Zoeken

DE DICHTER SCHRIJFT

DE DICHTER SCHRIJFT: IK BEN  3 BLOEMEN OP DE BUIK VAN DE TAALGODIN   DE ZEISBEUL DENKT: 1 DOMOOR 2 DROLLENVANGER 3 IDIOOT   GEDICHTEN KOEN VLERICK 2020   1 DE DICHTER SCHRIJFT:               Zonlicht             Een anjer 1 bloem               Kokosmelk aan altaar van huid             Velletje vlees in breedte van hand               Wereld 1 seconde                 Vrucht van zaadje van zee               Anjer streelt anjer              Ook zonder handen                Bijna tam gemaakt             Het is waar van die toverlamp boven   DE ZEISBEUL DENKT:   Pikkedonker P Domoor geachte domoor D   Ik stuur u wandelen 2 ik stuur u wandelen 3 ik stuur u wandelen Weet u van waar naar waar wel van Melle naar Schellebelle   Weet u en dan weer te voet terug tot aan een bebloede brug In een spooknacht over wel 1000 konijnenkeutels   In een spooknacht over wel 1000 natte graslanden misschien meer Dit alles tot op het botste bot van bot van u   O nare woordenknutselaar van mokkeltje deern O amen en uit met u     2 DE DICHTER SCHRIJFT:               Leven             Een lelie 1 bloem               Woorden aan hart              Als navel in vel               En in borsten van zomervogeltjes             In borsten van een zeemeermin                In uzelf ook lelie             Tot zelfs in katjesdragende boom in ledemaat van dier een poot               Om cru te zeggen in een wc te velde latrine             Daarbij leg ik een laatste lelie een laatste lelie een laatste   DE ZEISBEUL DENKT:   Dood D Drollenvanger geachte drollenvanger D   Ik zwijg u dood 2 ik zwijg u dood 3 ik zwijg u dood             Weet u tot in een uitholling in de grond voor u alleen               Weet u tot helemaal in een kuil in een helemaal vergeten hoekje             In een decadente sleuf ik herhaal               In een decadente sleuf waarin ik al uw opstelletjes opsluit             Dit is een besluit van ikke en de clubbbbbbb               Der kring der harde hakwerktuigenmakkers                                         Wat ze in de volksmond noemen ja der elite der poëzie ja (ikke ikke ikke)      3 DE DICHTER SCHRIJFT:               Liefde             Een roos 1 bloem (niet het fijnste van meel)               Op en neer gaan golven             Einde van spier pees                Reukstof in flesjes parfum             Knie zoals in hemel knie               Alles komt ter wereld uit een groefje in de huid             Een tatoeage               Een tent van indianen             Een smal diep water nu later   DE ZEISBEUL DENKT:   Haat met de grote H van Haat Idioot geachte idioot I   Ik haten uw woorden 2 ik haten uw taal 3 ik haten uw hoofd Aanhoor mijn ene uiting van ene macht en   Weet u ik willen geen ballen in de bloes als borstjes             Edoch ikke zijn lid van de keiharde keurgroep               Edoch ikke zijn als een actuele dictator in maatkleding             O kom er eens kijken (slimmerds weten dit zomaar zelfs)               O mooie minnaar van uw moedertaal ja ja ja             The end (het einde) en het is voorbij (the end)   PS Wie is de dichter & wie is de zeisbeul? Mail uw antwoord naar koen.vlerick@telenet.be        

Koen Vlerick
11 1

Home … not sweet home

Heel je leven ben je zelfstandig geweest. Je nam je eigen beslissingen. Je hebt mensen steeds met eerbied en waardering behandeld. Iedereen was welkom in jou huis. In je leven bleef je niet gespaard van moeilijkheden en ziektes. Met vallen en opstaan gaf je zin aan je leven. Je hebt je steentje bijgedragen aan een betere maatschappij. Nu  ben je oud. Het leven heeft al zoveel van je geëist, je vitaliteit neemt af. Je wordt hulpbehoevend en moet je woning ruilen voor een home. Een paar meubels en herinneringen mag je meenemen. In een kamer van ongeveer 25m² met een toilet en een wastafel met warm en koud water. Een bad neem je verderop in de gang. Heb je iets nodig … druk op de knop,  Er zal wel iemand komen … na een half uur of langer. Je zelfstandigheid ben je nu kwijt. Je wordt behandeld als een kind, ondanks het feit dat je nog geestelijk gezond bent. Je routines worden ontnomen, want je kunt het zogezegd niet meer. Als je vroeger dagelijks je medicamenten op een vast tijdstip nam, worden deze nu bruusk uit je handen genomen, want je mag ze enkel nemen op het tijdstip dat het personeel je oplegt. En dan zegt het personeel grof tegen je “ik zal melden dat de patiënt weigert van de medicamenten te nemen”. Je bent overgelaten aan de goodwill van het personeel. Je moet braaf zijn, want als je braaf bent dan heb je geen problemen. Als mens – jong of oud - is er één ding dat iedereen wil: respect. Ook in een home! Je nieuwe home… is geen sweet home!  

Guy Van Damme
34 1

En toen kwam teleurstelling aankloppen

Het leven is niet altijd rozengeur en maneschijn, that’s a given. Als mens lijken we steeds moeite te hebben om dit te bevatten. We kunnen zo wijs en ervaren zijn als we willen, in ons onderbewuste heerst er steeds een notie dat alles hoort te verlopen zoals wij dit voor ogen hebben. Wetens en willens durven we de stap te zetten in het diepe, zonder ook maar even stil te staan bij de consequenties. Dan bedoel ik niet de logisch beredeneerde, potentiële high risk resultaten, maar veeleer de intensiteit en de impact ervan op ons algeheel lichamelijk welzijn. We nemen ons voor dat alles uiteindelijk weer goed komt, dat het leven inspanning en risico’s vergt. Zowel voorspoed als tegenspoed horen erbij, nemen we ons voor.   Echter zijn we onvoldoende voorbereid op de tegenslag van een tégenslag. We veronderstellen dat we sterk genoeg zijn om elke klap te trotseren, maar zijn er ons niet bewust van hoe hard deze klap al dan niet zal aankomen. We werpen de boemerang in de lucht, denkende dat ie veilig terugkeert naar de hand, terwijl het ding heel listig, de terugkeer plant naar het gezicht. We kennen het concept van een regressie wel, we honoreren haar wezenlijk bestaan, maar weigeren – bewust dan wel onbewust – haar draagwijdte te erkennen.  We beschouwen onszelf als rationele, beredeneerde wezens. Wat we echter niet inzien; onze zogezegde, logische en rationele redeneringen worden steeds gemaakt in functie van onze menselijke verlangens. Hebben we onszelf dan nooit verloochend met het idee een rationele stap te zetten, resulterend in de bewustwording van de latent aanwezige gevoelsmatigheid? Begeerten nemen de bovenhand en zorgen ervoor dat we, impulsief, de nodige “berekeningen” doen. Zonder enige zelfreflectie, zonder beroep te doen op ons gezond verstand. Er is geen sprake van rede, noch enige luciditeit. De voortdurende strijd tussen rede en emotie. De ironie wil dat deze strijd gaat om twee extremen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Rede versus emotie? Rede én emotie. Kunnen niet met, noch zonder elkaar.   Is dit dan niet wat de mens in wezen is? Dé definitie van versmelting van extremen. Een vat vol tegenstrijdigheden, een unicum in de wereld der verrassingen. Een verloren ziel ergens tussen rede en emotie, de aantrekkingskracht tussen twee tegenpolen. Magneten, dat zijn wij. Hoop, onze drijfveer, resoneert via ons magnetisch veld met het universum, in afwachting van blijde nieuws. We maken onszelf wijs dat we geduldig zijn, maar schreeuwen diep vanbinnen “mijn wil is wet”. We staren ons blind op de keerzijde van de medaille. De zijde waar één van de pijnlijkste vormen van waarheid rust. Teleurstelling. De zijde die luidkeels graag terug schreeuwt: “Goed geprobeerd!”. 

Müge Yalçin
1 0

Zonder boeh noch bah (zegswijze)

  Terwijl de angst uitblijft. Want de heer de pauw is er intussen aan gewend geraakt. Aan dat blauwgroen gedoe, die veren en die nare drang om bij die grauwe muur te paraderen. Voor Jonathan en Nathalie begin ik soms een blad met een zin die mooi lijkt. Toch wordt het stilaan tijd om al mijn figuranten en personages om te leggen. Dat denk ik ook. Ik heb intussen meerdere naties aangeschreven en om de levering van wapens gevraagd. Zodat ik de demonen kan bestrijden. Het mag ook deftig bier zijn in flesjes van 33 of 75 centiliter. Het voordeel is dat ik zeer veel zelf beslissen kan. Zo was Alfred eerst een alleenstaande huisvader met vermiste kinderen en enkele mussen onder zijn Boomse pannen. Op een dag heb ik heb hem tot kabouter beëdigd en mocht hij dat frietkot gaan uitbaten in Sint-Michiels. Roeland is al die tijd niet veranderd. Hij kan niet volwassen worden, nog de miserie van zich afschudden. Hij is als sinds de zomer van 1968 zeventien jaar gebleven en in het jaar 1979 op die laatste woensdag van december mocht hij mijn Talbot lenen en gewoon langs de péage naar het Zuiden-van-Frankrijk rijden. Den ivo beschouwde mij toen als zijn persoonlijke druïde die hem naar de top gebracht had en hem daar kon houden. Doch mij kon zijn roem geen moer schelen. Roem, succes, sportoverwinningen. Dat is allemaal zo onbelangrijk en zelfs zo belachelijk als het groot is. Maar zomaar al die tijd blijven langskomen bij me, kruiden en poedertjes meegraaien zonder boeh noch bah. Zo marcheert dat niet. Roeland is een gedweeë luitenant gebleken. Zonder schreven noch krassen is hij weer teruggeraakt. Mijn Talbot blonk nooit als tevoren en den ivo was proper van de baan gereden. Hij moest niet per se sterven, maar goed. En ik weet niet hoe het komt, maar een paar weken geleden dus, liep hij daar aaneengenaaid in mijn hof, tussen al mijn krachtplantjes. Zoals gij eerder las, heb ik hem nog niet kunnen vangen, maar vanavond zal het er van komen.     uit de reeks 'Roeland Wittebolle'

Bernd Vanderbilt
0 0

Brooddronken, deel 2, hoofdstuk 9

9   Die avond gaat het er bij het gezin Sabbe iets feestelijker aan toe. De laatste stukken fonduevlees worden van een verse zak rauwkost voorzien en ook de aardappelen hebben hun feestjasje aangetrokken – het zijn gebruineerde aardappelen of, zoals ze het bij de Sabbes noemen, aardappelen zoals in Kortrijk. Een lange tijd geleden toen ze nog niet in die mate dysfunctioneel waren dat ze niet meer samen over straat kunnen lopen, waren ze met z’n vieren op uitstap naar het stadscentrum van Kortrijk. En daar stonden toen gebruineerde aardappelen op het menu. De naam is blijven hangen, ook al kan Marjolein ze bij lange na nog niet klaarmaken zoals een professionele kok dat wel kan. Maar de moeite die ze zich getroost heeft, namelijk het bruineren van de aardappelen in de boter, zou geapprecieerd moeten worden. Helaas voor haar worden aan de dis andere onderwerpen aangesneden. Reginald ploft het prikkertje met twee halve gehaktballen aan in de fonduepot. ‘Ik heb gehoord van Bruno dat ge uw best hebt gedaan,’ zegt hij, met een norse blik. Een compliment zal niet onmiddellijk verwacht moeten worden. ‘Was dat tegen ik?’ vraagt Jimmy. Marjolein bekijkt de uitwisseling met stijgende spanning. Een verkeerd woord is genoeg om de lont aan het kruitvat aan te steken en van fondueprikkers gevaarlijke projectielen te maken. ‘Neen, tegen de paus. Tegen uw broer gaat het niet zijn, hé. Die zit liever bij zijn negerin in Gent.’ Het stukje vlees van Jimmy is klaar. Hij overgiet het royaal met kippenkruiden, tot er niets meer van het stuk vlees te zien is. ‘Ge hebt gij een gebreide maag, zeker,’ zegt Reginald terwijl hij aan zijn sigaret trekt, ‘met uw smerige kruiden altijd. Ge gaat nog een keer een gat in uw maag branden.’ Een wolk rook verspreidt zich over fonduestel en -vlees. ‘Mijn vlees is sowieso al gerookt. Ik moet van iets doodgaan, hé,’ antwoordt Jimmy op schampere toon. ‘Niet te arrogant, hé, ventje,’ zegt Reginald, ‘of ge krijgt den dezen tegen uw tanden.’ Hij wijst naar zijn rechtervuist. ‘Kunnen jullie nu niet gewoon overeen komen? ’t Is altijd spel met jullie twee,’ zegt Marjolein. ‘Hij is begonnen,’ zegt Jimmy. ‘Het is nog altijd uw vader. En uw vader is baas,’ zegt Marjolein. ‘Zo mag ik het horen,’ zegt Reginald terwijl hij een blikje bier opentrekt, ‘Bruno was preus op u.’ ‘En?’ vraagt Jimmy. ‘Ik had gedacht dat gij ook preus ging zijn. We gaan alijk nog een facteur van één van de twee maken.’ ‘Ik wil niet.’ Jimmy kruist zijn armen. ‘Wat?’ vraagt Reginald. ‘Ik wil geen facteur zijn. Dat interesseert mij niet, dat is mijn aspiratie niet.’ Er volgt een ongemakkelijke stilte, behalve dan het tikken van de klok, dat nu luider klinkt dan ooit tevoren, tot Reginald briest. ‘Gij zijt een ondankbaar jong. De merendeel van uw leeftijd hé, die zijn nu werkloos. En gij zit direct in ’t werk waar ge gaat kunnen blijven tot uw pensioen als ge uw manieren houdt.’ Reginalds hoofd wordt rood. Marjolein wordt zichtbaar zenuwachtig. ‘Neen, pa. De merendeel van mijn leeftijd heeft geen werk omdat ze gaan studeren. Dat is de realiteit.’ ‘Realiteit, aspiri… Hij is daar weer, hoor, met zijn moeilijke woorden. Het gaat er niet om wat dat gij wilt, gij gaat facteur zijn en daarmee gedaan. Ge moogt blij zijn dat ge dat nog hebt, achter uwe stunt bij de VDAB.’ Maurits de kat springt op tafel en Reginald gooit hem een stukje biefstuk toe, dat Jimmy net op zijn prikker zou steken. Luid smakkend springt het beest op de stoel die vroeger die van Billy was. ‘Dat van de VDAB is hun eigen schuld. Ze gaven verkeerde instructies om het te vinden. Natuurlijk dat Billy en ik dan te laat kwamen.’ ‘Ziet dat ge dan toch verder hebt mogen leren,’ zegt Marjolein, ‘maar ja, als ge ’t laat uithangen…’ ‘Ma, begint niet, hé. Ik zat daar tussen uitgerangeerde marginalen die door het watervalsysteem waren uitgespogen en zelfs het meest basale diploma niet op zak hadden. En daarbij, ge hebt zelf gezegd dat elektricien niets voor mij was en dat ik eigenlijk aan de hogeschool zou moeten zitten nu.’ ‘Uw ma heeft niets te zeggen over u, dat is geen familie. Gij zijt een Sabbe, ik ben een Sabbe. Zij is een Van Suypeene. Geen familie. Ik wou intijde ook bijtekenen voor bij de para’s. Maar ik mocht ook niet van mijn moeder.’ ‘En omdat meme Cordula u belette van para te worden, mag ik ook niet doen wat ik wil?’ vraagt Jimmy. ‘Ik heb gedaan met eten,’ zegt Marjolein, niettegenstaande ze haar bord nauwelijks heeft aangeraakt. Ze kiest zoals gewoonlijk voor de volle vlucht vooruit naar de krakende bruine zetel. ‘Bedankt, hé,’ zegt Reginald, ‘ge hebt dat weer goed gedaan. Kunt gij nu nooit één keer normaal doen?’ Jimmy kijkt naar zijn bord. Hij staart. Hij is er lichamelijk maar geestelijk zit er niets achter zijn bedroefde ogen. Dit is nu zijn leven. Veroordeeld tot een circadiaans ritme van slapen, werken, slapen en werken. De weinige en karige dromen die hij had, opgeborgen achter een muur van dienstplicht, fietsen en brieven. Hier komt hij nooit weg. Over veertig jaar zal hij het zijn die, geplaagd door de stress van weer een uitgeregende postronde, zijn vrouw en kinderen mishandelt. Hij huivert bij die gedachte. Meer is er niet te doen. Hij gaat naar de badkamer, trekt zijn pyjama aan en sloft naar zijn slaapkamer. Zijn stappen zwaarder dan gewoonlijk, de trap kraakt harder dan anders. Hij ploft zich neer op zijn bed en valt geheid in slaap. Een traan rolt over zijn wang. Morgen is het donderdag. 27 december. Hij kijkt uit naar zaterdag. Dan is hij thuis. Rust.

Miguel
5 0