Zoeken

Bij oma op de koffie

Pralinewinkels? Ze zijn onweerstaanbaar. Bij het binnengaan van een chocolaterie gaat mijn neus open zoals sluisdeuren bij hoogwater. De chocoladegeur stroomt naar binnen. Het verleidende aroma heeft ook meteen een effect op mijn koopgedrag. Een klein doosje wordt al snel 'nee, doe toch maar een grotere doos'. Of 'doe nog maar een extra doosje, maar dat is een cadeautje'. Alsof de verkoopster dat niet door heeft. Het inpakpapier haalt meestal het einde van de straat niet. In de Nederlandse zaak waar we ons bevinden is het niet anders. Terwijl we onze beurt afwachten concentreer ik me op de afgebroken stukken chocolade die zich op de toog bevinden. Om te proeven. Welk stuk is het grootst? "Is het een cadeautje?", vraagt de vriendelijke verkoopster aan de man die net samen met zijn zoon een bestelling heeft afgerond. "Neeeeej", klinkt het op zijn Brabants. "Het is gewoon voor dadelijk, bij oma op de koffie." "Ooooh, gezellig", klinkt het aan de andere kant van de toog. Wat het ongetwijfeld ook is. Onze noorderburen verstaan de kunst om hun meest gebruikte woord in de praktijk om te zetten. Na het afronden, 'doe maar pinnen' is de gebruikelijke term in Nederland, krijgen de man en zijn zoon een mooie afscheidszin mee. "Nou, veel plezier nog bij oma ", zegt de verkoopster bij het overhandigen van het tasje met pralines. Alsof ze de oma in kwestie hoogstpersoonlijk kent. Alsof het haar eigen oma is. Geef toe, ze zijn er bedreven in, onze vrienden van over de grens. Het komt even in me op om te vragen of ik mee mag naar oma, om van die gezelligheid te proeven. En van die pralines. Maar dat zou een beetje gek zijn. Maar ik smelt er wel van. Onze pralines krijgen even later die kans niet.

Rudi Lavreysen
27 0

Verbonden blijven in eenzame tijden

Sta jij soms stil bij wat vrienden echt voor jou betekenen? Heel vaak doen we dat pas wanneer de verbinding met anderen wegvalt en we ons alleen voelen. Ik sprak met Selma Franssen, schrijfster van ‘Vriendschap in tijden van eenzaamheid’, over de barrières waar we vandaag massaal op botsen in onze zoektocht naar betekenisvolle relaties. Voor mij is haar boek alvast een betekenisvolle bruggenbouwer die alles wat bij vriendschap komt kijken bespreekbaar maakt. Als chronisch pijnpatiënt heb ik de voorbije jaren aan den lijve mogen ondervinden hoe kwetsbaarheid mensen afschrikt, ook die waarvan je dacht dat ze heel dicht bij je stonden. Eenzaamheid en langdurige ziekte zijn vaak twee verkrampte handen op één buik. In jouw boek wordt uitgelegd hoe we tot 200 uur in elkaar moeten investeren vooraleer je van een (h)echte vriendschap kan spreken. Niet verbazingwekkend dat mensen die door ziekte begrensd zijn het nog moeilijker hebben om deze diepe vorm van verbinding te vinden. Hoe kijk jij naar de link tussen ziek en eenzaam zijn? Er zijn zoveel raakvlakken tussen de twee. Mensen die dusdanig ziek zijn, mentaal of lichamelijk, dat ze moeite hebben om naar buiten te komen, worden in veel opzichten belemmerd in het aangaan van vriendschappen. Als je nieuwe vrienden wil maken, moet je vaak letterlijk buitenkomen. Je moet inderdaad dat aantal uren met iemand kunnen doorbrengen, en dat gaat gewoon niet altijd als je veel ziek bent. Je moet ook dingen hebben om met elkaar over te kunnen praten, en als je leven beheerst wordt door een lichamelijke ziekte, of wanneer je psychisch niet in orde bent, dan is het nog moeilijker om die connectie met iemand te leggen. Chronisch ziek zijn op zich hoeft niet te betekenen dat je automatisch ook eenzaam bent. Ik denk dat het samenhangt met het feit dat je dan niet altijd meer meedraait in bepaalde systemen die we superbelangrijk vinden, zoals werk en liefdesrelaties. We hechten er waarde aan en halen er ook conversatiemateriaal uit. Dus wanneer we in contact komen met mensen die daar niet of tijdelijk niet inzitten, dan vinden we het lastig om met die persoon te praten, of om die zijn ervaringen te waarderen. En dat terwijl ziekte je precies confronteert met van alles over jezelf, van alles over je lichaam, en dat is ook een waardevolle ervaring. Als je niet ziek bent, is het ook de moeite om daar naar te luisteren, want daar kun je zeker ook van alles uithalen. Is het niet vaak zo dat mensen, door de ratrace waarin ze hollen, gewoon geen plaats meer hebben voor andermans miserie? Dat ze pijn en verdriet liever mijden omdat ze schrik hebben dat ze het niet op een goede manier kunnen omarmen? Misschien is dat wel vooral omdat pijn en verdriet lastige onderwerpen zijn waarover we meestal moeilijk communiceren. Er blijven heel veel taboes omheen hangen. We worden in ons leven allemaal ooit geconfronteerd met ziekte, of dat nu bij onszelf is of bij iemand die heel dicht bij ons staat. Dus we moeten daar niet zo van wegkijken. Omgaan met intense pijn voelt voor mij als balanceren op dun ijs. Wat kan ik vragen en wat niet? Maar ik denk dat het wel heel belangrijk is om dat proces aan te gaan, in plaats van elkaar daarin af te wijzen. We krijgen natuurlijk ook maar weinig houvast omdat we het amper te zien krijgen. Als je kijkt in onze literatuur, in onze films en series: hoeveel zijn er die echt de realiteit van een chronisch ziek of intens vereenzaamd iemand tonen? Zo weinig. Terwijl het net goed zou zijn om jezelf hier af en toe mee te confronteren, om het een keer bewust gezien te hebben. We stoppen het weg, dus als ziekte, verlies of pijn je overkomt, weten we niet hoe we ermee om moeten gaan. Je stelt in je boek de vraag of mensen nog wel durven te verbinden met anderen die ‘less than perfect’ zijn. Kan jij de imperfecties van je vrienden koesteren? Ik kan me nog herinneren dat ik een paar jaar geleden met een vriend op café zat, en plots begon hij te wenen en gooide hij op tafel dat hij zwaar depressief was. Ik weet dat ik toen heel erg schrok van de enormiteit van dat moment, maar tegelijkertijd besefte ik ook dat je op zo’n moment helemaal niets bijzonders hoeft te doen. Je moet er gewoon zijn en die persoon laten praten. Niet beginnen met advies te geven of het niet relativeren door te zeggen dat je ook wel eens depressief geweest bent. Er zit natuurlijk wel troost in herkenning, dus laten weten dat hij niet alleen is, en dat wat hij meemaakt niet vreemd is, kan best. Maar je moet niet meteen je eigen verhaal vertellen. Het is belangrijk te laten voelen dat je er bent en dat je nu niet plots gaat verdwijnen. Het doet al veel wanneer je bijvoorbeeld af en toe eens een berichtje stuurt, ook al krijg je geen antwoord omdat je vriend(in) op dat moment te diep zit. Die continuïteit is belangrijk, de geruststelling dat je niet zomaar zal verdwijnen omdat iemand plots allesbehalve het perfecte plaatje blijkt te zijn. Waarom is het zo moeilijk om eenzaamheid te doorbreken? Ik denk over het algemeen dat we eenzaamheid als heel zwaar ervaren. En dat is ergens ook wel logisch, want jij kan als individu niet op een-twee-drie een oplossing bedenken wanneer iemand zijn eenzaamheid bij je neerlegt en dat zorgt voor druk en stress. Het zou eigenlijk gewoon zo ver niet mogen komen, dat iemand zich dusdanig eenzaam voelt, dat het een gigantische last wordt die nog maar moeilijk te delen is met anderen. Eenzaamheid is en blijft een groot taboe, ook al lees je er tegenwoordig veel over. Het ontzettend trieste aan eenzaamheid is dat we liefst meteen onze handen er vanaf trekken. Als iemand durft te benoemen dat hij eenzaam is, zien we dat bijna als iets besmettelijks, terwijl eenzaamheid natuurlijk helemaal geen ziekte is, ook al wordt het wel zo gepresenteerd in de media onder de noemer ‘eenzaamheidsepidemie’. "Ik ken echt mensen die overtuigd zijn dat ze geen dag alleen kunnen zijn. En dat is eigenlijk wel zonde, want uit dat alleen zijn kan je zoveel halen." Kunnen we eigenlijk nog eenzaam zijn? Ik wil zeker eenzaamheid niet bagatelliseren, want er zijn inderdaad mensen die langdurig eenzaam zijn, en dat is verschrikkelijk. Het heeft ook een negatieve impact op je mentale en fysieke gezondheid, dus dat mogen we absoluut niet onderschatten. Daarnaast denk ik dat het ook goed is te beseffen dat iedereen zich in zijn leven periodes eenzaam gaat voelen én dat dat misschien niet eens zo erg is. Ik ken echt mensen die overtuigd zijn dat ze geen dag alleen kunnen zijn. En dat is eigenlijk wel zonde, want uit dat alleen zijn kan je zoveel halen. Het geeft je tijd om te reflecteren, om je hoofd eens leeg te maken. Er zijn weinig dingen die mij zo goed doen als een wandeling door het bos, zonder muziek op mijn oren, zonder iemand die tegen me praat, zonder dat ik erna nog ergens heen moet. Een moment dat ik enkel met mezelf deel en waarin ik me toch onderdeel kan voelen van een groter geheel. Af en toe alleen zijn maakt me trouwens ook een leuker mens in contact met anderen. Het zijn rare tendensen die samenkomen: mensen die zodanig eenzaam zijn dat ze er ziek van worden versus mensen die zodanig overprikkeld zijn dat ze geld zouden geven om (tijdelijk) eenzaam te zijn. Dat zegt iets over onze maatschappij: de mensen die er wél toe doen omdat ze goed presteren, zijn soms gigantisch overprikkeld en weten vaak niet meer wanneer of hoe ze even een pauze kunnen nemen. Als ze dan in de rij aan de kassa staan te wachten, zitten ze nog op hun telefoon te tokkelen, want oh nee, anders heb je een zinloos moment. En dan heb je de mensen die volledig buiten het systeem vallen, zich daardoor enorm eenzaam gaan voelen en maar moeilijk opnieuw connectie kunnen maken met anderen. Het is nochtans bewezen dat vriendschap gezond is. Uit onderzoek blijkt dat ouderen die nog veel vrienden hebben, vaak gezonder zijn en minder stress ervaren dan ouderen die minder vriendschap ervaren, ook al krijgen ze bijvoorbeeld wel vaak familie op bezoek. Vrienden hebben een positievere invloed dan familie omdat ze ons over het algemeen veel minder stress bezorgen. We kiezen ze tenslotte zelf. Als je vriendschap hoger op de maatschappelijke ladder zou mogen zetten, wat zou jij dan veranderen aan het bestaande beleid? Ik weet niet of er echt een statuut voor vriendschap moet komen, precies omdat vriendschappen een redelijke fluïde aard hebben. Het kan perfect dat je elkaar jaren uit het oog verliest om elkaar dan weer te vinden en de draad weer op te pikken. Dat reguleren zou vreemd zijn, maar er moet wel een manier komen om het belang van vriendschap te erkennen. Ik heb bijvoorbeeld geen contact meer met mijn vader, maar die heeft wel meer rechten naar mij toe dan mijn beste vriendin die ik elke dag spreek. Dat is heel bizar. We zouden moeten kunnen aangeven wie voor ons het allerbelangrijkste is. Mantelzorg voor en door vrienden moet erkenning krijgen. Momenteel is er geen structuur voor, bestaan er geen faciliteiten voor deze vorm van mantelzorg, die naar mijn gevoel wel steeds meer gaat voorkomen in een samenleving waar huisje, tuintje, boompje, kindje niet meer de norm is. Tegelijkertijd voelt het een beetje gevaarlijk om hier regelgeving aan vast te hangen, want het mag geen excuus zijn van de overheid om zorgtaken nog meer op de schouders van burgers te schuiven. Maar ik vind wel dat als mensen zorg dragen voor zieke vrienden, dat het dan evenveel betekenis moet krijgen als wanneer ze dat doen voor familieleden. Er zijn steeds meer mensen die geen familie hebben. Wie gaat er zorgen voor de langdurige singles van nu wanneer ze ouder worden? Dat zijn hun vrienden! Eigenlijk moet er in heel onze samenleving een verschuiving komen. Nu heerst prestatiedruk zodanig dat het vriendschap gewoon in de weg staat en op die manier eenzaamheid in de hand werkt. Daar is geen kant-en-klare oplossing voor. Dat zit ‘m in heel veel dingen, zoals in de manier waarop onze arbeidsmarkt is ingericht, onze woningmarkt ook. Dirk De Wachter zegt in mijn boek: “Als de politiek positieve initiatieven al niet zou tegenwerken, dan is ze al goed bezig.” Daar sluit ik me bij aan. Ik zie niet zoveel heil in ministers van eenzaamheid of dat soort van top-down beleidsingrepen, maar als mensen bijvoorbeeld met vrienden willen gaan samenwonen of projecten op poten willen zetten om eenzaamheid tegen te gaan, om de afstand te overbruggen, dan moeten ze die ruimte kunnen krijgen en niet gesaboteerd worden. Dit interview werd geschreven voor en gepubliceerd in Samana Magazine, editie oktober. Tot schrijfs De Averechtse

De Averechtse
5 1

KIJK DE MOON SCHIJNT DOOR DE BOMEN

Hebben jullie ook allemaal eventjes de wenkbrauwen gefronst, toen bekend werd dat een gezin van zeven uit het Nederlandse Ruinerwold al 9 jaar in een kelder leefde? Een vader met zijn zes kinderen. Ik kan zo doordenken over zulk nieuws. Waarvan leefde die familie? Vermits de kinderen bij de burgerlijke stand niet aangegeven waren, konden ze dus ook niet op het kindergeld voortbestaan. (In België zou dat wel eventjes anders zijn, hier betalen wij zelfs kindergeld aan spookkinderen die ergens ver weg in een Marokkaans of Turks dorpje wonen) Waarom werd die vader niet regelmatig door de overheid aangespoord om een job aan te nemen? Kreeg hij een invaliditeitsuitkering? Waarvan werden alle rekeningen betaald? En de hamvraag is, waar was die moeder? Kroop die al jaren geleden gillend de kelder uit of liet Moon haar versneld hemelen? Hoorde die vader eigenlijk niet in de psychiatrie thuis? Want als je je eigen kinderen op zulke manier indoctrineert, dan moet er toch een hoekje af zijn! Of zag hij al lang de moon tussen de bomen niet meer? Moest daar nooit een tandarts een tandje plomberen of trekken? Kwam daar nooit een dokter over het erf, die de kinderbescherming kon waarschuwen, zelfs niet toen vake zijn herseninfarct gekregen had? Waarmee bedreigde die moongoeroe zijn zes kelderkinderen? Door de geheimzinnigheid rond de Drenthse boerderij, dachten de buren dat de huurders drugs teelden maar al wat er verbouwd werd was religieuze waanzin. Dus van die boer geen eieren! Dat Oostenrijks moonhulpje moest toch al die jaren tonnen aan voedsel en drank over dat boerenerf tot in de kelder gesleept hebben! Mijn boerenverstand is te klein om te kunnen snappen hoe deze zeven moonies jarenlang onder de Nederlandse radar konden blijven terwijl pa toch duidelijk met het internet verbonden was. Hij schreef namelijk zijn eigen evangelie. Zes volgers had hij al, hij hoopte stiekem op meer… Spijtig kreeg zoonlief door dat je via de digitale media ook de buitenwereld kon bekijken en liet de blijde Moonboodschap voortijdig ontploffen. Wat bleek nu echter?  Deze Moonvolgelingen wilden in familieverband het einde der tijden afwachten? Eventjes dacht ik dat de getuigen van Jehova in het verleden heel succesvol aan de boerderijdeur geklopt hadden. Je weet wel, die kudde geïndoctrineerde bellekentrekkers die al jaren blèren dat de wereld gaat vergaan. Ondertussen zijn deze onrustzaaiers gestopt met een datum op hun catastrofes te plakken.  Natuurlijk gaat de wereld ooit vergaan, maar zelfs Anuna-visionairen of Greta-fobie-doemdenkers kunnen de mensheid blijkbaar toch niet overtuigen dat dit heel snel gaat gebeuren. Dus om de meeste mensen, de dag van vandaag, bang te maken moeten ze met totaal andere gedocumenteerde  argumenten op de proppen komen, die wij blijkbaar niet in onze portemonnee willen voelen. Tijdens de hele geschiedenis van de mensheid zijn er steeds een paar schizofrene gekken geweest die toeterden dat ze Cleopatra of Napoleon waren. Deze krankzinnigen konden wij niet snel genoeg in een dwangbuis afvoeren. Maar, als er een geschifte jandoedel de mensen wijsmaakt, dat hij of zij een directe telefoonlijn met een schimmige oude man heeft, die ergens op een wolk in een ander zonnestelsel woont en die alles hoort en ziet, dan slikken onze mensenkinderen deze onbewijsbare onzin nog steeds als honingzoete lariekoek. Het sprookje van het eeuwige leven werkt magisch. De mensen gewoon laten geloven dat ze na de dood al hun geliefden gaan terugzien en dat ze, als vergevingsgezinde contente zieltjes ergens in de hemel tot in der eeuwigheid gaan blijven ronddobberen. Dus begrijp ik niet waarom mensen, die zo overtuigd zijn dat er na de dood nog iets meer is dan alleen hun leven hier op aarde, zo bezig zijn met zich in te graven in een kelder om toch maar als enigen na de apocalyps in een totaal verwoeste wereld te kunnen overleven…Willen ze niet juist sneller naar hun hemel en herder opstijgen? Als er ergens ter wereld een sektekwibus opstaat, die zichzelf uitroept als de nieuwe Messias die het werk van Jezus komt afmaken, hoe komt het dan dat daar dan opnieuw zo’n hoop klojo’s achteraan gaan lopen? Scientology, de Manson Family, de Jim Jones sekte, getuigen van Jehova, de psychotische Nederlandse kindermisbruikende sekteleider Vrieswijk, de Mormonen, de Amish, de islam, de terreursharia, het christendom, de evangelisten, de protestanten, de orthodoxen, het hindoeïsme, het jodendom en eigenlijk alle religies die nog steeds beweren dat zij alleen het ware geloof vertegenwoordigen. Zij handelen echter alleen uit macht, macht en nog eens macht. En nu weer die Moon-kwaker die, zelfs op een blauwe moondag, schaamteloos, in zijn voordeel, een aantal door hemzelf bij elkaar gefantaseerde hoofdstukken aan de Bijbel toegevoegd heeft. Nu hebben er zich al eeuwen allerlei sprookjesvertellers de Bijbel, de Thora, de Koran en allerlei religieuze boekjes gecorrigeerd en herschreven om toch maar met hun verhaaltjes zoveel mogelijk de mensen financieel uit te wringen en in het gareel te houden, dus, so what.. een fantasietjes meer of minder. Een geloof kan bergen verzetten en blijkbaar ook kelders vullen. Het is blijkbaar nog niet genoeg dat je water in je kelder hebt, je moet er minstens nog een paar kinderen in opsluiten. Na lang wachten heeft nu ook Nederland eindelijk, na de Belgische Dutroux- gruwelkeldermans en na de Oostenrijkse horrorvader incest-Fritz,  zijn eigen kelderkroniek. Wanneer worden de mensen nu eens wakker en roepen ze “loop naar de moon” met jullie manipulatie, wij hebben maar één leven en dat is nu!   Sim, 20 oktober 2019 GODZIJDANK, ben ik atheïst!

Sim
109 1
Tip

Het kappersritueel

“Doe maar hetzelfde als de vorige keer.” Het is altijd de openingszin bij de kapper. Met mijn kapsel ga ik niet te veel avonturen aan. Hij weet hoe het moet. Laat sommige zaken maar onveranderd. Het is zoals de zondagse tomatensoep van moeder. Die mocht ook altijd dezelfde voortreffelijke smaak hebben. Ons gesprek gaat vervolgens over voetbal, werk en de kinderen. Tot er twee jongemannen binnenstappen. Ze gaan een gesprek aan met de tweede kapper, waarbij de twee hun smartphone tonen. Ik zie het in de spiegel voor me. Daar zie ik ook dat mijn kapper zijn hoofd naar het duo draait. Gelukkig staat zijn schaar in de pauzestand. “Het is nooit helemaal hetzelfde”, zegt hij. Hij weet duidelijk waar het over gaat. “Elk hoofd en elk kapsel is anders.” Nu begrijp ik het. De twee heren laten een foto zien en wensen dat hun coiffure dezelfde vorm krijgt. Ze overleggen een moment en vertrekken dan naar buiten. “Sommigen komen hier zelfs met een foto van Brad Pitt”, gaat mijn kapper verder. Ik denk eraan dat ik in mijn jonge jaren ooit hetzelfde deed. Met een foto van een popster uit een jongerenblad. Toen ik thuiskwam leek ik meer op de presentator van het journaal dan op de popster. Plots komen de twee terug binnen. Ze besluiten om er toch voor te gaan. Ik ben benieuwd welke foto ze hebben getoond. Ik gok op een beroemde voetballer. De kapper verwijdert mijn kappersschort, schudt het uit en neemt het borsteltje. Het doet me altijd denken aan de borstel waarmee ik champignons schoonmaak. Hiermee verwijdert hij de resterende haartjes uit mijn nek. “Nog wat gel?”, vraagt hij. “Zeker, dat mag”, zeg ik. Ook die zinnen maken deel uit van het kappersritueel. “Is het goed zo?”, vraag hij tenslotte. “Helemaal Brad Pitt”, lach ik.  

Rudi Lavreysen
134 1

Ode aan de jarretelle

Station Brussel-Centraal. Het is een weerkerend nulpunt in mijn persoonlijke geschiedenis. Hier verloor ik immers vaak de strijd tegen koppige nylonkousen. Meestal voelde ik het al bij het uitstappen van de trein. De panty krulde over mijn zachte onderbuik tot aan de waterlijn van ultieme schaamte. Dan voerde ik een raar manoeuvre uit: mijn hand schoot razendsnel naar een jaszak en graaide naar de rand van de panty die net niet de benen nam. Zo strompelde ik naar het kantoor, rand in de hand, en vluchtte ik als de bliksem naar het toilet waar ik het onding tot onder mijn oksels trok. Soms haalde ik het kantoor niet, en leverde dat weerbarstig stukje stof me ook een staalkaart op van de verborgen hoekjes die Brussel-Centraal kent. Ik besloot dat ik er genoeg van had op de dag dat de rand me ontsnapte, en ik met de panty’s tot op de knieën in zo’n vergeten hoekje vluchtte. Natuurlijk gebeurde zoiets midden in de volle ochtendspits. Vive le porte-jarretelle!   Ik wil hier graag Emmanuel Kant bedanken. Deze verlichte geest hield ervan te flaneren door de straten van Köningsberg maar vond het best sneu dat z’n kostbare zijden kousen naar de verdoemenis gingen. Dus daar was ‘ie dan: de jarretellengordel! Het was in die tijd een antwoord op de kousenband, een band in stof met een gesp. Niet meteen handig want het zijde kousje slipte er al eens onderdoor. Te straks aangespannen had deze de slechte gewoonte om de bloedsomloop af te snijden waardoor dames, en zeker ook nobele heren, spontaan door de knieën gingen.   Maar terug naar het eureka-moment in de ochtendspits. Daar begon de zoektocht naar het gepaste exemplaar. Want de éne gordel is de andere niet. Soms moest ik het stellen met vier armtierige haakjes waarbij het heus wat friemelen vroeg om de kous er vast in te krijgen. Om nog maar te zwijgen van de terugslag tegen mijn zachte huid wanneer de kous los glipte. Tsjak. Een mens kan blauwe plekken krijgen op de meest vreemde plekken. Ik koos dus voor de stevigere versie, met acht haakjes. Zeg maar gerust de bomma-versie der jarretellengordels. Maar god, wat heerlijk. Geen geschuifel meer door het station. Geen pantystress. En het voelde best wel sensueel aan. Ik voelde hoe mijn lijf zich een andere houding gaf. Rug recht, een lichtere tred, heldere ogen.   Ooit was de jarretellengordel het symbool der vrouwelijke bevrijding! Ik hoor het de flappergirls uit die andere jaren ’20 nog zingen: ‘Shimmy and shake until your garters break’. Ik vraag het me trouwens vaak af of het kan. Zo hard dansen dat de jarretelles gewoon in flarden scheuren. Ik besefte ook dat ik me met dat kleine miskende kledingstuk zomaar even kon meten aan Marlène Dietrich als ‘L’Ange bleu’, of Sophia Loren. Maar de prachtigste jarretelles zitten rond de benen van diva Liza Minnelli. Oh, wat benijd ik haar voor de rol in ‘Cabaret’. Alle vrouwelijke sensualiteit samengebald in één nummer: Mein Herr. Wie zou nu niet met plezier een afwijzing aanvaarden als deze zo heerlijk scherpzinnig verpakt zit?   Misschien wordt het tijd voor een nieuwe bevrijding. Weg met de status van heimelijke lustopwekker in de besloten slaapkamer! Want wat smacht ik naar wat meer frivoliteit in dit grijze bestaan. Glitter verpakt onder kantoorrokken. De bandjes die in de huid snijden, de zachte rondingen benadrukken. Heel persoonlijk. Iets waar niemand zaken mee heeft, behalve je eigen lijf. Weg met de zweem van feministisch wantrouwen tegenover dit stukje stof. Maak er een statement van. Een duidelijk teken dat er met deze vrouw niet te sollen valt. Niet van haar stuk te brengen door wat jij nu wel of niet denkt van haar lijf. Comfortabele zelfzekerheid, in een ragfijn harnasje. Enkel te ontbloten aan wie zij wil.   De tijden veranderen. Met de jaren slopen er meer broeken naar mijn kleerkast. Ik liet rokken en jurkjes links liggen. Maar ik ben dat kleinood nooit uit het oog verloren. Ik koop er nog steeds. Voor de simpele schoonheid van het stuk. Voor de nostalgie. Omdat je er nooit gewoon genoeg van krijgt.

Jolien Van de Velde
103 0

Met spoed

Het was een dringend geval. Een gekwetste in de familie die we met de auto moesten ophalen. Een paar dorpen ver. Met spoed naar de spoed. Nu moet u weten dat mijn familieleden zeggen dat ik in de auto een stresskonijn ben. Waar ze dat vandaan halen weet ik niet. Natuurlijk moeten ze niet overdrijven, die andere chauffeurs. Of de overige mensen en zelfs dieren die op de openbare weg komen.   Maar laat me bij het begin beginnen. We waren amper een dorp verder en we hadden al een file op onze nek. Honderd meter voor ons zagen we een zwaailicht van de politie. Een ongeval dacht ik, maar het bleek een groep wandelaars te zijn die door de politie begeleid werd. Op de openbare weg, terwijl het voetpad zo breed was dat je er makkelijk een Formule 1-wedstrijd zou kunnen organiseren. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik dat de automobilist achter mij zich zo aan het opjagen was dat hij bijna zijn voorruit bij elkaar geklopt had. Dat verbeterde niet toen er plots een boer met een twintigtal koeien de straat overstak. Ik verzin het niet. Op een zondag. Ik meende dat één van de koebeesten me zelfs grijnzend aankeek. Mijn idee om een binnenweg te nemen loste niets op, want ik kwam in dezelfde file terecht. Zelfs achter de auto met de gebroken voorruit.   Na eindelijk onze gekwetste opgepikt te hebben, kreeg ik het idee om terug te rijden via een andere weg. Dat ging vlot, tot er plots een hele weg afgesloten was. "Stom kalf", riep ik vooral tegen mezelf. "Dat heeft in de krant gestaan." Het was een protestactie van buurtbewoners omdat het verkeer daar niet vooruit gaat. "Nu zeker niet", schreeuwde ik door het openstaande autoraam. Mijn gezicht had ondertussen de kleur van een gegrilde paprika. "Op de spoed gaan ze denken dat gij iets gekregen hebt", zei mijn vrouw. Het bleek te kloppen. De spoedarts had zijn stethoscoop al in de aanslag. Hij was me bijna aan het onderzoeken. Tot ik de echte gekwetste aanduidde. Nog een geluk dat ik altijd kalm blijf.   

Rudi Lavreysen
0 1
Tip

Wachten op de wens

Il était une fois mais pas deux … est-ce que je peux m'asseoir à côté de vous?zo versiert hij een plek naast mij op een bank aan Mont des Arts hij draagt een crèmekleurig maatpakkeurige schoeneneen rode pochet in zijn poche de poitrineJean, een 94-jarige Brusselaar hij is een vriend van Jacques Brel geweestqui n'était pas un voyou d'ailleurs, zette hij zijn vriendschap kracht bij ken je het standbeeld van ‘t Serclaes op de Grote Markt?– ooit lanceerde een verkoper op de zondagse vogelmarkt het verhaaldat wrijven over de rechterarm van ’t Serclaes geluk bracht.wie het deed zou zeker nog terugkeren naar Brusselen mocht een wens doen –ik ben een schieven architekt, ik heb er nog aan meegewerktaan de wensen, vraag ikoui, si tu veux, geeft hij terug elke derde dinsdag van de maandheeft Jean met twee antieke kameraden een vergadering op het Koningspleinna de réunion houdt hij de goede gewoonte aan naar de benedenstad af te dalenen op de Grote Markt een glas te heffenj'aime bien les bières nobles, zegt hijsoort zoekt soort, zeg ik Brussel rolt over onze tongenune Espagnole des Marolles vendait des caricolesken je dit, kwam je daarce coin, cette rue, die sculptuurzie je misschien wat ik zie, jongelingà regarder à nouveau, zeg ik we lachen, de tijd verstrijkten hij vertrekt, peut-être au revoir mademoisellekeje vous laisse à vos amours later die avond in het licht van de volle maanmaak ik op de Grote Markt bij ‘t Serclaes een wens de volgende de derde dinsdag zit ik op hetzelfde bankje klaarom nog eens te wachten op iemandmet hoopmet de lichtheid van de mogelijkheid om een vervolg een kans te gevenwaardoor de eerste ontmoeting een begin kan zijn van ietsik probeer einden te vermijden de laatste tijd om met hem zijn goede gewoonte aan te houden en samen een edel bier te drinkenom in dat kleine gebaar – le temps d'un tchin tchin – mijn vader te willen zieneen glimps van de 94-jarige Brusselaar die hij had kunnen worden als zijn hart om hem nog een keer te horen zeggenje vous laisse à vos amours oui, si tu veuxde afgelopen maand heb ik iemand een langverlangde kus gegeven de afgelopen maand is Jean jarig geweest94 zou 95 worden, had hij mij verteldik wilde hem feliciterenik blijf een uur en half naar de trappen van Mont des Arts kijkenspeur de horizon af naar een rode pochetfluister peut-être au revoirje vous laisse à vos amours

Jill Marchant
198 9

Sensorgevoelig

Nog vier minuten.De mensenzee stort de stad in.Ik trek tegen de stroom in de trappen van het Noordstation op.Hoe de wind ook waait,we vloeien samen.De man die aan de voet van de ingang accordeon speelt, krijgt enkele euro's in zijn hand gelegd. Hij sluit zijn hand, maakt een zachte vuist, een gebaar van kracht. Deze ochtend oogt vriendelijk. Iemand heeft zonet voor de muziek gezorgd en vooral, voor de mens erachter. Het maakt mij essentieel blij wanneer we elkaar iets meer geven dan ons kleinste kleingeld dat we kunnen missen, dat we niet zullen voelen. Waarom zouden we niet willen voelen? 'Alle kleine beetjes helpen'en toch … in één keer een verwarmende koffie of een maaltijd kunnen betalen, dat ís iéts. Iets is soms even alles.   Voor de man met het draaiorgel die door Brussel trekt, vouwde ik dit weekend een briefje van vijf euro. Hij had mij uit mijn raam zien zwaaien, had gelachen en met zijn handen draaiend rond elkaar in de lucht getoond hoe ik het briefje waardering voor zijn wandelingen vouwen kon. Ik liet het waaien. Origamigeld is een mooie gift. We keken samen hoe mijn bijdrage door de lucht reisde. Het gaf ons de tijd om er samen om te lachen. Een euro zou te snel gevallen zijn. We zouden het niet gevoeld hebben. Nu hadden we tijd. Een moment van uitwisseling tussen het verzenden en het ontvangen. Het maakt mij intrinsiek blij wanneer we iets voelenals we elkaar iets geven.   Tijdens de wintermaanden werd ik steeds gegrepen door zijn vingers die de koude trotseerden. Ook doorheen de donkere dagen speelt de accordeonist 's ochtends solo aan de trappen van Brussel-Noord. 's Avonds dan weer zag ik hem samen met kompanen muziek maken aan het Centraal Station. Zijn accordeon krijgt er gezelschap van een contrabas met twee gele en één rode snaar, een gitaar en een cimbalom. Hoe ze ook besnaard zijn, ze vloeien samen. Er is tijd om iets te geven, iets te voelen, iets door de lucht te laten reizen. Ik vouw een glimlach bij de muziek die we van hen krijgen.   Ik reis in de tijd.Nog drie minuten.Achter mij in de mensenzee zie ik een meisje met een krant in haar handen. Ze leest geconcentreerd de voorpagina terwijl ze verder wandelt. Haar zo te zien brengt me in contact met het gevoel gegrepen te kunnen zijn door iets. Op de voorpagina prijkt zeer terecht steeds weer een artikel over onze planeet, onze aarde en dus ook òns klimaat. Een gevoel van hoop grijpt mij. De voorbije nachten sliepen verschillende verbonden harten in tenten op het Troonplein tijdens Occupy for Climate. Het gegeven dat er 'voor' iets een actie plaatsvindt en al zeker als het de grond die ons draagt betreft, de natuur in ons, de natuur waarin wij zijn, raakt mij. Ik voel me vanochtend door de medemensenzee gegrepen en ik heb het grijpende een hand gegeven. We vloeien samen.   De glazen deur die tot de grote stationshal leidt, is gesloten. Ergens vangt een sensor mijn vorm op. De twee ramen waaruit de deur bestaat, openen zich langzaam. Ze vertrekken vanuit het midden en schuiven elk naar een kant.Nog twee minuten.Van zodra ik voldoende centimeters deuropening detecteer, stuw ik de voorband en het stuur van mijn plooifiets vooruit. Te snel. De sensor is in de war door mijn verschijning en de deuren blijven steken. Te veel prikkels. Een prikkel is nochtans een veranderende omstandigheid in de omgeving van de sensor en dat was ik, maar met te veel impulsen en sensorgevoelig.Nog één minuut.   Ik glip toch gauw door de smalle opening. Meteen ben ik me breekbaar bewust van het feit dat ik als van glas ben, transparant. Dat het meisje dat mij zonder het te weten hoop had gegeven, mij ziet. Ik draai me om, zoek haar. Ik had een beter voorbeeld willen zijn, met respect voor mijn omgeving en diens gevoeligheden. Ik zie haar tussen de geblokkeerde ramen staan. Met haar rechterhand duwt ze rustig de glazen deur verder open. Ze houdt de krant op dat moment in haar linkerhand. Vervolgens wisselt ze van hand, houdt rechts de krant,duwt de glazen deur open aan de linkerkant.Wanneer de deur helemaal open staat, wandelt ze er beheersd door. Ook zij kijkt nog eens achterom, glimlacht tevreden om haar werk, knikt, wrijft in haar handen – nog zo'n gebaar van kracht. Ze is transparant, sensorgevoelig en een voorbeeld.   Zij zal de toekomst hoeden.Wij samen.We vloeien samen.De trein vertrekt.Ik reis in de tijd, door de medemensenzee gegrepen.Het maakt mij intrinsiek blij wanneer we iets voelen als we elkaar iets geven.

Jill Marchant
3 0

Moment des arts

met mijn ogen toeluister ik naar zijn ademhalingzwoel zwelt de nachtluchten ik denk aan al mijn liefdes in deze stad   met zijn ogen toespeelt hij met zijn gevoelbij een adempauze kijkt hij naar de volle maan - naar meerkijkt dan vanop de berg naar de kunst achter zijn rug: Brusseldan naar de oprijzende moerasoevers voor zichtrappen waar passanten arm in arm, hand in hand, hand in haarop Mont des Arts op dat moment - een hoogtepunthun blik nog even laten zweven over de benedenstad   een zilveren gloed vloeit over het gouden midden van het panoramavan koper is de soundtrack die hij met zijn ademtochten speeltvoor vele levens vanavondof we nu klimmen of dalen   ik ben de avond daarop rond hetzelfde tijdstip teruggegaanom hem meer te gevendan de munten die ik de avond voordien in mijn portefeuille vondwe herkenden elkaar'je suis revenue pour vous remercier''merci'we glimlachten magnetischeen jongeman danste naar ons toehij bonsde met zijn rechterhand op zijn hart, mouvement du respecten legde tien euro in de instrumentenkoffer, geste doréwij drie met onze handen op onze harten op de trappen waar passanten arm in armgenoten van dat moment des arts onder de volle maan   van zijn mond gleed naar zijn hals een tedere trilling - zo ontstaat het geluid van saxofoonde muzikant blies sterren de stad inze stijgen verder naar het bovenmaanse   ik heb het hem gevraagd en zijn naam en waar en wat hij het liefst en hij zei'op deze hellingmet de lucht tussen onsals ik ze tussen mijn lippen perskan ik mijn onderdak betalen'   in Brusselzwelt zwoel de nachtlucht vol sax

Jill Marchant
0 0

Wat is jouw missie?

In Amsterdam heb ik wortels. Elke vezel in mijn lichaam bevestigt dit terwijl ik langs de grachten en de trapgeveltjes slenter. Hier voel ik het verleden van mijn oma, mijn overgrootmoeder, mijn grootvader. Hier schilder ik het beeld van mijn familie uit lang vervlogen tijden.   Hier werd mijn oma geboren in 1900. Een millennium-kind. Hier heeft zij de 'roaring twenties' beleefd, haar dromen als mode ontwerpster gevolgd en liefde gekend. Op deze plek heeft zij gewonnen en verloren. De kille oorlog sneed de pas af van velen. Ook die van haar.   Op een dag was haar atelier dichtgetimmerd. Ja, haar klanten waren Joods. En die rotmoffen, zoals ze toen smalend genoemd werden, maakten alles stuk. Ook dat deel van mijn verleden. ‘Wat als…’ denk ik vaak. ‘Wat als’ ze haar bedrijf verder had kunnen uitbouwen zonder de oorlog. Wat als ze haar succes als mode ontwerpster verder had kunnen ontplooien. Grote namen als P&C, C&A, en vele anderen, waren haar vast cliënteel.   Als de oorlog niet zo wreed was geweest, was ik de kleindochter van een grote mode ontwerpster. Helaas werd die droom haar ontnomen. Meer dan eens. Soms draait het leven zo. Sommige dingen hebben we niet in de hand. Nu leven we in een tijd dat iedereen zijn of haar leven zelf in de hand neemt. In alle geuren en kleuren wordt dit luidkeels verkondigd in magazines en zelfhulpboeken.  Zelfontplooiing en je eigen leven in de hand nemen is nog nooit zo populair geweest. Als je voor de kost wc’s schoonmaakt, word je argwanend bekeken: ‘werk jij wel genoeg aan je zelfontwikkeling… Je kan vast méér dan dat’,  zijn de vragen die dan als een zwaar hangijzer in de lucht hangen. En ja, voor een groot stuk zijn we zelf verantwoordelijk voor hoe we onze talenten gebruiken. Maar wat als er weer een oorlog uitbreekt? Wat als het klimaat een loopje met ons neemt en ook in onze contreien rampen veroorzaakt? Wat als ons vaderland zoveel schulden maakt dat inflatie onvermijdelijk is? Wat dan met onze zelfhulpboeken? Misschien krijgt een wc poetsen dan weer een frisse dimensie en krijgt de schup weer een waardige plaats. Dan is er plots geen ruimte meer voor al onze foliekes over je passie of missie volgen. Nee, dan is het overleven geblazen. Misschien moeten we dan gaten graven om lijken te bergen of vechten voor een hap eten.  Dan zullen onze overlevingskwaliteiten en ons 'basic instinct' de dans bepalen...  

Heidi Schoefs
24 0

WE ZIJN WEG VAN JOU

Moesten jullie ook zo glimlachen toen in de krant stond dat de doventolkers ineens het gebaar voor het woordje ‘Jood’ moesten aanpassen? Tot hiertoe beelden die dovenvertalers dit woordje uit door met hun wijsvinger tegen hun  neus in een haakhoek te plooien. Dit blijkt een negatieve bijbetekenis en mag dus niet meer. Dit is plots na eeuwen gebarentaal racistisch.  De Joodse gemeenschap stelt zelf een tekentje van een baard voor. Maar met welk gebarenteken gaat men dan een hipster aanduiden ? Ik heb eventjes mee mijn hersenen gepijnigd om een nieuw gebaar te vinden. Wat dachten jullie van een rechtse dikke duim vooruit, waarbij je dan met de linker wijsvinger een snijgebaar over het topje maakt. De vraag is natuurlijk of de dove dan nog onderscheid weet te maken tussen het woordje ‘jood’ of ‘moslim’? Eindelijk hebben Greta, Anuna en ik een nacht kunnen doorslapen, zonder donkere gedachten of doemdromen. De alarmerende studie van de nog sneller opwarmende oceanen werd geschrapt. Oeps de klimaatwetenschappers maakten een foutje.  Gênant niet? Op welke manier vertellen deze onderzoekers dan aan die angstige milieutypetjes, aan die Pipi Langkous en aan die schoolspijbelaars, na zo’n onrustwekkende flater dat ze een onjuist statistiekje getekend hadden? Het oceaanwater zal niet sneller aan onze lippen staan, maar ondertussen donderen er stukken van gletsjers naar beneden en zal de Mont Blanc binnen geruime tijd wel de Mont Noir genoemd worden. En terwijl er overal klimaatdoemdenkers in allerlei panels ons een schuldgevoel proberen aan te kwekken, vinden zij het blijkbaar nog steeds oké dat er overal ter wereld Grand Prix koersen gehouden worden, er bolides met veel CO2 uitstoot door Afrikaanse en Zuid Amerikaanse natuurgebieden racen en dat iedere nitwit met geld de aarde rondvliegt met zijn privéjet. Maar de klimaatverandering hoeft niet voor iedereen zo’n negatief gegeven te zijn. Voor de Vlaamse Wegen en Verkeer blijkt de klimaatopwarming een regelrechte meevaller. Het zou volgens de nieuwe wetenschappelijke statistieken in ieder geval in Vlaanderen niet meer sneeuwen, ijzelen en vriezen! Kerstbomen zullen langzaamaan vervangen kunnen worden door palmbomen.  Van de door droogte verdwijnende Franse wijnstokken, zullen binnen enkele jaren op onze heuveltjes de eerste wijnen geoogst kunnen worden. Dit wil zeggen dat onze dienst Wegen en Verkeer geen strooizout meer moet inslaan en dat ze daar op het einde van het jaar een flinke geldreserve aan overhouden. In het strooimagazijn vind je geen korrel zout meer, hoogstens een snuifje om je tomaten mee op te pimpen. Dat ze daar bij de Vlaamse wegen en verkeer een financiële mazzel hadden gehad, konden wij zelf zien toen we na onze Zuid Franse vakantie terug over de Vlaamse snelwegen naar huis reden. We waren het bord ‘Vlaanderen’ nog niet gepasseerd of er stonden ineens overal van die megagrote affiches langs de weg. Er stond een foto op van twee helmdragende genderneutrale wegenwerkers en die hielden elk aan een kant een hart vast en daarin stond: “WIJ ZIJN WEG VAN JOU”. De rest van de tekst was zo klein, dat als je aan 100 km per uur voorbij zoefde nauwelijks begreep waarom die man en die vrouw, zo weg waren van ons. Wie in godsnaam strooide er zo kwistig met ons belastinggeld in het rond? Wie bedacht zo’n onleesbaar concept? Waar gaat dit over? Over wegenwerkers, wegenwerken of over slechtleerse snelheidsduivels? Bedenkt het hoofd van dat agentschap plots dat ze dringend met hun strooizoutbankoverschot iets moeten realiseren voordat de nieuwe subsidies binnenkomen? Wil hij kost wat kost zijn dommelambtenaren aan het werk houden? Komt daar een bainstormvergadering aan te pas? Zitten daar creatieve medewerkers die zelfstandig zulke affiches verzinnen of wordt zo’n opdracht aan een externe dienst uitbesteed? Moeten de resultaten verder onder een lunchke of drie besproken worden of vergadert men liever, nu het saldo het toelaat, met luxe dinertjes met de nodige glaasjes dure wijn? Wordt er tijdens het dessert en de café gourment slinks afgetast of er ergens een donkergrijs bonusje onder tafel geschoven kan worden? En als die affiches er dan uiteindelijk hangen, vraagt dat agentschapsambtenaartje  zich dan soms ook wel eens af of de tekst wel degelijk al rijdend leesbaar is en of de bewustmaking wel bij de voorbij bollende automobilist binnen zal komen. Moeten de chauffeurs niet op de rem gaan staan, met een mogelijke kettingbotsing tot gevolg, om uiteindelijk de onleesbare puzzel op te lossen. Wegenenverkeer.be maar de rest van de letters is nog steeds één grote mistige blubber. Blijkbaar wordt dit nooit door de desbetreffende artistieke creatievelingen uitgetest. Affiche af, geld opgesoupeerd en op naar de volgende absurde belastinggeldverspilling! Sim,  Edegem 29 september 2019

Sim
5 0
Tip

Twee kijkers

Ze zijn geoefend in het kijken. Ze staan stil en kijken naar wat er gebeurt. Toch zie je deze kijkers niet meer zo vaak als vroeger. Meestal zijn het mannen. Ze zitten op de vensterbank van het huis en ze kijken naar wie voorbijkomt. Te voet, op de fiets of in de auto. Afhankelijk van de snelheid van het vervoermiddel zijn de passanten herkenbaar. Af en toe steken ze hun hand op naar voorbijgangers. Bij passerende auto's is het alsof ze een tennismatch gadeslaan. Dan gaat hun hoofd van links naar rechts. Of andersom. Al zittend op hun vensterbank lijken ze te revolteren tegen de jachtige mens die hen voorbijraast.Ik zie eind september twee kijkers aan de rand van het maïsveld op hun fiets zitten. Ik stop even verder. Als kijker naar de kijkers. Ik denk niet dat ze elkaar kennen. Ze zitten op ongeveer honderd meter van elkaar. Heel behendig balanceren ze op de bagagedrager van hun fiets, die licht overhelt. Het is wellicht een trucje van de ervaren kijker. Op die manier gaat hun tweewieler niet tegen de vlakte. Fiets en kijker houden elkaar in evenwicht. Ook daar moet je geoefend in zijn. Mocht ik het proberen, ik ging meteen tegen de aarde. Wat ook kijkers zou opleveren. Daarom heb ik mijn fiets veiligheidshalve op de staander geparkeerd.De twee mannen aanschouwen de maïsoogst. Ik geef ze geen ongelijk. Het is een mooi spektakel. De oogst vliegt van de maaidorser in de oplegger, die er met de tractor naast rijdt. De twee voertuigen houden gelijke tred. De oogst wordt op het einde van de zomer met een lichte boog in de laadbak gekatapulteerd. Alsof het een seizoen is dat verdwijnt. De afgelopen zomer die meteen fijngemalen wordt.  

Rudi Lavreysen
59 2

Ten strijde, nu! (Kort Dictee der Nederlandse Taal, Boekenbeurs Antwerpen 2018)

Hebben jullie dat ook, dat jachtige gevoel? Nog maar net zijn de eerste pompoenen in ons contemporaine straatbeeld verschenen of daar komt die goedheilig man alweer in beeld.   6 december ligt nochtans nog een eindje weg, maar nu al zit onze elektronische brievenbus propvol met sinterklaasbrochures en reclames over kerstpakketten.   Waarom toch? Hoe bestaat het dat we nu al haastje-repje onze kerstspar en weihnachtsstol in huis halen? Ook die somptueuze reveillon met oudejaar ligt al geruime tijd vast.   Het is bizar: we leven constant in de toekomst. Zo regent het al paaseieren in februari, terwijl “terug naar school” zich zowaar aan het begin van de zomervakantie situeert. Waar is de tijd dat ik pas eind augustus schoolessentialia kocht zoals etuis, stylo’s en cursusboeken over venndiagrammen, parallellepipedums en de stelling van Pythagoras? Nu vind je op dat tijdstip enkel halloweenprullaria in de superetterekken.   Vakantie, nog zoiets. Door de vroegboekkortingen reserveren we cito presto onze excursie naar de Mediterranée of naar dat poepchique skiresort wanneer de vuile T-shirts en bermuda’s van onze vorige all-invakantie nog in onze reiskoffers zitten. En zelfs onze smartphone puilt uit van toekomstige afspraken, to-dolijstjes e tutti quanti.   Wat is er in ’s hemelsnaam mis met het zo vermaledijde heden? Weet je wat, laten we samen hic et nunc actie ondernemen: op de volgende Boekenbeurs brengen we samen een grote lit(t)eraire tegenbeweging op gang als ode aan het hier en nu, het hiernumaals!   Heybaberiebah, scherp de pennen!   Hé, doen jullie mee?   Kunnen we dat dan misschien even inplannen?  

Ikkeherman
30 0

ROCCO EN DE AIRCO

We staan nu ongeveer iets meer dan 3 weekjes met bijna allemaal dezelfde buren op  de camping. Komt daar eergisteren ineens een mega caravan achter onze haag opgedraaid. Nog voor de Nederlanders goed en wel geïnstalleerd zijn, wordt de airco opgezet. Niets mis mee. Het is warm en als je zo’n luxeding bezit, dan mag je dat ook gebruiken om wat koelte in de rijdende monstervilla te creëren. Zelfs als de kampeerders zelf niet aanwezig zijn, zoemt en bromt dat pleureding de ganse namiddag. Af,  en een paar minuten later terug aan. Af en aan. Leuk is anders, maar ja je begrijpt ergens andermans luxe. Ergerlijk wordt het als je wil slapen en die airco tot half twee ’s nachts door ronkt. En om zeven uur ’s morgens springt dat kreng terug aan. Het is eind september en ’s nachts al behoorlijk afgekoeld, zo’n 10 a 14 graden slaaptemperatuur. Ik begrijp niet waarom die Nederlander ’s morgens met ijspegels op zijn snor wil wakker worden. Misschien zijn het passanten, denk ik, en na een slapeloze nacht zal ik de zaak nog even aanzien. Maar als ze dan een luifeltje doorrijgen en die airco opnieuw continu een ganse dag opzetten, wil ik vermijden dat er nog meer slapeloze nachten gaan volgen.  Ik stap met een glimlach op ze toe. “Hallo buurtjes, mag ik jullie eventjes iets vragen, kunnen jullie de airco misschien ’s avonds en ’s nachts afzetten, want het geronk houdt ons wakker?” “Nou mevrouw, hoe komt U erbij dat het onze airco is?” “Ja omdat wij hier al geruime tijd met allemaal dezelfde kampeerders staan en er niemand airco heeft, of lawaai maakte, en omdat wij bij jullie caravan kwamen kijken en konden vaststellen dat het gezoem en gereutel bij jullie vandaan kwam!” Wel, dit is niet mogelijk hoor, hé Djon”? Djon schudt overtuigend nee. “Jij zette onze airco toch rond zo’n uur of zeven uit, niet Djon?”  Djon knikt krachtig ja. “Nou wij waren het niet hoor en dan zegt die troela ineens:” MISSCHIEN KOMT DAT GEZOEM GEWOON UIT UW HOOFD?” Ik voel hoe mijn, ‘ik kom in vrede act’ onmiddellijk naar een ijstijdniveau zakt. Terwijl ik de neiging onderdruk om met mijn vuist haar vooruitspringende Hollande duimzuigtanden eventjes in haar mond te corrigeren, glimlach ik en kijk haar heel doordringend aan. “Ik hoop dat U een grapje maakt?” Eventjes is de toetebel van slag. Ze loert naar Djon: “Ja hoor een geintje gewoon om te lachen, hé Djon, maar wij waren het zeker niet!” “Ach” zeg ik, “ dan was het misschien wel nachtlawaai van die viscentrale langs de rivier, hier zo’n dikke kilometer vandaan. Dat ga ik dan deze nacht controleren en dan vinden jullie mij morgenvroeg, met een geel hesje aan, demonstrerend aan hun ingang”. Of denk ik bij mezelf, dan trek ik vannacht jullie elektrische kabel uit het stopcontact.  Als die mensen nu gewoon hadden gereageerd met, ho, sorry wij waren ons niet bewust dat onze airco ’s nachts zoveel lawaai maakte, we houden er rekening mee...Maar zoveel trammelant en ontkenning. We zijn duidelijk in tijdperk van respectloosheid en egoïsme beland. Plots alsof ze beseft dat ze het plot verliest, verklaart de haaientandengeit, dat ze de airco speciaal voor hun hondje geïnstalleerd hebben en ze die misschien wel eens een ganse namiddag opgezet hadden. Als ze dan ’s morgens gaan fietsen of tochtjes met de auto gaan maken, dan sluiten ze Rocco op in de caravan en dan is het lekker koel voor hem. Er flitst iets door mijn hersenen, want er staat zoiets in het campingreglement, dat je je hond ten allen tijde aan de lijn dient te houden en nooit alleen op je kampeerplaats mag achterlaten, noch in de camper, caravan of in de auto. Het hondje is een schatje. Hij wipt rond mijn voeten, geeft likjes aan mijn tenen en springt tegen mijn benen omhoog om geaaid te worden. Ik wil de zaak dan ook niet ten top drijven. We hebben geen airco meer gehoord. Niet meer ’s nachts en ook niet meer voor hondje Rocco. ’s Anderdaags zagen we deze liegebeesten ’s morgens richting strand fietsen waar de honden nog steeds verboden zijn, dus zonder Rocco. ’s Middags vertrokken de Hollandse Pinokkioneuzen met de auto op uitstap, zonder de hond. Laat in de namiddag hoorden wij de autoportieren open en dicht gaan. “Djon, ik ga nog eventjes naar het zwembad hoor, laat jij effe de hond uit? “Ja hoor, eventjes snel, ik kom zo naar het zwembad.” De caravandeur gaat open en ik hoor Djon tegen zijn hondje zeggen. “Dag schatje, wat lijk jij blij dat je ons weerziet. Wij gaan eventjes snel een plasje maken, kom op” Daarna moet Rocco weer de caravan in, want aan het zwembad zijn de hondjes niet gewenst. En de airco mag niet meer aan van die stoute Belgische klagermevrouw hiernaast, hoor ik Djon bijna hardop denken.     Sim, al twee dagen en nachten zonder brommende airconditioning  19/9/2019 Agde  

Sim
103 0

THE KILLING FIELDS

Hoe het deze week mogelijk is weten wij niet, maar vanaf het moment dat wij borden op onze kampeertafel zetten, komt er een roedel vliegen op verkenningstocht. Een patrouille zoemt zich een rondje over onze glazen, borden en servietjes richting barbecue en terug. Manlief houdt de wacht en verdedigt het fort met een vliegenmepper. Gek dat wij onze Nederlandse overburen tijdens lunchtijd nooit met een vliegenmepper in actie zien. Maar natuurlijk, wie zou, als je zelf vlieg moest zijn, voorkeur geven aan een Royco minutesoepje met een restje baguette.  Dan zou ik ook opteren voor die Bourgondische etentjes van die Vlamingen. Wij begrijpen niet dat die vliegenbende zonder neus en aantoonbare oren, blijkbaar op een kilometer afstand kan ruiken en zien dat er iets op onze tafel gezet wordt. Nog maar net plaatsen wij een schoteltje oesters, scampi, gamba’s, gevulde inktvissen, een paëlla of een op de barbecue gegrild visje op onze tafel of de niet uitgenodigde zoemgasten proberen mee aan te schuiven. Geduldig wapperen wij met onze handen over onze borden en zetten zelfs op een meter afstand een speciaal lokbord met de graten, vellen en schelpen zodat ze daar hun feestdis ongestoord kunnen verderzetten. Tevergeefs, een mooi gedekte tafel en een gezellig gezelschap lijkt hun leuker.  Wat ze nog niet doorhebben is dat dat dikbuikige grijze mannetje, met het Dokter Spock-oortje en zijn niet weg te denken glas rode wijn, een onovertroffen seriemoordenaar blijkt te zijn. Mijn persoonlijke Pol Pot zwaait en klopt de vliegenlijven tot spijs. Hij spreekt ze zelfs in het Frans toe. Afschrikken in de eigen taal! Voilà, ils ont laissé leurs fromage, (zij hebben hun kaas gelaten) roept hij.  Encore une fois, weer één , mort comme une jetée (dood als een pier). Maar de vliegenjonkies laten zich nog niet echt afschrikken. Pats, twee bacteriebommen tegelijkertijd! Ils ont donné la pipe à Martin ( zij hebben de pijp aan Maarten gegeven). Wij ruimen de tafel af en onmiddellijk verdwijnt de meute insecten. Ons grondzeil ligt echter bezaait met lijken, ‘the Fly Killing Fields!’ Waarschijnlijk gaan de overlevenden nu, tot aan het diner, ergens op geurafstand een siësta houden . Ze zullen lang kunnen wachten, want wij gaan straks lekker uit eten. Dat ze de Nederlanders aan de overkant maar wat gaan irriteren! Sim, Agde 14 september 2019

Sim
19 0

Niet russen

Het is 8 uur in de ochtend en de bakker stelt mijn karakter en mijn nuchtere maag serieus op de proef. Als proevertje serveren ze stukjes frangipane en appel nougatine taart met slagroom. Ik ben niet de enige in de rij met een gebrek aan weerstand. Een jongen heeft vooral oog voor de slagroomtaart. Zijn oma glimlacht. "Nee, die niet", zegt zijn mama. "Ge gaat smossen op uw nieuwe jas."   Het lijkt alsof kinderen tegenwoordig altijd een nieuwe jas dragen. Vroeger hadden we vesten waarop morsen toegelaten was. Tegenwoordig hangen er geen smosjassen meer in de kleerkast. Zonder dat zijn mama het ziet, kijkt de jongen heimelijk naar zijn oma, die al glimlachend haar goedkeuring voor het stuk slagroomtaart geeft.   Och, wie morst er nooit? In onze familie zit het in ons DNA. Dat hebben we officieel vastgesteld. Ik herinner me een familie-uitstap naar een steakrestaurant. De soep was amper geserveerd of alle familieleden hadden hun hemd met tomatensoep geverfd. "Nee, niet russen" (uit te spreken met een doffe 'eu', niet zoals de mensen in het land van Vladimir Poetin), zei mijn vrouw, terwijl ik aanstalten maakte om met mijn zakdoek over de grote vlek te wrijven, die eruitzag als de wijnvlek op het hoofd van de Russische oud-president Gorbatsjov. "Anders blijft het een plek."   Ze had natuurlijk volkomen gelijk, maar je probeert te vermijden om met die plek aan de saladebar te verschijnen. Wat uiteindelijk toch gebeurt, want hoe hard je 'rust' of de vlek nat maakt, het helpt geen zier.    Het jongetje staat ondertussen buiten bij de bakker en heeft warempel een toef slagroom op zijn nieuwe jas gemorst. "Wat heb ik nu gezegd?", vraagt zijn mama. "Vooral niet russen", fluister ik.   

Rudi Lavreysen
0 0