Zoeken

Toastjes met kip curry

Het overkomt zelfs de meest ervaren klanten. Als een snelwandelaar een aantal keren de volledige supermarkt rondlopen, zeg maar vijfduizend stappen, en die laatste boodschap op je briefje blijft onvindbaar. Op het moment dat ik wanhopig, bijna zoals een man die zijn kinderen kwijt is in het pretpark, op zoek ga naar een verkoopster, spreekt een mevrouw me aan. Een collega-zoeker, zo blijkt. "Meneer, mag ik u wat vragen?", stelt ze meteen een vraag. Ik zeg niet dat ze me net al iets gevraagd heeft, maar ik antwoord bevestigend. "Weet u toevallig de toastjes liggen? Om kip curry op te doen." Nu zeg ik niet dat toeval niet bestaat, maar die heb ik net in mijn winkelkar gekieperd. Voor de paté die ik bij de slager gehaald heb. "Zeker", zeg ik. "Volgt u maar." Nadat de toastjes de weg naar haar winkelmandje gevonden hebben, vraagt ze of ze me nog iets mag vragen. "Zou u mijn winkelbriefje willen voorlezen? Ik heb het thuis met de loep geschreven en omwille van mijn slechtziendheid kan ik het nu niet lezen." Nu pas valt mijn oog op haar sterke bril. "Natuurlijk", zei ik. "Met plezier." Terwijl ik haar boodschappen voorlees, steekt ze telkens een vinger op en zegt ze 'ja' als het in haar winkelmandje ligt. Enkel de peperkoek heeft ze nog niet. "Die ligt helemaal achteraan, bij de koeken", zeg ik. Na een 'dank je wel' en een 'met plezier' vervolgt ze haar weg. Terwijl ik haar nakijk besef ik dat ik die uienkonfijt nog altijd moet zoeken. Dat was het laatste item van mijn boodschappenlijst. Een winkeljuffrouw neemt me mee naar de vaste plek van de uienkonfijt. Ik ben er minstens vijf keer gepasseerd. Dat zal je altijd zien, de rode uienkonfijt is uitverkocht. Had ik ook maar kip curry meegebracht.  

Rudi Lavreysen
61 1

Waar ben ik aan gehecht?

Mijn woonkamer is gelegen op de derde verdieping. Geen lift dus neem ik de trap. Die is van steen. Geen tapijt want een tapijt zou wijzen op welstand en dat standje ken ik niet. Als ik de voordeur van mijn appartement bereik zie ik meteen dat er iets niet klopt. Wat klopt hier niet? Er is iets mis met het slot. Ik zie dat er iets mis is met het goedkope slot. Op het matje ligt een donker ding. Ik buk me, raap het op, kijk nog eens naar het slot. Wat in mijn hand ligt is er een onderdeel van! Heel veel denkvermogen heb ik niet nodig om te beseffen dat het slot geforceerd werd. Is het zo? Het is inderdaad zo! Het luidruchtig kloppen van mijn hart maakt me zenuwachtig. Ik probeer het te kalmeren. Met de ene hand open ik de deur, met mijn andere maak ik een denkbeeldige vuist. Er zijn slechts twee stappen nodig; een, twee. Ik zet ze. Stoere stappen richting woonkamer. En dan zie ik hem. Hij ziet mij. Hij schrikt, ik ook. 'Wat doe jij hier?' De nadruk ligt op JIJ! De JIJ van een vijand. De JIJ van een belager, een indringer, een schoft! Hij zegt niets, ik loop naar buiten, weg uit mijn eigen woning. De treden lijken me te helpen bij het wegrennen; ze geven de bal van mijn rechtervoet een duwtje, de hiel volgt, de andere bal een duwtje, de andere hiel volgt. Meteen sta ik terug op het trottoir. Ren de rijweg over, oef, er reden geen auto's in volle snelheid voorbij. Ik duik de bloemenzaak binnen.  'Een telefoon! Nu! Geef me een telefoon!' Op de agenten hoef ik niet lang te wachten. Ze brengen mijn gedachten terug naar de inbreker, staat hij nog steeds in mijn woonkamer, zoekend in mijn kasten naar waardevolle spullen? Naar geld? Zal hij iets stelen waar ik gehecht aan ben? Waar ben ik aan gehecht?    

Ingrid Strobbe
24 0

Fietsslim - mensdom

  Echo Benieuwd is een wezentje, een mysterieus en eenvoudig figuurtje.  Zijn lichaamsvorm is moeilijk te beschrijven.  Hij wordt één met zijn omgeving.  Hoe hij zich beweegt, is nog een groter vraagteken.  Rollend, kruipend en slepend komt waarschijnlijk het dichtst bij de manier waarop hij zich voortbeweegt. Tegen alle verwachtingen in beweegt hij zich vrij vlot.  Lucht houdt hem in leven.  Hij huist ergens op de buiten in een klein dorpje onder een spoorbrug gelegen op een geliefde fietsroute.  Zonder overdrijven, op een mooie winter-lente-zomer-herfstdag fietsen wel honderden fietsers het bruggetje onderdoor. Iedereen of bijna iedereen roept dan iets naar Echo Benieuwd toe.  Mensen zien hem niet.. Hij is onbestaande en ook weer niet.  Horen doen ze hem wel. Kinderen houden ontzettend veel van hem.  Ze willen hem telkens opnieuw horen.  Volwassenen katapulteert hij terug naar hun onbezonnen kindertijd, al is het maar voor even.  Hoe gehaaster of gestresseerde de rijders ook zijn, bij een kreet onder de brug is de ontlading gegarandeerd een troef.  Helaas vergeten gespannen mensen de deugd van uiting dan het vaaks.  Op dat moment zou Echo Benieuwd niet liever willen dan die mensen te helpen.  Hoe hij ook probeert in alle mogelijke bochten, het lukt hem niet.  Soms loopt hij gebukt onder zijn eigen niet kunnen en vervloekt hij zijn beperkte echokunde. Is hij jaloers op de mens met zijn kunnen en zijn creaties. Hij kijkt naar de fiets als voorbeeld.  De verscheidenheid ervan is enorm groot. Bakfietsen om spullen of kinderen te vervoeren.  Racefietsen om snel te fietsen.  Mountainbikes voor de bossen.  Ook hier onder het bruggetje op het beton zijn ze welkom.  Crossfietsen zijn dan weer geschikt voor elke ondergrond.  Ligfietsen bevinden zich heel laag tegen de grond.  Fietsen met fietszakken en kinderzitjes.  Grote en kleine twee- drie- of eenwielers. Rolstoelgebruikers klikken hun handbike vast en fietsen met hun handen. Fietsen hebben dikke, dunne, gladde of geribbelde banden .  Sturen hebben ook allerlei vormen.  Elektrische ondersteuning op het stalen ros zorgt nog eens voor een variant.  Kortom voor ieder, groot, klein oud of jong bestaat er een rijwiel in alle soorten, kleuren, gewichten en formaten.  Aan diversiteit en verscheidenheid geen gebrek.  Elk mankement aan een fiets wordt verholpen door een mens.  Geen fiets of mens die klaagt.  Bewonderingswaardig. ‘Hallo, hallo’ is zowat het meest voorkomende woord dat geroepen wordt in alle tonen en volumes.  Onmiddellijk daarna weerklinkt de klanknabootsing ‘hallo, hallo’ van Echo Benieuwd.  Wanneer mensen ’Hallo Echo’ roepen dan voelt Echo Benieuwd zich erg vereerd en geliefd.  Hij zegt het mooi na zoals het hoort.  Vooral kinderen kunnen er niet genoeg van krijgen, keren terug apart of met meerdere samen, zeggen het mogelijke, onmogelijke om hem uit te dagen. Soms gieren ze het uit van de pret en staat de verbazing op hun gezicht te lezen.  Echo Benieuwd valt niet te kloppen.  Keer op keer echoot hij hen perfect na. Hoogtepuntmomentjes. En dan die scheldmomenten.  Vreselijk.  Dieptepuntmomentjes.  ‘Hey makak , loser, hoer, janet, debiel of gekapte,…’ roepen mensen naar elkaar in zijn bijzijn. Hoe dom kan een mens naar mens niet zijn?  Waar is de mens nu met al zijn kennis en kunde?  Oplossingen en waarderingen voor mensendiversiteit blijven zoek.  Hoe kan dat nu?  Fietsslim maar mensdom.  Dat gaat Echo Benieuwd zijn verstand te boven.  Hoe hard hij ook ineen kruipt, probeert in alle talen te zwijgen, niets helpt.  Het is sterker dan hemzelf.  Opnieuw zegt hij het lelijks en het vernederendst na.  Het lijkt alsof hij, Echo Benieuwd, er nog een schepje bovenop doet met al zijn nabootsing.  Niets is minder waar.  Voor Wolk Amadeus wordt het pijnlijke hem te veel en begint hij te huilen.  De zon houdt stand.  Met haar zonnestralen dringt ze vastberaden binnen in een regendruppel.  Kort daarna schittert de regenboog in al zijn pracht aan de hemel.  Voor iedereen gelijk.  De rijkdom van de natuur.  Iets of niemand kan dat ontkennen.  Wolk Amadeus en Echo Benieuwd vinden het ook mooi. En dan komt Marieke enthousiast aangefietst en roept:’ Joepie, ik leef!’ ‘Joepie, ik leef’ echoot Echo Benieuwd blij!!!.   Ann Stuckens 03-01-2020      

Ann Stuckens
30 0

In alle eerlijkheid

Het is zover. Ik heb er eentje. Onze oudste confronteerde me er mee. We waren een dag gelijk op pad en hij hoorde het iets te vaak. "Pa, stop daar eens mee", zei hij. "Je zegt het bijna na elke zin." Het was me wel eens opgevallen, maar dat het zo erg was, wist ik niet in alle eerlijkheid. Kijk, daar is het opnieuw. Mijn stopwoord: 'In alle eerlijkheid'. Ik had nooit gedacht dat ik iemand zou zijn met een stopwoord. Om de paar zinnen komt het er automatisch uit. Zoals de koekoek elk uur uit zijn koekoeksklok springt. Het is klokvast. Het moet eruit. Ik kan het niet meer controleren. Ik heb voor de aardigheid enkele zinnen genoteerd. Zinnen waarin het bijna automatisch voorkomt. "Er is in alle eerlijkheid niks met een portie bitterballen.” "Ik proef het verschil ook niet in alle eerlijkheid." "Ik snap dat wel in alle eerlijkheid." Dat zijn er nog maar drie, maar u snapt mijn probleem. Het is alles bij elkaar een gek ding. Soms betrap ik er mezelf andermaal op dat 'in alle eerlijkheid' uit mijn mond komt en dan begin ik te vloeken. Dan lijkt het alsof ik het syndroom van Gilles de la Tourette heb. Nee, er moet iets aan gedaan worden. Voor je het weet gaat het zijn eigen leven leiden en beginnen de mensen je een naam te geven. Zoals bij mijn kennis de Wittewel.   Het goede nieuws is dat ik in de eerste fase van mijn probleem zit. De herkenningsgfase. Ik ben me bewust van mijn probleem. Een zelfhulporganisatie is daarom geen slecht idee. Maar die zal wellicht nog niet bestaan voor mensen met deze aandoening of stoornis. Wat denkt u bijvoorbeeld van de Storende Stopwoordgebruikers? Al is de afkorting daarvan in alle eerlijkheid niet het beste idee.  

Rudi Lavreysen
24 1

Maar Michel toch

Mijn krant ging onmiddellijk naar beneden. Had hij dat echt gezegd? Ik keek met grote ogen naar het tv-toestel. Van het schrikken. Zoiets zeg je toch niet? Ik heb zelfs luid “Maar Michel toch” geroepen. “Naar wie zit je te roepen?”, vroeg mijn vrouw. Maar wacht, laat me eerst de plaats van het gebeuren meegeven. Er was een veldrit op de tv. Die dag eentje voor vrouwen. Een passieve activiteit die ik combineer met het actief lezen van de krant of een boek. Kwestie van me niet schuldig te voelen voor het complete nietsdoen terwijl de wielrenners zich het zweet uit het fietspak koersen. De Michel naar wie ik riep, is de vaste wielercommentator bij het veld- en wegwielrennen. Hij had het wel degelijk gezegd. In exact deze bewoording: "Maar kijk eens naar dat gat nu weer." Zelfs de co-commentator reageerde niet. Er was echter geen wielrenster te bespeuren. Ook niet in achteraanzicht, wat je zou verwachten bij een dergelijke uitspraak. Alleen een beeld uit de lucht van een modderige vlakte. De ‘weer’ in zijn uitspraak duidde erop dat hij nog een achterwerk gezien had. Net op het moment dat ik de terugspoelknop meende te gebruiken, zag ik het ‘gat’. Alsof iemand het licht aanknipte in het donker. Het 'gat' waarvan sprake was het gat of de ruimte tussen een aantal wielrensters. Hij kan toch ook vragen om naar de voorsprong te kijken? Afijn, dat krijg je natuurlijk als je ogen op de krant en niet naar de tv gericht zijn. “De krant lezen en tegelijk tv kijken gaat duidelijk niet”, zei ik. Ik zweeg over mijn misinterpretatie van het gat van Michel. Al had mijn echtgenote, die weet hoe ze als vrouw twee zaken tegelijk kan doen, meteen een oplossing. “Maak dan een gat in uw krant”, zei ze.  

Rudi Lavreysen
64 0

Langteen en Schommelbuik

"Ik zeg het. Ze moeten Jef Nys een standbeeld geven." De man onder ons spreekt het uit als 'Jef Naas'. Het is volop zomer en we zitten op een Antwerps terras. Bij het basketpleintje aan het Sint-Jansvliet. We zitten voor het raam op barkrukken en kijken over het terras. Als een stel schippers die over de boeg van het schip turen. Het viertallige gezelschap lijkt niet naar huis te gaan vooraleer ze de klimaatzaak opgelost hebben. "In de jaren '60 bracht hij het stripverhaal De Straalvogel uit. Over een vliegtuig dat op waterstof vliegt. En begin jaren '70 De Grasmobiel. Over een auto die op gras rijdt. Zeg nu zelf.” "Ja Eddy", zegt zijn buurman terwijl het bierschuim van zijn lippen veegt, "maar dat is pure fantasie. Die toestellen werken niet.” "Elke uitvinder heeft zijn dromen Roger", gaat hij verder. "Nys was een visionair. Ik zal zelfs meer zeggen. Lang voor de computers heeft hij de sociale media voorspeld, zoals Facebook en Instagram. Het was een figuurtje dat maar twee zinnen kende. Ik meen dat het “Dat vind ik leuk” en “Dat vind ik niet leuk” was. Geef toe, meer doen we op sociale media toch niet.” De anderen zijn onder de indruk. “En wanneer heeft hij dat voorspeld?” “Begin jaren zestig. Nog voor Jommeke, in de albums van Langteen en Schommelbuik. Dat waren kabouters. ”De andere drie komen niet bij van het lachen. “Kijk, ik ben ook Schommelbuik”, lacht de meest corpulente van het gezelschap terwijl hij zijn buik vastneemt. Ze schudden van het lachen. Ik besluit om me niet te moeien. Maar Jef Nys heeft inderdaad die reeks gemaakt. Ik moet nog een exemplaar hebben. Thuis ga ik op zoek. Inderdaad, kabouter Knaagtand zegt alleen maar “Ja, dat zie ik graag” en “Nee, dat zie ik niet graag”. Geef toe.

Rudi Lavreysen
492 1

Patatten met snottebellen

Een man van pakweg zeventig jaar, al kan het ook een jong uitziende tachtiger zijn, speurt in een taverne naar een vrijstaande tafel. In zijn kielzog schuifelen twee jongemannen. "Opa met zijn kleinzonen", zeg ik. Het koppel naast ons zwaait naar de man. De vrouw maakt daarbij ietwat overdreven lipbewegingen, zonder een geluid voort te brengen. "Wij vertrekken zo", liplees ik. "Dat is vriendelijk", zegt de man. Ik begrijp dat ze net voordien samen een grote militaire begraafplaats bezocht hebben. De kleinzonen zijn onder de indruk. "Opa heeft nog gezien dat ze de stoffelijke resten van de soldaten met vrachtwagens tot hier brachten", zegt hij. Grootouders spreken vaak in de derde persoon over zichzelf. "Misschien vertellen zijn kleinkinderen dat verhaal volgende week wel in de klas", fluister ik. "Of hij kan het er beter zelf vertellen. Een verhaal uit eerste hand blijft altijd meer hangen." De oudste van de twee kleinzonen heeft de leeftijd om een pintje te bestellen. Opa knikt goedkeurend. Als hij even later een foto neemt van zijn kleinzonen, zegt de oudste dat hij die maar niet naar hun papa moet sturen. Aan hun accent hoor ik dat de kleinkinderen aan de andere kant van het land wonen. De jongste heeft onlangs een voetbalwedstrijd in de streek van Brugge gespeeld. Op een slecht veld. "Een patattenveld dus", zegt opa. Waarna hij moet uitleggen waar die naam vandaan komt. "Alsof ze net aardappelen hebben uitgedaan op het veld", verklaart hij. "Ik heb vroeger vaak op echte patattenvelden gezeten", zeg ik tegen mijn vrouw. "De aardappelen gerooid in de tuin of op het veld. Op onze knieën. Onze pa met de riek en ons ma met een rode doek op haar hoofd. Ik zie ons nog zitten. Met de ijzeren mand om de aardappelen in te doen. Het leek wel eens scène uit een oud schilderij. Op zich leuk om te doen, maar af en toe graaf je een rotte aardappel op. Behoorlijk vies, zoals snottebellen." "Zeg, we gaan dadelijk wel eten", zegt mijn vrouw. "En als je dan 's avonds in bad ging", ga ik verder alsof ik het niet gehoord heb, "zag het water achteraf zo zwart als de nacht. Precies alsof er inkt in plaats van water in het bad zat. Het groene schuursponsje lag klaar, samen met de gele bus Cif, om achteraf het bad terug netjes te maken. Drie dagen later kwam er nog zand uit mijn neus." "Jij moet later ook van die verhalen vertellen", zegt mijn vrouw. "Opa heeft vroeger nog veel patatten geraapt, kan je dan zeggen." Net op dat moment brengt de ober ons eten. "Inderdaad", zeg ik. "Patatten met snottebellen."

Rudi Lavreysen
5 0

Het is rap gebeurd

Zondagavond in de wachtzaal van de spoed. Ondanks de urgentie van sommige letsels is iedereen er gelijk voor de wet. Wachten tot je aan de beurt bent. Er komen extra stoelen. "We hebben een tweede urgentie-arts opgeroepen", komt de eerste zeggen. Wegens de onvoorziene drukte. Voor ongevallen tijdens sportwedstrijden, zoals onze voetballer en zijn knie. Hij is niet alleen. Nog een voetballer en twee handballers hebben ook iets … aan de hand. En accidenten tijdens feestjes. Een man komt met een zwaar bebloede keukenhanddoek tegenover me zitten. De handdoek krijgt het bloed niet geabsorbeerd. Er vallen druppels op de vloer. Zijn gezicht ziet zo wit als de handdoek ooit geweest is. Ze laten hem gelukkig snel binnen. Was het een mes? Glas? “Het is rap gebeurd”, zegt een mevrouw. Het tv-toestel aan het plafond staat aan, maar het ruist en kraakt. Alsof het sympathiseert met de gewonden. Later op de avond zitten we in een nieuwe wachtzaal. Een man leunt tegen de deurstijl. “In het ziekenhuis kom je maar voor één ding voor je plezier. Als er iemand bevallen is”, zegt hij. Waarna hij zelf naar zijn buik kijkt. “Nee, het lijkt zo, maar ik ben nog niet zover”, lacht hij luid. Een andere man vertelt honderduit over de kwetsuur aan zijn voet. Hoe hij de hele week heeft rondgelopen met een dikke enkel. En dat ze allemaal niet zo flauw moeten doen. Later zien we in de deuropening een voet in het plaaster voorbijkomen. Vervolgens de praatjesman met een bedrukt gezicht en dan zijn vrouw die hem voortduwt in de rolstoel. “Nu heeft hij het niet zo druk”, lacht de man die nog altijd tegen de deurstijl leunt. Als we later met slecht nieuws over de voetballersknie naar huis vertrekken zie ik dat de tv in de eerste wachtzaal nog altijd kraakt.

Rudi Lavreysen
119 0

6 X Godverdoemme

6 X Godverdoemme Toen Patje vertrok op de Zündapp die nog van Moe was geweest, regende het nog niet. Er hing geen wolkje aan de lucht. Het was volkomen helder en de zon scheen lichtjes, maar bij het binnenrijden van Sint-Lenaarts werd hij totaal verrast door een gigantisch onweer. Daar had hij niet op gerekend. ‘Godverdoemme,’ vloekte hij, ‘wat een kutweer. Als ik dat had geweten.’ Hij ging, zoals zo vaak op donderdag, op de markt twee kiekenbillen kopen en misschien een blokske kaas. De eerste kiekenbil zou hij ’s middags, met een boterham, opeten. De tweede ’s avonds, koud met wat mayonaise erbij. Op de terugweg haalde de brommer makkelijk zevenenzestig kilometer per uur, want hij had wind in de rug en het waaide wel stevig. Bovendien was de brommer van Moe opgevoerd. Toen hij zeiknat thuiskwam, haalde hij zijn kiekenbillen uit zijn tas. Hij trok zijn natte kleren uit, plofte in zijn onderbroek in de eikenhouten fauteuil en schakelde de TV en video in om een pornofilm te bekijken. Na welgeteld drie minuten, tijdens een oninteressante scène, liep de film met een groot gekraak vast. De VHS band zat gekneld. Er was in alle geval iets mis. Zenuwachtig duwde Patje op alle knopjes. Vooruit, achteruit, … nog een keertje proberen: vooruit, achteruit, … Niks hielp. Hij deed een poging hem eruit te halen- eject- maar ook die mislukte. Tot slot gaf hij op het oude, versleten toestel een geweldige klap, maar de film bleef geblokkeerd zitten. ‘Godverdoemme,’ vloekte hij, ‘ik maak er korte metten mee.’ Patje, gekleed in zijn onderbroek en sloefen, flikkerde uiteindelijk zijn videorecorder- inclusief de vastgelopen Duitse pornofilm- in de grijze container. Gelukkig kieperde hij er een gewone vuilzak bovenop om te verdoezelen dat er elektrisch materiaal in zat dat je afzonderlijk zou moeten aanbieden op het containerpark. Hij nam zich voor minder vaak te masturberen en als hij dan zin had, zou hij het doen op fantasie en onvergetelijke dierbare herinneringen aan enkele levendige plaatjes uit pornoblaadjes. Op dit moment was zijn libido trouwens door zijn kledij, de koude buitentemperatuur en de ergerlijke technische mankementen aanzienlijk verschrompeld. Door de zoveelste wolkbreuk en de slechte staat van het dak van de achterbouw sijpelde er water bovenop de tafel. Hij zette een kookpot onder het enerverende lek, schoot snel een jeans en een versleten hemd aan, en ging naar de voorkamer. Daar heeft hij zijn modelbouwatelier. Gisteren was hij begonnen aan de Junkers Ju 87B- Stukka op schaal één tweeënzeventigste. Hij bekeek het plannetje nog eens zeer aandachtig. Patje had veel ervaring en was vaak bezig in de herfst en de winter met modelbouw, maar tot zijn grote ongeloof ontbrak er een stukje in de modelbouwdoos. ‘Godverdoemme,’ vloekte hij, ‘hoe kan dat nu in godsnaam.’ Nog enigszins hoopvol en zonder te bidden voor de heilige Antonius zocht hij heel de kamer af. Prompt gaf hij het op, bakte wat spek, at er een boterham bij en dronk lusteloos wat lauwe koffie. Hij keek nog wat zappend TV maar zoals zo vaak boeide bitter weinig hem. Plots dacht hij aan een deel van zijn collectie singletjes die hij nog van zolder moest halen. Op zijn dooie gemakje slenterde hij de trap op. Hij opende het luik naar de zolder, de uittrekbare ladder kwam met een kort gekletter tevoorschijn - normaal gesproken kon die zijn gewicht dragen- en kroop er tegenop. Met zijn buik als twee zakken cement kwam hij vast te zitten in de opening. Hij probeerde zich los te wringen richting zoldering, maar dat liep fout. Daarna slaagde hij erin los te komen en nog net zijn evenwicht te bewaren op de dunne zoldertrap. Het kostte hem vijfendertig minuten. ‘Godverdoemme,’ vloekte hij, ‘het zit niet mee vandaag.’ Rond twintig over acht lag hij al lekker warm in zijn stinkende bed met twee dekens. Die nacht had Patje een fabuleuze droom. Hij had een ernstig en zeldzaam gesprek met zijn engelbewaarder. Nog merkwaardiger was dat hij het zich ’s ochtends compleet kon herinneren.   Engelbewaarder: ‘Waarom drink jij toch zo veel?’ Patje: ‘Geen idee. Het is plezant zo.’ Engelbewaarder: ‘Dat loopt nog eens fout af. Ik heb mijn handen wel vol.’ Patje: ‘Tja, het zij zo.’ Engelbewaarder: ‘Wil je niet oud worden?’ Patje: ‘Neen, niet per sé of kost wat kost.’ Engelbewaarder: ‘Denk je niet dat je soms wat overdrijft?’ Patje: ‘Ik weet niet beter. Ik vind het wel leuk zo.’ Engelbewaarder: ‘Vaak heb ik je kunnen helpen.’ Patje: ‘Weet ik. Merci.’ Engelbewaarder: ‘Ik had beter moeten weten.’ Patje: ‘Maakt niet uit.   Na zijn ontbijt, bestaande uit drie koppen koffie, vier Bastos en twee boterhammen met paardenvlees-niet uit de Lidl maar van de beenhouwer in het dorp- ging hij “zuiver op karakter” naar zijn werk als slordig boekbinder in de beschutte werkplaats. Buiten was het ijskoud. ‘Godverdoemme,’ vloekte hij, ‘ik was beter met de bus gegaan.’ Na die vermoeiende vrijdag was de vervelende werkweek voorbij. Patje kwam verkleumd aan in zijn huis in een rustige, doodlopende straat net buiten de bebouwde kom. Het was ondertussen zachtjes beginnen sneeuwen. Hij trok een proper hemd aan en dronk alvast vijf pintjes aan de keukentafel dicht bij de gaskachel. Hij had vorige week in het café bij Chantal een koper gevonden voor zijn verzameling pornofilms. Het was bijtend koud en er woei een snijdende noordenwind. Hij zette de blauwwitte bananendoos vol met video’s op de achterste slijklap en bond ze vast met een caoutchouc snelbinder. Het was een opvallende collectie. Het brommerke pruttelde even en startte dan met hevig gebrom en gekwetter. Patje vertrok. In het dorpscentrum ter hoogte van de Voorzorg, glinsterde een akelige ijsplek. Hij slipte spectaculair op deze venijnige ijzel en ging met zijn kloten tegen de grond. Hij greep meteen naar zijn gekneusde heup. ‘Godverdoemme,’ vloekte hij, ‘ik wist dat er vodden van gingen komen.’ Door de val scheurde de doos en schoven zijn video’s dwars over de weg tot juist voor café ‘den Boemel’. Chantal, de bazin, en boer Mertens, haar enige klant, schoten wakker en dachten alle twee: ‘Wat is dat allemaal?’ Het vroor en het kraakte. ‘Kom jij mij zo je collectie overhandigen,’ zei boer Mertens lachend ‘Da’s sympathiek.’ ‘Doe niet onnozel,’ reageerde Patje kwaad. Hij trok pijnlijke grimassen en wreef over zijn gekwetste linkerflank, zo ongeveer van de knie tot in zijn zij. Het Flandriake was ongeschonden. Chantal, boer Mertens en Patje verzamelde de VHS banden en staken ze terug in de gehavende doos. ‘Wat moet gij drinken?’ vroeg de cafébazin professioneel. ‘Doe mij maar een trappist van Westmalle,’ antwoordde Patje, ‘dan kan ik een beetje bekomen.’ Hoe hij die avond thuis was geraakt, herinnerde hij zich niet meer. Zijn bromfiets stond nog voor het café. Het vroor nog steeds.   Maandag drie februari gaf Patje zijn Sanseveria’s water. Dat was negen weken geleden. Tegelijk tuurde hij wat door het raam en zag een politiecombi traag voorbijrijden en stoppen voor het huis van Sjarel. Eigenaardig genoeg stapten er geen twee geüniformeerde politieagenten uit, maar een bloedmooie, jonge vrouw en één lange politieagent. Was die vrouw ook een politieagente? En wat kwamen ze hier doen?                                                                                                                                       

Hubert Grimmelt
0 0

Een misvatting

"Het is een misvatting", zeg ik tegen mijn vrouw. "Een wijdverspreid misverstand. Dat oudere mensen door hun leeftijd langzaam stappen. Dat het met de jaren allemaal wat trager gaat. Zeker bij mensen die alleen zijn." We zitten aan de enige tafel van het gezellige koffiehuis waar je rechtstreeks op de straat kijkt. De andere mensen in de zaak moeten langs onze hoofden proberen te zien, vooraleer ze een glimp van buiten opvangen. Het is een tafel waarvoor gevochten wordt. Bij het plein zien we de man langzaam stappen. "Ik ken hem via zijn vrouw”, vervolg ik. “Door het vrijwilligerswerk dat ze deed. Hij is nu een paar jaar weduwnaar. Ik herinner me dat ze vertelde dat haar man ziek was. Vrij ernstig. Toch is zijn vrouw eerder moeten gaan. Van zijn ziekte is hij goed hersteld. Je ziet hem nu dikwijls ergens alleen een koffie drinken." "Het is niet hun leeftijd”, zeg ik. “Of hun fysieke toestand. Ze stappen langzaam om de tijd te vertragen. Met elke stap die ze buiten zetten, moeten ze binnen niet voor de tv zitten. Daarom bewegen ze zich, misschien onbewust, traag voort.” “Ik begrijp het wel. Ik zou mijn pas ook inhouden. Zeker tijdens de donkere wintermaanden, als je om vijf uur de afstandsbediening naar de beeldbuis richt. Alsof je een knop indrukt om de dag af te sluiten." Buiten houdt de man halt bij een kennis. Zijn handen sierlijk op de rug. Op zijn hoofd draagt hij een pet tegen de kille najaarslucht. Het is een groene pet met gewatteerde oorkleppen, die hij kan laten zakken als het te koud wordt. Nu staan ze omhoog. Wellicht om zijn gesprekspartner goed te kunnen verstaan. Een paar tellen later stapt hij verder. We zien hem nog net. Hij is ondertussen heel klein. Ik meen te kunnen zien dat hij de gewatteerde oorkleppen ondertussen heeft laten zakken. Daarna verdwijnt hij uit ons zicht door het raam van het koffiehuis. Langzaam stappend en de tijd vertragend. De tijd dodend. 

Rudi Lavreysen
16 0