Zoeken

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 7/10)

Zo stonden ze ineens weer op vaste grond. Een flard vislucht was het enige dat deed doorschemeren dat er net iets onverklaarbaars gebeurd was. Het stoepkrijt was verdwenen. De cirkels opgelost in het vloerpatroon van wat nu onmiskenbaar was: Mauro’s appartement. Of toch een versie ervan. Want niets was exact zoals het hoorde. De planten leken net iets te aandachtig te luisteren. Het raam open, alleen maar stilte binnenlatend. Uit de koffiezet ruiste een kabbelend beekje, alsof Mauro ooit vergeten was de instellingen van zijn realiteit aan te passen. Lys keek rond. Schijnbaar een kamer binnenglijdend die ze nog niet kende, maar waarvan ze op de een of andere manier de geur herkende. “Is dit … je huis?” vroeg ze. Mauro knikte. “Min of meer toch.” Ze dwaalde naar de boekenkast. Haar hoofd schuin. “Je boeken staan niet alfabetisch,” fluisterde ze. “Ze staan op geur. Wil je ruiken?” Hij reikte haar een boek aan. De kaft was oudroze, met een titel die zich weigerde te tonen. Lys opende het, rook eraan. Een mengeling van asfalt, sinaasappel en lichte melancholie. “Dit ruikt naar oktober,” ademde ze met woorden. Mauro glimlachte. “Exact.” Ze namen plaats, zittend, op de vloer. Tussen een verzameling aan vinylplaten en cassettebandjes die zich langzaam groepeerden, als waren ze ook nieuwsgierig naar het vervolg. En daar, zonder veel ceremonie, begonnen ze samen iets te doen wat ze nog nooit eerder samen deden: zwijgen. Geen lege stilte. Vol. Zwijgen als een bord soep op een koude dag. Als kruimels op de grond en niemand in de buurt om ze op te ruimen. Mauro stond op. Bewoog door de stilte naar een kast. Hij nam een grote jampot en opende die. Zacht gefluit ontsnapte. Een melodie van ergens ver weg. “Wat is dat?” vroeg Lys zacht. “Een herinnering die ik had gevangen. Ik weet alleen niet meer van wie.” Ze luisterden. Aandachtig. Dit was het moment waarop de vis, die al die tijd als stille getuige op de vensterbank had gelegen, de lucht in dook, door het open raam. Zonder geluid. Zonder afscheid. Hun blikken kruisten en raakten elkaar. “Hij vindt ons wel terug,” zuchtte Lys. Mauro knikte. “Of wij hem.” De lucht in de kamer vergeelde tot een oude foto van zachte wolken. Lys stond op en begon de boeken te herschikken. Niet op geur. Niet op kleur. Op het geluid dat ze maakten als je ze opensloeg. Ergens wist ze, voelde ze: dit is misschien nog niet het echte begin, maar het was een hoofdstuk dat zichzelf heel graag zelf wilde voorlezen. Opnieuw en opnieuw.

Piet V.
52 1

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 6/10)

Het visje lag tussen hen in. Zonder water. Levend. Teder spartelend. Alsof het geen water nodig had, maar herinnering. Mauro bukte zich, nam het voorzichtig in zijn hand. Iets in zijn blik trilde. Lys keek hoe hij het visje op zijn vlakke hand legde. Zij wist het. Het was een kompas. Niet gericht naar het noorden, maar naar iets wat ze samen konden bereiken. De krijtman stond stil nu. Zat zijn taak erop? Hij draaide zich om zonder een woord en liep de trap op, achterwaarts. Alsof hij terugkeerde naar een verleden dat hem ter verantwoording riep. Mauro en Lys bleven achter. De lucht voelde intenser. Zachter. Zwaar van mogelijkheden. Lys boog zich naar de grond, raapte het stoepkrijt op dat was blijven liggen. Ze keek Mauro aan. “Zullen we?” Hij knikte. Niet als antwoord op de vraag. Gewoon, voelend wat reeds in de lucht hing. Samen knielden ze opnieuw. Lys tekende een cirkel op de vloer. Groot genoeg voor hen beiden. Mauro nam het krijt over. Zijn hand tekende symbolen in de cirkel. Golven, spiraaltjes, onbestaande woorden. De hand werkte onafhankelijk van Mauro’s kennis. Een halve klok. Een gesloten deur. Appel met vergezicht. Het visje gleed van Mauro’s hand af, en begon traag de lijn van de cirkel te volgen. Eén keer. Twee keer. Bij de derde ronde klonk een geluid alsof iemand een dik, belangrijk boek opensloeg in een kamer die eeuwen leeg was gebleven. De ruimte scheurde.Niet in twee.Maar in véél meer. Elke keuze, elke variatie, van dit moment evenwaardig. Alleen anders afgekruid. Lys en Mauro kozen dezelfde kruiding: tijm en honing. Alsof hun zielen door de catalogus scrolden en in koor “Die!” riepen. Ze stonden samen op. In een ander landschap. Nog altijd in het gebouw, maar het gebouw was nu een bos. Of eerder een ruimte die zich voordeed als bos. Een illusie van stammen, takken en bladeren. Zonlicht als plafond. Levend behang van insecten en zacht zingende vogels. De vis zweefde boven hen alsof hij nooit iets anders deed: zweven.“Dus…,” zei Mauro, “volgen we hem?” Lys knikte en nam zijn hand weer vast. De lucht rook naar karton. Oude dozen met geheimen. Naar het begin van iets dat nog geen naam heeft. En het visje? Het begon te zwemmen. Vooruit, de lucht in, een kronkelend pad volgend tussen schijnbomen en herinneringen.

Piet V.
70 1

Twee verliefde asperges

Uit een stuk bewerkte grond in een dorp met meer koeienvlaaien dan inwoners groeiden 2 fluo gele asperges met een gedeelde liefde voor het fietswiel. Ze rukten hun wortels los en stalen de fietsjes van een paar tot bloedens toe knock-out geslagen kinderen om hun huwelijksreis te starten. Geen fietspad bleef onbereden, geen aardeweg vervreemd en als ze geen weg hadden om over te rijden dan bereden ze elkaar. De liefde was groot, hun haat voor compostvaten nog groter. Geen enkel vat bleef gespaard, overal werden compostvaten vol blutsen en builen gestampt en het land werd bezaaid met de assen van opgebrande groente resten en toxische plastiekdampen. De asperges bleken onoverwinnelijk. Sommigen vermoedden dat ze dit deden uit rebellie tegen hun eigen sterfelijkheid, als ze al hun potentiële laatste rustplaatsen zouden uitroeien dan zou de dood geen plaats meer hebben voor hen. Volgens anderen hadden ze gewoon een uit de hand gelopen agressieprobleem. Ze waren zich echter niet bewust van de vijanden die ze onderweg maakten. Wanneer ze hun honderd-en-zoveelste compostvat lieten smelten in de vlammen van een in de fik gestoken benzineplasje ontketenden ze de allesverwoestende woede van een vredelievende slagerszoon. Want wat ze niet wisten is dat de verborgen geliefde van de vredelievende maar ook uitgehuwelijkte slagerszoon zich in datzelfde opgebrande compostvat verborgen had om zijn moeder te ontvluchten toen zij haar zoon kwam vragen om haar nieuwste preparé recept eens te proeven. Ze was ingedommeld door de bedwelmende geur van bedorven pastinaakschillen en toen ze wakker werd was de huid al van haar halfnaakte lijf gebrand. De nietsvermoedende asperges vervolgden hun turbulente fietstocht tot ze oog in oog kwamen te staan met de slagerszoon en zijn angstaanjagende wapenarsenaal. Hij stal de scherpste hakmessen van zijn vader en decoreerde zijn lichaam ermee zoals kerstballen aan een boom worden gehangen. De pretlichtjes in zijn amberkleurige ogen waren vervangen door het verslindende vuur van een bosbrand in een langdurig droge zomer. Tussen de verkoolde velden werd de veldslag van de eeuw gevoerd wanneer de slagerszoon in een vlaag van woede de omgeving in stukken en mootjes begon te hakken en de 2 asperges fietsten voor hun leven. Ze lieten overal as, brokstukken en reepjes anoniem vlees na en wanneer de slagerszoon tot het besef kwam dat hij in zijn blinde uitbarsting zijn hele dorp uitgemoord had verhakselde hij zichzelf met het scherpste mes die hij hangen had. De asperges wierpen een laatste blik op de uitgedoofde bosbrand in zijn resterende linkeroog en vervolgden hun huwelijksreis. Ze leefden anderhalve dag gelukkig verder tot één van de asperges bezweek aan een verdoken aspergevlieg infectie. De wederhelft van de overleden asperge kreeg de tijd niet om te rouwen want de tot bloedens toe knock-out geslagen kinderen ontwaakten en kwamen hun fietsjes terughalen en stampten de asperge plat. De kinderen herstelden hun dorp en ter herdenking van de tragedie, alsook om andere asperges schrik aan te jagen, wordt tot op de dag van vandaag nog elke donderdagavond platgeslagen aspergepuree geserveerd.

Delphinus
28 0

As ben jij nu en as zal je blijven

De geur van een ovengebakken knoflook baguette bevrijdt zichzelf uit je mond en rijst naar de hemel. Geloof jij dat je daar ook zal vertoeven straks? Je bloedeloze huid omhelst innig de keukenvloer alsof keramieken tegels de liefde verlangen maar ze zijn versteend, net zoals jij. Nu lig je daar voor mijn voeten, aan mijn voeten, aan mijn genade overgeleverd maar die heb ik niet. Toch niet meer voor jou. Doodgaan hoeft niet het einde te zijn. Je bent er nog hoewel je er niet meer bent. Misschien. Misschien kijk je toe? Misschien zweeft je stoffig gemanifesteerd toefje zielenwolk panikerend rond in de keuken waar je lijf nog ligt te stinken en de knoflook aan je tanden plakt en smeek je mij om je gewoon te begraven. Potgrond in je lichaamsgaten proppen en dahlia’s planten waar je vlees de bodem voedt. Dat kan ik doen, ik kan je ook in een loden kist stoppen want zo bespaar ik de wormen de buikpijn. Of ik kan je te rusten leggen bij de rest maar waar zit het plezier daarin? Wat win ik daarbij? Ik besliste lang geleden al wat ik met jou van plan ben, en ik speel graag met vuur. Hoe de vlammen je bleke huid knuffelen, je wordt eerst knapperig en ruikt naar gebakken spek dat de houdbaarheidsdatum al lang zien passeren heeft. Het vet drupt en moedigt het vuur aan. Alles overstijgend, reusachtig rood. Het enige oppermachtige die jij aanschouwen zal want de hemel wil jou en je zonden niet en je draagt te weinig betekenis voor de hel. Als religie een vuilbak had dan zou jij erin huizen want daar eindigt al wat te verwerpen valt. Al wat vergeten zal worden belandt in de vuilbak dus daar gooi ik je assen straks in. Je bent geen urne waardig, jij zielige verspilling van heilig vuur.

Delphinus
3 1

Verstoppertje

Je kruipt in de vuilzak aan de voordeur want je bent een beetje wereldvreemd en beseft niet dat die vuilzakken klaar staan om opgehaald te worden. Je wordt niet gevonden en krijgt het nogal verstikkend warm in die dichtgeknoopte stinkende plastic zak maar voor je jezelf kan bevrijden grijpt een sterke arm de zak waarin jij je in bevindt en gooit die achteraan in de vuilniskar waar je lekker claustrofobisch en stinkend aan je einde komt tussen al het andere afval.  Je verstopt je in de wasmachine samen met de vuile sokken van je broer en die ene stinkende pyjama die je net iets te lang gedragen hebt. Stank lijkt wel je ding te zijn. Je moeder houdt hier echter iets minder van en steekt de wasmachine in gang. Wat een vrolijke dood moet het zijn om rondjes te draaien en te verdrinken in welriekend vocht en natte broekspijpen die rond je nek gedraaid zitten terwijl je je afvraagt of je stikt door verdrinking of een geknelde luchtpijp. Het antwoord zal je niet meer vinden maar je ruikt nu wel naar wasverzachter met lavendelgeur, men wordt daar rustig van naar het schijnt. Je moeder alleszins niet.  Je positioneert je onder het bed van je ouders. Je zit er al uren want niemand zoekt je maar koppig hou je vol en geduld wordt beloond want je hoort de traptreden kraken. Roerloos blijf je liggen terwijl je vader het bed in duikt met een wereldkampioen sumoworstelen. Je moeder is altijd te druk bezig met het huishouden om je vaders excentrieke fetish op te merken, dus doen ze allebei hun ding, de één met de wasmachine en de ander met een sumoworstelaar. Je bent in shock, je kan niet schreeuwen. Er is enkel het ritmisch kraken van het bed en dan niets meer.  Je verstopt je onder de keldertrap tussen de dozen met oude kerstballen en glitterslingers. Maar je moeder heeft daar gisteren een grote huisspin gezien en dus besluit ze om ongedierteverdelger te spuiten tot de kelder geen zuurstof meer te bieden heeft. Jij bent te gefascineerd door die ene limited edition kerstbal met speciaal rendiermotiefje om te beseffen wat er gaande is, dus adem je de dampen in en sterf je samen met de spinnen. Je was tenminste niet alleen. Je klimt de zolder op en besluit daar op de zoekende te wachten. Wat je niet weet is dat degene die jou ging zoeken net haar nek gebroken heeft door een val van de zoldertrap waardoor jij daar nog een tijdje nietsvermoedend zal mogen blijven zitten. Volhardend als een hongerige mug blijf je zitten tot je doodvalt door dehydratatie. Beiden liggen jullie te rotten, elk aan een kant van de zoldertrap. Jullie lichaamsvocht dringt in de Quick-Step-vloer die jaren geleden geplaatst werd.  Je klautert in de kofferbak van je vaders zwarte Range Rover. Het is midden augustus en lekker heet, voor je vader echter niet heet genoeg want hij brengt een bezoekje aan zijn stevige minnaar. Jij blijft achter in de kofferbak om te liggen koken in de hitte van de middagzon. Wanneer je vader een uur of vier later voldaan terugkeert treft hij een bien cuit gebakken stukje erfgenaam aan in zijn kofferbak en vraagt hij zich af of je meer naar varken of naar rund zou smaken.  Je verstopt je in de garage. Je ouders zijn zonder jou vertrokken op pelgrimstocht naar Lourdes want ze geloven in jouw puurheid en dus moest jij niet mee. Puur kan je zijn maar je bent ook een warhoofd en was dit helemaal vergeten toen je besloot je te verstoppen onder het asbestplafond van de garage. Een halve dag later begint het te stormen en de oude beukenboom van je gepensioneerde buren dondert neer op het plafond van de garage. Dit overleef je maar het inademen van asbestvezels wordt je helaas nog fataal.    Je verbergt je achter de rododendron in de rechterachterhoek van je tuin. Je moeder krijgt een woedeaanval omdat ze je vader betrapt heeft met een strap-on dildo en sumoworstelaar in haar bed, dus neemt ze een kettingzaag en begint je vaders tuin in stukken te zagen. Ze doet dit aan een verbazingwekkend hoog tempo, en dus heb je de tijd niet gekregen om je uit de voeten te maken en eindig je op een composthoop tussen alle verhaspelde rododendronstruiken en een grote lap buikvet van de sumoworstelaar.  Je verstopt je in de oven want dit leek je op een of andere manier een goed idee. Je vader zoekt sedert de scheiding van je moeder zijn toevlucht in knalrode Eristoff, maar heeft honger en dus besluit hij om een diepvriespizza bij z’n drankje te nemen. Hij propt de pizza bij jou in de oven en zet die op de hoogste stond, want als hij honger heeft dan moet het snel gaan. Jij krijgt een déjà vu over een ander heet scenario en wanneer je even krokant gebakken bent als de diepvriespizza, besluit je vader om zich te laten opnemen in de psychiatrie.  Je klimt via een ladder boven op het dak en kruipt in de schoorsteen. Je bent een beetje verdikt omdat je vader je enkel nog diepvriespizza’s voederde voor hij naar de psychiatrie ging. Vanzelfsprekend blijf je steken in de schoorsteen en wanneer je moeder de haard aansteekt met het hout van die omgevallen beukenboom van de buren, wordt het een beetje warm voor de helft van je lichaam. Wegvluchten lukt niet, dus begin je te schreeuwen, maar sinds de eerste woedeaanval van je moeder heeft ze een passie voor luidruchtige doom-metal ontwikkeld en dus hoort ze je niet. Terwijl zij staat te headbangen in de living bij de open haard op nummers over dood en verderf, hang jij te roosteren boven het vuur. Je schreeuwt even hard als de zanger van je moeders favoriete band. Als dat geen muzikale manier van sterven is, dan weet ik het ook niet meer.   Je kruipt in de kleerkast van je ouders. Een ietwat slechte timing om verstoppertje te spelen is dat, want de verhuisfirma komt de meubels ophalen vandaag. Ze nemen jou en de kast mee maar wanneer de vrachtwagen kantelt op de autosnelweg door hevige rukwinden en aangereden wordt door een andere vrachtwagen vliegen die allebei in brand. De houten kast waar jij je afwachtend in verstopt hebt vat vuur en wederom bevind je je in een verschrikkelijk hete doodskist. Terwijl je lichaam begint te verkolen, denk je aan waterijsjes en het blauwe ploeterbadje uit je kleutertijd. 

Delphinus
6 1

Unmask the singer

Ze waant zich boeiend, dus zwijgt ze geen minuut. Ze kraamt onzin uit zoals een regenwolk water blijft spugen. Zoals een mens met hevige buikgriep z’n stoelgang niet onder controle heeft.  Als ik kon doen wat ik niet laten kan, dan nam ik een scalpel en een grote hamer. Met mijn hamer zou ik één harde klap op de bovenkant van haar schedel geven. Dit zou voldoende moeten zijn om haar in slaap te krijgen. Misschien zelfs in coma, of erger. Zolang ze maar zou zwijgen. Ik zou ze op haar rug draaien met haar gezicht naar boven gericht. Zij zoekt een ontmaskering, wel, zij zal er een krijgen.  Ik zou beginnen bij haar haargrens, linksboven. Ik zou verder snijden van links naar rechts over haar gehele voorhoofd, tot over haar slapen. Dan zou ik over haar jukbeenderen en net voor haar oren snijden. Oren zijn te veel prutswerk door al dat kraakbeen, daar heb ik geen geduld voor. Ik zou verder gaan naar beneden en langs de onderkant van haar kin snijden.  Eenmaal ik haar gezichtsomtrek afgebakend heb, zou ik beginnen met het lospeuteren van haar gezicht. Als er enkele bloedvaten springen en scheuren, dan is dat maar zo. Stukje bij beetje zou ik het vel lostrekken, haar lippen zou ik slordig lossnijden en haar neus trek ik desnoods los met een kniptang. Haar oogleden zou ik gemakkelijk moeten loskrijgen, deze zijn tenslotte zacht. Enkel de botox in haar voorhoofd kan een uitdaging vormen, ik heb nog nooit iemand met een botox hoofd opengesneden.  Eenmaal ik die vod van een gezicht loskrijg, zou ik die in haar keelgat proppen om te verzekeren dat er nooit nog een geluid uit ontsnapt. Daarna zou ik een zwierig vreugdedansje doen terwijl zij stikt in haar eigen gezicht.  Als ik maar zou mogen doen wat ik niet laten kan… 

Delphinus
5 1