Zoeken

Ambras in de Action

Nu we allemaal terug wat meer buitenkomen wordt het pijnlijk duidelijk dat de gemiddelde Vlaming geen fluit begrijpt van wat hij nu eigenlijk nog mag, moet en vooral niet moet doen. Dat ligt mogelijk aan het feit dat de regels voor scholen alleen al op een gemiddelde dag vijf keer veranderen. Geen mens weet nog naar wie hij moet luisteren. Is het Weyts of Vlieghe? Van Ranst of De Block? En zij die het wel weten en het woord van Wilmès als wet aanvaarden, snappen dan weer geen jota van de woorden waarmee onze premier elke persconferentie opnieuw Nederlandse zinnen bij elkaar probeert te MacGyveren. Dat alles maakt dat Jan met de Pet en Josfin met de Voorschoot vandaag ofwel extreem laks ofwel overdreven rigide zijn in het naleven van de regeltjes. Het bewijs daarvan zag ik deze week nog met eigen ogen aan de kassa van de Action in Aarschot. Voor ik je kwijt ben: ja, ik weet wat je denkt. 'Een steekproef doen van de mentale capaciteit van de Vlaamse medemens? In de Action? Van Aarschot?!' Ik geef toe dat dat vergelijkbaar is met een chimpansee de bouwplannen van de Burj Khalifa geven en teleurgesteld zijn wanneer je een week later alleen een lachende aap in een betonmolen ziet schijten. Doch, geef de Aarschotse Actionbezoeker wat krediet. Toch zeker de jonge vrouw die proper gehandschoend en gemondmaskerd voor mij stond en volkomen onschuldig haar eigen business aan het minden was. Ondanks die voorzorgen vond de opgetutte regelnicht vóór haar dat de jongedame zelfs met een winkelkarlengte tussen hen in toch nog te dicht stond. Dat weet ik omdat ze bijna riep: 'Zo'n kar is geen anderhalve meter, hè! Je zou nu toch denken dat jullie het na zoveel weken wel snapten.' De niemand besmettende dertiger werd uit haar dagdroom gerukt en stond er sprakeloos bij, verwonderd over hoe ze deze vrouw in stilstand toch nog spreekwoordelijk tegen haar kar gereden had. De oplettende lezer heeft al even door dat dit verhaal niet helemaal klopt, omdat ik natuurlijk te rijk ben om in de Action te winkelen. Het was in werkelijkheid aan de kassa van de Carrefour, waar deze kortpittig geknipte dwarsligger duidelijk niet doorhad dat je door luid, geënerveerd te roepen veel meer speekseldruppeltjes en gevaar de wereld instuurt dan iemand die zwijgend met een mondmasker op een volledig winkelwagentje achter je staat te wachten. Mijn voorbuur opperde beleefder dan nodig dat ze geen recht van spreken had door zo op 50 cm van de kassierster te staan roepen zonder mondmasker op. Maar de karkankeraar bleef tekeergaan. Op den duur was ik zelf zo koleirig – er is niets dat me kwader maakt dan onrecht tegen jonge, aantrekkelijke vrouwen – dat ik riep: ‘Wat is dat hier, zeg? Stop eens met ruzie zoeken, speekselsproeiende coronafontein. Moest de dame voor mij niet zo knap, welriekend en nuchter zijn, zou ik denken dat ik hier in de Action stond!’ Of iemand me verstaan heeft is me nog altijd niet duidelijk, want ik winkel vandaag nog uitsluitend in een hazmatpak. Hoe dan ook hoepelde de afstandspolitie vloekend op, waarna de gemondmaskerde schone en ik al snel beslisten bubbels te vermengen om tot in de vroege uurtjes elkaars huidhonger meerdere malen te stillen. Bij deze dus een tip voor onze regering wanneer binnenkort de tweede golf van het virus onze planeet overspoelt: als je wil dat iedereen de regels naleeft, zonder overdrijvers enerzijds en onverschilligen anderzijds, gebruik dan eenduidige communicatie, straf politiekers af die solo rijden – ik kijk naar niemand, Ben – en probeer ervoor te zorgen dat we bij versoepelingen geen master in de wiskunde moeten hebben om te achterhalen hoeveel personen we in onze bubbel kunnen toevoegen als die ook nog meer dan 0 andere familieleden of vrienden willen zien.

Hans Verhaegen
40 2

Over activisme.

            Met duizenden manifesteerden we in de kou. De romantiek die de straten van Parijs kenmerkte was omgeslagen in woede. Vooraan trok een lange rij mensen, mannen en vrouwen, blanken en zwarten, jongeren, minder jongere en ouderen, homo’s, hetero’s en transgenders onze vermoeide lichamen in hun colère met zich mee. Je zag geëngageerde beau monde van televisie, theater en muziek en die later ook onze bondgenoten zijn geworden. Artiesten die niet bang waren van imagoverlies want aids is niet goed voor een imago. Hier geen garagetalk en geen Instagram. Alleen pure colère. Samen droegen we de slogan, in zwarte letters geverfd op een wit canvas: “Arrêtez le sida!” De bonte massa kleurde de straten met harde slogans in alle haast gekrabbeld op karton, tegen het lakse beleid, tegen de foute politiek, tegen het geweld, tegen de leugens en vooral tegen het zwijgen. Maar een massa in woede zwijgt niet. Ze maakt lawaai. Met fluitjes, toeters en bellen. Om het luidst. Minutenlang schreeuwden we onze kelen schor. En wanneer plots de stilte viel, wanneer iedereen op de natte boulevards het lichaam liet neervallen, wanneer de laatste slogans door de Parijse vooravond weergalmden en je enkel de grommende buik van Parijs nog hoorde, dan wisten we dat we gehoord waren. Dan hadden we een stem gegeven waar stemmen moesten gehoord worden. En dan konden we onze kennis als wapen inzetten.             Toen homo’s in de jaren ’90 van vorige eeuw in juni een Gay Pride hielden en ieder jaar opnieuw in het hartje van de meest gure winters een AIDS-mars organiseerden, werden hetero’s altijd geassocieerd. Ze kwamen vanzelf. Bondgenoten, weet je wel. Een strijd waar één gemeenschap met de vinger gewezen wordt omdat haar gedrag niet past in de boekjes van een weldenkende maatschappij of van een lakse overheid, is een strijd van iedere gemeenschap. Ook wij voelden de pijn wanneer onze lichamen niet voldeden aan de verwachtingen en we betaalden het gelag.             Vandaag kunnen we niet schrijven: “Ik zou geen aandacht geven aan een witte columnist in een tekst over zwarte levens”. We kunnen niet zeggen dat “witte mensen niet over racisme mogen spreken.” Net zoals we nooit kunnen zeggen: “Hetero’s hebben niets te zoeken op een Gay Pride.” Niemand moet in erfzonde leven en geen andere gemeenschap staat boven een andere gemeenschap. Het is de verdomde plicht van iedere gemeenschap om alle andere gemeenschappen te beschermen. Dat doen we alleen maar samen. Instagram staat een dag of wat op zwart. Dat is niet genoeg. We moeten nu écht meer gaan doen en dat sluipend gif dat racisme heet bij de kraag en de staart vatten, zoals we dat met het coronavirus allemaal samen hebben gedaan. Eendracht maakt macht in België. Dat kunnen we alleen maar door al onze krachten en onze kennis te bundelen. Dat vraagt tijd, kennis, kritische discoursanalyse en expertise. De juiste mensen met de juiste connecties. En activisme. Veel actief activisme. Ik ben in elk geval al begonnen.   Erwin Abbeloos is activist.              

Erwin Abbeloos
31 0

What Happened, Mister America

Nina Simone had gelijk!  Onlangs zag ik de pakkende Netflix documentaire What Happened, Miss Simone? In een interview zegt Nina Simone: "There aren't any civil rights." "What do you mean?" vraagt de interviewer. "There is no reason to sing those songs. Nothing is happening. There's no civil rights movement. Everybody's gone." Zij speelde haar politieke nummers op een gegeven moment niet meer, men boycotte haar en het haalde niets uit, zoals ze in het citaat omschrijft. Nu verschijnen ze terug op LP en vind je de songs op YouTube, waar ze meer dan ooit worden afgespeeld. Maar ergens had ze gelijk, want is er veel veranderd? Wat met de burger- en mensenrechten nu? Geweld en vooroordelen   Geweld en vooroordelen zijn nog steeds schering en inslag. Alleen verbergt men het misschien beter nu, men veegt het met de borstel onder de mat. Tot de sociale media viraal gaan en niets het nog lijkt tegen te houden, waarbij vaak emotioneel en vol frustratie gereageerd wordt. Zie maar naar de geweldpleging op de zwarte Amerikaan George Floyd (25/05/20) wanneer een politieman hem wurgt door zijn knie op zijn keel te zetten. De man was ongewapend. Hij smeekte om losgelaten te worden: "I can't breathe." Hij stierf. Zwart Amerika kreeg en krijgt het nog steeds hard te verduren. Protesten lopen her en der uit de hand en van de chaos wordt misbruik gemaakt. Nieuwe leiders Er is nood aan een nieuw soort leider. Een Trump bijvoorbeeld kan zo iets niet aan en dreigt het alleen maar erger te maken. Doordat hij een atypische president is krijgt hij echter wel wat bijval. Maar dit soort leider reageert bij voorkeur impulsief en zegt wat hij denkt dat zijn aanhang (niet zijn volk, enkel zijn selecte clubje) wil horen. Schijnbaar zonder verder na te denken over de consequenties, tenzij het in zijn eigen voordeel is. Zulk een leider verliest zichzelf in egokwesties, oppervlakkige populistische uitspraken en kijkt naar belangen die enkel hem dienen. Terwijl andere echte prioriteiten worden genegeerd. Nu vel ik in zekere zin een oordeel op wat ik verneem vanuit de media en vanuit wat ik zelf al ervaren heb, maar ik zie het meer als een zeer verontrustend gevoel dat me bekruipt met een soort van déjà vu. Wat de rol van de mainstream media hierin is, is me nog niet duidelijk. Zij tonen nu eenmaal vaak het meest sensationele en nuances vind je nog zelden terug. Wel wordt het duidelijk dat Amerika eerder verdeeld is dan verenigd. En als dit niet goed aangepakt wordt, zal dit zich als een nieuw virus verspreiden. De kiem voor een burgeroorlog en voor onrusten wereldwijd. Toch heb ik hoop want ook vele mensen verenigen zich nu. Er komt solidariteit vanuit diverse hoeken: zoals een buschauffeur die weigert demonstranten te vervoeren naar een cel, zoals agenten die zelf knielen voor de demonstranten uit medeleven en respect. Er zijn ook vele vreedzame reacties vanuit heel de wereld tegen racisme en voor gelijkheid. Wat doet dan een goed leider? Een leider verbindt en brengt het volk samen. Zo simpel is dat. Een goed leider vertegenwoordigt zijn volk, neen beter nog, is het volk! Het luistert naar alle geledingen die er zich afspelen van de top tot de onderbuik, wat verstopt is en niet naar boven durft te komen is eens zo belangrijk. En dat zal deze leider - of het politieke systeem - samenbrengen tot een gezond evenwicht. Een moeilijke balans waarbij extremen steeds zullen trachten de leider in diskrediet te brengen, maar een goed leider doorziet dit en weet die balans te behouden en op de juiste manier erover te communiceren. Duidelijk, helder en zonder vooroordeel, in het licht van een volk dat de kans krijgt om zich te ontwikkelen.Daarmee keer ik even terug naar Nina Simone, deze grand dame van jazz, blues en klassieke muziek, had ook haar fouten en enkele extreme kantjes, maar zij kanaliseerde die in haar muziek, dat mensen raakt en samenbrengt. Wat engagement betreft is zij alvast een voorbeeld voor de generatie van nu. Haar songs klinker luider dan ooit. Wanneer leert de mens echt? Als er iemand luid roept? Als het te laat is, dan voor even? Of als iemand net op de juiste plaats op de juiste manier, luistert en je echt iets te vertellen hebben? Wanneer staat er dan een nieuwe Simone op of een Martin Luther King of een Gandhi of ... ? Of zijn wij het, de gewone mens, de leraar, de verzorger, de kunstenaar, de arbeider, de bediende, de zelfstandige: zij die hard werken en dit doen vanuit passie voor het vak en vanuit liefde voor de naaste? Zo, die mensen dus, zij die echt luisteren en een krachtig menswaardig signaal geven, zonder bloedvergieten, vanuit het hart spreken en zachtheid brengen in een wereld met individuen die niet meer durven zien welke eigen weg, samen te kunnen gaan.

Bart Vermeer
44 0

Als ik even tijd heb

Ik heb er geen zin in.  Dagen, weken, jaren aan een stuk roep ik het luid: als ik tijd heb. Als ik tijd heb doe ik de grote kuis. Koop ik mij een elektrische fiets en fiets elke dag kilometers ver. Duwen we hem in de achterkant van onze ruime wagen – daarom kochten we hem toch? – rijden we tot in de verste uiteinden van het land en fietsen we stad in stad uit. Niet naar Nederland. Ik haat Nederland. Iedere vakantie die we daar ooit doorbrachten hadden we slecht weer en onweerde het elke avond. Echt elke avond. De kinderen noemden het op den duur Donderland.    Ons witte houten plafond. Ik zie het niet graag. We kregen het erbij, zes jaar geleden bij het verlijden van de akte. De vorige bewoners vonden het ook maar niets. Dus lieten ze het hangen. Dat witte plafond heeft ofwel een lik verf nodig ofwel gewoon eens een haal met een natte spons doordrenkt in Cif. Als – wanneer – ik eens een paar weken thuis zal zijn, dan was ik dat houten plafond af. De barre winterse avonden zijn telkens een reden voor de echtgenoot om het haardvuur te doen aanwakkeren. Tof. Echt tof. Een open haard. Heet, brandend, rood met geel vuur. Assen die ronddwalen in de living. Een schoorsteen die verstopt zit door een duif die net in de onze zijn nest wil maken om de winter door te komen. Zie je het al voor je. Dat mooie, witte, houten plafond. Zwart. Dan heb ik het niet over mijn gordijnen. Ooit maagdelijk wit. Doordrenkt met rook in een huis waar niemand rookt.    Zou het niet zalig zijn, zo eens weken thuis zijn zonder ziek te zijn. Dat zei een collega onlangs tegen mij. Ik beaamde het volmondig. Gewoon thuis. Geen wekker ’s ochtends. Geen rush naar het werk. Sneeuw moet niet geruimd worden van de vensters, ik wacht wel om naar de winkel te vertrekken tot het ijs gesmolten is. Heel de dag naar series kijken. ‘s Nachts niet kunnen slapen omdat het middagdutje uitgelopen is tot na vijf uur. Pas ‘s middags wakker worden omdat ik ‘s nachts door het huis rond dwaal op zoek naar de geest die we bij het huis kochten. Vonden de vorige bewoners blijkbaar ook niet nodig om die mee te doen. De douche een paar dagen overslaan, want ik ga het huis niet uit. Lekker lui de ganse dag rondlopen in lazy pants. Of met een poncho over mijn hoofd. Schijnt de mode te zijn. Maar opgepast, het verspreidt zich snel. Liep er hier onlangs één iemand mee rond, zijn er dat intussen al twee. Meer dan 20 graden en de jeugd heeft het koud.    Ik zou meer op bezoek gaan bij anderen. Wanneer ik eens vijf weken verlof heb. Bij mijn pa. Dan nestel ik me in zijn zetel. Eet de ene winegum na de andere op. Hij vraagt er gewoon om, elke dag staat er een nieuwe kom vol met snoepen klaar. Ik verdenk hem ervan ons zo naar hem toe te lokken. Ik zou niet zeggen: ‘nee pa, ik kan niet lang blijven. Ik heb geen tijd.’ Lees: ik wil me in mijn zetel nestelen met een deken om me heen, want ik ben moe van het geklaag op het werk, van de eindeloze stroom aan telefoons van mensen die niet altijd even vriendelijk blijven. Mensenmoe. Wereldmoe. Gewoon moe. Ik blijf urenlang in zijn zetel zitten en luister naar de verhalen die hij keer op keer herhaalt. Ik luister. Hij is elke dag alleen. Doe alsof ik het verhaal nog nooit gehoord heb. Dat is het minste wat ik voor hem kan doen.    Het grappige is. Ik ben nu al zeven weken thuis. Ik kan het plafond afwassen. De echtgenoot is eraan begonnen. Na één vierkante meter zei hij: ‘het heeft geen zin, je ziet het verschil niet.’ Weer een klus die kan afgevinkt worden.  Ik kan mijn huis schoonmaken van zolder tot kelder. We hebben geen kelder, nog een klus afgevinkt. De elektrische fiets heb ik niet. Te duur voorlopig, helaas.  Series kijken lukt wonderwel. ‘s Nachts slapen moeilijk. Soms voel ik een druk op mijn borst die er voorheen nooit was.  Mijn pa kan ik niet bezoeken. We skypen zo nu en dan. Niet veel. Te weinig. Ik bel hem niet vaak. Er zijn dagen dat ik honderd telefoons beantwoord, bellen is dan het verste van mijn gedachten. Hij vraagt me boodschappen mee te brengen die hij eigenlijk zelf kan meebrengen als hij naar de winkel gaat. Ik zet ze als een dief in de nacht aan zijn voordeur, bel aan en blijf dan op vijf meters van hem staan om toch even met hem te praten.    Ik denk al heel mijn leven dat ik niet veel schoonmaak omdat ik geen tijd heb. Blijkt dat het niet gebeurt omdat ik het gewoon niet graag doe. Dat heb ik geleerd, in die zeven weken, waarin we noodgedwongen binnen zitten.  Naast alle andere zaken die we allemaal intussen in deze tijden van onzekerheid wel geleerd hebben. Dat we nooit meer zomaar iets voor lief nemen.  Gelukkig zijn er in tijden van onzekerheid nog zekerheden.   

Jenka
10 1

Boomterreur

Ze staan zo stevig met hun voeten in de grond, de bomen die ik op mijn ochtendwandeling tegenkom. Sommige stammen hebben vijf mensen met hun tien armen nodig om hen volledig te omvatten. Verstilde reuzen zijn het waar ik steeds vol verwondering naar opkijk. Majestueus registreren ze onze herinneringen: ze noteren het meisje dat struikelt, ze kijken met blozende blik naar prille verliefden die onder hun koele bladerdek de eerste kus wisselen, ze luisteren naar miljoenen gesprekken. En zo zijn ze. Gewoon. In stilte. Er zijn mensen die bomen moedwillig verminken. Hun huid wordt opengereten, er wordt in hun aderen gesneden. Ze bloeden zonder bloed. Zo wonderlijk zijn de bomen. Ze dragen hun lijden met gratie, zonder enig stemgeluid. In welke vreemdsoortige roes moet een mens al niet komen om zo’n sadistische daad te beramen? Iemand die moedwillig een langzame, pijnlijk doodsstrijd toekent aan iets wat gewoon is. Wat ons zuurstof geeft. Het lijkt een vergezochte zelfmoord. Ik zou ook wel best een boom willen zijn. Zij kunnen gewoon zijn, weet je. Drukte is niks voor hen, net als status. Ze doorstaan stormen en hittegolven waaronder de meesten zelden bezwijken.  Elk jaar bloeit hun harde lijf opnieuw. Dan worden ze liefelijk en zacht, met bloesems en een fraai bladerdek. En dat terwijl wij slechts één keer lente, zomer, herfst en winter beleven. Het menselijk lijf bevat slechts één ring waarbinnen het speelveld van het leven zit. Niet iedereen haalt de winter, sommigen komen niet voorbij de lente.  In de voorbije weken begroette ik ze met veel plezier. Ik vloekte zelfs wanneer er op één van mijn fietstochten een lange strook zonder bomen aanbrak. Geen verkoeling, geen zachte schaduw waarin ik even kon bekomen van de zware warme zon. Misschien begrijp ik het ergens. Ik ben jaloers op bomen. Hoe ze in alle stilte en rust de dag door komen. Hoe ze in alles wat ze zijn het leven voeden met schaduw, met zuurstof. Bij sommige mensen kan de jaloezie zo erg worden dat het omslaat in blinde haat. Misschien gebeurde het hier op die manier?  Deze ochtend liep ik wat dichter bij de bomen. Ik legde mijn hand op de schors die aanvoelde als bezorgde rimpelhuid. Het bladerdek maakte zich al klaar voor de zon die alweer een hele dag zou beuken op het groen. De aarde waarin de wortels wroeten wordt stilaan stof. Een nieuwe crisis lonkt al om de hoek. Voor velen zijn het ‘maar’ bomen. Uiteindelijk zijn we toch ook ‘maar’ mensen?

Jolien Van de Velde
49 1

Een aarzelende schoonheid

We zijn op weg naar Brussel, voor een concert van onze favoriete band. Ze spelen voor de tweede avond op rij een uitverkochte show. "Heb je gezien wat ze gisteren speelden?", vraagt mijn vriend aan het stuur naast me. "Serieus, staat die playlist online?", vraag ik terwijl ik mijn telefoon uit mijn broekzak haal. "Ze spelen nooit twee avonden na elkaar allemaal dezelfde nummers", zegt hij. "Anders is het voor hen ook niet plezant." "Ja, daar is iets van", zeg ik. "Dat is alsof je elke dag hetzelfde zou eten. Alhoewel, vroeger bakten we thuis op maandag de overschot van de op zondag gekookte aardappelen in de pan. Met wat er over was van de groenten. Ik vond het dan nog beter smaken.” We hebben tijd om over vroeger te mijmeren. "Ze hebben gisteren 'Hesitating beauty' gespeeld", zeg ik met een blik op de setlist. "Wist je dat Woody Guthrie die song geschreven heeft?" Natuurlijk weet hij dat. “Dat wordt geen aarzelende schoonheid vanavond”, zegt hij. We hebben tijd om taallolligheden in het rond te strooien. Nog meer dan het liedje zelf, is de titel van de song een parel. Schoonheid begint aarzelend. Het laat zich niet meteen zien. Soms moet je twintig keer naar een schilderij kijken om die schoonheid te zien. Of een song telkens opnieuw beluisteren. Of dertig keer een gedicht lezen. Echte pracht neemt een aarzelende start, maar blijft dan hangen. Maar dat vertel ik allemaal niet in de auto. "Van Brussel zeggen ze ook dat het een aarzelende schoonheid is”, zeg ik. “Na een tijdje ga je ervan houden.” Dat aarzelend blijkt te kloppen. De bus die ons vanaf de randparking naar de concertzaal brengt, moet aan een slakkengangetje rijden. Brussel zit potdicht. Alsof het prachtig concert ook aarzelend op gang moest komen.  

Rudi Lavreysen
31 1

Huidhonger

Ik pak er niet graag mee uit, zeker niet nu ze zich alle drie in de annalen (gaaay!) der Bekende Vlamingschap hebben laten optekenen, maar het is zo dat Marc Van Ranst, Erika Vlieghe en Steven Van Gucht al jaren goede makkers van me zijn. En wat dan nog, denk je nu. Zo’n saaie expertjes, daar beleef je toch in geen honderd jaar wat noemenswaardigs mee. Het wildste wat die al gedaan hebben is een boek te laat binnenbrengen in de bib. In dat geval kan ik alleen maar zeggen dat jij duidelijk de Ranstbeer, Vliegerke en de Van Gucht niet kent zoals ik. Marcus Auransius, Homo Sapiens Sapiens Sapiens Vanransticus (gaaay!), Maurice Van Ranzigem ... Vlaanderens meest geliefde virusvirtuoos verwierf al vele bijnamen tijdens onze vriendschap. De heerser slaagt er dan ook in om zichzelf om de paar jaar volledig heruit te vinden én te excelleren in alles waar hij z’n zinnen op zet. Zo leerde ik hem kennen in '98 toen hij McBlaffy, onze hond, een beurt gaf in De Woeffalize, zijn razend populaire hondenkapsalon in Houffalize. Amper 2 jaar later stond ik in de tribunes te applaudisseren toen hij het Belgisch Kampioenschap Ritmische Gymnastiek verpúlverde met zijn Titanic-act. Daarna trok hij naar Zweden om er de eerste vegan slagerij van Europa te openen. En ook nu weer gaat hij – excuses – viraal met zijn carrière als viroloog. De Ranstbeer is de Beyoncé van België en mag daar trots op zijn. Maar Erika is me der ook eentje, hoor. Weinig mensen herinneren het zich nog, maar onze Chef Experts deed al eerder een worp naar de bekendheid toen ze in 2003 met haar partner Jordy deelnam aan Temptation Island. Vanaf dag 1 hadden de mannelijke verleiders hun pijlen gericht op de charismatische Erika, maar dat was buiten haar Bijbelse loyaliteit gerekend. Elke avond lagen de roofdieren geduldig te wachten tot Vliegerke voldoende lazarus zou zijn om er diep onkuise dingen mee te doen. Een slimme tactiek, ware het niet dat Erika de lever heeft van een neushoorn en iedereen met gemak onder tafel zuipt. Nooit liet de crew meer helikopters met kisten Bacardi Breezer, Smirnoff Ice en Vodka Rouge aanrukken dan toen. En na een week werden de weinige verleiders die zich nog niet aan elkaar hadden vergrepen afgevoerd terwijl het teelvocht onophoudelijk uit hun ogen spoot. Het andere eiland was andere koek. Tijdens de finale bleek dat de West-Vlaamse Jordy gewuun etwa onskuldig ‘ad lihh’n veuhel’n met alles van verleidsters tot resortpersoneel en cameraploeg toe. En zo werd Vliegerke op slag single en leerde ik haar kennen in de Carré, waar zij de laatste acte de présence van haar contract afrondde en waar ik en Flashdance Van Ranst destijds in een kooi stonden te dansen voor grof geld. En dan is er nog het alfamannetje van ons kwartet. De Van Gucht is het type dat een café binnenkomt, na 20 minuten iedereen bij naam kent en voor de rest van de avond high fivend de polonaise trekt. En een macho dat het geen naam heeft. Als je tegen de Van Gucht zegt: wedden dat jij de eigenares van die D-cup haar nummer niet kan scoren voor middernacht, dan mag je er zeker van zijn dat hij ze om half elf in grand écart op z’n capot ligt suf te pompen terwijl haar minder knappe vriendin hem tussendoor gulzig van fellatio voorziet. Elke keer weer lachen we ons kreupel met Don Juan Van Gucci. Vliegerke vaak wat groener, omdat ze net als alle vrouwen in zijn omgeving vroeger nog iets met Steven gehad heeft. Gisteren zaten we met vier in een Brusselse kroeg – privileges voor experten en hun vrienden, neem het mij niet kwalijk – aan een schuimende La Chouffe van ’t vat te lurken, wanneer de Van Gucht plots zegt: Godverdomme, mannen, huidhonger! Huidhonger dat ik heb tegenwoordig! Ik zweer het, op weg naar hier zag ik een twintigjarige in tennisoutfit voorbijlopen en voor ik het wist, had ik al geroepen: ‘Hey, sappig kutje! Kom maar trainen met de ballen van papa Gucci hier. Ik zie wel dat het handvat van je racket nog nat is, hoor. Kleine hoer!’ Erika schuifelt wat ongemakkelijk over haar stoel en giechelt. ‘Da’s perfect begrijpbaar, hè Steven,’ zegt Marc, ‘je moet je daar niet slecht over voelen. Zo'n goeie knuffel geven, mensen missen dat.’ ‘Ja, maar knuffelen is het niet’, antwoordt Steven. ‘Ik wil echt iemand hersendood penetreren. Gisteren kreeg ik een joekel van een stijve toen ik in het 7 uur journaal tegenover Martine Tanghe zat en haar druk in de weer zag met het scrolwiel van haar muis. En normaal walg ik van muizen. Die dingen zijn als Bobbejaanland voor bacterieën.’ Even is het stil, alsof iedereen de woorden van Steven wil laten bezinken. Tot de Ranstbeer dat vermoeden volledig van tafel veegt door een surreëel luide boer te laten. Erika verslikt zich bijna van het lachen en gaat er vervolgens over met een driedubbele knaller. De Van Gucht lijkt even teleurgesteld, maar de macho in hem neemt het al snel over en brengt dan een exemplaar ten berde dat de enkele beglazing van het café secondelang doet nadaveren. Ik laat met moeite een miniboertje, want ik ben geen fan van makkelijke, platvloerse humor en we lachen er allemaal om, al lees ik in de ogen van Steven dat hij zich afvraagt of z'n vrienden hem eigenlijk serieus nemen. En zo zie je maar, onze experten zijn ook gewoon mensen zoals jij en ik. Het zijn schepsels die, naast de nadelen van de crisis die iedereen ervaart, permanent onder stress staan omdat ze knopen doorhakken die de dood van duizenden tot gevolg kunnen hebben. Denk daar alsjeblief even aan de volgende keer dat m'n kameraad Steven je wild gesticulerend uitnodigt om op z'n gezicht te komen zitten, omdat hij 'hetzelfde wil doen met jou als jij met dat smeltende ijsje in je hand'.

Hans Verhaegen
41 0

Fietsen door de tijd

Vroeger, toen vrouwen nog naar hun mannen luisterden was alles anders. Anders, maar toch hetzelfde. Het verschil zit ’m nu in de creativiteit van de man om zijn vrijheid te kunnen claimen. Zeventig jaar geleden hoefde dat niet zo. In doorsnee Vlaamse dorpen was het bijvoorbeeld traditie dat men op zondagochtend naar de kerk ging. Zondagse kleren aan en hup, braaf naar de mis. Na deze wekelijkse vromelijkheid pleegde manlief het café in te duiken voor een frisse pint en een babbel. Moeder de vrouw knoopte dan haar schort van noeste ijver voor om de zondagsnoen voor te bereiden. Tegen de tijd dat het hele dorp naar gekookte patatten en gebakken vlees rook, was het voor manlief tijd om heim te keren. Wellicht kreeg hij dan z’n wekelijkse saus; dat zijn adem naar bier stonk en hoe hij aan dat blauw oog kwam. Daarna werd het middagmaal in rust en vrede verorberd. Namiddag was er vlaai en koers op tv. Een nieuwe werkweek kon beginnen. Vreemdgaan deed men achter hoek en kant, in het veld of in de schuur. Er was altijd wel een deerne te vinden voor een pleziertje in het hooi. Moeder de vrouw wist zogenaamd van niets. Ze zweeg. Ze negeerde de weeë geur in zijn kleren en hield haar mond over de roddels in het dorp. Wat kon ze ook anders. Scheiden was uit den boze en protest aantekenen stond voor velen gelijk aan een pak slaag. Zij had de zorg voor de kindjes en het huishouden, dus zweeg ze. Voor haar was er altijd nog de melkboer. Anno 2020 hijst de gemiddelde Vlaming zich op zondagochtend in een strak pak om vol passie zijn hangbuikje over de stang van z’n racefiets te buigen. Meestal doet hij dit niet alleen. Hij doet het in groepjes van 3 tot 50. Stoer en sportief manvolk siert de straten van het Vlaamse land. 90% overleeft deze ritten, 10% helaas niet. Hartfalen of ongeluk worden als oorzakelijk getipt. Teveel bier en spierballen rollen zitten hier wellicht voor iets tussen. De kerk maakte plaats voor 80km doortrappen en het café verplaatste zich naar een paar dorpen verder. De grieten in het hooi maakten plaats voor de digitale fantasie, de pornhubs en de online dates. Het boerenwerk ruilde men in voor het kantoor in de stad en in plaats van op de traktor, zit men nu in de file. Vrijheid kan enkel nog geclaimd worden met creativiteit. Mannen van nu moeten multitasken gelijk een vrouw; denken aan de vergrendeling van de smartphone, het ingewikkelde paswoord op de computer, het leegmaken van de cache en het verbergen van de Whatsapp berichten. In de evolutie van toen tot nu werden mannen creatiever en vrouwen slimmer. Geëmancipeerde gelijkheid? Op vrijheid staat nu een hoge prijs voor de hedendaagse man. Als hij niet sportief en creatief genoeg is, en zij te slim, mag hij zijn zondagse noen zelf maken en in alle eenzaamheid verder fantaseren over zijn digitale droomgriet die sowieso nooit zou slikken waar hij van droomt, terwijl zijn ex met haar nieuwe adonis de geschiedenis herhaalt. Hoe schoon en ongecompliceerd het toch was in die goede oude tijd… 

Heidi Schoefs
45 0

De schrijfgeest

Op een dag verscheen hij. En ik zat net verwoed mijn CV uit te typen op een oude pc die al eens tegenpruttelde. Ik had het nu wel gehad met mijn voorbije 3 jobs die net geen 12 jobs en 13 ongelukken waren geweest. Het zat me hoog. Ik voelde me telkens verdrinken in professionele keuzes. Ik kreeg het waas voor de ogen wanneer een jobadvertentie begon te dansen en te springen om aandacht want mijn spaarrekening had verstek gegeven om vanzelf te groeien (eigenlijk had die er nooit zin in gehad). Ik kreeg het benauwd zodra het woord "jobkeuze" viel, en ik steevast het zinnetje "wat wilt u gaan doen" om de oren gezwierd kreeg door een goedgezinde commercieel consulente (dat zijn ze allemaal, goedgezind) in het zoveelse uitzendkantoor dat ik aandeed. Het zweet brak mij uit in mijn cv-schrijfspinsels toen de schrijfgeest een tikkeltje tegen mijn buik duwde. Ik voelde een kriebel, een tintelend gevoel, een heftige emotie van verwardheid. Ik was toch een cv aan het uitschrijven, geen roman, geen gedicht, geen verhaal, geen andere krabbels...nee, het was een sec CV, droog, to the point en niets meer. De schrijfgeest maakte het toch wat te gortig. Ik voelde me in alle staten overvallen door dat gevoel. Terwijl ik zo mijn best deed om al mijn professionele prestaties uit te persen in 2 A4'tjes. Dat ging helemaal niet. Ik liet me neerglijden in mijn stoel. Ging dan weer helemaal mooi achteruit zitten. Ik haalde diep adem. Zuchtte zo fel dat de muur dampig werd. Bleef onverroerd voor me uit staren. Jij kleine duivel, dacht ik, wat voor een moment heb jij uitgekozen om mij zo te kwellen. Dit gaat niet. Nee, ik moet dit CV uittypen. Ik kan geen roman, verhaal, column of eender wat uitschrijven enkel en alleen opdat jij je zin zou krijgen. Dit gaat helemaal niet. De schrijfgeest bleef aandringen. Ik werd kalm en toch ging ik ook bijna door de rooie. En toen kwam het eruit. Ik schreef in mijn CV: ik ben een woordkunstenaar, een creatief schrijversbeestje. Ik heb een blog. Een ware passie voor schrijven. Ik werd bijna vuurrood en het was een gloed van geluk. Het was duidelijk: hij had zijn zin gekregen, die kwellende schrijfgeest.

Maïté L.
10 0

Binnendieren.

 Samen met mijn kater zit ik achter frisgewassen tralies van glas. De wereld ging op slot, alweer vijftig dagen geleden. Het nieuwe gewoon.De anderhalvemetermaatschappij en burgerzin zijn begrippen geworden die we dagelijks lezen in de krant. Een gemeten geweten, toch lossen cijfers niet alles op.De lente doet haar best, knoppen ontploffen, zelfs binnen tranen mijn ogen als gevolg van een pollenallergie, deze kent geen grenzen. De zon probeert ons uit onze tent te lokken maar we zijn moedig en houden vol. Kinderstemmetjes klinken door de dunne stadsmuren waar ze eigenlijk buiten zouden moeten klateren, als fris water na lange droogte. De wolken razen voorbij, enkel de wolken, mensen razen niet meer. Ik praat tegen de planten, de kat en natuurlijk tegen mezelf. Zoveel verloren woorden, die vallen voordat ze zijn aangekomen. We luisteren naar elkaars verhalen, draadloos verbonden verdrinken we in eenzaamheid. De glimlach, verstopt achter een zelf genaaid masker, zo zien we eruit als bandieten in een western. Ogen blikken angstig weg. We zijn allemaal potentieel gevaarlijk, virusdragers, tot de dood erop volgt. Pijlen op de grond als een speurtocht voor kinderen, moeten verhinderen dat we elkaar voor de voeten lopen in leeg gehamsterde winkels.Haren groeien onverstoorbaar verder net als het gras in het park. Waar je niet mag gaan zitten, enkel in beweging, snel snel een frisse neus. Boetes voor te dichtbij worden uitgedeeld als zoete broodjes op een zondagochtend. De dagen verliezen hun betekenis. Kinderen verwelken nog in de knop, oudere worden behandeld als dor hout. Ramen zijn etalages van verstilt leven waaruit witte lakens wapperen vol overgave. Elke avond klappen we ons naar de waanzin voor helden die tot voor kort wegbezuinigd werden.Economisch gezien is het een ramp, orakelt het nieuws. Mentaal een catastrofe fluisteren we zacht tegen de muren. Mijn huid hongert waar stille hoop groeit dat we mogen beseffen wat er werkelijk toe doet in een gelukkig leven.Ik sta op, geef de kat zijn brokjes en maak de essentiële verplaatsing naar de bank. Weer een dag op de kalender en de zon gaat onder. Hanneke van de Kerkhof    (2-5-2020)

Miss Blue Sky.
14 2

De vraag van de dag

Hij ligt op tafel. De vraag van elke dag. "Wat eten we straks?" Als het compromis er eindelijk is, schrijven we de benodigdheden en de rest van de boodschappen op een geel notitiepapiertje. Inkopen doen, het kleurt tegenwoordig je dag. Bij de supermarkt worden we in de wachtrij begroet door een kennis. "Ik ga naar Italië", lacht hij. "Straks maken we zelf pizza. En jullie? Naar de zee? Dan moet ge naar de visafdeling. Och, je mag toch een beetje plezier hebben." Aan de winkelkarren wacht een medewerker ons op. Met de beste wil van de wereld versta ik niet wat hij zegt. Zijn mondkapje zit er voor iets tussen. Ik schakel over op mijn dovemansmechanisme. Doen alsof je het begrepen hebt, tegelijk ja en nee knikken, hm hm murmelen, maar in werkelijkheid niet weten wat er gezegd wordt. Maar mijn tactiek werkt niet. Hij houdt me tegen. "We moeten allebei een kar nemen", zegt onze jongste. “Oké”, zeg ik, waarna ik een jeton uit mijn portefeuille haal en de tweede winkelkar losmaak. Het doet me plots aan een botsauto van de kermis denken. Wat in de groenteafdeling niet overdreven is, want door de drukte is een botsing niet uitgesloten. We besluiten om elk een deel van de boodschappen te doen. Om hem terug te zoeken ga ik achteraan in de supermarkt de rijen af om ze volledig te overzien. Maar hij doet tegelijkertijd hetzelfde, waardoor we elkaar missen. Gelukkig hebben we allebei een telefoon. Ik hoor hem vlakbij ‘hallo’ zeggen. Bij het inladen krijg we een stortbui op ons hoofd. Kletsnat stappen we de auto in. We lijken wel twee kletsnatte honden die uit het water komen en zich droogschudden. Ik doe er nog een luid hondengeblaf bij. Maar soms moet je ook weten wanneer het genoeg is geweest.  

Rudi Lavreysen
30 0

Inspiratie is een diva

Inspiratie beschouw ik als iets extern, als iets dat buiten mezelf bestaat in een efemere toestand, zoekend naar een drager of ontvanger. Zoekend is misschien niet het juiste woord, inspiratie wordt eerder aangetrokken door de meest geschikte voedingsbodem vanwaar ze kan uitgroeien tot een vaste vorm. Als een dwarrelend zaadje in de wind dat uiteindelijk een plekje in de grond opeist. De voedingsbodem waartoe inspiratie zich aangetrokken voelt, moet een zekere rijkdom bevatten. Dat wil zeggen dat inspiratie enkel een toevoeging kan zijn aan iets dat reeds van waarde is. Ze kan zich niet manifesteren in een vacuüm. Om zich te materialiseren is inspiratie afhankelijk van een welwillende ontvanger. Er zijn gelukkig meerdere potentiële ontvangers waar inspiratie zich bij kan aandienen. Inspiratie is ontembaar, niet te dwingen of te regelen. Ze wil het liefst spontaan in een open geest ontvangen worden. Er zijn wel enkele dingen die je kunt doen om jezelf aantrekkelijk te maken voor inspiratie. Bijvoorbeeld door simpelweg luidop of in gedachten te spreken tot inspiratie en te zeggen dat je jezelf openstelt voor haar. Rust is ook een vereiste, al is het alleen intern. Een hoofd vol gedachten blokkeert inspiratie. Je kunt een band opbouwen met inspiratie en haar een vaste plaats in je leven geven. Een meesterlijke creator voorziet steeds voldoende tijd en ruimte waarin ze kan floreren. En heeft er vertrouwen in dat ze er zal zijn. De uitwisseling gebeurt gevoelsmatig en moeiteloos. Inspiratie kan je overvallen en je treffen op een moment dat je even de middelen niet hebt om haar te ontvangen. Maar wie inspiratie echt naar waarde schat, geeft haar met plezier en vanuit dankbaarheid voorrang. Inspiratie is als een diva die erop staat om op haar wenken bediend te worden. Maar ze kan ook geduldig zijn. Ze heeft begrip voor de drukke dagdagelijksheid van haar ontvangers en voor onverwachte omstandigheden. Als het moet, dan blijft ze wel even in de buurt wachten tot de omstandigheden gunstig zijn. Maar als de respons uitblijft, dan zal ze zich tot andere ontvangers wenden. Inspiratie is dus niet persoonsgebonden, noch kan ze iemand toegeëigend worden. We kunnen onszelf wel wijsmaken dat bepaalde lumineuze ideeën zomaar vanuit onszelf zijn opgeborreld, maar in wezen zijn ze ons binnengevallen. Inspiratie hoeft geen erkenning, haar ontvangers mogen gerust in de waan verkeren dat ze alles zelf bedenken, zolang zij maar tot uiting komt. Ze heeft geen ego, ze is enkel een potentieel, een energie die een vorm wil zijn. Als haar aanwezigheid het halsstarrig laat afweten, dan moet je de reden bij jezelf zoeken. Want elk ontvankelijk open kanaal zuigt inspiratie aan. Indien dit niet het geval is, dan is er iets dat de ontvangst blokkeert. Dat kunnen gedachten en overtuigingen zijn. Onrust. Een gebrek aan zelfvertrouwen. Of iets anders. Te hard willen werkt ook niet, op geen enkel vlak trouwens. Het is beter om iets hartstochtelijk te willen, ernaar te handelen en het dan in volle vertrouwen weer los te laten. Zit niet te wachten op inspiratie, maar vertrouw erop dat ze wel zal komen. Speel, leer en experimenteer ondertussen gewoon verder. Onverwacht zal zij plots opduiken en jou doen glimlachen. Mijn relatie met inspiratie is redelijk hecht. Ik maak bewust tijd voor rustige momenten op mezelf, wat ruimte schept voor spontane creativiteit. En in zulke omstandigheden bezoekt inspiratie mij graag. Ze fluistert mij een idee of een paar sterke zinnen toe. Ik neem vervolgens een notitieboekje of klap mijn laptop open. En dan laat haar stromen, via mijn vingers het leven in.

KarolienDeman
40 1

Liefde op blinde afspraak.

In de liefde is daten het meest onnatuurlijke. Ik geloof in de spontaneïteit van de ontmoeting, de verrassing, het onverwachte dat je overvalt, alsof magisch poeder met duizenden fonkelende sterretjes over jou verspreid wordt. Dat gevoel. Elkaar ontmoeten is nog nooit een sociale constructie geweest, laat staan een televisie-attractie voor kijkcijfers en winsten. Toeval laat ik aan Madame Soleil over. Aantrekkingskracht aan de relativiteitaanhangers. Waar is de liefde dan gebleven? Daten is de liefde op afspraak in je agenda zetten. ‘First dates’ en ‘Blind getrouwd’ zijn programma’s die in formats en in jouw agenda als kandidaat gegooid worden, de liefde commercieel bedrijven en zand in de ogen strooien van een Vlaanderen dat zich verveelt. Het broeit verder op de eerste successen van Big Brother. Mensen zonder een eigen leven kijken en luisteren graag naar wat anderen zeggen en doen. Tussen de chips en de drank. Hangend in de zetel. Om commentaar te kunnen geven over mensen die ze van toeten noch blazen kennen. Het brengt de oude wijven achter vergeelde gordijnen uit mijn dorp in herinnering. De gemene roddeltantes, de losse tongen. De lege dozen. BV worden is een gevaarlijke stiel. Je BV-kunsten vallen of staan met hoe sympathiek je overkomt, met wat je allemaal zegt, met wat je allemaal onderhuids en tussen de regels vertelt en met wat je uiteindelijk van jezelf laat zien. BV zijn is jezelf in handen leggen van scripts, formats, investeerders en producers. Kijkcijfers moeten opbrengen. En de boekses moeten verkopen. “Ik wil niet overkomen als een ijskoningin”, lacht Nick in “Vandaag” de opmerking weg dat Christophe veel aanzoeken heeft, zelfs een nieuw lief heeft gevonden en Nick met een lege Whatsapp of e-mailbox zit. Want Christophe en Nick uit “Blind getrouwd” zijn geen koppel meer. Nick is een vriend van een vriend van me. Nick is een aangename jongen met fijne humor en die rationeel en misschien met nét iets te veel voorzichtigheid in het leven staat. Zijn eerlijkheid siert hem. Nick is ook een gevoelige jongen. De weinige keren dat ik hem heb ontmoet voor zijn BV-status waren altijd leuke momenten. Nick is spontaan, goedlachs en loyaal in vriendschap. Maar wat doet het met een mens die van “Blind getrouwd” via “Vandaag” een imago opgespeld krijgt waar je niet naar gevraagd hebt. Drie keer is het woord “ijskoningin” gevallen. Tenslotte wou Nick de ware liefde vinden door met iemand out of the blue te trouwen. Of was het toch maar gewoon om eens mee te doen, het eens te beleven? Het is maar hoe je uiteindelijk zelf naar de spiegel kijkt. Liefde, de echte liefde dan, die komt wanneer je het leven al aangeraakt hebt, wanneer het niet deert of de scherven waarover Christophe het had nog op de grond liggen. Gebroken glazen zijn ook mooie glazen. Liefde is iets dat het vriendschappelijke, het broederlijke overstijgt. Een productiehuis is geen garantie voor die liefde. Een productiehuis is garantie voor uitlachtelevisie en entertainment. Als het een troost mag zijn, rondom mij zitten veel mensen in een liefdeloos, leeg en routineus huwelijk en waar minder wordt gelachen. Ik wens Nick alle liefde toe en de liefde kruist zeker zijn pad nog. Maar meer nog wens ik hem veiligheid nu de trollen zijn pad weten te vinden. Misschien past de titel “Sneeuwkoningin” uit het liedje van Liesbeth List beter bij hem. Die koningin is de liefde. Zoek het maar eens op. En weet “dat liefde altijd wint.”

Erwin Abbeloos
85 0

Eerst even de wereld redden

De ochtend zit er alweer bijna op. Zoonlief heeft nog maar twee van zijn vijf schooltaken voor vandaag gemaakt. Maar al wel flink zijn (echte) juf voorgelezen via videochat. Dus laat ik het maar even zo. En gaan we eerst onze boterhammen opeten en een wandelingetje maken. Als we langs de velden achter onze wijk lopen, roept zoonlief ineens enthousiast: “Kijk, echte oude stenen! Van heel vroeger!” Echtgenoot en ik kijken naar de grond. Het lijkt erop dat een boer een lading oude stenen en tegels heeft gestort om de inrit naar zijn weide te verstevigen. Onze archeoloog in de dop stopt zijn broekzakken vol. Ondertussen bedenk ik hoe we hem hier weer weg krijgen zónder uitgescheurde broekzakken. Of voor hij bedenkt dat papa en mama óók broekzakken hebben. Na wat tegensputteren van onze schatzoeker, lopen we terug naar huis. Papa en ik een paar calorieën lichter en zoonlief een paar kilo zwaarder. Onderweg bukt hij om nog wat stenen op te rapen. Ineens begint hij sneller te lopen. Verbaasd vraag ik hem waarom hij plots zo’n haast heeft.“Ik moet heel belangrijk onderzoek doen,” luidt het antwoord.“Zie je deze stenen?” Hij doet voorzichtig zijn hand een beetje open.“Die moet ik onderzoeken. Ze hebben verschillende kleuren en kunnen misschien wel ontploffen. En dan ontploft de hele wereld, hè!” zegt hij met een ernstig gezicht. Er volgt nog een hele uitleg waarom hij nu absoluut niet zijn schoolwerk kan doen. Het komt erop neer dat hij eerst de wereld moet redden. Tja, daar kan ik toch moeilijk bezwaar tegen maken. En dus ruil ik mijn pet van juf tijdelijk in  voor de pet van sidekick van mijn kleine superheld. Tegen de tijd dat deze coronatoestanden voorbij zijn, heb ik een curriculum vitae van jewelste! Terug thuis laat ik hem even heerlijk in zijn fantasiewereld opgaan. Het wordt zelfs nog even echt spannend! Uit een van de stenen komen luchtbelletjes zodra deze in contact met water komt.“Mama, hou je oor er eens vlakbij,” zegt mijn zoon geheimzinnig. En inderdaad, ik hoor iets borrelen. Snel werkt hij me de berging uit, waar het onderzoek plaatsvindt. “Hij gaat ontploffen!” roept hij merkwaardig enthousiast. Als de kust veilig blijkt te zijn, mogen we terug naar binnen. Hij gaat weer bij zijn stenen zitten en vraagt om een doekje.“Om mijn oude stenen te poetsen. Want dat is wat een archeoloog doet.” Zoonlief schakelt van het ene op het andere moment moeiteloos over van ontmijner naar archeoloog. Blijkbaar zijn wij papa’s en mama’s niet de enige die nogal eens van pet wisselen. Het enige verschil is dat hij geen leerling heeft. De bofkont.  

Vera's Column
5 0

Moederskindje in coronatijd

Kinderen die hun vriendjes en klasgenootjes vreselijk missen. Kleintjes die niet begrijpen waarom ze opa en oma niet mogen knuffelen. Kinderen die bang zijn voor het enge virus dat hun - en onze - wereld zo plots op zijn kop heeft gezet. Het is nogal wat om te behappen voor ons kroost. Van de ene op de andere dag is hun vertrouwde leventje overhoop gegooid. Hoezo mag ik niet naar school? Mama die ineens mijn juf is? Waarom mag ik niet met mijn vriendje spelen, ik ben toch braaf geweest? Ze kunnen het niet plaatsen. Wij volwassenen kunnen het al amper bevatten. Kun je nagaan. De broodnodige structuur die voor een veilig gevoel zorgt bij kinderen is plotsklaps weggevallen. De voorspelbaarheid heeft plaatsgemaakt voor onzekerheid. Best heftig voor onze kleintjes! Er zullen deze zes weken van verplicht thuisblijven ongetwijfeld al de nodige kindertraantjes gevloeid zijn. Zo niet bij mijn 6-jarige zoon. Om eerlijk te zijn: hij vindt het heerlijk thuis. De hele dag bij mama rondhangen is zo'n beetje zijn ultieme droom. Ons gevoelige mannetje heeft er altijd al moeite mee gehad om zijn mama (tijdelijk) los te laten. Waar zijn klasgenootjes hun papa of mama vrolijk aan de schoolpoort gedag zeiden, liep ik de eerste kleuterjaren regelmatig als een piraat met zijn houten been in een wielklem over het schoolplein. Tot de bel ging en de juf hem van mij overnam. Logeren? Daar kun je mijn zoon echt geen plezier mee doen. Behalve als mama meegaat, dan vindt hij het prima. Papa mag natuurlijk ook mee. Maar alleen papa is niet voldoende. "Mama moet het doen" is hier in huis niet voor niets de meest gehoorde uitspraak. Op voetballen, naar de jeugdbeweging of andere clubjes? Hetzelfde verhaal. Hij voetbalt liever met mama of papa in de tuin. Of op het schoolplein met zijn vriendjes. Thuis trakteert hij ons regelmatig op een heuse breakdanceshow. Dan gaat hij helemaal los. Maar kerstliedjes zingen met de hele klas op de kerstmarkt? No way. Hij staat liever naast zijn mama in het publiek naar het optreden te kijken. Carnaval. Nog zoiets. Thuis zet zoonlief gerust zijn zwembroek op zijn hoofd en doet hij twee verschillende sokken aan. Een rode en een groene. Of een dikke wintersok met antislipnopjes aan één voet en een vrolijk gestreepte zomersok aan de andere. Het kan hem niet gek genoeg zijn. Maar hij wil absoluut niet verkleed naar school. Zijn pyjamahelden- en andere kostuums draagt hij enkel binnen de vertrouwde muren van zijn eigen huis. Onder moeders vleugels voelt hij zich het best. Daar is het veilig en durft hij volledig zichzelf te zijn. Blijf in uw kot? Geen enkel probleem voor onze held. Op sokken. Liefst twee verschillende.    

Vera's Column
8 0
Tip

Als angst het overneemt

‘Ik zag hem door de lucht vliegen’ zegt een vrouw in een fleurig bloemenkleed. Op het kruispunt van het jaagpad met de brug ligt een man in wielrennerskleding op de grond. Twee omstaanders buigen zich over hem heen. ’Gaat het mijnheer?’ De man kreunt zacht en opent verdwaasd de ogen: ‘Ja, ik denk het wel.’ ‘Ik had hem echt niet gezien. Ik weet niet waar hij zo ineens vandaan kwam.’ De bestuurster van de wagen knielt naast hem neer. ‘We moeten de ambulance bellen,’ zegt de bloemenvrouw. ‘Je kan niet weten wat die man allemaal mankeert. Een kennis van de vrouw van de vriend van mijn man hebben ze zo ook omgereden en die was toen gewoon naar huis gegaan. ’s Morgens lag ze dood in haar bed. Je kan niet voorzichtig genoeg zijn.’ ‘Nee. Geen ambulance,’ de man op de grond probeert recht te kruipen. ‘Blijven liggen,’ zegt de bestuurster van de wagen. ‘Ik ben verpleegkundige. Ik weet wat goed voor u is.’ De man luistert niet en drukt zich recht. Hij zet zijn helm af. Verder dan dat geraakt hij niet. Zijn fiets ligt verkreukeld in de goot. Eén GSM-oortje ligt bij zijn drinkbus het andere 1,5 meter verder. ‘Geen ambulance. Ik wil niet naar de spoed.’ ‘Daar zou ik nu ook niet willen zijn,’ zegt de bloemenvrouw. ‘Daar ga je dood.’ Haar woorden blijven in de lucht hangen. De toegesnelde omstaanders zetten langzaam een paar stappen achteruit. Voorbijgangers blijven vanop afstand staan kijken maar lopen dan verder. Het is een druk kruispunt op deze zonnige dag. De verpleegkundige bestuurster helpt de man recht en loopt naar haar wagen om papieren te halen. Ze belt met haar man. Ik zet de fiets aan de kant, neem een stoel van het verlaten terras en help de gewonde om te gaan zitten. Boven opent er een raam. ‘Hé, dat mag niet hé! Mijn terras is dicht. Als de politie komt dan heb je een ferme boete!’ Ook voorbijgangers maken nu dezelfde opmerkingen. ‘Social distance houden! De regels zijn er voor iedereen!’ De bloemenvrouw blijft op afstand maar ze is er nog wel. Ze vertelt opnieuw een verhaal over een van haar kennissen die ziek geworden is. De inhoud ontgaat me. De man naast me heeft duidelijk veel pijn aan zijn heup en schouder. Zijn benen en elleboog zijn geschaafd. Zijn grijze haren plakken op zijn schedel. Hij belt zijn vrouw. Ik hoor de paniek aan de andere kant van de lijn. ‘Blijf nu toch rustig,’ zegt hij. ‘Ik ben oké. Ik bel je toch zelf? Kom me nu maar snel halen.’ De bloemenvrouw is aan het einde van haar verhaal. ‘Je moet de ambulance bellen,’ herhaalt ze. De man schudt het hoofd. ‘Nee,’ zegt hij ‘dat doe ik niet. Dan nemen ze mij mee en mogen mijn vrouw en kinderen me niet meer zien. Dan lig ik daar alleen in een bed en weet niemand hoe het met mij gaat. Dat wil ik mijn familie niet aandoen. Ik ben zelfstandige, ik heb een horecazaak en heel dit angstige gedoe bracht me al niets dan miserie. Daar kan ik niets meer bovenop hebben. Straks ga ik nog overkop.’ ‘Dat deed je al,’ antwoordt de bloemenvrouw. ‘Ik zag je vliegen.’

Annick G
151 7

Hoe is het?

Ik was bijna 17 toen een kleine week na de kernramp in Tsjernobyl een radioactieve wolk over ons land dreef. Armand Pien mocht er in zijn weerpraatje niet veel over vertellen. Het zou de mensen ongerust maken, hadden ze hem verteld. Tijdens dat verlengde 1 mei-weekend won Sandra Kim het Eurosongfestival met J'aime la vie. Het viel me te binnen tijdens het kijken naar de voortreffelijke tv-serie Chernobyl op de ons zelden in de steek latende staatszender Canvas. Een Tsjernobylwolk, dat was het nieuwe woord voor het weerfenomeen. Het bleef gelukkig droog. Bij elke crisis verschijnen er nieuwe woorden, al dan niet blijvend. De hoofdredacteur van de Dikke van Dale vertelde erover. Taal is immers zoals de man bij wie na een avontuurtje in het bos een mier in zijn pantalon gekropen was: altijd in beweging. De hoofdredacteur lijkt me een man wie ik goed zou overeenkomen. Of 'akkederen' zoals men bij ons zegt. Een woord dat helaas niet in zijn woordenboek staat. Hij is een man die zijn werkgever alle eer aandoet. Omwille van zijn liefde voor taal, maar op de foto zie ik dat hij een beginnend buikje heeft. Hij kan thuis zeggen dat het 'part of the job' is. Een nieuw woord dat hij mag schrappen is e-peritieven. Mijn tenen beginnen te krullen bij heel wat e-woorden en er valt niets aan te beleven. Je zal maar tegen het scherm van je laptop klinken, ontzettend morsen en je toestel naar de filistijnen helpen. Het ‘raambezoek’ bij het woonzorgcentrum evolueert ondertussen naar een ‘balkonbezoek’. Er worden hoogtewerkers, stellingen en meer ingezet om een praatje te maken met geliefden. Wij houden het voorlopig bij een raambezoek. Onlangs moest ik zo luid ‘hoe is het?’ roepen, dat er meerdere bewoners voor hun raam kwamen te staan. Voorlopig gaat het nog.  

Rudi Lavreysen
12 0