Zoeken

De Snorrenclub

Of het een toeval is, weet ik niet. Maar de Snorrenclub van Antwerpen heeft haar clublokaal in de Adriaan Brouwerstraat. Nu moet u niet denken dat ik er lid van ben, al draag ik sinds een aantal jaren wel een snorbaard. Hun clublokaal ligt vlakbij het MAS, het Museum aan de Stroom, waar we net vandaan kwamen. De straat was verkeersvrij gemaakt want er vond een feestje plaats in en buiten “De Konincklijke Snor”. Er werd volop gedanst en gebarbecued door de snorren. “Kom, we gaan een kijkje nemen”, zei ik tegen mijn vrouw. Maar omdat één van ons twee geen snor heeft, besloten we om het vanop een afstand gade te slaan. We zagen diverse snorren. Kleine, grote en heel grote. Zo van die snorren met een krul, u kent ze wel. De dames op de dansvloer, gewoon het midden van de straat eigenlijk, waren ook niet van een snor voorzien, maar mochten gewoon mee feesten. Het bleek de jaarlijkse verkiezing van ‘Snor van het jaar’ te zijn. Wie er met de hoofdprijs is gaan lopen, weet ik niet. Ook niet wat de criteria waren of wat de hoofdprijs was. Maar het feestje was dik in orde in de Adriaan Brouwerstraat.   Juist, ik moet u nog vertellen waarom het een mooi toeval is dat ze in die straat zitten. De schilder Adriaan Brouwer, een generatiegenoot van Rubens, schilderde wel eens taferelen waarbij er een aardige pot bier gedronken werd. De meester van emoties wordt hij genoemd. En veel van de mannen op zijn schilderwerken zijn niet alleen van een gezichtsuitdrukking, maar ook van een fraaie snor voorzien. Misschien moet ik het eens gaan vertellen bij de Snorrenclub. Indien ze me ervaren als lid natuurlijk. Maar dat (ik vermoed dat u deze had zien aankomen) zit wel snor denk ik.  

Rudi Lavreysen
0 0

De tijd laten verstrijken

We zitten te wachten. Of het nu op een bus, trein of vliegtuig is, vervelend is het altijd. Jezelf vervelen of een babbeltje slaan is dan meestal de enige optie. De tijd laten verstrijken en af en toe naar de klok in de wachtruimte kijken, hoe de wijzers stilletjes verder sluipen. Iedereen zit ermee. Ook de tien meiden. Ik schat ze 14 à 15 jaar. Ze praten met een Nederlandse tongval, maar het voorval waarvan we getuige zullen zijn, kan zich bij elke nationaliteit afspelen. Eerst blijft mijn blik nog even hangen op het jeansvest dat één van de meisjes draagt. Ze heeft er zowaar het logo van The Beatles op genaaid. Een groep van lang geleden. Dan gebeurt het. De hele groep meiden krijgt de slappe lach. Ze proesten het allemaal uit. Het is wellicht een weddenschap. Plots draait één van de dames zich om en ze begint de arm te masseren van de meneer die achter hun zit. De man kijkt het meisje vol ongeloof aan, maar trekt zijn arm niet weg. Het duurt amper dertig seconden. De man lacht min of meer schaapachtig, maar zegt niets. Het meisje stopt met masseren, ze draait zich opnieuw om en ze schateren het allemaal uit. De man schudt met zijn hoofd. Hij geneert zich wellicht een beetje. Het opzet van de dames is geslaagd. Uit verveling werden ze vervelend, maar het vond een uitweg.    Dan horen we omroepen dat ons vervoermiddel eindelijk is gearriveerd. De groep zet zich in beweging. Ook de meidenbende, die hun lol nog altijd niet op kunnen. Ik draai me nog even om en zie dat het ene  meisje op haar jeansvest nog een logo heeft staan. Van AC/DC zowaar. Het schiet door mijn hoofd dat deze trip wel eens een ‘Highway to hell’ kan worden.   

Rudi Lavreysen
0 0

Fatal Error: Call to undefined function: hateProgrammers();

Mensen hebben een hekel aan programmeurs. ‘Programmeurs’, vraag je misschien, wat zijn dat? Programmeurs zijn degenen die bandjes en toneelgezelschappen boeken door ze op het ‘programma’ te zetten. Er zijn ook programmeurs die computers vertellen wat ze moeten doen; ze maken ‘software’. Over die tweede categorie wil ik het hebben.   De softwareprogrammeur is een variant van de menselijke soort die rond de jaren vijftig ontstond, decennia niet werd opgemerkt en nauwelijks enige status had, maar sinds de intrede van de personal computer in ons dagelijks leven en de komst van internet enorm belangrijk is geworden. Wat een langdradige zin, denk je. Inderdaad, ik moet me verontschuldigen. Word niet meteen boos vanuit de verwachting dat dit een verhaal wordt over iemand met wie je je niet kan identificeren. Dit is juist het punt dat ik onder de aandacht breng, de programmeur roept een afwerende reactie op. Maar oppervlakkig beschouwd is daar geen reden voor. Kom je in het voorbijgaan op straat een software programmeur tegen, of zit er een naast je in een wachtkamer, dan is er niets aan de hand. Fysiek zijn programmeurs ongevaarlijk. Meestal zijn ze niet indrukwekkend; ze zijn klein, mager of juist dik. Ze krijgen onmiddellijk een verklaring van goed gedrag. Programmeurs met een strafblad zijn zeldzaam, en als ze dat al hebben, zijn ze de bak in gedraaid vanwege een hack bij een bank, en zeker niet vanwege een roofmoord. Ook op feestjes zal de software programmeur geen ergernis opwekken. In tegendeel, hij vormt een welkom contrast met de extraverte alfa-mannetjes. Omdat programmeurs geen succes bij de vrouwen hebben, zoeken ze elkaar op om over het nieuwste software framework te praten, of de voor- en nadelen van de ene computertaal met de andere te vergelijken. Mocht een programmeur wel een vriendin hebben, dan is hij daar zo opgelucht over dat hij niet met andere vrouwen flirt, uit angst zijn kostbare schat voor het hoofd te stoten. De programmeur schittert in zijn bijdrage aan de economische groei. Als er één soort mens is dat zijn arbeidsloon dubbel en dwars terugverdient, is hij het wel. De programmeur maakt hordes werknemers overbodig, zodat het bespaarde salaris van de uitgestotenen weer ten goede komt aan het bedrijf waarvoor hij zijn kunsten verricht. Nu komen we dan toch bij het heikele punt waar ik op aanstuur. Mensen hebben een hekel aan programmeurs. Ik herhaal het nog maar even. Dan weet je zeker dat je het goed hebt gelezen. Aan wie heb jij een hekel? Waarschijnlijk haat je de politieagent die je bekeurt omdat je verkeerd geparkeerd staat en die niet luistert naar je tegenwerping dat er nergens in deze wijk voldoende parkeerruimte is, dat de gemeente rekening moet houden met de bewoners, dat… enz. Nee, niks mee te maken, de agent geeft je een bon en wenst je daarna nog een prettige dag. Vooral dat laatste; om uit je vel te springen. Wat denkt zo’n kerel. Dat je dag nog prettig kan zijn? Om dezelfde reden hebben mensen een hekel aan software programmeurs. Niet hun fysieke gestalte is daarvan de oorzaak, niet hun gedrag in het dagelijks leven of op feestjes, nee, het is de macht die de programmeur via zijn kunsten uitoefent, en die jou, normaal mens, je onvermogen doet beseffen. Zodra je op je werk komt en je de computer aanzet, begint de ellende. Het is alsof je door een doolhof van benauwde straatjes met rare hoekjes en doodlopende steegjes ploegt, door een netwerk van mijngangen en kloven dat de programmeurs voor je hebben bedacht. Elke zoveel minuten zoek je naar de volgende afslag, moet je je weer terug-klikken op je schreden of rondvragen op Google, hopend op antwoord van een andere, tijdelijk verlichte, medegebruiker. De vorige keer kwam je er nog, en nu wil dat ene weggetje, die ene combinatie die de deur opent, je niet meer te binnenschieten. Ondertussen draait je horloge door. Elke dag begeef je je opnieuw in dat digitale doolhof en de dood komt steeds dichterbij. Het zandlopertje dat je vertelt dat de computer het moeilijk heeft, omdat de programmeur hem teveel werk geeft, benadrukt dat nog eens. Telkens raak je stukjes van je leven kwijt die anders besteed veel zinvoller waren geweest. En opeens zijn dan onverhoeds de schermen veranderd, omdat een of andere programmeur aan de andere kant van de wereld het tijd vond voor een ‘update’. Zodra die update de computers bereikt, verliest de wereld tienduizenden mensuren aan gezoek naar de knop om een woord cursief te maken. De computer zuigt je leven op. Neem dat maar letterlijk.   De software programmeurs hebben zich de afgelopen jaren als insecten vermenigvuldigd, en vormen inmiddels een plaag die de samenleving van binnenuit leegvreet. Straks hebben alleen programmeurs nog een baan, en staan de niet-programmeurs toe te kijken hoe de programmeurs de maatschappij overnemen. De haat is wederzijds; de programmeur heeft ook aan zijn prooi, de gebruiker, een hekel, maar dan vaak onbewust. Van jongs af aan als sukkelige nerd genegeerd door meisjes, in wandrek en klimtouwen door gymleraren gemarteld en altijd als laatste gekozen bij teamsporten, neemt de programmeur nu wraak. Geen wraak wordt zo koud gegeten, en zo langdurig genoten als de wraak van de nerd. Er zijn films over gemaakt die uitgebreid uit de doeken doen hoe het lelijke eendje in een zwaan verandert. De nerd trekt heden ten dage aan het langste eind, omdat hij een nieuw stadium in de evolutie vormt; de afronding van het Darwinistische project; de complete overwinning van het intellect op de spierkracht. Toch heeft de ‘broeifase’, zo noemen we het maar even, – de ellendige periode tussen kindertijd en volwassenheid -, onze nerd zo onzeker gemaakt dat dit motief zijn verdere leven volledig beheerst. Eenmaal tot programmeur verpopt, is de oorspronkelijke nerdlarve nog volop aanwezig. Inmiddels gepanserd met een ondoordringbare maliënkolder van variabelen, classes, multidimensionale arrays, booleans, if-elsen, while-loops, for-loops en encapsulated strings, injecteert de programmeur zijn slachtoffers met een verlammend gif, genaamd: ‘onbegrip’. Zijn slachtoffers – de directe slachtoffers noemt de programmeur ‘klanten’ -, hakkelen tegen de programmeur hun ideeën. Hij komt mondjesmaat tegemoet aan die wensen die hij ‘user stories’ noemt, want gewoon Nederlands verstaat en schrijft de programmeur nog slechts met moeite. Onderwijl spint hij de klant in in een web van programmeercode waaruit niet meer te ontsnappen valt. Hij is uiteindelijk de enige die de software begrijpt waar de klant volledig van afhankelijk is. Tot het uiterste getergd zoekt de klant soms zijn heil bij een concurrerende programmeur. Die doet het werk van zijn concurrent onmiddellijk af als rotzooi, en dwingt de klant opnieuw te beginnen met een systeem dat zo mogelijk uit nog meer spaghetti bestaat dan dat van zijn voorganger. Tijdens dit uitmelkproces is de programmeur zelf niet onkwetsbaar. Ook wespen die hun eieren in een spin leggen komen er niet vanaf zonder vleugelscheuren. Soms laat de programmeur een steek vallen. Een geniepig regeltje code gaat dwarsliggen en opeens is er een complete database in het niets opgelost, liggen er duizenden privégegevens voor het grijpen, kan niemand meer inloggen of wordt er een miljoen op willekeurige bankrekeningen gestort. Op zo’n moment heeft de programmeur hartkloppingen en staat de doodsangst op zijn gezicht. Zodra hij zijn fout in de gaten krijgt, begint hij met het verzinnen van een alibi. Omdat niemand anders begrijpt wat het probleem heeft veroorzaakt, komt de programmeur er eenvoudig mee weg. Dagenlang ligt een bedrijfsnetwerk plat door een foute doorverwijzing, een raket ontploft omdat een nul eigenlijk een één had moeten zijn, maar niemand sleept de programmeur voor de rechter. Een bankmedewerker die miljoenen verliest staat een wreder lot te wachten dan de programmeur die gelijke schade veroorzaakt.   Je zal gemerkt hebben dat ik tot nog toe over de programmeur in de ‘hij’-vorm heb gesproken. Maar er zijn toch ook vrouwelijke programmeurs, merk je op. In zo’n geëmancipeerde samenleving als de onze kan het niet anders dan dat ook veel vrouwen dit ‘eerzame’ beroep uitoefenen. Ik moet je helaas teleurstellen. Vrouwen voelen zich niet aangetrokken tot dit vak. Het oplossen van logische problemen ervaart de mannelijke programmeur als de ultieme uitdaging, maar fascinatie met logica is niet het ding van vrouwen; misschien bestaat dit idee zelfs niet voor hen. Ga eens op een afdeling met programmeurs kijken, en je hoort enkel het geklak van toetsenborden. Maar steek je hoofd om de hoek van de kamer ernaast, waar de secretaresses zich ophouden; het gekwetter van een volière valt erbij vergeleken in het niet. Over groepsgedrag gesproken; ik wekte de indruk dat de programmeur een individualist is die altijd solitair zijn ding doet. Dat geldt voor de oudere programmeurs, maar niet voor de jonkies. Veel bedrijven houden er nesten jonge programmeurs op na, die zoet worden gehouden met bedrijfslunches, laptops van de zaak, leaseauto’s en veel schermen op hun bureau. De sfeer van een cultus wordt zorgvuldig gekoesterd (‘hier werken wij met de coolste nieuwe technieken’), zodat de programmeurs worden bevestigd in het idee dat ze helemaal hip en stoer zijn. Dankzij deze hersenspoeling is hun geest volledig bedrijfsbezit en wordt met hun software flinke winst gemaakt. Is de programmeur uiteindelijk, na een lang uitgerekte adolescentiefase, toch volwassen geworden (rond het 45ste levensjaar), dan past hij niet meer in dit soort nesten. De programmeur heeft het niet meer kunnen bijhouden, al die coole nieuwe technieken, en wordt dagelijks bedreigd door jonge mannetjes die zijn alfa-positie als ‘senior’ proberen weg te snaaien. Net als oude gorilla’s verlaat hij zijn roedel om de rest van zijn leven als free-lancer solitair zwervend door te brengen. Het samenleven is onmogelijk geworden met de jonge honden die op de meest kinderachtige manieren naar de nesten werden gelokt middels vacatures als: Dagelijks verzorgde rijk uitgeruste gezamenlijke lunch met vers brood, beleg en diverse salades. Sportieve buitenactiviteiten en een wekelijkse borrel! Onze in-huis BierBot zorgt dat we dit nooit vergeten! Is coderen jouw middle name? Heb jij een passie voor innovatie? Wij zijn op zoek naar een Absolute ontwikkel eindbaas! Wil jij hier deel van uitmaken? Grijp nu je kans! De hoeveelheid uitroeptekens in programmeur-vacatures spreekt boekdelen. Daar wil jij ook bijhoren!   Ja, bijzonder zijn ze, die software-programmeurs. Als een geruisloze invasie van buitenaardse wezens, zo hebben ze zich onder ons begeven, en ontplooien ze nu hun schimmige activiteiten, met als doel de wereld voor de aardbewoners permanent onbewoonbaar te maken.

Vincent Baumgart
33 0

Realiteit

Alsof het leven weer van mij is kan ik weer met opgeheven hoofd doorgaan, Niets vermoedend van wat komen gaat noch van wat zou worden geschreven alvorens  de daggeraad. Elke keer weer gewekt worden door de sluwe harde realiteit die de doorn des tijds overleeft, als zijnde een steen die ergens ligt en enkel door een mensenhand of een beving zou worden verplaatst. Het geklets en geschreeuw dat we dagelijks horen word getemperd door de muziek die ons het asociale oplegt  en nog nauwelijks oog heeft voor de mensen om ons heen. De sleur waarin we leven je kan er bijna niet omheen dan het te moeten toegeven dat we worden geleefd door de huidige maatschappij. Helden superieuren anti helden acteurs en nog vele anderen bepalen de die sleur die we volgen zoals het water van zijn bron tot monding gaat waar het dan nog steeds de onzekerheid heeft van zen stroming die ook wij leven. De ervaringen en herinneringen die we uiteindelijk over houden als wanneer we  onze liefhebbende mensen vergeten zijn, als stof dat word weggeblazen door de wind niet wetend waar het ooit terecht komt. We zijn individuen die soms niet denken aan iemand zelfs uren, dagen, maanden, jaren wetende dat het menselijk in onszelf een plaats heeft gegeven voor diegene  “Het Hart”. Ik durf zelfs te stellen dat ik niet de perfectie zelf ben maar dat velen denken de perfectie zelf te zijn, mijn eigenheid en mijn persoonlijkheid zorgen voor men dromen en fantasieën die sommigen hun verbeelding tarten maar ik ben mezelf. De muur die velen om zich heen bouwen is soms noodgedwongen een schutsel dat door de jaren heen zijn sterkte verliest, en waar het gevoel van waarheid zal overwinnen door de seizoenen heen. Tal van gevoelens en emoties  levenservaringen die we beleefd hebben zullen onze weg tekenen op onze landkaart van het geheugen zonder te weten dat we noodgedwongen omleidingen zullen moeten volgen. Het belangrijkste dat één ieder van ons zou moeten weten mezelf inclusief,  fouten en onwaarheden die we beleefd hebben zaken die we nooit hadden mogen doen enzovoort, we hebben maar één leven waarin we kunnen vergeven. En vergeet niet van het concert des levens heeft niemand en program.     DVE

DVE
0 0

ONS LEVEN

De eenvoud van onze persoonlijkheid in al zijn opportuniteiten word geleefd als waren we op de eeuwige jachtvelden op zoek naar overleving.  De bittere ernst die we steken in ons dagelijkse leven maakt dat we onszelf meermaals voorbijlopen in één dag die maar vierentwintig uur duurt en die wij vullen met het dubbele.  Het idealistische dat we proberen na te leven dag na dag en ons denkbeeldig hoger te stellen dan anderen maakt dat het realistische zijn overwinning nakomt en ons met beide voeten terug brengt naar de wereld van vandaag.  Het digitale dat ons in beslag neemt zodat we het geschreven woord bijna zouden vergeten, waardoor het sociale in ons een deuk krijgt en het asociale gesterkt word  door de steeds groter wordende luxe. De zogenoemde opvoeding die we onze kinderen willen bijbrengen maakt dat het robot achtige leven achter elke hoek gluurt klaar om toe te slaan, alleen de sterksten zullen overwinteren in de seizoens regen van het bestaan. Het theatrale waarvan we denken de regisserende acteurs te zijn komt vaak bedrogen over, de vele kortfilms die we zelf spelen hebben elk hun eigenwaarde met maar één karakter dat de hoofdrol speelt. Menig gevoel of advies zelfs kritiek word gegeven door hen die achten de wonderen der wereld te hebben uitgevonden, het zijn diegene die het hand op het hoofd dienen te leggen en kijken wie er onder staat en alvorens zich te uiten in een woorden zee die vaak het verkeerde teweeg brengt.Het blijven doorlopen en rennen tijdens ons leven heeft zo zijn gevolgen voor iedere van ons door de maatschappelijk druk en de te leveren prestaties lopen we zomaar ons zelf voorbij en dus ook ons leven.   DVE

DVE
11 1

Het mijmermonster in overdrive

Thuisblijven staat niet in mijn lange lijst van hobby’s. Enkele uren Oostwaarts van thuisfront anker ik met mijn vertrouwde busje. Volledig in mijmermodus. Zoals dat vooral kan wanneer je je uit je vertrouwde omgeving waagt. Of wanneer je ‘gewoon’ tijd hebt. De combinatie hiervan maakt dat mijn mijmermonster met vrije teugel kan grazen, springen en dansen, niet zelden in overdrive. Heerlijk is dit! En dat beseft deze geluksvogel maar al te goed.    Anders dan toen ik lang, lang geleden in de renbaan van negen tot vijf liep, speelt mijn leven zich niet meer af in blokjes ‘werkdagen’ en ‘weekends’. Standaard veel te weinig onderbroken door het veel te korte blokje ‘vakantie’. Deze blokken zijn consequent ingeruild door periodes van ‘reizen’, ‘onderweg zijn’, wanneer nodig onderbroken door korte blokjes ‘thuiskomen’. Wat maakt dat mijn leven voelt als een aaneenschakeling van kleine verhaaltjes. Short stories als het ware.   Het huidige kortverhaal zich af ter hoogte van 52° 31.8' N 13° 25.2' O, beter bekend als Berlijn. Waar het hoofdpersonage uren kan verdwalen in de Allee’s tussen immense platanen en statige gebouwen die de grootsheid van deze miljoenenstad alle eer aandoen. Tussen stoere coffeebars en oase achtige parken, tussen hipsters en junkies. Zoals steeds bijgestaan door partner in crime Mila, die kwispelend geniet van de verscheidenheid aan geuren en honden. Minstens even blij, loopt het baasje er bijna kwispelend naast. Met de haviksneus speurend naar LT35’s, Transporters en 508’s en de glimlach nét onder controle. Yep, Berlijn is het Walhalla voor iedereen wiens hart sneller gaat slaan van busjes. En voor fashion-, food-, party-, design-, tattoo- en andere freaks ook natuurlijk.   In deze setting voel ik me meteen een ware Pipi Langkous met een snuifje Alice in Wonderland. Blij als een klein kind sta ik elke paar straten oog in oog met wéér een te stoere bus. Het kost me minimale moeite me in te beelden er in te wonen. Meteen zie ik me er Oost- West- Zuid- Noord-Europa mee doorkruisen. Mijn hart zingt, mijn ziel danst. Ik voel me zo gelukkig als een voetfetisjist die in het zwembad onder de kleedhokjes doorkijkt, bij het zien van zoveel naakte voeten. Me like. De busjes. Niet de voeten(fetisjist).   Mijn mijmerpaard staat scherp. Scherp als het lemmet van mijn trouwe Opinelvriend in mijn handtas. Zoals altijd benieuwd naar de verschillen met Tzie Germans, vraag ik er op los. Statiegeld in plaats van vuilzakken? Cool. Honden niet verplicht aan de leiband. Wunderbar! Wildkamperen getolereerd? Ganz toll!   Mijn traditioneelonproductieve geest gaat zich te buiten aan de rijkdom van creativiteit en de oneindigheid van mogelijkheden die mijn oogjes waarnemen in Berlijn. De kracht van het potentieel. Mijn brein -dat ook wel een ideeënshop voor toekomstige ondernemers zou kunnen zijn- snoept van de overal aanwezige creativiteit.   Wat maakt dat ook hier, mijn hersenactiviteit relatief hoog te noemen valt. Een rustvakantie voor mijn actieve brein is dan ook niet aan de orde, waar ik stiekem blij om ben. Ik voel me namelijk als een roodvleugelvis in het water wanneer ik wandel door het rijk der zinnen, met mijn hoofd zwemmend in toekomstvisioenen. Want zo noem ik het af en toe wel eens, die ideeënstroom...   Maar, hoe heerlijk rondslenteren in de stad ook is dankzij al deze mijmeruitnodigingen, het voelt als een aperitiefhapje. Lekker, dat zeker, maar doet vooral dienst als smaakmaker en voorbereiding om meer van Duitsland te ontdekken. Yep, de natuur!   En hiervoor heb ik mijn andere Partner in Crime: Hannes. We laten de stad en zijn fashion-, food-, party-, design-, tattoocultuur voor wat ze zijn en verliezen onszelf in de natuurcultuur. Kwestie van mijn cultuurbarbarisme -waar ik af en toe van beschuldigd wordt- zo laag mogelijk te houden, stort ik me zonder al te veel tegengespartel in de FKK; Voor de (andere) cultuurbarbaren onder ons: FreiKörperKultur. Een stroming in Duitsland die is ontstaan aan het begin van de 20e eeuw. Het kan gezien worden als het begin van het moderne naturisme, zeg maar. Samen wat natuurcultuur opdoen met deze (voor mij) exotische paradijsvogel, er zijn slechtere manieren om je kostbare nooit meer terugkerende jeugdige tijd mee te verdoen.   Ook hier is het moeilijk om niét te dromen van treehouses, zelfvoorzienend wonen en eindeloze dagen aan het meer en in het bos. Al dan niet in Adam en Eva kostuum. Niet zelden herinner ik mezelf er aan  slechts een half uur verwijderd te zijn van daar waar de wereld gewoon doordraait. En wel aan het tempo dat de meesten van ons zo gewend zijn.  Waarom voelt dit bostempo dan zo natuurlijk? Zelfs na 111 keer al dan niet luidop afvragen, komt er geen antwoord dat toereikend is voor mijn –op dit vlak- kritische geest.   In afwachting van een antwoord dat wél toereikend is, beslis ik om gewoon lekker te blijven dromen. Omdat het kan.   Maar wat met al deze dromen? De dromers onder ons weten echter dat de bijhorende valkuil te zoeken valt in het niet tot in actie brengen van (één van) deze dromen en idee-aanbiedingen. Je hoeft geen SWOT analyse te maken om te beseffen dat je niet alles kan hebben, right? Misschien ontmoet je wel net daarom een exotische paradijsvogel die stevig met zijn voeten op de grond staat. Yin Yang. Zodat dromers kunnen blijven verder mijmeren. Het zou maar zonde zijn om een racepaard op stal te houden, toch?    

angelique
0 0

Het moment

Het toeval bracht ons op een vrijdagmorgen in Averbode. Of all places, zeggen ze dan. Maar wat is het er mooi. En rustig. Toch zeker op een vrijdagmorgen. Op zondag struikel je er over de ijslekkende zondagstoeristen, maar die dag viel het best mee. We waren er zelfs zo vroeg, dat de eerste ijsventers nog moesten arriveren. Dat de dreef in het bos tegenover de abdij in de volksmond de ‘lekdreef’ heet, laat weinig aan de verbeelding over. Ik weet trouwens niet of de paters er zo gelukkig mee zijn, met die ‘lekdreef’. Maar dat terzijde. Na onze wandeling in het heuvelrijke landschap, op de grens van de Kempen en Vlaams-Brabant, was het tijd voor een slok gerstenat en een stukje kaas in “Het Moment”, de taverne van de abdij. Geen slechte naam als je het mij vraagt. Vooral omdat het leven vol belangrijke momenten zit. En omdat je sommige momenten in het leven niet te kiezen hebt.   Zo bleken de kelners van “Het Moment” enkele jongens te zijn die als vluchteling hier waren verzeild. Uit diverse landen, van Syrië tot Afghanistan. Zo stond het ook in het boekje dat op tafel lag. De paters of de bewindslui van de abdij schreven dat ze nieuwe mensen nieuwe kansen willen geven. Geef toe, mooier kan je het niet zeggen. De jongeman die de bestelling opnam sprak al een aardig mondje Nederlands. Zijn collega die ons de abdijproevertjes bracht, had het nog moeilijk. Ook met die vermaledijde Nederlandse taal. De schotel met bier en kaas kwam bibberend op onze tafel terecht. Alsof hij aarzelde of zijn plaats wel hier zou zijn. Ik dacht eraan om het meteen te bevestigen. Maar ‘het moment’ ontbrak. Onderweg naar huis dacht ik nog: toch knap, dat sommige mensen niet aarzelen, om het te bevestigen.  

Rudi Lavreysen
0 0

How to love yourself and why it is so important

Van jezelf houden is zelden een ongecompliceerd proces. We bezitten vaak een onuitputtelijke bron van liefde voor alle mensen die we graag zien, maar dit resulteert vaak dat we onszelf, de enige permanente persoon in ons leven, vergeten. Er zijn dan ook talloze redenen waarom dit zo vaak voorvalt. Meestal zijn mensen bang dat ze narcistisch of egocentrisch zijn wanneer ze positief over zichzelf spreken. Toch is eigenliefde iets volledig anders dan zelfzuchtigheid. We beseffen vaak niet dat we enkel baat hebben bij het liefhebben van onszelf. Wanneer we van onszelf willen leren houden, zullen we dan ook meteen leren om onszelf te accepterenvoor de persoon die we zijn, wat een zeer lastige zaak kan zijn in de maatschappij waar we vandaag in leven. We kunnen deze acceptatie dan ook enkel bekomen door zowel de positieve als de negatieve aspecten te omarmen. Wanneer we ons niet langer schamen voor hoe we eruitzien, zal er ook ogenblikkelijk zelfvertrouwenbij aan te pas komen. Ook zal ons een gevoel van rustbekomen, omdat we geen reden meer hebben om ons druk te maken over wie we zijn. Door al deze nieuwe, positieve gevoelens, zal eigenliefde onverbiddelijk het evenwicht van onze fysieke, psychologische en emotionele staat stabiliseren. Wanneer we van onszelf houden zal de wereld rondom ons ook veranderen. We zullen de dingen, de mensen evenals ons dagelijks leven vanuit een ander en beter perspectief meemaken. Ook als we moeilijkere opgaves voorgelegd krijgen zullen deze minder onmogelijk lijken. Doordat we meer zelfvertrouwen hebben, zullen we onszelf automatisch stimuleren om door te gaan, datgene af te werken en vooral om niet op te geven. Als we in onszelf geloven, zullen we dus meer vooruitgang boeken in het levenen ook niet bang zijnom een uitdaging aan te gaan. Andere mensen zullen ons zien evolueren en meer doelen zien bereiken. Zij zullen ongetwijfeld geïnspireerdzijn door de positieve blik op onszelf en op de wereld. Er zullen altijd mensen zijn die ons bekritiseren en ons met veel plezier een gevoel van onwaardigheid schenken. Ideeën van onhaalbare schoonheid zullen door ons hoofd blijven spoken en we zullen hier en daar een kant van onszelf tegenkomen waar we ons liever niet mee associëren. Er zullen momenten van mislukking zijn en sommige doelen zullen we misschien niet kunnen bereiken. Maar dat is oké. En eens we dat besloten hebben, zal het leven er lang niet meer zo kleurloos uitzien.

Aurélie
0 0

Poppemiekes in de literatuur

Onlangs zei een grijzende man van middelbare leeftijd me dat je tegenwoordig een vlotte, jonge vrouw moet zijn om uitgegeven te worden als schrijver. Vroeger ging het tenminste om de kwaliteit, vandaag gaat het om wat hip is, wat verkoopt. De poppemiekes, die maken het vandaag. Ik maakte dus veel kans, zei hij. Ik hoorde het cynisme in zijn stem. De haartjes op mijn armen kwamen ogenblikkelijk overeind.Beste meneer, je moet helemaal geen jonge vrouw zijn om uitgegeven te kunnen worden. Er komt gewoon eindelijk een beetje meer evenwicht en diversiteit in de literatuur, die al eeuwenlang wordt gedomineerd door oude grijze mannen als u. Geef toe, met een paar uitzonderingen als Virginia Woolf, is literatuur altijd een overwegend mannelijke discipline geweest. Mannen werden serieus genomen, vrouwen zouden beter een beetje gaan koken. Laat het echte denk- en schrijfwerk maar over aan de specialisten. Zo denkt u toch ook, nietwaar? Daar komt nu eindelijk verandering in. Worden er dan minder mannen uitgegeven, vandaag? Neen. Beslist niet. Er worden alleen óók vrouwen uitgegeven. Ik bejubel de Saskia de Costers (jong, vrouw én lesbisch) en de Heleen de Bruynes van onze wereld. Ik ben blij dat jong geweld als Lize Spit en Zita Theunynck het literatuurlandschap openbreken en toegankelijker maken. En er komt stilaan eindelijk ook literatuur van schrijvers met een migratie-achtergrond, zoals Fikry el Azzouzi en Murat Isik (die op de koop toe zelfs de Libris Literatuurprijs in de wacht sleepte). Nee, gender, seksualiteit, leeftijd en origine doen er echt niet toe. En gelukkig maar. Hoe meer diversiteit in het schrijverslandschap, hoe beter. Hopelijk brengt dat ook meer diversiteit in wàt er geschreven wordt en in het soort boeken dat er verschijnt.Klopt, niet alle boeken die vrouwen schrijven zijn hoogstaande literatuur. Maar dat hoeft ook helemaal niet. Bovendien, ook mannen schrijven niet altijd boeken van orgastisch hoge kwaliteit. Dat is misschien schokkend nieuws voor u, meneer. Het feit dat uw werk maar geen voet aan wal vindt, ligt dus niet aan uw geslacht of uw ouderdom. U maakt zichzelf wat wijs. Nog een laatste puntje, nu ik toch bezig ben. Wat we schrijven hoeft niet per se in één of ander hoogintellectuele literaire canon te passen. Literatuur dient om gelezen te worden. Een boek dat goed verkoopt en dat vaak gelezen wordt, dàt is echte literatuur. Los van hoe poëtisch of hoogstaand het werk is. En los van wie het schreef. Enfin, dat is natuurlijk mijn bescheiden mening. Maar die is evenveel waard als die van u, poppemieke of niet.

Annelies Leysen
4 0

Stapelen

Hobby's, die zijn zoals mensen. Je hebt ze in alle maten en gewichten. Af en toe kom je iets tegen waarvan je denkt: "Waar halen ze het?" Zo las ik in de krant over het Europees kampioenschap steenstapelen in Schotland. Ik had niet meteen iets van "dit wordt nu mijn hobby". Toch zag ik er wel de aardigheid van in. Volgens het krantenstuk moet het behoorlijk rustgevend zijn. De kwestie is niet om zoveel mogelijk stenen te stapelen. Zoals je ook wel eens hoort van jongelui die het stapelen van bierbakken onder de knie hebben, waarna ze nog even op de kratten moeten blijven staan. Nee, het is meer een schoonheidswedstrijd. De winnaar was een meneer uit Spanje. Hij had een beetje de look van een mediterende hippie, zoals hij met zijn benen gekruist bij die stenen zat. Met een aantal kasseien had hij een boog gebouwd (zonder cement, spuug of wat dan ook) die vervolgens netjes bleef staan. Evenwichtskunst, zo stond het in mijn dagblad.   Het deed me denken aan een kunstje dat we vroeger wel eens uithaalden. Het had ook met stapelen te maken, maar dan met muntstukken. Als ik me niet vergis zagen we het ooit in de tv-serie Happy Days, uitgevoerd door Fonzie Fonzarelli, ook bekend "The Fonz". Maar laat ons bij de zaak blijven. De bedoeling was dat je één arm omhooghield en vervolgens een aantal centjes op je ellenboog stapelde. Daarna was het de kunst om met je hand het stapeltje munten vliegensvlug op te vangen als je met die arm naar beneden zwaaide. In het begin bak je er werkelijk niets van, maar na een paar keer oefenen kan je alsmaar meer centen opvangen. Wij deden het met kwartjes of halve franken. Daar wil ik vanaf zijn. Nu zou je het met stukken van 5 cent kunnen doen.   Het lijkt me aardig om het nog eens te proberen. Wie me wil uitdagen moet maar een seintje geven. Stel je voor, misschien wordt het wel een nieuwe cafésport. En kunnen we een lokaal kampioenschap organiseren. En de winnaar mag zich een jaar lang "The Fonz" noemen. Het zou wat zijn. Of begin ik nu echt te vangen?

Rudi Lavreysen
0 0

Wat is er aan de hand?

Het lijkt alsof het alleen nog maar over handen gaat. Eerst was er die gelovige meneer die vrouwen geen hand kon geven. Een teken van respect, vertelde hij. Al valt dat misschien moeilijk te begrijpen. Een andere man uit zijn gemeenschap verklaarde het als volgt in de krant: “Het is mijn grootste verlegenheid. Verstaat u dat? Voor ons is de vrouw de belangrijkste persoon in het leven van onze gemeenschap, de queen eigenlijk.” Tja, had dat dan gezegd, dacht ik. Het is me wat met die tradities. Zelf heb ik er niet zoveel mee. Tenzij het over frieten op zondag gaat. Ook in Frankrijk hebben ze geplogenheden. De mannen geven elkaar vriendschappelijk een zoen op de wang. De president van Amerika, die naar eigen zeggen wel eens durft grijpen met zijn handen (grab them …), wist niet waar kijken toen de Franse president hem een pakkerd gaf. Dat was lachen.  Er kwamen nog handen in beelden. Die van Moon Jae-in en Kim Jon-un, hoegenaamd geen Koreaanse vriendjes. Al lijkt het wel de goede kant uit te gaan met hun vriendschap. Ze schudden elkaar op neutraal gebied de hand, die ze vervolgens niet meer losten. Zelfs tijdens het wandelen bleven ze mekaars pollen vasthouden. Twee volwassen mensen die hiertoe bereid zijn, schamen zich niet, meen ik zo. In onze jonge jaren deden we hetzelfde om terug vriendjes te worden. En om iets te beloven zeiden we ‘hand erop’.  Maar ze zijn er ook als bescherming. We kennen het allemaal, als we met de klein mannen op een drukke plek waren. Op de zeedijk, of in een winkelstraat. Schrik dat ze niet verdwaalden. Dan stelden we die ene vraag. Soms zou ik het nog wel eens willen vragen, maar daar zijn ze wellicht te groot voor. Daarom schrijf ik het even op. “Handje?”  

Rudi Lavreysen
0 0

Show me the money!

‘Show me the money!’ schreeuwt Rod Tidwell door de telefoon naar Jerry Maguire, zijn manager en de hoofdpersoon in de gelijknamige film.   ‘Show me the money!’ had de kassajuffrouw in de supermarkt tegen mij kunnen roepen, terwijl ik met zweterige vingers wanhopig probeerde mijn bankpasje in het daartoe bestemde gleufje van de betaalautomaat te stoppen. Het luistert nauw, het past precies. Als je het goed doet, tenminste.   Het was al eerder gebeurd, dat mijn pasje werd geweigerd. Als je te snel bent, werkt het niet. Zachtjes en teder, en met veel gevoel schuif ik het pasje in de automaat. Stik! Weer geweigerd!   Ik voel de ogen van de mensen achter me in mijn rug prikken. Ik durf niet te kijken, om te vermijden dat ik het ongeduld en onbegrip in hun ogen zie. ‘Je weet toch wel hoe je je bankpas in een betaalautomaat stopt?’ Ja, dat dacht ik van wel.   Hoe voorzichtig ik ook probeer, hoe zacht en teder ook, steeds volgt een afwijzing. ‘Onbekende pas’, gevolgd door ‘Magneetstrip lezen’.   Ah, magneetstrips. Het is iets uit lang vervlogen tijden, dat je je bankpas langs een magneetstriplezer moest halen. Deze betaalautomaat heeft niet eens zo’n lezer, volgens mij. Jammer!   Swipen dan? Noem mij maar ouderwets, het idee dat er geld van mijn rekening gehaald kan worden zonder dat ik een code of wachtwoord in kan voeren, gaat mij te ver. Ik doe mijn best, ik heb een mobiele telefoon waar je meer mee kan dan alleen bellen en sms’en, ik zit op Facebook, Instagram en Whatsapp er op los, maar er zijn grenzen.   De kassajuffrouw, moe van mijn vergeefse pogingen, neemt het over. Hoe ze ook probeert, hard of zacht, snel of langzaam, ruw of teder, het helpt niet. En nu?   Ik word naar een andere kassa gedirigeerd, ver weg van de drukte, starende blikken vol medelijden of ongeduld volgen me. Een andere kassajuffrouw, hetzelfde resultaat. Niks! Nada! Noppes!   Daar sta je dan. Tassen vol met boodschappen, klaar om mee naar huis te nemen. Die krijg je niet zomaar mee. Er zit niets anders op dan even naar huis te gaan om mijn portemonnee te halen. Die had ik niet bij me, aan mijn bankpasje had ik toch genoeg? Als-ie het doet wel, ja.   Snel loop ik naar huis, met lege handen. Met een goedgevulde portemonnee kom ik weer terug.   Nog één laatste poging, als ik weer terug ben in de supermarkt. Nee hoor, de automaat blijft halsstarrig bij zijn weigering. Het leven van een columnist gaat niet over rozen.   Ik reken af, contant. Er was een tijd, nog niet eens zo lang geleden, dat dat doodnormaal was. Nu voelt het vreemd, alsof ik iets van mezelf afsta. Alsof het nu ineens geld kost, nu je het ziet in plaats van een anonieme, onzichtbare afschrijving. Anoniem en onzichtbaar, tot je je afschrift controleert. Online, vanzelfsprekend.   ‘Show me the money!’ Nou, dat heb ik dus gedaan.

EigenWijzer
0 0

En als de bom valt

Zaterdag 14 april 2018, 04.00 uur Welk middeltje gebruikt u om de slaap opnieuw te vatten? Schapen tellen? Of andere dieren? Bij mij werkt zoiets voor geen meter. Die nacht was het opnieuw zover. Meestal twijfel ik tussen een boek en mijn telefoon. Het boek was ditmaal een oudje van Gabriel Garcia Marquez: De generaal in zijn labyrint. Over de laatste maanden van generaal Bolívar, die in 1830 uit zijn Colombia moest vluchten. Een verhaal over wat oorlog doet met een mens. Prachtig, maar niet meteen luchtige kost voor het midden van de nacht.   Daarom zocht ik op de tast naar mijn telefoon. En toeval bestaat niet, zeggen ze, want ook daar las ik ook over oorlogstoestanden. Er waren net bommen gedropt op Syrische doelwitten, als vergeldingsactie voor gifgasaanvallen van het Syrische regime. Het is natuurlijk een schande dat chemische wapens nog altijd ingezet worden. Wat zijn we toch hardleers. Ook onze Amerikaanse vrienden hebben ze ooit gebruikt. Meer bepaald in de Vietnamoorlog, om de dichte wouden van dat land uit te dunnen, zodat de vijand zich niet kon verschuilen. Het toeval (het bestaat niet, ik zeg het toch) wilde dat ik de dag voordien een fotoreportage zag over deze ‘Agent Orange’, de naam van het chemische sproeimiddel. Mensonterend gewoon. Nog altijd, want de foto’s bewezen dat heel wat Vietnamezen, Amerikaanse veteranen en hun familie er zoveel jaren later de gevolgen nog van dragen. Die gruwelijke beelden spookten opnieuw door mijn hoofd. Slapen ging nu echt niet meer. De telefoon ging terug naast het bed.   Het was uiteindelijk een liedje dat me in slaap wiegde. U moet weten dat ik een kind van de jaren ’80 ben. De koude oorlog woedde volop in die jaren. De angst voor de bom en de rode telefoon zat nogal diep. Ik was dertien jaar toen ik voor het eerst ‘De bom’ van Doe Maar hoorde. Het is nooit meer uit mijn hoofd verdwenen. Vooral deze regels: "Laat maar vallen / want het komt er toch wel van / het geeft niet of je rent". Hoe noodlottig dat ook klonk, de bom is toen gelukkig nooit gevallen. Ik denk dat deze zinnen uit het liedje me die nacht enige hoop gaven: "Ik heb van alles, maar geen tijd / Ook niet voor heel even / Maar liever weet ik wie jij bent, voordat het te laat is". Poëzie, als wapen tegen de oorlog. Zou dat geen idee zijn? Ik zou zeggen: doe maar.

Rudi Lavreysen
0 0

Een warm dekentje

Ze zijn wellicht niet te tellen. De seconden, minuten en uren die we ooit langs de lijn van een voetbalveld en in diverse sporthallen spendeerden. Koestermomenten zijn het. Onze jongste vergezelde me onlangs op een van die late en koude winteravonden naar een uitwedstrijd van de oudste. We zijn al op veel plaatsen geweest, maar deze voetballocatie was ons nog onbekend. De man aan het loket gaf ons twee tickets. Want de tijd dat de jongste overal gratis binnen mocht, ligt al een tijdje achter ons. Hij is ondertussen de grootste van het gezelschap. Na een snelle opwarmer in de kantine namen we plaats op de bescheiden zittribune. Ik meende met mijn zakdoek over het stoeltje te vegen, maar ik ging toch meteen zitten. Een vuile zakdoek is ook niet echt proper. Achter ons hadden enkele supporters van de thuisploeg postgevat. Hun leeftijd schommelde tussen de zestig en tachtig jaar. Maar ze waren zeker niet te oud om een aantal verwensingen naar het hoofd van de scheidsrechter te slingeren. Van 'vuile zwarte' tot 'paljas' en zelfs 'schele'. De lokale harde kern wellicht. De voorsprong voor onze ploeg, vroeg in de match, was er misschien niet vreemd aan. Even later zagen we een man uit de cafetaria komen. Met in zijn handen een opvallend grote doos. Hij wandelde naar de oudere supporters achter ons en gaf ze elk een warm dekentje. Ondanks al hun geroep naar de scheids bleek het toch eerder de 'zachte kern' te zijn. Ik kreeg het er zelf bijna warm van. Op het einde van de spannende wedstrijd was de zege voor ons. Na een applaus voor de winnende ploeg, dat ons niet bepaald in dank werd afgenomen, keerden we terug huiswaarts. Terwijl de stem op de autoradio de voetbaluitslagen liet horen, vertelde ik mijn medepassagier iets van vroeger. Van toen ik nog klein was. “Het internet bestond niet. Zelfs teletekst moesten ze nog uitvinden. Als je snel alle uitslagen wilde weten, moest je op zondag wel om 17.45 uur naar de voetbaluitslagen op Radio 1 luisteren. Het was een kwestie van stil te zijn, of het was wachten tot Sportweekend en anders tot de krant van maandag.” Ik zag hem in mijn ooghoeken grijnzend naar zijn slimme telefoon kijken. Ook dat voelde aan als een warm dekentje.

Rudi Lavreysen
0 0

Op het gevoel

Het was een mevrouw, daar ben ik zeker van. En het stond in de krant. Maar wie het was, kan ik me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren. Dat zal de leeftijd al een beetje zijn, die vergetelheid. Maar wat ze zei, weet ik nog exact. Ze vertelde dat we in het westen zo gefocust zijn op de leeftijd van de mensen. Dat je dit bijna nergens ziet. Tja, dat klopt ook wel. Niet? Kijk maar in de krant. Je kan geen interview lezen of de leeftijd van de geïnterviewde staat tussen haakjes achter zijn of haar naam. ‘Och’, denk je dan, ‘is die al zo oud?’. We vragen ook steevast aan mensen hoe ‘oud’ ze zijn. Niet dat ik de leeftijd wil ontkennen, maar het is zoals bij de temperatuur. Die zegt ook niet alles. Er bestaat zoiets als de gevoelstemperatuur. Met een beetje wind kan het kouder aanvoelen dan het werkelijk is. Zo is het ook met de gevoelsleeftijd van een mens. De ene dag voel je je dertig, maar de andere dag veertig. En hoe ouder je wordt, hoe lager je gevoelsleeftijd blijkt te liggen. Al schommelt die gevoelsleeftijd natuurlijk enorm, afhankelijk van wat je uitspookt. Een vriend van me zei het onlangs nog. ‘Er zit nog een beetje mist in mijn hoofd van gisterenavond’. Hij was behoorlijk op de lappen geweest. ‘Ik voel me precies tien jaar ouder’. Daarom is dit mijn concreet voorstel. Laat ons niet langer de exacte leeftijd van een persoon afdrukken in de krant. Enkel zijn of haar gevoelsleeftijd. Dus hoe de persoon zich voelt die dag. Zo wordt het lezen meteen wat spannender. ‘Oei, hij voelt zich oud vandaag. Wat zou er aan de hand zijn?’ En laat ik maar meteen de daad bij het woord voegen.      Rudi LAVREYSEN (39), maar morgenvroeg wellicht (55)

Rudi Lavreysen
0 0

Out of the box

Misschien is het erfelijk bepaald. De nietszeggendheden die we soms op tafel gooien. Of is dat bij jullie ook het geval? Vooral grootvader kon er wat van. Ik zie hem nog in zijn zetel zitten. Het was de tijd dat de mensen nog een eigen stoel in huis hadden. Al heb ik die onderhand ook, nu ik er over nadenk. Ik herinner me dat ze vooral tijdens stille momenten naar boven kwamen.  Meestal sprak hij eerst een langgerekte ‘Jaa, jaa’ uit. Gevolgd door een zin als ‘Het wil allemaal wat zeggen’. Ergens diep in mijn herinnering hoor ik hem ook zeggen dat het allemaal iets te betekenen heeft. Dat was formeler en misschien meer voor zondag. Maar wat die ‘iets’ was, heb ik in mijn jonge jaren nooit begrepen. Nog altijd niet trouwens. Nu betrap ik er mezelf wel eens op, dat ik een zin uitspreek als ‘Och, het is allemaal iets’. Zelfs onze jongste maakt er een sport van om na een avond plezier een cliché in de groep te gooien als  ‘dat kunnen ze ons ook niet meer afpakken’. Waarna ze wellicht allemaal de slappe lach krijgen. Och, stoplappen, het is waarschijnlijk iets van alle tijden. In de managementtaal is het dan weer bon ton om moeilijk te doen om niets. Kijk, daar was er al eentje. Want in de plaats van ‘bon ton’ kan je ook gewoon ‘in de mode’ zeggen. Woorden als ‘implementeren’, ‘stakeholders’ of ‘co-creatie’ vliegen je tijdens vergaderingen om de oren. Ik durf wel eens streepjes trekken, telkens als ik een jeukwoord hoor. Onlangs, tijdens een meeting (lap, nog eentje), zei iemand nog maar eens dat we out of the box moesten denken. Ik dacht nog bij mezelf. Maar goed dat zoiets vroeger niet bestond, want grootvader kende een 'boks' alleen als een broek. 

Rudi Lavreysen
0 0