De Wedstrijd
Uw ogen gaan traag open. Uw maag is nog aan ’t draaien en uw rug voelt aan alsof ze al uw wervels eruit hebben gehaald en verkeerd terug ingestoken. Het is de ochtend na uw doop. Want ja, ge zijt nu eenmaal student en als student is het uw plicht om foute keuzes te maken. Ge stamelt de trap af, voetje voor voetje, zoals ge dat als kind ooit geleerd hebt. Ge gebruikt uw bilspieren als sluis voor uw endeldarm, want ge moet ongelooflijk schijten en ge voelt al welke soort het zal worden. Als ge eenmaal op de gemeenschappelijk kotpot terechtgekomen zijt, komt er meer vocht uit uw achterste dan uit uw pisbuis, en ge weet dat dit tegen het oorspronkelijke ontwerp van de schepper in gaat. Het lucht toch op, al die vuiligheid uit uw lichaam persen, detoxen, om het met een 21ste eeuws neologisme te zeggen.
Plotseling ziet ge uw zwaar-verdiend lintje nog rond u hangen. Een van de kringleden vertelde u dat de eerste nacht slapen met uw lintje geluk bracht en wie zijt gij om het lot uit te dagen. Geluk dat ge nodig zult hebben, want om twintig uur wordt ge in Leuven verwacht voor een literaire prijsuitreiking, die zo lang op zich liet wachten dat ge zelf niet hoeft te kampen met Alzheimer om uw eigen column vergeten te zijn. Met een darmkanaal waar de stroomsterkte al wat afgenomen is en een vriend aanwezig door een cocktail van sociale ondersteuning en amicale verplichtingen, waggelt ge met uw overbelaste rug de trein op.
Aangekomen in Leuven, wat als lichtpuntje in dit donkerzwart universum één van ’s werelds mooiste steden is, wandelt ge voorbij de kookstudio van Jeroen Meus en komt aan in een pretentieuze boekhandel, die vijfentwintig percent meer vraagt omdat ze zichzelf niet ‘Standaard’ vinden. Na wat schaamteloze reclame voor een quasi-literaire scheurkalender en een ellenlang interview waarbij tot ongenoegen van de schrijfster en het dertigkoppig publiek het hele boek verklapt werd, gaan ze eindelijk over naar de uitreiking, de enigste reden waarom ge überhaupt aanwezig zijt. Eerst betekenisloze formaliteiten -Iedereen proficiat en blijf zeker schrijven- en dan komt het.
Ge zou het nooit van uzelf toegeven, maar ge zijt gespannen. Ge krijgt wat klamme handen en die oncomfortabele stoel wordt zowaar ondraaglijk. En dan hoort ge uw naam en alles zakt ineen, als een mislukte pudding. Uw naam, Ybe (Y-B-E) valt als eerste. Hoewel ze de valse woorden van willekeurige volgorde hebben uitgesproken, zit ge daar toch maar gewoon te zitten en wanneer ze later het begin van de top drie aankondigen, voelt het alsof iemand die slappe pudding (gij dus) op de grond kegelt. Dan mag de winnaar zijn column voorlezen en er wordt op die uitgesmeerde pudding nog eens gestampt. Zo ver voor het lintjesgeluk dus.
Ge beseft ’t dan, ge zijt weer bedrogen. Bedrogen door iets waar ge zelfs al meerdere malen door bedrogen zijt en waarschijnlijk ook nog veel aan zult mispakken. Ge laat nog een foto van uzelf nemen, waarop uw groene glimlach bijna voor te veel tegenlicht zorgt. Ook neemt ge nog een gratis glaasje cava mee, om toch het gevoel te creëren iets uit de avond gehaald te hebben, dan maakt ge u zo snel mogelijk uit de voeten. Uiteindelijk gaat hier maar om een derderangs blogsiteje dat zichzelf content stelt met de achterkamer van een boekenwinkel voor haar ‘grote’ literaire avond en wat simpele boeken uitdeelt als hoofdprijs. Even serieus: Wie leest er nu een biografie over fucking Beyoncé wanneer grootse schrijvers zoals Louis Paul Boon en Gabriel Garcia Marquez op u liggen te wachten? Dit hele voorval zegt waarschijnlijk meer over de huidige toestand van de schrijfwereld dan de blog zelf.
Ge wandelt terug naar ‘t station en uwe maat doet zijn uiterste best om over alles behalve de wedstrijd te spreken, en ge doet gewoon mee. Simpele conversaties, over Jeroen Meus (opnieuw) en zijn restaurant Würst, over het feit dat kroketten uit de muur halen niet meer exclusief Hollands is en de afgezwakte kaartjescontrole op de trein. Ondanks maalt uw hoofd toch voort en later als ge aan uw moeder het spijtige nieuws meedeelt dringt het helemaal tot u door. Ge zijt opgelicht omdat ge terug geloof had, straffer nog dan geloof, ge had weer eens hoop. Na een iet wat te formeel dankwoord aan uwe maat, die tenslotte zijn avond voor u heeft opgeofferd, neemt ge de tram. Na tien uur rijden ze bij De Lijn niet meer tot aan uw kot en moest ge nog twintig minuten stappen. Plots kwam een snoeiharde regenvlaag uit de lucht vallen. Ge kan wel beginnen wenen, maar ge zou ’t niet eens voelen, want ge zijt toch al kletsnat.
Ge komt terug uw kot binnen en een lieftallige kotgenoot heeft een koffiekoek voor u meegebracht. Het is middernacht, toch steekt ge die suisse maar al te graag in uw mond (omdat het kan). Ge laat uw rug weer even rusten op uw zachte bureaustoel. Ge zet uw laptop aan en opent Word. Ge kijkt naar uw lintje en ge voelt even plots als de regenbui geluk over u stromen. Het boeit u niet meer. Met uw vingers in de aanslag begint ge te schrijven in exact dezelfde stijl waarmee ge juist verloren zijt (omdat het kan). Al fluisterend stuur ik een quote van de grote Frank Zappa mijn lege kamer in: “My texts are dumb, so what?”