Zoeken

het masturbeeridee: verhalen van een dolle mens

Gedachtesprongen, u kent ze wel. Op weg zijn naar het werk. De tijd moet dood. Een of andere fietsostrade strekt zich voor mij uit als een sierlijke zwanenhals. Waarheen ben ik dan onderweg, de bek of de cloaca – een doolhof, dat staat vast? Alleszins, wat u misschien nog niet weet, is dat een fietszadel uitermate geschikt is om te krabben waar het jeukt, maar waar handen niet heen mogen. Wees eens creatief. De gel zwicht voor de buiging die ik maak, een beetje zoals mijn fietsbanden voor de meanders van het eeuwige fietspad. Dat nu eens wiegt als de knotwilg, dan weer als de populier. Storm breekt nek. En nee, het regent niet eens. Het is geen weer van buien, dan wel van fonteinen. Euforica, is dat een woord? Ach ja, zo voelt het wel. En dat lispelde de weerman me gisteren nog toe, als een fluisterwind. Kon de weervrouw me nu maar troosten.  Afleiding ín de vergaderzaal. Het enige wat ik nooit zoek, maar wel altijd vind. Mijn portefeuille is verdwenen, dus ik weet even niet meer wie ik ben. Ik hoop het antwoord te vinden onder mijn hersenschors. Specht in eigen huis. In gedachten ben ik ontsnapt aan de mono-toon, alweer huiswaarts, waar het antwoord op mijn vraag hopelijk op me wacht, als een trouwe hond. Of als diarree na een rijkelijk familiefeest. Ik ga te voet, want zo doet de boswachter het ook wanneer hij zijn perimeter nagaat. Te voet. Ik vraag me af of de loodgieter in tussentijd de leidingen al heeft vervangen. Ik doe mijn broek een beetje naar beneden, want zo zou hij het ook doen. Cultural appropriation. En zo. Mijn koningsblauwe hemd past er perfect bij.  De presentatie is halfweg, dat kan ik ruiken. Ik blijf erbij dat okselzweet naar shoarma ruikt. Of omgekeerd. Misschien zit het gewoon in de poriën van Ivan Heylens werkmens. Soms vraag ik me af of de vogels zweten van al dat gelichtekooi in de bomen en bossen. Mijn fictieve woud blaast net op tijd de mensenwalmen weg. De bomen zijn beuken, hun noten nog net onrijp deze tijd van het jaar. Ik houd van de gladde stam van de boom, van de glans die het woudlicht doorheen het bladerdek op de cortex werpt, terwijl zij de schacht beschermt. Ja, ik ben een beukenman. Ze staan zo mooi op een rij geordend, alsof ze wachten om de hemelpoorten te betreden. Maar hun wortels brengen hen maar zo ver dat hun takken de rol overnemen. Beuken in het bos. Beuken erop los.  Mijn voordeur is van beukenhout vervaardigd. Daaraan word ik herinnerd wanneer ik de metalen deurknop stevig beetgrijp en mijn voorportaal betreed. De vloerbekleding kreunt onder mijn voeten en het rubber van mijn schoenen piept schel. Mijn kat gebruikt mijn knieën als steunpunt om dichter bij mij te kunnen zijn. Wie bezingt de rattenvanger? Ze snakt naar vlees, dat voel ik aan de opdringerigheid van haar begroeting. Maar eerst moet mijn dierlijke drang gestild, of de realiteit zou zichzelf niet overleven. Wat beter om de honger te stillen dan een goed bezoek aan het toilet? Melkwit porselein en een beklijvende stilte. Dat dempt alvast de dorst.  Ik doe wat nodig is om de rust voor eens en voor altijd te beteugelen, te controleren. Ik ga wat ze ook wel ‘snokken’ noemen, maar dat is als sabreren zeggen tegen ontkurken. Ik ging ontkurken. Sauveer de flessenhals. Waarom heb ik in godsnaam een abonnement op een pornosite? Welnu, toen ik achttien was, werd mij een vijfjarenplan aangeboden (door mijn bank, maar dan niet die waar men geld belegt). U hoort het goed, een vijfjarenplan. Sinds vijf jaar ben ik trotse en hondstrouwe klant en spaar ik pornopunten. Korting op een verlenging die er uiteraard niet komt. En zo. (De karmozijnen oortjes kreeg ik er gratis bij, dat kon ik niet laten liggen.) Het is iets met melk. Veel melk. Ik denk dat de melkboeren daar tegenwoordig hun voorraad dumpen. Maar wat er zich op mijn scherm voor me afspeelt, maakt al gauw plaats voor een polsstoksprong. Mentaal meander ik richting mijn illusoire land van melk en honing. In mijn gedachten begint zich een nieuw idee te ontwikkelen. Een geesteskind van vijf jaar pornopunten. Dat moet ik opschrijven. Zonder het te beseffen, met mijn broek op mijn enkels en nog niet ontkurkte fles in de aanslag verlaat ik mijn schuilplaats, de woonkamer in. En op het moment dat ik me aan mijn bureau daar zet, duw ik met mijn elleboog onhandig de oortjes uit het contact van mijn gsm, waarna een luide ‘AAAH’ weerklinkt. Beter had ik het niet kunnen zeggen: het masturbeeridee is geboren.  Wanneer ik ontwaak uit mijn gemijmer, voel ik het hele rondetafelgezelschap naar me kijken. De blikken van al mijn medevergaderaars en collega’s hebben zich gebundeld en boren zich nu in mijn rug (de glazen gangwand is dun), zij en buik tegelijkertijd. Ik voel een climax van gêne ontstaan. Andermaal spreekt de CEO me aan – gepikeerd. Uit mijn hemel gerukt, stamel ik nog wat, maar voor excuses is het te laat. De situatie is overduidelijk. Ik heb zijn vraag gemist. Maar dat is het waard.   

Midas
3 2

Te koop

Ik passeer het huis met het bordje ‘Te koop’ voor de deur en wandel door naar het einde van de straat. Pas als ik rechtsomkeer maak, durf ik het aan om het gazon vol kniehoge paardenbloemen voor het huis over te steken, het klinkerpad aan de rechterkant te volgen en aan de achterdeur te voelen. Die is los. Ik ga naar binnen en hoewel ik weet dat er niemand is, sluip ik de trap op naar de eerste verdieping. De woonkamer is hier, dat is ongewoon, maar het biedt wel een prachtig uitzicht. Eerst neem ik een kijkje in de kamers. Overal staat alles nog op zijn plaats en zijn de kasten vol, maar de planten beginnen al te verdorren. Ik kies een wit hemd met rode strepen. Het past net. Terwijl ik de mouwen oprol, wandel ik de badkamer binnen. Het blauwe flesje parfum ruikt het lekkerst. Ik leg mijn haar goed voor de grote spiegel en ga terug naar de woonkamer. Met een borrel uit de goedgevulde drankenkast ga ik languit op de vaalbruine sofa liggen. Terwijl mijn vingers de barstjes in het leer volgen, kijk ik uit op straat.De deurbel maakt een dreunend geluid. Ik ga rechtop zitten en staar drie seconden voor me uit. Dan stuif ik naar beneden en open ik de voordeur zodat ik net mijn hoofd naar buiten kan steken. Twee vrouwen kijken me aan met een brede glimlach. ‘Hallo, zegt de vrouw met het rode haar. ‘We reden voorbij en zagen dat u uw huis verkoopt. Wij zijn best geïnteresseerd.’ Even blijf ik staan zonder iets te zeggen. ‘Als we niet storen, natuurlijk,’ voegt ze eraan toe.  ‘Nee hoor, kom maar binnen’ antwoord ik en zwaai de deur open. Kamer na kamer gids ik hen door het huis.  ‘Zo gezellig!’ merkt de roodharige vrouw op in het midden van de hobbykamer. ‘Weet u zeker dat u het wil verkopen?’ Ik blijf staan en kijk haar even zwijgend in de ogen. De glimlach op haar lippen verdwijnt. 'Ik... We zouden het begrijpen als u toch nog besluit hier te blijven wonen.’ De blonde vrouw plaatst een porseleinen beeldje weer op de vensterbank en beaamt met een knikje. ‘Ik ga er toch nog eens over nadenken,’ zeg ik. Vijf minuten later lig ik opnieuw op de sofa en zie ik door het raam nog net de auto van het koppel in de schemering verdwijnen.

Felix Sandon
26 0

Nog niet gedaan

Het gebeurt dat ik deze vraag voorgeschoteld krijg: "Wanneer schrijf je over mij een stukje?" Ik herinner me een keer op een feest. Een 50-jarig huwelijk was het. Een verre neef die naast me zat schreeuwde het in mijn oor. De muziek stond luid en de man had al enkele glazen bier achter de kiezen. Eerst verstond ik niet goed wat hij zei. Het woord 'stukje' had ik begrepen, maar omdat hij met een stukje puddingtaart in zijn handen zat, dacht ik dat hij vroeg of ik een 'stukje' taart moest hebben. Ik schudde van 'nee'. Door zijn geschreeuw waren er al enkele kruimels puddingtaart in mijn oor beland. Toen hij met zijn andere hand deed alsof hij iets opschreef, begreep ik pas wat zijn vraag was. "Oh", lachte ik, de kruimels uit mijn oor wrijvend. "Een stukje schrijven. Ja, als ik geen inspiratie heb." Bij deze dus. Nee, de vraag stellen is toch een beetje zoals de zanger die op een feest zijn eigen plaat als verzoeknummer bij de DJ aanvraagt. Al vroeg onze oudste onlangs iets soortgelijks. "Wanneer komen wij er nog eens in?" Tja, anekdotes of gebeurtenissen zijn er in overvloed. Of zelfs gewone zinnen. Zoals deze die hij al uitsprak toen hij nog klein was en aan de eettafel dringend naar het ‘potje’ moest. “Ik heb nog niet gedaan hè”, zei hij dan telkens. Als schrik dat we zijn bord met eten zouden wegdoen. De uitspraak is al die jaren blijven hangen. Als de druk te hoog wordt, belandt het twintig jaar later nog altijd op de eettafel. “Ik heb nog niet gedaan hè.” Het is een zin zoals die in veel huiskamers te horen is. Een inside joke. Een familiegrap. Maar deze staat bij mijn favorieten. In meerdere betekenissen. Nee jongen, doe zo maar verder.  

Rudi Lavreysen
6 0

Neem me mee

Neem me mee prijkte op de leren sofa – wij zouden zeggen zetel – waar ik door mijn badkamerraam op uitkeek. Twee weken al had niemand de moeite gedaan hem mee te nemen. In een regenachtige periode had dat voor problemen gezorgd, maar in deze hittegolf die maar niet wou eindigen leek niemand er aanstoot aan te nemen. Voorbijgangers vonden een rustpunt in het midden van mijn eindeloze straat. Op elk moment dat ik in de badkamer passeerde, viel mijn blik op iemand anders, zeker op die uren van de dag dat de schaduw juist stond. Een oude man met een stok, een moeder met hoofddoek, overvolle winkeltas en twee kinderen, een rugzaktoeriste met haar gezicht naar de zon.Ik sliep slechter naarmate de nachten heter werden. Zelfs naakt, zonder laken, als een zeester over de matras uitgespreid voelde ik me alsof ik uren in een tube lijm had liggen woelen. ’s Avonds kon ik de slaap niet vatten en zag ik elk uur op de wekker voorbijkomen, dus ging ik later slapen om toch maar moe genoeg te zijn, om twee uur, om drie uur, waardoor ik telkens rond het middaguur wakker werd, wanneer de zon al op mijn slaapkamerraam brandde. De rest van de dag bracht ik met een suf hoofd door in mijn aardedonkere huis. Het moet na drie uur ’s nachts geweest toen ik mijn tanden stond te poetsen in de badkamer en merkte dat iemand in de zetel me kon zien in al mijn naaktheid. Snel dook ik onder de vensterbank, maar meteen stond ik weer op. Er lag niemand in de zetel, de straat was volkomen stil. Zonder problemen kon ik hier staan, niks op mijn lichaam behalve de zweetdruppels die van me afliepen, het maanlicht op mijn naakte huid. Ik trok snel een T-shirt en een short aan en stak op blote voeten de straat over. Misschien was de zetel een valstrik, de mond van een monster dat opvrat wie erin lag. Toch liet ik me neerzakken op de bruinleren, schilferige lippen, mijn voeten op de armleuning, en staarde naar de sterrenhemel. Toen ik wakker werd, voelde de lucht heerlijk koel aan. De kapper had zijn rolluik nog niet opgetrokken. De ene buurvrouw stond stiekem haar auto te wassen, de andere liet een vrouw buiten met een snelle afscheidskus. Een zwaluw vloog voorbij. Er viel nog geen wagen te bekennen op straat.

Felix Sandon
5 1

Kwartier

Net toen ik op de bus wou stappen, drong tot me door dat ik mijn laptop vergeten was. Meteen liep ik terug naar huis. De lift was nog steeds kapot en het briefje dat het benodigde wisselstuk onderweg was uit Italië al vergeeld. Met twee treden tegelijk snelde ik de trap op. Haastig schuurde ik me langs de muur om mevrouw Maes te passeren, die haar negentigjarige echtgenoot stapje voor stapje naar beneden hielp.‘Ik kom vanavond wel helpen wanneer je terugkomt, nu ben ik gehaast,’ riep ik hen na.De paraplu lag al voor de deur van ons appartement. De grendels zaten er vast al op en sowieso zou ik het eerstvolgende kwartier niet mogen storen, langer zelfs als hij bijbetaalde om te douchen. Ik zou te laat komen voor de vergadering, mijn project niet kunnen voorstellen. Weken werk in de vuilnisbak.Ik legde mijn oor tegen de voordeur toen de buurvrouw kwam kijken.‘Heb jij Laura zien binnengaan?’ vroeg ik nog hijgend van mijn spurt. Door de deur hoorde ik niets.‘Ja, zij had zakdoeken mee. Hele stapel. Papieren zakdoeken.’‘Was ze alleen?’‘Nee, met man. Oude man.’Op dat moment hoorde ik de douche stromen.Ik waagde het erop en bonsde op de deur. ‘Laura!’ riep ik toen mijn geklop niet werd beantwoord. Grendels verschoven en door een kier zag ik Laura’s blauwe kijkers.‘Geef ’s snel mijn laptop,’ fluisterde ik voor ze kon protesteren. Ze verdween een seconde, probeerde de zwarte tas door de kier te stompen, maakte de grendel los toen dat niet lukte en gaf me dat waarvoor ik terug naar huis was gesneld. Meer dan een knikje kreeg ik niet voor de deur weer op slot ging.‘Ze kijkt nogal veel droevige films de laatste tijd,’ zei ik tegen de buurvrouw die me bleef aankijken vanuit haar deuropening terwijl ik de trap weer afdaalde. Ik haalde mijn schouders op. ‘Liefdesverdriet.’

Felix Sandon
5 0

Luft haben

Rij A13, ik heb het gehaald, nog net op tijd. Waarom duurde het ook zo lang eer mijn hamburger klaar was? Fast Food, werkelijk? Ik geef haar mijn vliegticket. Verkeerde verdieping, snauwt ze. Ik kijk vragend, verwonderd omdat ze tegen me snauwt. Ik had nochtans mijn beste Duitse glimlach boven gehaald. Verkeerde verdieping, herhaalt ze. Alsof ze een dictafoon heeft ingeslikt. Ik kijk nog eens vragend, deze keer omdat ik me afvraag of ze een robot is. Zo eentje uit de toekomst, of uit Japan, wat min of meer hetzelfde is. Ik zie de eerste rimpels rond haar ogen en mondhoeken. Dus toch een mens. Zo rond de 40, vermoed ik, maar best nog knap. Wat niet strookt met haar humeur. Het is niet eerlijk, zeg ik. Nu is het haar beurt om vragend te kijken. Oeps, de woorden te laat ingeslikt. Welke verdieping dan? probeer ik opnieuw. Zie ik eruit als een grondplan? Weer snauwt ze tegen me. Ik druip af en waan me in een escape room. Ik vraag me af waar ik de gate-nummers moet ingeven om de juiste verdieping te vinden. Of misschien iemand die niet tegen me snauwt. Na een tijdje ren ik opgelucht naar rij A13. Ik kom opnieuw hetzelfde hamburger restaurant tegen en ... daar zit ze. Ze ziet mij en wordt lichtjes rood van razernij. Weer ben ik op de verkeerde verdieping! Ik sla in paniek, het wordt wazig voor mijn ogen. Ik draai me om en val in de armen van een knappe, lange man. Die me met een lieve glimlach en een zachte, exotische stem vraagt of het wel gaat. Ich muss luft haben, zeg ik in mijn beste Duits. Je bedoelt “flughafen”, snauwt de robot achter mij.

Amanda C
0 0

De Provence

Het is een bloedhete dag. Zo eentje waarvan ze in de krant en op tv zeggen dat je dan veel moet drinken, al vermelden ze er meestal niet bij wat. Maar de kans is groot dat ze water bedoelen. Als het over onze gezondheid gaat, zijn we zeer volgzame mensen. Daarom begeven we ons naar die gezellige zaak met de Parijse terrastafeltjes. De bomen van het plein en de passerende auto's zorgen voor een aangenaam briesje. "Dat is lang geleden", zegt iemand terwijl we ons neerzetten. Het is een buurvrouw van vroeger. Ze zit met haar man aan het tafeltje naast ons. Ze wist doorgaans beter wat er zich rond het huis afspeelde dan wijzelf. "Zeg, maar gij staat precies ook op een goei wei." Ik tover een schaapachtig lachje tevoorschijn en geef een cliché antwoord. Dat het allemaal zo lekker maar niet moet zijn enzoverder. "Ik weet dat het niet slecht bedoeld is, maar het zijn toch vooral dieren die op een wei staan", fluister ik tegen mijn vrouw. Terwijl ik in een notitieboekje iets opschrijf dat in me opkomt, voel ik dat dezelfde buurvrouw opnieuw naar me kijkt. "Toch straf hè, zo met zijne linkse poot." Ze zegt het vrij luid tegen haar man, die zelf nog geen woord gezegd heeft. Het halve terras heeft het gehoord en kijkt naar mijn handen. "Ik zou het niet kunnen", vervolgt ze. Opnieuw heb ik een braaf antwoord klaar over mijn linkshandigheid. Dat ik rechts niets kan enzovoort. "Eerst sta ik op een wei, nu heb ik geen handen maar poten", fluister ik. "Ik ben toch niet aan het transformeren in een dier?" Ik bekijk mezelf zoals het hoofdpersonage uit het boek 'De gedaanteverwisseling' van Kafka, die 's morgens ontdekte dat hij een kever was geworden."Dat is toch een beetje bij de beesten af, vind je niet?", zeg ik tegen mijn vrouw. "Wat wel klopt is dat mijn geschrift bijna onleesbaar is. Het zijn overduidelijk hanenpoten." "Mensen kijken toch altijd op als er iemand links schrijft", zegt ze. "Bedoel je zoals naar een kermisattractie van vroeger? Een curiosum. Zoals een vrouw met een baard of een man met schubben." "Nee, zo erg is het nu ook weer niet", antwoordt ze. Maar het klopt ergens wel. Ik was meestal de enige in de klas die links schreef. Veel linksvoetige voetballers waren er niet bij de club. Oud-president Obama is ook bij de club van de linkshandigen. Het valt bij iedereen op als je hem met zijn linkerhand een document ziet ondertekenen. "Wist je trouwens dat er mensen zijn met een angst voor linkshandigen? Sinistrofobie heet dat. Sinister had in het Latijn niet alleen de betekenis van onheilspellend, maar ook van links. Als priesters of geleerden voorspellingen deden, was hun blik naar het noorden gericht. Zo hadden ze het gelukbrengende oosten aan hun rechterkant. De linkerzijde werd dus als ongunstig of onheilspellend beschouwd. Het woord sinister kennen we nog altijd en misschien is er daarom die rare kijk naar linkshandigen. Ook 'slinks' is ervan afgeleid." Ik zie dat mijn vrouw maar met een half oor naar mijn verhaal luistert. Wellicht heb ik het al ooit verteld. "Het is hier met die stralende dagen tegenwoordig net de Provence", zegt een kennis die zich aan het tafeltje achter ons zet. We kijken naar het plein dat inderdaad Frans aanvoelt. "Klopt, nog een paar oudere heren aan een petanquebaan en het plaatje is compleet', zeg ik. "De Parijse terrastafels hebben we ook al." "Onze consumpties zijn precies verdampt. Misschien moeten we nog iets bestellen?" "Doe dat", zegt mijn vrouw. "Monsieur", zeg ik tegen de passerende patron.

Rudi Lavreysen
19 0