De machine en diens mens.
De samenleving waarin ik geloofde.
Ik groeide op met het idee dat onze samenleving (met haar organisaties, wetten en instellingen) gebouwd was om de individuele mens te ondersteunen.
Ik zag de wetten als bescherming van de gezondheid en belangen van de bevolking, zelfs wanneer die wetten over gevoelige of verdeelde onderwerpen gingen.
Zelfs wanneer ze de individuele wil moesten overstijgen om recht te doen aan collectieve beginselen.
Ik zag politiek als het overlegorgaan van dat systeem:
een plek waar de stem van uiteenlopende groepen samenkwam om wetten te vormen,
zodat we met al onze verschillen toch een gedeelde structuur konden behouden,
gebaseerd op menswaardigheid, vrijheid, veiligheid en verantwoordelijkheid.
Ik zag overheidsinstellingen als middelen ten diensten van diezelfde principes.
Ik zag burgers als zelfbeschikkende, menswaardige individuen.
Ik zag economie als een instrument, en geen doel op zich
Maar een systeem om welzijn en welvaart te waarborgen,
en het mens-zijn van elk individu en van de samenleving als geheel te beschermen.
En ik zag bedrijven, werkgevers en werknemers niet als tegenpolen,
maar als co-creatieve partners binnen datzelfde weefsel.
Samen verantwoordelijk. Samen ingebed in dezelfde fundamentelen waarden en normen.
Tegelijk werd ik opgevoed met het idee dat zelfbeschikking niet enkel een vorm van vrijheid is,
maar ook een vorm van toewijding:
aan jezelf, je keuzes, en de impact van je gedrag op anderen.
Ik leerde dat rechten als burger niet vrijblijvend zijn,
dat ze gepaard gaan met plichten en met het vermogen om binnen de wetten van de samenleving te functioneren,
zolang die wetten zelf ook de waarden van diezelfde samenleving belichamen.
Ik begreep ook dat mensen verschillen:
in inzicht, in kunnen, in oordelen, in groei, in de manier waarop ze dingen beleven.
Maar juist daarom geloofde ik dat de overheid een pedagogische taak heeft:
om te vertalen, om toegang te creëren, om kaders te bieden.
Zodat elke burger, ondanks diens kwetsbaarheid,
toegang behoudt tot de beleefruimtes van autonomie en menselijke waardigheid.
Niet als gunst. Maar als fundament.
---
Ik geloof dat welzijn het fundament zou moeten zijn waarop alle andere structuren rusten.Niet als luxe, maar als logische voorwaarde voor duurzame waardecreatie.Wanneer systemen ontworpen zijn om output te maximaliseren, in plaats van mensen te dragen, ontstaat onzichtbaar verlies:
verlies van energie, van geloof, van tijd, van mentale veerkracht en van betekenis.We spreken over arbeidsmarkt, maar vergeten: arbeid is mens.Als welzijn wordt weggeschreven als “persoonlijke verantwoordelijkheid”maar de structuren zelf die verantwoordelijkheid ondermijnen, dan spreken we niet meer over falen.Dan spreken we over een vorm van collectieve dissociatie.