Zoeken

De Zwaardvis

   Ik besluit een schilderij te gaan maken van een zwaardvis. Verschrikkelijke beesten zijn dat! Die hakken - zjoef, zjoef, zjoef - in het rond. En alles en iedereen is aan stukken, het water verandert dan in één grote plas bloed... en daarna is het smullen van het gehakt. Het wordt een heel bloederig schilderij! Ik schilder zoals de zwaardvissen hakken, dus is het snel klaar. De volgende dag komt er een man de Hoedensalon binnen, hij zoekt een rode hoed met witte stippen. Maakt niet uit wat ie kost,’ murmelt hij een beetje binnensmonds. ‘Dat is geen enkel probleem, zegt Caroline, hebben wij hem niet, dan maak ik hem wel voor u.’ Plotseling valt zijn oog op mijn bloederige schilderij van de zwaardvis. ‘Ik ben dol op zwaardvis,’ zegt de man. (Ik had het schilderij tijdelijk beneden in de Hoedensalon gezet, samen met nog een stapel andere schilderijen. Ze zouden namelijk worden opgehaald voor een expositie van agressieve zeevissen.) ‘Is dat schilderij te koop?’ vraagt de man. De man is erg onsmakelijk dik en hij heeft een merkwaardig opgezwollen voorhoofd. Een adderachtige tong, die tussen zijn dikke lippen tevoorschijn komt, lijkt smachtend naar het schilderij te likken. ‘Ik ben dol op zwaardvis,’ murmelt hij wederom.            Toevallig kom ik juist binnenlopen en hoor wat de man vraagt.        ‘Nou, voor twintigduizend euro mag u het kopen,’ antwoord ik.        'Tienduizend, murmelt hij en het schilderij is verkocht.’        'Vijftienduizend en de deal is rond,' zeg ik.        De man betaalt mij met klinkende munt en met Caroline spreekt hij af wanneer hij zijn hoed kan komen ophalen. Vrolijk fluitend gaat hij, met het schilderij onder zijn arm, de deur uit.    Veertien dagen later komt de man, zoals blijkbaar afgesproken, de rode hoed met witte stippen ophalen. Hij is in gezelschap van een vrouw die nog dikker is dan hij, ze heet Bolala. Zij wil ook een hoed, maar dan een blauwe met witte stippen. ‘Dat is geen enkel probleem, zegt Caroline, hebben wij hem niet dan maak ik hem wel voor u.’     En... zij wil ook een schilderij. Ze wil een schilderij van een felblauwe zwaardvis.         ‘Felblauwe zwaardvissen bestaan niet,’ zeg ik resoluut.        ‘Oh... dat is erg jammer,' zegt Bolala zuchtend.        'Maar u kunt toch wel een blauwe zwaardvis voor mij schilderen?’ vraagt ze vervolgens met een mierzoet stemmetje.        ‘Nou, vooruit dan maar, antwoord ik, maar ik heb wel een inspiratiebron nodig.’         ‘Geen probleem, zegt de dikke man, wij hebben een leuke dochter die in de auto op ons zit te wachten en...’            Even later huppelt er een meisje met een heel kort rokje naar binnen. Ze heeft flinke borsten, een smalle taille en... ze draagt een klepperend gebitje. Snel zet ik mijn recorder aan. ‘Heerlijk geluid voor ik mijn boek - Jozef Bloks in beeld en geluid,’ mompel ik in mijzelf. (Een mens mompelt soms heel wat af in zijn leven.) Het meisje kan goed klepperen, ze is blijkbaar heel muzikaal.    ‘Wat vind je van haar?’ vraagt Bolala.        ‘Geweldig,’ roep ik uit en vervolgens sleep ik het meisje (ik noem haar "Klapstuk"- want ze ziet er best aardig uit) mee naar mijn atelier en zet haar boven op mijn namaakzwaardvis. Plof! Die zit!          ‘En... stil zitten, zeg ik, doe maar net alsof je bovenop je vriendje zit.’ Klapstuk kleppert met een brede glimlach van oor tot oor. Vervolgens neem ik de zaagmachine van de vrouwelijke postbode ter hand (zie mijn verhaal: Ramba de postbode) en bestorm hiermee de zwaardvis en... de arme Klapstuk. Het meisje gilt prachtig Hitchcockiaans. Geweldig! Ik neem het allemaal op. Dat geschreeuw kan ik wellicht nog wel eens aan een amateur horrorcineast verkopen, denk ik bij mijzelf.     Klapstuk plast van schrik in haar broekje. Het goddelijke vocht sijpelt langzaam over de rug van mijn nepzwaardvis. Het arme meisje ziet helemaal bleek. Met mijn super rustgevende stembanden spreek ik haar toe: 'Het is allemaal maar show, lieve meid en... bovendien is het de schuld van je moeder. Zij wil zo nodig een schilderij van een felblauwe zwaardvis! Ik niet!'     Snel schilder ik een doek vol met... felblauwe zwaardvis en als ik bijna klaar ben, gooi ik er een handjevol plas van Klapstuk overheen. Het druipt allemaal heel lekker. ‘Jackson Pollock zou het niet beter hebben gedaan,’ mompel ik in mijzelf. Het meisje is al weer snel van de schrik bekomen en ze vindt het eigenlijk wel een mooi schilderij geworden. Ik doe nog een finishing touch en... klaar!     ‘Dat heeft u snel gedaan,’ zegt Klapstuk.        ‘Ja..., ik ben een snelle schilder,’ antwoord ik.       Hand in hand gaan we weer naar de Hoedensalon en ik overhandig Bolala het nog natte schilderij. ‘Prachtig, prachtig,’ roept ze uit! De dikke man overhandigt mij wederom met een royaal gebaar vijftienduizend euro (‘ik vraag veel te weinig voor mijn schilderijen,’ mompel ik in mijzelf) en weg zijn ze.      Ik kijk Caroline aan en zeg: 'Wat wij tegenwoordig toch allemaal voor onze klanten over moeten hebben.'                                       --------------------------------------------------- Het verhaal speelt zich af in Antwerpen waar mijn vrouw - van 2000 tot 2011 - eigenaresse van een Hoedensalon was. Jozef Bloks - projectkunstenaarSpanje 2024Altea, Alicante https://jozefbloks.blogspot.com/

Jozef Bloks
19 0

Het gevierde viertal

Zij kwamen uit de vier windstreken voor het festijn aan het begin van de herfst. Over stad en land weerklonken klaroenen en bazuinen en veelkleurige vaandels kronkelden boven de wallen als duivels in wijwater. Ridder Ferguut gaf zijn zwarte hengst de sporen om als eerste bij de valbrug af te stijgen. Met zijn uit duizenden herkenbare bariton liet hij zich bij de vorst aankondigen. Kort na hem verscheen vrouwe Agete, gehuld in een karmijnrode kaproen. Zonder haar stem te verheffen betrad zij de stad, de wachters aarzelden niet om deze vermaarde speelvrouw met haar onafscheidelijke schalmei door te laten.  Als derde meldde zich de nar Esmoreit met zijn stoet van dobbelaars, messenwerpers en vaganten. Esmoreit, gevreesd voor zijn spot die scherper was dan het kromzwaard van de Turk, zat achterstevoren op een ezel en riep met schelle stem: Waar is toch die stad? Ik hoor trompetten maar dit spookachtige oord blijft onzichtbaar! Bij zoveel gein kletste zijn gevolg zich op de billen, hinnikend als drachtige merries. Later, toen de schemer zich als fluweel over de puntige daken van de stad voegde en de poortwachters hun laatste ronde deden, verrees in het westen, als silhouet voor de ondergaande zon, de vierde genodigde: de waarzegster Clementia. Gezeten op de bok van haar huifwagen, voortgetrokken door twee gemarmerde schimmels, richtte zij haar vorsende blik op de stad die reeds in de klauwen van de nacht lag. Zij wist wat haar te wachten stond, en dat er geen ontkomen aan was. De stad vrat, de stad zoop, de stad zwelgde – de ganse nacht tot aan het ochtendgloren. Zwijnen gevuld met zwanen, zwanen gevuld met forellen, forellen gevuld met kwartels, het kon niet op, neemt bij, er is genoeg voor eenieder, verordende de heer. Ferguuts stem werd zwakker door het gagelbier; Agete kon haar schalmei niet langer bespelen door het spijsvet in haar keel; Esmoreits gelach was overgegaan in geboer dat de bellen op zijn kap deed rinkelen; slechts Clementia nam niet deel aan de schranspartij, zij dronk een kruidenbrouwsel van foelie en kardemom en wachtte op het onvermijdelijke. De dageraad diende zich aan door kieren in luiken en deuren, en de vorst overzag het gelag. Nu kon het echte feest beginnen! Met één gebaar – zijn linkerhand flikkerde kort in de gloed van de fakkels – zette hij zijn getrouwen in beweging. Drie vadsige onwetenden en één heldere alwetende werden de banketzaal uitgesleept. Op het voorplein gleed de eerste zonnestraal over het versgeslepen blad van de bijl. De beul stond paraat op het schavot, uit de gaten in zijn kap glommen gele ogen en gele tanden. Zoals vorig jaar? vroeg de wreedaard. Nee, zei de heer, vierendelen!

R.F.G. Vandenhoeck
10 0

De zwartrijder

Er bewoog iets in de zijspiegel van de taxi waarin Tanaka san met zijn klant naar het vliegveld van Sendai reed. Een monster! Het spiegelbeeld van het monster at de spiegel op. Het wierp zich als een schaduw op de auto van Tanaka san. Tanaka san zag een poot. Zo dik als die van een dino. Hij remde bruusk. Toen keek hij op. Het was geen Dino. Het was een boom. Een enorme cederboom. Zijn takken reikten tot de hemel. Hij stond daar zielsalleen aan de kant van de weg. Hij zwaaide als een wanhopige lifter die niemand wil meenemen. ‘Natuurlijk wil hij weg,’ dacht Tanaka san. ‘Iedereen wil hier weg. Alles aan deze vreselijke plek herinnert aan de tsunami,’ dacht hij. Die had een paar maanden geleden de bomen als bloembollen uit de grond gerukt. De akkers waren ondergelopen  en alle gewassen waren vernietigd. Heel veel inwoners waren verdronken. De zee had de huizen als lampionnetjes mee genomen. De bomen, die als wachters langs de kust hadden gestaan om de wond van de zee tegen te houden waren knock-out geslagen. Ze waren machteloos geweest tegen de hoge golven van de tsunami. Als door een wonder had deze boom de tsunami als enige overleefd.  ‘Arme boom,’ zei Tanaka san. De klant die achter hem zat, bromde. Het was een ongure type die in dit verlaten gebied zomaar op straat liep. Toen Tanaka san langsreed, had de man zijn hand opgestoken. Tanaka san had even getwijfeld. Het zal toch geen tsunami geest zijn, was heel even door zijn hoofd geschoten. Hij had enge verhalen gehoord over geesten die terug naar huis wilden en als ze de kans kregen een taxi namen omdat er geen openbaar vervoer meer reed in dit gebied.  Als ze moesten betalen, verdwenen ze ineens. Toch was hij gestopt. De man was ingestapt. ‘Naar het vliegveld, alsjeblieft.’ De hele rit had de klant geen woord gezegd, maar nu herhaalde de klant Tanaka sans woorden: Ja. Arme boom. Maar het klonk eerder alsof hij hem dood wenste. ‘Excuseert u mij,' onderbrak Tanaka san hem, 'maar ik moet even iets doen. Sorry. Sorry. Sorry!’ Tanaka san boog als een knipmes. Zelfs toen hij al buiten de taxi was, bleef hij beleefd buigen naar de klant en sorry zeggen. Toen draaide hij zich om naar de boom die er slecht uitzag. Hij boog diep voor hem. Dan gaf hij de de boom een klopje met zijn witte handschoen.  Vervolgens deed hij wat hij als klein kind deed als hij een oude, zieke boom zag. Hij spreidde zijn armen om de boom. Aan de plek  van de verkleuring was te zien tot waar het water was gekomen. Het zeewater was even diep in de bodem gesijpeld en had de natuurlijke balans van de boom verwoest. Vroeger had de boom een goed leven gehad. Maar nu stond hij met zijn wortels in het zeewater. Met zijn oor tegen de bast gedrukt, hoorde Tanaka san de boom zachtjes praten. ‘Ik wil dood,’ zei hij. ‘Misschien kunnen ze je genezen?’ fluisterde Tanaka san terug.‘Ik ben niet meer te genezen. Ik sta te diep met mijn voeten in het zeewater.’ ‘Ben je zeker? Er zijn tegenwoordig hele knappe boomchirurgen.’  De boom schudde met zijn takken.‘Ik ga dood. Het beste is als ze me omhakken. Dan hoef ik niet meer weg te kwijnen.’‘Maar je bent een held. Je hebt als enige de tsunami overleeft. Je bent het bewijs dat er altijd hoop is.’ Ook al was boom nog in leven, het zag er niet goed uit voor hem.  Dat begreep Tanaka san ook wel. Hij zag er terminaal uit.  Het zeezout had zijn wortels aangetast. Het hout van de boom had een ongezonde kleur en was op veel plekken aan het schilferen. Veel takken zagen zwart. Het leek wel alsof de boom brandwonden had. Aan zijn enorme stompen zouden nooit meer takken groeien. Zijn misvormingen waren een gruwel om te zien. Er vloog een vliegtuig over. Die maakte een oorverdovend geluid. Tanaka san schrok op door een hard kloppen op de achterruit. Het was de klant. Hij wees naar de hemel waar een vliegstreep te zien was. ‘Die moet zijn vliegtuig halen, dacht Tanaka san. Tanaka san nam snel afscheid van de boom. ‘Ik kom je later nog een keer bezoeken! Hou vol!’ ‘Laat me niet alleen achter,’ kreunde de boom. Maar Tanaka san stapte al in de taxi en reed verder.  Hij had een slecht voorgevoel. De ontmoeting met de boom had hem uit zijn doen gebracht. Maar hij liet dat niet merken. Met een strak gezicht reed hij door het doodse landschap, waar nog alleen maar de wegen waren hersteld.  Na een tijdje kwam het vliegveld in het zicht. Het begon zachtjes te regenen. Tanaka san deed zijn ruitenwissers aan. Hij gaf zich over aan het mechanisch geluid. Het ging steeds harder regenen. Tot de druppels als tennisballen op de ruit klaterden. Tanaka san had zin om te huilen. Die boom gaat dood. En ik heb hem alleen achtergelaten. Waarom luisterde ik niet naar hem. Al die flauwekul die ik uitkraamde over boomchirurgen, enzo. Hij schaamde zich vreselijk. Nu voelt de boom zich nog eenzamer, dacht hij. Dat stemde hem verdrietig. Hij keek in zijn achteruitkijkspiegeltje. Hij was verbluft door wat hij zag. De klant hield een mes in zijn hand en richtte het op Tanaka san. Iets scherps boorde zich in zijn nek. Toen werd alles zwart voor zijn ogen. ‘Ik ga ook dood,’ was zijn laatste gedachte. ‘Net als die boom… Er is niemand die mij kan helpen.'  

Margaretha Juta
22 1

thuis

HOME VERF ED #artoftheday #art #artist #artcollector #artcollective #artjournal #arte #artlife #artcontemporain #artoftheday #artgallery #artwork #artstudio #verfed ****************************************************************************************** foto GALLERY  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ************************************************************************************* foto VERF ED: HOME  https://www.2dehands.be/seller/view/m2160146167 ***********************************************************************************   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST
0 0

HOME VERF ED

  HOME VERF ED #artoftheday #art #artist #artcollector #artcollective #artjournal #arte #artlife #artcontemporain #artoftheday #artgallery #artwork #artstudio #verfed ****************************************************************************************** foto GALLERY  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ************************************************************************************* foto VERF ED: HOME  https://www.2dehands.be/seller/view/m2160146167 ***********************************************************************************   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e    

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST
5 0

De Kriebelboom

Meer dan het verleden interesseert mij de toekomst,  want daarin ben ik van plan te leven. Albert Einstein   Eindelijk was ik onderweg naar Petrus. Ik had hem beloofd om langs te komen, maar had het wekenlang uitgesteld. Nu kon ik het niet meer uitstellen. Als ik hem nog wou zien, moest het vanavond gebeuren. Na mijn werk, rond een uur of zes, vertrok ik naar Gooik in mijn aftandse Citroën Berlingo. De airco was stuk en het was warm en onaangenaam, zelfs met het raampje open. En alsof dat nog niet genoeg was, was er op de E314 tussen Leuven en Heverlee een dodelijk ongeval gebeurd en stond het verkeer er muurvast. Tja, we kunnen niet alles voorzien, dacht ik, en ik kon niet anders dan erin berusten. Ik draaide het volume van de radio hoger en schoof mijn zetel verder naar achter. Het was mijn eigen fout dat ik weinig tijd had. Ik had het bezoek aan Petrus maar niet zo lang moeten uitstellen. De rest zou al wel lang bij hem op bezoek geweest zijn, die hadden tenminste de tact om niet tot de laatste avond te wachten. De spoeling van ons clubje was dun geworden. We waren nog maar met zijn zessen en nu Petrus zou komen te gaan, waren er letterlijk nog maar een handvol van ons over. Er kwam ook niemand meer bij, alsof de bron opgedroogd was.  De laatste was Geertje geweest en ikzelf was de voorlaatste. Ik zeg nu wel Geertje, maar Geertje was ondertussen een meter vijfennegentig groot en een behoorlijk imposante verschijning met zijn brede schouders en zijn meer dan honderd kilo spieren. Geertje was ook al vijfentwintig jaar oud. Waar was de tijd dat ik hem bij speelpleinwerking De Kriebelboom moest begeleiden als eenzame contactschuwe jongen van zes?   ***  “Wat wil je drinken deze middag, Geert Boekbinder?” Geertje Boekbinder keek langs mij door en hij deed alsof hij mij niet gehoord had. “Je krijgt deze middag bij het eten van je boterhammetjes een drankje van ons, Geert. Je mag kiezen: water, fruitsap, appelsap, Fristi of chocomelk. Wat heb je graag?” Bij het horen van het woord chocomelk keek hij me plots aan en zijn oogjes blonken zoals alleen die van kindjes kunnen blinken als ze hun favoriete drankje mogen drinken. “Geef hem maar water,” zei zijn papa. “Zeker? Want ik denk dat je graag chocomelk hebt, nietwaar? Ja? Dat dacht ik wel. Als ik het even op de achterkant van je handje mag schrijven, dan vergeten we het niet. Hier op het papier heb ik het al aangeduid.” Geertje legde zijn handje op het tafeltje. Ik ben zelf ook nogal voorzichtig bij het aanraken van andere mensen, dus ik benaderde hem alleen met de pen. Toch trok hij op het laatste moment terug en hield hij geschrokken zijn handjes dicht tegen zich aan. “Hij heeft niet zo graag dat hij aangeraakt wordt,” zei zijn papa, “We hebben hem laten testen op autisme, maar dat is het niet. Hij is gewoon erg gevoelig voor aanraking, vrezen we. Het staat allemaal op zijn medische fiche. We hopen dat het na deze zes weken op de speelpleinwerking verbeterd is, maar voorlopig is het zo.” “Dat is niet zo erg, meneer Boekbinder, we zullen wel zien hoe het loopt. Die medische fiche mag je daar aan de hoofdmoni afgeven.” “Het is meneer Croisset, juffrouw. Zijn echte vader is overleden.” “O sorry. Dat wist ik niet.” “Niet erg, gaat het lukken?” “Ja, hoor. We gaan goed voor hem zorgen.” Geertje was niet van zijn plaats gekomen en keek mij angstig aan. Wat zou ik doen? Ik herkende mezelf op die leeftijd en had onmiddellijk medelijden. “Ga je flink onthouden dat je chocomelk gekozen hebt?” Hij knikte heftig en ik twijfelde er niet aan dat hij het zich wel zou herinneren, zoals zijn oogjes geblonken hadden. “Dan mag je nu gaan spelen. Of je mag hier ook bij me in de buurt blijven zitten. Straks beginnen we aan het spel.” Ik keek naar mijn blad en telde. Er stonden nog een paar kindjes op de lijst van 4- tot 6-jarigen die zich wel ingeschreven hadden, maar nog niet aangemeld waren. Ik keek op mijn horloge. Ze hadden nog een vijf tot tien minuutjes de tijd. Dan zouden de boxen het themalied ‘Shut up and dance’ van Walk the Moon superluid uitbraken, zodat iedereen wist dat de formatie zou beginnen. Geert was een meter of vijf achter mij in het gras gaan zitten, met zijn rug tegen de muur van het secretariaatsgebouw. Even verderop waren kinderen en moni’s aan het volksdansen, daarnaast waren ze aan het trefballen. Op het basketpleintje tilde een 14-jarige de kleuter Salina omhoog zodat ze de bal sneller in de ring zou krijgen. Salina, dat was een enthousiast superaanhankelijk kind, dat altijd lachte, wist ik van vorige zomer. Die moest ik uit de buurt van Geert houden, want die knuffelde ie-de-reen en trok aan ieders armen. Salina zou een lang leven beschoren zijn en iedereen van ons overleven. Altijd even opgewekt. Wouter, de hoofdmoni, kwam naar me toe.  “De papa van Geert was net bij me.” “Ik weet het.” “’t Is een zorgenkindje, zou jij…?” “Ik hou hem wel in de gaten.” “Fijn. Als er iets is, laat het mij maar weten, of als hij nood heeft aan rust, stuur hem dan maar naar het secretariaat bij mij, dan kan hij daar bekomen.” In feite had ik het op dat moment al door, of alleszins, ik vermoedde het dat hij één van ons was. Na een weekje contacteerde ik Petrus en hij vroeg me de test te doen. “Pas daarna zijn we zeker,” zei hij, “Geef de ouders mijn visitekaartje en zeg dat ze onmiddellijk een afspraak kunnen krijgen. Hoe sneller we hem kunnen helpen, hoe beter.” Voor mezelf was Petrus pas op mijn elfde in mijn leven gekomen. “Net op tijd,” had hij gezegd, “want de pubertijd doet soms vreemde dingen.” Natuurlijk was de test positief, al kostte het me behoorlijk veel moeite om hem zover te krijgen dat hij zou meewerken. Ik moest hem eventjes voor mezelf krijgen en ik bedacht een hele waarzeggersetting waarbij iedereen apart bij mij in het tentje moest komen en ik de lijnen van hun handpalm betastte om hun toekomst te voorspellen. Het was niet ideaal, echt niet, want hoewel ik altijd al nieuwsgierig geweest was naar wat er van iedereen zou worden, was ik ’s avonds helemaal paraplu van alle toekomstbeelden die ik had gehad. Ze zijn niet altijd even prettig als bij Salina. Geert had zich bovendien in het secretariaat bij Wouter verschanst en na alle kindjes en moni’s ‘gezien’ te hebben, bijna honderd in totaal, moest ik hem toch nog gaan zoeken. Ik vond hem in de knuffelhoek bij Wouter in het secretariaat. Wouter zat aan zijn laptop en had gelukkig zijn hoofdtelefoon op zodat ik hem toch nog kon aanraken en hij mij. Dat was altijd cruciaal. Petrus was nog nooit iemand tegengekomen van ons bij wie dat niet cruciaal was. Ik knielde naast hem, nog altijd verkleed met die lelijke gele bandana, die grote goudkleurige oorbellen, die weide bordeaux rok met belletjes, die ik uit mijn moeders hippietijd had geleend en dat strakke zwarte topje met borduursel uit de verkleedkoffer van onmogelijk smalle medemoni. Enfin het stereotiepe van hoe we eruit zouden moeten zien volgens de goegemeente. Na de test was Geertje ook niet meer bang om door mij aangeraakt te worden. Met zijn handje in de mijne wachtte hij die avond tot zijn stiefpapa hem kwam halen.  Ik gaf meneer Croisset Petrus’ visitekaartje met de uitleg dat hij mij met een gelijkaardig probleem als Geert destijds goed geholpen had. “Je kan binnen de week een eerste afspraak krijgen,” voegde ik eraan toe.  Petrus Michel      Klinisch kinderpsycholoog  Toekomstlaan 43 3920 LOMMEL Tel. 011 55 43 12 Gsm 0474 65 34 58 petrusmichel@outlook.be  Therapievormen Assertiviteitstraining – gedragstherapie – gesprekstherapie – gezinstherapie – speltherapie – opvoedingsondersteuning  Ondersteuning bij Adhd – autisme(spectrumstoornis) – emotionele problemen – faalangst – gedragsproblemen – kind-ouderproblemen – laag zelfbeeld – verlegenheid – hoogsensitiviteit…   “Hoe jij dat doet,” zei Wouter achteraf. “Die jongen laat niemand binnen een perimeter van anderhalve meter komen en jij staat hier hand in hand. Ongelooflijk. Ik wist dat jij de juiste persoon was voor hem. Maar dit vind ik toch bijzonder.” Hij klopte me op de schouder. Omdat ik zo moe was van dat hele waarzeggersgedoe flitste zijn beelden me onverwacht heftig door het hoofd. Gelukkig begon hierna het weekend en had ik tijd genoeg om te crashen. Ik ging niet mee iets drinken in Café Pato met alle moni’s die avond, kroop er om acht uur in en werd ’s anderendaags gewekt door Petrus’ telefoontje. Hoe alles gelopen was enzo. Natuurlijk wou hij dat weten en ik had hem nog niks gestuurd. Ook zondag ben ik nog in de buurt van mijn bed gebleven. Dit maar om te zeggen dat het testen van Geert en het hele plannetje dat ik daarvoor uitgedokterd had, me bijna van al mijn krachten had beroofd.  ***  Toen ik om half negen ’s avonds voor Petrus’ deur stond, riep hij me binnen nog voor ik op de bel gedrukt had. “Kom binnen, Kaat. Ik dacht dat je niet meer zou komen. Dat je als enige niet zou gekomen zijn.” “Ik euh, tja…” “Ach laat zijn, geen excuses, ik ben blij dat je er bent. Het is mijn laatste avond. Ik zou hem liever alleen doorbrengen, maar jouw gezelschap kan ik nog net verdragen, denk ik.”  Petrus was na zijn pensioen in een klein huisje in Gooik gaan wonen, ver weg van waar hij zijn praktijk gehouden had. Het was een witte bungalow die hij huurde van een boer iets verderop. Alles wat hij had, had hij al verdeeld meer dan vijf jaar geleden. Hij leefde nu rechtstreeks van zijn pensioentje. Zijn vrouw was al meer dan 30 jaar dood, zelfs ik had haar niet gekend, en ze hadden geen kinderen. Alles ging naar vzw’s en derden, had hij gezegd en hem kennende had hij dat ook zo uitgevoerd. “Ik weet dat het jouw laatste avond is. Sorry.” Ik gaf hem een knuffel als verwelkoming en zag zijn beeld scherper dan ooit. Ik zag hoe hij bleek en leeg in de zetel hier in de woonkamer zat. De schilderijtjes aan de muur. De kamerplanten op de vensterbank. Alles in een helder daglicht. “Hoe dichterbij de dood, hoe helderder het beeld, niet?” “Ja.” “Heb je geprobeerd om je dood uit te stellen?” “Zoals ieder van ons die zijn einde voelt naderen, maar het heeft geen zin, Kaat. Je weet dat het geen zin heeft. ‘t Is niet dat ik niet geprobeerd heb om het lot op z’n minst een klein beetje te veranderen, maar ik weet dat het niet gaat.” “Misschien als je gewoon niet in de zetel gaat zitten.” “Het lot vindt altijd een manier. Dat weet ik nog van mijn lieve Sandra, en eerlijk, Kaat, ik ben het moe om me te verzetten.” “Heb je graag dat ik blijf.” “Nee. Ik wil dit moment voor mezelf.” “OK. Ik heb Carcassonne mee. Dat speelden we vroeger zo vaak en zo graag.” “Dat is waar. Laat ons dat maar even doen, het verzacht het wachten misschien. Ik zou je trouwens iets willen vragen.” “Geertje?” Petrus glimlachte.  “Geertje, ja. Ik maak me zorgen. Hij zal een gewelddadige dood sterven.” “Is die flits …” “Een geweerschot, ja. En toch is hij bij de politie gegaan.” “Bij de politie?” “Hij wil iets met zijn gave doen, zegt hij. Hij is ook zo gevoelig. Gevoeliger dan de rest van ons. Je weet dat hij meer kan dan iemands dood voorspellen.” “Ja, hij krijgt ook andere beelden door, dat wist ik.” “Hij heeft zijn oefening zo verfijnd dat hij, als hij zich concentreert, aan de slag kan met kleding en andere persoonsgebonden artefacten.” “Waaw. Hij is goed.” “Té goed, misschien. Hij wil verdwijningszaken en moordzaken helpen oplossen.” “Hem kennende gaat hem dat nog lukken ook.” “Waarschijnlijk wel. Maar al die beelden, Kaat. Al die miserie. Hoe gaat hij dat allemaal verwerkt krijgen? Je weet hoe vermoeiend dat het is. Hij zal zich compleet uitputten. Zorg voor hem, Kaat. Zorg voor hem.” “Ik kan toch niet na zoveel jaar bij hem aankloppen. Hallo! Ik moet voor jou komen zorgen.” “Jij vindt wel een manier. En trouwens, volgens mij weet hij het al dat je opnieuw in zijn leven zal komen. Hij zal jou verwachten.” “Niet zo beginnen, Petrus, dat is echt een vreemde manier om mij te overtuigen.” “Ach ja, je ziet maar. Ik maak me gewoon zorgen. Wie is het eerst aan zet?” Zwijgend speelden we een uurtje Carcassonne, daarna keken we nog naar een BBC-natuurdocumentaire voor hij me, net voor twaalf uur, de deur uitwerkte en ik weer de lange weg terug naar huis moest. Ik heb de hele autorit gehuild en ook de rest van de nacht. Het duurde meer dan een week voor ik weer een beetje kon slapen. ‘t Is niet omdat je op iets voorbereid bent, dat het je daarom minder hard raakt als het eenmaal zo ver is.  Petrus’ urne werd bijgezet op het kerkhofje van Gooik vlak buiten het centrum, met zijn lage muurtjes en haagjes lag het vol in de wind. De schapenwolkjes leken als pluizenbollen tegen het blauw van de hemel geplakt. Iedereen van ons was er. Ook Geertje. Maar ik was te zeer aangedaan om hem aan te spreken. We stonden daar als vijf stille zoutpilaren te luisteren naar de priester die de laatste gebeden uitsprak. Verder dan een paar algemeenheden geraakte hij niet. Hij had Petrus niet goed gekend, gaf hij toe. En dat was waar. Hij had hem zeker niet gekend zoals wij hem gekend hadden. Of zoals hij ons gekend had. Hij was de lijm die ons bij elkaar gehouden had.  Een maand nadien stond Geertje voor mijn deur. Hij was onweerstaanbaar. Voor het eerst sinds lange tijd kon ik weer lachen. En op de ene of de andere manier voelde het niet alsof ik erin geluisd was. Ik was nog nooit zo blij geweest om iemand terug te zien. We dansten samen de themadans van zoveel jaar geleden op De Kriebelboom. ‘Shut Up And Dance’ van Walk the Moon. Alsof het inderdaad allemaal al lang geleden was bepaald dat het zo had moeten lopen. 

Hans Van Ham
15 0

Het beest

Het Beest.  (Sproerhaal, vraagt tien minuten van je tijd om te lezen,is leuker dan het invullen van enquêtes ) In een land ver van hier mijmert een koningin in de veranda over de eerste ontmoeting met haar man.In de twintig jaar dat hij op de troon zat waren er geen onnoemelijk problemen geweest in het land.De grond was er vruchtbaar, er heerste een goed klimaat, zachte winters en milde zomers en hun landgenoten waren over het algemeen tevreden. Ze onderhielden nauwe contacten met de naburige koningsparen door met hen elk jaar op skivakantie te gaan naar ice-cape- verdië en in de zomer naar sunlight-isles. Dat waren eigenlijk familieuitstapjes ,gezien ze via hun betovergtootvader met elkaar verwant waren.Vandaag zou ze nog wat mails moeten beantwoorden, en de ontmoeting met de koningin van Konterije voorbereiden. Bij de Noordgrens had men de laatste dagen 's nachts vervelende geluiden gehoord. Men had er eerst niet veel aandacht aan geschonken tot het toch de nachtrust teveel verstoorde. Men werd ongerust en besloot om het bosrijke gebied bij de grens met drones te verkennen. Enkele minuten later verschenen er op computerschermen in de gemeentehuizen een eerste beeld van "het beest"  Ze waren verbijsterd . Het nieuws ging als een lopend vuurtje door de grensprovincie. Dit hadden ze niet verwacht. Een groot beest had een spoor getrokken door de bossen en lag daar te slapen. Het had iets van een teddybeer maar veel groter. De beelden werden direct naar het paleis gestuurd.    De koning stoof de veranda binnen. Hij zag bleek. Zo kende de koningin hem niet. "In het noorden", zei hij. “Een beest, nog nooit eerder gezien,…gigantisch groot…!  Alvorens ze hem om wat meer uitleg kon vragen was hij al weer weg. Ze hoorde hem in de verte zijn eerste minister iets toeschreeuwen .Iets van "minister van land-en tuinbouw en ministerie van mens en ... ,.....veiligheidsraad" De dauwdruppels op de klimrozen waren ondertussen opgedroogd . De zon scheen nu al wat feller maar zij kreeg het koud.   In het noorden wist men niet goed hoe men er mee moest omgaan. ’s Nachts hield men de ramen dicht en overdag moesten de kinderen vooral in de buurt blijven. De ene zwoer bij oordopjes, de anderen zetten een koptelefoon op met relaxatiemuziek om in te kunnen slapen. Men raakte er oververmoeid. op het randje van een depressie . Ze verloren hun concentratie en vooral hun geduld .   De staatshoofden van de naburige landen moesten worden gecontacteerd. Hadden zij dit beest ooit gezien ? Of zaten zij er voor iets tussen? Ook werden mails verstuurd met in de bijlage foto's van het beest naar alle universiteiten in het binnen - en buitenland. "Laat maar wat het ministerie van land- en bosbouw betreft," riep de koning. " Niemand kent dit beest".   Om eén uur in de namiddag stopte een taxi aan de voorzijde van het paleis. Een boom van een man met een warrige haarbos glipte het paleis binnen en repte zich met grote stappen naar de koning. "Ik kan u helpen "zei hij. “Het is een uiterst merkwaardig monster. U zal er nergens informatie over vinden. Niet op het internet noch in boeken. Maar toen ik er over hoorde nam ik meteen het vliegtuig en een taxi want ik denk dat ik u kan helpen. Ik weet alles over monsters . Ik heb een master in monstrologie . Maar deze heb ik nog nooit gezien. Ik zou het zeer graag bestuderen maar er is voorzichtigheid geboden." "Een monster ! U noemt het een monster! ",riep de koning uit .  "Daar lijkt het toch op ", zei Warhoofd. "Monsters moet je niet willen te lijf gaan. Ze kunnen gevaarlijk zijn alhoewel er ook aardige monsters bestaan" ."En ik raad U sterk af om het proberen neer te schieten. Dan maakt U het alleen maar erger. Laat het maar aan mij over. We kunnen in een eerste fase verder observeren met de drones. Kom er echter niet te dicht bij, je weet nooit hoe het daarop reageert. Ik stel op basis daarvan wel een plan van aanpak op." De man verliet het paleis. Niemand had zijn naam gevraagd. Maar ze rekenden op hem.   " Meen je dat nu echt" zei een magere man met rond brilletje ? Hij stond naast de taxi en keek Warhoofd smalend aan. "Ken ik U ?" vroeg Warhoofd "U kent me maar het is de eerste keer dat we mekaar ontmoeten," zei de magere man. Voordat hij iets terug kon zeggen werd een leren zakje in zijn hand geduwd en stapte de magere man in de taxi die voor hem bedoeld was ."Dit zal U nog goed kunnen gebruiken ," zei de magere en hij knipoogde voordat hij met de taxi in stilte vertrok. Warhoofd bleef verweesd achter. Hij bestelde een andere taxi en keek stiekem wat er in het zakje zat. Wat had dit te betekenen ? Waarom zou een klein fluitje nog van pas kunnen komen ? Hij was een man van de wetenschap.  "Naar het Nationaal archeologisch museum" zei hij. "Ik moet daar iets bekijken." Vervolgens liet hij zich naar het natuurhistorisch museum en het instituut voor oceanografie brengen. Na nog wat heen en weergerij liet hij zich naar een café op een onbekend adres rijden ver van de stad.  Hij betaalde de chauffeur die met een brede glimlach 2000 euro ontving. "Voor die prijs wilde hij Warhoofd wel een hele week rondrijden,"dacht hij. Warhoofd was moe maar had nu wel echt een frisse pint nodig en stapte het café binnen.Hij ging aan de toog zitten en bestelde. "Aardappelschillen daar maak ik chips van" zegt de man die naast hem zit , het zijn de beste. Zag u het ook in het laatavondjournaal ? Wat een kermistoestanden. Fake news en complottheorieën daar worden we mee overspoeld. Ik zeg altijd beter 1 goede pint dan tien limonadeflessen."  Warhoofd kreeg er een zwaar hoofd van. Hij knikte instemmend maar had niet echt geluisterd en bestelde een tweede pint. “Teveel bloemkoolvelden hier , daar zouden de milieuactivisten zich eens beter mee bezighouden. Ja , mijn moeder zei altijd dat je van zonnebloempitten slimmer wordt. Met peterseliestengels maak je altijd de beste soep, dat zei ze ook." Warhoofd bestelde een derde pint. “Mijn betovergrootmoeder had een ongelooflijke encyclopedische kennis. Ze was een gerenommeerde kinderpsychologe,weet u , en had zo haar opvoedingsmethodes. Ik bewonder haar professionaliteit hoor. Al die digitale onzin tegenwoordig met computerspelletjes en virtuele werelden.Uren heb ik in de universiteitsbibliotheek gezeten om mijn familiestamboom te bestuderen." Warhoofd leegde zijn glas.  "Oh, Hebt u het ook gehoord van de vuurtorenwachter ? Hij maakte een onvergeefelijke fout,zegt men. En in de brandweerkazerne…..” Warhoofd excuseerde zich. Hij had graag in alle rust de computerbeelden nog even bekeken op zijn tablet maar hij voelde zich wat duizelig. Die caféfilosoof naast hem bezorgde hem koppijn ( of die pintjes ? ) Warhoofd excuseerde zich. Hij moest dringend naar het toilet . Hij las de tekst die op de toiletdeur was gekrast.   “Elfen,kabouters    feeën en trollen, Met monsters en draken moet je niet sollen”.  Wie gelooft er nog in sprookjes,dacht hij.Hij verliet het café via de achterdeur.   Warhoofd wandelde met grote passen over het pad achter het café. De frisse boslucht deed hem goed. Maar draaide hij nu in rondjes ? Hij struikelde over een steen. Hij was wel monsteroloog maar een held was hij nu ook weer niet. Zeker niet in een akelig donker bos dat er alsmaar akeliger begon uit te zien.Het kronkelige pad leidde hem verder van de bewoonde wereld af dan hij had gewild. Op de sterren moest hij niet rekenen,die kon hij door het dikke bladerdek ook al niet meer zien. Net toen hij zich afvroeg of hij niet beter op zijn stappen zou terugkeren maakte hij een tuimeling .Voor hij het goed besefte volgden hierop wat buitelingen en belandde hij in een donkere diepe put. Daar lag hij dan. Hoog boven hem bengelde zijn tas aan een tak.    Alex, die als wees was opgegroeid had altijd al van monsters gehouden. Hij kon uren naar series kijken op Netflix als er maar een monster in de hoofdrol zat. Het monster waar men het de hele tijd al over had op de televisie leek daar volgens hem helemaal niet op .Het lag gewoon in het bos en het leek vrij aaibaar. Waar hadden die volwassenen het wel over ? Hij was niet zo’n broekschijter. Wat al die grote mensen niet durfden zou hij wel doen. Even van dichtbij een kijkje gaan nemen. Een monster benaderen en er dan aan zijn vrienden in het weeshuis over kunnen pochen. Hij beeldde zich al in hoe ze aan zijn lippen zouden hangen. Eindelijk zou hij ook eens een spannend verhaal hebben en zou hij niet meer de Netflix- nerd genoemd worden. Hij sloop door het bos tot hij aan de rand van de plek was gekomen waar het beest zich had neergelegd. Nu hij zo dichtbij was leek het toch echt groot. Hij klom eerst in een hoge boom. Hij zag de dikke buik regelmatig op en neer bewegen. De ogen waren gesloten. Zijn nieuwsgierigheid won het van zijn angst.  Hij kroop door het nest van verhakseld hout maar toen hij het bijna kon aanraken slaakte het monster een diepe zucht. Nu kwamen er toch wat zweetparels op Alex's voorhoofd. Het leek erop dat het monster ontwaakte. Daar had Alex geen rekening mee gehouden. Hij zag de bui al hangen. Hij moest zorgen dat hij weg was vooraleer hij onder één van die enorme poten zou terechtkomen. De grond onder zijn voeten begon te daveren. De snelheid waarmee hij wegrende verdiende een vermelding in het guinness book of records.   Warhoofd bleef wat verdwaasd liggen. Alle raders in zijn hoofd begonnen te draaien. Zijn linkerhersenhelft zocht naar oplossingen. "Je kleren zitten te strak om uit de put te klauteren", "controlleer of je niets gebroken hebt" , "ga vooral niet te vlug rechtstaan om draaiingen te voorkomen ". De rechterhersenhelft gebood hem luid te gaan schreien en om vooral wakker te blijven en te wachten op de reddingsactie die op touw zou gezet worden. (Het paleis zal wel willen weten waar hij uithangt zeker ?). Het duizelde voor zijn ogen. Een beeldmooie vrouw keek over de rand van de put naar Warhoofd. Haar figuur lichtte op in het duister en ze had een be-toverende glimlach . Haar kleed was bestikt met fonkelende parels en haar blonde haren glommen in het duister. Warhoofd zag haar naar hem toe buigen en haar hand over hem uitstrekken. Zag hij nu sterretjes ? Over de put draaide ze tien keer met een glinsterende ster op een stokje en hij voelde hoe hij uit de put steeg en op een bedje van mos landde . De bloedmooie vrouw gaf hem een kus en hij vond zijn krachten bij wonder meteen terug . Hij had het gevoel naar de hemel te stijgen,( maar dat gebeurt enkel in sprookjes, dat kon dus niet) .Hoe ze dat voor mekaar had gekregen zou hij wel willen weten .Hij was door haar schoonheid nog bedwelmd toen hij zijn tas uit de boom schudde .“Elfride “,zei ze. ” Ik ben een toverfee.” “'k Zal het maar geloven “,dacht Warhoofd. Ze verlieten samen het bos bij daglicht.   Alex liep terug naar het weeshuis. Hij nam er een dvd van 1 van zijn lievelingsfilms. Misschien moeten we deze op groot scherm afspelen voor dat beest.. monster. Bij het zien van monsters op een reusachtig scherm voelt hij zich dan ook eens heel klein en wordt hij wel zo bang om verpletterd te worden dat hij wegrent en terugkeert naar Monsterland of hoe het ook heet…dat land waar de monsters vandaan komen. Dan komt hij misschien nooit meer naar mensenland terug, aardig of niet , hij is simpelweg te groot! Maar hoe hij dat voor mekaar zou krijgen was nog de vraag.   Met de dvd in zijn rugzak klauterde hij weer stiekem uit het raam. Hij vond zijn oplossing zelf wel briljant. Hij nam zijn skateboard en ging er van door. Wanneer hij genoeg vaart kreeg legde hij zich neer op zijn buik.Hij greep het board goed vast en zag hoe hij over de huizen vloog. Kabouters zouden harde werkers zijn. Dat wist hij uit de verhalen die zijn moeder nog had verteld toen hij nog een peuter was. Die zouden de klus wel snel kunnen klaren. Alle lakens aan mekaar naaien voor een reuze- projectiescherm.Hij moest met zijn idee zo snel mogelijk naar het koninklijk paleis. De wind trok zijn haren strak naar achter. Hij bereikte de topsnelheid en zag het land onder hem door flitsen. Opeens voelde hij zijn board zakken en snelheid verliezen. Enkele seconden later lag hij tussen de bloemkolen. Pfff, in zijn haast had hij de batterij niet meer opgeladen. Hoe stom was hij geweest!   Hij hoorde iemand praten. “Ah,dat moeten die bloemkoolvelden zijn waar die vent in het café het over had. Ze zijn wel heel erg uitgestrekt. Zeg,eens Elfride , de koning rekent op mij. Maar eerlijk gezegd weet ik het ook niet hoe we dat monster daar wegkrijgen.” .“Had je eerder moeten aan denken” ,antwoordde Elfride.  Alex sprong recht! "Ik ving jullie gesprek op,"zei Alex . "Ja," antwoordde Elfride,"Warhoofd heeft zich flink in de nesten gewerkt. De zogenaamde monsteroloog, ha ,ha!" “Ik heb een briljant idee” ,zei Alex.” Laat het me even uitleggen.”"Laten we eerst eens de koppen bij elkaar steken" , zei Elfride. "Ja,de koppen bij elkaar steken " .beaamde Warhoofd  Ze maakten het zich gezellig tussen de bloemkolen onder de heldere sterrenhemel . “ Jij ,Alex ,je hebt wat teveel fantasie. Denk je nu echt dat je dat voor mekaar zou krijgen? Waar zijn die kabouters die je zullen helpen? Een monster is een sprookjesfiguur net zoals ik. Wij weten hoe we dit kunnen oplossen,” zei Elfride. "Ik kan dingen doen zweven. Dat heb ik van mijn moeder geleerd. Jaren heb ik geoefend om een schildpad de lucht in te krijgen." Mijn krachten reiken nog niet zo ver. Zo’n gigant laat zich niet zo gemakkelijk wegzweven. Elfride begon zacht te zingen.   “Laat ons alles geven. Monsters laten leven Komen ze te dicht , dan laten we ze zweven. Maak ze niet bang, zweef ze terug naar monsterland."   Alex viel in slaap. “We kunnen het monster met dat prachtige lied van je eerst in slaap wiegen en dan mag jij je toverkunsten nog eens laten zien Elfride.”, zei Warhoofd. “Dat wist ik al”, zei Elfride” ." Ach zo ? je wist dat al." antwoordde Warhoofd. Ze vielen tussen de bloemkolen in slaap. De volgende ochtend vertrokken ze met Alex's skateboard.( Elfride had dat ding weer aan de praat gekregen). Het was wat krap maar ze konden er met zijn drieën netjes naast mekaar op zitten .  Algauw zagen ze het Monster in de bossen bij de grens. Het zat rechtop gretig te smullen van de boom kruinen rondom hem. Ze waren er nu vlakbij. Alex, kreeg zweetbandjes en zijn dvd glipte uit zijn handen. Zijn lievelings film! Hij vergat even dat hij op een skateboard zat. Hij wou er naar grijpen, verloor zijn evenwicht en hij viel pijlrecht naar beneden op een boomkruin waar het monster net zijn zinnen had opgezet. Hij verdween tussen diens tanden. “Oh wee “,riep Warhoofd. “Neem je fluitje”zei Elfride. Speel en ik zal zingen.   “Laat ons alles geven.Monsters laten leven Komen ze te dicht ,dan laten we ze zweven. Maak ze niet bang,zweef ze terug naar monsterland."   Ze zagen hoe het monster begon te geeuwen en in slaap viel. Ze nam haar stokje. Ze draaide het tien keer rond en zei : “Elfen,kabouters    feeën en trollen, Met monsters en draken  moet je niet sollen”.   “Waar heb ik dat nog gehoord of gelezen ?” , vroeg Warhoofd zich af. Met grote ogen zag hij het monster opstijgen en wegzweven tot boven de wolken waar hij ook in verdween. “Adieu Alex”,zei Warhoofd droevig.  "Misschien spuwt het monster je daarboven wel weer uit . Zoals de walvis ook Jonas uitspuwde."    Warhoofd verliet zo snel mogelijk het land. Niemand mocht weten dat hij geen monsteroloog was. Op de vlieghaven ging alle aandacht naar het officiële bezoek van de koningin van Konterije waardoor hij ongemerkt het vliegtuig kon instappen.En Elfride? Die verdween in de bossen hand in hand met een magere man met een klein rond brilletje.   Isabelle Vandevyvere  27 juli 2024 Een Write-a-long. Daar had ik nog nooit van gehoord. Tot ik er iets over las in het tijdschrift "Verzin". Prompt! Is de naam van het initiatief  Zie hieronder de link. https://prompt-schrijven.us6.list-manage.com/track/click?u=ddbe6b0f3bca786d8994dba8c&id=ca1898fffd&e=ad3be6d916 Ik nam gratis deel aan de write along met dit verhaal als resultaat

Alma lavado
10 1

TIP VAN DE WEEK

19/06; 'Schit - v. (Zuidn.) koedrek.'van Verf EdAnnemarie Estor is dichter. Haar genre-overschrijdende dichtwerk werd bekroond met deHerman de Coninckprijs, de Jan Campert-prijs en de Frederick Turner Prize. Daarnaast is zij voorzitter van de Adviescommissie Podiumliteratuur bij Literatuur Vlaanderen en freelance eindredacteur voor wie geeft om betere teksten. Annemarie Estor tipt deze week 'Schit - v. (Zuidn.) koedrek.'van Verf Ed. "Verf Ed heeft duidelijk Azertyfactor ontdekt als publicatieplek van, voorspel voor en reclamezuil voor zijn vermoedelijk autobiografisch erotisch-pornografisch oeuvre. Dat is mooi, want we krijgen dankzij dagboekachtige fragmenten en verhalen, gedachten, collages en fotografie een multimediaal inkijkje in een rijke belevingswereld. Een van de drijvende krachten hierin is de frustratie over de dominantie van de ‘norm’, het ‘normale’ waaraan we zouden moeten voldoen. Dit zet aan het denken. Wat is dat toch, dat die norm, al zetten we er ons tegen af, ons dwars blijft zitten? Waarom kunnen we onszelf niet zijn? Wat kost het ons om onszelf te zijn? Dit korte gedicht van Verf Ed schijnt hier enig licht op. We krijgen drek over ons heen. Dat is wat het ons kost. Maar hoe meer dit gebeurt, hoe beter we ermee leren omgaan. Dit biedt troost, al is het schrale troost. Wat opvalt is dat Ed een regionaal-dialectisch woord gebruikt: het Kastelse "schit". Kastel ligt in de gemeente Moerzeke. What’s in a name. "Schit" houdt voor mij het midden tussen de Brabantse ‘schijt’ (‘schait’), en het Engelse ‘shit’. Het is een lekker woord, klaar om terrein te winnen, wat mij betreft. Wat ook lekker bekt in dit gedicht is het klankrijm tussen "drek" en "effect". Dat werkt. Ook is er klankverwantschap tussen "ik" en "schit". Misschien voelt de ik zich schit. Het gedicht is compact en gebald, er staat niets te veel in. Dat maakt het potent. Naast het gedicht staat een eigen collage uit de jaren negentig. Ed geeft hier zijn uitleg bij.De uitleg en de collagetekst zijn samen een hele ‘goodiebag’ vol filosofische inzichten, te veel om op te noemen, maar daardoor wordt de publicatie vanuit postmodern gezichtspunt ook wel weer interessant. Eds publicatie op Azertyfactor geeft ook de link mee naar de plek waar zijn fotografisch oeuvre (deels uit de jaren zeventig) te koop staat, een kunstenaar moet immers ook kunnen leven, niewaar, en hij vraagt professionele prijzen. Terecht, want er is hier sprake van een consistent uitgebouwd oeuvre. Het beeldend werk dat Verf Ed te koop aanbiedt is opwindend te noemen. Wat mij opvalt is dat dit werk (en dan heb ik het over gedicht en collage samen) doet denken aan Wim Delvoye’s’ bekende kakmachine ‘Cloaca’, uit het jaar 2000. Artistieke ideeën ontstaan vaak in een geladen maatschappelijk veld. Niet in een vacuüm. In een vacuüm ruikt het overigens ook niet." ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ wir haben die kunst damit wir nicht an der wahrheit zu grande gehen We hebben kunst zodat we niet door de waarheid vernietigd worden Friedrich Nietzsche Filosoof en cultuurcriticus ......................................................................................................................................................... KUNST MOET PRIKKELEN VERF ED  ............................................................................................................................... FOTO GALLERY verf ed https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST
14 0