Zoeken

Verbleekt rood

Rood haar zelf geknipt valt over haar zorgvuldig omlijnde ogen. Wanneer ze me aankijkt als ik binnenkom met mijn bagage van de dag knapt mijn overspannen hart.   Piercings wilt ze niet, een tattoo misschien en ze verbaast zich over zoveel onbegrip. Bijna vijftien is ze nu, nog altijd speurend naar verjaardag bezoek. Instagram is haar portaal, haar make up haar verhaal. Ze is het kind van een alcoholist, een kind uit het elfjesbos.   Ze flirt de godganse dag met haar eigen spiegelbeeld, maar vreest de marges tussen de omlijsting en haar kamer. Haar kaders zijn de muren van onze sociale huurwoning en haar overgebleven data.   Zomervakantie is voor haar een straf gevuld met lege dagen. Vriendinnen maken kan ze niet, vrienden zijn nog minder.   Ze is een dochter van een sterke vrouw zelfvoorzienend en alleen. Alleen zij kent de uitgegumde wazen over de lijnen van mijn verhaal.    Ze lijdt, ik zie het en alles wat ik haar bieden kan zijn mijn verstramde pogingen tot kalmte.   Ze plooit zich naar mijn humeur en naar mijn tijden van aankomst en vertrek. Ik duw, ik trek, ze trekt futloos terug.   Haar kont is van een jonge vrouw, haar duim nat van haar mond. Haar knuffel klampt zich vast aan haar wuivende kindertijd. Het heeft enkel nog een kopje, zijn lijf hangt aan elkaar van 15 jaar verdriet en eenzaamheid.   Ik wil haar dragen weg van hier naar stroomopwaarts. Naar een thuis waar een vader is, een zus en fijne buren en vrienden die spontaan binnenvallen en allen blijven eten.   In het weekend maakt ze plaats voor mijn opgebloeide liefde. Ze weet van zijn bedrog. Wanneer ik mijn lach lach zie ik haar schouders dalen, wanneer ik vloek zie ik haar rug, wanneer ze zachtjes de kamer verlaat.   Ze is mijn kind gegroeid in het beste van wat ik had, het beste van twee kwaden.  Ik wil haar geven alles wat ik kan maar ik kan niet meer.  

Susanna
6 0

Andermans Champagne

Zwetend scrol ik door haar gekunstelde woorden en struikel over de beelden die zij schetst.  Ze ontrafelt woord voor woord haar zelf gesponnen mierzoete suikerspin waarin ze mijn lief het kwaad van alles maakt. Hij is de heks met de rode appel, zij Sneeuwwitje en ik de toehoorder.  Zonder voorprogramma begint ze haar one woman show zoekend naar haar enige publiek.  Mijn eerste koffie is nog niet leeg wanneer ze het eerste schot afvuurt met haar van kleine meisjes jaloezie zinderende zinnetjes. Zonder waarschuwing vooraf introduceert haar icoon met wit gepoederd gelaat zich als de vriendin van mijn lief.   Haar besluit staat vast; mij zal ze meenemen in haar braakliggende val van ego beschadiging. Sneeuwwitje heeft niet haar gedroomde prins en ik zal het weten. Zorgvuldig stipt ze het gemiddeld aantal keren seks per week en geeft en passé een hint. Ze laat schemeren hoe ik niet pas in dit sprookje dat nog niet uit is.  Een moederfiguur, een veilige haven, een seksloze zus zijn de etiketten die ze me virtueel opplakt. De actrice zet een tandje bij. Al knippend en plakkend vult ze mijn chatvenster met zijn sussende woorden van weken geleden. Liefkozend pruttelt ze hoe hij echt iets aan het opbouwen was met haar, ze smijt er nog een wonderlijke zwangerschap bij en spreidt uit hoe hij haar smeekte nog wat geduld te hebben. Ja ze wist van mij,  en ja ze wist dat ik zijn echte liefde was, maar nee ze wist niet dat hij haar en mij bedroog. Acteren is een dubbelwandig beroep.   Haar vernederende woorden bedoeld om mij alle lust tot liefde voor de man van wie ik al jaren houd in de kiem te smoren breken mij bijna op. Ondertussen nestelt zij zich in nog meer spinnenweb en wacht ze ongeduldig af in het centrum van haar ego.  Valselijk streelt ze mijn gevoel wanneer ze me alle goeds en wijsheid toewenst. Ze is een klein kind, nog te onrijp om te beseffen hoe het leven klopt.    Ze komt als een geschenk uit de vergeten stofnesten van onze relatie gevallen. Wij, mijn lief en ik, vegen ons nest samen aan en lappen de ramen tot alles blinkt zoals toen we elkaar net kenden. Hij en ik genieten van het leven en de vriendschap en de liefde die uniek blijft.  Hij heeft een ongeschreven regel overschreden maar zij des te meer. Zij verloor en koos haar naar braaksel ruikende troost in het kleineren van de andere vrouw.    Ze zal nog vaker uit andermans Champagne drinken zolang ze niet begrijpt wat echte liefde is.     

Susanna
13 1

Het dak eraf

Rond half vijf ’s nachts schrik ik wakker van een geluid. Het klinkt alsof er iemand de trap opkomt. Mijn hart gaat als een razende tekeer. Met ingehouden adem en gespitste oren - bij wijze van spreken dan - zit ik rechtop in bed. Dan hoor ik het weer …   Het goede nieuws is dat er niemand de trap opgekomen is. Het minder goede nieuws is dat we weer een marter onder ons dak hebben. Slapen deed ik evenwel niet meer, ik stond stijf van de adrenaline.   Op internet lezen we dat marters overdag slapen en niet van lawaai houden. Dus pak ik resoluut een paar pannendeksels en vraag onze vijfjarige zoon of hij zin heeft om veel lawaai te maken. Welnu, dat hoef je een kleuter natuurlijk geen twee keer te vragen. Hij mag zich eens goed uitleven op de bovenverdieping, net onder het dak.   Papa komt met een nog beter (?) idee op de proppen: opgetogen haalt hij zijn versterker en elektrische gitaar vanonder het stof en laat zich eens goed gaan. Man, man, wat een oorverdovende herrie komt er uit zo’n ding. Als de marter daar niet van gaat lopen … dan ik wel. Nu maar hopen dat dat beest niet van heavy metal houdt; het is niet de bedoeling dat hij lekker uit zijn dak gaat. Hij moet uit óns dak!   Maar eerlijk is eerlijk, die nacht hoor ik niets meer (kan natuurlijk ook aan zeer recente gehoorschade liggen). Als ik mijn echtgenoot dat de volgende morgen vertel, meen ik een zweem van teleurstelling op zijn gezicht te zien. Ook de dagen erna blijft het aangenaam stil ’s nachts. Maar nog geen week later kondigt mijn man aan dat hij toch nog eens gitaar gaat spelen boven. ‘Om zeker te zijn dat de marter niet terugkomt.’ De volumeknop gaat open, het dak gaat eraf. Probleem opgelost.

Vera's Column
8 0

Aanmodderen

Zoonlief wil na schooltijd nog even in de tuin spelen. Ik vind het prima, het is lekker weer en ik kan dan mooi nog wat onkruid wegwerken. Hij zit wat in de moestuin te rommelen, net om de hoek van het huis. En dus nét uit mijn gezichtsveld. Meestal is dat niet toevallig.   “Wat ben je aan het doen?” roep ik na een tijdje. Heel even blijft het stil en dan antwoordt hij: “Alles gaat goed!” Hm, dat is niet helemaal wat ik gevraagd had. Moeizaam kom ik overeind (sinds ik de veertig gepasseerd ben, gaat het allemaal niet meer zo soepel) om toch maar eens polshoogte te nemen. Om het hoekje tref ik mijn zesjarige aan met zijn armen tot zijn ellebogen in een zwarte modderpoel. Vaag herinner ik me dat hij op een gegeven moment de gieter kwam halen. Blijkt hij een put in de moestuin te hebben gegraven en daar met water een modderpapje in te hebben gemaakt. En nu was meneer druk bezig ons huis te bepleisteren (lees: de muur met een dikke laag zwarte modder aan het insmeren). Ach, dat spoelt er met de regen wel weer af, dacht ik nog. Maar toen besloot de kleine smeerpoets zijn van de modder druipende armen eens uit te schudden. Hadden we toch wel zomaar een gratis moddermaskertje gewonnen! En het gezichtsmasker bleek ook nog eens wonderbaarlijk goed te werken, want toen ik zag hoe mijn pas gewassen ramen eruitzagen, voelde ik mijn gezicht toch lichtjes verstrakken.     Tja, soms is het moederschap een kwestie van maar wat aanmodderen. Meestal figuurlijk, soms wat letterlijker.

Vera's Column
0 0

Vergeten Cake

‘Wat gaat ge met dat brood doen?’  Mijn oma kijkt mijn vader bezorgd aan.‘Dat is geen brood, ma. Dat is een cake,’ reageert hij. ‘Als jullie die hier in het rusthuis niet opeten, dan neem ik ze mee naar huis als dessert voor vanavond.’Mijn oma knikt tevreden.‘Moet ge niks drinken?’ vraagt ze dan aan mij. Ze glimlacht, maar in haar blik meen ik toch nog altijd een soort bezorgdheid te ontwaren.‘Neen dank je oma, ik heb geen dorst,’ zeg ik.‘Wat gaat ge nu met dat brood doen?’ herhaalt ze en aait met haar linkerhand de verpakking van de cake.‘Waarom wilt gij heel de tijd discussiëren over die cake?’ Mijn grootvader laat zijn hoofd in zijn handen zakken. ‘Het is toch al beslist dat zij die meenemen. Waarom wilt gij daar altijd op terugkomen?’ mompelt hij.Mijn oma giechelt en kijkt ons ongemakkelijk aan. Ik vraag me af of ze beseft dat ze de dingen niet meer onthoudt. Er heerst blijkbaar ook een totale ontkenning van het concept ‘cake’ in haar hersenen.‘Ziet maar dat ge niet dement wordt,’ zegt mijn grootvader met zijn hoofd nog altijd in zijn handen. ‘Laat het ons op tijd weten als ge iets dergelijks gewaarwordt, dan kunnen we er misschien nog iets aan doen.’‘Daar kunt ge toch niks aan doen pa,’ verdedigt mijn vader mijn oma.Mijn grootvader kijkt op en tuit zijn lippen. Hij weet dat mijn vader gelijk heeft, maar mijn grootvader geeft mensen nooit gelijk. ‘Hoe is het met de bouw van uw huis?’ vraagt hij in plaats daarvan aan mij, mijn vader negerend. ‘Ge moet zien dat ge de juiste keuzes maakt. Eén foute keuze en alles is naar de vaantjes.’Ik knik begrijpend.‘Ge bouwt tenslotte maar één keer,’ voegt hij daar nog aan toe.‘Ik beloof dat ik goed zal nadenken over alles, opa,’ stel ik hem gerust.Mijn grootvader zucht vermoeid.‘Zijt ge moe pa?’ vraagt mijn vader.‘Moe? Neen, wij zijn nooit meer moe. Om zeven uur moeten wij hier al in ons bed. Eten, drinken en slapen. Een mensenleven is ineens lang als ge geen doel meer hebt,’ antwoordt mijn grootvader.‘Ze zorgen hier wel goed voor ons,’ pikt mijn oma in met een positieve noot. ‘Ze komen altijd vragen of we nog eten moeten hebben. Eten dat wij hier hebben! En om drie uur ’s nachts komen ze altijd nog eens kijken of we er nog zijn.’Mijn vader kijkt haar vragend aan. ‘Wordt ge daar dan wakker van?’‘Wij slapen nooit diep, wat wilt ge als ge niet moe zijt,’ repliceert mijn grootvader in haar plaats.Een vriendelijke verpleegster komt de kamer binnen. Of mijn grootouders niet vergeten om naar de eetzaal te komen voor het avondeten.‘Moeten we wéér eten?’ vraagt mij oma bijna wanhopig.In de eetzaal zijn twee verzorgsters in de weer met boterhammen.‘Gaat ge krabsalade eten, Maurice?’ vraagt er één aan mijn grootvader.Hij knikt langzaam.‘En gij ook Lucie? Twee bokes?’Mijn oma kijkt de verzorgster verward aan. Bokes? Dat is een woord dat ze als rasechte Oost-Vlaamse niet kent. Ze trekt het mandje met brood dat voor haar op tafel staat naar zich toe.‘Maurice,’ fluistert ze tegen mijn grootvader, ‘ze zijn de cake vergeten mee te nemen.’

Ans DB
0 0

Smalltalk

‘Dat is niet de lente waar we op gehoopt hadden, hè.’ Of, ‘gisteren de koers gezien?’ Smalltalk hoeft niet moeilijk te zijn. En toch gooi ik er in die benauwde vierkante meter die onze kantoorlift beslaat niks beters uit dan: ‘en wat zijn uw hobby’s zoal behalve verrassend veel oorsmeer produceren en look eten als ontbijt?’   Het is waar. Vanaf ik doorheb dat ik meer dan 30 seconden met een onbekende moet converseren, word ik schichtiger dan Anne Frank op een buitenspeeldag. Als ik nog maar aan een kassa of toonbank arriveer, klap ik dicht als de laptops van de gemiddelde bank om 15.30 uur. Ik zweet mezelf een porie-ontsteking bij het idee alleen al dat ik die ongemakkelijke stiltes moet opvullen met iets wat mij niet doet overkomen als een psycho die – ik zeg maar iets – ’s nachts everzwijnen verkracht en z’n slachtoffers opeet om alle bewijsmateriaal te vernietigen. En voor ik het weet, vraag ik aan de gepensioneerde vrijwilligster in de bibliotheek: ‘hoort gij ook dat kinderstemmetje dat mij opdraagt om dat boekenrek hier over u te gooien?’ Vorige week in de apotheek was het ‘puur informatief, maar voor Rohypnol heb ik toch geen voorschrift nodig, hè?’ En wat ik tegen de vrouw aan loket 2 van de post heb gezegd durf ik hier niet herhalen, maar het was iets met enveloppen likken, een kiwi met de schil opeten en de oksels van Anne Frank als er op de deur wordt geklopt.   Mijn moeder is een meester in het smalltalken. Ze onthoudt hoeveel kinderen je hebt, in welk leerjaar de middelste van de drie zit, welke bloedgroep de jongste heeft en dat de oudste 18 op 20 had op haar toets rekenen... 7 jaar geleden. Ze vraagt hoe het met de gebroken ribben van je grootmoeder gaat, maar zwijgt over het gevecht op de parking van de Lidl dat de oorzaak was. En ze maakt grapjes over de hond van je buren die eruitziet als een eekhoorn met een ego-probleem.   Interesse tonen in het leven van anderen, laat staan hun kindersituatie, is genetisch gezien helaas aan mij voorbijgegaan. Op een goeie dag reproduceer ik de naam van mijn petekind zonder voorafgaande stilte – ’t ligt op het puntje van m’n tong, ik zweer het! – en slik ik net op tijd een goedbedoelde ‘uw moeder’ in tegen m’n collega die twee weken geleden nog een begrafenis moest regelen. 1 - 0 voor baarmoederhalskanker, laat ons zeggen.   Toch heb ik vorige week iemand bezig gezien die op sociaal vlak nog onhandiger was dan je favoriete – en, oké, enige – Heistse columnist. De vrouw in kwestie stapte naar de kassa van de Blokker met een dvd van het 43ste seizoen van De Kampioenen in haar handen. Meestal al een voorteken dat er weinig vruchtbare gesprekken zullen volgen, maar we moeten niet zo snel oordelen. Voor hetzelfde geld koopt ze de dvd voor haar zwaar mentaal gehandicapte zoon – excuses, ik weet niet meer wat dit jaar het politiek correcte woord is voor les handicapés – die zijn enige beetje levensvreugde haalt uit Marcske met zijn scrotum in een molshoop gezogen zien worden. De vraag die zich na deze hypothese natuurlijk onmiddellijk stelt: zijn er überhaupt andere Kampioenenkijkers?   De vrouw was nog maar net begonnen aan haar zin, die volgens mij iets moest worden als ‘zit de dvd in het doosje of moet ik die hier nog krijgen’ en liet daar tijdens het woord ‘doosje’ zo’n oorverdovende, onwelriekende spermaboer dat de pannen van Piet Huysentruyt kletterend van de muur vielen. Nog veel erger was dat ze tijdens haar ‘pardon’ zo’n donderende zaadscheet liet dat de lantaarnpalen voor de winkel uit de grond werden gerukt en er een golf van autoalarmen door onze winkelstraat trok. Daarop is de vrouw in zeven haasten vertrokken, zonder dvd, en dus hoop ik dat mijn veronderstelling over mentaal beperkte Fritsje niet klopt. Ook ik heb mij er rap uit de voeten gemaakt, want heel de Blokker stonk op dat moment naar het zaaltje van de Swingers XXXtravaganza Party in Aarschot om 6 uur ’s ochtends. Ik werd er onpasselijk van.   Het allerergste soort smalltalker, ten slotte, is wat ik noem De Martelaar H/T. Het type dat je gijzelt in een ijzeren kooi en je elke ochtend foltert met buitengewoon oninteressante ‘anekdotes’ waarvan je je polsen binnenstebuiten wilt keren met een dunschiller. Om dat ’s avonds nog eens helemaal over te doen, deze keer mét foto’s van z’n lelijke kinderen erin verweven. Je zal maar vasthangen aan zo iemand waarmee je van Gent-Dampoort tot Brussel-Noord voor de rest van je leven verplicht moet chitchatten voor 54 minuten enkele rit. Of verschrikkelijker nog, iemand die met z’n nuchtere-maag-op-een-koffie-en-twee-sigaretten-na adem jarenlang gepassioneerd blijft ratelen over z’n gecompliceerde darmproblemen. Ontsnappen. Is. Geen. Optie. Denk daar maar eens aan de volgende keer dat je mij tegenkomt en ik oogcontact vermijd als Anne Frank die uit de nachtwinkel wandelt met een gepikte fles rum onder haar rok. Soms zijn ongemakkelijke stiltes er om van te genieten in plaats van op te vullen. Er moesten meer mensen zijn die na een ‘goeiemorgen’ gewoon vriendelijk hun bakkes houden.

Hans Verhaegen
0 0

De supporter

Sommige mensen vergeet je niet snel. Ook al heb je ze maar een half uur gekend. Hij is een gast, net als wij, voor een bed en een ontbijt in de stad. De gastvrouw geeft hem ’s morgens een vriendelijke ‘goodmorning’, die wij even voordien ook hebben ontvangen. “Oh, het is in het Engels vandaag”, zegt hij. “Geen probleem.” Waarna hij zich naast ons aan de ontbijttafel zet.   Het is opvallend, niet alleen onze woordenschat, zoals de afkorting B&B, maar ook de gesproken taal in het hotel- en logeerwezen vertoont alsmaar meer sporen van verengelsing. Hij is een voetbal- en wielerfan. Voor het tweede is hij nu in de stad. “Ze rijden vandaag een belangrijke wedstrijd. Het is de koers voor de tricolore trui”, verduidelijkt hij. “De nationale titel. Ik ben altijd grote supporter van Claude Criquelion geweest. In 1990 werd hij Belgisch kampioen. Daar was ik bij.” “Hij heeft in de Tour heel wat top 10-plaatsen behaald”, zeg ik. “Klopt”, zegt hij. “Vijf keer, met een vijfde plaats in 1986. Veel ritten gezien in Frankrijk. Eigenlijk had hij twee keer wereldkampioen moeten worden. Ik was erbij in 1988, in Ronse, toen die Canadees hem dat lapte in de sprint.”  De naam van de winnaar krijgt hij nog altijd niet over zijn lippen. Hij vertelt het zichtbaar ontroerd. Als hij vermeldt dat zijn held veel te vroeg overleden is, klinkt het alsof hij ook daar bij aanwezig was. Toevallig net op dat moment veegt hij een kruimel uit zijn mondhoek en meteen snel iets uit zijn oog.   Ondertussen supportert hij al jaren voor een andere coureur. Alsof een mens zonder helden toch maar alleen is. Net als de renner zonder supporters. “Je hebt zijn naam niet gevraagd”, zegt mijn vrouw achteraf. “Klopt”, antwoord ik. “Maar misschien vindt hij het niet erg dat we hem herinneren als Claude.”

Rudi Lavreysen
0 0

Al die patatten

De weermannen en weervrouwen voorspellen tropische temperaturen. Er lijkt elke dag een graad bij te komen. "Het wordt bakken en braden", vertelt een collega. "Je kan een ei op de motorkap bakken. Wel oppassen met peper en zout, dat is niet goed voor de carrosserie", lacht hij. De mannen thuis heb zelfs in deze hitte graag gekookte aardappelen. Onze jongste ziet het zweet van mijn voorhoofd druppelen bij het afgieten van de patatten. Op elke schouder hangt een handdoek. Een voor het zweet en een voor de aardappelen. "Ik heb iets voor u", zegt hij. Even later komt hij naar beneden met een kleine ventilator. "Je kan deze wel niet in het stopcontact steken", lacht hij. Het hengeltje waar je aan moet draaien lijkt op dat van de grote potloodslijper die de meester vroeger aan de rand van zijn lessenaar had vastgemaakt. Je moest het vragen, als je wou slijpen. Maar ik ben alleszins blij met de ventilator. Misschien net zo blij als de meester met zijn potloodslijper.Na het opruimen maken we een wandeling. Bij het buitenkomen ligt de handdoek nog steeds op mijn schouder. Mijn voorstel om hem gewoon mee te nemen haalt het niet. "Weet je nog dat ik naar de bakker liep met het zakje vuilnis", vertel ik. We kunnen er mee lachen. Verstrooidheid is mijn tweede naam. “Ik kan geen patatten meer zien of horen”, zeg ik.   Als we even later aan een tafeltje zitten voor een koffie, heeft een jongeman naast ons het over zijn voetbalwedstrijd. “Het was een patattenveld”, zegt hij tegen zijn vriendin. “Hoezo een patattenveld”, vraagt ze. “Hebben ze daar dan…” “Nee”, onderbreekt haar vriend. “Een patattenveld zeggen ze tegen een slecht veld. Alsof ze de patatten net uitgedaan hebben.”    Onder de luifel komt gelukkig een andere tafel vrij. Met al die patatten.  

Rudi Lavreysen
0 0

Chips en oortjes

In de trein had ik de deur van het toilet al vier keer dichtgedaan toen het meisje naast ons kwam zitten. De ene na de andere onverlaat weigerde om de deur te sluiten na een bezoek aan het rijdende kleinste kamertje. Ik keek telkens op de toiletpot die eruitzag als een exemplaar uit de gevangenis. “Daar zit je toch ook niet op je gemak”, zei ik tegen mijn vrouw. De grap werd met een licht grijnzen onthaald.    Het meisje droeg oordopjes die men in de volksmond gemakshalve dezelfde naam geeft als het lichaamsdeel waar men ze insteekt. Oortjes. Deze kenmerkten zich omdat ze zonder draad met haar telefoon verbonden waren. Het blijft een gek zicht. Och, als men over pakweg tien jaar een exemplaar draagt met draadjes, heeft men ook bekijks. “Het kan verkeren”, fluisterde ik tegen niemand in het bijzonder.   Het meisje zat amper toen ze een grote zak chips uit haar rugzak haalde. De combinatie van de oortjes en het eten zorgden voor een waar klankspel. Want als je het gehoor uitschakelt, ga je automatisch luider spreken. En eten. "Waar zijn die oortjes als je ze nodig hebt", zei ik.    Bovendien was ze snipverkouden. "Wist je dat een neus vroeger bekend stond als een snotkoker", probeerde ik tevergeefs de aandacht af te leiden. Na een tiental keer zeer luid het neusvocht terug op haar plaats gebracht te hebben, greep ze eindelijk naar enkele papieren zakdoekjes. Er volgde een trompetgeschal waar menig klaroenblazer jaloers op was geweest. "Het ergste moet nog komen. Doe het alsjeblieft niet", zei ik. Mijn smeekbede leidde tot niets. Ik had mijn hoofd veiligheidshalve omgedraaid, maar in de weerspiegeling van het treinraam zag ik het meisje toch naar het resultaat van haar gesnotter in de papieren zakdoekjes kijken.   Gelukkig stond de deur van het toilet open.  

Rudi Lavreysen
22 0

Zeewolde

Vorig weekend stond ik ineens met mijn Hyundai i40 op het dorpsplein van Zeewolde, een pittoreske gemeente in de Nederlandse provincie Flevoland. Allemaal goed en wel, ware het niet dat ik eigenlijk gewoon in de Reetlei van Bonheiden moest zijn. De Reetlei, ja. We zijn allebei volwassen, als ik hier echt zo makkelijk had willen scoren met platvloersheid, had ik wel een afspraak gemaakt in de Poeslikkerkeslaan in Liedekerke, de Pik-in-de-Poepdreef in Hoeselt of l’Avenue du Berenlul Gigantesque in Mons. Maar ik moest in de Reetlei zijn. En daar had ik gestaan, moest het niet voor die smerige wegomlegging zijn.   Echt goed voor het zelfvertrouwen is dat natuurlijk niet, 200 kilometer verkeerd rijden. Maar iedereen die al meer dan 10 kilometer achter het stuur van een gemotoriseerd voertuig heeft gezeten, weet dat het áltijd de schuld is van de borden. Of beter het gebrek aan. Want bij elke omleiding staan er consistent nooit meer dan twee. Eentje aan de start van de werken en eentje aan het eerstvolgende kruispunt. That’s it. Daarna stopt het, waardoor je bij de volgende splitsing meer verloren bent dan Alex Callier op een sympathieke mens-verkiezing. Twee kruispunten en ontelbaar verkeerde beslissingen verder zit er naast jou eentje de papieren in te vullen, in de hoop de scheiding rond te hebben voor jullie mekaar de kop hebben ingeslagen met het brandblusapparaat.   Ik weet 100% zeker dat wegenwerkers een onderling verbond hebben. Een geheim genootschap à la vrijmetselaars, waarin je punten verdient met hoe verder je mensen in de miserie laat rijden. Meer nog, ik ben ervan overtuigd dat ze de grootste oorzaak zijn van gezinsdrama’s, dat ze delen in de winst op onderhoudsbeurten bij garages en dat ze als een soort van onzichtbare influencers werken voor de toeristische dienst van elk boerengat dat hen genoeg betaalt. Verder kan het ook niet anders dan dat ze hun mijlenver reikende invloed hebben gebruikt om de recente verkiezingen in Vlaanderen de verkeerde richting uit te sturen, al heb ik daar nog geen harde bewijzen voor.   Dat dat in deze tijd nog kan gebeuren, denk je dan, verkeerd rijden. Want hoewel Google alles weet en Waze van Google is, weet Waze toch vaak van niks. Afgaande op de wegen dat dat ding mij in het verleden al heeft ingestuurd, denkt de gps-app dat ik met een 4x4 rijd, die Transformersgewijs over putten stapt waarin een klein paard zou verdrinken, en die zich moeiteloos op zijn kant legt voor tegenliggers in die straten van 1,5 meter breed die zogezegd de snelste route vormen. Maar ik geef het toe. Dankzij Waze ontdekte ik ook een eeuwenoude Maya-tempel in Noorderwijk, kwam ik uit op een openluchtsweatshop in Wespelaar waar kinderen Puma-schoenen maken en reed ik plots – met tranen in m’n ogen – tussen een familie giraffen over de verborgen savanne van Erwetegem. Desondanks die boeiende vondsten, maak ik me geen illusies. Waze zit in de zak van de wegenwerkers.   Zeewolde, dus. Behoorlijk klote, waarmee ik niks wil afdoen aan de charme van het dorp. In het kwartier dat ik er was, leerde ik dat de burgemeester er ondanks z’n doordringende jeneveradem en de geruchten over z’n bedenkelijk knuffelritueel met kinderen enorm hartelijk is, dat je er absoluut de kinderboerderij met de driepotige meeuwhondkrokodil moet bezoeken en dat de lokale specialiteit ‘honingfluitjes’ om duimen en vingers van af te likken zijn. Het museum met de gevriesdroogde uitwerpselen van Bekende Zeewoldenaars viel me eerlijk gezegd tegen en kan je gerust links laten liggen.   Terwijl ik de Reetlei aan het ingeven was in m’n gps, vertelde de burgemeester me hoe zwaar hij afzag van z’n scheiding. Zijn vrouw was eruit getrokken met de achterneef van Marco Borsato, die – zo fluistert men in Zeewolde – een nog groter geslachtsorgaan heeft dan dat Alex Callier er een is. Je kan zeggen dat het allemaal de schuld is van z’n vrouw, of van de foto’s van hem en zijn 6-jarig buurjongetje op het dek van z’n boot, maar we weten allemaal dat het echt de schuld is van die vuile wegenwerkers en hun borden. Ik hoop dat de klootzakken er op z’n minst veel punten aan verdiend hebben.

Hans Verhaegen
4 0

Allemaal hupkes

Op een vrije dag zit ik met onze oudste zoon op een terras aan een voorjaarskoffie te nippen. We hebben het over voetbal en andere koetjes en kalfjes. Al kunnen we het beter over honden hebben, want die zijn alomtegenwoordig.  De eerste is een grijze poedel, door zijn baasje losgelaten en tussen de tafels snuffelend, waarbij hij de vriendelijke uitbaatster voor de voeten loopt als ze met een volle plateau passeert. “Pas op hupke”, zegt ze tegen de viervoeter. "Ik dacht dat ze het tegen u had”, lacht onze zoon. Toegegeven, ik ben niet de grootste. De mannen plagen me er soms mee. Maar je weet wat ze over plagen zeggen.  Plots komt er een kinderwagen aangereden. De mama duwt. Als ze zich aan de tafel naast ons zet, zie ik dat er geen kleuter in de buggy zit, maar een hond. Een chihuahua. "Dat is pas een hupke", zeg ik tegen onze zoon. "De kleinste hond ter wereld en genoemd naar de plek in Mexico waar het ontdekt werd. Een Mexicaanse man stond er naar verluidt bijna met zijn sandalen op."  Het lijkt wel nationale hondendag. Een vrouw met een hond aan de leiband stopt aan de tafel. Ze lijken elkaar te kennen. De dames, niet de honden. "Hoe was de reis?", vraagt ze. "Hebben ze zich geamuseerd?" Ik denk dat ze de kinderen bedoelt, maar dat blijkt niet zo te zijn. "Absoluut", antwoordt de andere. "Er zaten meer chihuahua's dan mensen op de bus." "Wij zijn naar de kapper geweest", zegt de nieuwe vrouw. "En de nageltjes laten knippen. Dat deed wel een beetje pijn hè vriend." Bij dit laatste neemt ze het hupke in haar armen. Ik kijk naar het Mexicaanse hondje in de buggy en hoor hem precies “olé” zeggen. Maar dat zal wel aan mij liggen.    

Rudi Lavreysen
27 0

De superheld

Ik wandel door de winkelstraat en voor me stapt een gezin. Of tenminste enkele leden uit een gezin. De mama en de ongeveer tienjarige dochter lopen hand in hand. Het meisje huppelt zoals alleen vrolijke kinderen dat kunnen. De jongen heeft een meter voorsprong en draagt een pak van Spiderman. Hij is de kleinste van het gezelschap, maar van huppelen is er bij hem geen sprake. Hij stapt stoer vooruit. Alsof hij wil zeggen: "De papa is er niet bij, die moest werken, maar ik bescherm ons gezinnetje vandaag tegen boosaardige boeven en ander gespuis." "I'm Batman", zegt plots een stem mijn hoofd. Het is de stem van onze jongste. Het kostuum van Spiderman doet me aan onze favoriete superheld denken. Na het voor de zoveelste keer bekijken van een Batmanfilm zeggen we het nog dagenlang. “I’m Batman”, met die typische zware stem, zoals die van een verstokte roker. Nee, verkleden als Batman doen we ons niet. Maar er totaal in opgaan, ook al kennen we de films uit het hoofd, dat wel. Al blijft het een jongensding. Als ik tegen mijn vrouw “I'm Batman” zeg, zie ik ze denken: "Ja, het zal wel, kuis het bad dan maar uit, gij badman."  Net als ik in winkelstraat op mijn bestemming wil afslaan, gaat de kleine Spiderman tegen de vlakte. Hij zet het op een huilen, want een val op die harde straatstenen doet ook bij superhelden pijn. Het troosten is voor mama. Ze kunnen dat op een manier waarbij het heldendom zelfs bij een wenende Spiderman overeind blijft. Hij plakt aan haar zoals de echte Spiderman dat in de film doet, maar hier tegen een schouder in plaats van tegen een gebouw. Ik zie hem nog net wat tranen en snot aan mama's schouder vegen. De held.  

Rudi Lavreysen
0 0

De collega

Beste dagboek,Er hingen nog altijd gewichtjes aan mijn oogleden op het moment dat ik na de derde snooze uit bed strompelde. We zijn ondertussen twee weken verder, maar ik moet nog altijd aan hem denken. Zijn glimlach, de manier waarop hij in zijn kist rust uitstraalde, de laatste keer dat ik hem iets toevertrouwde terwijl iedereen al weg was op het kerkhof. De dood van opa viel me ook vanochtend weer zwaar. Spijtig genoeg kon een hete douche dat rotte gevoel niet wegspoelen.Het eerste lesuur viel nog mee. Tijdens de toets van WO liep ik rustig de klas rond. Mijn gedachten dwaalden af naar het koolmeesje dat op de vensterbank was komen zitten. Het observeerde Jens die zijn toets veel te snel aan het invullen was en plots riep: “Ik ben klaar!” Hoe dikwijls had ik hem al niet gezegd om niet door de klas te roepen. Ik liet het voor één keer zo…De wiskundeles was een rommeltje. Mijn instructie ben ik drie keer herbegonnen, onderbroken door de secretaresse met een vraag over de warme maaltijden en de directie die een pestprobleem kwam aankaarten. Het gezellige geroezemoes tijdens het maken van de oefeningen vloeide ongemerkt over in luid gejoel. “Mag ik naar toilet?” Twee pennenzakken vallen op de grond. “Juuuf! Juuuuf!” Ik barst: “Kan iedereen verdomme eens stil zijn?” Saved by the bell!Had ik zonet gevloekt tegen de kinderen? Ik sleepte mezelf naar de leraarskamer in de hoop dat een fletse kop koffie die krop in mijn keel kon wegspoelen. De blik van Aïda kruiste de mijne. Ze merkte onmiddellijk dat mijn emmertje overgelopen was. Een knuffel… en dan die bevrijdende woorden: “Zal ik jouw klas het komende uur overnemen? Ik heb toch een springuur.” Wat zou ik niet zijn zonder die schatten van collega’s? Jullie maken deze job zoveel fijner dan hij al is! Dankjewel allemaal! juf Dina uit Oost-Vlaanderen

Dagboek van een leerkracht
15 0

Buiten!

Liefste dagboek,Het was weer zover! Een slaande deur en weg was hij. De trigger van deze woedeaanval? Daar had ik het raden naar... maar Leon was voor de zoveelste keer de klas uitgelopen. Ik hoorde hem met geërgerde stappen de trap aflopen. De deur naar de speelplaats gaf een luide knal. Voor de zekerheid stuurde ik Halima achter hem aan. Enkele minuten later keerde ze terug met de boodschap dat Leon zijn ‘vluchtroute’ genomen had. Hij kwam tot rust in het time-outtentje bij de zorgcoördinator.Het deed me terugdenken aan de verdwijning van Radja. Nooit vergeet ik de angsten die ik toen heb doorstaan.Ik was net gestart als leerkracht. Mijn grootste werkpunt: de klas tot rust brengen. Een paar leerlingen, waaronder Radja, vonden het hilarisch om me uit te dagen. Zelf had hij een kort lontje én een klein hartje.Agenda’s invullen... het grootste rommelmoment van de dag. Hij vond het nodig om net dan luidkeels te protesteren tegen huiswerk.“BUITEN!” Dat waren mijn woorden. Toen ik iets later met hem wilde praten, was hij verdwenen. Hij had mijn uitval heel letterlijk opgevat en was de school uitgelopen.Urenlang hebben we hem gezocht. Verschillende doemscenario’s spookten door mijn hoofd. Een ongeval? Of erger... ontvoerd? Vergeet niet dat we ons in het post-Dutroux-tijdperk bevonden.Om 21.30 uur kregen we het verlossend telefoontje van zijn ouders. Ik barstte in tranen uit. De jongen had zich verscholen in een afgelegen boomhut. Hij was bang voor de reactie van zijn ouders op de nota die ik in zijn agenda zou schrijven. Uiteindelijk had hij besloten om naar huis te gaan, maar was verloren gelopen. Een vriendelijke buschauffeur had hem opgepikt en thuis afgezet.Sindsdien heb ik geen kind meer uit de klas gezet.Juf Evelyn uit Antwerpen

Dagboek van een leerkracht
2 0

26 mei

Pfffff dagboek,   In al die jaren heb ik veel ideeën en ministers zien passeren. En neen, ik ben geen ouwe taart die tegen verandering is! Ik heb elke onderwijsverandering omarmd met één en hetzelfde doel: een betere school creëren voor mijn leerlingen. Toch heb ik keuzestress voor 26 mei, omdat de blokkentoren op hol geslagen is.   Elke onderwijsminister geeft zijn opvolger een mooie blokkentoren cadeau. Op een stuntelige manier bouwt elke volgende minister verder in de hoogte. In plaats van de fundamenten te verstevigen. De toren staat wankel, maar houdt stand.  De ene minister plaatst blokken langs de rand om alles terug in evenwicht te brengen. Terwijl de andere er hier en daar een blokje tussenuit haalt. De onderwijstoren doet sterk denken aan een gigantische Jenga. Het bouwwerk lijkt te veranderen, maar fundamenteel blijft het hetzelfde.    Iedereen kijkt vol verwachting uit naar de minister die de fundamenten van dit knutselwerk zal aanpakken. Even lijkt dat ook zo: de mooie inclusiegedachte zal de toren verstevigen aan de basis. De minister breekt alles af en gebruikt nieuwe blokken als fundament. Maar door besparingen kan ze enkel cilindervormige blokken kopen.  In plaats van die blokken als statige zuilen te gebruiken, zoals bij de Akropolis, legt ze ze op hun zijkant. En tot ieders verbazing bouwt ze bovenop die onstabiele fundamenten de oude toren gewoon weer op. Het doet me een beetje denken aan die aflevering van De Mol, waarin Elisabeth haar blokkenbouwsels maar niet onder controle WIL krijgen.   Het resultaat: ons onderwijs loopt nu niet op rolletjes, maar is op hol geslagen. Daarom wil ik zondag liever iets anders doen dan bolletjes kleuren. Ik neem zondag een alcoholstift uit mijn zak en schrijf op de stemcomputer:    “Liefste onderwijsminister-to-be,  Maak die blokkentoren gelijk met de grond! Hij rolt, brokkelt af en valt bijna om. Wees wijs en doe niet zoals uw voorgangers: zoek eerst een architect die stevige fundamenten voorziet, vooraleer u begint te bouwen!“   Nele uit Vlaams-Brabant

Dagboek van een leerkracht
9 0

De boekenverkoper

Ik heb een vaste boekenverkoper op de zondagsmarkt. Natuurlijk is hij ook een boekenkoper. Omdat ik zelf een boekenkoper ben, is dat praktisch. Wacht, ik leg het u uit. Hij verkoopt boeken, maar hij koopt ze ook, op allerhande boeken- en tweedehandsmarkten. Als hij daar iets ziet waar zijn klanten naar op zoek zijn, schaft hij het aan. Dat bespaart ons, boekenkopers, een hoop tijd. "Jij bent toch die Carmiggeltman", zegt hij me tijdens de eerste markt van het jaar. "Klopt. Heb je nog iets?" Meteen heb ik spijt van mijn vraag. We hebben thuis afgesproken dat ik wat minder doe met boeken, wegens plaatsgebrek. Maar het is een beetje als roken. Op de duur doe je het stiekem. Zeker bij de uitgave van Carmiggelt die mijn vaste boekenverkoper me laat zien. "Je zocht toch nog iets?", vraagt hij. "Ja, je mag van dinges altijd iets mag meebrengen", antwoord ik. Met de beste wil van de wereld kan ik niet op de naam van de Japans-Engelse auteur komen. "Die Nobelprijswinnaar", vervolg ik. "Ja, daar zijn er veel van", lacht hij. "Je weet wel, het boek met de butler en zijn vader, op het Engels platteland, tijdens de Tweede Wereldoorlog." "Inderdaad", zegt hij. "Het is verfilmd, met Anthony Hopkins. The remains of the day." Mezelf vervloekend dat ik niet op de naam van de schrijver kom, begeef ik me terug huiswaarts. Plots schiet het me te binnen. “ISHIGURO”, roep ik luid. Als in een kramp. Ik schrik er zelf van. Net als de verkoper van tweedehands gereedschap, waar ik langs sta. Hij denkt wellicht dat ik een klap van de hamer heb gekregen, die voor hem ligt. Ik besluit snel om te zwaaien, alsof ik mijn vriend Ishiguro in de verte zie. Maar ik denk niet dat ik ermee weg kom.  

Rudi Lavreysen
0 0

Influencer

Dromen kunnen wel degelijk werkelijkheid worden, jongens en meisjes. Nationale monumenten staan in lichterlaaie, onze planeet wil ons van haar rug flikkeren, James Cooke is nog altijd niet verscheurd door een roedel uitgehongerde wolven, maar mij gaat het meer dan ooit voor de wind. Ik heb het natuurlijk over mijn 146-koppig leger Instagram-followers, een aantal dat exponentieel is gestegen vergeleken met de 125 die ik er had voor ik columns begon te promoten op dit sociaal medium. Ik moet nog maar een foto van m’n armhaar posten en het ding gaat viraler dan verkoudheden bij jonge ouders. Als nieuwbakken influencer weet ik dan ook als de beste hoe mijn publiek te bespelen voor eigen gewin. Zo vroeg ik mijn volgelingen twee weken geleden naar onderwerpen om over te schrijven, zodat ik ook dat zware denkwerk niet meer zelf hoef te doen. De reacties waren overweldigend, waardoor dit stukje tekst hieronder zichzelf praktisch heeft geschreven. Bij deze een column voor, door en als het van mij afhing ook hartverwarmend diep ín jullie, liefste followers. Op naar nummer 147!   Het zal je niet verbazen dat mijn leven als Insta-sensatie alleen maar voordelen heeft. Zo kan ik het mij ondertussen veroorloven om maar halftijds in loondienst te werken en dat zorgt voor een mooi levensevenwicht. De helft van de week ontdek ik elke middag meer van de prachtige omgeving rond Brussel-Zuid. Deze kant van de hoofdstad is dan misschien niet zo mainstream als pakweg Centraal, toch is de Zuidcoté een aanrader voor wie altijd al eens heeft willen rondlopen op een set van The Walking Dead met meer zombies, ziektes en honger. Mijn inspirerende reisblogpost getiteld ‘De 6 Verborgen Plekjes Rond Station Brussel-Zuid Die Niet Naar Urine Ruiken’ volgt snel. De nadelen van deze omgeving en de job zijn dat ik ondertussen elke zin afsluit met quoi, dat ik sneller reageer op mijn Brusselse roepnaam fils de pute, dan op Hans en dat ik ’s avonds een tussentaal spreek à la ‘putaaain chouke, waarom zijn mijn carotten zo dik gecoupeerd, ’t is comme tu t’en foukes… quoi.’   De rest van mijn dagen slijt ik thuis terwijl ik wat copy of columns tik en wekelijks, zolang de echte, getalenteerde Herman Brusselmans niet dood is, zonder succes bij Humo solliciteer. De voordelen van die halve week thuiswerken zijn dat je je eigen baas bent en dus niemands kont moet afvegen of likken, je nooit nog in je bedrijfsrestaurant op vrijdag visdag ter ere van Jezus een bord rioolfilet achterover moet kokhalzen, en dat je zo veel dwergenporno kan kijken als je wil. Het nadeel is dat je zo veel dwergenporno kan kijken als je wil. Geloof me, om mij tegenwoordig nog opgewonden te krijgen moeten er minstens een hermafrodiete neushoorn met vijf vagina’s en drie penissen aan te pas komen, een 63-jarige bibliothecaresse in een Daenerys Targaryen-pak, een portie ribbekes karamel-pikant van Jan De Volksschilder in Keerbergen, en een pizzabezorger met Dries Van Langenhove-tattoo – z’n anus als de mond van Dries. Helaas zijn die filmpjes enorm zeldzaam, wat mijn productiviteit dan wel weer ten goede komt.   Een paar dagen geleden stond ik zoals gewoonlijk in de Bergstraat van Heist te flyeren in mijn zoektocht naar de illustere vierde lezer van m’n blog. Komt er daar zo’n oude racistische dorpsgenoot – pleonasme, excuses – op mij afgestapt en hij roept: ‘hey linkse rat, zou je dat bestofte holbaardje van je mammie op je gezicht niet eens afscheren? Dat zorgt ervoor dat je er nog harder uitziet als een vieze, linkse rat.’ Nu geef ik toe dat ik niet over straat paradeer in Schild en Vrienden T-shirts met de Vlaamse leeuw-vlag rond m’n schouders gedrapeerd, maar ik dacht toch dat m’n blond haar en blauwe ogen me bij de rechtse Heistenaars – pleonasme, sorry – het voordeel van de twijfel zouden geven. De man in kwestie zag er klaar uit om mij met opengesperde mond op een borduur te zetten, maar gelukkig ligt er in de Bergstraat enkel asfalt en een slecht gelegde kasseiboord. Nog een meevaller was dat er op dat moment drie gekleurde kindjes langs fietsten. Bij het aanzien daarvan kreeg de Heistse führer me daar zo’n woedeaanval dat zijn Jupilerpet van z’n hoofd vloog en zijn stromende okselvijvers de afkondiging van het rampenplan triggerden. Of hij de kindjes uiteindelijk heeft kunnen vangen met dat net dat hij bijhad, weet ik niet. Ik weet alleen dat ik snel mijn matten heb gerold en naar huis ben gegaan met een handvol hansverhaegen.com-flyers, maar zonder vierde lezer.   Onderweg mocht ik nog een hindernissenparcours afleggen tussen borden met affiches die slecht werkende tandpasta leken te promoten. Bij nadere inspectie ontdekte ik dat het verkiezingsborden waren, vol zeepsmikkels van verschillende komaf en overtuiging, maar met dezelfde machtshonger in de fake lachende ogen. Én dezelfde vastberadenheid zich belachelijk te maken voor een paar stemmen extra. Ik durf ervoor te wedden dat er op dit moment ergens een VLD’er flippo’s van zichzelf aan het drukken is, een SP.A’er zichzelf laat filmen terwijl hij staat te swishen in een bejaardentehuis en een CD&V’er een ludiek rapnummer over z’n programmapunten zit te schrijven. En ’t is niet omdat mijn eigen rapcarrière sneller gestorven is dan de gemiddelde babyolifant in Planckendael, dat ik mijn diensten niet kan aanbieden als ghostwriter. Uiteraard tegen betaling, want als ik mijn ziel verkoop, wil ik daar op z’n minst grof geld voor in de plaats. Voor een euro of vierduizend extra, zet ik er zelfs een story voor op the Gram. Ik ben dan misschien wel een sell-out maar als er één ding is dat niet goedkoop is, dan is het mijn 146 volgers droog in hun welgevormde achterste nemen met je partijpropaganda. Respect heet dat en ik ben er zeker van dat dat een van de hoofdredenen is waarom ik in geen tijd zo’n uniek succesverhaal ben geworden op Instagram.

Hans Verhaegen
22 0

Hemelse klanken

We staan op het dak van het MAS en kijken over Antwerpen. "En die kerk met de gekke toren, welke is dat?", wijst mijn Nederlandse compagnon. "Dat is de Sint-Jacobskerk", antwoord ik. "Ze hadden eeuwen geleden het plan om de hoogste toren van Antwerpen en ver daarbuiten te bouwen, maar dat is nooit gelukt. Daarom hebben ze nu die platte toren." "Ze hebben dus een beetje hoog van de toren willen blazen", lacht hij.  We delen een voorliefde voor spreekwoorden. En voor de koekenstad, al is hij er voor het eerst. Als ik vertel dat Rubens in die kerk begraven ligt, wil hij er meteen naartoe. Aan de kerk is de inkom bijna versperd door een bestelwagen van de nationale omroep. “We zijn nog maar een half uurtje open”, fluistert de man aan de inkom. “Daarom is het maar € 2 inkom”. Hij zegt het zo stilletjes dat ik het bijna niet hoor. Maar zo hoort het natuurlijk in een kerk. “Weet je trouwens waar de uitdrukking ‘rijke stinkerd’ zogezegd vandaan komt?”, vraagt mijn metgezel als we aan de grafkapel van Rubens staan. Ik knik bevestigend, maar hij vertelt het toch. “Vroeger werden de arme mensen buiten aan de kerk begraven. De rijke mensen hadden een plaatsje binnen gereserveerd. Maar dat gaf op de duur een geurtje. Hier liggen ze dan, de rijke stinkerds, zeiden de mensen.”    Even later zien en horen we wat de studiowagen van de nationale omroep aan de Sint-Jacobskerk doet. “Een Portugees koor voor de opnames van Klara Live”, zegt de man aan de inkom. “Blijf maar even luisteren”, voegt hij er aan toe. We worden er zowaar nog stiller van. “Dank je wel. Wat een hemelse klanken”, fluister ik. Hij knikt alleen maar. Al meen ik hem ook een moment naar boven te zien kijken.  

Rudi Lavreysen
0 1