een familie-uitstap naar een steakrestaurant. De soep was amper geserveerd of alle familieleden hadden hun hemd met tomatensoep geverfd. "Nee, niet russen" (uit te spreken met een doffe 'eu', niet zoals de mensen in het land van Vladimir Poetin), zei mijn vrouw, terwijl ik aanstalten maakte om met mijn zakdoek over de grote vlek te wrijven, die eruitzag als de wijnvlek op het hoofd van de Russische oud-president Gorbatsjov. "Anders blijft het een plek."   Ze had natuurlijk volkomen gelijk, maar je probeert te vermijden om met die plek aan de saladebar te verschijnen. Wat uiteindelijk toch gebeurt, want hoe hard je 'rust' of de vlek nat maakt, het helpt geen zier.    Het jongetje staat ondertussen buiten bij de bakker en heeft warempel een toef slagroom op zijn nieuwe jas gemorst. "Wat heb ik nu gezegd?", vraagt zijn mama. "Vooral niet russen", fluister ik.   

Rudi Lavreysen
0 0

Den Tommy

Maak je dat ooit mee? Dat ze je naam verkeerd schrijven? Waarschijnlijk wel. Alles is natuurlijk afhankelijk van de moeilijkheidsgraad die in je naam verscholen zit. Op dat gebied heb ik echt alles mee. Van de i in mijn voornaam maken ze acht keer op tien een ypsilon. En de ypsilon in onze familienaam wordt meestal een lange ij. Ze schrijven het zo vaak fout, dat ik het op de duur zelf niet meer weet.  Maar weet je wat nog erger is? Dat mensen je aanspreken met een andere voornaam. Ken je dat? Of maak ik dat alleen mee? Echt waar, niet gelogen, een oude kennis lapt het elke keer. Het straffe is, ik kom hem alleen maar tegen als hij op de fiets zit. “Hey Tommy”, roept hij dan. Tommy begot. Echt ongelofelijk. De laatste keer was mijn vrouw getuige van het Tommy verschijnsel. "Waarom zeg je niet dat het Rudi is”, zei ze. "Het gaat niet”, antwoordde ik. “Je ziet dat toch. Het gaat te snel. Hij is zo gepasseerd. Ik heb geen tijd om te zeggen dat het Rudi is. En niet Tommy.” Het gevolg is natuurlijk dat hij me met Tommy blijft aanspreken. Ik moet er toch iets aan doen, anders begint het een eigen leven te leiden, met die naamsverwarring. Ik kan me al een gesprek voorstellen waar hij bij aanwezig is. “Heb je het gehoord van dinges van Lavreysen?” “Van wie? De Rudi?” “Nee nee, niet de Rudi. Den Tommy.” “Den Tommy, die ken ik niet. Is er dat ook ene van die familie?” “Tja, dat weet ik ook niet. Ik ken alleen den Tommy. De Rudi ken ik niet zo goed.” Afijn, ik ga hem tegenhouden als hij de volgende keer op de fiets passeert. Dinges, dju, hoe heet hij toch ook al weer?  

Rudi Lavreysen
20 1

De zin van de zomer

Terwijl ons thuisstadje met de jaarlijkse kermis de zomer uitzwaait, waaien we uit aan de kust. We stappen richting Brasserie Du Parc, vlakbij het casino in Oostende, tegenover de tramhalte aan het Marie Joseplein. Op het terras zit je aan stijlvolle Parijse terrastafeltjes. Het art deco interieur van de brasserie is ongewijzigd sinds 1932. “Aan deze tafels hebben heel wat artiesten gezeten”, vertel ik als we binnenkomen. “Zoals de schrijvers Stefan Zweig en Joseph Roth. Beide van Joodse komaf. Op de vlucht in die verschrikkelijke jaren ’30 van de vorige eeuw. Zweig heeft het treffend neergeschreven in ‘De wereld van gisteren’, een boekje dat je voor amper 6 euro in de boekhandel koopt. Elke jongeren zou het moeten lezen. In de brasserie hangt nog een foto van de twee. Roth leefde in hotels en vertoefde al te vaak in drankgelegenheden. Meer dan goed voor hem was. Toen Zweig een keer vroeg waarom hij niet in de zee zwom, antwoorde Roth dat het eenvoudig was. De vissen komen toch ook niet in het café, vertelde hij droogweg. Maar van droog gesproken, ik zal even naar de garçon zwaaien.”   Na drie pogingen en met bijna een lamme zwaaiarm krijgt hij ons in de gaten. “Ik had u wel gezien meneer”, zegt hij op redelijk norse toon. Ook zijn kostuum lijkt niet ongewijzigd sinds 1932. Hij draagt een deftige zwarte broek met bijpassende gilet en een strak wit hemd. Klassevol, maar ik zou me er de pleuris in zweten. We bestellen beide een dagsoep en ik geef het Oostendse streekbier het voordeel van de twijfel. Even later is hij terug. “Helaas meneer en mevrouw”, zegt hij nu vriendelijk. “Geen bloemkoolsoep meer. Enkel seldersoep.”   Wachtend de soep, geven we onze ogen de kost. Het valt me op dat er in de zomer aan de kust zoveel mensen een blauw-wit gestreepte sweater of t-shirt dragen. Helemaal in marinestijl, alsof ze klaar zijn om in te schepen. Als de tram passeert, waan ik me even in de jaren ’30. Maar een mevrouw met haar telefoon op speaker, haalt me uit die droom. Het is toch soms een vervelend ding, dat beltoestel.   De soep smaakt voortreffelijk. Terwijl we die zo stil mogelijk oplepelen en het Oostendse streekbier alsmaar meer voordeel krijgt, kan ik niet anders dan enkele flarden van het gesprek volgen van het jonge gezin dat achter ons zit. Het zoontje, ik schat hem zes of zeven, heeft geen zittend gat. Geen enkel kind van die leeftijd. Het is een kostelijk manneke. “Dat is er eentje om op te eten”, lacht mijn vrouw. “Ja, maar we hebben de soep nog”, knipoog ik. Waarna de jongen werkelijk de mooiste zin van de zomer uitspreekt. "Ook als ik niet bij jullie zou wonen, dan kwam ik nog bij jullie wonen”, zegt hij tegen zijn ouders. Van pure blijdschap zwaai ik met mijn andere arm naar de garçon. Het lijkt alsof hij ook plots goedgemutst is. Het zal de zomer zijn.  

Rudi Lavreysen
14 0

De tietenbus

Mijn rechterborst wordt op het glazen planchet geduwd. Een minzame opmerking van de mevrouw in het wit; “hm, u heeft een operatie gehad”. Geen ontspannen begin voor deze tweejaarlijkse marteling voor-je-eigen-bestwil. Ik wist niet dat ze vrouwenhaters aannamen voor deze baan. Mevrouw trekt en duwt aan mijn arm en mijn schouder en manouvreert mijn rechterborst tussen de mangels. Ik voel me een middeleeuwse gevangene op weg naar het cachot. “Mijn borsten worden straks zo plat aangeduwd dat ze bijna springen en dan gaan ze me staatsgeheimen ontfutselen”, schiet het door me heen. Mijn  borst doet niet wat er gevraagd wordt. Toch lukt foto 1. Nog 3 te gaan.    Het martelwerktuig wordt een kwartslag gedraaid en van mij wordt verwacht te begrijpen dat ik mee moet draaien,”nee, niet zo!” bijt ze me toe.  “U bent erg hardhandig” zeg ik assertief, “mag ik dat zeggen?” Ze kijkt me aan door vette brilleglazen en slikt iets weg. “Ja, dat mag.” De kwartslag draai is een feit, maar het gaat niet goed. “Niet uw buik inhouden”, zucht mevrouw in het wit. Ik ben slank, trots op mijn 52 jarig lichaam: “ik houd mijn buik niet in”, bijt ik terug.   Tijd voor de andere kant. Hetzelfde tafereel maar dan in spiegelbeeld. Nog meer geduw en getrek en dan is het klaar. Ik heb geen vrienden gemaakt, maak ik op uit de nog killere sfeer in deze tietenbus. “Aankleden en wachten bij de balie”, is het bevel. Ik salueer als een soldaat: ‘Jawohl’. Ik had mijn hoge laarzen nog aan en het effect van mijn blote bovenlijf en de klakkende laarzen maakt indruk. Ze kijkt geschokt. Aan de andere kant van het hokje ga ik gedwee zitten en wacht. “Moet ik nu nog wachten?”, vraag ik voor de zekerheid aan de jongere versie van mevrouw in het wit. Ja dat moet. Voor het geval het niet gelukt is. Naast mij zit een nieuwe dame, nerveus kijkt ze me aan. “Vreselijk hè”. Ik ben op slag blij met deze nieuwe vriendin en antwoordt gretig “ja en helemaal omdat die vrouw daar heel hardhandig en onbeschoft is.” “Ja!”, ze glundert met een blik van angst; “ja, dat heb ik vaak gehoord van andere vrouwen die hier waren”. Ze kijkt van mij naar de jonge versie achter de balie en daarna weer naar mij: “neem zo een enquête mee”, spoort ze me aan. “Dat ga ik zeker doen!” In één stap ben ik bij de stapel folders en gris er één mee waarbij ik de baliedame aankijk, “want zo ga je niet met mensen om”. De wanna-be gestapo verpleegster steekt haar bebrilde kop om de hoek en snauwt: “u kunt gaan. Ze zijn gelukt”.  “Mooi zo! Nog een fijne dag en bedankt voor de samenwerking”, kwetter ik met een benepen stem.   Eenmaal buiten besef ik dat ik bijna huil, niet om het pletten van mijn borsten die nog nagloeien, maar om het stuk erkenning van een medevrouw die ik niet kende.

Susanna
34 0

Zomer

De zomer is in het land. Gelukkig maar, want dat was toch niet de lente waarop we gehoopt hadden, hè? Dat de zomer hier met zijn schattig bestickerde reiskoffertje is aangekomen en tijdelijk z’n intrek heeft genomen in de kleine Airbnb die het gehucht België op planeetvlak voorstelt, brengt heel wat meer met zich mee dan je zou denken.   Zoals daar zijn: ijsverkopers die van de ene dag op de andere meer poen dan bollen stracciatella scheppen, waardoor je die gammele crème glace-karretjes plots met een spoiler ter grootte van een surfplank of met 24-inch velgen en volledig gewrapt in bladgoud voorbij ziet cruisen. Deze week meldde kwaliteitskrant Metro nog dat in Smeerebbe-Vloerzegem de eerste ijsventer is gesignaleerd die raketten en versgedraaide vanille verkoopt vanuit een spiksplinternieuwe Bentley. Wees er maar zeker van dat er nog veel van die hoorntjesvullende nouveaux riches zullen volgen.   Anderzijds zijn er ondertussen al heel wat ijsmarchanten die zelfs ’s nachts blijven rondrijden om aan de vraag te voldoen, waardoor het aantal burnoutgevallen in de bevroren goederensector nog nooit zo hoog lag als de laatste maand, aldus Metro. Zo liet de krant een ijsjesverkoopster aan het woord die elke euro van haar pas verdiende fortuin overhad om haar vroegere job en leven terug te krijgen. ’Wat zou ik graag weer grootouders achter mijn rug tegen hun kleinkindjes horen fluisteren: ‘kijk kleine Olivia, dat is wat er gebeurt als je op school niks anders doet dan met je flamoes over je stoel schuren tot het tintelt achter je oogballen.’ Nu heb ik geen tijd meer om nog te luisteren naar de mensen. Alles zou ik ervoor geven om wat minder populair te zijn en geen dagen van 26 uur meer te moeten draaien.’   Wat de zomer ook met zich meebrengt, zijn die – op het eerste zicht – flapdrollen die tien minuten nadat ze een gebouw zijn binnengewandeld nog altijd met een zonnebril op hun neus rondlopen. Ook daarover schreef het Belgisch Instituut der Onderzoeksjournalisme Metro een uitgebreid artikel. In het stuk opperen homeopaten dat ongeveer 23% van deze mensen lijdt aan een ernstige vorm van Non-Excusatoire Divaïtis, een ziekte die, desondanks de jarenlange inspanningen, nog steeds niet erkend wordt binnen de traditionele geneeskunde. Alternatieve geneespriester Samuel F., zelf ook een divaïtis-patiënt: ‘Ik ijver al jaren om deze ziekte officieel te laten registreren, zodat de kosten van de, vaak dure, merkzonnebril door het ziekenfonds terugbetaald worden, maar de huisartsen willen er niet van weten. Elke dag brand ik minstens 5 oorkaarsen en bid, maar zelfs dat heeft, raar genoeg, geen effect.’   Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden waar je niet altijd bij stilstaat. Zo kan het dat de persoon achter de getinte glazen zichzelf in die tien minuten van ogenschijnlijk onverklaarbare arrogantie heel even geen lelijke, domme, wandelende verspilling van perfect werkende organen voelt. Ga jij ‘m dat afnemen? Vergeet ook hen niet die een sponsordeal met Ray-Ban sloten en de contractuele verplichting aangingen om de zonnebril, ongeacht weer of lichtsterkte, minstens 4 uur per dag te dragen. Want ook influencers verdienen begrip en zijn veel meer dan de aandachtsgeile, leeghoofdige, frontcamera verslijtende, zuurstof misbruikende, fantastische levensstijl fakende, nog veel onzekerder dan hun volgers blijkende, zichzelf als merk verhoerende reclameborden waarvoor velen ze afschilderen. Een laatste verklaring is dat de man of vrouw in kwestie blind geworden is na de vorige keer dat je hem of haar zag. Zoek in dat geval om zeker te zijn naar de nieuwe aanwezigheid van een hond, stok of – als het een vrouw van 50 met een uitgedoofd seksleven is – een boek van Santa Montefiore in braille.   Gelieve aan dit alles te denken, de volgende keer dat je je collega met zonnebril op ziet aankomen op de negende verdieping van je werk, vóór je hem of haar uitkajoetert voor mislukt Zalando-model en met een emmer lopende kak overgiet. Ga beter zelf eens naar buiten, met of zonder zonnebril, adem in en geniet ervan nu de zomer eindelijk in het land is. Best stel je jezelf ook nog even de vraag of het niet gezonder is voor jou om ergens te gaan werken waar er niet altijd een emmer lopende kak binnen handbereik staat. Er zijn nog wel wat knelpuntberoepen waarmee je onze maatschappij uit de nood helpt, zoals verpleegkundige, seniorenpijper, mongolenrukker, regeringsarchitect en als meest recente op de lijst, ijsverkoper.

Hans Verhaegen
0 0

Dalilla Hermans heeft een punt, maar...

In een video op haar Instagram deelt Dalilla Hermans haar ervaring met een Facebookgroep waarbij  ze tot voor kort was aangesloten. Die groep is een soort van alert-groep; wanneer iemand een issue had rond diversiteit in de media over beeld-, woord- en taalgebruik, kon je je bedenkingen kwijt en het probleem melden bij de media in kwestie. Althans zo heb ik het begrepen.   Dalilla struikelde over het woord “neger”; sommigen in de groep gaven blijkbaar geen aanstoot aan het woord, anderen vonden het woord ronduit beledigend. Dalilla geeft ons helaas geen dieper inzicht in de argumentatie van de voorstanders. Ze zegt zelf dat ze de groep verlaten heeft omdat het meer ging over wie nu gelijk had dan dat er serieus over het onderwerp gediscussieerd werd. Teveel wasted energy, zou ze zeggen. En terecht. Ik ken Dalilla Hermans niet persoonlijk maar op de manier waarop ze in de video reageert, begrijp ik dat ze deze discussie allicht al duizend keer is aangegaan en dat ze daar nu gewoon geen goesting meer voor heeft. Ik kan haar geen ongelijk geven. Integendeel!   In dergelijke discussiegroepen is het beter weg te blijven. Ik heb zelf mijn idee over social media, ik ben er weinig op te vinden en de enige account die ik heb is Instagram waar veelal foto’s van mijn kat Felix de Tweede te vinden zijn. Social media zoals Facebook en Instagram gebruik je beter voor professionele doeleinden, bijvoorbeeld om je bedrijf of je publicaties bekend te maken. Niet voor “des états d’âme”. Wil je de persoonlijke toer opgaan, ben je er beter bij gebaat als 14-jarige. Maar dit terzijde gelaten. Dalilla heeft een punt. Ik vind het woord “neger” evenzeer totaal ongepast woordgebruik. Maar waarom dan? Want ik vermoed dat de mensen in de groep die geen graten zien in het gebruik van het woord “neger” argumenteren dat “neger” altijd al gebruikt geweest is om mensen met een andere huidskleur te beschrijven en dat dat niets beledigend is.     “Neger” doet denken aan slavernij en kolonisatie. Een beetje research op internet of een betrouwbare encyclopedie leert ons dat de term “neger” gebruikt wordt om een zwarte slaaf aan te duiden. Kan je  anno 2019 het woord “neger” nog gebruiken wanneer we het hebben over onze medemens met een donkere huidskleur? In welke context wel? In welke context niet?   Wat leert ons uiteindelijk een belediging? Hoe gaan we ermee om? Wie spreekt een beledigend woord uit? In welke context? Wat is zijn of haar positie in de maatschappij? Wat is een beledigend woord? En is een belediging voor iedereen hetzelfde of zien we verschillende lagen wanneer een beledigend woord gebruikt wordt door verschillende mensen in verschillende contexten? Wat betekent vandaag het woord “neger” anno 2019?   Het woord “neger” is een belediging. Punt aan de lijn. Het wordt door sommigen vandaag nog gebruikt als een normale en gebruikelijke manier om iemand te beschrijven die een donkere – donkerdere? – huidskleur heeft. Wat mensen met een andere huidskleur veelal niet beseffen is dat door een beledigende taal te gebruiken, deze belediging een leven lang gegraveerd blijft in de persoon die men beledigt. Zo blijft de belediging als gangbaar in een maatschappij gehanteerd en blijft de beledigde in die rol die hem wordt opgelegd. De identiteit van de beledigde persoon is bijgevolg minderwaardig en bespot; op die manier wordt een identiteit door de beledigende partij als een levensconditie     opgelegd : jij bent een neger (of een vuile homo, of een allochtoon of een vrouw…) en door jou zo te benoemen, voldoe jij aan de normen die ik je opleg. Ergo : ik ben zwart van huid (of ik ben een vuile homo, allochtoon, vrouw…) en ik zal me zus of zo in de maatschappij moeten gedragen om aanvaard (of onzichtbaar) te worden.   Anders dan bijvoorbeeld seksuele geaardheid die je nog enigszins kan verbergen, kan je je eigen huidskleur niet verbergen. En dat is maar goed ook.   Een belediging door bepaald woordgebruik (neger, vuile homo, je bent maar een vrouw..) van iemand die niet zwart of niet homo… is, is gewelddadig. Ook onze hele sociale wereld die ons omringt - en nog meer in ons beeldtijdperk – houdt minderheden onderdrukt. Uiteraard krijg je een reactie van die minderheden zelf; je kan moeilijk iemand met een donkere huidskleur verwijten dat hij of zij teveel ophef maakt wanneer je woorden als “neger” blijft gebruiken.   Het gevaar van het banaliseren van scheldend of beledigend woordgebruik, de trumpificatie van de taal en wanneer politiek zoals het Vlaams Belang het heeft over de waarden van de traditionele familie wetende dat deze partij haar bestaan op migratie issues bouwt, bestaat erin een scheldwoord of een belediging als iets acceptabel te doen uitschijnen terwijl de belediging of het scheldwoord beladen is met het ergste van racisme, homofobie enz. en wordt zo, vaak ongemerkt, geprofileerd als normaal en iets gangbaar.   Dit gemaskeerd ostracisme raakt mensen in hun identiteit. Giftig taalgebruik sluipt snel onze maatschappelijke cohesie binnen en verdeelt onze maatschappij. De strakke blauwe pakjes waarin Tom Van Grieken en Dries Van Langehove zich hullen, het afgeborsteld kopje en het misprijzend en arrogant grijnzen, staan symbool voor white supremacy. Ook de uitspraak van Dominiek Sneppe legt een totalitaire agenda bloot waar alleen de blanke (Vlaamse) heteroman bestaansrecht heeft. Daarom kunnen er nooit genoeg Dalilla’s zijn. Maar... Dalilla Hermans moet ook kleur bekennen, nl. dat racisme naar blanke mensen toe ook bestaat en evenzeer kwetsend en stigmatiserend werkt. Dat jammer genoeg extremen misbruik maken van dit zwart racisme. Er kunnen maar niet genoeg Dalilla's zijn om extremen (Vlaams Belang, het geflirt van de N-VA met diezelfde partij, de Alt-Right beweging, de impact van sociale media...) te bestrijden maar dan graag Dalilla's die kritisch kunnen omgaan met racisme, niet aan zelfverheerlijking doen en die niet navelstaren. Dalilla's die van zichzelf afstand kunnen nemen en een wij-verhaal de wereld in kunnen sturen. Dalilla's die weten waarmee zwarte mensen écht mee bezig zijn en niet waarmee Dalilla Hermans dénkt waarmee zwarte mensen bezig zijn. Dalilla's die systemen aanvallen, niet mensen. Columns lezen van Dalilla Hermans is lezen over Dalilla Hermans. Dat is niet lezen over racisme.  

Erwin Abbeloos
164 0

Over "De Schaduw van het Feest" - Michaël Maerten.

            De meeste fictie die ik lees, vervoert en bedwelmt me. Sommige boeken verblinden me door hun begeestering en enthousiasmeren me. Non-fictie wekt mijn nieuwsgierigheid op, geeft me nieuwe inzichten en schaaft mijn vastgeroeste ideeën bij. Die boeken lees ik allemaal uit.             Eén boek heb ik niet uitgelezen. Bij het lezen van “De Schaduw van het Feest”, een anti-Pride-en-zoveel-meer-anti betoog van Michaël Maerten, vroeg ik me bij iedere pagina af : meent die gast dat nu? Ik bedoel maar : echt, meent die dat nu? Ik moet toegeven  ik ben niet verder geraakt dan pagina 48. Niet omdat het saaie of ontoegankelijke lectuur zou zijn – Maerten kan wel schrijven -,  niet omdat zijn sociologisch taalgebruik verweven met woordkunst voor mij als Chinees zou zijn (ik ben zelf socioloog van opleiding), maar omdat ik op iedere bladzijde terug in de tijd werd gekatapulteerd, naar de jaren ’90 toen ik in Parijs meewerkte aan campagnes over samenlevingscontracten[1], naar het jaar 2002 toen ik op 1 mei in de straten van Parijs tegen het Front National van Le Pen mee stapte[2], naar 1972 toen ik als 4-jarige aan mijn moeder zei dat mannen met snorren me opwonden (dat doen ze nog steeds!), naar 1981 toen mijn eerste kus gedeeld met de stoere buurjongen zo goed en zo juist voelde, naar juni 2019 toen ik mijn standpunt over het gevaar van extreem rechts in onze maatschappij en onze politiek in De Standaard deelde[3].             Ik reken mensen niet af op hun persoonlijkheid en ik zal dat ook niet in mijn column doen. Maerten is een jonge socioloog die via opiniestukken in de pers zijn mening ventileert over alles wat LGBTQ+ thema’s aangaat; dat uit zich in een storm van frustratie, niet-constructieve kritiek en weinig positieve zelfbelevenis – of kennis – van homoseksualiteit en homoaffiniteit. Een wederwoord op feiten moet altijd kunnen, een recht op antwoord of een rechtzetting van iets dat misschien over het hoofd is gezien ook. Alleen neemt Maerten vrij snel een loopje met de begingeschiedenis van holebi-bewegingen waarbij hij de context  waarin bewegingen en strijden zich voordeden filtert naar zijn hand en de feiten zoals ze gebeurd en beleefd zijn, verdraait.             Onze jonge socioloog – van wie we, mag ik hopen, niet veel meer zullen horen – ontkent de kracht van seksualiteit die in iedere maatschappij een weg zoekt naar belevenis, uiting, erkentenis en zichtbaarheid. ‘Terug in de kast’ zijn woorden die te zacht de visie van deze socioloog uitdrukt maar het gaat wel die richting uit. Zijn schrijven, zou ik denken, is een beetje uitlachschrijven maar Maerten weet heel goed wat hij schrijft. Een snel-op-de-tenen-getrapt-zijn mentaliteit ligt in iedere zin, haast in ieder woord. Maerten is die niet zo neutrale socioloog die zijn verhaaltje schrijft al goochelend met beleerde woorden. Maar het brengt ons niets bij. Bovendien is zijn analyse niet kritisch onderbouwd wat een fundamenteel probleem is voor wie aan onderzoek doet.             Ik kan voor iedere pagina een kanttekening maken maar ik ga het niet doen. Het zou een commentaar van 250 bladzijden worden. Je kan voor of tegen de organisatie van een Gay Pride zijn. Toch is een Pride geen modeverschijnsel, wat men ook beweert. Ik heb op mijn blog ook mijn bedenkingen neergeschreven maar je mag verschillende factoren niet uit het oog verliezen : de vorm, de inhoud, de opzet, het doel, wie organiseert de manifestatie en uiteindelijk moet je de Pride schetsen binnenin een historische context. Je kan een Pride niet loskoppelen van een veel groter historisch geheel.             Wat de auteur van het boek ook ontgaat, is de strijd tegen aids en de strijd tegen al de heteronormatieve vooroordelen die wij (hebben) ondergaan. Geen enkel woord hierover in dat boekje! Verder vind ik nergens referenties van andere grote LGBTQ+ denkers en doeners die via teksten en acties de holebibeweging mee adem en leven hebben gegeven, iets wat zijn boekje daarmee uiteindelijk van enige waarde ontdoet. Maerten is nergens positief geïnspireerd. Ik heb vanaf mijn 17de tot de laatste letter van deze column en nog veel verder gestreden omdat de Dries Van Langehoves en de Maertens mij verplichten om alert te blijven. Ik blijf op die eerste rij staan. Die enkele rotte appels in de mand zullen de hele oogst nooit kunnen verloren doen gaan. Ik blijf, met zoveel anderen, in de Schittering van ons Feest staan.   [1] http://obspacs.chez.com/rapport_observatoire_du_pacs_1999.htm [2] https://fresques.ina.fr/jalons/fiche-media/InaEdu01101/manifestation-a-paris-le-1er-mai-2002-contre-jean-marie-le-pen.html [3] https://www.standaard.be/cnt/dmf20190705_04495985

Erwin Abbeloos
142 0

Bij de bakker

Er staat een lange rij wachtenden bij de bakker. Exact 15 gele hesjes. Ik heb tijd om ze te tellen, want ze rekenen elk afzonderlijk af. Mocht u zich afvragen wat de gele protestbeweging bij de bakker doet, kan ik u geruststellen. Het is een groep met verkeersveilige meisjes van de jeugdbeweging.  Een van de meiden heeft een oude fietspet op haar hoofd. Ze lijkt op een wielersupporter uit mijn jonge jaren. Misschien is de pet nog van haar vader geweest. De klep van haar petje staat omhoog, zoals de echte wielerfans dat deden. De naam van de renner, die ook op de onderkant van de klep staat, komt dan beter in beeld. Ik had er vroeger eentje van Lucien Van Impe en een van de Boerenbond, maar dat was eigenlijk geen echte wielerpet. Die durfde ik tijdens officiële wedstrijden met de jongens uit de buurt niet opzetten. Op de toonbank staat een schotel met proevertjes. In stukken gesneden koffiekoeken. Een slimme zet van de bakker om het hongerig gevoel van de klant te versterken. Vandaag zijn het stukjes van een eclair, van een rozijnenkoek en van een glaceeke. Genoeg voor alle gele hesjes. Al maken ze geen aanstalten om er eentje te proeven. Misschien durven ze niet. Een van de meisjes wel. "Is dat om te proeven?", vraagt ze. "Zeker", lacht de bakkersvrouw. "Neem maar. Het staat ervoor."  Die komt er later wel. In de school vertelde een leraar vroeger dat we een mond hadden gekregen om vragen te stellen. "En om te eten", antwoordde ik ooit. Het waren de jaren waarin je altijd honger leek te hebben.    Ondertussen hebben de gele hesjes afgerekend en ben ik aan de beurt. Er liggen nog een paar stukjes. Och, waarom niet?  

Rudi Lavreysen
0 0

ALLES DOOR EEN VEEL TE ROZE BRIL

Het was 45 graden in de Belgische schaduw. We lagen voor pampus in de tuin. In mijn hoofd was ik deze column al aan het componeren. Ik wilde schrijven over hoe de toegang van onze zwembaden, recreatiegebieden en festivals meer en meer op de luchtvaartcontroles begonnen te gelijken. Hoe nieuwe Belgen nog steeds niet wilden begrijpen dat het reglementregeltje “ niet zwemmen in een zwemshort” ook voor hen van toepassing was. Dat het een zwemslip moest zijn en geen slinkse poging om in je onderbroek van de wipplank te duiken. Ik begrijp wel een beetje de boosheid als je zag dat enkele meters verder twee volledig ingepakte boerkinilijven in het zwembad spartelden. Twee vrouwen die zich in deze hitte, zwetend als een otter, onder hun zwarte bedekkende tenten tot aan het zwembad gesjokt hadden. Terwijl ik de ijsklontjes nog eens ronddraaide in mijn koel drankje, dacht ik ook aan de verontwaardiging van die ouders toen bleek dat hun dochtertjes door een paar frustratiehaantjes betast waren en uitgemaakt werden voor hoeren. Hoe een viertal toekomstige miniboefjes de meisjes in de ontluikende borstjes geknepen hadden en met hun zwembadnatte vingers de bikinibroekjes naar beneden getrokken hadden. Moest dit bij mijn kleindochter gebeuren dan zou er zulke stoom uit mijn oren komen waar ze het ganse zwembadwater mee hadden kunnen verwarmen. De politie werd erbij gehaald en de minderjarige verkrachtertjes in spé werden op heterdaad betrapt. Om geen enkele bevolkingsgroep te schofferen, haastte de media zich om heel duidelijk te stellen dat het hier om rasechte Belgen ging.  De ouders van Abdullah G, Mohammed T, Faisal O en Ali S reageerden geschokt en waren ervan overtuigd dat hun zoontjes zulke onterende dingen nooit zouden doen noch roepen. Het was niet een alleenstaand feit want tijdens de Belgische hittegolf had elk zwemparadijs met dezelfde problematiek te maken. Het lag dus duidelijk niet aan de opklimmende temperatuur maar aan de neergaande opvoeding.  In Duitsland verkrachtten vijf Bulgaarse en Roemeense minderjarigen een vrouw. De boefjes waren tussen de 12 en de 14 jaar!  Ook hier beweerden de ‘ouders’ dat hun legsel dit onmogelijk gedaan kon hebben, want dat ze op dat uur gezellig naast hun op de sofa zaten, naar de televisie keken en thee dronken. Wanneer gaat men die moeders en vaders eens mee veroordelen voor hun laksheid aan opvoeding? Ik wilde net mijn vingers in de azijn dompelen om deze column te typen en de laksheid aan het respect voor elkaar en het uitblijven van het daadwerkelijke integreren van bepaalde bevolkingsgroepen aan onze normen en waarden op pc te zetten, toen er ook plots iets grappigs de kranten en het journaal haalde. Onze gedetineerden zouden vanaf volgend jaar juli hun eigen kleding mogen dragen en wassen.  Weg met het gevangenisplunje. Om alle ontsnappingen te voorkomen moesten ze zich, alleen als ze bezoek kregen, nog in het grijze uniform hijsen. Kwestie dat de cipiers klaar en duidelijk konden zien, wie er de bezoeker en wie er de gevangene was. Toch mag niet alles. Er mogen geen aanstootgevende teksten op de t-shirts staan en schoeisel met stalen noppen werden verboden.  Om elke verwisseling tegen te gaan, mogen ze ook geen kleding dragen zoals hun bewakers. Er zouden wasmachines aangekocht worden en vanaf dan zou elke veroordeelde, die nu ook over zijn eigen mobiel mag beschikken,  instaan voor zijn eigen wasje. Een kind kan de was doen, zeker met pods, dat wordt ons via de reclame tienmaal daags ingehamerd! Ik kan me niet indenken dat zo’n bajesklant straks zijn 7 witte onderbroeken in de witte kookwas voorsorteert en voor zijn t-shirts en sokken netjes apart een 40 graden en een wolwasje gaat draaien.  Dus zonder enige twijfel lopen vanaf volgend jaar alle gevangen in mooi roze rond. Eén rode sok in de wasmachine en ‘t is gebeurd...   Sim, te warm om na te denken, 26/7/2019

Sim
12 0

'T WAS NACHT, 'T WAS NACHT MIDDEN IN DE NACHT

Nadat wij bijna gans Frankrijk kilometervretend doorkruist hebben, staan we dan als sluitstuk aan de Middellandse zee. Nog een kleine drie weekjes stralende zon, knalblauwe hemel en een lekker vakantiesfeertje…dachten wij! Het Mediterraans klimaat blijkt in Zuid Frankrijk, dit jaar, begin juni aan een twijfelzomer te beginnen. Gisteravond stak er een soort stormwind op. Niet direct een mistral maar toch enigszins een naverwant tergend passaatje dat de caravan heen en weer deed schommelen en de luifel als een bootzeil deed opbollen. Ik zei tegen manlief, dat het misschien geen slecht idee zou zijn alles wat extra te verstevigen en om de autohoes nog met wat meer knijpers vast te leggen. Als hij op dat moment echter met een kruiswoordraadseltje bezig is en hij liefst niet gestoord wenst te worden, dan mompelt hij woorden als ‘straks, misschien straks, morgen, misschien nooit in de hoop dat het zichzelf wel zal oplossen’. Dat reduceert mij plotsklaps tot een zo’n ‘subiet’ zeurend vrouwtje, zo’n ‘à la minute’ mokkel die manlief zijn rust op de meest onmogelijke momenten durft verstoren. Ik ben meer van ‘de-koe-bij-de-horens-nemen’ soort. In mijn CAO staat, dat iets onmiddellijk moet bekeken, direct geanalyseerd en op staande voet gerepareerd moet worden. Normaal zou ik uit de caravan stuiven en de autohoes zelf gaan vastpinnen, maar ik lig al geruime tijd naakt onder het warme fleece-dekentje een boek te lezen en bedenk dat manlief nog volledig aangekleed op de bank zit. Manlief is echter van het Jean-Luc Dehaene soort, die zegt dat de problemen zullen opgelost worden als ze zich stellen! Om half twee ’s nachts dus! Uit het warmte nestje, broeken en truien aan en aan de slag met het mini- rampenplan. Rammelende in elkaar gedonderde tentstokken, op zwiepende haringen (piketten), rond klapperende stormkoorden en een klepperende tentluifel die als een gigantische parachute tegen en over de caravan buitelde. In het midden van de nacht hebben we dus de luifel uit de rail getrokken op gevaar van zelf mee de lucht ingezogen te worden en onze autohoes gezocht, die twee auto’s verder heen en weer wapperde. Jullie willen niet weten wat voor verwensende woordenschat er op dat moment door mijn hoofd gaat…Probeer daarna maar eens terug in de caravan de slaap te vatten. Door de windstoten schudt onze villa over en weer zodat je bijna zeeziek wordt. Het lawaai van de wind en het constante beuken van de zeegolven dondert door je hoofd.  Je slaapritme wordt verstoord door caravankastdeurtjes die op het ritme mee rammelen. En tenslotte een manlief die zich meteen na de nachtelijke actie in bed oprolt en alvorens hij ook maar met één oor het kussen raakt, er als apotheose een snurkfanfare tegenaan gooit.   Sim, Vias-Plage  7 juni 2019

Sim
44 0

RIP

Terwijl ik gisteren nog schaterend naar manlief riep, dat Koning Filip, Peppi en Kokki van de twee meest verliezende partijen aangesteld had om gesprekken te voeren met alle politieke fracties om links en rechts te verzoenen, sta ik deze ochtend met een gevoel van weemoed op. Mijn gedachten zijn bij die twee schatten van mensen die op één week tijd overleden zijn en hun kinderen die nu in diepe rouw gedompeld zijn. Wij zijn in het zuiden van Frankrijk en zullen de begrafenis van Jos en Jansi niet kunnen bijwonen, maar hopen dat onze neven en nichten niet zullen opteren voor een kerkelijke begrafenis. Ik kan me al inbeelden hoe zo’n door het celibaat zwaar gefrustreerde pastoor op de kansel staat te wauwelen over de barmhartigheid van zijn God. Als er werkelijk een God bestaat, dan beschikt hij volgens mij over een serieuze dosis sadisme om twee mensen die zo intens jaren van elkaar hielden op zulke mensonterende manier aan hun einde te laten komen. Dementerend, zielig, elkaar, hun kinderen en hun vrienden totaal niet meer herkennend. Toegeven ze waren beiden al de kaap van de 90 voorbij, hadden een rijk gevuld en liefdevol leven gehad, maar moeten wij dan zogezegd zo menselijk zijn, dat wij het onmenselijke aan de dag  leggen om de reeds in hun hoofd afgestorven bejaarden nog enkele jaren op een mensonterende manier als een plant op een stoel of in een bed in leven te willen houden. Kan God dan hier niet eventjes wat gevoel aan de dag leggen en de strijd geen drie jaar laten duren? Hoe noemt men dat: ‘God is barmhartig’? Welk gevoel van mededogen kent hij als hij op één nacht tijd de enige 45 jarige dochter van mijn buurvrouwvriendin tot zich roept? Eventjes hartfalen en gedaan. Hoe overleef je zo’n drama? Je dochter, waar je nog allerlei plannen mee maakte en die lachend zei dat ze later voor jouw oude dag zou zorgen. De bodem totaal uit je leven weggeslagen, hoeveel mensen er ook tegen je zullen zeggen dat het leven gewoon doorgaat en dat alles slijt. Kon God hier ook niet eens wat inschikkelijker zijn? Hoe verwoordt zo’n pastoor dat?  “God roept alleen diegenen tot zich, die hij het liefst heeft!” Wat een grote egoïst! En diegenen die achterblijven, diegenen die lief hadden? Hoe noemt men deze God ook alweer? Barmhartig? Gisteren kregen wij ook nog te horen dat een 60 jarige ex collega een kankervonnis te horen kreeg en dat hij na drie weken de strijd al moest opgeven, een vrouw en twee kinderen vol wanhoop achterlatend. Een goddelijk oogje toeknijpen had ook hier minstens op zijn plaats geweest. Maar zoals alle gelovigen zeggen: “Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.” En natuurlijk zitten wij nu in een generatieperiode dat allerlei familieleden, vrienden en kennissen zullen verdwijnen maar het blijft telkens schrikken. We worden dan telkens met onze neus op de feiten gedrukt dat het levenskoordje korter en korter wordt. Dag Jos, dag Jansi, dag Wendy, dag Louis, dag Francis het gaat jullie goed… Wij rouwen op afstand mee en ik kan maar één ding bedenken dat als er dan al een God zou bestaan: ‘dat deze God over een grote portie galgenhumor beschikt!”   Sim, Vias-plage    5 juni 2019    

Sim
5 0