Zoeken

In de wereld waarin ik leef

In de wereld waarin ik leef, worden er weinig vragen gesteld. De voorgekauwde zekerheden schuiven er gemakkelijk in en de aangeleerde overtuigingen zitten als gegoten. Naast routineus geplande vrijetijdbestedingen zoals het apathisch staren naar een beeldscherm en/of het verzinken in een verslavende roes, gaat het gros aan levensuren op aan moeten en verlangen.In de wereld waarin ik leef, dreunt op de achtergrond van elk tafereel de alomtegenwoordige toxiciteit als een aanhoudende valse toon. Maar het collectief gehoor is er immuun voor geworden. De chronische donkere benauwdheid wordt gedwee verdragen, als was het een vanzelfsprekende eigenschap van het leven. De connectie met intuïtie en gevoel ligt in duigen. Het gif is in promotie en wordt gulzig geconsumeerd.In de wereld waarin ik leef, is levensleed vruchtbaar zaad voor de toekomst. Het lijkt erop dat transformatie veelal pijn doet. En dat al de moeizaam vergaarde wijsheid gedoemd is om telkens weer vergeten te worden, cyclisch, zoals het licht elke avond opnieuw plaats maakt voor duisternis.In de wereld waarin ik leef, is angst een drijvende kracht. Wankele zielen verschuilen zich onder een verhullende laag van aangeprate drogredenen. De ogen die mij kruisen zijn vensters van lege huizen, aanbellen heeft geen zin. Iedereen is buiten zichzelf, op zoek naar verlossing. Er heerst een blinde bereidheid om zichzelf te verloochenen in ruil voor geruststellende leugens.In de wereld waarin ik leef, wordt ongemak angstvallig bestreden, omzeild en onderdrukt. Mensen willen het lijden en vergaan steeds een stap voor zijn en zouden daar een arm voor geven. Met ingehouden adem proberen ze weg te sluipen van hun eigen schaduw. Daarbij de meest absurde en tegenstrijdige kronkels makend.In de wereld waarin ik leef, is de vrije wil dood verklaard. Men wordt liever veilig gestuurd in plaats van onzeker in vrijheid te leven. Volgzame burgers schuiven gebocheld door zelfverachting aan in moedeloos lange rijen. Wie goed is, krijgt lekkers. Met de naïeve verwachtingsvolle blik van een kleuter wordt er uitgekeken naar instructies van wat kan en mag. De beperkende regels voelen als een tweede huid, een beschermende laag. Maar verstikt de ware essentie die intern leeft.In de wereld waarin ik leef, hou ik mijn hoofd net boven water. Ik poog een evenwicht te vinden in het zowel overstijgen als omarmen van de menselijkheid die mij werd aangemeten. Doorheen de scheuren van de rafelige sluier van auto-mutilerende onwetendheid ontwaar ik de ingenieuze en magische schoonheid van deze aardse ervaring. Het is hier een waar paradijs, eentje met hoge muren en achterpoortjes waarvan de sleutels in omloop zijn. Tijdelijkheid doet deze plaats eer aan.In mijn huis, dat nog in de steigers staat, ontmoet ik zonnestralen met een herkenbare intensiteit. Het zijn bevestigende leidraden die ik dankbaar door mijn vingers laat glijden. Ook herinneringen aan de bron sijpelen er binnen. Ik heet u, gelijksoortige zoeker met ongenaakbare levens- en scheppingslust, er van harte welkom. Laten we samen ons verheugen over hoe de wereld waarin wij leven aan onze voeten ligt.https://www.karoliendeman.com/blog/2022/2/10/in-de-wereld-waarin-ik-leef

KarolienDeman
48 1

De teleurstellende kunstwereld

Kunstonderwijs, dat was voor mij een vanzelfsprekendheid. Het was het transcendentale aspect van kunst dat mij aantrok. Hoe kunst de grenzen van het alledaagse kan overschrijden. En tegelijk daarmee het alledaagse op ongeziene wijze zichtbaar maakt.  Met de kunstenaar als onderzoeker en interpretator, gezegend met een geest die het voor de hand liggende steeds een stap voor is. Deze persoonlijke definiëring kleurde de keuze van mijn studietraject. Van mijn ervaring met het kunstsecundair onderwijs rest er enkel nog eelt op mijn ziel. De opleiding schoot schromelijk tekort omdat de waarde van het creatief denkend brein werd onderschat. Het kso is als een restafvalbakje waarin de leerlingen die zich niet vlekkeloos in het onderwijssysteem laten gieten worden gekieperd. Men reduceert kunsteducatie tot veredelde handenarbeid en plaatst het onderaan de sociale ladder der studierichtingen, op gelijke hoogte met het beroeps en technisch onderwijs. Ik zat het uit, zes ellendige puberjaren, met mijn hoop en verlangen gericht op meer verzadiging in het hoger onderwijs. Daar kon ik uiteindelijk smullen van vakken zoals filosofie, psychologie en literatuur. Vakken die mij ook evidente input hadden geleken tijdens mijn middelbare opleiding. In de hoge school is kunsteducatie weer serious business. De marginale positie van de kso-er wordt prompt ingewisseld voor de status van iemand die het zich kan permitteren om hogere studies te doorlopen in een vakgebied dat in essentie enkel als spielerei in de zijlijn van het echte leven bestaat. Alleen wie het overleven heeft overstegen, heeft de tijd en ruimte om diepgaand over kunst te contempleren. Van de vele door studenten opgezette toonmomenten in de aanwezigheid van koffie slurpende juryleden, grootmeesters in gewichtig doen en bedenkelijk kijken, leerde ik dat een hoge score vaak school in de overtuigingskracht van de presentatie en niet zozeer in de kwaliteit ervan. Charismatisch gelul gehuld in een hip kunstenaarsjasje van pedante onverschilligheid haalde het vaak van een kwetsbaar oprecht onderzoeks- en ontwikkelingsproces. Er werd languit gekauwd op het concept achter de bewegingen van de maker, dewelke men graag vertaald zag in een zo droog en complex mogelijk uitgeschreven filosofisch essay. Ondanks het gevoel onder een elitaire stolp te vertoeven, smeerde ik de hogere kunstopleiding breed uit over mijn twintigerjaren en verteerde zowel een master, postgraduaat als lerarenopleiding. Totaal vervreemd van de praktische realiteit en gebrainwashed in mijn ideeën van wat kunst en het kunstenaarschap eigenlijk inhoudt, opende ik samen met mijn voormalige partner een kunstgalerij waar we laagdrempeligheid met kwaliteit trachtten te verenigen. Het was tien jaar lang op verschillende vlakken een mooie oefening in het worden van wie ik vandaag ben. In een wereld waarin namedropping een sport is, gelakte puntschoenen en opzichtige brilmonturen inspiratieloze uitingen van artistieke apartheid zijn en cirkels bewust klein gehouden worden, heb ik niets (meer) te zoeken. Mijn weerstand wordt in het licht van de huidige crisis alleen maar bevestigd, want ook nu lijkt het zelfzuchtige behoud van status en de exclusieve bubbel de koers van de kunstwereld te bepalen. Gedwee worden de absurde en discriminerende maatregelen van de overheid opgevolgd. Men laat zich voorliegen, muilkorven, isoleren, commanderen en chanteren. Ziel en gezond verstand worden voor een appel en een ei verkocht zodat de show onverstoord door kan gaan. Want de plannen waren al gemaakt, de contracten reeds getekend. Ook in de kunstwereld, staat succes gelijk aan een drukke agenda. Er rest geen tijd om plots opdoemende barsten in het systeem nader te onderzoeken. En als scheuren kloven worden, dan zijn er de talrijke drogredenen om deze tot de laatste snik te overbruggen en negeren. Geoccupeerd en afgeleid door de kleine warme interne keuken, heeft de hedendaagse kunstenaar en zijn entourage niet gemerkt dat ook zij gehypnotiseerd werden door het verhaal dat in de marge van hun verheven wereldje stond te flikkeren. Het storende en onvermijdelijke poppenspel krijgt een boze blik toegeworpen, maar helaas wel voor waar aangenomen. Mits het toepassen van opgedrongen aanpassingen waarmee een resem grenzen en rechten worden overschreven, krijgt men de toelating om zichzelf weer vrolijk te verliezen in zoete dikdoenerij en de verkoop van gebakken lucht. En daar lijkt men zich warempel gelukkig mee te prijzen, want halleluja, de deuren van de sacrale white cubes mogen weer open. Ik ben er mij bewust van dat mijn relaas hier door verdomd korte bochten vliegt, wat enkel maar bijgedragen heeft aan de ontlading en het plezier van dit schrijven. Ondanks de teleurstellingen die de zich consequent afzijdig houdende kunstwereld mij bracht, blijft mijn creatiedrang en liefde voor kunst onaangetast. Enkel mijn reeds gehavende beeld van gerenommeerde kunstinstellingen en hun aanhangers is verder de dieperik ingetuimeld. Dit is een tijd waarin de onderliggende structuren en hun mankementen bloot komen te liggen. Het rammelt en kraakt langs alle kanten en status biedt niet langer een betrouwbare houvast. Het ziet ernaar uit dat ook de kunstwereld dit op hardhandige wijze zal moeten ondervinden.https://www.karoliendeman.com/blog/2022/1/3/de-teleurstellende-kunstwereld-onverstoorbaar-afzijdig

KarolienDeman
33 1

De waarheid

Dat ze niet bestaat, althans niet in de duale realiteit die wij ervaren, luidt de som van mijn doorgedreven (zelf)bevredigende contemplaties. Want hier* is elke ervaring subjectief. Elke interpretatie van het leven vindt plaats vanuit een uniek perspectief, een persoonlijk kader dat de authentieke grenzen afbakent. Objectiviteit is niet meer dan de bereidheid om daarmee rekening te houden. Aangezien niets kan bestaan zonder zijn tegengestelde, is geen enkele bewering absoluut (ook deze niet). Niets is geheel waar of onwaar. Het omgekeerde van elke uitspraak leeft evenzeer en is evenwaardig. Toch spelen wij mensen graag een spel dat Verdeeldheid heet. De ene zegt iets en de ander doet een tegenbewering. We doen alsof iemand het bij het rechte eind kan hebben. En schrijven de ene waarheid meer waarde toe dan de ander. Maar de ‘waarheid’ is dat ze niet zonder elkaar kunnen. Elke bedenking, bewering en beweging die ik maak, werpt een contrasterende schaduw. Dat hoort onlosmakelijk bij het creatieproces. Mijn handelen stamt voort uit de bron van mijn persoonlijke waarheid. Het is een kern waarop ik mijn keuzes afstel, rechtstreeks gelinkt aan mijn gevoelswereld. Sommigen zullen mijn waarheid herkennen, waardoor we elkaar zullen aanduiden als gelijkgestemd. Anderen zullen erop botsen en ze als onzin afdoen. Als de waarheid niet bestaat, dan is er niets afgebakend. Dan is werkelijk alles mogelijk. De combinaties en variaties zijn oneindig. De scheppingskracht (God, natuur, universum, …) sluit niets uit. Deze onbegrensde inclusie zouden we absolute liefde kunnen noemen. Dualiteit is zowel een overkoepelende wetmatigheid als een eigenschap van iedere schepping. Zo is iedere mens begrensd, alsook onbegrensd. Dit inzicht druppelde via verschillende (om)wegen bij mij naar binnen. Op sommige momenten werd ik er haast door overspoeld en vond ik mezelf vrolijk plenzend te midden van stralen klaarheid. Het diepgaande besef dat alles bodemloos paradoxaal is, kan anderzijds ook verlammend werken. De notie van oneindigheid heeft dat effect op onze beperkte vleselijkheid. Om succesvol te overleven, zijn hokjes handig. Net als iedereen, dien ik mezelf af te bakenen, te bepalen tot waar ik reik, doch weet ik dat ik tegelijkertijd onbegrensd doorstroom in alles rondom mij. Dit maakt dat ik geen externe schade kan toebrengen zonder daarmee ook mezelf te raken. Mijn intenties naar de buitenwereld toe weerspiegelen hoe ik met mezelf omga. Alles waarvan ik mij afscheid, zorgt ervoor dat ik mezelf (her)ken. Elke scheiding baart een verbinding, net zoals juist altijd op zoek zal gaan naar fout. De dwarsliggende waarheid van een ander, houdt de mijne overeind. * in dit universum of tot waar onze ervaring reikt. Daarbuiten kunnen er andere wetten gelden.https://www.karoliendeman.com/blog/2021/12/13/de-waarheid

KarolienDeman
10 1

Zwarte engelen (fragment uit Niadela)

Dit is mijn vertaling uit het Spaans van het hoofdstuk "Dag 33. juli. ZWARTE ENGELEN" uit het boek Niadela door Beatriz Montañez. Een inleiding kan je lezen op www.rafelkath.wordpress.com.   Het is half zes in de namiddag. Er is een begrafenisceremonie aan de gang en ik kijk toe. Het feit dat er geen mens in de buurt is, zal ervoor zorgen dat ik me dit voor altijd zal herinneren. Wij beschouwen onszelf in het dierenrijk als bijzonder, maar het merendeel van onze handelingen is vergelijkbaar met die van de andere wezens waarmee we deze vruchtbare en geduldige aarde delen. Trachten de dood te begrijpen is er daar één van. Vandaag werd ik opnieuw gewekt door het gekras van de kraaien. Het was heel vroeg. Dat zag ik omdat het licht amper het houten latwerk van een van de kleine raampjes van de kamer raakte. Ik viel weer in slaap. Toen ik opnieuw wakker werd, krasten ze nog steeds. Ik luisterde aandachtig. Het waren klaagliederen van ontgoocheling en wanhoop. Grillig, als een gekarteld mes. Een donker, decadent geluid, verspreid door de harde bron van hun zwarte bek. Ik liep naar buiten en keek om me heen. Een zoveelste zomerdag, maar over het vandaag ongeïnspireerde gezang van de andere vogels heen hing het striemende geschreeuw van tientallen kraaien. Het kunnen er meer of minder geweest zijn, hun aantal was onduidelijk. De echo van de klip dronk en braakte hun gejammer. Ik begon aan mijn taken rondom het huis zonder dat het krassen ook maar een ogenblik ophield. Ik las, at en schreef de aantekeningen van mijn wandelingen van de vorige dag over in het net. Op het koertje plantte ik zaden van aromatische kruiden naast de stenen muur, waar de wespen hun nesten ondergronds in de schaduw hadden gebouwd. Een vlucht houtduiven bevlekte de hemel, oneindig en bleek op deze zomernamiddag. De mees kwam terug naar de koer. Vanop een dunne tak in de sierheester sloeg hij mijn graafwerk gade, onrustige pupillen onder een zwart maskertje. Hij vloog op en even later glansde zijn gele borst tussen de groene bladeren van de moerbeiboom. Rond een uur of vijf kon ik het afgrijselijke krijsen niet langer verdragen. Het zette zich als koolstofdeeltjes in de warme lucht en veranderde het landschap in een duistere vallei. Wandelend onder de zon ging ik op weg, op zoek naar het koor van zwarte engelen. Normaal gezien heerst er op dit uur van de dag stilte. Het enige wat je hoort is het dunne stroompje water en modder waarin de rivier veranderd is, dat niet meer ruist als water maar ijlt als een moeras. De lucht brandt en trekt aan je vel. Op deze uren ziet alles er onschuldig uit, als opgebaarde doden. Ik steek de rivier over en stap het bos in. De loodblauwe schaduwen van eiken en populieren liggen als bevroren plassen over een dorstige huid. Ik volg de stemmen; ze zijn nu dichtbij; ik hoor ze om mee heen, boven me, aan mijn linker,- en rechterzijde. Ik ben omsingeld. Mijn ingewanden trillen, verkrampen. Er staat een licht briesje, aangeslagen door de vleugels van de kraaien. Ik zie een zwarte vlek op de grond en stap er naartoe. Het is het dode lichaam van een jonge kraai. De vleugels lijken gebroken, ze liggen in een vreemde positie. Onder het verpletterde kopje van het dier zie ik bloed. Twee volwassen kraaien vliegen op en komen in de buurt zitten. Ze krijsen en kijken toe terwijl ik de vleugels openvouw, die een spanwijdte hebben van bijna anderhalve meter. De kraaien bekijken me, kokend van woede. In hun ogen van zwart porselein zie ik een ondoordringbare pijn. Ik kijk omhoog, zoek het koor dat hen vergezelt en dan wordt plots de dag duister en veranderen de bomen in donkere schaduwen. Op elke tak zit een kraai die de vleugels opent en schreeuwt. De dag is nacht geworden. Ze fladderen heen en weer tussen de bomen, zwarte hagelstenen, wolken die een aankomende storm in zich dragen. Het regent krassende keelgeluiden die doorsijpelen tot in mijn ruggenmerg. Alles lijkt onwerkelijk. Wanneer ik dichter bij het lichaam kom, roepen ze luider. Net voordat het verdriet me tot tranen dwingt vliegen ze allemaal tegelijk op, de hemel besmettend met onheilspellende vlekken. De echo van hun stemmen klimt op tegen de klip en achtervolgt hen. Ik kijk hen na tot ze veranderen in stippen die scherpe kleuren weerkaatsen onder de stralende zon. Vaarwel, vaarwel... Precies op dat moment besef ik dat ik nooit de gelegenheid heb gehad om afscheid te nemen van mijn vader. De dagen volgend op zijn dood brachten we door bij een vriendin van de familie. Noch aan mij, noch aan mijn broers werd verteld op welke dag hij begraven werd. We keerden naar huis terug alsof er niets gebeurd was. Zijn spullen: de rubberen werklaarzen onder de kapstok, zijn portefeuille op de marmeren tafel in de inkomhal, zijn kleren in de kleerkast, zijn bord op tafel bij elke maaltijd, objecten die nog heel lang in ons leven aanwezig bleven. Gedurende vele jaren –teveel jaren- sprak thuis niemand over hem. Ik ga mijn familie bij elkaar brengen bij het graf van mijn vader en we gaan afscheid van hem nemen. Het maakt niet uit dat er bijna veertig jaar verstreken is. Wat telt, is de handeling.  

Kathleen Verbiest
101 0

Wie is bang van de Grote Boze Wolf?

Een ware held heeft nood aan een vijand, die niet zozeer zijn welvaart, maar vooral die van een ander bedreigt. Een held ben je immers nooit alleen. Die status krijg je enkel bij gratie van het volk. Sommige mensen worden held uit noodzaak of altruïsme, maar de meesten zijn gedreven door eerzucht. Misschien is het dan ook geen toeval dat zelfs in het zo rustige Limburg, waar in ’t bronsgroen eikenhout een wolvenroedel huilt, een boer zijn riek uit de mestvaalt trok en met 3.000 medestanders de straat optrok tegen de aartsvijand van het Europese platteland: de wolf. Bij gebrek aan kwaadaardige genieën, Oosterse potentaten en vreemde bezetters bevredigen moderne Europeanen hun nood aan episch heldendom door strijd te voeren tegen de sprookjesschurk met de grote oren, grote ogen en grote tanden. De Grote Boze Wolven-fakkeltocht van vrijdag 24 september ademde dan ook de feeërieke sfeer van de Hasseltse wintermarkt. Een kudde met kerstverlichting opgedirkte schapen liep door de schaarsverlichte weiden waar een massa lachende, pratende plattelanders verzameld waren. De toortsen die ze droegen waren elektrische tuinfakkels, die je kon kopen voor 2 euro per stuk. Enkele deelnemers hadden zich verkleed als wolven, schapen en varkens.  De samenkomst trok zoveel aandacht dat zelfs de burgemeester van Oudenburg zich had verwaardigd om langs te komen. Pony’s, biggetjes en een Grote Boze Wolf Hoe gemoedelijk de sfeer ook was, de spandoeken en kartonborden toonden een minder fraai plaatje. Van het krachtige ‘Weg wolf’ tot het krakkemikkige ‘Wij willen boeren, maar geen wolven voeren’, elke slogan protesteerde tegen de aanwezigheid van de illustere voorouders van onze trouwe viervoeters. De boodschap was duidelijk: Limburg is op oorlogspad. Zoals in elke oorlog was de waarheid het eerste slachtoffer. Geïnterviewde deelnemers waren overtuigd dat de wolf was ‘uitgezet’. Sommigen vonden dat wolven thuis horen in een reservaat. Een vrouw was zo overtuigd van de bovennatuurlijk krachten van een wolf, dat ze meende dat zelfs een wolvendraad geen soelaas biedt tegen zijn het verzamelde hoogspringtalent van een wolvenroedel. Een beproefde tactiek uit de oorlogspropaganda is om kinderen in het plaatje te brengen. Wat als de wolf genoeg krijgt van lamsboutjes? Wat als hij meer zin heeft in kindervlees? Schermen met de dreiging van angstige, huilende en weerloze kinderen is doorgaans voldoende om de harten te winnen. De kans dat een wolf een kind doodbijt is weliswaar kleiner dan dat er een meteoriet in je beerput valt, maar koude logica is zelden bestand tegen de verzengende hitte van een mensenmassa in beweging. Een ander typisch kenmerk van propaganda is dat de ‘dreiging’ in alle geuren en kleuren wordt benoemd, terwijl de ‘oplossing’ gehuld blijft in nevelen. Tenslotte beschouwt niemand zich graag als een moordzuchtige gek die het uitroeien van een diersoort op zijn geweten heeft. Nee, de wolf is slecht. Niet wij, gewone mensen, die vol zitten met goede bedoelingen en praktische oplossingen. Tijdens de ‘Grote Boze Wolven’-mars kwamen veel staaltjes van die ‘praktische oplossingen’ aan bod. Twee mannen in carnavalskostuum – de ene verkleed als wolf, de andere als varken – suggereerden dat ‘ze’ de wolf gewoon moeten ‘wegdoen’. Hoe dat moet gebeuren, was minder duidelijk. Misschien hoopten ze de roedel te vangen in een net en hem te droppen boven de Russische steppen? Of misschien moesten ze te rade gaan bij de vrouw die bang is dat een roedel wolven over haar wolvendraad springt. De wolf is weliswaar een prachtig dier, zei ze, maar toch hoort het dier hier niet thuis. Ze stelde dan ook voor om alle wolven op te sluiten in een reservaat afgebakend door een gigantisch hek. De wolf is een angsthaas De argumenten van de actievoerders zijn niet nieuw. Ze duiken overal op waar mensen in conflict komen met wilde dieren. Ook in de Pyreneeën en de Alpen klagen lokale bewoners over beren en wolven die met ‘te veel’ zijn en ‘hier niet thuishoren’. Ook al neemt niemand het woord uitroeiing in de mond, het is wel de logische consequentie van zo’n gedachtegang. Mensen houden van wilde dieren, zolang ze niet in de buurt komen. In een wereld gedomineerd door mensen komt die eis echter neer op een doodvonnis, een zware straf voor een schepsel dat minder gevaarlijk is dan een schoothondje. Aanvallen van wolven op mensen zijn immers extreem zeldzaam. De voorbije 50 jaar vielen wereldwijd slechts 17 slachtoffers door de aanval van een wolf. De helft van die gevallen had bovendien te maken met hondsdolheid, een ziekte die in onze contreien is uitgeroeid. Andere aanvallen hebben dan weer te maken met dieren die zich in het nauw gedreven voelen. Daarvoor bestaat echter een eenvoudige remedie: Laat die beesten met rust. Kortom, mensen lopen meer kans om verscheurd te worden door hun poedel, dan om opgepeuzeld te worden door een wolf. De mens zou nochtans een makkelijke prooi kunnen zijn, maar eeuwenlange vervolging heeft wolven bang gemaakt. Dat is een gevolg van natuurlijke selectie. Schuwe wolven maken nu eenmaal meer kans om een confrontatie met mensen te overleven, dan hun stoutmoedige soortgenoten. De kans dat jouw dochter of kreupele moeder wordt opgepeuzeld door de boze sprookjesschurk is dan ook fabelachtig klein. Wie wel moet vrezen zijn schapen, koeien, geiten, pony’s en honden. Volwassen runderen en paarden zijn zelden slachtoffers, al worden verzwakte en oude exemplaren wel eens aangevallen. Een wolvenroedel met een eigen, goed afgebakend territorium valt echter minder snel landbouwdieren aan. Gedomesticeerde dieren vormen bovendien een miniem onderdeel van een wolvendieet. Wolven jagen liever op wild, zeker als ze eenmaal begrijpen dat vee eigenlijk een lastige prooi is. Veehouders kunnen het gedrag van wolven mee sturen door het plaatsen van wolfwerende omheiningen. Een goed geïnstalleerde schrikdraad voorkomt 98% van alle aanvallen en leert wolvenroedels dat ze in de toekomst beter geen moeite doen om een sappig schapenboutje te veroveren. Een bijkomend voordeel is dat zo’n omheining ook loslopende honden op afstand houdt. Alle andere oplossingen – met de mogelijke uitzondering van kuddebeschermingshonden – zijn onrealistisch en wreed. De ‘oplossing’ om wolven op te sluiten in een reservaat gaat volledig in tegen hun sociaal gedrag. Wolven groeien op in een roedel – die in de meeste gevallen niet meer is dan een kerngezin met een vader een moeder, hun welpen en af en toe een paar oudere dieren. Van zodra een wolf groot genoeg is verlaat hij zijn familie om een partner te zoeken. Daarnaast is het territorium van een Europese wolf gemiddeld 200 km². Ze opsluiten in een afgesloten reservaat dat groot genoeg is om aan hun sociale én culinaire behoeften te voldoen is simpelweg onmogelijk. De gevolgen op het gedrag van wolven (en andere diersoorten) zou te groot zijn. Fabulerende aap Deze argumenten zijn welbekend voor wie een beetje vertrouwd is met de kwestie. Waarom zijn de ‘wolfsceptici’ dan zo standvastig in hun waanbeelden? Is het slechte wil? Zijn ze dom? Slecht geïnformeerd? Of kan het ze gewoon niet schelen? Een verklaring voor dit fenomeen is dat ook mensen typisch gedrag vertonen, dat vaak een gevolg is van hun oververhitte intelligentie. Aanhangers van ‘fake news’ worden vaak beschouwd als dom, onwetend of irrationeel. Nochtans hechten niet enkel mafketels en goedgelovigen belang aan aantoonbaar foute complottheorieën. De meest fervente verdedigers zijn vaak hooggeschoolden met een bovengemiddelde (zij het geen uitstekende) kennis van het onderwerp. De reden daarvoor is eenvoudig: Wie zichzelf en anderen via boeken, artikels of documentaires, kan overtuigen van een stelling – hoe van de pot gerukt ook – heeft daar doorgaans behoorlijk wat denkkracht voor nodig. Complottheorieën en ‘fake news’ zijn bovendien geen fenomeen uit de marge. Een recente peiling toont aan dat maar liefst 67% van de Fransen geloof hecht aan het scenario van een ‘Grand Remplacement’ – de theorie die stilt dat massamigratie een instrument is om de Franse, christelijke beschaving te vernietigen. De mens is het intelligentste dier op aarde, maar intelligentie is geen waarborg voor redelijkheid. Ook toegang tot betrouwbare kennis is geen waterdichte garantie dat mensen het licht van de rede zien. Nooit eerder heeft de mens zoveel onderwijs, wetenschap en informatie gehad. Toch tieren complottheorieën weliger dan ooit tevoren, zelfs bij mensen die zogenaamd ‘beter zouden moeten weten’. Een eerste verklaring hiervoor is dat mensen niet enkel redelijke wezens zijn. Ze zijn ook angstig, boos, verdrietig, bezorgd, beschaamd, liefdevol. Kortom, mensen zijn betrokken. Ze hebben belang bij wat er in de wereld gebeurt. Dat staat vaak haaks op de belangeloosheid die we met intelligentie en redelijkheid associëren. Intelligentie wordt door psychologen doorgaans gedefinieerd als het vermogen om informatie te verzamelen, kennis te vormen en die vervolgens te gebruiken voor het oplossen van problemen. Die probleemoplossende capaciteit heeft twee functies: het leven vergemakkelijken en ‘de waarheid’ achter dat leven achterhalen. Intelligentie is de basis van de agrarische, technische en industriële ontwikkeling van de mens, maar ook van wetenschap en filosofie. Net die intelligentie zou ons onderscheiden van andere diersoorten. Intelligentie is echter ook de voedingsbodem van de akelige kanten van de menselijke natuur. De ‘animale gevoelens’ (angst en woede) zijn slechts de eerste vonken voor geweld. Dat brengt ons bij de tweede verklaring van onze neiging tot irrationalisme. De echte dreiging komt van het verstand zelf, dat die emoties zodanig ophitst dat de vonkjes uitslaan tot een bosbrand.  De menselijke rede is immers in eerste instantie een fabulerende rede. Ze ontwikkelt zich in groep, zoals een straf verhaal dat tot stand komt op een studentenfuif, waar de deelnemers iets te kwistig van een joint trekken. Iedere trek voegt een extra detail toe aan een vertelsel, dat steeds rijker en sappiger wordt, tot het de status krijgt van een legende of een mythe. De basis van de menselijke intelligentie is creativiteit – het vermogen om nieuwe, ongewone ideeën te scheppen. Het succes van de moderne wetenschappen en technologie heeft ons hiervoor blind gemaakt, hoewel die niets zouden zijn zonder het creatieve brein van fysici, chemici, ingenieurs, biologen, architecten, ambachtslui. De waarheid is dat moderne wetenschap niet simpelweg de triomf van de menselijke intelligentie is. Het is de triomf van het verstand over zichzelf. Wetenschap is maar succesvol omdat de rede op tijd een grens trekt aan wat ze mag denken. De wetenschappelijke rede is dan ook een ascetische rede. Ze is zich voortdurend bewust van haar feilbaarheid in het achterhalen van de waarheid. Overgelaten aan zichzelf geeft de menselijke geest zich net over aan mythes, poëzie en theater. Hoe creatief ook, de menselijke verbeeldingskracht gedijt toch vooral in heel traditionele verhaalvormen, die bevrediging zoeken voor ons verlangen naar heldendom. Dat mensen zich verzamelen in een vrolijke stoet tegen een diersoort, waarvan ze de kwaadaardigheid schromelijk overschatten, is dan ook geen toeval. De wolf appelleert aan onze voorliefde voor een schurkachtige Ander (de wolf), een sympathieke held die ook een beetje slachtoffer is (de Limburgse boer), en een dramatisch voorval dat de hele epiek in beweging zet (‘wolf doodt schaap’). Alle andere personages zijn maar belangrijk voor zover ze een functie hebben in het verhaal. Het Grote Boze Wolven-epos kent een grote reeks aan nevenpersonages en figuranten: slachtoffers (pony’s, schapen, kinderen), handlangers (honden, de man of vrouw in de straat, opportunistische burgemeesters) en verraders (natuurbeschermers, politici, ‘Europa’). Empathische geest De mens is een geboren relnicht. Theatraliteit is zijn tweede natuur, maar het is niet zijn noodlot. Mensen zijn ook ascetische dieren. Ze zijn graag bereid om hun zintuigen uit te hongeren en hun geduld op de proef te stellen als ze geloven dat die lijdensweg eindigt bij de spreekwoordelijke kom rijstpap met gouden lepeltjes: een goddelijke openbaring, wetenschappelijke mijlpaal, sportieve prestatie of de catharsis op het einde van een goed boek. De grootste triomf van de mens is echter niet deze ascese, die zelfverloochening accepteert omdat een grotere beloning wacht, maar empathie: het vermogen om uit jezelf te treden, het perspectief van een medemens – of mededier? – aan te nemen – zelfs als daar géén beloning van afhangt. Empathie is geen simpele gedaanteverwisseling. Wat een ander denkt en voelt, is nooit direct waarneembaar. Het komt enkel tot de eigen ervaring via lichaamstaal, geluiden, handelingen en woorden. Wie wil begrijpen moet dus interpreteren. Empathie is dan ook de hoogste vorm van creativiteit. Het dwing mensen om uit hun eigen rol te treden en een rem te zetten op de wilde gedachten die hun geest bijna automatisch over de anderen denkt. Juist in die belangeloosheid en zelfbegrenzing ligt de ultieme menselijke vrijheid. Empathie staat goed beschouwd dichter bij wetenschap dan mensen aannemen. Inlevingsvermogen is de sleutel voor succes in onder meer de gedragsbiologie (of ethologie), de wetenschapstak die nagaat waarom een diersoort zich op een bepaalde manier gedraagt, hoe dat gedrag is ontstaan en hoe individuele dieren zich door hun leven ontwikkelen. Nodeloos te zeggen dat empathie dus ook een middel is om de verhouding tussen mensen en wolven te herdenken. Tragische mens De tragiek van een mensenleven is echter dat empathie verdomd moeilijk is voor een wezen dat met al zijn emoties en zintuigen geketend blijft aan de eisen van het bestaan. Dit verklaart waarom mensen andere diersoorten zo zelden een eigen plek onder de zon gunnen. Empathie is voor mensen zowel te moeilijk als te makkelijk. Mee leven, mee denken en mee voelen is het loodje te veel voor wie al een zware last torst. De boer die zijn schapen verliest of het gezin met een doodgebeten pony heeft weinig boodschap aan relativering door natuurbeschermers en gedragsdeskundigen. Ook vee-eigenaars verdienen empathie. Al is het maar omdat een diersoort beschermen in een wereld gedomineerd door mensen weinig zin heeft als de mensen het dier liefst zien verdwijnen. Voor andere mensen is empathie dan weer te gemakkelijk – of beter gezegd: het leert hen dat hun leven te banaal is voor de rol die ze zich graag toebedelen, namelijk die van de held. Een simpele perspectiefwissel toont immers dat mensen weinig hebben te vrezen van een wolf. In tegenstelling tot mensen hebben wolven – nou ja – een hondenleven. Ze staan bloot aan vergiftiging, verkeersongevallen en ziektes. Eeuwenlang werden ze door de mens meedogenloos vervolgd tot ze in veel contreien uitgeroeid waren. Zelfs zonder toedoen van die rechtopstaande, geklede aap leven wolven in een bijna permanente staat van uithongering. Mensen daarentegen hebben geen natuurlijke vijanden. Het grootste gevaar in hun leven is de samenleving die ze rond zich hebben gebouwd. Voor de meeste West-Europeanen is zelfs die maatschappij niet bijzonder uitdagend. De doorsnee West-Europeaan maakt zich druk om ochtendfiles, buurjongens wiens skateboards te veel lawaai maken, accijnzen op bier en tabak, een kras op de voorruit van zijn BMW X1, de fiscale aftrekbaarheid van een tweede verblijf of een burenruzie om een overhangende tak. Juist dit comfortabele leven maakt een demystifiëring van de wolf  zo onaantrekkelijk. De fabulerende diersoort homo sapiens wil immer graag de hoofdrol spelen in de verhalen die hij zich vertelt, maar wat stelt een held voor zonder vijanden? In zijn Aards Paradijs zonder goden, helden of demonen kan enkel een ouderwetse sprookjesschurk hem nog redden – ook als hij die zelf moet uitvinden. Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
7 0