Zoeken

Eenheidstaal voor EU

De Europese eenwording wordt niet alleen bemoeilijkt door politieke stoorzenders maar ook door het gebrek aan wil om revolutionaire besluiten te nemen die Europa verder op weg helpen in de juiste richting waartoe zij nu eenmaal is voorbestemd. Bijvoorbeeld de heikele kwestie om een eenheidstaal aan te duiden die de communicatie tussen alle burgers wiens toenadering nu nog goeddeels door taalbarrières wordt verhinderd, vlot te trekken. De moeilijkheid hier ligt in het feit dat iedereen zijn eigen moedertaal koestert en beziet als de beste en de mooiste van alle gangbare talen. Veel heeft hier te maken met sentiment, natuurlijk is men het meest gehecht aan de taal die men van in de wieg met de paplepel kreeg voorgeschoteld en vaak associeert met een 'thuisgevoel' en een zorgeloze jeugd. De EU erkent thans met haar 28 lidstaten 24 talen als officiële talen op haar grondgebied. Als teken van respect voor diversiteit kan dit tellen maar de vraag is of zo'n overdaad aan officiële talen in de praktijk wel werkbaar is? Om nog maar te zwijgen van het gigantische kostenplaatje dat dit pakket aan vereiste vertalingen van wetteksten en brochures met voorlichting met zich meebrengt. Toch is het niet vreemd dat de EU in haar opstartfase deze talen dergelijke erkenning verleent. Hoe zouden de volkeren der kandidaat-lidstaten anders ooit bereid zijn gevonden om in het Europese verhaal te stappen als de supranationale overheid niet bereid zou zijn geweest om de moedertaal van deze miljoenen mannen en vrouwen met waardering te bejegenen? Deze generositeit heeft echter ook een niet te onderschatten keerzijde: zij zorgt er voor dat de politieke besluitvorming in Europa als geheel aanzienlijke vertragingen oploopt: een heus leger van duizenden tolken en vertalers is voortdurend in de weer om alle wetsvoorstellen en wetteksten en andere teksten met een officieel karakter begrijpelijk te maken voor anderstalige Europeanen door de bronteksten om te zetten in de taal van het doelpubliek. En wat als deze vertalingen niet altijd accuraat zijn en bij de lezer of toehoorder een ander beeld oproepen dat afwijkt van het originele? Met de historie van de fameuze 'Toren van Babel' in het achterhoofd moet dit gegeven ons terecht zorgen baren: de bouw daarvan werd volgens de overlevering stilgelegd omdat de bouwers allemaal een andere taal spraken en daardoor met elkaar in de clinch kwamen te liggen. We moeten oppassen dat het met Europa niet ook die kant op gaat als iedere natie koppig blijft vasthouden aan de eigen streektaal en haar idioom: zo schieten we niet op met elkaar. Wij als Europeanen moeten dringend gaan inzien dat een gemeenschappelijke taal die we een hoofdrol toekennen kan fungeren als een bindmiddel en voornaamste methode om de toenadering tot elkaar te versnellen. Omdat ikzelf actief ben in een beroepscategorie die veel met buitenlandse klanten omgaat ervaar ik dagelijks aan de lijve hoe een gedegen talenkennis barrières kan slechten en hoe een gebrek aan talenkennis deze anderzijds kan opwerpen of versterken. Laten we om te beginnen de feiten onder ogen zien en erkennen dat er één lingua franca in de maak is en dankzij haar toenemende populariteit aan een natuurlijke opmars bezig is: het Engels dat op termijn het Duits, het Spaans en het Chinees het nakijken zal geven. Strikt genomen is de meest gesproken taal ter wereld het Chinees maar wat kunnen we daarmee aanvangen als we weten dat buiten de Chinezen zelf haast niemand die taal machtig is, zo aartsmoeilijk is zij om aan te leren. We doen er verstandig aan om iedereen die overweegt Chinees te leren daarin aan te moedigen met het verstrekken van gratis studiebeurzen van overheidswege want (zoals ik elders in dit boek uiteenzet) is het van het grootste belang om te kunnen beschikken over een grote reserve aan China-kenners en sinologen, zoals ook een grote reserve aan arabisten haar voordelen kan bewijzen. Maar om deze talen -het Arabisch en het Chinees, naast het Russisch en het Spaans -die ik ook belangrijk acht- te gaan 'adopteren' als officiële taal is een brug te ver. Het Engels daarentegen wordt door minder mensen gesproken dan het Chinees maar is wel veel wijdverspreider. Het Engels staat onbetwist op de eerste plaats in de rangschikking van 'tweede talen', waar ook ter wereld, waarvan de bewoners enige notie hebben. Het is de officiële taal van één van onze belangrijkste handelspartners, de VS, én bovendien de officiële taal van het land dat het meeste bezwaar maakt tegen een volwaardig EU-lidmaatschap: Groot-Brittannië. Geen wonder: de Britten waren betrokken partij in twee Wereldoorlogen waarin de Duitsers de agressor waren en hebben eeuwenlang op voet van oorlog geleefd met de Fransen, waarom dan -luidt de redenering- zouden ze deel willen uitmaken van een politieke unie waarin notabene Frankrijk en Duitsland gezamenlijk orkestleider willen spelen? Deze ongepaste maar begrijpelijke argwaan en scepsis zou juist een stimulans moeten zijn voor de Europese politieke zwaargewichten om doorheen de gehele Europese Unie het Engels te introduceren als gemeenschappelijke tweede taal. Dat wil zeggen: Geen enkele nationale taal -zoals het Frans, Duits of Spaans- hoeft te wijken of terrein te verliezen ten nadele van het Engels maar deze laatste wordt simpelweg vanaf een bepaalde datum onderwezen als standaard tweede taal in àlle Europese onderwijsinstellingen -van de basisschool tot en met de unief. Dat houdt bijvoorbeeld in dat studenten in Frankrijk niet langer kunnen kiezen voor Duits als tweede taal -dat is immers het Engels- maar desgewenst kunnen ze hun lessenpakket zodanig samenstellen dat ze het Duits er als derde taal bijnemen. Het invoeren van het Engels overal als tweede taal zal uiteraard als resultaat opleveren dat na een paar generaties nagenoeg iedere Europese burger deze taal feilloos zal kunnen beheersen zonder afbreuk te doen aan de waarde en het belang van de eigen nationale taal en er bovendien voor zorgen dat de weerstand die nu nog vele Engelsen voelen voor Europa zal afbrokkelen. In mijn eigen werkomgeving merk ik op dat steeds meer buitenlanders het Engels bereid zijn te hanteren als communicatiemiddel over de (binnen-)grenzen heen, ofschoon nog teveel van hen proberen vast te houden aan hun eigen taal, in zoverre dat mogelijk is. Duitse klanten bijvoorbeeld zijn trots op hun Duits en begroeten mij steeds in hun eigen taal in de ijdele hoop dat hun groet in dezelfde taal zal worden beantwoord. Is dat het geval dan zijn zij zeer blij en dankbaar de conversatie met de niet-Duitser in het Duits te kunnen verderzetten. Geeft de gastheer te kennen het Duits niet of onvoldoende machtig te zijn dan kunnen de Duitse bezoekers moeiteloos maar met lichte tegenzin overschakelen op het Engels en doen ze dat ook. Heel anders is het gesteld met de Fransen en de Spanjaarden. Deze weigeren halsstarrig een andere dan hun eigen taal te spreken, veelal uit onkunde, en maken zich daardoor ongeliefd in het buitenland. De Fransen hebben dan nog als voordeel dat nogal wat niet-Franse Europeanen een aardig mondje Frans spreken maar de Spanjaarden moeten vaak tot hun ontzetting vaststellen dat hun Spaans veel minder in trek is op het Europese vasteland en dienen dan noodgedwongen hun maaltijd in een restaurant te bestellen met behulp van gebarentaal. Ik kan me voorstellen dat een bezoekende Amerikaan of Chinees die toevallig getuige is van zo'n tafereel zich de opmerking laat ontvallen: 'Moet dit nu Verenigd Europa voorstellen? Die hansworsten spreken geeneens eenzelfde taal!' Als Europa kan verplichten dat iedere luchtverkeersleider Engels kent (dat moet wel want anders kan een vliegtuig neerstorten als de piloot niet begrijpt welke richtlijnen hij van de verkeerstoren ontvangt) waarom kan Europa dan niet verplichten dat iedereen die een openbare functie bekleedt -politieman, loketbediende, medische hulpverlener- over hetzelfde talent beschikt? Hoe erbarmelijk is het met Europa gesteld als een Finse automobilist die op een Franse autostrade aan de kant van de weg wordt gezet door de verkeerspolitie niet uitgelegd krijgt welke overtreding hij beging omdat geen van beiden dezelfde taal spreken? Het opleggen van het Engels als gestandaardiseerde tweede taal is de meest logische stap die de Europese Commissie moet nemen om de volkeren van Europa nader tot elkaar te brengen en deze beslissing kan niet snel genoeg worden genomen. Liever vandaag nog dan morgen als men de échte vereniging van Europa waarlijk serieus neemt. De Europese burgers met te weinig sympathie voor het Engels moeten dit niet gaan bekritiseren als een dictaat of een verplichting van Brussel maar louter als een evolutionair gegeven (alle indicatoren wijzen er op dat het Engels op natuurlijke wijze onder de Europese bevolking en in de rest van de wereld als belangrijkste taal wordt aanzien) dat door deze maatregel enkel op weg wordt geholpen. Het is een vorm van 'vooruitdenken', zeg maar anticiperen op een feit dat zich binnen pakweg tien jaar onvermijdelijk zal aandienen. Als het over tien jaar zover is en we gaan er als Europese regering dan pas rekening mee gaan houden (door bevel te geven tot het drukken van nieuwe schoolboeken, brochures enz.) dan komen we schromelijk te laat en zijn we op achtervolgen aangewezen ten aanzien van de rest van de wereld die in alles competitief is. Nemen we nu reeds alle nodige maatregelen met de wetenschap dat het over tien jaar staat te gebeuren dan kunnen we deze race nog winnen in de kenniswedloop die evenzeer belangrijk, zo niet belangrijker, is dan de wapenwedloop daterend uit de tijd van de Koude Oorlog. En bovendien zullen de Engelsen bijzonder gecharmeerd zijn door dit initiatief en met minder negatieve gevoelens het Europese project beginnen gadeslaan en het, in het beste geval, wel gaan omhelzen? Terug nu naar de Fransen en Spanjaarden die nog steeds denken dat hun taal voorbestemd is om stormenderhand de wereld te veroveren: we moeten deze chauvinisten met hun neus op de feiten drukken en hen diets maken dat het Engels hen allang heeft voorbijgestreefd. Het pleit is beslecht: wie tegenwoordig naam wil maken in de wereld en iets te zeggen wil hebben moet het Engels onder de knie hebben. Vele Europese lidstaten hebben in de afgelopen jaren terecht 'inburgeringscursussen' ingevoerd voor inwijkelingen die kandidaat staatsburger zijn. Na deze cursus te hebben verwerkt dienen de kandidaten een soort van examen af te leggen waarbij onder andere hun kennis van de officiële taal van het gastland wordt gemeten: is die onbestaande of niet op peil dan kan hen de toegang tot het land worden geweigerd. Hetzelfde principe zou moeten gelden voor de kandidaat-Europeaan van de toekomst. We kunnen ze niet uitwijzen -de meesten zijn nu eenmaal geboren in Europa- maar als blijkt dat ze de verplichte officiële taal van Europa niet kennen kunnen we ze uitsluiten van bepaalde economische of fiscale voordelen uitgaande van de EU, op dezelfde manier waarop lokale overheden thans onaangepaste burgers bepaalde voordelen misgunt. Met name Fransen en Spanjaarden -maar ook een flink gedeelte van de Italianen en Grieken- hebben dringend nood aan bijscholing als ze opgang willen maken in het Europa van de (nabije) toekomst. In dit licht bekeken is het verzet dat nationalistisch gezinde politieke partijen plegen te organiseren tegen de invloed van opkomende talen lachwekkend en getuigend van een achterlijkheid die doet terugdenken aan middeleeuwse barbarij. Laten we de situatie in mijn eigen land opnieuw tot voorbeeld nemen. Militanten die gelieerd zijn aan de NVA van Bart De Wever voeren jaar in jaar uit actie tegen de verfransing van Vlaams Brabant in het algemeen en meer specifiek de Brusselse Rand. Herbergiers die het 'aandurven' te kiezen voor een uithangbord met een Franse naam voor hun etablissement worden te schande gemaakt en de Franse ondertiteling van 'Vlaamse' straatnaamborden en bewegwijzering worden uit ongenoegen door Vlaamse radicalen overschilderd. Het is intriest te noemen dat mensen die zichzelf als politicus betitelen zich anno 2013/2014 nog met dergelijke stupiditeiten inlaten. Echter, de meeste "thee huizen" die hun klanten thee, koffie en gebak voorzetten noemen zich overal te lande al tientallen jaren 'tea room', ook in het Vlaamse gedeelte, maar daar kraait geen haan naar want het is immers een Engelse benaming en geen Franse, dus niet-bedreigend in de ogen van de Vlamingen. Is het trouwens niet verwonderlijk dat de Vlaamse regering een pak subsidiegeld spendeert aan de publicatie en verspreiding van een geheel Engelstalig weekblad, 'Flanders Today', ter promotie van Vlaanderen bij de Engelstaligen? Zou men hetzelfde doen met een Franstalig weekblad dan zouden de Vlaamsgezinden allicht moord en brand schreeuwen... In een electoraal opbod, om van deze radicale partijen zoveel mogelijk kiezers af te snoepen, vertonen ook de meer gematigde partijen een ergerlijk kopieergedrag door met nog strengere maatregelen uit te pakken die de 'verfransing' van hun streek moeten tegengaan. Zo beslist in volle zomer van 2013 het stadsbestuur van Menen, het Vlaamse grensstadje dat op een boogscheut van Frankrijk verwijdert ligt en een burgemeester heeft van CD&V huize (de Vlaamse "Christelijke Volkspartij") dat Franstalige inwoners die zich met vragen aan het onthaal van de stadsdiensten aanmelden voortaan enkel nog in het Nederlands te woord zullen worden gestaan. Zelfs als de stadsambtenaar van dienst het Frans perfect beheerst is het hem verboden om mensen die uitsluitend Frans spreken in hun eigen taal verder te helpen. En als het gesprek spaak loopt heeft de inventieve burgemeester daar iets op gevonden: pictogrammen. De verbouwereerde bezoeker krijgt -zoals in de kleuterklas- een reeks eenvoudige tekeningetjes voorgelegd waarna hij er eentje moet aanwijzen dat overeenstemt met het geval waarvoor hij een beroep wil doen op het stadhuis van Menen... Provocerende en idiote Kafkaiaanse toestanden ten top maar allemaal een maat voor niets want het hysterische stadsbestuur van Menen vergeet één zaak: Niet het Frans maar het Engels zal in de toekomst nog meer opgang maken en zowel het Vlaams als het Frans gaan overvleugelen hoewel dit voor beide stagnerende talen geenszins het einde hoeft te betekenen. Nogmaals: een gemeenschappelijke taal is onontbeerlijk als men de vereniging van Europa in de hoogste versnelling wil doorzetten en daarom stel ik voor dat er een Europees televisie nieuwskanaal wordt opgericht dat uitsluitend uitzendt in het Engels in alle lidstaten, met (desgewenst) ondertiteling in de eigen taal via teletekst. De zender dient dan alle nieuws te brengen over Europa dat relevant is voor de inwoners, algemeen nieuws zowel als regionaal.    

Olli Salvatore
31 0

GEWENST: VERPLICHTE OPLEIDING VOOR KANDIDAAT-POLITICI

Als Europa zichzelf positief wil onderscheiden van de rest van de wereld, en alle dictators in de dop de kans wil ontnemen om zich te manifesteren en Europa verder schade toe te brengen door volkeren intern tegen elkaar op te zetten, dan moet het serieus gaan nadenken over een nieuw systeem dat ik hier en nu voorstel en dat er in bestaat dat in het vervolg tijdens verkiezingen zich uitsluitend nog mensen mogen kandidaat stellen die een speciale opleiding tot politicus hebben doorlopen! Het valt toch niet te begrijpen dat aan beroepen met een verantwoordelijke functie, zoals leraren, magistraten, politiemensen, enzovoort, hoge selectiecriteria worden gekoppeld, maar dat uit de grijze massa, zonder vooropleiding of psychologische screening, iemand naar voren kan treden die dankzij louter voldoende stemmen tot minister kan benoemd worden en opeens de zorg en verantwoordelijkheid draagt over het lot en welzijn van miljoenen mensen? Recente studies van psychologen wijzen er op dat de mensen die de meeste kenmerken van psychopathie bezitten te vinden zijn onder politici. Dat is een verontrustend gegeven dat er ons als volk moet van weerhouden aan willekeurige individuen zoveel macht ineens toe te vertrouwen. In Europa kan namelijk iedereen het tot politicus schoppen: fortuinzoekers, avonturiers, agitatoren, tot en met charmezangers. Onder het Italiaanse premierschap van Silvio Berlusconi hebben we gezien tot welke excessen dit kan leiden. Deze man bepaalde gedurende vele jaren nagenoeg in z'n eentje het beleid, met desastreuze gevolgen voor zijn land en haar schatkist, terwijl hij -zo is achteraf gebleken- al die tijd nauwe banden onderhield met de maffia. De enigen die van zijn beleid beter werden waren het misdaadsyndicaat en hijzelf; toen hij na heel wat malversaties, financiële en seksschandalen, moest aftreden, was zijn land ei zo na bankroet, terwijl zijn persoonlijke fortuin was aangedikt. Het oprichten van scholen, waar kandidaat-politici verplicht een cursus geschiedenis, economie en politicologie moeten volgen vooraleer zij het recht krijgen om naar de gunst van de kiezer te mogen dingen, is volgens mij dé aangewezen methode om het kaf van het koren te scheiden en er voor te zorgen dat enkel mensen met een geschikt profiel een politieke carrière kunnen ambiëren. Maar het zou opnieuw te gemakkelijk zijn om zich louter te hoeven inschrijven en met de hakken over de sloot voldoende punten te behalen om met een politieke loopbaan van start te kunnen gaan. Neen, toekomstige leerlingen worden eerst onderworpen aan psychologische tests en een streng toelatingsexamen. Blijkt dat zij geestelijke afwijkingen hebben dan kunnen zij gelijk hun politieke droom opbergen; blijkt tijdens de ondervraging dat zij niet weten wat de Holocaust precies inhield, of wie Maarten Luther King was, of hoe een parlement functioneert enzovoort, dan worden zij evenmin toegelaten. Dergelijke preselectie zou de toekomstige politieke werking van Europa zeker ten goede komen. In 2011 ging de Amerikaanse republikeinse presidentskandidaat Herman Cain volledig de mist in tijdens een tv-interview toen hem gevraagd werd naar zijn mening over de politieke crisis in Libië. Hij wist er geen zinnig antwoord op te geven en struikelde over zijn woorden. Zijn geschiktheid om een land als de VS te leiden werd onmiddellijk in twijfel getrokken. In dit informatietijdperk kunnen we het ons niet veroorloven om politici aan de top te hebben die onwetend zijn over belangrijke nieuwsfeiten. Europa mag niet dezelfde uitschuivers meemaken maar moet er kunnen op vertrouwen te worden bestuurd door capabele mensen die de wereld als hun broekzak kennen en altijd up-to-date zijn. Daarom moet het vak van politicus een beschermd beroep worden met opleiding en scholing voor de kandidaat-politici, net zoals dat in China het geval is. Onze politici hebben een voorbeeldfunctie en dienen zich dienovereenkomstig te gedragen. Zij die zich bezondigen aan corruptie dienen onmiddellijk uit hun ambt te worden ontheven, evenals degenen die zich op onrechtmatige wijze geld toe-eigenen, zoals loon voor prestaties die zij nooit hebben geleverd. In 2013 betrapte een Nederlandse filmploeg van de blog ‘GeenStijl’ verschillende Europarlementsleden op heterdaad terwijl ze inklokten om te laten uitschijnen dat ze een vergadering gingen bijwonen (waarvoor ze later een premie zouden opstrijken) terwijl ze spoorslags weer vertrokken. Minstens twee van de politici die door de reporters bij het verlaten van het parlementsgebouw op hun laakbare gedrag werden aangesproken werden verbaal agressief en één er van ging de reporters zelfs te lijf. Europa zou strenger moeten optreden tegen dergelijke excessen (een reprimande alleen volstaat niet) om de burgers te verlossen van het vooroordeel dat de Europese politiek een kaste is van zakkenvullers die zichzelf bevoorrecht.

Olli Salvatore
10 0

De beste stuurlui hebben wallen… of zoiets

“Heeey!” Hey!“Alles oke?” Ja.“Je ziet er goed uit.” Merci, jij ook.“Wel wat moe precies.” Bwa, cava.“Weinig geslapen vannacht?” Valt wel mee.“Of gewoon standaard slaap te kort?” NEE!Gewoon standaard wallen. Bitch.Dat antwoord ik wel eens. In stille frustratie.Dat laatste zeg ik nooit hardop. Het eerste ook niet.Ik houd het. In grote zakken. Onder mijn ogen.In mijn intiemste kringen. JA.Het is een van mijn tienertrauma’s.Wat wil zeggen dat het daar begon.Niet dat het daar is gebleven.Spijtig genoeg. WALLEN.In Amsterdam zijn ze populair. Ik zou liever niet hebben dat ze mijn gevel sieren met hun neonschijn. Ooit vroeg iemand of ik een blauw oog had. Bam! Kon ik toen maar letterlijk door de grond zakken. Of in mijn pijp kruipen, zoals Mario Bros <pru pru pru>. Al geeft schaamwangrood wel mooi met oogwalblauw. Ooit vroeg iemand zelfs of ik een junkie was. No shit! Mijn wallen overdag optrekken – wat mijn ogen tot hallucinante spleetjes kneep – was ogenschijnlijk niet het beste idee. Kijk, ik kan er niets aan doen. Behalve dan een zalfje. Zie het als permanente oogschaduw. Aan de verkeerde kant van mijn oog. Een erfelijke kring die trots haar familiekleuren draagt. Blauw bloed. De koningin van de lage wallen. Sierlijk op mijn tronie. Zie het positief. Als twee permanente smileys met dubbele kin. Uitgezakt op een kussentje onder mijn kijkscherm. Ach, ik heb er vrede mee genomen. En wat fond de teint kan wonderen doen.Dat zeg ik dan. Tegen mezelf.

Rien Mertens
32 0

THE DAY THE OLD LADY DIED

35 JAAR NADAT DE MV MI AMIGO ZONK   In de nacht van 19 op 20 maart 2015 is het vijfendertig jaar geleden dat voor de Britse kust tijdens een zware storm de MV Mi Amigo, het meest legendarische radiozendschip ooit, van haar anker sloeg, op een zandbank liep en zonk. De bemanning, die daarvoor al herhaalde malen heroïsche pogingen ondernam de boot drijvend te houden, kon net op tijd van boord worden gehaald. Nog tot in 1986 bleef de 69m hoge zendmast van 'the Old Lady', zoals de Mi Amigo in vrije radiomiddens wordt genoemd, als een stille getuige van die noodlottige stormnacht overeind. Tot ook dit deze roemloos in de golven verdween. Wie een beetje de geschiedenis van de zeezenders kent, weet dat het bericht van de schipbreuk destijds niet als een verrassing kwam. Hoewel... het oude zendschip had al zoveel doorstaan, en hoe vaak had het maar een haartje gescheeld?    De lotgevallen van dit radiozendschip lezen als een avonturenroman. In 1921 werd in het Duitse Kiel de net geen 30m lange cargoboot de MS Margarethe gebouwd. Een kleine driemaster bedoeld voor de binnen- en kustvaart. De komende 38 jaar verandert het schip verschillende keren van eigenaar, van bestemming en van naam. Het wordt tot twee keer toe uitgelengd (tot zo'n 40m) en meerdere keren grondig gerenoveerd. In 1959 wordt het voor het eerst ingezet als radiozendschip voor het Zweedse commerciële Radio North. Uit die tijd dateert ook de voor dit schip zo karakteristieke witte bovenbouw. De pret duurt echter niet lang, want eind juli 1962 wordt in Zweden een antizeezenderwet van kracht, die iedere medewerking aan een offshore radiostation strafbaar stelt. Radio North moet net als haar populaire voorbeeld Radio Mercur uit de ether. De MV Magda Maria, zoals de boot intussen heet, vaart naar Spanje, waar ze een nieuwe eigenaar vindt in de persoon van Alan Crawford die de eerste Britse zeezender, Radio Atlanta, wil lanceren. Hij doopt het schip Mi Amigo. In Londen ontmoet Crawford ene Roman O'Rahilly. O'Rahilly, een Ier, is o.a. manager van de popzanger Georgie Fame. Hij is ontevreden omdat de BBC niet voldoende zijn artiest wil draaien. Vandaar zijn idee om voor de Britse kust met Radio Caroline te starten, genoemd naar de dochter van de Amerikaanse president John F. Kennedy. O'Rahilly heeft al een boot. De MV Caroline, zoals hij zijn pas aangekochte oude veerboot de MV Frederica heeft herdoopt.   Op 26 maart 1964 gaat Radio Caroline voor de kust van Harwich van start. Het is meteen een immens succes. 9 mei van dat jaar. Om 18u sluit Radio Caroline zoals iedere dag haar uitzendingen. Meteen daarop start Radio Atlanta op dezelfde golflengte: 197m in de middengolf. Op 2 juli wordt Radio Caroline, Radio Caroline North en radio Atlanta, Radio Caroline South. Crawford en O'Rahilly werken nu samen. De twee stations hebben samen algauw 10 miljoen luisteraars. Dit succes werkt aanstekelijk, en weldra volgen anderen met commerciële radio van op schepen en enkele verlaten oorlogsforten voor de Britse kust. Toch zijn het de Caroline-stations en Radio London (een Amerikaans initiatief) die het meeste succes oogsten. Een hele poos gaat alles prima, tot die dramatische avond van 19 januari 1966. Al enkele dagen woedt een storm op de Noordzee. De ankerketting van de Mi Amigo breekt en het 490 ton metende schip drijft in ijltempo naar de kust. De bemanning die TV zit te kijken heeft aanvankelijk niets in de gaten, tot het schip net tussen de golfbrekers en de rotsen strandt. Een paar meter naar links of naar rechts en de Mi Amigo zou te pletter zijn geslagen. Het beschadigde zendschip wordt naar Zaandam gesleept voor herstelling. Er wordt bij deze gelegenheid een nieuwe 50kw-zender geïnstalleerd. Maar in 1967 vindt de Britse regering het welletjes en stemt haar antizeezenderwet; zelfde verhaal als vijf jaar eerder in Zweden. Alle Britse offshore radio's leggen er die 15de augustus het bijltje bij neer, behalve één: Radio Caroline, nu bevoorraad vanuit Nederland. Het duurt maar zeven maanden. Dan is het geld op. In de vroege ochtend van 3 maart 1968 verschijnen er sleepboten van de Firma Wijsmuller bij de beide Caroline-schepen. Kapiteins en bemanningen worden overrompeld en opgesloten, de ankerkettingen doorgebrand en de beide schepen naar Amsterdam gesleept. Blijkt dat de scheepsbevoorrader al maanden geen geld meer heeft gezien. De Caroline-organisatie valt uit elkaar. Er worden nog pogingen ondernomen om een nieuwe boot te vinden, maar alles loopt af op een sisser. Er heerst weer rust voor de Britse kust.     De Stunt van Van Dam   29 mei 1972. De Firma Wijsmuller besluit haar 'buit' openbaar te verkopen. Na vier jaar aan de ketting zijn de beide zendschepen door souvenirjagers leeggehaald, en ook de staat van zowel de Caroline als de Mi Amigo is erbarmelijk wegens geen onderhoud meer. De MV Caroline wordt verkocht aan een slopersbedrijf dat het meteen afbreekt. De MV Mi Amigo wordt eveneens opgekocht door een sloper met hetzelfde doel. Op de valreep slaagt een groep radiovrienden onder de naam Free Radio Association erin de Mi Amigo over te kopen. Zij beweren het schip te zullen ombouwen tot drijvend radiomuseum en daarna naar Engeland te varen omdat de interesse daar groter is dan in Nederland.  Na inspectie blijkt dat de ravage aan boord nogal meevalt: de zenders zijn zelfs nog te repareren, en dat gebeurt dan ook. Begin september 1972 vaart de Mi Amigo de Amsterdamse haven uit zogenaamd richting Engeland. In werkelijkheid laat het schip haar anker vallen buiten de kust van Ijmuiden. Verantwoordelijk voor deze stunt is ene Gerard van Dam, het latere brein achter Radio Del Mare. Zonder zijn actie was er toen al geen Mi Amigo meer geweest!   Moeilijke tijden   Even later beginnen er eerst testuitzendingen van op de Mi Amigo onder de naam Radio 199 (golflengte van uitzending). Maar na een tijdje wordt het dan toch Radio Caroline. Het commerciële succes blijft echter uit, net als de lonen. Een misnoegde bemanning slaat aan het muiten en kapitein Van Der Kamp laat de ankerketting doorbranden en het schip terug naar Amsterdam slepen. Hij wil de Mi Amigo in beslag doen nemen om zijn achterstallig loon te vorderen. Een verslag uit die tijd van de scheepvaartinspectie vermeldt dat de Mi Amigo een drijvend wrak is (toen al). Enkele enthousiastelingen slagen er echter in de nodige reparaties voor elkaar te krijgen en het schip terug zeewaardig te laten verklaren. Gebruik makend van de eindejaarsperiode slagen ze erin, enkele dagen voor een Haarlemse rechtbank de Mi Amigo aan de ketting zou leggen, stilletjes de haven uit te varen, dit keer richting Scheveningse kust, waar op dat moment ook Veronica en Noordzee liggen.  Ondertussen verschijnt Roman O'Rahilly weer op het toneel. Hij betaalt de schulden, neemt de hele boel over, ontslaat Van Dam en op 3 januari 1973 is Radio Caroline met Nederlandse en Engelse deejays weer in de lucht, dit keer van op de 259m (1187khz) middengolf.  Andermaal achtervolgt pech de Mi Amigo. Zenderproblemen en problemen met de zendmast maken dat Radio Caroline heel onregelmatig in de lucht is. Als op 2 april de Norderney, het schip van Veronica, in een voorjaarsstorm van haar ankers slaat, is O'Rahilly er als de kippen bij om zijn boot tijdelijk te verhuren aan Veronica, die hier gretig op ingaat. Er is immers veel aan gelegen dat Veronica dezer dagen in de lucht is. In Den Haag houdt de tweede kamer op 18 april, de dag dat Veronica officieel verjaart, een hoorzitting over de antizeezenderswet van de regering Den Uyl, waarop Veronica anticipeert met een nationale betoging. En dus moeten de fans gemobiliseerd om naar het Binnenhof te komen. Voor een welvarende organisatie als Veronica is het een sinecure om de Mi Amigo-apparatuur te herstellen. Vanaf 11 april is Veronica weer te horen vanaf de Mi Amigo-frequentie 259m. Op 18 april, de dag van de hoorzitting, slagen de sleepboten van Smith-Tack er na enkele mislukte pogingen in om de Norderney vlot te trekken. Enkele uren later is Veronica weer te horen op de vertrouwde 538m. Een paar dagen later: exit Mi Amigo. Een comeback van Radio Caroline, dit keer op twee frequenties: 259m voor de Nederlandstalige service en 389m voor de Engelstalige service, is weldra een feit. Echter, de geschiedenis herhaalt zich: technische problemen. Op 26 juni zwijgt de Mi Amigo andermaal. Voorlopig gered   Dan komt de (voorlopige) redding in de persoon van ene Adriaan Van Landschoot. Deze jonge, ambitieuze, Belgische zakenman start met zijn Radio Atlantis en huurt daarvoor zendtijd op de Mi Amigo. Radio Atlantis nu gaat de geschiedenis in als de enige zeezender ooit die effectief start op het geplande tijdstip, namelijk zondag 15 juli 1973 om 12u, zij het op een andere dan de aangekondigde golflengte. De op voorhand opgenomen programma's en jingles hebben het over 385m, terwijl de uitzendingen zelf op de nu opvallend helderder klinkende 259m te horen zijn. Reden: de nacht vóór de uitzendingen geraakt de generator die de zender op 385m van stroom moet voorzien defect, en in allerijl wordt dan maar uitgeweken naar de 259m-zender.  Tegen het eind van de maand begint een tweede station uit te zenden van op de Mi Amigo. Als Atlantis 's avonds om zeven uur uit de lucht gaat, weerklinkt op 24 juli Radio Seagull. Het station draait gedurende de avond- en nachturen vrijwel uitsluitend zogenaamde progressieve LP-muziek. De deejays komen van Radio Caroline en Radio Noordzee International. Initiatiefnemer: Roman O'Rahilly. Hij dacht de stijlbreuk met de oude hitzender Radio Caroline te rechtvaardigen door het gebruik van een nieuwe stationsnaam (geïnspireerd op de film Jonathan Livingstone Seagull). Later zou de naam toch weer veranderen in Radio Caroline, maar de format blijft dezelfde. “Caroline, the one and only albumstation in Europe”, klinkt het vanaf dan. Die eerste maanden loopt alles gesmeerd. Radio Atlantis is snel zeer populair in Vlaanderen. In het najaar echter slaat het noodlot toe. De 67m hoge zendmast breekt af bij een kalme zee en er blijft nog zo'n negen meter overeind. Hieraan bevestigen de bemanningsleden een noodantenne, en er wordt overgeschakeld op de minder krachtige 10kw zender. Op 5 oktober hervatten de beide stations hun uitzendingen. Het duurt niet lang, want op 18 oktober begeeft de zaak het andermaal.    Hey, Mi Amigo, hey   Het contract van drie maanden met Radio Atlantis is inmiddels verlopen en er daagt een nieuwe kandidaat-huurder voor de Mi Amigo op: één die bereid is meer te betalen dan Van Landschoot, namelijk de legendarische Suzy-wafelbakker, manager en platenbons: Sylvain Tack, ex-adverteerder van Radio Atlantis. Zelf een station exploiteren lijkt hem interessanter, dus richt hij Radio Mi Amigo op. Ondertussen is men er op het zendschip op 24 december eindelijk in geslaagd een nieuwe zendmast op te richten, en op 1 januari 1974 weerklinken de eerste officiële uitzendingen van Radio Mi Amigo van op het gelijknamige schip. Weldra gaat Sylvain Tack overal rondbazuinen dat hij voor eenenvijftig procent eigenaar is van het zendschip, maar dat is een pertinente leugen die je in sommige zeezendergeschiedschrijving nog aantreft. De waarheid is dat Tack aan een vertegenwoordiger van O'Rahilly gevraagd heeft wat hun prijs was voor het schip. Die belde met zijn mensen in Engeland en gaf daarop de wafelbakker een bedrag “waarvan zelf een oliesjeik zou duizelen”, aldus de Radio Mi Amigo-baas in een Joepie-interview begin 1974. Waarop Tack dan maar besloot zendtijd te huren. Ook met Radio Mi Amigo gaat het weldra uitstekend. Zeker de eerste acht maanden. Dit komt o.a. door de meer dan uitstekende zendkwaliteit, o.a. het gevolg van het gebruik van de Optimod, een toestel dat aan de zender wordt toegevoegd en dat de best mogelijke middengolfuitzending mogelijk maakt. Verder maakt men nu ook volop gebruik van de krachtige 50kw zender. Hoewel, als je bepaalde mensen mag geloven die destijds aan boord waren, heeft deze zender nooit op volle kracht gewerkt (hoogstens 25kw), dit wegens de te beperkte generatorcapaciteit aan boord.  Echte problemen dienen zich aan als Nederland op 1 september haar antizeezenderwet van kracht laat worden. Radio Noordzee en Veronica stoppen, Caroline en Mi Amigo gaan door. Wel wordt de Mi Amigo de donderdag voor die eigenste eerste september weggesleept van voor de Scheveningse kust richting monding van de Themes, omdat men denkt dat The Old Lady daar beter beschut zal liggen tegen de gevreesde kanaalstormen. Voor de rest business as usual.  Naar Playa de Aro   Achter de schermen echter verloopt één en ander minder rimpelloos. Caroline moet haar kantoor in Den Haag opdoeken en een onderkomen zoeken (officieel althans) in het meer dan duizend kilometer verderop gelegen Spanje, één van de weinige landen in Europa die nog niet het Verdrag van Straatsburg (de paraplu die ieder land gebruikt om er een antizeezenderwet door te krijgen) hebben geratificeerd. En de Radio Mi Amigo crew? Die werkt voorlopig clandestien vanuit diverse locaties in Nederland en Vlaanderen (ook met een officieel adres in Spanje) eerst worden de programma’s opgenomen in studio's boven de wafelbakkerij van Tack in Buizingen, daarna in een afgelegen boerderij. De Nederlandse, Engelse en Belgische justitie krijgen er lucht van en treden in actie. Naar verluid werden ze getipt door een misnoegde ex-deejay. Medewerkers onder wie Peter Van Dam (Ex Peter Brian van Caroline) worden gearresteerd, adverteerders ondervraagd, studiomateriaal in beslag genomen en aanvoerroutes opgerold. Toch blijft tot ieders verbazing Radio Mi Amigo gewoon in de lucht. Tack heeft de bui zien hangen en verhuist hals over kop naar het Spaanse Playa de Aro, waar de inmiddels ex-wafelbakker een riante villa bezit en vanwaar voortaan de programma's worden opgenomen door een deel van de gekende deejays aangevuld met enkele ex-Veronica-medewerkers w.o. Bart Van Leeuwen en Stan Haag.  Vrij snel begint het goed te draaien in Spanje. In enkele maanden tijd ontpopt het onooglijke plaatsje Playa de Aro in Gerona zich tot een bedevaartsoord. Busladingen Nederlandse en Vlaamse toeristen strijken er neer en de middenstand doet gouden zaken. Niet moeilijk dat Sylvain Tack er als een halve heilige door het leven gaat. Alleen de bevoorrading van het zendschip baart nog zorgen. Vandaar dat de programma's nu op cassettetapes worden gezet in plaats van op spoelenbanden, wat veel minder plaats inneemt. Niettegenstaande de MV Mi Amigo in november 1975 tijdens een storm nog maar eens van haar anker slaat, en eizona door de Britse Marine gekonfisceerd wordt, gaan er vanaf begin 1976 nu zelfs Radio Mi Amigo-deejays aan boord van het zendschip om er live-uitzendingen te verzorgen, wat erg goed aanslaat bij het publiek. 1976 en 1977 worden dan ook onbetwist de topjaren voor Radio Mi Amigo.  Zendertechnicus Peter Chicago slaagt er in de zomer van 1976 in de tweede lichtere 10kw zender parallel te gebruiken voor daguitzendingen van het albumstation Radio Caroline. Ondanks alweer een bijna ramp in september 1976 als het schip een zoveelste keer op drift slaat, blijft het succes van Radio Mi Amigo gestaag opgang maken. Een onderzoek geeft aan als zou de etherpiraat dagelijks meer dan twee miljoen luisteraars hebben in de Benelux en ver daarbuiten. De adverteerders verdringen elkaar om te mogen adverteren! Wie niet zo opgezet is met het succes van Radio Mi Amigo is de Belgische regering. In zoverre dat toen Spanje zich tweede helft jaren zeventig kandidaat stelde om lid te worden van de EU, de Belgische regering op hoog niveau Spanje heeft aangepord om iets te doen tegen dat circus in Playa de Aro. Anders zou België wel eens kunnen dwarsliggen bij de EU-kandidatuur van Spanje!   Begin van het einde   Op de ochtend van 4 augustus 1977 maakt de Mi Amigo plots zwaar slagzij. Men denkt dat er een groot lek is in het schip. Na de kustwacht te hebben gealarmeerd, slaagt een bemanningslid erin een pomp te plaatsen. Dan ontdekt men dat er een lek is in het afkoelingscircuit van een generator, waardoor een grote hoeveelheid zeewater in de ruimen stroomt. Het euvel is snel verholpen. Na enkele frequentiewissels en de opdoeking van de dagservice van Radio Caroline – de kosten waren hoger dan wat het opbracht – strijken op 1 december 1977 Caroline en Mi Amigo weer samen neer op de dit keer uitstekende frequentie 319m (963 KHZ). Ondertussen duiken in de pers hardnekkige geruchten op over de abominabele staat waarin het zendschip verkeert. Het heet als zou de Mi Amigo een lekke roestbak zijn, klaar om bij het minste ontij te zinken als een baksteen. De Mi Amigo-medewerkers doen hun uiterste best om deze geruchten te weerleggen. Zo wordt er gewag gemaakt van een nakende actie waarbij duikers onder water extra verstevigende platen tegen de romp zullen lassen. Maar dat blijkt allemaal gebakken lucht; marketing om luisteraars en adverteerders gerust te stellen.  Wie kan tellen, weet immers dat één en één twee is. De laatste keer dat het schip een droogdok zag moet begin de jaren zestig zijn geweest. Sinds 1972 (en ze was toen al ternauwernood zeewaardig) bleef de Mi Amigo noodgedwongen op zee, omdat geen enkele Europese haven bereid was haar toe te laten voor herstelling. Doordat de meeste landen in Europa inmiddels het fameuze Verdrag hadden geratificeerd, zou The Old Lady bij aankomst meteen aan de ketting zijn gegaan. Spanje was (naast Noord-Ierland) het enige Europese land dat nog niet had getekend, maar de duizend kilometer daarheen zou de oude scheepsmotor nooit hebben overleefd. En een zo verre sleep was onbetaalbaar en ook al technisch niet evident. Dus bleef de Mi Amigo waar ze was: in internationale wateren, waar niemand haar wat kon maken, behalve de gevreesde elementen, natuurlijk.  De staat van het schip is ook iets dat Sylvain Tack grote zorgen baart. In de zomer van 1978 is er in Parijs nog een ultieme ontmoeting tussen Tack en O'Rahilly over de kwestie. Volgens Tack bleef O'Rahilly obstinaat weigeren de nodige reparaties uit te voeren, waarop Tack besloot om de samenwerking te stoppen en zelf een schip te zoeken.   MV Mi Amigo zonder Radio Mi Amigo   Op 20 oktober 1978 dan begeeft aan boord de enige, nog werkende generator het. Het duurt weken eer die vervangen is en tijdens een zware storm op 19 januari 1979 moet zelfs de bemanning van boord worden gehaald. Toch overleeft The Old Lady het weer maar eens, en op paasdag 1979, zondag 15 april is Radio Caroline er weer op de 319m, zij het via de zwakkere 10kw zender. Caroline start, naast haar Engelstalige service 's avonds, overdag een Nederlandstalig station à la Radio Mi Amigo met ex-dj's van Mi Amigo, waaronder Marc Jacobs, om maar de populairste te noemen. Ondertussen duikt er in juni van dat jaar een nieuw Radio Mi Amigo op, op 272m, dit van op een roestig oud graanschip, nauwelijks zeewaardiger dan de Mi Amigo, namelijk de MV Magdalena. Maar deze Radio Mi Amigo zou volgens Tack niets met het vorige Mi Amigo te maken hebben. Hij spant zelfs een proces in tegen Van Accoleyen, de initiatiefnemer, wegens schending van het copyright. Blijkt dat de naam Radio Mi Amigo inmiddels beschermd is. De nieuwe Radio Mi Amigo kost 25 miljoen oude Belgische frank (zo'n 625.000 Euro) en strandt na een resem problemen al bij een vroege septemberstorm op een zandbank, waarna het gekonfiskeerde schip onder de slopershamer gaat. Geweten is dat Roman O'Rahilly in die dagen een hele reeks onderhandelingen voert met het oog op het vinden van nieuwe financiers, dit onder andere met een aantal religieuze organisaties. Hij had immers al dominee Maasbach en Ds. Toornvliet die zendtijd huurden. Maar van al die plannen komt niets in huis, ook al omdat de accommodatie op de vermoeide en tot op de draad versleten Mi Amigo intussen bijzonder beperkt is. Definitief einde   De komende maanden is het erg moeilijk om de zender in de lucht te houden: bevoorradingsproblemen, juridische acties, enzovoort. En dan is er die noodlottige stormnacht van 19 op 20 maart 1980. De Mi Amigo slaat voor een zoveelste keer van haar anker en strandt reddeloos op een zandbank, waarbij een enorm lek wordt geslagen in de op en top vermolmde scheepsromp. Pompen helpt niet meer en dus moet de bemanning in allerijl van boord. Luttele uren na middernacht is de Mi Amigo tot aan haar stuurhut onder de golven verdwenen.  Sindsdien rust The Old Lady als scheepswrak op de zeebodem. Er zijn nog plannen geweest om haar te bergen en haar toch nog in te richten als radiomuseum. Inspectie door een duiker wijst echter uit dat de romp op twee plaatsen gebroken is. Dus van dat plan zal wel niets meer in huis komen.   Tot Slot   Vanaf de comeback van Radio Caroline (1972-1973) heb ik dit verhaal bewust meegemaakt. Ik was toen 13, 14 jaar en woonde op amper vijfendertig kilometer van de kust, waardoor ik anders dan in het binnenland nagenoeg alle zeezenders met signaal tien kon ontvangen. Ik leefde destijds ook erg mee met hun exploten, speciaal met die van de underdogs zoals het door tegenslagen achtervolgde Caroline. Toen op 31 augustus 1974 de regering Den Uyl een einde maakte aan de Nederlandse zeezenders, was ik daar als 15-jarige echt kapot van. En velen met mij, zo zou ik pas veel later ontdekken. Na het zinken van de Mi Amigo is Radio Caroline nog teruggekomen (1983) van op de veel beter geëquipeerde ex-Ijslandtrawler Ross Revenge, van 1984 tot 1987 samen met Radio Monique, dat op een bepaald moment 1 miljoen tweehonderdduizend luisteraars had. In 1990 kwam ook aan die avonturen een eind toen de Ross Revenge tijdens een storm op een zandbank liep. Sindsdien is het nu ex-zendschip in handen van een groep Caroline-fans. Het ligt in de haven van Essex. Naast de internet- en satellietzender die Caroline tegenwoordig is, worden er van op de Ross af en toe gelegenheidsuitzendingen verzorgd. Er zijn ook bezoekdagen voor geïnteresseerden. Mocht het u interesseren, ze zijn nog op zoek naar sponsors voor een definitieve restauratie van hun schip. Dus eindelijk een zeezendermuseum.   Het medialandschap is inmiddels grondig veranderd. Tegenwoordig is radio maken iets van jonge marketingmeisjes en –jongens die, als ze al ooit een schip hebben gezien, het zeker geen zendschip zal zijn. Reclamebureaus en grote uitgeversmaatschappijen maken nu de dienst uit en vangen het grote geld. Van vrijbuiten is al lang geen sprake meer. Is dat goed of is dat slecht? Dat laat ik in het midden. Tenslotte hebben de zeezenders bereikt wat ze wilden: meer jongerenmuziek op de nationale omroepen en toegelaten lokale en commerciële stations. Dat de romantiek er nu wel af is, moeten we er maar bijnemen, zeker? De recentste plannen voor een zeezender dateren alweer van 2005. Toen wilde iemand de inmiddels gesloopte Communicator van ex-radio Laser terug gaan uitrusten. Een wild plan dat onuitvoerbaar bleek. Het betreffende zendschip werd in 2007 verschroot. Er zijn er overigens nog altijd die stilletjes dromen van een revival. Maar naar mijn bescheiden mening is die strijd al te lang gestreden. Een nieuwe zeezender maakt geen schijn van kans meer. Ten eerste zou je het zendschip al moeten bevoorraden vanuit Amerika, wat er erg ver weg is en dus ook heel duur. Ten tweede, hoeveel luisteraars krijg je nog zo gek dat ze naar een station op de middengolf willen luisteren? Last but not least: de adverteerders hebben nu publiciteitskanalen zat, wat wel even anders was tijdens de grote dagen van de zeezenders.  Nee, de geschiedenis van de zeezenders is een definitief afgesloten hoofdstuk, al geef ik toe dat ook ik het soms moeilijk krijg als ik nog eens zo'n oude jingle hoor. Niets anders dan jeugdsentiment, zeker?   Met dank aan de Stichting Radiovisie van Jean-Luc Bostijn.          

Yves Taffin
167 0

Van Gerrewey

Christophe Van Gerrewey - Trein met vertraging : geen geestige roman over wachten en stilstaan.   In Van Gerreweys tweede roman worden de gedachten, gevoelens, redeneringen, rationalisaties, obsessies, observaties, herinneringen blootgelegd van reizigers op de trein tussen Oostende en Antwerpen. Dat levert essayistische stukken op over relaties en isolement, relaties en het kapitalisme, kunst- en cultuurreceptie, tekstredactie, geluidpollutie in treinen, gsm’s, meeuwen aan de kust, oogcontact als spel, de ontevredenheid bij treinreizigers, opvoeding en technologie, de obsessie met aankoopbonnen. De stijl is analytisch, op het academische af. Geen nuance of contradictie wordt over het hoofd gezien. Elk thema wordt op zijn kant gelegd en vanuit alle mogelijke hoeken bestudeerd. In lange, complexe zinnen vol onderschikking en nevenschikking wordt de lezer langs de gedachten van de personages gevoerd. Van Gerrewey toont zich in Trein met vertraging een intelligent observator met een groot psychologisch inzicht. De problemen beginnen pas met alles wat tussen die observaties valt – personages, dialogen, beschrijvingen, beeldtaal – met alles, kortom, wat het genre van het essay overstijgt. Haast alle personages in het boek zijn tot diepgaande zelfreflectie in staat. René de conducteur, Marc de seksverslaafde, Niek de studente, Lien de leerkracht, Kris die aankoopbonnen verzamelt, Roos de doctoraatstudente met een vaginale infectie en Dirk de cultuurcriticus: bij elk van hen ligt de lat van de zelfbeschouwing erg hoog. Te hoog. Van Gerrewey slaagt er niet in zich als een buikspreker achter zijn poppen te verschuilen. Hun discours is al te herkenbaar het zijne; dat van de academicus. Wanneer Kris zijn obsessie met aankoopbonnen voor zichzelf probeert te rechtvaardigen heeft hij het over drie modellen … en natuurlijk zijn de drie constructies niet perfect van elkaar te scheiden. Andere personages sturen hun gedachten bij met nuances die in een wetenschappelijk artikel thuishoren: natuurlijk is het belangrijk te wijzen op / toch is het niet zo eenvoudig dat / wat niet hetzelfde is als. Wanneer Roos en Kris ten slotte respectievelijk de wetenschappelijke namen van vaginale aandoeningen (trichomonas, gardnerella, herpes, gonorroe, chlamydia, syfilis) enveertien supermarktketens, tien soorten yoghurt en zestien merken van (elektrische) tandenborstels opsommen, ziet de lezer niet Roos of Kris in de trein zitten, maar de schrijver achter zijn computer zoektermen invoeren. Sommige verhalende scènes in het boek – scènes die de essayistische beschouwingen overstijgen en die die tegelijk aan elkaar moeten lijmen, er een verhalende vorm aan moeten geven – zijn dan weer ronduit karikaturaal en ongeloofwaardig. Nadat de trein tussen Gent Sint-Pieters en Gent Dampoort onverwachts is stilgevallen, mijmert René de conducteur over de ontevredenheid bij treinreizigers. Hij deelt het fatalisme niet van collega’s die klagen over hoe het steeds maar erger en erger wordt: Trouwens, wat maakt het uit dat iets negatief is geëvolueerd – je kunt de geschiedenis niet terugdraaien. Veertig pagina’s later schiet van die relativerende toon niets meer over. René is aan een depressie ten prooi gevallen. Wie kan er iets noemen dat de laatste tien jaar gunstig is geëvolueerd? Ik ben niet geschikt voor deze baan … ik kan het leven zoals het vandaag is niet meer aan. En dan zakt zijn kin tot op vijf centimeter van zijn borst. De ontmoeting met Kris (de man van de aankoopbonnen) brengt redding. Kris zit op de trein met drie liter roomijs. Een trein die stil staat, wordt dan een probleem. Van Gerrewey zet Kris neer met de trekjes van een autist (geobsedeerd door aankoopbonnen, zijn gesprekspartner niet aankijken, de Delhaize-administratie of de NMBS die informatie achterhoudt), die dan maar beslist het smeltende ijs uit te delen. Normale sociale interactie lukt niet, maar ijs uitdelen op een trein mag geen probleem heten. En dus spreekt hij René aan: Daarom is mijn vraag: heeft u misschien een diepvriesvak hier in de trein, waarin ik de producten tijdelijk kan onderbrengen – en indien niet: heeft u misschien een lepel of een paar lepels … De autist als kleuter. En dan hebben we nog René die moet lachen, om het gemak waarmee hij zijn job opnieuw kan verrichten, en omdat hij er, op dat moment, zelfs genoegen in vindt. Weg depressie. Tussen de reizigers bevinden zich ook vier vrienden (Zij). Als een van hen is afgestapt en op de bus zit te wachten, wordt hij door zijn moeder opgebeld. Van Gerrewey heeft voor haar de rol van viswijf in gedachten. Haar man werkt ergens in een magazijn – iets met paletten. We zien het voor ons. Op een gegeven moment gaat het telefoongesprek over … die baas van de NMBS – die dikzak, met zijn baard, hij is al op tv geweest, ik herkende zijn stem, een grafstem zoals die van Frans Verleyen vroeger, die baas van Knack – en ze lijken nog op elkaar ook … Vingers opsteken wie ooit op zo’n manier, mét uitweiding over de fysieke gelijkenis tussen Frans Verleyen en die dikzak van de NMBS, een moeder haar zoon heeft horen opbellen om te vragen of hij al gearriveerd is. Sterk ook dat zo iemand weet dat Frans Verleyen vroeger baas van Knack was. Dat doet ze niet natuurlijk. Het is Van Gerrewey die dat weet. Kijk, daar heb je hem, hij loopt net door het beeld. Telkens het essayistische pad wordt verlaten, loopt het mis. Dit moet bijvoorbeeld spreektaal voorstellen: … hou toch eens op met die schandalige relativering! / ja, dat klopt, maar blijkbaar is het probleem niet zozeer specialisatie, als wel harmonisatie / het is allemaal ontzettend handig, en als je erbij stilstaat, dan wordt het voor een redelijke prijs aangeboden, en wat ik nog het mooist vind, is het ingebouwde kompas … In een poging de tekst toch nog wat leven in te blazen, wordt onstuimig met uitroeptekens rondgestrooid. Als hij naar links kijkt, krijgt hij een beetje zin om de puzzel op te lossen, maar dat hij zonder veel moeite een pen zou kunnen vinden – en dat de stilstand nog lang genoeg zou duren om de puzzel tot een goed einde te kunnen brengen – dat is onmogelijk!Alsof het om iets levensnoodzakelijk gaat plots, die puzzel. Een reclame voor lingerie roept twijfels op over de kwaliteiten van de vriendin van een van de vrienden en zijn relatie met haar, twijfels die hij na de uitstap dacht achter zich te hebben gelaten: Dat was dus wel het geval geweest als deze trein zonder vertraging was blijven rijden! Van alle personages verliezen de vier vrienden zich het minst in zelfbeschouwing. Hier geen diepzinnigheden. Van Gerrewey laat hen bij wijze van contrast pagina’s lang met elkaar praten zonder tussenbeide te komen. Het effect is bewust tenenkrommend. Als lezer wil je roepen dat ze hun mond moeten houden, dat het meisje moet stoppen op haar i-phone te tokkelen en vooral dat die ene lolbroek zijn grapjes voor zichzelf moet houden. Met die pagina’s lange nonsens roept Van Gerrewey de irritatie op die elke treinreiziger dagelijks meemaakt. Bij afwezigheid van de kunstenaar wordt het omgevingsgeluid kunst. John Cage. Dat is knap gevonden. Wat verderop luisteren we mee met een van de vrienden die in Gent door zijn moeder wordt opgebeld. Juist, die van daarnet, de vriendin van Frans Verleyen. Na vier en een halve pagina haar hysterisch gesnater te hebben aangehoord, smeekt de lezer samen met de arme jongen dat ze haar mond houdt. Het trucje wordt herhaald, (later zelfs nog eens) en dat is een beetje flauw. Het levert tenslotte slechts woordenkramerij op, gekuch en gemurmel in de concertzaal. Van Gerrewey houdt van dergelijke slimmigheidjes. Eén hoofdstuk lang denkt Roos op het treintoilet na over relaties. Twaalf pagina’s die eindigen met … al is de knip nog maar een minuut geleden op de deur gedaan. Die minuut staat er niet toevallig. Van Gerrewey wil de gedachten over haar isolement – met alle zijsprongen van dien - en de waarnemingen van het toilethokje woord voor woord, beeld voor beeld transcriberen. Eén minuut aan hersenkronkels, uitgerold in twaalf pagina’s, alstublieft. Het heeft iets belerend bijna. Dialogen tussen personages? Gedachten van personages? Die zijn even oeverloos saai of breed meanderend als van mensen van vlees en bloed. Wisten jullie dat dan niet? De schrijver jongleert al even graag met het romangenre en de verwachtingen van de lezer. Eén van de vier vrienden staat op het einde van een hoofdstuk op met de mededeling dat hij de vertraging godverdomme beu is. Het staat er als een cliffhanger in een episode van The Killing. Daarna wordt niets meer van hem vernomen. Het hoofdstuk waarin iemand een oude bekende van zijn grootvader ontmoet is als enige in de ik-persoon geschreven. De lezer komt niet te weten wie die persoon is – een eerder beschreven personage, iemand die voor de rest niet in het boek voorkomt? Op het einde van de treinrit herinneren Dirk en Roos zich elkaar eerder te hebben gezien. Volgens hem was dat ergens in december – jaren geleden, in een trein die de loop van een rivier in de Ardennen volgde. Zij daarentegen, is zeker dat het in januari of februari was, in een trein die vanuit New York langs de Hudson reed. Het decor wordt opnieuw opgeheven. In de coulissen zit nog steeds de schrijver. Kijk, hij schudt meewarig het hoofd: het geheugen van mensen is onbetrouwbaar, waarom zou dat dan bij romanpersonages anders zijn? Tja, waarom? Laten we de vraag omdraaien. Waarom ergernis opwekken met dialogen vol nonsens? Met ellenlange uitweidingen, beschrijvingen, valse herinneringen? Waarom de illusie wekken dat je afwezig bent in je eigen verhaal? Dialogen verschijnen schijnbaar zonder tussenkomst van de auteur, rechtstreeks van de coupé zogezegd – als een tranche de vie - op het blad. Idem met de minuut die uit Roos’ gedachten geknipt wordt en op twaalf pagina’s breed uitgesmeerd. Personages doen iets zonder dat er in het boek gevolg aan gegeven wordt, sommigen blijven anoniem – allemaal zoals je dat als treinreiziger voor je ogen wel eens ziet gebeuren. Van Gerrewey wil als auteur in deze passages onzichtbaar blijven. Het ironische is natuurlijk dat hij door dat zo nadrukkelijk te doen des te meer opvalt. Of is dat net de bedoeling? Maar waarom? Waarom voortdurend de skeletbouw van je eigen verhaal onthullen? Om te vermijden dat de lezer zich in fictie verliest? B. Brecht. De lezer die moet nadenken over hoe schrijvers uit dialogen stukken selecteert, van gedachten van personages slechts fracties weerhoudt. Alsof diezelfde lezer dat zonder Van Gerreweys opgeheven vingertje niet zou weten. Wat is er mis met de constructie achter een boek te willen vergeten, en daar vanuit een soort tweede naïviteiteen verhaal voor in de plaats te krijgen? Lectuur, zo liet Van Gerrewey ooit optekenen, moet inspanning vergen, alleen dan biedt het maximaal plezier. Wat een misvatting. De kracht van een verhaal ontgaat hem blijkbaar. Of het zou moeten zijn dat hij zelf beseft geen groot verteller te zijn en daarom zijn eigen verhaal bij voorbaat al kapot scheurt. Je kunt een ei op voorhand breken opdat men de barsten in de schaal niet ziet. Maar nu zijn we ter kwader trouw. Niettemin, verbeelding noch suggestie is de lezer gegund. Wanneer Marc de gsm van Roos leent en Jos opbelt, is het voor iedereen duidelijk dat Jos niet bestaat. Het geeft die Marc iets tragisch. Van Gerrewey enkele pagina’s later: … maar Jos bestaat helemaal niet, Jos heeft hij verzonnen om een aanleiding te hebben om haar aan te spreken. Hele delen van het boek zijn dicht geslibd. De lezer wordt verstikt, snakt om de tien pagina’s naar lucht. De verduidelijkingen zijn hopeloos overbodig, de haakjes na een tijdje nauwelijks nog te verdragen. Meeuwen zweven boven het wateroppervlak (maar altijd met de stad nabij) / een trein die in Gent arriveert … niet van de meest recente generatie (evenmin een dubbeldekker) / wentelteefjes in hete olie … gebakken (aan beide zijden) / vaginale infecties op het internet (dankzij een link op Wikipedia, waar ze naar doorverwezen was door Google). Op het einde komt er nóg een personage bij. Lien heet het kind en vanaf de eerste regels is van hetzelfde laken een pak. Over de kinderen die Lien en haar man proberen op te voeden zonder gsm, auto, televisie: … en hoewel ze dat niet doen gewoon om anders te doen (maar dus omdat ze goed willen doen), toch is die alteriteit een fundament onder hun huwelijk … Alteriteit! Over de muziekacademie van Lokeren die … is uitgebreid met een moderne, rechtlijnige aanbouw die ze nauwelijks als een opwaardering van de omgeving kan zien. De herinnering aan een familiebarbecue – mét haakjes, gedachtestreepjes, uitroeptekens, de hele santeboetiek - van twee en een halve bladzijde is daarna de lezer zijn deel. Wat heeft die laatste Van Gerrewey misdaan, dat hij zo zwaar op de proef wordt gesteld? Want we moeten nog met Lien op gidsbeurt door Sint-Niklaas. Mercator is het thema … (hoewel Mercator in Rupelmonde geboren is en niet in Sint-Niklaas, wat natuurlijk tot hoogoplopende conflicten tussen beide gemeentes had geleid)… Natuurlijk. Dan stapt Lien gelukkig voor ons op de trein, waarin … veel reizigers … een beetje murw zijn. Wat je zegt. Haaks op de essayistische, bij momenten meta-literaire opzet en daarom des te opvallender, staat de schoonschrijverij waar de schrijver zich aan heeft overgeleverd. Het boek bulkt van de kromme beeldspraak. Roos haar boezem, die ontvangt zijn blik als een stopcontact een stekker / de laatste twijfel wordt als een leeggegeten bord door een ober weggenomen / passagiers drommen in het gangpad samen als stroperige vloeistof in de hals van een ondersteboven gehouden, nog niet geopende fles / een gevoel van misselijkheid (malaise) komt opzetten als de kolken in een pas doorgespoeld toilet. Doet Van Gerrewey het met opzet, lelijke beelden verzinnen? Het is alsof hij (Dirk) in de woorden wil bijten als in een stuk taart: terwijl hij het naar zijn mond brengt, wordt het bezet door drie, vier vliegen tegelijkertijd, die het onmogelijk maken om toe te happen … / Het is met stilte als met zure melk, die natuurlijk smerig groen kan worden en kan schiften en beschimmelen, maar die van bij de eerste onzichtbare verontreiniging ondrinkbaar wordt. Het kan opzet zijn. Meer waarschijnlijk ligt het romangenre Van Gerrewey gewoon niet. Zijn analytische schrijfstijl ketst af op zoiets als beeldspraak. De kaaklijn van haar (Roos’) gezicht die een bijna perfecte raaklijn is, aanleunend bij het orthogonale assenstelsel waarin haar hoofd gekaderd kan worden – een in één trek getrokken lijn van haar oor, tot aan het allerlaagste punt van haar kin – een bijna perfecte asymptoot, omdat de kromming van haar jukbeenderen, zoals het hoort, eerder hoekig is dan rond / blikken die elkaar (bewust) kruisen: dat ze zouden knikkeren met elkaar, en hun kijkers door flitsende botsingen zouden wegstuiteren, een andere kant op, maar nooit buiten de stenen knikkerbak waar ze met wederzijdse instemming aan hebben plaatsgenomen. Gortdroge, mathematische beelden zijn het, die de lezer op afstand houden in plaats van hem bij de tekst te betrekken. Tussen al die prozaïsche krachtpatserij door, kiert bij momenten iets dat voor existentiële poëzie moet doorgaan. Het resultaat is zoals bij de uitroeptekens geforceerd dramatisch. De trein valt stil zonder te schokken … alsof dit geen reis is door tijd en ruimte, maar een gemeenschappelijk bezoek aan een eeuwenoude, en voorgoed onveranderlijke plek / de egaal blauwe lucht heeft iets bedreigends, alsof er niets meer is, of alsof alle onderscheid is verdwenen, en de gebouwen ontworpen zijn, maar de rest van de wereld nog niet, of niet meer. Dit is een schijn van poëzie opwekken. Oppervlakterimpels maken in een voor de rest van poëzie en suggestie verstoken, stilstaand proza.    

detroostvancontouren
0 0

Op z'n hondjes

Omdat ik ook maar een mens van mijn tijd ben – eenzaam, mistroostig en op zoek naar een parkeerplaats voor mijn idealen – schreef ik me recent in op een datingsite. Een zegen, want wie denkt hier alleen zwartgeblakerde mensen, ternauwernood gered van het vagevuur van de liefde, te ontmoeten, is eraan voor de moeite. Het is hier integendeel een opwindend circus van hitsige jongens en meisjes, een beschermd biotoop van hoop, een plek waar de liefde herleid wordt tot zijn ware proporties: alles. Het leukste van de site zijn natuurlijk de profielen: de zelfomschrijvingen en die van de ideale partner. “Het verleden ligt achter me en is een afgesloten hoofdstuk” is altijd een leuke opener – de placenta van de wedergeboorte, geoffreerd als potgrond voor nieuw geluk. Dan zijn er de vrouwen voor wie het leven “een ontdekkingsreis” is, “een pad waarop je samen kan groeien”, de liefde een met lucht gevulde steunzool die je overal en nergens brengt. Er zijn de meer materialistische types. In datingtaal: “Ik geloof dat ambitie en veeleisendheid goede eigenschappen zijn voor een man.” Je hebt de natuurliefhebbers, de cultuurtempelhabitués, de jonge notenkrakende moeders (“een kindvriendelijke activiteit met een lach op je gezicht”) en dames die op zoek zijn naar een klusjesman (“een beetje handig”). De liefde kent dus vele gezichten. De dertigsters wiens hoogste goed de festivalweide is, de veertigsters die eindelijk verlost zijn van hun wederhelft, de vijftigsters die het graag simpel houden maar ook “poly-amorie a priori niet uitsluiten”, de twintigsters die zich sociaal, levenslustig en sportief door de dag boksen om dan ’s avonds hun wegwerphart aan elkaar te lijmen. Er is kortom voor ieder wat wils. Behalve misschien voor het gild der duivenmelkers: 21ste-eeuwse vrouwen gaan graag op reis. Reizen zijn een voorwaarde voor huiselijk geluk. Cynisme is een afknapper. Eens contact gelegd, is de paringsdans begonnen. Op zijn hondjes. Eerst snuffelen, dan knuffelen.

Guy Bourgeois
89 0

Het rijk voor mij alleen!

Hier heb ik echt naar uitgekeken: heerlijk de hele avond het rijk voor mij alleen! Hoe zal ik dat eens gaan vullen... Zou zoveel willen doen, dat ik wel een weekje voor mezelf kan gebruiken. Met  een hapje en drankje voor de buis of aan de schrijf, bezig met de website of gewoon lekker lezen? Telefoon en tablet aan de kant. Druk even de tv aan, languit op de bank met een kopje thee...   Als ik verkleumd wakker word in het donker, is er inmiddels op tv een dame allerlei telefoonnummers aan het aanprijzen en is mijn thee koud. Langzaam wordt de rest van mij wakker en besef ik waar ik ben en dat mijn avondje voorbij is. Want zo te voelen is de verwarming al even uit. Dat is lekker dan! Voordat ik er van ga balen, knip ik een lampje aan. Twee uur! Dan dringt het tot me door: waarom is hij nog niet thuis? Hij zou het toch niet laat maken? Ach het is vast gezellig en zo heel laat is het ook nog niet.   Ik verhuis naar mijn bed en verwacht eigenlijk ieder moment dat hij thuis komt.  Pfff verwachten duurt lang! Zeker weer de tijd vergeten of misschien wel een lekke band? Moet hij zijn telefoon maar mee nemen. Waarom heb ik nu uitgerekend de laatste man zonder horloge en zonder whatsapp? Wat als er wel wat gebeurt?   Zo kan ik toch niet slapen,  dus maar weer naar beneden. Thee herkansing. Zinloos kijk ik uit het raam of hij er al aan komt, alsof het dan sneller gaat. Wat als er echt iets gebeurd is en hij ergens op straat ligt.  Gevallen of in elkaar geslagen? Wie moet ik nou bellen als hij helemaal niet thuis komt? Volgende keer moet hij echt z'n telefoon mee nemen. Straks belt het ziekenhuis... Wat moeten de kinderen zonder vader? En ik zonder mijn man? Krijg er een knoop van in mijn buik.   Dan hoor ik de sleutel in het slot en  "Hé, ben je nog wakker?". "Ja ik kon niet slapen,  heb je het leuk gehad?"   Langzaam verdwijnt de knoop weer. Het is kwart over twee,  ik ga slapen...

Liselotte Schippers
12 0

Hoe vaak keert hun brand weer terug?

Toen ik nog klein was hebben we een keer schoorsteenbrand gehad. Wat ik me er van kan herinneren is dat we vanuit het slaapkamerraam van mijn vaders tante, die bij ons in de straat woonde, toekeken hoe de verschillende brandweer- en politieauto's in de straat verschenen. We zagen hoe de hele buurt zich verzamelde en dat zíj wél konden zien wat er bij ons thuis gebeurde. Een buurjongen stond er nog bij te lachen ook! Het was echt niet grappig! Zelf heb ik maar één klein steekvlammetje mogen zien, toen werden we direct naar mijn vaders tante, tante Cor, geloosd.   Gevolgen waren enorm: oud en nieuw werd nu niet bij ons thuis gevierd, maar bij Tante An. En op mijn slaapkamer was de brandweer, zo lomp in mijn kinderogen, zonder pardon over rood crêpepapier gelopen. Het was van de kerstversiering voor mijn ramen. Dat ik het zelf had laten slingeren telde niet mee. Het was mijn kamer. Met vanaf toen voor altijd rode vlekken in mijn blauwe vloerbedekking.   Natuurlijk belangrijker, waren we allemaal ongedeerd en is ons huis niet tot op de grond afgebrand. Brand effectief geblust! Mijn moeder probeerde het eerst met een washandje, maar de brandweer bluste uiteindelijk toch beter. Behalve dan dat ze geen rekening hielden met het rode crêpepapier...   Uiteraard heb ik hier niets aan overgehouden. Behalve elke keer als ik bewust een brandweer hoor. Dan ben ik even thuis. Rijdt hij naar mijn huis? Is er iemand thuis? Dan gaat de gedachte weer en hobbel ik gewoon verder in het ritme van de dag.   Als ik dan denk aan al die 'écht' getraumatiseerde mensen, door wat dan ook en waar dan ook. Waar het veel verder gaat dan alleen maar rood crêpepapier. Hoe vaak keert hun brand weer terug? Kunnen zij gewoon weer verder hobbelen in het ritme van de dag?   Niet dat je kan kiezen, maar dan ben ik blij met en dankbaar voor mijn rode vlekken in mijn blauwe vloerbedekking!  

Liselotte Schippers
0 0

'Dankjewel' zeggen kost niets

Toen ik studeerde had ik een bijbaantje. Voordat ik bij het rijkscomputercentrum kon werken moest ik een verklaring van goed gedrag inleveren en kreeg ik een pasje. Bovendien kreeg ik zelfs een heuse cursus met een echt diploma. Ik voelde me heel wat!   Mijn werk als schoonmaakster heb ik dan ook niet als onplezierig ervaren. Samenwerken met veel Turkse meisjes leverde me ook wat op. Ik leerde wat Turkse woorden (nee geen vieze) en werd soms uitgenodigd om lekker te komen eten. Van de Turkse gastvrijheid kunnen we nog wat leren! Het werk zelf was niet zo heel enerverend. Elke dag twee uur lang de zelfde kantoren, dezelfde vloeren, dezelfde bureaus. Afstoffen, wissen, moppen.   Op de vierde verdieping helemaal achteraan in het laatste kantoortje zat altijd nog iemand tot laat over te werken.  Meneer Treur. Iedere keer als ik zijn kantoor had schoon gemaakt, keek hij op van zijn werk en zei "dankjewel" en ik "graag gedaan". Als je elkaar zo iedere dag tegenkomt schept dat toch een band. Vooral meneer Treur maakte graag een praatje met mij. Na verloop van tijd werd het oppervlakkige 'weer' praatje steeds meer een klaagzang over zijn thuissituatie. Zijn onhandelbare dochter en zijn machteloosheid hierin. Dat deze dochter van mijn leeftijd was vergat hij kennelijk in deze gesprekjes. Hij voelde zich ellendig en deed zijn naam eer aan. Zijn wanhoop was voelbaar en ik kon daarin natuurlijk niets voor hem betekenen dan alleen maar even, de vijf minuutjes die ik er was, luisteren. Toch bleef hij me consequent iedere keer bedanken.   Af en toe voegde hij daar aan toe: "Dankjewel zeggen kost niets toch?". Deze zin is altijd bij me blijven hangen. Het kost inderdaad niets, maar is wel waardevol. Als schoonmaakster vond ik het prettig om bedankt te worden voor mijn werk, want het is zwaar werk. Een groet, een glimlach, dankjewel zeggen, een luisterend oor bieden of een praatje maken. Het kost me allemaal niets en kan zo belangrijk zijn. Een draai aan mijn dag geven of aan die van een ander, door het te geven of door het te ontvangen.   Soms zie ik hem nog wel eens fietsen, meneer Treur, dan vraag ik me af hoe het gaat met zijn dochter. Ik zou hem willen bedanken, want het kost niets. Maar hij herkent mij niet en ik zeg niets..

Liselotte Schippers
17 0

Waar ging het nu eigenlijk helemaal over?

Opgestaan met een positief gevoel ben ik vastbesloten dat vast te houden. Met weliswaar nèt te weinig tijd en nèt teveel te doen, stap ik fluitend op de fiets om nog snel even boodschappen te doen. En snert, begint het natuurlijk te regenen. Eenmaal bij de winkels aangekomen ben ik drijfnat. Je weet wel, dat het niet goed te onderscheiden is wat zweet is en wat regenwater. Maar zo makkelijk is mijn positieve gevoel niet te verslaan! Dus geniet ik van de koele regendruppels op mijn gezicht en laat ik in mijn hoofd gezellige liedjes voorbij komen: "I'm singing in the rain..." en "het regent dat het giet en ik word niet nat...". De laatste klopt dan niet helemaal, want ondertussen soppen zelfs ook mijn sokken in mijn schoenen. Helemaal voorbereid (want hoe vaak moet ik eerst gaan wisselen) stop ik een muntje in het winkelwagentje en zoef met mijn lijstje door de supermarkt. Dat gaat soepel en al vlot sta ik met alle boodschappen bij de kassa. O -piep- ik ben broodjes voor de lunch vergeten en mijn boodschappen liggen al op de band. Dat zullen ze me thuis niet in dank afnemen. Er staan nog twee mensen voor me, met redelijk wat boodschappen, dus ik schat mijn kansen goed in om op tijd weer terug te zijn. Snel haal ik de broodjes op. Als ik terug kom bij de kassa, staat de vrouw achter mijn winkelwagentje in de rij, tot mijn stomme verbazing haar boodschappen voor de mijne te zetten. En ik ben nog helemaal niet aan de beurt!   Overmant door 'het onrecht' en opgejaagd door de tijd roep ik: "NEEE!!" Deze boodschap is kennelijk duidelijk genoeg, want geschrokken, maar ook met een boos gezicht, pakt ze haar boodschappen weer op. Wel verrast en trots op mijn eigen assertiviteit, klopt van spanning en de adrenaline mijn hart in mijn keel. Even denk ik weer aan mijn positieve gevoel. Misschien heb ik toch wel wat fel gereageerd dus ik probeer wat onhandig te zeggen dat ik nog niet aan de beurt was... En om een medestander te zoeken kijk ik vragend naar de mevrouw verderop in de rij. Zij reageert wel, maar zegt: "Tja het had ook langer kunnen duren...". Wat krijgen we nou!!! Nu begin ik toch aan mezelf te twijfelen. Zijn de sociale regels van het in de rij staan bij de kassa misschien veranderd en hebben ze mij vergeten in te lichten??? Ik houd mijn mond maar verder dicht, net als de hele rij en de kassière. Maar langzaam sijpelt het positieve gevoel weg en bekruipt me een onbehaaglijk gevoel. Natuurlijk heeft 'dat mens' haar fiets precies naast de mijne geparkeerd en staan we nog even stilzwijgend onze fiets in te laden. Met het laatste sprankeltje positieve gevoel knijp ik er nog uit: "Fijne dag toch nog!" Maar het komt niet over en ik krijg een onverstaanbare brommende sneer terug. Dan fiets ik maar weg, nog steeds in de regen, nu met een onbehaaglijke gevoel en geen: "I'm singing in the rain". Nog een tijdje ben ik zinloos, echt heel vervelend, aan het piekeren over de 'nieuwe' sociale regels. Thuis weer in een droge outfit gestoken, komen de broodjes op tafel. "Aan tafel, eten!" Door de lekkere broodjes verwacht ik een snelle opkomst en ja hoor, van alle kanten wordt er naar de zak met broodjes gegraaid. Hu ho stop! Even op je beurt wachten!" Ik hoor het mezelf zeggen, daarmee komt het positieve gevoel weer terug.  Kan een glimlach niet onderdrukken. Pfff waar ging het nu eigenlijk helemaal over?

Liselotte Schippers
0 0

Waarom zo passief en conform?

- Vijftig tinten goed en kwaad Als kind kon ik mooi de wereld indelen tussen goed en kwaad. Dat had men me duidelijk verteld. ‘Goed’ betekende eerlijk, trouw, lief, gul, vreedzaam en -hoewel ik het woord niet kende- empatisch. Je was goed als je niet deed aan wraak, geweld, afgunst, egoïsme en criminaliteit. ‘Kwaad’ was simpelweg het tegengestelde. Ik beschouwde mezelf als goed, want ik zondigde immers niet radicaal tegen deze waarden. Deze benadering van goed en slecht zat natuurlijk onder de invloedssfeer van de Bijbel -speelt geen rol of je nu al of niet Christelijk bent opgevoed. De kerktoren wierp een schaduw die het hele dorp bedekte, zelfs een eeuw nadat Nietzsche -met indirecte steun van Marx, Darwin en Freud- God had doodverklaard. Dertig jaar later voel ik aan alles dat goed en kwaad geen puzzel meer is van twee contrasterende stukken maar een wirwar van duizenden aspecten, nuances en schakeringen. Ons concept van goed en kwaad loopt hopeloos achterop. De wereld van ethiek en moraal is door de vloedgolf van globalisering volkomen versplinterd. Die globalisering is meer dan wereldwijd(e) toerisme, migratie, informatie, handel, internet. Het is een chaotisch, veranderlijk patroon van elkaar beïnvloedende mensen, netwerken, handelingen, contacten, goederen en ideeën die direct of indirect effect hebben op elk levend individu: van de baas van McDonalds tot de bedreigde indiaan in het Amazonewoud; van de Afrikaanse vluchteling aan de poorten van Europa tot de ziekrijke golfers die hun ogen hiervan afwenden. Wereldbeeld, mensbeeld, ethiek en eenvoud worden door mekaar geschud en dagelijks bestookt door nieuwe prikkels, feiten en interpretaties die we met onze geest en vingers na een korte blik doorscrollen op weg naar andere prikkels. Wat overblijft is de mens als wandelend anachronisme: de tijd achterna hollend en tegelijk denkend dat we ‘mee’ zijn in een wereld waarin we niet meer opkijken van 4D-printers, Google-glasses, Mars-expedities, Tinder en Drones. Alsof we hiermee geboren waren! Eigenlijk is de kwaal niet moeilijk te diagnosticeren: in het uitdijende Westen kan quasi niemand meer volgen. We lopen als een kind van een heuvel zo snel en in te grote passen, met een te grote kans op vallen. Zo kunnen vele Vlamingen blijkbaar de transitie naar multiculturaliteit en zelfs multi-etniciteit niet volgen en reageren reactionair. Het feit dat sommigen aan hun taxidienst vragen om zeker geen gekleurde chauffeur te sturen, is symptomatisch voor de mentaliteit van een deel van onze bevolking. (Oh, dit maakt de uitspraak ‘racisme is relatief’ zo relatief.) Maar is deze mentaliteit werkelijk achterlijk of vooral ‘achterop’? Zelfde logica ander land: een deel van onze Noorderburen kan maar niet verwerken dat de folklore van zwarte piet wel degelijk racistisch en kwetsend is. “We mogen toch nog een beetje van onze traditie behouden zeker!” Ook hier beseffen mensen dat alles te snel gaat en is men jammer genoeg behoudgezind rond de verkeerde thema’s. Pas dit toe op de straten van de Franse steden waar men massaal tegen het homohuwelijk in opstand kwam, omdat het goede, oude gezin hiermee zijn waarde als hoeksteen van de samenleving zou verliezen. Het gaat te snel voor velen en ze richten hun pijlen dan maar op de verkeerde doelen. Wat buiten schot blijft is de terreur van de banken (waartegen men na een massale belastingsbijdrage der burgers blijkbaar minder snel voor op straat komt) en de dictatuur van een nieuwe soort heersers die onaantastbaar het tempo van de wereld bepaalt. Intussen kweken we in dit digitaal, consumptief tijdperk dag na dag afhankelijkheden en verslavingen als volwassen speelgoed en staan we al lang niet meer stil bij wat dit met onze geest en ziel doet. Zo zijn we gedoemd om voortdurend achter na te hollen, steeds te laat te komen en onderweg onze bestemming te vergeten. Doet me een beetje denken aan die tekst van Pink Floyd uit het hemelse Time: So you run and you run to catch up with the sun but it's sinking Racing around to come up behind you again. The sun is the same in a relative way but you're older, Shorter of breath and one day closer to death. ‘De zon’ is binnen de context van dit betoog Google, Apple, Facebook, de marktfundamentalisten van Wall Street, het Witte Huis, multinationals, lobbyisten, en alle anderen die innovatie louter aan winstbejag koppelen. Zo kom ik uit bij … - Goed en goederen Ben ik een goed persoon? Deze vraag kwam in me op toen ik een artikel las over de 100.000 (vooral) Filippijnse werknemers van Facebook en Youtube die dag in dag uit filmpjes moeten filteren zodat wij die niet te zien krijgen en ons scherm ‘proper’ blijft. Urenlang kinderporno, onthoofdingen en andere gestoorde beelden bekijken, selecteren, en de prullenmand in. Ben ik nog steeds een goed persoon als ik deze informatie heb en mijn Fb-account toch behoud? Wat met onverschilligheid en passiviteit? Ben je schuldig aan een foute wereld als je je non-conformisme, protest en manifestatie vervangt door het brave liken van een fb-update, het tekenen van een online-petitie of het bolletje aanduiden achter het verkiezingsgordijn?Ken je het begrip ecologische voetafdruk? Die berekent hoeveel hectare van de planeet een mens aan grondstoffen verbruikt en de natuur vervuilt. Laten we hier iets extra aan koppelen: de ethische voetafdruk. Wat je consumeert in de supermarkt, klerenwinkel en online wordt uitgedrukt in ‘hoeveelheid mensenleed’ je hiermee veroorzaakt. Want wat is medeplichtigheid dezer dagen? Consumptie is immers kleur bekennen.: eieren uit legbatterijen, benzine uit landen met foute heersers, transport (denk maar aan vliegreizen), kleren uit Bangladesh,… Het houdt ons zoet en gedwee en we zijn zo verwend dat we redeneren hier verdomme recht op te hebben! Ken je het Engelse woord voor fopspeen? Pacifier. We houden er kinderen letterlijk vredig mee. Wel, wij volwassenen, wereldburgers, consumenten lopen allen rond met een tutje dat we niet meer willen afgeven, hoe slecht en giftig én onethisch het ook wel blijkt. We worden gefopt én we foppen onszelf. We lopen rond als kleine meisjes in mama’s hoge hakken. De mensheid is eigenlijk een bende losers met een winnend brein. Of beter gezegd: ons IQ is te hoog voor ons EQ, voor onze empathie, voor ons ethisch besef… - Eerst de nuance, dan de actie Wat is dan goed en kwaad in deze mierennest? Sinds IS hebben mensen weer een duidelijk beeld van het kwaad. Maar ook dit is geen verhaal van alles of niets. Goed en kwaad is meestal een spel van oorzaak en gevolg. Zelfs wie zegt dat IS-strijders 100% slecht zijn, mag de impact van economische frustratie, bevolkingsexplosie, kansarmoede, westerse geopolitieke hypocrisie, Guantanamo en het Palestijnse schandaal niet negeren. Hierbij keur ik geen onthoofdingen goed, maar wijs ik met mijn vinger naar wijzende vingers die ook hier vergeten te nuanceren. En niet alleen aangaande IS. Bij veel van de huidige problemen qua politiek, geopolitiek, ecopolitiek, econopolitiek en alles ertussen is het alsof de 20ste eeuw wraak neemt op de 21ste. Je zou uit dit alles kunnen opmaken dat ik een cultuurpessimist ben, maar ook dat is niet zonder nuance. Vandaag las ik bijvoorbeeld nog dat de medische wetenschap een significante stap dichter bij genezing van (hersen)kanker staat en ik zit dit nu te typen op mijn vernuftige laptop met op de achtergrond muziek van vroeger en nu uit alle windstreken die bijna miraculeus mijn woonkamer binnenkomt. Leidt dergelijke non-stop nuancering tot passiviteit en conformisme? Zelfs in een beperkte kring van bijvoorbeeld links, progressieve, groene, open mensen zitten er onderling zoveel contrasten en verschillende meningen dat ook binnen een dergelijke niche moeilijk tot actie wordt overgegaan. Eerst alle neuzen in dezelfde richting, weet je wel. Ik ben de eerste die pleit voor nuance, maar het is primordiaal dat deze niet tot passiviteit leidt. Laten we dus starten met door de bomen het bos terug te vinden. Informeer je. Bekijk alle perspectieven. Check de geschiedenis. Lees. Overweeg. Choose your battle. En strijd dan met volle kracht voor je overtuiging. En als je vindt dat het moet, kom op straat. Luister niet naar moraalridders als mezelf, maar wees je eigen moraalridder. Ik laat jullie achter met het samenvattend beeld dat we mensen zijn die met een buitensporig IQ van een heuvel hollen, met hoge hakken aan die tien maten te groot zijn en een tutje in onze mond.

Joachim Stoop
0 0

Vaderverlies

"Geloof jij erin?" vraag ik haar met rooddoorlopen ogen. Ze kijkt me vragend aan. "Dat er iets is na de dood", leg ik haar uit. Femke slaakt een diepe zucht, alsof ze vermoeid is door het horen van de vraag. "Ik heb er nooit echt bij stilgestaan", vertelt ze me enigszins verontschuldigd. Het is even stil tussen ons. Afwezig trek ik het donsdeken wat hoger over mijn knieën. "Bedankt dat ik zo laat nog mocht komen", breek ik de stilte. "Och, meid toch", klinkt het en ze pakt me stevig vast. Sinds jaar en dag zijn Femke en ik de beste vriendinnen. Haar warme aanraking zorgt ervoor dat ik mijn tranen niet langer kan bedwingen. Langzaam voel ik hoe mijn ogen zich vullen met water en hoe mijn zicht beetje bij beetje verdwijnt. De warme druppels vinden langs mijn wangen een weg naar beneden. Ik realiseer me dat ik Femke een uur geleden opbelde om samen te praten, te huilen, in de hoop dat iets me beter zou doen voelen. Maar zelfs in haar aanwezigheid is het laatste sprankeltje hoop volledig verdwenen. Hoe kan ik mij hier verdomme ooit over heen zetten? Hoe kan het nu ooit nog goedkomen met mij? Voor het eerst vandaag voel ik geen druk om te vechten tegen de tranen die zich in mijn ogen vormen. Na die vreselijke chaotische uren, kan ik mijn emoties nu eindelijk de vrije loop laten. Minutenlang rust haar hand op mijn rug en baant het zich een weg van de ene schouder naar de andere en terug. Het simpele gebaar zorgt ervoor dat ik weer tot mezelf kom en mijn tranen weet op te bergen. Ik ga op mijn rug liggen op het bed en kijk haar zuchtend aan. Haar trillende onderlip verraadt dat ze alles het liefst zelf zou uitroepen tot ze zich beter voelt, maar ik weet dat ze zich sterk houdt voor mij. "Ga je wat kunnen slapen vannacht, denk je?" klinkt het, terwijl ze haar hoofd in mijn richting draait. Ik haal mijn schouders twijfelachtig op. Mijn gedachten zijn amper bij te houden, ik krijg de ene flashback na de andere voor mijn ogen. Zal ik hem echt nooit meer zien? Opnieuw voel ik een krop in mijn keel, maar ik doe er alles aan om die tegen te houden. Je hebt al genoeg geweend vandaag, zeg ik tegen mezelf. Herpak je. Hoewel ik de voorbije vijf dagen geen oog heb dichtgedaan op het festival, voel ik dat ik ook vannacht de slaap niet zal vatten. Er is te veel om over na te denken, te veel herinneringen die ik moet vasthouden zodat ik ze niet zal vergeten. En morgen? Hoe zal morgen verlopen? Het nieuws zal hier wel snel de ronde doen. "Waar denk je aan?" vraagt Femke plots. "Ik ben wat bang voor morgen", antwoord ik eerlijk. "Wie moet ik laten weten wat er is gebeurd? Hoe ga ik de dag doorkomen?" Ze hoort de oprechte schrik in mijn stem. "Zorg jij er maar voor dat je vannacht wat kan slapen, lieverd. Er zijn genoeg mensen die je morgen de dag door zullen helpen, laat dat maar aan ons over." Met die woorden tovert ze een lichte glimlach op mijn mond. Ze heeft gelijk, ik sta er inderdaad niet alleen voor. Ik denk aan mijn moeder en mijn 18-jarige broer, die zich ongetwijfeld even verloren voelen als ik op dit moment. Terwijl Femke het licht uitdoet en naast me in haar tweepersoonsbed kruipt, sluit ik mijn ogen. Ik ban alle gedachten uit mijn hoofd zodat ik even rust en leegte kan vinden. "Bedankt voor alles", fluister ik na enige tijd. "Alles komt goed", fluistert Femke terug met een bepaalde trilling in haar stem die erop wijst dat een eerste traan uit haar oog is ontsnapt.

Maaike K.
0 0