Zoeken

Een koud kunstje

  “Godver!” roep ik terwijl ik mijn handen in een reflex omhoog gooi. Bijna was ik uitgegleden! De sneeuw, gisteren nog een bondgenoot in de instagramwedren, is vannacht veranderd in een verraderlijke ijsvijand. Wanneer ik weer bekomen ben, schuifel ik voetje voor voetje verder. Een visioen van hoe mijn oude dag er zal uitzien dringt zich op. Na nog enkele zenuwslopende meters, die in deze koude aanvoelen als kilometers, bereik ik eindelijk het begin van mijn oprit, waar mijn auto staat. Een zielige jammerklacht ontsnapt uit mijn keel wanneer ik merk dat het portier vast gevroren is. Deze ochtend heb ik een meeting, het is belangrijk dat ik op tijd op kantoor ben! Ik zou de ramen al ijsvrij kunnen maken, ware het niet dat de ijskrabber in de auto ligt. “Problemen?” vraagt een bekende stem achter me. Ik huiver. Wanneer ik me langzaam omdraai zie ik Cynthia staan, naast haar fiets. Mijn buurvrouw is altijd net zoals het weer vandaag; ijskoud en op geen enkel moment boven het vriespunt. Haar toon klonk had bezorgd geklonken, maar ik weet wel beter. Haar ogen fonkelen en rond haar mond zie ik een spoor van een grijns. “Tsja, mijn auto is volledig bevrozen. Ik geraak er niet in,” besluit ik haar spelletje mee te spelen. Mijn blik niet loslatend rommelt ze in haar handtas, op zoek naar haar handschoenen. “Doe zoals ik en neem de fiets. Beter voor het milieu….” haar ogen glijden spottend over mijn lichaam “En voor jezelf.” Witheet van woede probeer ik krampachtig een gevatte repliek te bedenken. Pas wanneer ik haar de hoek om zie fietsen geef ik aan mezelf toe dat zij deze slag gewonnen heeft. Het is jammer dat woede niet te meten valt met warmte. Mijn auto zou op slag ontdooid zijn. Ik kijk op mijn horloge en besef dat de tijd begint te dringen. Tegen beter weten in probeer ik de portieren van mijn wagen nog eens te openen. Zoals verwacht zitten ze nog steeds muurvast. Ik neem mijn gsm in mijn ijskoude handen en ontdek op Google dat warm water de snelste oplossing is voor mijn probleem. Wanneer ik me omdraai, om in huis water op te warmen, zie ik uit mijn ooghoek op de oprit van het ijskoude kreng iets glinsteren. Cynthia’s huissleutel! Deze moet uit haar tas gevallen zijn, toen ze op zoek was naar haar handschoenen. In eerste instantie ben ik meteen bezorgd. Wanneer ze vanavond moe thuiskomt van haar werk zal ze ontdekken dat ze in deze vrieskou buitengesloten is. Ik kan er echt niets aan doen dat ik toch een beetje begin te grinniken.   Even later manoeuvreer ik mijn niet-meer-zo-bevroren-maar-toch-nog-steeds-heel-koud-aanvoelende auto voorzichtig langs de brievenbussen, de baan op. Het zou heel makkelijk geweest zijn om Cynthia’s sleutel achter te houden, ze zou gedacht hebben dat ze hem elders verloren had. Ik ben best trots op mezelf dat ik me niet verlaagd heb tot haar niveau. Cynthia kan haar sleutel zo vinden als ze wil. Maar dan moet ze er wel aan denken om onder de reclame in haar brievenbus te kijken. Ik rijd de straat uit en glimlach.

MiMa
0 0

Het is veel waard

“Och, jullie moeten niet ongerust zijn.” Dat zei onze jongste, na een gesprek over zijn weekendje weg met de vrienden. “Dadelijk is het weer van: wacht maar tot ge zelf kinderen hebt, dan begrijpt ge het wel.” Ik zag mijn vrouw een zin inslikken. Ik meende te zeggen dat wij op die leeftijd, zelfs jonger, al een reis naar het buitenland hadden gemaakt. En bij ons zelfs in het pre-gsm-tijdperk. Zou het kunnen dat de voortdurende bereikbaarheid de ongerustheid doet toenemen? Omdat het toen niet mogelijk was. Ouders dachten: het zal wel in orde zijn. Ze moesten vertrouwen hebben.   Zo gaf een meester van onze lagere school, een voetballiefhebber, regelmatig de opdracht om een voetbalkrantje te gaan halen bij een man, die 200 meter van de school woonde. “Bel maar aan en hij geeft het wel.” De herinnering is vaag, maar ik stel me voor dat je dan nog even langs het raam passeerde en je naar de anderen kon zwaaien, die in de klas moesten blijven. Als een ontsnapte gevangene. Nee, beter als een koning. Want je mocht die dag iets meer dan de anderen.   Je zou het nu moeten proberen. De leraar werd publiekelijk gelyncht. Hoe durft hij het? Een kind alleen op pad sturen? Maar misschien wist hij wel exact hoelang we zouden achterblijven? En zou hij ons na tien minuten achterna gekomen zijn. Niemand waagde het om een omweg te maken. Misschien was het wel afgesproken met de man en was het wekelijks hetzelfde krantje. Niemand van de klas die het ooit bekeken heeft. Misschien wilde hij ons die tien minuten en dat vertrouwen geven. Misschien ook niet.   Maar het is een goed gedacht. En je weet wat ze daarvan zeggen.  

Rudi Lavreysen
0 0

Beproeving

  De beproeving, zei je nog. Een inderdaad, het is zondag ochtend en ik kom tot de conclusie dat het een beproeving voor mij is. Ja, dat ook. Niet voor jou of voor jullie, maar voor MIJ. Nooit gedacht dat stilte zo moeilijk te verwerken is, waar ik anders toch van rust hou. Ik wil dat je geniet, en denk dat jou dat aardig lukt. Meer als aardig zelfs…………ik zie je al schrijven: het was erg leuk, ik ben verliefd. Zij is het…………….Ik reken ermee! En ik wil dat ook jij liefde hebt in je leven…………maar waarom doet het zo een pijn?   Hoe komt dat toch? Ik heb mijn handen vol, heb mijn agenda druk geplant zodat mijn gedachten niet kunnen gaan wandelen. En toch, ik heb een ding over het hoofd gezien: de nacht. Als uit de stilte, doodstilte wordt en mijn hersenen beginnen te werken. Als iedereen om me heen slaap, zelfs jij, langs haar………ergens duizenden kilometers van mij vandaan. Zelfs dat geeft me onrust. 3 nachten al slapeloos. Het zijn geen honderden kilometers meer maar duizenden. En dan denk ik: is ook dat een teken? Scheiden ons nu al duizenden kilometers. Waar alles in grote aantallen anders zo leuk was. Bijvoorbeeld meer als 11000 reacties, woorden, emoties en hunkeringen. Sehnsucht grijpt me. Ik kan geen slaap vatten. “Laat het los” zeg ik me zelf. Ik zie jouw woorden voor me: kwel je niet zelf, dat is voor niets nodig en dan ook: ik hou oprecht van jou. Ik glimlach op mijn kussen en tranen rollen over mijn gezicht.   Een triest gevoel bekruipt me. April komt wellicht nooit. Wellicht wijst jouw beproeving uit, dat je me niet mist en dat je in die 6 dagen hebt gevonden waar je naar op zoek was. En ja; ik zou er dankbaar en gelukkig voor jou moeten zijn. Maar hoe werkt dat? Hoe kan ik dat, als het tegelijk betekent dat het los laten is? Opgeven is. Pijn.   Vrienden, dat zou mooi zijn……….vrienden voor altijd. Maar het zou voor mij betekenen dat ik sterker moet worden, misschien moet ik de muur terug optrekken………de muur die jij gedurende maanden steen per steen hebt kunnen doorbreken. Ik voel me kwetsbaar.   Ik loop op dingen vooruit en moet dat laten. Ik zoek verstrooiing. Het is mooi weer!   En dan nog, wat wil ik eigenlijk? Alles wat ik wil, kan niet………..en wat is het eigenlijk wat ik wil. Is het niet zo dat ik alles heb wat men zou kunnen willen?    

Sonja Blondé
7 0

Stadsforum Model NL - Nederlands in Brussel.

Hoe moeilijk kan « Goeiedag, een glas witte wijn graag », « Goeiemorgen, twee boterkoeken” of “Dag, mag ik een zak alstublieft?” zijn – en bij de laatste uitspraak bij een tweede poging in de lucht een tekening van een draagtas maken. Het zijn dagelijkse situaties aan de kassa, op café. Maar soms ook aan het loket voor een rijbewijs, een nieuwe identiteitskaart. Het mag wel gezegd worden dat er meer en meer Nederlands gesproken wordt in Brussel. Als je meer inzoomt op wie het Nederlands in Brussel machtig is, gaat het over mensen zonder Belgische achtergrond, nieuwkomers en dat is buiten de huidige generatie jongeren van allochtone origine gerekend want deze generatie spreekt naast de thuistaal, Frans én Nederlands.   Het blijft me verbazen dat in sommige handelszaken het personeel de eigen producten in het Nederlands niet kent. Ook beleefdheidsformules die de normale omgang met mensen kenmerkt, kennen velen (nog) niet. Niet bepaald bevorderlijk voor het imago van het pand of respect voor de klant. Wijn, boterkoek (en ook al eens chocoladekoek), zak… het zijn toch geen woorden als hottentottentenstoonstelling? Toch is er merkbaar vooruitgang in het Brusselse. Terwijl de kennis van het Frans van de jonge Vlaming en chute libre is, is de kennis van meerdere talen van de Brusselaar in stijgende lijn. Ach, een deel dertig plussers van Franstalige origine zal het altijd vertikken om alleen het Frans te hanteren. So it be. Laten we daar niet bij stil staan. Some folks only see the liter, we don’t miss them when they’re gone zong een Zweedse popgroep 40 jaar geleden. Laten we focussen op wat wel goed gaat, waar we kunnen verbinden, met wie we kunnen verbinden en kijken wie, met goede wil, een duwtje in de rug nodig heeft. Welke mensen een hand nodig hebben. Daar waar politiek verdeelt en niet in staat is de mens centraal te zetten, verbindt taal. Het on hold zetten van de Cocof omdat ze zich bedreigt voelt in hun taalcultuur is daar een voorbeeld van, om maar te zwijgen over Faouzia Hariche wiens houding en dédain voor het Nederlands op zich alleen al de vertaling van politieke onwil is. Zo’n attitudes zouden bij Stadsforum Model NL ook aangekaart moeten worden. En openlijk om uitleg vragen. Wanneer de burgemeester Close in een interview zegt dat hij Nederlands heeft MOETEN leren, met alle respect voor deze man, dan zegt dat toch iets over hoe moeilijk het is voor Franstaligen en bij uitbreiding het Franstalig Onderwijs om Nederlands bij te brengen zoals dat in Nederlandstalige scholen voor het Frans gebeurt. Taal is ook cultuur, de cultuur van de andere. Ik wil hier nog een keer benadrukken dat in Brussel niet alleen het Huis van het Nederlands lessen Nederlands aanbiedt. De Franse Gemeenschap biedt in hun Promotion sociale even kwaliteitsvolle lessen Nederlands aan en we zien ook daar mensen evolueren, schitteren en van zichzelf een twee- of meertalige versie maken. Het Huis van het Nederlands heeft niet het monopolie en ik vind het eigenlijk jammer dat ook hier vandaag weer geen verbinding gemaakt wordt met de leerkrachten NT2 in het Franstalig Onderwijs. Wij staan altijd een beetje aan de zijlijn als het over NT2 lessen gaat. Er wordt nooit samengewerkt en ook wij wisten niet dat dit georganiseerd werd. Conventies met Actiris en vooral met het OCMW moeten beter. Er moet rekening mee gehouden worden dat veel cursisten nooit een klas hebben gezien, nooit van een opleiding hebben genoten. Het zijn niet alleen schitterende kansen die aangeboden worden maar deze overheidsinstanties staan vaak veel te ver van de persoon. Dikwijls zou het wijselijker zijn de persoon eerst een alfabetiseringscursus aan te bieden, in andere gevallen een inburgeringscursus. Conventies tussen opleidingen en Actiris/OCMW zouden moeten functioneren met een leerkracht NT2 als verbindend element. Met alle respect voor de mensen die er werken, maar gewoon mensen naar de klas sturen omdat ze toch een opleiding moeten volgen, cijfers te halen en dit zonder naar de situatie van de persoon te kijken, is geen optie en gaat ten koste van de (nieuwe) burger. Ik mis vandaag deze verbinding. Dus, beleidsmakers, Bruzz en anderen : richt jullie aandacht ook op ons in het Franstalig NT2 Onderwijs, verbind en durf de archaïsche systemen van conventies die enkel uit zijn op “zie hoeveel mensen wij naar de cursus Nederlands sturen” in vraag te stellen en te resetten. Kunnen we overigens eens de cijfers “de réussite” opvragen bij Het Huis van het Nederlands, Actiris en OCMW? Zo kunnen we het eens in het licht van de praktijk (in de winkels, bij de MIVB, aan het loket) houden en onze strategieën meer inhoud en richting geven. Tenslotte een tip : NT2 gaat niet alleen over competenties als spreekvaardigheid maar evenzeer om attitudes. Vorige week ben ik met een nieuwe klas gestart. Ook via een conventie. Drie studenten (terwijl het Huis van het Nederlands vol zit) die amper Frans of Engels spreken. Ze komen systematisch te laat en willen telkens opnieuw vroeger door want er zijn de kinderen of er is een niet al te duidelijke thuissituatie. Thuis wordt er niet naar TV in het Nederlands gekeken, er wordt geen tijdschrift in het Nederlands gekocht, een bezoek aan een bibliotheek levert niets op en het is eigenlijk 120 uur per module in een klaslokaal zitten. Als leerkracht kan je daar uiteraard je ding bij zeggen maar ook de overheid die de persoon naar een les Nederlands stuurt én de persoon zelf moeten meer in verbinding staan om duidelijk te stellen wat de bedoeling en de opzet is om een cursus Nederlands te volgen. Je kan ook tools aanreiken om de thuissituatie en de opleiding beter te combineren en in evenwicht te houden. Vraag de mensen ook naar hun doelen, naar hun goestingen, naar hun dromen in hun leven. Durf van cursisten mensen te maken. Meer zelfs, laat het mens zijn in iedere cursist naar boven komen, verbind met het Nederlands en werk samen aan een project in het leven van de persoon die zich aanmeldt om Nederlands te leren. Neem me niet kwalijk maar er zijn veel mensen die gestuurd worden via deze conventies en waarvan ik overtuigd ben dat Nederlands voor hen verloren tijd is. Bij vele profielen zijn andere opleidingen efficiënter voor het integreren in de maatschappij en het vinden van een werk (en niet alleen een job). Als wij kunnen genieten van loopbaanbegeleiding en werktrajecten om ons optimaal te laten functioneren in het werk dat we doen en wat we willen doen, mogen we ook de anderen een stukje van deze taart geven. Krijgen cursisten en ex-cursisten ook inspraak in deze dag? Ik kijk dan ook uit naar de uitkomst van deze dag.

Erwin Abbeloos
14 1

Kaas

Elke week valt het wel een paar keer voor dat onbekenden mij op straat aanspreken en vragen of dat niet begint te vervelen, zo volmaakt zijn. En dan beken ik dat ik liever wat meer zoals hen was, ja. Die perfecte kaaklijn, dat gebeeldhouwde lichaam en die overvolle hersenpan brengen je uiteindelijk ook maar zó ver. ‘Dat jij zo volks kan blijven, Hans,’ zeggen ze me dan.   Toch ben ik niet die met seks en succes overgoten Jezus waarvoor iedereen mij aanziet. De bewondering van die mensen groeit dan ook alleen maar als ik hen mijn menselijkheid toon, door hen mijn ene grote beperking prijs te geven die al heel m’n leven een bron van ongevraagde moeilijkheden is.   ‘Je lust géén… kaas?! Dus ook geen Edammer, Camembert, Chavroux of zo’n blauwgeaderde Gorgonzola?’
‘Tenzij hij gesmolten is, niet nee,’ antwoord ik hen. De weinigen van wie de mond nog niet was opengevallen door m’n overweldigende verschijning, moeten er op dit moment in de conversatie ook aan geloven.   Het begon als kind. Ik werd naar een, zoals dat meestal gaat in conservatief Vlaanderen, kaasgezinde school gestuurd. Natuurlijk hoorde ik er niet bij en stond ik elke speeltijd ergens alleen tegen de muur terwijl de rest al kaasetend aan het voetballen was. Thuiskomen met stukjes halfgekauwde Babybel in m’n haar, oren, jaszakken, boekentas, kleurdoos, knikkerzakje, turnpantoffels, agenda, kousen, pennenzak, navel en bilspleet was dagelijkse kost. Ik herinner me nog een uitstapje naar de lokale boer dat volledig ontspoord is, enkel en alleen door mijn uitgesproken zuivelovertuiging. Was juf Karin uiteindelijk niet tussengekomen, dan had die gestoorde koeienpooier me omgekeerd in een boom gehangen met een halve bol belegen in m’n luchtpijp en een riek in m’n gat. (nvdr, het gaat hier om de regionale voorzitter van de Vlaamse Blok, ondertussen Kaasbelang, een kaasgezinde vereniging met extreme standpunten.)   Het middelbaar heb ik enkel overleefd door de vriendschap van enkele andere niet-kaaseters. In een stad zijn ze altijd net dat beetje progressiever. Je kon ons er duidelijk uithalen op de klasfoto’s omdat geen een van ons het woord cheese over z’n lippen kreeg. Het schooljaar waarin we klassikaal Kaas van Willem Elsschot lazen, bracht ik grotendeels galspuwend door met m’n kop boven de schoolwc’s en m’n knieën in plassen tevergeefs gemikte kinderpis. Dat jaar viel ik 13 kilo af en kreeg ik het ook bijna moeilijk met yoghurt.   Ook na m’n schoolcarrière is die stinkende kaas me blijven achtervolgen. Zelfs vandaag, in 2019, barst onze maatschappij nog altijd van de ongelijkheid tegenover mijn mensen. In luchthavens word ik er élke keer ’random’ uitgepikt aan de gate voor een laatste security check. Zowat alles wat ik tweedehands probeer te kopen is nét verkocht nadat de verkoper me langs z’n neus weg gevraagd heeft of ik iemand ben die kaas eet. En wanneer vrienden me dan toch eens overtuigd krijgen om met hen een kaaswinkel binnen te stappen, houdt een uit het niets opgedoken portier mij als enige tegen met een ‘sorry, de winkel is vol’. Je mag er zeker van zijn dat ik na het posten van deze column nergens nog aan een job, laat staan een huurhuis, geraak.   ‘Ja,’ zeggen die mensen dan, ‘je hebt gelijk, Hans. Wij, grijze muizen, hebben het als wél-kaaseters nog zo slecht niet. Sorry dat ook wij bevooroordeeld waren, door je onweerstaanbare aantrekkingskracht en intelligentie dan, welteverstaan.’ Ik vergeef het hen – misschien ben ik toch meer Jezus dan ik besef –, neem het gsm-nummer aan van de grootste borsten in het groepje en zet m’n weg verder.   Wanneer ik de kaaswinkel passeer, zie ik de eigenaar op het raam slaan en met z’n wijsvinger over z’n keel gebaren. ‘In 2020 worden we allemaal verdraagzamer,’ zeg ik tegen mezelf, terwijl een traan m’n rechteroog ontsnapt en langs m’n magnifieke kaaklijn op de grond valt.

Hans Verhaegen
0 0

Jehovah

Mijn zondagen zijn me heilig. Daar moet men niet te veel aan tornen. Op de zevende dag wil ik recupereren, bekomen, lichaam en geest op hun verdiende adem laten komen. De zondag wil ik rusten en wil ik nog meer met rust gelaten worden. De zondag wil ik ronddwalen door het huis, op zoek naar alles, niets vinden, en dat vooral niet erg vinden. De zondag wil ik berusten in het lot en in de lethargie van een veel te lang durende winter. De zondag is van mij. De zondag ben ik effenaf een onverbeterlijke egoïst. Eén dag per week is niets teveel. En dan werd er aangebeld. “Godver”, riep ik. Ik ben ook vaak nors op zondagen, zeker als de telefoon toetert of als er aan de bel wordt gerinkeld. Maar norsheid en gevloek zijn maar klein bier in vergelijking met dat wat ons voor eeuwig en een dag onverminderd zal blijven bestoken. Ik bedoel natuurlijk de schuld en de boete. Als de bliksem trok ik mijn broek aan, sleurde een truitje over mijn pompende lijf, en strompelde blootsvoets en ongeschoren naar de voordeur. Voor mij stonden twee vrouwen op middelbare leeftijd, elk in een wat afgedragen mantelpakje. “De wereld gaat om zeep meneer, u leest toch ook de krant. Kijk naar al die rampen, het zijn tekens aan de wand. Het einde van de tijden, dat is niet meer veraf. En dan scheidt onze vader het koren van het kaf.“  “Van met-de-deur in-huis-vallen gesproken”, reageerde ik gevat maar ze waren niet onder de indruk. “Gelooft u?”, onderbraken ze me streng en voor ik het besefte stonden ze al in de gang. ”Gelooft u?”, herhaalden ze en terwijl de ene me recht in de ogen keek was de andere al ongemerkt de leefkamer binnengeglipt. Mijn oudste dochter werkte toegewijd aan een aquarelletje en mijn jongste oefende enthousiast op de blokfluit. Ik toonde hun mijn platen met hedendaagse muziek maar ook met Schubertiaanse, Gregoriaanse en Byzantijnse gezangen. Ik liet hun mijn boeken zien. “Kijk hier, ook de bijbel en de koran.” Ik kreeg onmiddellijk drie boekjes cadeau van de niet genode gasten. Ik vertelde hun dat ik niets anders doe dan met mensen spreken, niet altijd in de gemakkelijkste omstandigheden. Dat ik ook met graagte mijn buren bezoek die een eeuw ouder zijn dan ik, en die elke middag alleeen moeten eten, verlaten als ze zich voelen, door God, onder andere, en klein Pierke. En dat ik het niet kan helpen, maar dat er een paar mensen rondlopen op deze kloot die ik echt graag zie. “Hoe zou ik dat allemaal volhouden mocht ik niét geloven?”, zei ik, bijna buiten adem en zinnen. “Maar uw God, die verschrikkelijke kasteelheer, die ban en bliksem over ons stuurt, dié God, neen, die woont hier al lang niet meer!” En dan hoorde ik het plots druppelen in de gang. Ik dacht: “Het zal toch niet waar zijn, ze zijn wraak aan het nemen, of ze zijn hun terrein aan het afbakenen, zoals honden dat doen.” Ik stoof de leefkamer uit, het mes tussen de tanden. Helemaal klaar om de strijd aan te gaan, In de gang was echter geen enkele van de dames nog te bespeuren. Ze waren blijkbaar middenin mijn tirade ongemerkt en met stille trom vertrokken. Ik stelde wel vast dat mijn bad aan het overlopen was.   © Dirk Vandeweghe

Dirk Vandeweghe
0 0

Beste menselijkheden 2019!

De goede voornemens van het 'nieuwjaar' hebben meestal een houdbaarheidsdatum van 2 weken. Vanaf 15 Januari zit 60% van de wereldbevolking met een rothumeur vanwege collectieve faling, 37% is tegen deze tijd depressief om dezelfde reden en 3% pleegt zelfmoord. Elk jaar opnieuw. Om deze reden heb ik dit jaar afgezien van alle voornemens. Ik heb me erbij neergelegd dat goede voornemens op nieuwjaar geen kloten waard zijn. Als je iets wil veranderen in je leven hoeft dat niet persé rond de jaarwisseling uitgedrukt te worden. Je doet iets of je doet het niet, zonder teveel gezeik en geslijm.  Het is eigenlijk iets om beschaamd over te zijn als we de statistieken bekijken. We maken onszelf belachelijk. De meeste wensen komen niet uit. Je stopt met roken of niet, je verlost jezelf van je overgewicht of niet, je stopt met drinken of niet. Hoe minder verhaal, hoe meer kans op slagen.   Het massale falen van je medemens na nieuwjaar is sowieso een negatieve frequentie om op mee te surfen. Wil je positieve veranderingen aanbrengen in je leven? Dan kan je daar best met nu mee beginnen. Of in augustus.  Augustus is de maand bij uitstek om na te denken over wat je wil met je leven. De lichtzinnigheid van de zomer loopt dan op z'n eind en de aankomende herfst geeft je de juiste atmosfeer om te mijmeren en bezinnen. Een perfecte periode om je nieuwe ideeën post te laten vatten. Tegen de jaarwisseling ben je dan volop ontnuchterd, klaar om te feesten en alle  bullshit los te laten. Als het je gelukt is tussen augustus en januari om enkele veranderingen aan te brengen, dan heb je reden tot feesten. Laat de champagne dan maar rijkelijk vloeien. Vreet je dan maar stijf aan foie gras, hoewel ik dat op elk tijdstip van het jaar walgelijk vind. Bah. Arme ganzen hun zieke lever opvreten.   Wil je vermageren? Doe dat in februari. Je bioritme werkt dan het beste mee. Wil je stoppen met roken? Doe het nu, of je sterft aan een enge ziekte. Wil je meer succes in je leven? Gedraag je er dan nu naar. Wacht niet tot nieuwjaar om het je voor te nemen. Leef of het elke dag nieuwjaar is. Neem jezelf voor, faal, sta op en leef. Accepteer dat een nieuw jaar er geen zak aan verandert als jij niet de kracht vindt om op elke dag van het jaar in actie te komen om je dromen waar te maken en je leven mooier te maken.   Ik wens jou voor de rest van je leven een mooi leven. Neem je elke dag iets positief voor. Slaag en faal.  Accepteer en leef. Dit is mijn wens voor jou en mezelf.   Gelukkig 2019!                                      Heidi Schoefs (www.schoefsheidi.com)

Heidi Schoefs
37 0

Vergeetwoorden

Ik zit aan onze eettafel en blader door een boek met ‘1000 vergeetwoorden om te koesteren’. Het zijn woorden als pertang, schielijk, schobbejak en bijkans. De bijhorende beelden komen als vanzelf. "Ik had pertang goeien troef", hoor en zie ik grootvader aan de ronde keukentafel in het ouderlijk huis zeggen.  Deze dopen ze op vrijdagavond om tot kaarttafel. Ze zitten er met zijn vieren. Het is een beeld van lang geleden. Hij werpt zijn twee resterende speelkaarten theatraal op tafel, waarbij ze een paar keer rond hun as draaien. Het spel kunnen ze niet meer winnen. De overige troeven zitten bij de tegenpartij. Hij gooit zoals een lassowerper, maar dan met speelkaarten in plaats van met een touw. De teleurstelling van het verloren spel dikt hij hierdoor nog wat aan. Alsof het een staatszaak is.  “We hebben toch bijkans acht slagen”, vervolgt vader troostend. Hij is in dit spel de compagnon van grootvader. En dat hij maar drie troeven had, maar wel goede ‘speelkaarten’, waarna hij de zeven gerangschikte stapeltjes met telkens vier kaarten nog maar eens natelt. Alsof het er plots acht zouden zijn. Grootvader vervolgt dat hij ook geen ‘vluchthand’ had. En de nonkel die met vijf troeven durft te passen, is volgens hem een schobbejak. Het is taal en kaarterstaal die je nog zelden hoort.   Tussen het kaarten door vertellen ze verhalen, over de een of andere kennis die schielijk gestorven is. Waarna grootvader ongeduldig vraagt of er nog gekaart wordt. Want met al dat gepalaver komt er van kaarten niets in huis. Gepalaver. Wie gebruikt het nog? Ook dat staat in het boek van niet vergeten woorden en niet vergeten mensen.  

Rudi Lavreysen
40 0

NIEUWJAARSNACHT IN THE HELL HOLE

Waren jullie, net als ik, van die mensen die diep verontwaardigd waren toen Trump over ‘the hell hole Brussels’ sprak?  Fronsten jullie ook de wenkbrauwen toen de Antwerpse burgemeester verkondigde dat onze gemeenschap alleen maar last had met de Berbermarokkanen? Wij kopen op de markt steevast , kruiden, fruit en groenten bij het Marokkokraam en onze e-bikes bij een goedboerende Marokkaanse fietswinkel. Buiten het feit dat ze hun cultuur door onze strot proberen te duwen, trachten de meesten te werken, proberen ze alsnog te integreren, laten hun dochters meer en meer hun sjaaltjes thuis en brengen ze wat multiculturele restaurantjes in ons straatbeeld.  Maar, nu gaan jullie mij toch niet wijsmaken, dat make en pake Marokkenbeek totaal niet weten waar hun legsel zich op oudejaarsavond mee bezig hield? Ik kan me voorstellen, dat als moe Fatima op 1 januari de kamer van haar lieverdjes opende en ze daar drie computerschermen, 5 smartphones met opladers, 10 doosjes antitiotica, 2 flessen Listerine, 5 pakjes Neurofen, 20 dozen condooms, 1 fles shampoo tegen psoriasis en 3 pakjes blarenpleisters ziet liggen, ze zich niet gaat afvragen of  Bolcom en Farmaline ook op Nieuwjaarsdag geleverd hebben. Schiet ze in een Arabische colère en geeft ze Mohammed, Abdul en Bashir onmiddellijk een veeg uit de tagine, omdat ze zich realiseert, dat als haar half minderjarig nageslacht alsnog geïdentificeerd wordt, zij als ouders voor al de schadeclaims zullen moeten opdraaien. Of vindt ze het achteraf wel fijn dat ze nu voor verschillende jaren genoeg gratis paracetamol in de kast heeft staan. Steekt ze straks haar hoofddoekhoofd in het Saharazand als de politie op de stoep staat en zal ze blijven beweren dat haar kroost om middernacht braaf met ma en pa rond de feesttafel zat, met de waterpijp, de thee, de couscous en de baklava. “Ik zweer het!” Hingen ze ook uit het raam toen ze de sirenes hoorden en de blauwe flikkerlichten zagen? Of dachten ze nog steeds heel naïef dat dit het Belgische vuurwerk moest voorstellen? Zien die ouders ’s anderdaags ook die beelden op de televisie, van kapotgeslagen bushokjes en bankautomaten, in brand gestoken auto’s en geplunderde winkels, of zien die huishoudens alleen naar het nieuws op El Jazeera en 2M Maroc? Bij die 200 à 250 kleine criminele eikeltjes die in Molenbeek alles kort en klein sloegen, die een computerbedrijfje en een apotheker plunderden, die politie en brandweer met bakstenen bekogelden, horen evenveel ouders bij die hun crapuulrelschoppers niet in de hand hebben. Eventjes zagen die ouders het licht aan het einde van hun tunnel. Marokko voert dit jaar opnieuw de militaire diensplicht in voor mannen en vrouwen tussen de 19 en 25 jaar. Veel Molenbeekse ouders hopen dat daar hun onhandelbare zonen eindelijk in het gelid zullen moeten lopen en respect gaan leren. ‘Law and order’! Pa Molenbeek haastte zich op nieuwjaarsdag, zo snel als zijn djellaba en zijn babouches hem konden laten spurten, naar de moskee om daar te bidden, dat de leger- oproepingsbrieven sneller in hun brievenbus zouden willen vallen dan dat het Belgische gerecht hun zonen zou kunnen identificeren. Maar hun hoop wordt onmiddellijk de kop ingedrukt als even later het bericht komt, dat de Belgische Marokkanen wel welkom zijn, maar niet naar het leger moeten! En dat is nu juist het probleem van de meeste jeugd, ze mogen maar ze moeten niets meer. Als straks zo’n ettertje toch voor het gerecht moet komen, dan is daar zeker weer zo’n links pro deo advocaatje dat, tegen de meestal vrouwelijke rechter, opnieuw de slechte jeugd breeduit uitspint. Dat zijn cliënt nooit mogelijkheden gehad heeft, dat hij sinds zijn kleutertijd tegen het Belgische racisme heeft moeten opboksen, dat hij als tiener op elk moment, van de dag en nacht, zijn identiteitskaart aan de politie moest laten zien, ook als hij niet op de hoek van de straat drugs dealde en dat dit dus zijn frustratie tegen de openbare macht alleen maar deed toenemen. Dat de rechter moest begrijpen dat zijn cliënt alleen maar een oudejaarsavondmeeloper was. Dat justitie zijn vorige 22 inbraakjes, zijn pesterijen tegenover hoofddoekloze meisjes die hij hoeren en kegs noemde, zijn twee fietsdiefstallen en carjacking en zijn jonge drugsverleden niet weer opnieuw in het vonnis moest opnemen, want dat deze zaken allemaal door de vorige rechters met moederlijke gevoelens en de mantel der liefde geklasseerd werden.  Zo’n advocaat legt dan ook de nadruk op het feit dat zijn cliënt nog een paar maanden onder de 18 is en dat er toch nergens plaats is om criminele minderjarigen op te vangen. En, als de rechter toch beslist om een gevangenisstraf uit te spreken, deze zeker niet in een gewone gevangenis mag uitgezeten worden, want dat dan UNIA en Child Focus heel boos gaan worden. Dus wordt zo’n gefrustreerd macho- relschoppertje weer met een vermanend pampervingertje en een eventuele werkstraf met uitstel opnieuw de straat opgestuurd. Klaar om volgende jaarovergang andermaal keet te gaan schoppen. Het is fantastisch dat eindelijk één Marokkaanse jonge vrouw opstaat en op You Tube, de relschoppers openlijk veroordeelt! Hopelijk wordt ze niet een dezer dagen in een ondergrondse parkeergarage door de ettertjes in elkaar geslagen! Waarom reageren die ouders niet? Waarom trekken die hun losgeslagen haantjes niet aan de oren naar het politiebureel, zodat justitie niet meer al die beelden moet analyseren om hun boefzoontjes te identificeren? Zijn ze het misschien toch eens met de rebellie van hun nazaten? Is Brussel en maw Molenbeek dan toch het hell hole?? Ik heb een gat in de markt ontdekt. In plaats van een cordon sanitaire rond bepaalde partijen te trekken, zouden wij bij rellen veel beter de politie samen met het leger inzetten en een cordon rond het misdadig feestvierdertjescollectief  opzetten, ze bijeendrijven en de kring kleiner en kleiner maken. Vervolgens moeten ze met een plofkofferinkt op alle onbedekte lichaamsdelen mikken. Liefst geen bruin of zwart maar degelijk fluo purper of  metallic biljartgroen. Het wordt min of meer het principe van paintball;  op de ogen bij de bivakmutsen , de handen en het haar onder de houdi’s. Deze verf moet minstens een maand als een schofttattoo zichtbaar blijven. Ze kan noch bij het wassen, het douchen en het haarkleuren verwijderd worden. Vroeg of laat moeten deze ingekleurden de woonst verlaten en kunnen onze ordediensten ze zonder veel problemen oppakken. Een paar aan de school, in het theecafé en sommigen op de hoek van de drugsstraat. Leest de politie mee? Goed idee? Wij sluiten dan al het gepaintball volkje op in een grote kooi, ergens in het midden van de grote markt, waar vroeger de schandpaal stond.  We houden de rechts georiënteerde partijen weg van het event, want die zouden toch maar alleen met bijlen, hamers en bakstenen afzakken, maar we delen rotte eieren uit aan de apothekers en beschimmelde tomaten aan de computer- winkelmedewerkers. We laten de politie wat experimenteren met pepperspray en een beetje traangas. De Lijn en de ‘brandende autoslachtoffers’ mogen zich uitleven met pek en veren en de brandweer mag vervolgens het zootjes lamstraalrelschoppers dag en nacht natspuiten. Het mag zelfs tot ze behoorlijk onderkoeld zijn want thuis ligt toch nog de ganse gestolen medicatie op de kast waarmee ze de opkomende verkoudheden kunnen te lijf gaan. En natuurlijk vinden wij het fijn, dat Adil, Bilal, Kamal , Ish, burgemeester Mohamed en nog zoveel meer nieuwe Belgen de weg vinden om samen met ons een samenleving op te bouwen, alleen spijtige dat op één nacht door een paar asociale nitwits een ganse bevolkingsgroep weer door ons geviseerd zal worden.   Sim, 2 januari 2019, met veel verontwaardiging.          

Sim
42 0

Nieuwjaarsbrief aan mijn tv-provider

Geachte heer, mevrouw   Ik maak er een gewoonte van om in het begin van het jaar enkele nieuwjaarsbrieven te schrijven. Voor mijn familieleden en vrienden, maar ook naar enkele instanties om geheel vrijwillig mijn diensten aan te bieden. Dit jaar viel de keuze op uw firma. Ik weet niet of u zich nog herinnert dat een bepaalde minister op een gegeven moment het kijk- en luistergeld heeft afschaft. "Het is niet meer van deze tijd, een belasting heffen op tv-kijken", verklaarde de minister. De commerciële tv betaalde zichzelf immers al met met reclame en de overheidszender kreeg een jaarlijkse dotatie. Ik kan me niet meer voor de geest halen hoeveel het kijk- en luistergeld exact was, maar het moet zo ongeveer in de richting gaan van het bedrag dat we nu maandelijks betalen voor uw diensten inzake digitale televisie, telefoon en internet. Het moet natuurlijk allemaal betaald worden, dat hoort u me niet zeggen. We kunnen bovendien tal van tv-programma's opnemen met onze digicorder of TV decoder, om ze op een later tijdstip te bekijken.   Alhoewel, daar zit eigenlijk het probleem. Tijdens de eindejaarsperiode zijn er op de nationale zenders heel wat mooie programma's te zien. Nieuwe series, jaaroverzichten, conferences, klassieke films en meer. Het toestel draait overuren. Maar telkens als we meer dan twee programma's tegelijk willen opnemen, krijgen we de boodschap dat er een conflict is. Ik begrijp dat niet. Enerzijds zou het mogelijk moeten zijn, maar ook het woord stoort me. Want meteen verplaatst het conflict zich naar onze huiskamer. Ruzie, omdat iemand zijn of haar geliefde programma moet schrappen.   Daarom stel ik voor om enerzijds de mogelijkheid te voorzien om minstens vijf programma's tegelijk te kunnen opnemen. Voor het bedrag dat we jaarlijks aan uw firma betalen, zou dat toch een optie moeten zijn. Anderzijds geef ik u graag een alternatief voor de term 'conflict'. Dat ligt nogal zwaar op hand. Het betekent letterlijk een 'strijd'. Want denkt u van een 'dilemma'? Dat is 'een keuze tussen twee of meer alternatieven'. Beter, niet? En zachter. Mocht u zich hier in kunnen vinden en het daadwerkelijk gaat toepassen, mag u als tegemoetkoming altijd een bedrag naar keuze aftrekken van mijn maandelijkse factuur. Indien u niet meteen een bedrag kan verzinnen, wil ik dat graag in uw plaats doen.   Steeds tot uw dienst en alvast een vreugdevol 2019.   Met vriendelijke groeten Rudi Lavreysen

Rudi Lavreysen
37 0

De kalender

Ze zijn sneller uitverkocht dan andere jaren. De reden? Ze liggen een paar weken vroeger in de krantenwinkel. Net van kalenders zou je verwachten dat ze op een vast tijdstip verschijnen. We hadden het zelfs op de kalender van dit jaar (die dus vorig jaar bij het boekje zat) genoteerd. Ik krijg de opdracht om bij enkele lokale en bovenlokale krantenventers te informeren. Of er geen exemplaar onder de toonbank ligt. Helaas. Lichte paniek in huis, want geen enkele kalender is beter geschikt om werk- en schooluren op te noteren. De vakantie, afspraken bij de kapper of dokter en wat weet ik allemaal. De vakjes hebben de ideale grootte. Vier regels. Meer kan of mag er op een dag niet gebeuren. De dagen krijgen al een beetje vorm dankzij de kalender aan de keukenmuur. Ik moet toegeven dat het mezelf rust geeft. De dingen zijn geregeld. Het is goed zo. Dat gaat dit jaar dus niet gebeuren. Ik heb al een andere kalender gekocht, maar die blijkt niet hetzelfde te kunnen. Tot er plots het verlossende bericht komt. Er is een uitgave van twee tijdschriften gespot, in een plastiekje, inclusief kalender. Wat een geluk. Het eindejaar kan niet meer stuk. Excuseer me voor de rijmelarij, maar dat is het gevoel.Wat ik me afvraag. Wij noteren op de kalender bij elke dag onze eigen kleine wereld. Zouden de mensen met een iets grotere wereld dit ook doen? Hangt er bij Donald en Vladimir ook eentje in de keuken? Stel dat Melania en Ljoedmila in een vakje bij een bepaalde dag iets noteren als “Babbelen met Assad. De mensen hebben er honger.” Och nee. Wat zou het.Maar kijk. Onze kalender hangt. Voorlopig nog onder die van het oude jaar. Maar hij hangt. Het nieuwe jaar staat klaar. Nu wij nog.   

Rudi Lavreysen
0 1

Stoerdoenerij van het bange hart

Een paar dagen na mijn vertrek. Wanneer mijn planning volgens planning gelopen zou zijn, zat ik al in mijn hut, hoog in de Pyreneën. Met uitzicht over besneeuwde bergtoppen te schrijven over mijn avontuurlijke tocht. Met het knisperend geluid van de houtkachtel op de achergrond en Mila aan mijn voeten. Het leven loopt niet altijd volgens planning. Zeker niet als deze overmoedig en daardoor onrealistisch is. Daardoor vindt mijn dagelijks schrijven plaats in mijn favoriete koffiebarretje in Home Town Mechelen. Waar ik 20% van mijn geplande dag budget spendeer aan een latte. De rietsuiker, het speculaasje, wifi, warmte, toilet en drinkwater maken de 3,5 euro minder pijnlijk. Hoe ben ik in Kaffee-ine beland in plaats van mijn hut, ver boven zeeniveau en minstens even ver weg van de bewoonde wereld? Angst. Naast slechte raadgever ook de bron van deze change of plans. Vol goede moed liet ik Mechelen achter en wikkelde me in het gevoel van avontuur en vrijheid. Helaas sloeg dit haast euforische gevoel al heel snel om naar zijn minder positieve tegenhanger. Niet zo heel erg veel later, nog niet eens de taalgrens voorbij, bracht ik mijn bus noodgedwongen tot stilstand. Geen taferelen met zwarte rook uit de motorkap, al voelt het niet minder erg. Zware migraine. Van die soort dat het tikken van je richtingsaanwijzer voelt als een hamerslag op je schedel. Samen met het kloppen in mijn hoofd, ogen en maag, kwam het overduidelijke besef dat ik mezelf overschat heb. ‘Zwààr overschat’ was misschien wel beter op zijn plaats. Het was te ver buiten mijn comfort zone op dat moment om zonder plan door de vrieskoude alleen tot in de Franse bergen te rijden in mijn nieuwe oude logge 3tonner. “Hoe kan je één jaar alleen gaan reizen als je de tocht naar de Pyreneeën, zo ongeveer 5/365e van de onderneming, niet eens aan kan vangen vol vertrouwen. Of toch op zijn minst zonder het in je broek te doen?” Lekker kritisch. Zo is hij wel, die Eerste Stem. In een zachte melodieuze toon vervolgde Stem Twee op zijn eigen sussende manier “Nothing to be ashamed about: er zijn genoeg mensen die niet eens allen op een all-in vakantie zouden gaan. Of naar Antwerpen durven rijden. Zelfs in je vriendenkring.”“Yep,” antwoordde de kritische stem “die durven het niet en die doén het dan ook niet. Slimmer dan pretenderen meer te durven dan je kan. Zij kénnen zichzelf duidelijk beter dan jij jezelf kent. En dat geeft dan al jaren les over ‘naar jezelf luisteren’ en ‘je grenzen respecteren’. Tssss…” Even bleef het stil, waardoor de harde woorden hun doel niet misten. Recht in mijn bange hartje. De katalysator voor angstgedachten die op hun beurt mijn zelfvertrouwen aantastten. Dat brokkelde af met de snelheid van een over gemotiveerde lawine. Rillend in mijn bed, onzeker over hoe lang de verwarming op kan zonder de benzinetank leeg te maken, dienden twee opties zich aan. Angsten negeren, extra anti-migraine pilletje en moedig door rijden tot in de bergen. Of luisteren naar mijn gevoel en mezelf niet forceren iets te doen dat niet goed voelt. Geen evidente keuze, dààr, op de parking, tussen de truckers en in de schemer. De stemmen in mijn hoofd waren het nog steeds niet eens. “Komaan, wie durft er nu niét naar de Pyreneeën rijden?”, bulderde Stem Een. “Wel ja, …. “, hoorde ik Stem Twee fluisteren na wat getwijfel, “ik. Ik durf het niet op deze moment, alleen.”Wat was ik blij dat mijn Begripvolle Ik tussenbeide kwam, nog net op tijd om een ruzie tussen hen te vermijden. “Voelt het niet goed, dan is het niet goed. Waarom heb je een sabbat jaar genomen? Om te rushen? Om je stoer voor te doen? Ik dacht het niet. Les 1: wees trouw aan je gevoel. Je hebt niets te bewijzen en nog in het minst aan je zelf.” Ik draaide de sleutel om in het contact en reed terug naar Mechelen.

angelique
0 0

Van katoen geven

“Buitenlanders vinden hier nooit het toilet”, zeg ik. “Het bordje met ‘koer’ boven de toiletdeur zal niet veel helpen.” Als het ons lukt, trekken we zaterdag- of zondagvoormiddag eropuit voor een fikse wandeltocht, waarna mijn vriend en ik soms in dit etablissement belanden. We laten er de voormiddag in de namiddag glijden, met een klassieke filterkoffie voor onze neus. “De tijd gaat snel, gebruik hem wel”, zeggen we soms tegen elkaar.  Diezelfde tijd heeft geen vat op de zaak gehad. De bierglazen hebben er nog dat gouden randje. Het toilet is nog altijd de koer. “Ik ga zelf eens kijken of ik nog een jongen ben”, zegt mijn compagnon terwijl rechtstaat. “Vanaf nu kan je op het toilet van katoen geven”, zegt hij even later, terwijl hij zich terug neerzet. Ik kijk hem niet begrijpend aan. “Er staan zakjes met verse katoen in het kleinste kamertje”, vervolgt hij. “Om een aangename geur te verspreiden wellicht. Op het zakje staan twee regels uit die mooie song van Billie Holiday. “Summertime, and the livin' is easy. Fish are jumpin' and the cotton is high.” Hij zegt het al zingend.   “Weet je trouwens waar de uitdrukking ‘van katoen geven’ vandaag komt?”, vraag ik hem. Hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog maar zegt niets. “Als ze vroeger de petroleumlamp feller wilden laten branden, moesten ze de katoenen lont verlengen. Daarom zeggen we nu nog altijd ‘van katoen geven’ om buitengewoon je best te doen.”  “Gij bakt ze toch bruin met uw spreekwoorden”, lacht hij. “Van bruin gesproken, weet je trouwens waar het spreekwoord ‘dat kan mijn bruine niet trekken’ vandaan ko…” wil ik vragen, maar hij laat me niet uitspreken. “Nee, ik wil het ook niet weten. Drinkt gij maar eens van die koffie”, lacht hij. “Ik krijg dorst van uw bruin spreekwoorden.”

Rudi Lavreysen
58 0

Horendol

De allereerste keer voelde verrassend, vies en een tikkeltje opwindend. Ik durfde zweren dat ze op drie meter naast mij stevig van bil aan 't gaan waren. Tegen zo’n gekreun is onze scheidingsmuur niet bestand. Na die eerste keer hoorde ik het elke dag. Daarna meermaals per dag. Tot het uiteindelijk meerdere keren per minuut werd. Iets later ontdekte ik dat de buurvrouw, die ik ervoor nog als een onverzadigbare hoer had omschreven, waarschijnlijk terminaal is.   Terminaal is misschien wat overdreven. Want wie is er tegenwoordig niet terminaal? Het T-woord is in de mode. Komen de kleinkinderen te weinig op bezoek? Een beetje kanker doet wonderen. Misschien heb je wel net als zoveel anderen geen zin meer om elke week dat veel te grote huis te kuisen tot het einde van je dagen. Met een beetje geluk is dat einde weldra al in zicht. En vanaf er een goede kuisvrouw gevonden is, slaat de chemo wonderbaarlijk genoeg plots aan. Wat een gelukkig toeval. Zullen we die kuisvrouw maar houden nu?   Voor zover ik weet is er nog nooit iemand gestorven aan hypochondrie. In tegenstelling tot die verkoudheid die mij vorige winter bijna het leven kostte. Op de derde dag wist ik hoe laat het was en had ik al een kist besteld. Massief mahonie, glanzend. Want zo ben ik dan, doodziek maar blijven vechten zodat ik niemand met al dat geregel moet opzadelen. Na vijf dagen kwam ik er tegen alle verwachtingen in terug bovenop. Sterk ras zeker? Om maar te zeggen, ik weet wat het is om de dood in de ogen te kijken.   De buurvrouw maakt nooit oogcontact als je haar op straat tegenkomt. Elke keer die Russische kop in de grond vanaf ik m'n mond nog maar opendoe om goeiedag te zeggen. Geen enkel geluid komt eruit bij haar. Behalve dan achter de muur, in haar veilige, slecht geïsoleerde rochelcocon. Want daar reutelt oma Poetin erop los dat het geen naam heeft. Eén keer werd ik er zo horendol van dat ik geroepen heb: ‘Sterf dan godverdomme, mens.’ Toen was het gedaan met keelschrapen. Oké, janken daarentegen... Tot drie uur 's nachts heeft ze het uitgehuild. Komedie, denk ik dan. Want als je nu geen nood hebt aan kreunen, dan anders ook niet.   Sinds gisteren is het muisstil langs de andere kant van de muur. De buurvrouw is dood. Niet door een ziekte ofzo. Blijkt dat ze niet eens terminaal was, maar gewoon een of andere keelinfectie had. Nee, de buurvrouw is dood omdat ik gisteravond de straat indraaide en dat mens mij niet zag doordat ze haar kop weer in de grond had begraven. 't Zal niet bij haar kop blijven deze keer.   En nu? Goh, een nieuwe voorruit, wat uitblutsen en bijspuiten. De verzekering betaalt me waarschijnlijk meer terug dan de kosten die ik heb. Het mag ook wel eens meezitten voor mij, hè. Zeker nu, want ik voel mij elk uur eenzamer worden zonder dat geruststellende geluid van mijn vroegere naaste op de achtergrond. Hopelijk zijn de nieuwe buren terminaal. Of gaan ze op z'n minst eens graag stevig van bil. Ik kruis m'n vingers voor een combinatie van de twee, want hoe langer ik hier zit, hoe oorverdovender die stilte klinkt. Ik word er horendol van.

Hans Verhaegen
0 0

Snowflake Blues

Geef me een woord en ik schep een wereld. Geef me de leegte en ik creëer de hel.  Dertig jaar lang heb ik in het Kempense platteland getimmerd aan een onderwereld, waarvan ik de chagrijnige hoeder was.  De Kempen is een regio die zijn welvaart dankt aan snelwegen en betonvelden. Een wereld die bezongen wordt om zijn purperen heide en zijn melodisch mengpaneel van streekdialecten.  Een streek die ik enkele jaren geleden ben ontvlucht omdat haar horizon niet verder reikt dan de wanden van een mollengang.  Want de Kempen is in de eerste plaats een plattelandsgetto, waar buitenstaanders en vrijdenkers even welkom zijn als een rijkeluiszoon in een Parijse banlieu. Voor creatieve, ambitieuze sneeuwvlokjes is het een ronduit gevaarlijke plek. Velen sterven er van verveling. Anderen vallen ten prooi aan de moordlust van de grote sociale grasmaaier die elk sprietje kortwiekt wiens hoofdje uitsteekt boven het vlakke, gele gazon.  Het Kempense platteland bewijst dat je om een controlestaat te creëren geen nood hebt aan een dictator, bemoeizuchtige flikken en een uitgewerkte infrastructuur van gezichtsherkenning, databases met vingerafdrukken en grenscontroles. Roddels, bemoeizucht, opgedrongen modetrends en nieuwsgierige blikken zijn voldoende om mensen in het gelid te doen lopen. De kerken lopen leeg, maar de moraal van schuld en boetedoening woekert nog steeds in de hoofden en huiskamers. Ook zonder het ware geloof kan je de katholieke terreur handhaven. In Kempense woonwijken heb je geen blauw op straat. Zij worden permanent bewaakt door verveelde huisvrouwen, agenten in burger die notie nemen van iedere normoverschrijding. In hun hoofd torsen ze een gigantisch wetboek dat tot in de puntjes beschrijft hoe vaak de Kempenaar zijn auto mag wassen, hoe lang hij zijn haar mag laten groeien, wanneer hij zijn dakgoot moet kuisen, welke schoenen bij welk brilmontuur passen, en hoe groot het aandeel Nederlandstalige schlagers en Roy Orbison-platen in een Kempense muziekcollectie moet zijn. Zondaars worden hardhandig aangepakt. Met uitgekiende roddelcampagnes worden ze tot persona non grata verklaard.  Wie weigert mee te surfen op de hoofdstroom vindt een tijdelijk onderkomen in de steeds dunnere naaldbossen en heidevelden. Behalve op zon- en feestdagen, wanneer vogels, reeën en hoogsensitieve sneeuwvlokjes worden opgeschrikt door motorcrossers, wielerterroristen en gezinnen met kinderen. Enkel in de vier muren van jouw kamer kan je echt jezelf zijn: eenzaam, verveeld en uitgeput. Enkele jaren geleden sloeg ik op de vlucht voor deze tirannie van de middelmaat. Als culturele vluchteling vond ik een onderkomen in de grootstad. Toch keer ik soms terug. Mijn meningen houd ik nog steeds voor mezelf. Tijdens die maandelijkse trips trakteer ik familie en vrienden op Turks brood, Marokkaanse thee, Libanese desserts, Boliviaanse coke en ander exotisch snoepgoed. Tijdens die daguitstapjes geniet ik van de bossen en de heide, de rust en de kalmte, de nestwarmte die ik ergens daartussen achterliet, en de zekerheid dat ik de trein huiswaarts kan nemen als die warmte omslaat in een verstikkende heidebrand. Pieter Van der Schoot  

Pieter Van der Schoot
34 0

Het Groot Dictee Heruitgevonden 2018 – Gesprek met een filosoof

‘Schrijven wil zeggen dat er stapje voor stapje een ik buiten jezelf ontstaat, die je vertelt wat je bedoelt.’ Vik kijkt Mona door zijn johnlennonbrilletje aan. ‘Rutger Kopland’ zegt hij en snuift lawaaiig. Mona knikt en glimlacht. Ze vraagt zich af waarom ze zich door Imke heeft laten overhalen tot een ontmoeting met deze man. ‘Vik is eindredacteur van een literair magazine,’ had Imke geopperd. ‘Een heel boeiende man. Jullie hebben vast tig gemeenschappelijke interesses. Hij heeft oosterse filosofie gestudeerd en hij is nog hups ook. Mocht het toch niet klikken, dan heb je tenminste een namiddag naar een seduisante man gekeken.’Mona had ten slotte toegegeven. Baat het niet dan schaadt het niet. En zo was ze met deze wijsgeer in de koffiebar van de bibliotheek beland. Toen ze aankwam, sloeg Vik een roman dicht, die hij net scheen te hebben uitgelezen. ‘De Idioot’ van Dostojevski, een voorbode van wat de rest van de namiddag zou brengen. Na het citaat van Kopland, blijft Vik Mona met grote ogen aanstaren. Zij doet een poging om iets ad rems te verzinnen, maar slaat daarbij helaas volledig tilt. ‘Lekker chocoladecakeje,’ merkt ze dus maar op. Intussen wijst ze als een imbeciel naar het gebak dat voor haar op tafel staat.‘Een moelleux,’ zegt Vik. Hij roert in zijn muntthee en kucht licht geïrriteerd.‘O ja, zo heet dat,’ mompelt Mona. Ze neemt een hap en kijkt snel even rond in het etablissement.‘Schrijf je al lang?’ Vik legt zijn hand op zijn lijvige boek dat nog steeds op de tafel ligt. Zijn duim aait bijna liefkozend de kaft.‘Best wel eigenlijk, ik kan me niet herinneren dat ik het niet deed,’ antwoordt Mona.‘Al veel gepubliceerd?’ ‘Ik heb een blog en ik neem hier en daar weleens deel aan een wedstrijd waar ik occasioneel iets win. Ik heb ook een boek uitgegeven.’ Mona’s stem klinkt een beetje weifelend.‘Mooi, een boek,’ zegt Vik. ‘Heb je veel verkocht?’‘Niet echt, ik had er meer van verwacht. Ik was eigenlijk best teleurgesteld toen ik de verkoopcijfers te zien kreeg.’Vik gnuift: ‘Het is zoals Nietzsche zei: het schrijven als een vast beroep beschouwen, moet gezien worden als een vorm van waanzin.’Mona weet niet meer goed waar ze het heeft. ‘Best jammer eigenlijk. Het blijft toch ergens de droom van elke auteur om met schrijven de kost te verdienen,’ stamelt ze.Vik slaat zijn ogen naar het plafond en zucht: ‘Ah, de poging om de hemel op aarde te verwezenlijken, brengt steeds de hel voort.’‘Dostojevski?’ probeert Mona en wijst met haar kin in de richting van het boek dat nog steeds door Viks hand wordt gestreeld. Hij schudt zijn hoofd: ‘Mis, dat was Popper.’ Mona knikt schlemielig. Dit wordt met de minuut gênanter. Vik haalt zijn hand van zijn boek en duwt het in de richting van Mona. ‘Heb je het gelezen?’Mona neemt nerveus nog een hap van haar gebak. ‘Neen, met mijn sociaal leven vind ik nooit de tijd om mij in zulke dikke boeken te verdiepen en na een lange werkdag kijk ik ook graag eens gewoon televisie.’ Vik gniffelt pedant. ‘Televisie? Ik lees liever een fascinerend boek. Gandhi zei ooit: ‘Wie smaak vindt in het lezen van goede boeken, is bij machte om de eenzaamheid te dragen, waar dan ook en met groot gemak.’Nu heeft Mona er genoeg van. ‘Luister eens hier wijsneus: talent ontwikkelt zich in eenzaamheid, karakter in de stroom van het leven, Johann Wolfgang von Goethe.’ Vik kijkt haar onthutst aan, maar Mona is onvermurwbaar. ‘En nu ga ik naar huis, lekker triviaal televisiekijken. Om gelukkig te zijn moet je doen waar je gelukkig van wordt.’ ‘Aurelius?’ poogt Vik nog.‘Neen,’ zegt Mona gedecideerd: ‘Johan Cruijff.’ Ze neemt haar handtas en loopt de zaak uit. Deze tekst werd vrijdagavond 7 december gelijktijdig voorgelezen in Het Groot Dictee Heruitgevonden in 60 Vlaamse en Brusselse bibliotheken.Met veel dank aan de bib van Mechelen voor de kans die zij mij gaven en de super fijne avond die het op 7 december werd.

Ans DB
16 0

HET GELE HESJES GOEDE DOEL

Eind november daverde het sportpaleis in Antwerpen tijdens de slotshow van Rode Neuzendag van het gigantische applaus. Na weken intensief vrijwilligerswerk had de actie 4.269.073 euro opgebracht. Ondertussen aan de andere kant van de wereld stond daar zo’n Belgische minister op een Zuid Afrikaans festivalpodium, voor een enthousiaste 60.000 koppige menigte, als een rockster te juichen. Hij doneerde, in Johannesburg,  uit naam van België zo’n luttele 43 miljoen euro om ginds de gendergelijkheid te promoten. Voor diegenen die niet helemaal mee zijn, zal ik het nogmaals herhalen: Die Belgische bwana kitoko schonk aan de Zuid Afrikanen 43 miljoen euro  Belgisch belastinggeld om duurzame ontwikkeling en gendergelijkheid te promoten. Zuid Afrika is één van de meest ontwikkelde landen van het Afrikaans continent en ik kan, en niet alleen ginds, wel een paar andere en meer dringendere doelen bedenken om onze eigen belastingscenten in te steken. Wijzelf zijn euforisch als we 4 miljoen euro en een klets kunnen bijeenschooien, terwijl 47 miljoen euro van onze centen ergens anders rondgestrooid wordt! Diezelfde dag vertelde men op de radio en kopte men in allerlei kranten dat 1 op 5 kinderen in ons eigen land in armoede opgroeien. We hebben een berg staatsschuld of noem je dit een gigantische put! We zijn het land van de hoogste belastingdruk en de laagste pensioenen. Nieuwkomers ontvangen meer dan wat we aan onze eigen invaliden uitbetalen. Nog nooit stonden er zoveel mensen in rijen aan de voedselbanken aan te schuiven. Mindervaliden worden bij bejaarden in rusthuizen gestoken omdat er ergens anders geen plaats voor ze gecreëerd wordt. Minderjarige criminelen laten we meestal lopen omdat er nergens plek is om ze herop te voeden. In andere landen van Afrika sterft men van ondervoeding of ebola. Karavanen hongerzwarten sjokken door woestijnen richting zee om daar, als ze het al overleven, op een luchtmatras de grote oversteek te wagen naar het land van die geld rondstrooiende Europeanen. En nog maar net hebben we met zijn allen die rode neus weer voor een jaartje weggeborgen, of vrijwilligers zetten zich opnieuw in voor de Warmste Week. In december moeten wij allemaal met Music for Life het kerstgevoel ondergaan. Sneller dan dat wij onze portemonnee kunnen opendoen, ploppen de nieuwste goede doelen als paddenstoelen uit de grond. Allemaal heel hartverwarmend, maar een druppel op een hete plaat, zolang onze eigen regering onze zuurverdiende belastingcenten aan de andere kant van de wereldbol laat verdampen.  Geen journalist die er een bedenking bij maakte ..alleen een foto van een “she’s equal” roepende ‘geld verstrooiing minister’ voor een 60.000 koppige  joelende Zuid Afrikaanse menigte. Tegelijkertijd kwamen in ons eigen land, op de vooravond van de klimaattop in Polen, in Brussel zo’n 60.000 man betogen omdat volgens hen de regering veel te weinig doet tegen de klimaatopwarming. En wie wandelde er rustig mee in deze betoging? Onze minister van energie en leefmilieu…Toen een journalist haar erop attent maakte dat ze eigenlijk in een betoging meeliep die tegen haar eigen beleid was, antwoordde zij zonder blikken of blozen dat het niet de Belgische regering, maar het Vlaamse bestuur was dat de klimaatdoelstellingen tegenhield..Zij heeft blijkbaar een probleem om haar hand in eigen boezem te steken en er het handje van weg om alle verantwoordelijkheid steeds opnieuw bij de anderen te leggen. Ook draaide zij er haar hand niet voor om ‘s anderdaags met het regeringsvliegtuig eventjes over en weer naar de klimaattop in het Poolse Katowice te vliegen.  Weer geen journalist die reageerde en er haar iets over vroeg!  CO2 uitstoot? C’est quoi ça? Mais non, c’est pour les autres… En ondertussen worden wij in allerlei kakelprogramma’s met het Marrakech immigratiepact om de oren geslagen. To Marrakech or not to Marrakech…that’s the question. De ene regeringspartij ziet het migratiepact felroze, bij de andere partij kleurt de tekst diepzwart. De regering heeft ondertussen meer dan een fluitspelende slangenbezweerder, op het Djemaa el Fna plein, nodig om als een slang rechtop uit de mand te komen. Van al dat geklungel zou een mens spontaan een geel hesje aantrekken!   Sim, 6 december 2018            

Sim
0 0

Het kleine geluk

“Ik zou twee keer willen krabben”, hoor ik de man zeggen. Hij staat voor me in de rij bij de krantenwinkel. Hij doet me schrikken. Maar wat een geluk. Hij heeft het tegen de winkeljuffrouw. Nog gelukkiger voor haar, gaat het over een Win for Life, waarop hij twee keer wil krabben. Zijn vraag nodigt uit om een opmerking over te maken. Maar er schiet me niet meteen iets te binnen als ik aan de beurt ben. “Je hebt hem niet laten krabben”, zou wellicht fout overkomen. Daarom betaal ik gewoon mijn krant en wens de winkeljuffrouw nog een fijne dag.    Al dat oefenen in mijn jonge jaren, om meteen een antwoord klaar te hebben, heeft blijkbaar niet veel geholpen. Want na de woensdagtraining had ik wel eens een afspraak met de badkamerspiegel  in de rol van Jan Wauters of de jonge Frank Raes. De radio speelde op de achtergrond. Een haarborstel deed dienst als microfoon. Europese voetbalwedstrijden werden toen nog alleen op woensdag gespeeld.  Als de sportjournalisten een voetballer van Anderlecht, Brugge of zelfs Waterschei voor de microfoon haalden, nam ik het wel eens over van Vandenbergh, Ceulemans of Clijsters.  “Ja Frank, het was een prachtig doelpunt. Daar heb je gelijk in. Er was een beetje geluk mee gemoeid, maar dat moet je soms ook afdwingen.” In het echte leven ben ik nooit tot bij de microfoon van Wauters of Raes geraakt. Het is bij de badkamerspiegel gebleven. Het voetbalgeluk ging later over in andere zaken. Och, het geluk zit in kleine zaken. In kleine dagen. Al moet je je soms wel eens op het hoofd krabben. Zelfs twee keer, zoals de man in de krantenwinkel.  Want je krijgt het niet op een briefje. Zelfs niet op een Win for Life.  

Rudi Lavreysen
5 0

Dromenland

Mocht er een wereldrecord rugje wrijven bestaan, had ik het verbroken. Al zou geen deurwaarder mijn prestatie officieel bevestigen, want dan zou die elke avond meermaals uit zijn warme zetel of bed moeten kruipen om te tellen en te timen. Hij, strak rechtop in het pak met een tikkende chronometer in zijn hand. Ik, naakt voorovergebogen over het ergonomisch onverantwoorde kinderbed van mijn 22 maanden oude zoon.   Wrijvend. Met liefdevolle handen die alleen rond hem draaien. Wachtend. Tot hij zich laat glijden in de zachte zakken onder zijn ogen. Weifelend. Hoe lang we nog blijven draaien in deze vicieuze cirkels. Wanhopend. Wanneer hij ons wakker weent voor ronde vier en wij hem knock-out tussen ons inleggen. Wenend. Vooral hij, soms ook wij. En verwonderd. Hoe diep je kan blijven scheppen in die bron van liefde. Al laten die nachtelijke wrijvingen wel hun sporen na.   Ouders van moeilijke slapers hebben weinig vangnet om op terug te vallen. Hun wekker piept even meedogenloos als die van werkmensen die ’s nachts doorslapen. Ze moeten mee met de maatschappij, met dezelfde snelheid en energie als hun kwieke collega’s. Doelen en deadlines halen, zonder snoozen. Ging er maar eens een maatschappelijke wekker af voor ploetermoeders en -vaders die te veel balletjes tegelijk in de lucht moeten houden: een huis, een gezin, een ‘carrière’ en graag ook nog iets dat op een privéleven lijkt – en dat in combinatie met die nachtelijke wrijfrecords.   Waren huizen maar meer dan een nummer in de straat. Dan konden buren over hun getalgrenzen heen de handen in elkaar slaan. Oud en jong zouden de beste vrienden zijn. Want achter de ene gevel tikken eenzame zielen de tijd weg met breinaalden of wandelstokken, terwijl andere huishoudens de wirwar aan to-do’s niet aan elkaar weten te haken. Samenleven blijkt niet zo evident in onze samenleving. We geraken moeilijk over de drempel van een vreemde deur.   ‘Nochtans zouden Yvonne en Marie-Jeanne hun deur graag openzwaaien’, denk ik dan al wrijvend. Zij wonen een beetje verder in de straat en hebben zelfs tijd om hun riool proper te vegen. Dat doen ze langzaam en grondig in de hoop dat er af en toe iemand voorbijkomt om naar te staren of, in het beste geval, naar te zwaaien. ‘Misschien moeten we eens aanbellen met een voorstel?’, fladderen mijn gedachten. Maar te vaak ontpopt mijn denken zich niet tot doen. Dus ploeteren we verder in onze cocon. Zo’n heerlijk bordje slow meme-kost zou nochtans wel smaken, net als het warme gevoel dat uit gedeelde kookpotten opstijgt.   Een zachte zucht. Hij slaapt. Nu is het aan mij om een weg naar dromenland te banen.  

Rien Mertens
0 2