Zoeken

Allemaal hupkes

Op een vrije dag zit ik met onze oudste zoon op een terras aan een voorjaarskoffie te nippen. We hebben het over voetbal en andere koetjes en kalfjes. Al kunnen we het beter over honden hebben, want die zijn alomtegenwoordig.  De eerste is een grijze poedel, door zijn baasje losgelaten en tussen de tafels snuffelend, waarbij hij de vriendelijke uitbaatster voor de voeten loopt als ze met een volle plateau passeert. “Pas op hupke”, zegt ze tegen de viervoeter. "Ik dacht dat ze het tegen u had”, lacht onze zoon. Toegegeven, ik ben niet de grootste. De mannen plagen me er soms mee. Maar je weet wat ze over plagen zeggen.  Plots komt er een kinderwagen aangereden. De mama duwt. Als ze zich aan de tafel naast ons zet, zie ik dat er geen kleuter in de buggy zit, maar een hond. Een chihuahua. "Dat is pas een hupke", zeg ik tegen onze zoon. "De kleinste hond ter wereld en genoemd naar de plek in Mexico waar het ontdekt werd. Een Mexicaanse man stond er naar verluidt bijna met zijn sandalen op."  Het lijkt wel nationale hondendag. Een vrouw met een hond aan de leiband stopt aan de tafel. Ze lijken elkaar te kennen. De dames, niet de honden. "Hoe was de reis?", vraagt ze. "Hebben ze zich geamuseerd?" Ik denk dat ze de kinderen bedoelt, maar dat blijkt niet zo te zijn. "Absoluut", antwoordt de andere. "Er zaten meer chihuahua's dan mensen op de bus." "Wij zijn naar de kapper geweest", zegt de nieuwe vrouw. "En de nageltjes laten knippen. Dat deed wel een beetje pijn hè vriend." Bij dit laatste neemt ze het hupke in haar armen. Ik kijk naar het Mexicaanse hondje in de buggy en hoor hem precies “olé” zeggen. Maar dat zal wel aan mij liggen.    

Rudi Lavreysen
27 0

De superheld

Ik wandel door de winkelstraat en voor me stapt een gezin. Of tenminste enkele leden uit een gezin. De mama en de ongeveer tienjarige dochter lopen hand in hand. Het meisje huppelt zoals alleen vrolijke kinderen dat kunnen. De jongen heeft een meter voorsprong en draagt een pak van Spiderman. Hij is de kleinste van het gezelschap, maar van huppelen is er bij hem geen sprake. Hij stapt stoer vooruit. Alsof hij wil zeggen: "De papa is er niet bij, die moest werken, maar ik bescherm ons gezinnetje vandaag tegen boosaardige boeven en ander gespuis." "I'm Batman", zegt plots een stem mijn hoofd. Het is de stem van onze jongste. Het kostuum van Spiderman doet me aan onze favoriete superheld denken. Na het voor de zoveelste keer bekijken van een Batmanfilm zeggen we het nog dagenlang. “I’m Batman”, met die typische zware stem, zoals die van een verstokte roker. Nee, verkleden als Batman doen we ons niet. Maar er totaal in opgaan, ook al kennen we de films uit het hoofd, dat wel. Al blijft het een jongensding. Als ik tegen mijn vrouw “I'm Batman” zeg, zie ik ze denken: "Ja, het zal wel, kuis het bad dan maar uit, gij badman."  Net als ik in winkelstraat op mijn bestemming wil afslaan, gaat de kleine Spiderman tegen de vlakte. Hij zet het op een huilen, want een val op die harde straatstenen doet ook bij superhelden pijn. Het troosten is voor mama. Ze kunnen dat op een manier waarbij het heldendom zelfs bij een wenende Spiderman overeind blijft. Hij plakt aan haar zoals de echte Spiderman dat in de film doet, maar hier tegen een schouder in plaats van tegen een gebouw. Ik zie hem nog net wat tranen en snot aan mama's schouder vegen. De held.  

Rudi Lavreysen
0 0

De collega

Beste dagboek,Er hingen nog altijd gewichtjes aan mijn oogleden op het moment dat ik na de derde snooze uit bed strompelde. We zijn ondertussen twee weken verder, maar ik moet nog altijd aan hem denken. Zijn glimlach, de manier waarop hij in zijn kist rust uitstraalde, de laatste keer dat ik hem iets toevertrouwde terwijl iedereen al weg was op het kerkhof. De dood van opa viel me ook vanochtend weer zwaar. Spijtig genoeg kon een hete douche dat rotte gevoel niet wegspoelen.Het eerste lesuur viel nog mee. Tijdens de toets van WO liep ik rustig de klas rond. Mijn gedachten dwaalden af naar het koolmeesje dat op de vensterbank was komen zitten. Het observeerde Jens die zijn toets veel te snel aan het invullen was en plots riep: “Ik ben klaar!” Hoe dikwijls had ik hem al niet gezegd om niet door de klas te roepen. Ik liet het voor één keer zo…De wiskundeles was een rommeltje. Mijn instructie ben ik drie keer herbegonnen, onderbroken door de secretaresse met een vraag over de warme maaltijden en de directie die een pestprobleem kwam aankaarten. Het gezellige geroezemoes tijdens het maken van de oefeningen vloeide ongemerkt over in luid gejoel. “Mag ik naar toilet?” Twee pennenzakken vallen op de grond. “Juuuf! Juuuuf!” Ik barst: “Kan iedereen verdomme eens stil zijn?” Saved by the bell!Had ik zonet gevloekt tegen de kinderen? Ik sleepte mezelf naar de leraarskamer in de hoop dat een fletse kop koffie die krop in mijn keel kon wegspoelen. De blik van Aïda kruiste de mijne. Ze merkte onmiddellijk dat mijn emmertje overgelopen was. Een knuffel… en dan die bevrijdende woorden: “Zal ik jouw klas het komende uur overnemen? Ik heb toch een springuur.” Wat zou ik niet zijn zonder die schatten van collega’s? Jullie maken deze job zoveel fijner dan hij al is! Dankjewel allemaal! juf Dina uit Oost-Vlaanderen

Dagboek van een leerkracht
15 0

Buiten!

Liefste dagboek,Het was weer zover! Een slaande deur en weg was hij. De trigger van deze woedeaanval? Daar had ik het raden naar... maar Leon was voor de zoveelste keer de klas uitgelopen. Ik hoorde hem met geërgerde stappen de trap aflopen. De deur naar de speelplaats gaf een luide knal. Voor de zekerheid stuurde ik Halima achter hem aan. Enkele minuten later keerde ze terug met de boodschap dat Leon zijn ‘vluchtroute’ genomen had. Hij kwam tot rust in het time-outtentje bij de zorgcoördinator.Het deed me terugdenken aan de verdwijning van Radja. Nooit vergeet ik de angsten die ik toen heb doorstaan.Ik was net gestart als leerkracht. Mijn grootste werkpunt: de klas tot rust brengen. Een paar leerlingen, waaronder Radja, vonden het hilarisch om me uit te dagen. Zelf had hij een kort lontje én een klein hartje.Agenda’s invullen... het grootste rommelmoment van de dag. Hij vond het nodig om net dan luidkeels te protesteren tegen huiswerk.“BUITEN!” Dat waren mijn woorden. Toen ik iets later met hem wilde praten, was hij verdwenen. Hij had mijn uitval heel letterlijk opgevat en was de school uitgelopen.Urenlang hebben we hem gezocht. Verschillende doemscenario’s spookten door mijn hoofd. Een ongeval? Of erger... ontvoerd? Vergeet niet dat we ons in het post-Dutroux-tijdperk bevonden.Om 21.30 uur kregen we het verlossend telefoontje van zijn ouders. Ik barstte in tranen uit. De jongen had zich verscholen in een afgelegen boomhut. Hij was bang voor de reactie van zijn ouders op de nota die ik in zijn agenda zou schrijven. Uiteindelijk had hij besloten om naar huis te gaan, maar was verloren gelopen. Een vriendelijke buschauffeur had hem opgepikt en thuis afgezet.Sindsdien heb ik geen kind meer uit de klas gezet.Juf Evelyn uit Antwerpen

Dagboek van een leerkracht
2 0

26 mei

Pfffff dagboek,   In al die jaren heb ik veel ideeën en ministers zien passeren. En neen, ik ben geen ouwe taart die tegen verandering is! Ik heb elke onderwijsverandering omarmd met één en hetzelfde doel: een betere school creëren voor mijn leerlingen. Toch heb ik keuzestress voor 26 mei, omdat de blokkentoren op hol geslagen is.   Elke onderwijsminister geeft zijn opvolger een mooie blokkentoren cadeau. Op een stuntelige manier bouwt elke volgende minister verder in de hoogte. In plaats van de fundamenten te verstevigen. De toren staat wankel, maar houdt stand.  De ene minister plaatst blokken langs de rand om alles terug in evenwicht te brengen. Terwijl de andere er hier en daar een blokje tussenuit haalt. De onderwijstoren doet sterk denken aan een gigantische Jenga. Het bouwwerk lijkt te veranderen, maar fundamenteel blijft het hetzelfde.    Iedereen kijkt vol verwachting uit naar de minister die de fundamenten van dit knutselwerk zal aanpakken. Even lijkt dat ook zo: de mooie inclusiegedachte zal de toren verstevigen aan de basis. De minister breekt alles af en gebruikt nieuwe blokken als fundament. Maar door besparingen kan ze enkel cilindervormige blokken kopen.  In plaats van die blokken als statige zuilen te gebruiken, zoals bij de Akropolis, legt ze ze op hun zijkant. En tot ieders verbazing bouwt ze bovenop die onstabiele fundamenten de oude toren gewoon weer op. Het doet me een beetje denken aan die aflevering van De Mol, waarin Elisabeth haar blokkenbouwsels maar niet onder controle WIL krijgen.   Het resultaat: ons onderwijs loopt nu niet op rolletjes, maar is op hol geslagen. Daarom wil ik zondag liever iets anders doen dan bolletjes kleuren. Ik neem zondag een alcoholstift uit mijn zak en schrijf op de stemcomputer:    “Liefste onderwijsminister-to-be,  Maak die blokkentoren gelijk met de grond! Hij rolt, brokkelt af en valt bijna om. Wees wijs en doe niet zoals uw voorgangers: zoek eerst een architect die stevige fundamenten voorziet, vooraleer u begint te bouwen!“   Nele uit Vlaams-Brabant

Dagboek van een leerkracht
9 0

De boekenverkoper

Ik heb een vaste boekenverkoper op de zondagsmarkt. Natuurlijk is hij ook een boekenkoper. Omdat ik zelf een boekenkoper ben, is dat praktisch. Wacht, ik leg het u uit. Hij verkoopt boeken, maar hij koopt ze ook, op allerhande boeken- en tweedehandsmarkten. Als hij daar iets ziet waar zijn klanten naar op zoek zijn, schaft hij het aan. Dat bespaart ons, boekenkopers, een hoop tijd. "Jij bent toch die Carmiggeltman", zegt hij me tijdens de eerste markt van het jaar. "Klopt. Heb je nog iets?" Meteen heb ik spijt van mijn vraag. We hebben thuis afgesproken dat ik wat minder doe met boeken, wegens plaatsgebrek. Maar het is een beetje als roken. Op de duur doe je het stiekem. Zeker bij de uitgave van Carmiggelt die mijn vaste boekenverkoper me laat zien. "Je zocht toch nog iets?", vraagt hij. "Ja, je mag van dinges altijd iets mag meebrengen", antwoord ik. Met de beste wil van de wereld kan ik niet op de naam van de Japans-Engelse auteur komen. "Die Nobelprijswinnaar", vervolg ik. "Ja, daar zijn er veel van", lacht hij. "Je weet wel, het boek met de butler en zijn vader, op het Engels platteland, tijdens de Tweede Wereldoorlog." "Inderdaad", zegt hij. "Het is verfilmd, met Anthony Hopkins. The remains of the day." Mezelf vervloekend dat ik niet op de naam van de schrijver kom, begeef ik me terug huiswaarts. Plots schiet het me te binnen. “ISHIGURO”, roep ik luid. Als in een kramp. Ik schrik er zelf van. Net als de verkoper van tweedehands gereedschap, waar ik langs sta. Hij denkt wellicht dat ik een klap van de hamer heb gekregen, die voor hem ligt. Ik besluit snel om te zwaaien, alsof ik mijn vriend Ishiguro in de verte zie. Maar ik denk niet dat ik ermee weg kom.  

Rudi Lavreysen
0 0

Influencer

Dromen kunnen wel degelijk werkelijkheid worden, jongens en meisjes. Nationale monumenten staan in lichterlaaie, onze planeet wil ons van haar rug flikkeren, James Cooke is nog altijd niet verscheurd door een roedel uitgehongerde wolven, maar mij gaat het meer dan ooit voor de wind. Ik heb het natuurlijk over mijn 146-koppig leger Instagram-followers, een aantal dat exponentieel is gestegen vergeleken met de 125 die ik er had voor ik columns begon te promoten op dit sociaal medium. Ik moet nog maar een foto van m’n armhaar posten en het ding gaat viraler dan verkoudheden bij jonge ouders. Als nieuwbakken influencer weet ik dan ook als de beste hoe mijn publiek te bespelen voor eigen gewin. Zo vroeg ik mijn volgelingen twee weken geleden naar onderwerpen om over te schrijven, zodat ik ook dat zware denkwerk niet meer zelf hoef te doen. De reacties waren overweldigend, waardoor dit stukje tekst hieronder zichzelf praktisch heeft geschreven. Bij deze een column voor, door en als het van mij afhing ook hartverwarmend diep ín jullie, liefste followers. Op naar nummer 147!   Het zal je niet verbazen dat mijn leven als Insta-sensatie alleen maar voordelen heeft. Zo kan ik het mij ondertussen veroorloven om maar halftijds in loondienst te werken en dat zorgt voor een mooi levensevenwicht. De helft van de week ontdek ik elke middag meer van de prachtige omgeving rond Brussel-Zuid. Deze kant van de hoofdstad is dan misschien niet zo mainstream als pakweg Centraal, toch is de Zuidcoté een aanrader voor wie altijd al eens heeft willen rondlopen op een set van The Walking Dead met meer zombies, ziektes en honger. Mijn inspirerende reisblogpost getiteld ‘De 6 Verborgen Plekjes Rond Station Brussel-Zuid Die Niet Naar Urine Ruiken’ volgt snel. De nadelen van deze omgeving en de job zijn dat ik ondertussen elke zin afsluit met quoi, dat ik sneller reageer op mijn Brusselse roepnaam fils de pute, dan op Hans en dat ik ’s avonds een tussentaal spreek à la ‘putaaain chouke, waarom zijn mijn carotten zo dik gecoupeerd, ’t is comme tu t’en foukes… quoi.’   De rest van mijn dagen slijt ik thuis terwijl ik wat copy of columns tik en wekelijks, zolang de echte, getalenteerde Herman Brusselmans niet dood is, zonder succes bij Humo solliciteer. De voordelen van die halve week thuiswerken zijn dat je je eigen baas bent en dus niemands kont moet afvegen of likken, je nooit nog in je bedrijfsrestaurant op vrijdag visdag ter ere van Jezus een bord rioolfilet achterover moet kokhalzen, en dat je zo veel dwergenporno kan kijken als je wil. Het nadeel is dat je zo veel dwergenporno kan kijken als je wil. Geloof me, om mij tegenwoordig nog opgewonden te krijgen moeten er minstens een hermafrodiete neushoorn met vijf vagina’s en drie penissen aan te pas komen, een 63-jarige bibliothecaresse in een Daenerys Targaryen-pak, een portie ribbekes karamel-pikant van Jan De Volksschilder in Keerbergen, en een pizzabezorger met Dries Van Langenhove-tattoo – z’n anus als de mond van Dries. Helaas zijn die filmpjes enorm zeldzaam, wat mijn productiviteit dan wel weer ten goede komt.   Een paar dagen geleden stond ik zoals gewoonlijk in de Bergstraat van Heist te flyeren in mijn zoektocht naar de illustere vierde lezer van m’n blog. Komt er daar zo’n oude racistische dorpsgenoot – pleonasme, excuses – op mij afgestapt en hij roept: ‘hey linkse rat, zou je dat bestofte holbaardje van je mammie op je gezicht niet eens afscheren? Dat zorgt ervoor dat je er nog harder uitziet als een vieze, linkse rat.’ Nu geef ik toe dat ik niet over straat paradeer in Schild en Vrienden T-shirts met de Vlaamse leeuw-vlag rond m’n schouders gedrapeerd, maar ik dacht toch dat m’n blond haar en blauwe ogen me bij de rechtse Heistenaars – pleonasme, sorry – het voordeel van de twijfel zouden geven. De man in kwestie zag er klaar uit om mij met opengesperde mond op een borduur te zetten, maar gelukkig ligt er in de Bergstraat enkel asfalt en een slecht gelegde kasseiboord. Nog een meevaller was dat er op dat moment drie gekleurde kindjes langs fietsten. Bij het aanzien daarvan kreeg de Heistse führer me daar zo’n woedeaanval dat zijn Jupilerpet van z’n hoofd vloog en zijn stromende okselvijvers de afkondiging van het rampenplan triggerden. Of hij de kindjes uiteindelijk heeft kunnen vangen met dat net dat hij bijhad, weet ik niet. Ik weet alleen dat ik snel mijn matten heb gerold en naar huis ben gegaan met een handvol hansverhaegen.com-flyers, maar zonder vierde lezer.   Onderweg mocht ik nog een hindernissenparcours afleggen tussen borden met affiches die slecht werkende tandpasta leken te promoten. Bij nadere inspectie ontdekte ik dat het verkiezingsborden waren, vol zeepsmikkels van verschillende komaf en overtuiging, maar met dezelfde machtshonger in de fake lachende ogen. Én dezelfde vastberadenheid zich belachelijk te maken voor een paar stemmen extra. Ik durf ervoor te wedden dat er op dit moment ergens een VLD’er flippo’s van zichzelf aan het drukken is, een SP.A’er zichzelf laat filmen terwijl hij staat te swishen in een bejaardentehuis en een CD&V’er een ludiek rapnummer over z’n programmapunten zit te schrijven. En ’t is niet omdat mijn eigen rapcarrière sneller gestorven is dan de gemiddelde babyolifant in Planckendael, dat ik mijn diensten niet kan aanbieden als ghostwriter. Uiteraard tegen betaling, want als ik mijn ziel verkoop, wil ik daar op z’n minst grof geld voor in de plaats. Voor een euro of vierduizend extra, zet ik er zelfs een story voor op the Gram. Ik ben dan misschien wel een sell-out maar als er één ding is dat niet goedkoop is, dan is het mijn 146 volgers droog in hun welgevormde achterste nemen met je partijpropaganda. Respect heet dat en ik ben er zeker van dat dat een van de hoofdredenen is waarom ik in geen tijd zo’n uniek succesverhaal ben geworden op Instagram.

Hans Verhaegen
22 0

Hemelse klanken

We staan op het dak van het MAS en kijken over Antwerpen. "En die kerk met de gekke toren, welke is dat?", wijst mijn Nederlandse compagnon. "Dat is de Sint-Jacobskerk", antwoord ik. "Ze hadden eeuwen geleden het plan om de hoogste toren van Antwerpen en ver daarbuiten te bouwen, maar dat is nooit gelukt. Daarom hebben ze nu die platte toren." "Ze hebben dus een beetje hoog van de toren willen blazen", lacht hij.  We delen een voorliefde voor spreekwoorden. En voor de koekenstad, al is hij er voor het eerst. Als ik vertel dat Rubens in die kerk begraven ligt, wil hij er meteen naartoe. Aan de kerk is de inkom bijna versperd door een bestelwagen van de nationale omroep. “We zijn nog maar een half uurtje open”, fluistert de man aan de inkom. “Daarom is het maar € 2 inkom”. Hij zegt het zo stilletjes dat ik het bijna niet hoor. Maar zo hoort het natuurlijk in een kerk. “Weet je trouwens waar de uitdrukking ‘rijke stinkerd’ zogezegd vandaan komt?”, vraagt mijn metgezel als we aan de grafkapel van Rubens staan. Ik knik bevestigend, maar hij vertelt het toch. “Vroeger werden de arme mensen buiten aan de kerk begraven. De rijke mensen hadden een plaatsje binnen gereserveerd. Maar dat gaf op de duur een geurtje. Hier liggen ze dan, de rijke stinkerds, zeiden de mensen.”    Even later zien en horen we wat de studiowagen van de nationale omroep aan de Sint-Jacobskerk doet. “Een Portugees koor voor de opnames van Klara Live”, zegt de man aan de inkom. “Blijf maar even luisteren”, voegt hij er aan toe. We worden er zowaar nog stiller van. “Dank je wel. Wat een hemelse klanken”, fluister ik. Hij knikt alleen maar. Al meen ik hem ook een moment naar boven te zien kijken.  

Rudi Lavreysen
0 1

Fladderflarden

Ooit waren vlinders heel gewoon. Ze hoorden er bij, net zoals de leeuweriken, de geelgorzen en de hermelijn, het ravotten in de hooilanden en de jaarlijkse appelpluk. Of hoe je iets pas gaat missen als het er niet meer is. Verstedelijkt, geïndustrialiseerd Vlaanderen biedt heel wat mogelijkheden aan de hedendaagse mens. Maar wat heeft het de natuur te bieden? En bovendien: kan het de mens ook echt geven waar hij diep vanbinnen nood aan heeft? Het is niet toevallig dat het bijna nergens meer echt stil of donker is.   Het lawaai van onze machines overstemt de alarmroep van onze ziel.   De groei-economie is een vraatzuchtige rups die weigert volwassen te worden. Heeft zij angst om haar ware potentieel te ontdekken, haar natuurlijke drang tot stabiliteit en bloei onderdrukkend?   Dat vlinders zeldzamer worden is een teken aan de wand. Zij staan symbool voor de kracht van verandering, voor het dromen van een mooiere wereld. Hun flitsende, felle kleuren kennen kinderen vandaag vaak vooral van smartphone-schermpjes. Alle inspiratie en verbinding in een doosje-van-pandora – compleet met appel-logo. Virtuele pandora-avatars vervormen de werkelijkheid. Het verhaal van de film kent meer bijval dan de werkelijkheid waarnaar het verwijst. The Matrix rules, nog steeds. Het echte leven schijt op de voorruit van je auto. Het groeit tussen de steentjes van je terras. Het verstopt je dakgoot in de herfst. En het heeft gelijk. Dat is het leven op aarde, en daar zul je het moeten mee doen. Het heeft geen enkele zin om er tegen ten strijde te trekken. Wat wel zin heeft, is om ons er weer mee te verbinden en om het juist meer ruimte te geven. Dan zingen de vogels, bloeien de bloemen en fladderen de vlinders, en wordt het leven al een pak draaglijker. Ecosystemen zijn pas efficiënt in hun complete vorm – inclusief mensen.

Anupana
0 0

Kruistocht in pamper

Geween maakt me wakker. Het is 7 uur en ik had nog een half uurtje extra slaap voorzien. Maar het geluid is dwingender dan een op hol geslagen brandalarm. Negeren is geen optie. Spurtje naar de keuken voor een immer troostend flesje. Dat brengt vandaag weinig soelaas. Ik merk dat ook zij nog een half uurtje extra slaap had kunnen gebruiken. Ze is zich daar zelf ook van bewust, ondervind ik aan het gehuil dat enigszins vervelt tot gejammer. Gejammer dat me vergezelt wanneer ik in de douche sta, mij aankleed en haar naar beneden wil dragen. Bovenaan de trap zet ze kracht bij. Gejammer wordt gekrijs. Want naar beneden gaan, kan ze sinds twee dagen helemaal zelf. Enig inschattingsvermogen van de mogelijke gevolgen van hysterisch gekrijs bovenaan trappen, heeft zich niet parallel ontwikkeld. Ik vraag me kort af hoe pedagogisch verantwoord het is om toe te geven aan dat hysterisch gekrijs, waarop ik resoluut voor de lieve vrede kies. Deze houdt de volle 15 minuten stand. Tot ik me schuldig maak aan een mensonterende behandeling waar ze zich hevig tegen verzet. Haar kleren en schoenen aantrekken. Het blijken bovendien de foute schoenen. Haar rode Conversejes hebben afgedaan. Het zijn de roze katsjoe botten die haar voorkeur wegdragen. Opnieuw ben ik in dubio, maar ditmaal houd ik voet bij stuk. Pluim op mijn hoed. Represailles van haar kant. Tijdens de drie minuten durende rit naar de crèche, besluit ze Anunagewijs nog even alles uit de kast te halen. Opdat ik het geweten zou hebben, dat ik haar het recht op katsjoe botten niet zomaar kan ontzeggen. Een mens zou bijna denken dat het hierop volgend kiss&ride-moment een opluchting is. Maar mijn moederhart bloedt. Hoewel er volgens mij foltertechnieken bestaan die babyaans gekrijs impliceren, kan ik niet wachten om het opnieuw te aanhoren. Tot dat moment zich weer aandient, dat spreekt.

freelise
0 1

HET NIEUWE PASEN

Misschien hield God zelf het vuurtje aan het dak van zijn Notre- Dame?  Gewoon..Eventjes kijken welke reactie zijn achterban zou hebben. Hij had in zijn Bijbelse verleden al meer zulke sadistische spelletjes gespeeld, gewoon om bevestiging te krijgen hoeveel vertrouwen zijn volgelingen wel in hem hadden, dus…Stond hij eventjes perplex toen die superrijken de geldomhaling op gang brachten? Als een lopend vuurtje verwittigden ze elkaar. Hoe die rijke stinkerds sneller dan het licht de knip van hun Louis Vuitton, Gucci en l’Oréal portefeuilles openden en er miljoenen euro’s, als per opbod, uit toverden. Diezelfde  fiscusontduikers die hij enkele jaren voordien Frankrijk met koffers vol geld over de grens zag rennen, om zeker geen belastingen te moeten betalen. Waren die nu hun schuldgevoel aan het witwassen? Dachten ze dat ze met zulke giften recht hadden, om eenmaal als ze boven aan de hemelpoort zouden komen, ze zonder discussie met Petrus in een speciale VIP-lane ontvangen zouden worden? Of bedachten ze alleen maar dat ze deze giften bij hun volgende belastingsbrief als onkosten mochten aftrekken?  God stond ook versteld om te zien hoe de Parijzenaars op 1 nacht een benefietconcert uit de grond stampten. Hoe minder bescheiden giften bij het volk rond gehaald werden. God zag dat het goed was. Zat hij daarboven op zijn wolk, op de leuning van zijn hemeltroon mee te trommelen of op de muziek op en neer te wippen? Deed hij met Petrus en Jezus een polonaise en riep hij: “waar zijn die handjes?” toen hij de rollende rrrr van Mireille Matieu over de Place des Invalides hoorde tuimelen. Had hij daarom geen tijd om zich met de Christelijke paasvierders aan de andere kant van de wereld bezig te houden? Hij wordt toch verondersteld ‘alwetend en almachtig’ te zijn! Waarom wist hij dan niet dat er in Sri Lanka enkelen van dat andere ‘ware geloof’ luxe hotels en zijn kerken zouden binnenknallen? Eventjes een onoplettendheid en 359 doden en meer dan 400 gewonden. Wat vond hij het ergst? Hele families die met een exploderende moslimbom uit elkaar gerukt werden of zijn brandende kathedraaldak? Of bedacht hij dat Petrus het nu wel ineens ontzettend druk zou krijgen aan zijn hemelpoort? Die zou overuren moeten kloppen en zeker geen tijd hebben om mee naar die andere Gods vertegenwoordiger op aarde de luisteren. Die langejurkenman die als een carnavaleske rockster van op een balkon, op dat Vaticaanplein, elk jaar diezelfde woordjes prevelde en kruisjes uitdeelde aan die duizend naïevelingen die naar hem opkeken. God zag dat het goed was…ga en vermenigvuldig U! Zijn lucratief religieus handeltje zou nog eeuwen blijven draaien. God tikte zijn zoon op de schouder en fluisterde dat het sprookje van zijn herrijzenis er bij de gelovigen in gegaan was als zoete koek. Prima gedaan! God zat alleen nog met één dilemma.. wat was er nu waar van Jezus zijn chocolade eieren?   Sim  diep bedroefd over al die religieuze onzin  21/4/2019

Sim
32 0

Ochtendshow

 “Gaan we een spelletje spelen?” In combinatie met zijn puppyblik (move over Puss in boots) is het moeilijk nee te zeggen tegen Lucas, mijn vierjarige zoon. Ik heb echter geen keuze want om 07u10 op een schooldag hebben we andere prioriteiten. Ik sta in mijn kamerjas in de keuken met kilo’s slaap in mijn ogen. Deze avond ga ik écht wel op tijd slapen, mompel ik nog tegen mezelf wanneer ik grijp naar de koffiezet. “Straks jongen, nu gaan we eerst eten,” zeg ik, voor de eerste (maar zeker niet de laatste) keer, tijdens deze traditionele ochtendrush. Alsof ik hem net verteld heb dat zijn kleutertijd voorbij is en hij vanaf nu shiften van 12u in de koolmijnen moet gaan draaien, laat Lucas zich kermend op de grond vallen. Ik stap over hem om te gaan kijken waar zijn zus blijft. Hoewel ze nog maar 8 jaar is, heeft ze zich al volop gespecialiseerd in puberslaapgedrag. ’s Avonds wil ze er niet in, ’s ochtends er niet uit. Net wanneer ik naar boven wil gaan om haar nog eens – heel zachtaardig, dat spreekt voor zich –  te herinneren dat ze moet opstaan, komt Emma slaapdronken de living binnengewandeld. Haren alsof ze net Amerika doorkruist heeft in een cabrio, een lading knuffels onder haar arm.   Wanneer ik de kinderen even later vraag aan tafel te komen negeer ik de kreten van verongelijkheid en begin alvast aan de boekentassen. Eens aan tafel, na slechts twee keer vragen en één keer eisen, ontvouwt het ontbijtgesprek zich zoals gewoonlijk: “Ik heb geen drinken.” (Je ziet toch dat ik volop water aan het inschenken ben?) “Ik wil deze boterham niet.” (Neem dan deze, net niet identieke boterham) “Ik vind dit vleesje niet lekker!” (Exact hetzelfde vleesje waar je gisteren zo van smulde?) “Ik moet pipi doen” (Toen ik het 5 minuten geleden voorstelde hoefde je niet!) “Mama, waarom heb ik vijf vingers aan één hand?” (Euhm… omdat zes te druk zou zijn?) … Het merendeel van hun ontbijt lijkt eindelijk naar binnen gewerkt dus ik stuur Emma alvast naar de badkamer.   Nog een half uur vooraleer we moeten vertrekken.   Ik ruim snel de keuken weer op en steek in de gauwte nog een was in. Wanneer ik in de badkamer kom, word ik getrakteerd op een mini playbackshow. Ze was toch wel ‘vergeten’ dat ze haar tanden kwam poetsen zeker? Ik maan haar aan voort te maken terwijl ik de tanden van Lucas probeer te poetsen. Meewerkend als hij is, duwt hij zijn lippen stijf op elkaar. “Doe het dan zelf” roep ik op het randje van hysterisch en verdwijn naar de slaapkamer. Zoals elke avond dacht ik gisteren om vandaag eens werk te maken van mijn outfit. En zoals tijdens elke ochtendrush haal ik mijn schouders op en trek snel weer een jeans en een trui aan.   Nog 15 minuten!   Terwijl Emma zich aankleedt, probeer ik hetzelfde te doen bij Lucas. “Ik ben een draakje en jij moet mij pakken!” giert hij uit terwijl hij van me wegloopt. “Nu niet Lucas, we moeten op tijd op school zijn!” “Maar ik wil niet naar school! Ik wil een spelletje spelen” Zijn hoofdje zakt scheef en hij steekt zijn onderlip uit. “Straks, na school,” probeer ik hem te sussen terwijl ik op mijn knieën zit en probeer zijn elastieken benen in zijn broek te wurmen.    Hij verliest bijna zijn evenwicht maar gelukkig heeft hij mijn haar nog om zich aan vast te houden nadat hij me eerst nog per ongeluk een vuistslag verkoopt. Wanneer Lucas eindelijk aangekleed is, heb ik het gevoel dat ik een halve marathon gelopen heb. Nog geen tijd voor rust, nog maar 7 minuten!   In de living zit Emma achter haar tablet. Haar arm hangt stil in de lucht, in haar hand de kam. Tijdens het zoveelste filmpje van Dylan Haegens (Dylan wie?) is ze alweer vergeten wat ze aan het doen is. Ze merkt zelfs niet dat ik de kam uit haar handen neem en snel een paardenstaart probeer te maken. Probeer, want blijkbaar is 8 jaar voor mij nog te weinig om me deze ambacht écht eigen te maken. Hoe dichter we komen bij het moment van vertrek, hoe gejaagder ik me voel. “Lucas, doe je schoenen aan! Nee, niet je laarzen, je schoenen! Emma, doe je jas toe. Je fluo niet vergeten! Waarom heb je toch je laarzen aan? Emma, ga maar al naar de auto, hij is al open. Lucas, waar zijn je schoenen naartoe?”   Bloed, zweet en tranen maar het is gelukt, we zitten op tijd in de auto!   “Mama?” klinkt het aarzelend vanop de achterbank wanneer het me na veel binnensmonds gevloek eindelijk gelukt is in te voegen op de drukke baan. “Mmm?” “Ik heb mijn boekentas niet bij….”   En dan is mijn ‘echte werkdag’ nog niet eens begonnen….

MiMa
0 0

Gebakken lucht

Doorgaans ben ik iemand die zich heel weinig stoort aan andere mensen, hun stomme andere-mensen-gewoontes, hun stomme huisstank-meedragende-kinderen en hun stomme levenskeuzes. Ik oordeel niet snel, sta open voor medemensen uit alle lagen van de bevolking en ik roddel niet. Zo heb ik na twee dagen nog altijd tegen niemand verteld hoe ik onze licht mentaal gehandicapte wijkagent om 5 uur ’s ochtends bovenop zijn papiercontainer zag zitten, terwijl hij kreunend een paar liter zure darmlimonade over Het Reklameklokske van vorige week uitstortte. Mij stoort zoiets niet. Leven en laten leven. Ik heb zelfs empathie voor parkeerwachters. Maar wanneer ik compleet onverwacht door een wolk bosbessenmuffin, piña colada of wortelpuree met worst van zo’n onnozele e-sigaret-vape-dampende failure of life wandel, dan kan ik mij niet inhouden om zelf wat stoom af te laten.   Kijk, roken is belachelijk. Probeer mij niet tegen te spreken want je hebt geen been om op te staan. Als we de foto’s op de pakjes mogen geloven, heb je dat straks écht niet meer. Roken is belachelijk, net als alcohol drinken, elke dag 17 Big Macs eten, naar Thuis kijken of tegen 240 over de pechstrook van de Antwerpse ring rijden om een parkeerplek aan ’t Sportpaleis te vinden waar je na de show géén twee uur moet wachten voor je naar tweede kunt schakelen. Maar wij zijn mensen en mensen maken niet altijd de meest rationele keuzes. ’t Zijn er weinig, maar ik heb ook mijn zwaktes. Ik ben bijvoorbeeld té principieel in het bezorgen van mijn vrouw haar orgasme voor ik zelf Heist-centrum wakker brul van uitzinnig genot, om daarna alles nog eens vier keer over te doen, haar een vijfgangenontbijt op bed te serveren en nog snel heel het huis te vullen met rode rozen die ik zelf ben gaan plukken in het meest idyllische, met dauw bedekte bloemenveld van België, twee provincies verder. Verder lust ik ook geen kaas.   Maar als roken belachelijk is – en dat is het – dan is een mp3-speler uit 2002 volgieten met nicotinehoning, opladen via usb en dan casual naar buiten wandelen terwijl je heel ’t straat vol blaast met Luikse wafel-aroma complete wáánzin. Zo moet ik niet meer passief meeroken, zeg je? Aha, we zitten met een health coach, begot! Wil je er dan misschien met dat Nobelprijswaardige medeleven van jou ook even bij stilstaan dat ik mogelijk ook niet actief jouw naar de gft-bak meurende ochtendadem gemixt met Cherry Coke-verstuiver wil inhaleren? Het is echt heel simpel, hoor. Als ik suikerspinnen wil ruiken, ga ik naar de kermis. Wil ik de geur van barbecuevlees opsnuiven, dan fiets ik op de eerste dag van het jaar dat de zon schijnt door eender welke Belgische straat. En als ik een vispannetje van de Lidl over datum onder m’n neusgaten wil, dan spreek ik af met uw obese moeder. Sorry, te gemakkelijk. Zoals uw obese moeder, quoi.   ‘Habemus papam!’ riep ik, toen er weer zo’n wandelende schoorsteen voorbij slefte en een wolkendek van witte rook met pizza Hawaï-geur – HAWAÏ!!! – in mijn gezicht joeg. ‘Ehm, hmphffzz…?’ brabbelde hij, op een manier die je exact verwacht van zo’n defecte dampkap. ‘Da’s Latijn,’ zei ik. ‘Dat betekent dat je eruitziet alsof je een robot aan het pijpen bent en dat ik medelijden heb met elke vrouw die ooit jouw inferieure zaadcellen vol ongeboren dopzuipers, Discovery Channel-stoners en autoradiodieven in haar lijf kreeg.’ ‘Pardon, monsieur. Je ne suis pas sûr d’avoir compris. Vous dites quoi, monsieur ? Est-ce que je peux vous aider avec quelque chose ?’ Ook weer typisch dat ik van al die mensen in Brussel die ene Franstalige aanspreek, hè. Maar ik zweer het je, dat is de laatste keer dat ik mij zo heb laten uitschijten door een.   Nooit gedacht dat ik dit ooit zou zeggen, maar we hebben Frank Deboosere nodig. Je bedoelt dat nichterige karikatuurtje dat al 63 jaar lang elke dag hetzelfde mopje uit z’n onderontwikkelde onderkaak gooit? Die, ja. Geen idee wat hij rookt, maar aan z’n optimisme te zien moeten het de volle tampons van Ingeborg uit haar Blind Date-periode zijn. Als deze overenthousiaste weercoryfee gewoon elke avond een klein segmentje integreert in z’n weerbericht met waar welke naar broccolisoepscheten of Bacardi Breezer stinkende lokale bewolking hangt, dan weet ik waar ik weg moet blijven. En dan kunnen die e-rokende nicotineslaven ook rustig hun lavendelconfituurgeurig ding blijven doen. Leven en laten leven, zeg ik. Ondertussen zal ik, nostalgisch als ik ben, wel genieten van de rook van normale tabaksrokers. Noem mij een purist, maar ik kan mij wel vinden in die eenvoudige, zoete zweem die mij meteen meevoert naar verbrande familiefoto’s, verbrande oorlogsgevangenen en verbrande dromen.   Trouwens, we moeten er niet onnozel over doen. Die Frank is toch echt niet half de man meer die hij was sinds hij die magnifieke moustache heeft afgeschoren, niet? Van stomme levenskeuzes gesproken.

Hans Verhaegen
0 0

Slaapwel

Het laatste wat ik wil, beste lezer, is u vervelen met mijn kwaaltjes. De rug, nek en schouders, de knieën, het geheugen. En dan vergeet ik er nog een paar. Maar omdat het rechtstreeks te maken heeft met dit stukje, wil ik het u niet onthouden. Ik ben geen al te beste slaper. De laatste jaren manifesteert het zich meer en meer. Het begint met het in slaap vallen voor de tv. Kent u dat? Plots wakker worden en dan Goedele Wachters opnieuw zien, die het nog altijd over hetzelfde nieuwsitem heeft. Je denkt dat je even ingedut bent, maar er zijn ondertussen vijf herhalingen van het laatavondjournaal gepasseerd. Een blik op de keukenklok leert je dat het ondertussen twee uur ’s nachts is. Als je dan in bed duikt, staan je ogen net zo ver open als je mond tijdens de jaarlijkse controle bij de tandarts. Van slapen lijkt er niets meer in huis te komen. Zoals nu. Het is weer zover. Ik lig klaarwakker in bed. Ik herinner me plots een interview met Louis Paul Boon, de schrijver. Hij legde ’s nachts wel eens een biefstuk in de pan als hij niet kon slapen. Straf dat hij die altijd in huis had, denk ik nu. Bij mij zou het een rolmops worden. Maar die doet, ook na het opeten, niets dan zwemmen in het midden van de nacht. Trouwens, bij het bakken van een biefstuk moet je de dampkap opzetten. Of de afzuigkap, in mooi Nederlands. Dan maak je iedereen wakker. Van mooi Nederlands gesproken. Met een Nederlandse vriend vergelijk ik wel eens woorden uit ons dialect met dat van hem. Hij woont net over de grens, in Valkenswaard. Altijd lachen. Nog meer als ik in een zin het woord ‘eng’ laat vallen. “Eng? Rudi, dat is niet eng”, zegt hij dan. “Mijn schoonmoeder in een badpak, dat is pas eng.” Het doet me midden in de nacht luidop lachen. Naast me lijkt er iemand wakker te worden. Ik kan beter even stil zijn. Ik neem mijn e-reader, zodat ik het nachtlampje niet moet aandoen. Het is een geweldige uitvinding, dat digitaal boek. En je moet je vingers niet natmaken, bij het omslaan van een bladzijde. Maar het zit me niet mee. De batterij laat het plots afweten. Opladen aan de laptop maar. Och, dan kan ik evengoed dit stukje schrijven. En de krant lezen. De digitale krant, want die komt rond 3 uur ’s nachts online. Daar kan geen postbode tegenop. Maar eigenlijk hoort een mens dat niet te weten, wel? Afijn, ik laat het hierbij, als u dat niet erg vindt. Ik ga het nog even proberen, om de slaap opnieuw te vatten. Slaapwel. En als u ook niet kan slapen, leest u dit stukje maar even opnieuw. En opnieuw.  

Rudi Lavreysen
0 0

De vallingman

"De plaatsen zijn duur", zegt de man tegen zijn vrouw. Ze speuren op het terras naar een vrijstaand tafeltje dat er niet is. Ik bezet op een zonnige dag een tafel met vier stoelen. "Stoort het als we hier aanschuiven?” vraagt hij. “Natuurlijk niet”, zeg ik. In een trein is het normaal dat mensen bij elkaar gaan zitten. Op een terras is het dat nog niet.Aan het tafeltje naast ons zegt een man tegen zijn tafelgenoot: “Heb ik nu toch geen valling zeker.” Ook zonder dat hij het expliciet zegt, is het te horen. Zijn nasale stem klinkt als die van de actrice uit The Nanny, de tv-serie uit de jaren ’90. Ik hoor het hem al bijna zeggen: ‘Oh Mr. Sheffield...’ “Dat is met de verandering van het weer”, zegt de man naast hem. Het is wellicht zijn dokter. Hij heeft meteen een diagnose klaar. “Maar goed dat de zon schijnt”, gaat The Nanny verder. “Dat is goed voor mijn valling.” Zijn dokter spreekt het niet tegen. Maar eigenlijk is het fout. “Dat is goed tegen mijn valling”, zou het moeten zijn. Plots krijgt de vallingman een oproep op zijn smartphone. Het geluid is dat van een oude telefoon. Het klinkt zo luid als het toestel dat we vroeger in huis hadden. Als pa achteraan in de tuin aan het werk was, hoorde hij het nog. En hij hoorde niet al te best. De persoon aan de andere kant van de lijn heeft moeite om hem te verstaan. “Nee, ik heb een valling”, zegt de man. “Het ligt niet aan de lijn.” Omdat hij die zin nog een paar keer herhaalt, telkens luider en luider, kan iedereen op het terras en in de nabije omgeving hem horen. “Het is inderdaad een slechte lijn”, gromt hij tenslotte. “Ik bel wel terug.”  

Rudi Lavreysen
16 0

Midday in Paris

 We zijn in Parijs. Gisteren aangekomen in een klein gelijkvloers appartementje. De meisjes vonden het top, ik vond het top, alleen mijn wederhelft vond het middelmatig. Lichtjes teleurgesteld. Anderzijds kon ik enkel blij zijn met het feit dat we in Parijs zijn. Op één of andere manier heeft Parijs voor mij een magie die met niets te vergelijken is.   En ja, ondanks dat ik een hekel heb aan luchtvervuiling en ik het niet zo op heb met drukte en toeristen, voor Parijs doe ik consessies. De romantiek, de sfeer van lang vervlogen tijden waar de lucht bezwangerd was van de geur van gepoederde pruiken, kunst en decadentie. In de eenentwintigste eeuw noemen we dit cultuur en lopen we met grote belangstelling en intellect langs schilderijen die ons schaamteloos vertellen over toen. Toen, toen rijk wreed en arrogant heerste over arm. Toen het gewone volk het spuugzat was geconfronteerd te worden met de excessieve uitbarstingen van voedselverspilling en de opstand groot werd door een tergende hongersnood. De tijd dat de stegen nog stonken naar uitwerpselen en de Seine nog proper was. Deze geschiedenis gaan we vandaag bekijken. In het Louvre en in Versailles. In de hoop dat we er iets uit leren. Dat we onszelf een beetje bijschaven en verfijnen om niet opnieuw dezelfde fouten te maken. Dat we niet opnieuw rijk over arm laten heersen en dat we niet opnieuw vervallen in dezelfde decadentie. Dat we niet opnieuw een revolutie veroorzaken en opnieuw geen oog hebben voor de minder bedeelden.   Of is er eigenlijk niets veranderd in de loop der jaren? Onze vervuiling van nu vertolkt zich in CO2 en de gegoeden dineren nog steeds in dure etablissementen terwijl zwervers zich als hongerige honden voor de deur verzamelen. Nog steeds springen we liever veilig in een taxi dan door gure buurten te lopen waar de haat naar weelde en voorspoed broeierig in de lucht hangt en waar zwerfvuil struikelblokken vormen en stank zich verspreidt.   Gaan we dit verteren vandaag? Of gaan we met de stroom mee? De toerist uithangen en genieten van het feit dat wij niet bij de minderbedeelden horen? De geschiedenis leert ons misschien iets vandaag…

Heidi Schoefs
17 0

Wielerhoogdagen

Een hoogdag. Ze nemen dat woord nogal snel in de mond als er zich een belangrijke wielerwedstrijd aandient. Voor ons is de zondag een wandelhoogdag. Op de ochtend van een voorjaarsklassieker steken heel wat wielertoeristen ons voorbij. Ik vertel mijn vrouw het verhaal van een vriend, die elk jaar bij de Ronde van Vlaanderen een vaste afspraak heeft. “Ze maken ’s morgens zelf een ritje, daarna vlug een douche en dan installeren ze zich op een caféterras. In het café staat de tv afgestemd op de Ronde. Af en toe glipt er iemand naar binnen om te kijken wie er op kop hangt. Vorig jaar hebben ze de finish gemist. Wegens te gezellig op het terras.”   Even later passeert ons een man. Hij fietst voorovergebogen, want op zijn gewone herenfiets heeft hij een koersstuur gemonteerd. Hij draagt een beige colbertjasje en hij heeft opvallende rode schoenen aan. Een liedje van Elvis Costello komt spontaan in me op. “And I won't get any older. Now the angels wanna wear my red shoes”.    “Dat deden wij vroeger ook”, vertel ik. “Een ander stuur op onze fiets zetten. In het begin was het een koersstuur, maar toen we bij E.T. zagen dat BMX fietsen de lucht in gingen, werd het een hoog stuur. Op de bergjes van ons zelf aangelegd crossterrein probeerden we in de lucht te blijven hangen. Zoals Elliot en E.T. in de film. In ons hoofd reden we op een BMX. Tot één van de vrienden op een dag met een echte kwam aangereden. We stonden erbij en floten ernaar. Ik zie ons nog staan. Met de handen in onze zakken.” Het waren mooie dagen. De liedjes van Elvis Costello kende ik toen nog niet. Nu durf ik ze regelmatig neuriën. “And I won't get any older, hmm hmm hmm.”  

Rudi Lavreysen
37 0