Zoeken

DONDERDAGHOBBY

En ja, natuurlijk hebben wij alle begrip voor de jeugd die zich voor een beter klimaat wil engageren. Ik begrijp ten volle de ongerustheid van onze schoolgaande jongelui, als je ziet hoe wij met onze aarde omgaan, hoe tegelijkertijd de populatie explosief toeneemt en we steeds meer en meer voor voedsel en energie moeten zorgen. Maar dat ze nu juist mits een spijbel- donderdagnamiddag deze bekommernis aan de regering moeten tonen, dat gaat volgens mij een ietsje te ver. Waarom roept die facebook-jeugd elkaar niet op om op hun vrije woensdagnamiddag Brussel onveilig te maken. Minister van leefmilieu Joke Schauvlieghe is dan toch ook op post! Maar eigen vrije uurtjes aan de klimaatopwarming opofferen is waarschijnlijk minder leuk en zal resulteren in een lagere opkomst manifestatie- meelopers die zich aan de stoet aansluiten! Hebben de organiserende meisjes misschien juist elke donderdag een zweetnamiddag lichamelijke opvoeding of een vervelend zwemuurtje? Hebben ze die bewuste namiddag in samenspraak met enkele leraars of leraressen gekozen? Die krijgen dan plots onverwachts een paar vrije uren om hun zware arbeid takenadministratie bij te werken? Al bij de allereerste donderdaghappening sloten zich al een aantal katholieke uniformleerlingen aan de betoging aan. Zij hadden waarschijnlijk juist via bisschop  Bonny vernomen dat ze vanaf nu elke donderdagnamiddag in de godsdienstles terug de bijbel moeten bestuderen. Geloof kan bergen verzetten, maar om nu ineens alleen op God te gaan vertrouwen om onze wereld te redden lijkt ook voor mij een waardeloze gedachte. Dus beseffen die met rooms katholieke religie opgesolferde tieners dat met bidden alleen de klimaatopwarming niet gestopt kan worden. Zij bezitten dan blijkbaar genoeg verantwoordelijkheidsgevoel om niet op de Heer te rekenen, maar dat ze beter resultaat zullen behalen door met een plakkaat “Red onze aarde” voor het Vlaams regering halfrond te gaan marcheren. Ik kan me glashelder voorstellen hoe zo’n godsdienstleraar anno 2019 in een klasje opnieuw het verhaaltje van de schepping moet gaan uitleggen. Eerst schiep god Adam. Dan nam hij, zonder enige vorm van narcose een rib uit Adam’s lijf en daar maakte hij Eva van…Wie kan je de dag van vandaag nog wijsmaken dat Eva, Adam met een appel verleidde? Ja zeker, voor een appel en een ei, schoof zij haar vijgenblad opzij. Adam en Eva kregen vervolgens twee zonen Kaïn en Abel, die elkaar zo snel mogelijk de hersens probeerden in te slagen. En nu gaan er in die godsdienstklas 25 bronstige hormonen- en testosteronvingers omhoog, omdat ze de leraar nu wel eens willen horen uitleggen hoe het dan eigenlijk verder ging.”Hoe kon de overgebleven zoon zich een stamboom bij elkaar vogelen?” Moest hij op een Oedipus-wijze zijn eigen moeder versieren? Of had Eva, zonder dat wij het weten, nog een dochter op de wereld gezet en moest Abel incestueus met zijn eigen zuster aan de slag?  25 hitsige tieners, die ’s avonds al op hun smartphones  naar porno liggen te loeren, kan je zulke onzin niet meer op de mouw spelden! En dan dat ander sprookjesverhaal over die man die van alle dieren een koppeltje op zijn ark meenam. Keek Noach heel gepast onderaan of er telkens twee, van elke sekse eentje, inscheepten en of er geen twee homofiele pinguïns bijzaten? Twee giraffen, twee olifanten, twee kamelen, een stier en een koe, een kat en kattin, twee muizen…grrr één muis, enz. Je kan de tieners van nu toch geen knollen voor citroenen meer verkopen? Wie gelooft die bijbel onzin nog?  Het is toch evident, dat die studentjes liever een kilometer of twee spijbelend door Brussel stappen in plaats van een verhaal aan te moeten horen over een vent die samen met een meute hersenloze naïevelingen, 40 jaar lang door het woestijnzand  ploeterde op zoek naar het beloofde land. In de 21e eeuw kan je zulke parabels toch niet meer vertellen zonder dat men de wenkbrauwen optrekt. Zo’n gps-loze machoman, die 4 decennia lang aan een stuk weigert te luisteren naar zijn vrouw die wel over een degelijk portie oriëntatie beschikte en die al na de eerste week zei dat hij bij de allereerste Sinaï- rotonde de eerste afslag moest nemen en niet telkens moest rondlopen tot de vierde uitrit. Het beloofde land had dus bijgevolg al 39 jaar, 11 maanden en 21 dagen  vroeger kunnen ontdekt zijn. Dus bij deze begrijp ik onze milieuspijbelaars wel een beetje, maar zijn diezelfde tieners ook ineens bereid om de nodige consequenties voor een beter klimaat vol te houden? Worden ze nog elke morgen door ma of pa met de auto aan de school afgezet of nemen ze de milieuvriendelijke fiets? Willen ze, om de CO2 uitstoot van de veestapel te verminderen, ook hun steak met pepersaus, gemarineerde varkenshaasjes en burger King hamburgers opgeven en worden ze nu allemaal vegetariërs? Om hun biologische voetafdruk te verminderen, weigeren ze dan nu boontjes uit Senegal en in januari Spaanse aardbeien te eten? Verplichten ze hun ouders om alleen Belgische bio -producten te kopen en houden ze dat later op kot ook nauwgezet zelf vol. Gaan ze, nu vaststaat dat huisdieren even veel uitstoot hebben dan dieselauto’s, hun honden en katten naar het asiel brengen en er zeker geen nieuwe voor in de plaats nemen? Dieselen ze, tijdens de kerstvakantie nog met ma en pa mee richting wintersporten?  Bedanken ze tijdens de zomervakantie voor het vliegtuigreisje richting Turkije of naar de Egyptische Rode Zee en verwerpen ze city tripjes naar Barcelona of New York? Gaat het donderdagnamiddag klimaatbetogen verder tijdens de krokus- en de paasvakantie of is het milieu dan ineens een stuk minder belangrijk? Ik ben alvast benieuwd! Wij zijn ondertussen een paar dagen op Tenerife. Wij wandelden vandaag in Los Cristianos en hebben lekker op verschillende terrasjes gezeten. Op een paar uur tijd hebben wij opnieuw onze jaarlijkse dosis Afrikaanse negerleurders, vol getatoeëerde Brexitgangers, gehandicapte rolstoelhooligans en tonnen lillend, trillend en hangend seniorenvlees in vijftig tinten bruin, zien passeren… wordt vervolgd.   Sim, Costa del Silencio, Tenerife  16 januari 2019 www.neswmonkey.be/sim

Sim
3 0
Tip

Niets is wat het lijkt. Relaas van een bijzondere ontmoeting.

Ik woon dicht bij de Scheldevallei, aan de voet van de Vlaamse Ardennen, een regio die erg geliefd is bij fietsers en wandelaars. Met een paar locals verken ik af en toe de streek via wandelpaadjes langs poelen, vijvers, weilanden en bossen. Wandelen vind ik heerlijk: zowel om te genieten van de natuur als van het gezelschap. Zelfs wanneer we zwijgen, zegt de stilte vaak zoveel meer. Stilte vertraagt, zet de mallemolen tussen je oren even on hold en verscherpt je zintuigen.   Afgelopen zondag had ik er weer zin in. Ik vertrok onder een staalblauwe hemel met een stralende winterzon die haar best deed om de lente - veel te vroeg - te verleiden. Deze keer ging ik alleen op pad. Ik pijnigde mijn geheugen om mij de weg te herinneren naar een prachtige vijver, afgeboord met een rietkraag en wilgen. Het kostte mij wel wat moeite want het is een goed verborgen pareltje. Na een paar kilometer zag ik eindelijk de vijver tussen de bomen. Ik genoot van het heerlijke, winterse tafereel. Stil was het zeker niet want ik hoorde de vogels uitbundig fluiten. Ik wist dat er ergens aan de waterkant een kijkhut lag. Na een beetje zoeken, vond ik een kwakkel, houten brugje dat naar de hut leidde. De hut is vooral bedoeld voor vogelspotters. Ik ben absoluut géén vogelspotter. Ik kan met moeite een huismus van een koolmees onderscheiden en ik weet dat een vlieg geen trekvogel is. Tot zover reikt ongeveer mijn ornithologische kennis. Toch kan ik erg genieten van de schoonheid van die beestjes.   Door het natte weer van de afgelopen weken hing rond de zolen van mijn wandelschoenen al een even dikke laag modder en aangestapte aarde. Voorzichtigheidshalve hield ik mij links en rechts vast aan de reling van de brug en stapte voetje voor voetje naar de hut. Ik trok het gammele, piepende deurtje open. Ik dacht onmiddellijk aan het ‘Schurend scharniertje’ van Jos Ghysen, voor wie zich die tijd nog herinnert. Mijn gemijmer stokte al snel toen ik in de hut een oude man zag zitten. Hij keek niet op. Zijn ogen tuurden over het wateroppervlak. Ik twijfelde even of ik rechtsomkeer zou maken, wat ik overigens onbeleefd van mijzelf zou vinden, dan wel of ik zou blijven. Ik koos voor het laatste en schuifelde een beetje onwennig naar het midden van de hut voor een beter zicht op de natuurpracht. Met zijn ene gestrekte wijsvinger voor zijn mond, gebaarde de oude man met zijn andere hand om naast hem te komen zitten. Zijn gehavende handen verraadden noeste arbeid. Zwijgend nam ik naast hem plaats op het bankje. Ik leunde een beetje achteruit. Vanuit mijn ooghoeken sloeg ik hem gade. Hij deed mij denken aan de opa van ‘Heidi uit de bergen’: beetje nors voorkomen, een bruine, velourse broek, een zwarte rolkraagtrui waar een kolonie motten had huis gehouden, een kakigroene jas en een dikke, grijze haardos die om een kapper smeekte. Net zoals de opa van Heidi had hij een grijze baard, onverzorgd. De broodkruimels van deze ochtend kon ik nog spotten ... Voor de rest spotte ik helemaal niets ... Ik tuurde ook over het wateroppervlak. Ik zocht minutenlang tevergeefs naar wat de oude man zo fascineerde. Ik zag water, dode bladeren, riet, waterplanten, ...   Net toen ik voorzichtig weer wilde opstaan, nam hij mijn arm vast en wees hij naar de waterkant. Tussen het riet zat een koppel eenden. “Wilde eenden” fluisterde hij, alsof hij zijn woorden spaarde om geen geluidsoverlast te veroorzaken. “Cool!” dacht ik ironisch bij mezelf. “Het mannetje maakt het hof” fluisterde hij verder. Ik was niet bijster geïnteresseerd in het amoureuze gevogel, diep verscholen in het riet, maar ik bleef toch zitten. De oude man leerde me nog meer over de verliefde vliegbeesten, onder andere dat ik het mannetje, de woerd, kon herkennen aan zijn glanzende groene kop, een witte halsband en een kastanjebruine borst. De vrouwtjes zijn doorgaans donkerbruin. “De winter lijkt soms doods en stil, maar vergis je niet, alle voorbereidingen voor nieuw leven zijn ook onzichtbaar al aanwezig. In het donker ontkiemt immers het zaad” vertelde de oude man. “Wist je dat de Kelten feestten bij de eerste volle maan in november om het toekomstige nieuwe leven te vieren? Dat leven moet eerst kiemen, rijpen in de donkere aarde” ging hij verder. Ik humde eens om duidelijk te maken dat ik naar hem luisterde. Hij zweeg even, zuchtte diep en ging toen verder: “Zo gaat het ook met ons. Ons leven stopt niet bij onze dood, het kent net zoals in de natuur een cyclus.” Het gesprek kreeg plotseling een heel bijzondere wending. Voor het eerst keek ik hem recht aan in zijn glasheldere, blauwe ogen. Ik ken nog iemand met zo’n ogen ... Ik moest slikken bij de herinnering, de herkenning. Hij zweeg weer even maar bleef mij aankijken met een zachte maar toch doordringende blik. “We zijn hier om te leren, om een beter mens te worden, om te groeien, ons verder te ontwikkelen.” Ik was een beetje overdonderd en wist niet wat zeggen, maar ik begreep, ik voelde, wel wat hij bedoelde. Er hing een bijzondere, diepzinnige sfeer in de hut. De stilte was alleszeggend en oorverdovend. Ik hoorde zelfs de vogels niet meer. Ik vergat de woerd en zijn aanwinst. Ik dacht diep na over wat de oude man had gezegd ... Zijn woorden raakten mij.   Plotseling trok iemand de deur open. Ik schrok. De speciale stemming verdween, alsof ze wegvloog en opging in de natuur. Een nette dame van - ik ben slecht in leeftijden schatten - ongeveer 60 jaar stapte binnen. Ze was van kop tot teen uitgedost in een piekfijne wandeloutfit met een berenpoot. ‘Fashionable’ zou mijn oudste dochter zeggen. De dame bleef heel aanwezig in het hoekje van de hut staan. Ze keek me aan met een blik van ‘vertrek nu maar, IK wil nu op het bankje’. De oude man keek ondertussen weer strak en zwijgend voor zich uit. Ik hoopte zo dat de dame weer zou afdruipen. Helaas pindakaas ... Opeens rinkelde luid haar gsm. Het irritante lawaai stond in schril contrast met de natuurgeluiden. Ze nam op en begon met een schelle stem te tateren. De optie om terug naar buiten te gaan, overwoog ze duidelijk niet. En het leek er ook niet op dat het gesprek snel zou aflopen. Ik bedankte de oude man voor het bijzondere gesprek en verliet de hut.   De rest van mijn wandeling was ik verzonken in wat hij mij had verteld over de natuur, het leven en de dood. Waarom vertelde hij mij uitgerekend daarover? Het is toch geen koetjes-en-kalfjes-onderwerp voor vreemden die elkaar nog nooit eerder spraken. Of had ik hem al eerder ontmoet? Was onze ontmoeting geen toeval? Net voor ik de bebouwde kom weer naderde, kwam ik de dame uit de hut weer tegen. Ze leunde op één been tegen de koffer van haar mooie SUV en wisselde haar wandelschoenen voor een proper paar. Ik knikte en vroeg tijdens mijn passage wat ze van de hut vond. “Ik ben niet gebleven. Ik betrouwde die rare man voor geen haar.” Ik knikte nogmaals beleefd en stapte verder. “Je weet niet wat je hebt gemist” dacht ik bij mezelf. Niets is wat het lijkt ... Meestal toch.

Hilde Bours
48 1

Gast

We moeten het dringend eens hebben over de grootste schending van de mensenrechten sinds de mensenrechten. Die gruwelijke trend die getuigt van zo’n barbaarsheid dat hij kinderverkrachting, terrorisme en de oprichting van De Romeo’s degradeert tot kattenkwaad. Misschien maak jij je er ook schuldig aan. Natuurlijk maak jij je er ook schuldig aan! Inderdaad, we moeten eens praten over die compleet, on-bruik-bare microlavabo’s in mensen hun gastentoilet.   Ik heb geen grote handen. Waarschijnlijk zeg ik daarmee zonder het te weten dat ik weerzinwekkend klein geschapen ben, maar ik hoor mijn vrouw niet klagen. En de jouwe ook niet trouwens. Nu ja, die van jou wel, maar dan in de zin van: ‘Mijn man heeft dat nog nooit gekund bij mij, Hans. En zeker geen vier keer in anderhalf uur. Misschien moet ik dat op z’n personeelsfeest maar eens zeggen tegen die fake blonde Vanessa van HR als ze weer op zijn zaad staat te azen met haar smerig paardenbakkes.’ Magische handen? Absoluut. Grote, nope.   Kan iemand mij dan eens uitleggen waarom ik tegenwoordig in geen énkele gasten-wc nog de handenwasbeweging kan maken, zonder mijn rechterhand kreupel te raspen aan de straalbreker van de kraan en terwijl dat kot onder water te zetten alsof de loodgieter de sifon is vergeten? Heb ik het Koninklijk Besluit gemist dat zei dat het alleen nog toegelaten is om scháálmodellen van lavabo’s te kopen? Of heeft heel België collectief beslist dat handen wassen nichterig is en heeft Bibi Smetvrees hier nog altijd niet door dat die dingen er enkel pro forma hangen, zoals dichtgenaaide vestzakken, Fort Escort-spoilers en het ‘Welkom in Ninove’-bord?   Drie weken terug, tijdens een etentje bij vrienden, was ’t weer van dat. Toen de obligate gezelschapsspelfase van de avond was aangebroken, zag ik m’n kans schoon om aan de teamverdeling te ontsnappen door m’n blaas vol zure dozenwijn te gaan ledigen. Tot zover alles oké. Ik doe proper m’n ding, knoop m’n broek dicht, draai mij een kwartslag en daar hangt hij. ‘Fancy zeepbakje,’ dacht ik. Tot ik zag dat er geen zeep in lag en er een kraan boven hing. Een halve minuut later sta ik hyperventilerend te staren naar de tsunami-restanten op de grond, de muur, mijn hemd, broek, schoenen en het plafond. De lavabo is droog gebleven.   M’n gedachten schieten alle kanten uit. ‘Mijn vrienden gaan denken dat ik half hun huis heb ondergezeken. Zij wéten niet hoe zacht en respectvol ik die bril naar boven heb gezet. Hoe ik met de vaste hand van een hartchirurg heb gemikt om geen enkele druppel nog maar in de buurt van de rand te laten komen. Al wat zíj zien is hoe hun gastentoilet veranderd is in een voetbad vol zeik.’ Exact op dat moment gebeurt het. Door een of andere gestoorde kronkel in mijn hersenen, denk ik: ‘Fuck het. Fuck het gewoon! Als mijn imago van propere vriend dan toch om zeep is, kan ik er evengoed volledig voor gaan.’   Ik doe het deksel van het toilet dicht, laat mijn broek terug zakken en pers er met alle macht een halve lasagneschotel en twee potjes tiramisu uit. Daarop schep ik, met de souplesse van een bouwvakker die z’n vijfhonderdste villa invoegt, elke keer wat in m’n handpalm en smeer het uit over de muur. Na tien minuten heb ik ongeveer elk plekje van m’n canvas gevuld en sta ik buiten adem naar mijn werk te kijken. En dan pas besef ik het. Er wáren andere opties. Ik hád die druppels kunnen opkuisen met een paar velletjes toiletpapier. Ik hád kunnen terugkeren naar de rest en hen zeggen dat die spatten in ’t wc en op m’n kleren geen pipi, maar water waren. Dat de lavabo te klein was. Achteraf is het altijd gemakkelijk natuurlijk. Die avond was de laatste keer dat ik Thomas en Femke gezien heb.   Kapot gezocht heb ik mij. Maar ik heb ‘m. De allerkleinste lavabo die ik kon vinden na elke sanitairsite van West-Europa door te lichten. Het ding ziet eruit als een doormidden gezaagd soepbord, je krijgt er amper een wijsvinger in. Sinds vorige vrijdag hangt hij. En langzaam maar zeker pak ik ze allemaal terug. Etentjes dat ik al georganiseerd heb! Geen één gaat buiten zonder dat ik hem of haar langs de pot heb gestuurd met de lopendste chili con carne die je ooit gezien hebt, de eetdag van de KWB inbegrepen. Dat ze godverdomme zelf eens ervaren hoe ze gast na gast tot de waanzin drijven met hun perverse mind games. Ik zweer het je, tegen dat ik deze humanitaire crisis heb opgelost, kan je baantjes trekken in de wastafel van elke wc in België. En dan ga je zien dat iedereen z’n handen wast in onschuld, alsof het nooit anders geweest is.     PS Thomas, Femke, als jullie dit lezen, denken jullie er dan nog even aan om de Doodle in te vullen?

Hans Verhaegen
0 0

Een koud kunstje

  “Godver!” roep ik terwijl ik mijn handen in een reflex omhoog gooi. Bijna was ik uitgegleden! De sneeuw, gisteren nog een bondgenoot in de instagramwedren, is vannacht veranderd in een verraderlijke ijsvijand. Wanneer ik weer bekomen ben, schuifel ik voetje voor voetje verder. Een visioen van hoe mijn oude dag er zal uitzien dringt zich op. Na nog enkele zenuwslopende meters, die in deze koude aanvoelen als kilometers, bereik ik eindelijk het begin van mijn oprit, waar mijn auto staat. Een zielige jammerklacht ontsnapt uit mijn keel wanneer ik merk dat het portier vast gevroren is. Deze ochtend heb ik een meeting, het is belangrijk dat ik op tijd op kantoor ben! Ik zou de ramen al ijsvrij kunnen maken, ware het niet dat de ijskrabber in de auto ligt. “Problemen?” vraagt een bekende stem achter me. Ik huiver. Wanneer ik me langzaam omdraai zie ik Cynthia staan, naast haar fiets. Mijn buurvrouw is altijd net zoals het weer vandaag; ijskoud en op geen enkel moment boven het vriespunt. Haar toon klonk had bezorgd geklonken, maar ik weet wel beter. Haar ogen fonkelen en rond haar mond zie ik een spoor van een grijns. “Tsja, mijn auto is volledig bevrozen. Ik geraak er niet in,” besluit ik haar spelletje mee te spelen. Mijn blik niet loslatend rommelt ze in haar handtas, op zoek naar haar handschoenen. “Doe zoals ik en neem de fiets. Beter voor het milieu….” haar ogen glijden spottend over mijn lichaam “En voor jezelf.” Witheet van woede probeer ik krampachtig een gevatte repliek te bedenken. Pas wanneer ik haar de hoek om zie fietsen geef ik aan mezelf toe dat zij deze slag gewonnen heeft. Het is jammer dat woede niet te meten valt met warmte. Mijn auto zou op slag ontdooid zijn. Ik kijk op mijn horloge en besef dat de tijd begint te dringen. Tegen beter weten in probeer ik de portieren van mijn wagen nog eens te openen. Zoals verwacht zitten ze nog steeds muurvast. Ik neem mijn gsm in mijn ijskoude handen en ontdek op Google dat warm water de snelste oplossing is voor mijn probleem. Wanneer ik me omdraai, om in huis water op te warmen, zie ik uit mijn ooghoek op de oprit van het ijskoude kreng iets glinsteren. Cynthia’s huissleutel! Deze moet uit haar tas gevallen zijn, toen ze op zoek was naar haar handschoenen. In eerste instantie ben ik meteen bezorgd. Wanneer ze vanavond moe thuiskomt van haar werk zal ze ontdekken dat ze in deze vrieskou buitengesloten is. Ik kan er echt niets aan doen dat ik toch een beetje begin te grinniken.   Even later manoeuvreer ik mijn niet-meer-zo-bevroren-maar-toch-nog-steeds-heel-koud-aanvoelende auto voorzichtig langs de brievenbussen, de baan op. Het zou heel makkelijk geweest zijn om Cynthia’s sleutel achter te houden, ze zou gedacht hebben dat ze hem elders verloren had. Ik ben best trots op mezelf dat ik me niet verlaagd heb tot haar niveau. Cynthia kan haar sleutel zo vinden als ze wil. Maar dan moet ze er wel aan denken om onder de reclame in haar brievenbus te kijken. Ik rijd de straat uit en glimlach.

MiMa
0 0

Het is veel waard

“Och, jullie moeten niet ongerust zijn.” Dat zei onze jongste, na een gesprek over zijn weekendje weg met de vrienden. “Dadelijk is het weer van: wacht maar tot ge zelf kinderen hebt, dan begrijpt ge het wel.” Ik zag mijn vrouw een zin inslikken. Ik meende te zeggen dat wij op die leeftijd, zelfs jonger, al een reis naar het buitenland hadden gemaakt. En bij ons zelfs in het pre-gsm-tijdperk. Zou het kunnen dat de voortdurende bereikbaarheid de ongerustheid doet toenemen? Omdat het toen niet mogelijk was. Ouders dachten: het zal wel in orde zijn. Ze moesten vertrouwen hebben.   Zo gaf een meester van onze lagere school, een voetballiefhebber, regelmatig de opdracht om een voetbalkrantje te gaan halen bij een man, die 200 meter van de school woonde. “Bel maar aan en hij geeft het wel.” De herinnering is vaag, maar ik stel me voor dat je dan nog even langs het raam passeerde en je naar de anderen kon zwaaien, die in de klas moesten blijven. Als een ontsnapte gevangene. Nee, beter als een koning. Want je mocht die dag iets meer dan de anderen.   Je zou het nu moeten proberen. De leraar werd publiekelijk gelyncht. Hoe durft hij het? Een kind alleen op pad sturen? Maar misschien wist hij wel exact hoelang we zouden achterblijven? En zou hij ons na tien minuten achterna gekomen zijn. Niemand waagde het om een omweg te maken. Misschien was het wel afgesproken met de man en was het wekelijks hetzelfde krantje. Niemand van de klas die het ooit bekeken heeft. Misschien wilde hij ons die tien minuten en dat vertrouwen geven. Misschien ook niet.   Maar het is een goed gedacht. En je weet wat ze daarvan zeggen.  

Rudi Lavreysen
0 0

Beproeving

  De beproeving, zei je nog. Een inderdaad, het is zondag ochtend en ik kom tot de conclusie dat het een beproeving voor mij is. Ja, dat ook. Niet voor jou of voor jullie, maar voor MIJ. Nooit gedacht dat stilte zo moeilijk te verwerken is, waar ik anders toch van rust hou. Ik wil dat je geniet, en denk dat jou dat aardig lukt. Meer als aardig zelfs…………ik zie je al schrijven: het was erg leuk, ik ben verliefd. Zij is het…………….Ik reken ermee! En ik wil dat ook jij liefde hebt in je leven…………maar waarom doet het zo een pijn?   Hoe komt dat toch? Ik heb mijn handen vol, heb mijn agenda druk geplant zodat mijn gedachten niet kunnen gaan wandelen. En toch, ik heb een ding over het hoofd gezien: de nacht. Als uit de stilte, doodstilte wordt en mijn hersenen beginnen te werken. Als iedereen om me heen slaap, zelfs jij, langs haar………ergens duizenden kilometers van mij vandaan. Zelfs dat geeft me onrust. 3 nachten al slapeloos. Het zijn geen honderden kilometers meer maar duizenden. En dan denk ik: is ook dat een teken? Scheiden ons nu al duizenden kilometers. Waar alles in grote aantallen anders zo leuk was. Bijvoorbeeld meer als 11000 reacties, woorden, emoties en hunkeringen. Sehnsucht grijpt me. Ik kan geen slaap vatten. “Laat het los” zeg ik me zelf. Ik zie jouw woorden voor me: kwel je niet zelf, dat is voor niets nodig en dan ook: ik hou oprecht van jou. Ik glimlach op mijn kussen en tranen rollen over mijn gezicht.   Een triest gevoel bekruipt me. April komt wellicht nooit. Wellicht wijst jouw beproeving uit, dat je me niet mist en dat je in die 6 dagen hebt gevonden waar je naar op zoek was. En ja; ik zou er dankbaar en gelukkig voor jou moeten zijn. Maar hoe werkt dat? Hoe kan ik dat, als het tegelijk betekent dat het los laten is? Opgeven is. Pijn.   Vrienden, dat zou mooi zijn……….vrienden voor altijd. Maar het zou voor mij betekenen dat ik sterker moet worden, misschien moet ik de muur terug optrekken………de muur die jij gedurende maanden steen per steen hebt kunnen doorbreken. Ik voel me kwetsbaar.   Ik loop op dingen vooruit en moet dat laten. Ik zoek verstrooiing. Het is mooi weer!   En dan nog, wat wil ik eigenlijk? Alles wat ik wil, kan niet………..en wat is het eigenlijk wat ik wil. Is het niet zo dat ik alles heb wat men zou kunnen willen?    

Sonja Blondé
7 0

Stadsforum Model NL - Nederlands in Brussel.

Hoe moeilijk kan « Goeiedag, een glas witte wijn graag », « Goeiemorgen, twee boterkoeken” of “Dag, mag ik een zak alstublieft?” zijn – en bij de laatste uitspraak bij een tweede poging in de lucht een tekening van een draagtas maken. Het zijn dagelijkse situaties aan de kassa, op café. Maar soms ook aan het loket voor een rijbewijs, een nieuwe identiteitskaart. Het mag wel gezegd worden dat er meer en meer Nederlands gesproken wordt in Brussel. Als je meer inzoomt op wie het Nederlands in Brussel machtig is, gaat het over mensen zonder Belgische achtergrond, nieuwkomers en dat is buiten de huidige generatie jongeren van allochtone origine gerekend want deze generatie spreekt naast de thuistaal, Frans én Nederlands.   Het blijft me verbazen dat in sommige handelszaken het personeel de eigen producten in het Nederlands niet kent. Ook beleefdheidsformules die de normale omgang met mensen kenmerkt, kennen velen (nog) niet. Niet bepaald bevorderlijk voor het imago van het pand of respect voor de klant. Wijn, boterkoek (en ook al eens chocoladekoek), zak… het zijn toch geen woorden als hottentottentenstoonstelling? Toch is er merkbaar vooruitgang in het Brusselse. Terwijl de kennis van het Frans van de jonge Vlaming en chute libre is, is de kennis van meerdere talen van de Brusselaar in stijgende lijn. Ach, een deel dertig plussers van Franstalige origine zal het altijd vertikken om alleen het Frans te hanteren. So it be. Laten we daar niet bij stil staan. Some folks only see the liter, we don’t miss them when they’re gone zong een Zweedse popgroep 40 jaar geleden. Laten we focussen op wat wel goed gaat, waar we kunnen verbinden, met wie we kunnen verbinden en kijken wie, met goede wil, een duwtje in de rug nodig heeft. Welke mensen een hand nodig hebben. Daar waar politiek verdeelt en niet in staat is de mens centraal te zetten, verbindt taal. Het on hold zetten van de Cocof omdat ze zich bedreigt voelt in hun taalcultuur is daar een voorbeeld van, om maar te zwijgen over Faouzia Hariche wiens houding en dédain voor het Nederlands op zich alleen al de vertaling van politieke onwil is. Zo’n attitudes zouden bij Stadsforum Model NL ook aangekaart moeten worden. En openlijk om uitleg vragen. Wanneer de burgemeester Close in een interview zegt dat hij Nederlands heeft MOETEN leren, met alle respect voor deze man, dan zegt dat toch iets over hoe moeilijk het is voor Franstaligen en bij uitbreiding het Franstalig Onderwijs om Nederlands bij te brengen zoals dat in Nederlandstalige scholen voor het Frans gebeurt. Taal is ook cultuur, de cultuur van de andere. Ik wil hier nog een keer benadrukken dat in Brussel niet alleen het Huis van het Nederlands lessen Nederlands aanbiedt. De Franse Gemeenschap biedt in hun Promotion sociale even kwaliteitsvolle lessen Nederlands aan en we zien ook daar mensen evolueren, schitteren en van zichzelf een twee- of meertalige versie maken. Het Huis van het Nederlands heeft niet het monopolie en ik vind het eigenlijk jammer dat ook hier vandaag weer geen verbinding gemaakt wordt met de leerkrachten NT2 in het Franstalig Onderwijs. Wij staan altijd een beetje aan de zijlijn als het over NT2 lessen gaat. Er wordt nooit samengewerkt en ook wij wisten niet dat dit georganiseerd werd. Conventies met Actiris en vooral met het OCMW moeten beter. Er moet rekening mee gehouden worden dat veel cursisten nooit een klas hebben gezien, nooit van een opleiding hebben genoten. Het zijn niet alleen schitterende kansen die aangeboden worden maar deze overheidsinstanties staan vaak veel te ver van de persoon. Dikwijls zou het wijselijker zijn de persoon eerst een alfabetiseringscursus aan te bieden, in andere gevallen een inburgeringscursus. Conventies tussen opleidingen en Actiris/OCMW zouden moeten functioneren met een leerkracht NT2 als verbindend element. Met alle respect voor de mensen die er werken, maar gewoon mensen naar de klas sturen omdat ze toch een opleiding moeten volgen, cijfers te halen en dit zonder naar de situatie van de persoon te kijken, is geen optie en gaat ten koste van de (nieuwe) burger. Ik mis vandaag deze verbinding. Dus, beleidsmakers, Bruzz en anderen : richt jullie aandacht ook op ons in het Franstalig NT2 Onderwijs, verbind en durf de archaïsche systemen van conventies die enkel uit zijn op “zie hoeveel mensen wij naar de cursus Nederlands sturen” in vraag te stellen en te resetten. Kunnen we overigens eens de cijfers “de réussite” opvragen bij Het Huis van het Nederlands, Actiris en OCMW? Zo kunnen we het eens in het licht van de praktijk (in de winkels, bij de MIVB, aan het loket) houden en onze strategieën meer inhoud en richting geven. Tenslotte een tip : NT2 gaat niet alleen over competenties als spreekvaardigheid maar evenzeer om attitudes. Vorige week ben ik met een nieuwe klas gestart. Ook via een conventie. Drie studenten (terwijl het Huis van het Nederlands vol zit) die amper Frans of Engels spreken. Ze komen systematisch te laat en willen telkens opnieuw vroeger door want er zijn de kinderen of er is een niet al te duidelijke thuissituatie. Thuis wordt er niet naar TV in het Nederlands gekeken, er wordt geen tijdschrift in het Nederlands gekocht, een bezoek aan een bibliotheek levert niets op en het is eigenlijk 120 uur per module in een klaslokaal zitten. Als leerkracht kan je daar uiteraard je ding bij zeggen maar ook de overheid die de persoon naar een les Nederlands stuurt én de persoon zelf moeten meer in verbinding staan om duidelijk te stellen wat de bedoeling en de opzet is om een cursus Nederlands te volgen. Je kan ook tools aanreiken om de thuissituatie en de opleiding beter te combineren en in evenwicht te houden. Vraag de mensen ook naar hun doelen, naar hun goestingen, naar hun dromen in hun leven. Durf van cursisten mensen te maken. Meer zelfs, laat het mens zijn in iedere cursist naar boven komen, verbind met het Nederlands en werk samen aan een project in het leven van de persoon die zich aanmeldt om Nederlands te leren. Neem me niet kwalijk maar er zijn veel mensen die gestuurd worden via deze conventies en waarvan ik overtuigd ben dat Nederlands voor hen verloren tijd is. Bij vele profielen zijn andere opleidingen efficiënter voor het integreren in de maatschappij en het vinden van een werk (en niet alleen een job). Als wij kunnen genieten van loopbaanbegeleiding en werktrajecten om ons optimaal te laten functioneren in het werk dat we doen en wat we willen doen, mogen we ook de anderen een stukje van deze taart geven. Krijgen cursisten en ex-cursisten ook inspraak in deze dag? Ik kijk dan ook uit naar de uitkomst van deze dag.

Erwin Abbeloos
14 1

Kaas

Elke week valt het wel een paar keer voor dat onbekenden mij op straat aanspreken en vragen of dat niet begint te vervelen, zo volmaakt zijn. En dan beken ik dat ik liever wat meer zoals hen was, ja. Die perfecte kaaklijn, dat gebeeldhouwde lichaam en die overvolle hersenpan brengen je uiteindelijk ook maar zó ver. ‘Dat jij zo volks kan blijven, Hans,’ zeggen ze me dan.   Toch ben ik niet die met seks en succes overgoten Jezus waarvoor iedereen mij aanziet. De bewondering van die mensen groeit dan ook alleen maar als ik hen mijn menselijkheid toon, door hen mijn ene grote beperking prijs te geven die al heel m’n leven een bron van ongevraagde moeilijkheden is.   ‘Je lust géén… kaas?! Dus ook geen Edammer, Camembert, Chavroux of zo’n blauwgeaderde Gorgonzola?’
‘Tenzij hij gesmolten is, niet nee,’ antwoord ik hen. De weinigen van wie de mond nog niet was opengevallen door m’n overweldigende verschijning, moeten er op dit moment in de conversatie ook aan geloven.   Het begon als kind. Ik werd naar een, zoals dat meestal gaat in conservatief Vlaanderen, kaasgezinde school gestuurd. Natuurlijk hoorde ik er niet bij en stond ik elke speeltijd ergens alleen tegen de muur terwijl de rest al kaasetend aan het voetballen was. Thuiskomen met stukjes halfgekauwde Babybel in m’n haar, oren, jaszakken, boekentas, kleurdoos, knikkerzakje, turnpantoffels, agenda, kousen, pennenzak, navel en bilspleet was dagelijkse kost. Ik herinner me nog een uitstapje naar de lokale boer dat volledig ontspoord is, enkel en alleen door mijn uitgesproken zuivelovertuiging. Was juf Karin uiteindelijk niet tussengekomen, dan had die gestoorde koeienpooier me omgekeerd in een boom gehangen met een halve bol belegen in m’n luchtpijp en een riek in m’n gat. (nvdr, het gaat hier om de regionale voorzitter van de Vlaamse Blok, ondertussen Kaasbelang, een kaasgezinde vereniging met extreme standpunten.)   Het middelbaar heb ik enkel overleefd door de vriendschap van enkele andere niet-kaaseters. In een stad zijn ze altijd net dat beetje progressiever. Je kon ons er duidelijk uithalen op de klasfoto’s omdat geen een van ons het woord cheese over z’n lippen kreeg. Het schooljaar waarin we klassikaal Kaas van Willem Elsschot lazen, bracht ik grotendeels galspuwend door met m’n kop boven de schoolwc’s en m’n knieën in plassen tevergeefs gemikte kinderpis. Dat jaar viel ik 13 kilo af en kreeg ik het ook bijna moeilijk met yoghurt.   Ook na m’n schoolcarrière is die stinkende kaas me blijven achtervolgen. Zelfs vandaag, in 2019, barst onze maatschappij nog altijd van de ongelijkheid tegenover mijn mensen. In luchthavens word ik er élke keer ’random’ uitgepikt aan de gate voor een laatste security check. Zowat alles wat ik tweedehands probeer te kopen is nét verkocht nadat de verkoper me langs z’n neus weg gevraagd heeft of ik iemand ben die kaas eet. En wanneer vrienden me dan toch eens overtuigd krijgen om met hen een kaaswinkel binnen te stappen, houdt een uit het niets opgedoken portier mij als enige tegen met een ‘sorry, de winkel is vol’. Je mag er zeker van zijn dat ik na het posten van deze column nergens nog aan een job, laat staan een huurhuis, geraak.   ‘Ja,’ zeggen die mensen dan, ‘je hebt gelijk, Hans. Wij, grijze muizen, hebben het als wél-kaaseters nog zo slecht niet. Sorry dat ook wij bevooroordeeld waren, door je onweerstaanbare aantrekkingskracht en intelligentie dan, welteverstaan.’ Ik vergeef het hen – misschien ben ik toch meer Jezus dan ik besef –, neem het gsm-nummer aan van de grootste borsten in het groepje en zet m’n weg verder.   Wanneer ik de kaaswinkel passeer, zie ik de eigenaar op het raam slaan en met z’n wijsvinger over z’n keel gebaren. ‘In 2020 worden we allemaal verdraagzamer,’ zeg ik tegen mezelf, terwijl een traan m’n rechteroog ontsnapt en langs m’n magnifieke kaaklijn op de grond valt.

Hans Verhaegen
0 0

Jehovah

Mijn zondagen zijn me heilig. Daar moet men niet te veel aan tornen. Op de zevende dag wil ik recupereren, bekomen, lichaam en geest op hun verdiende adem laten komen. De zondag wil ik rusten en wil ik nog meer met rust gelaten worden. De zondag wil ik ronddwalen door het huis, op zoek naar alles, niets vinden, en dat vooral niet erg vinden. De zondag wil ik berusten in het lot en in de lethargie van een veel te lang durende winter. De zondag is van mij. De zondag ben ik effenaf een onverbeterlijke egoïst. Eén dag per week is niets teveel. En dan werd er aangebeld. “Godver”, riep ik. Ik ben ook vaak nors op zondagen, zeker als de telefoon toetert of als er aan de bel wordt gerinkeld. Maar norsheid en gevloek zijn maar klein bier in vergelijking met dat wat ons voor eeuwig en een dag onverminderd zal blijven bestoken. Ik bedoel natuurlijk de schuld en de boete. Als de bliksem trok ik mijn broek aan, sleurde een truitje over mijn pompende lijf, en strompelde blootsvoets en ongeschoren naar de voordeur. Voor mij stonden twee vrouwen op middelbare leeftijd, elk in een wat afgedragen mantelpakje. “De wereld gaat om zeep meneer, u leest toch ook de krant. Kijk naar al die rampen, het zijn tekens aan de wand. Het einde van de tijden, dat is niet meer veraf. En dan scheidt onze vader het koren van het kaf.“  “Van met-de-deur in-huis-vallen gesproken”, reageerde ik gevat maar ze waren niet onder de indruk. “Gelooft u?”, onderbraken ze me streng en voor ik het besefte stonden ze al in de gang. ”Gelooft u?”, herhaalden ze en terwijl de ene me recht in de ogen keek was de andere al ongemerkt de leefkamer binnengeglipt. Mijn oudste dochter werkte toegewijd aan een aquarelletje en mijn jongste oefende enthousiast op de blokfluit. Ik toonde hun mijn platen met hedendaagse muziek maar ook met Schubertiaanse, Gregoriaanse en Byzantijnse gezangen. Ik liet hun mijn boeken zien. “Kijk hier, ook de bijbel en de koran.” Ik kreeg onmiddellijk drie boekjes cadeau van de niet genode gasten. Ik vertelde hun dat ik niets anders doe dan met mensen spreken, niet altijd in de gemakkelijkste omstandigheden. Dat ik ook met graagte mijn buren bezoek die een eeuw ouder zijn dan ik, en die elke middag alleeen moeten eten, verlaten als ze zich voelen, door God, onder andere, en klein Pierke. En dat ik het niet kan helpen, maar dat er een paar mensen rondlopen op deze kloot die ik echt graag zie. “Hoe zou ik dat allemaal volhouden mocht ik niét geloven?”, zei ik, bijna buiten adem en zinnen. “Maar uw God, die verschrikkelijke kasteelheer, die ban en bliksem over ons stuurt, dié God, neen, die woont hier al lang niet meer!” En dan hoorde ik het plots druppelen in de gang. Ik dacht: “Het zal toch niet waar zijn, ze zijn wraak aan het nemen, of ze zijn hun terrein aan het afbakenen, zoals honden dat doen.” Ik stoof de leefkamer uit, het mes tussen de tanden. Helemaal klaar om de strijd aan te gaan, In de gang was echter geen enkele van de dames nog te bespeuren. Ze waren blijkbaar middenin mijn tirade ongemerkt en met stille trom vertrokken. Ik stelde wel vast dat mijn bad aan het overlopen was.   © Dirk Vandeweghe

Dirk Vandeweghe
0 0

Beste menselijkheden 2019!

De goede voornemens van het 'nieuwjaar' hebben meestal een houdbaarheidsdatum van 2 weken. Vanaf 15 Januari zit 60% van de wereldbevolking met een rothumeur vanwege collectieve faling, 37% is tegen deze tijd depressief om dezelfde reden en 3% pleegt zelfmoord. Elk jaar opnieuw. Om deze reden heb ik dit jaar afgezien van alle voornemens. Ik heb me erbij neergelegd dat goede voornemens op nieuwjaar geen kloten waard zijn. Als je iets wil veranderen in je leven hoeft dat niet persé rond de jaarwisseling uitgedrukt te worden. Je doet iets of je doet het niet, zonder teveel gezeik en geslijm.  Het is eigenlijk iets om beschaamd over te zijn als we de statistieken bekijken. We maken onszelf belachelijk. De meeste wensen komen niet uit. Je stopt met roken of niet, je verlost jezelf van je overgewicht of niet, je stopt met drinken of niet. Hoe minder verhaal, hoe meer kans op slagen.   Het massale falen van je medemens na nieuwjaar is sowieso een negatieve frequentie om op mee te surfen. Wil je positieve veranderingen aanbrengen in je leven? Dan kan je daar best met nu mee beginnen. Of in augustus.  Augustus is de maand bij uitstek om na te denken over wat je wil met je leven. De lichtzinnigheid van de zomer loopt dan op z'n eind en de aankomende herfst geeft je de juiste atmosfeer om te mijmeren en bezinnen. Een perfecte periode om je nieuwe ideeën post te laten vatten. Tegen de jaarwisseling ben je dan volop ontnuchterd, klaar om te feesten en alle  bullshit los te laten. Als het je gelukt is tussen augustus en januari om enkele veranderingen aan te brengen, dan heb je reden tot feesten. Laat de champagne dan maar rijkelijk vloeien. Vreet je dan maar stijf aan foie gras, hoewel ik dat op elk tijdstip van het jaar walgelijk vind. Bah. Arme ganzen hun zieke lever opvreten.   Wil je vermageren? Doe dat in februari. Je bioritme werkt dan het beste mee. Wil je stoppen met roken? Doe het nu, of je sterft aan een enge ziekte. Wil je meer succes in je leven? Gedraag je er dan nu naar. Wacht niet tot nieuwjaar om het je voor te nemen. Leef of het elke dag nieuwjaar is. Neem jezelf voor, faal, sta op en leef. Accepteer dat een nieuw jaar er geen zak aan verandert als jij niet de kracht vindt om op elke dag van het jaar in actie te komen om je dromen waar te maken en je leven mooier te maken.   Ik wens jou voor de rest van je leven een mooi leven. Neem je elke dag iets positief voor. Slaag en faal.  Accepteer en leef. Dit is mijn wens voor jou en mezelf.   Gelukkig 2019!                                      Heidi Schoefs (www.schoefsheidi.com)

Heidi Schoefs
37 0

Vergeetwoorden

Ik zit aan onze eettafel en blader door een boek met ‘1000 vergeetwoorden om te koesteren’. Het zijn woorden als pertang, schielijk, schobbejak en bijkans. De bijhorende beelden komen als vanzelf. "Ik had pertang goeien troef", hoor en zie ik grootvader aan de ronde keukentafel in het ouderlijk huis zeggen.  Deze dopen ze op vrijdagavond om tot kaarttafel. Ze zitten er met zijn vieren. Het is een beeld van lang geleden. Hij werpt zijn twee resterende speelkaarten theatraal op tafel, waarbij ze een paar keer rond hun as draaien. Het spel kunnen ze niet meer winnen. De overige troeven zitten bij de tegenpartij. Hij gooit zoals een lassowerper, maar dan met speelkaarten in plaats van met een touw. De teleurstelling van het verloren spel dikt hij hierdoor nog wat aan. Alsof het een staatszaak is.  “We hebben toch bijkans acht slagen”, vervolgt vader troostend. Hij is in dit spel de compagnon van grootvader. En dat hij maar drie troeven had, maar wel goede ‘speelkaarten’, waarna hij de zeven gerangschikte stapeltjes met telkens vier kaarten nog maar eens natelt. Alsof het er plots acht zouden zijn. Grootvader vervolgt dat hij ook geen ‘vluchthand’ had. En de nonkel die met vijf troeven durft te passen, is volgens hem een schobbejak. Het is taal en kaarterstaal die je nog zelden hoort.   Tussen het kaarten door vertellen ze verhalen, over de een of andere kennis die schielijk gestorven is. Waarna grootvader ongeduldig vraagt of er nog gekaart wordt. Want met al dat gepalaver komt er van kaarten niets in huis. Gepalaver. Wie gebruikt het nog? Ook dat staat in het boek van niet vergeten woorden en niet vergeten mensen.  

Rudi Lavreysen
40 0

NIEUWJAARSNACHT IN THE HELL HOLE

Waren jullie, net als ik, van die mensen die diep verontwaardigd waren toen Trump over ‘the hell hole Brussels’ sprak?  Fronsten jullie ook de wenkbrauwen toen de Antwerpse burgemeester verkondigde dat onze gemeenschap alleen maar last had met de Berbermarokkanen? Wij kopen op de markt steevast , kruiden, fruit en groenten bij het Marokkokraam en onze e-bikes bij een goedboerende Marokkaanse fietswinkel. Buiten het feit dat ze hun cultuur door onze strot proberen te duwen, trachten de meesten te werken, proberen ze alsnog te integreren, laten hun dochters meer en meer hun sjaaltjes thuis en brengen ze wat multiculturele restaurantjes in ons straatbeeld.  Maar, nu gaan jullie mij toch niet wijsmaken, dat make en pake Marokkenbeek totaal niet weten waar hun legsel zich op oudejaarsavond mee bezig hield? Ik kan me voorstellen, dat als moe Fatima op 1 januari de kamer van haar lieverdjes opende en ze daar drie computerschermen, 5 smartphones met opladers, 10 doosjes antitiotica, 2 flessen Listerine, 5 pakjes Neurofen, 20 dozen condooms, 1 fles shampoo tegen psoriasis en 3 pakjes blarenpleisters ziet liggen, ze zich niet gaat afvragen of  Bolcom en Farmaline ook op Nieuwjaarsdag geleverd hebben. Schiet ze in een Arabische colère en geeft ze Mohammed, Abdul en Bashir onmiddellijk een veeg uit de tagine, omdat ze zich realiseert, dat als haar half minderjarig nageslacht alsnog geïdentificeerd wordt, zij als ouders voor al de schadeclaims zullen moeten opdraaien. Of vindt ze het achteraf wel fijn dat ze nu voor verschillende jaren genoeg gratis paracetamol in de kast heeft staan. Steekt ze straks haar hoofddoekhoofd in het Saharazand als de politie op de stoep staat en zal ze blijven beweren dat haar kroost om middernacht braaf met ma en pa rond de feesttafel zat, met de waterpijp, de thee, de couscous en de baklava. “Ik zweer het!” Hingen ze ook uit het raam toen ze de sirenes hoorden en de blauwe flikkerlichten zagen? Of dachten ze nog steeds heel naïef dat dit het Belgische vuurwerk moest voorstellen? Zien die ouders ’s anderdaags ook die beelden op de televisie, van kapotgeslagen bushokjes en bankautomaten, in brand gestoken auto’s en geplunderde winkels, of zien die huishoudens alleen naar het nieuws op El Jazeera en 2M Maroc? Bij die 200 à 250 kleine criminele eikeltjes die in Molenbeek alles kort en klein sloegen, die een computerbedrijfje en een apotheker plunderden, die politie en brandweer met bakstenen bekogelden, horen evenveel ouders bij die hun crapuulrelschoppers niet in de hand hebben. Eventjes zagen die ouders het licht aan het einde van hun tunnel. Marokko voert dit jaar opnieuw de militaire diensplicht in voor mannen en vrouwen tussen de 19 en 25 jaar. Veel Molenbeekse ouders hopen dat daar hun onhandelbare zonen eindelijk in het gelid zullen moeten lopen en respect gaan leren. ‘Law and order’! Pa Molenbeek haastte zich op nieuwjaarsdag, zo snel als zijn djellaba en zijn babouches hem konden laten spurten, naar de moskee om daar te bidden, dat de leger- oproepingsbrieven sneller in hun brievenbus zouden willen vallen dan dat het Belgische gerecht hun zonen zou kunnen identificeren. Maar hun hoop wordt onmiddellijk de kop ingedrukt als even later het bericht komt, dat de Belgische Marokkanen wel welkom zijn, maar niet naar het leger moeten! En dat is nu juist het probleem van de meeste jeugd, ze mogen maar ze moeten niets meer. Als straks zo’n ettertje toch voor het gerecht moet komen, dan is daar zeker weer zo’n links pro deo advocaatje dat, tegen de meestal vrouwelijke rechter, opnieuw de slechte jeugd breeduit uitspint. Dat zijn cliënt nooit mogelijkheden gehad heeft, dat hij sinds zijn kleutertijd tegen het Belgische racisme heeft moeten opboksen, dat hij als tiener op elk moment, van de dag en nacht, zijn identiteitskaart aan de politie moest laten zien, ook als hij niet op de hoek van de straat drugs dealde en dat dit dus zijn frustratie tegen de openbare macht alleen maar deed toenemen. Dat de rechter moest begrijpen dat zijn cliënt alleen maar een oudejaarsavondmeeloper was. Dat justitie zijn vorige 22 inbraakjes, zijn pesterijen tegenover hoofddoekloze meisjes die hij hoeren en kegs noemde, zijn twee fietsdiefstallen en carjacking en zijn jonge drugsverleden niet weer opnieuw in het vonnis moest opnemen, want dat deze zaken allemaal door de vorige rechters met moederlijke gevoelens en de mantel der liefde geklasseerd werden.  Zo’n advocaat legt dan ook de nadruk op het feit dat zijn cliënt nog een paar maanden onder de 18 is en dat er toch nergens plaats is om criminele minderjarigen op te vangen. En, als de rechter toch beslist om een gevangenisstraf uit te spreken, deze zeker niet in een gewone gevangenis mag uitgezeten worden, want dat dan UNIA en Child Focus heel boos gaan worden. Dus wordt zo’n gefrustreerd macho- relschoppertje weer met een vermanend pampervingertje en een eventuele werkstraf met uitstel opnieuw de straat opgestuurd. Klaar om volgende jaarovergang andermaal keet te gaan schoppen. Het is fantastisch dat eindelijk één Marokkaanse jonge vrouw opstaat en op You Tube, de relschoppers openlijk veroordeelt! Hopelijk wordt ze niet een dezer dagen in een ondergrondse parkeergarage door de ettertjes in elkaar geslagen! Waarom reageren die ouders niet? Waarom trekken die hun losgeslagen haantjes niet aan de oren naar het politiebureel, zodat justitie niet meer al die beelden moet analyseren om hun boefzoontjes te identificeren? Zijn ze het misschien toch eens met de rebellie van hun nazaten? Is Brussel en maw Molenbeek dan toch het hell hole?? Ik heb een gat in de markt ontdekt. In plaats van een cordon sanitaire rond bepaalde partijen te trekken, zouden wij bij rellen veel beter de politie samen met het leger inzetten en een cordon rond het misdadig feestvierdertjescollectief  opzetten, ze bijeendrijven en de kring kleiner en kleiner maken. Vervolgens moeten ze met een plofkofferinkt op alle onbedekte lichaamsdelen mikken. Liefst geen bruin of zwart maar degelijk fluo purper of  metallic biljartgroen. Het wordt min of meer het principe van paintball;  op de ogen bij de bivakmutsen , de handen en het haar onder de houdi’s. Deze verf moet minstens een maand als een schofttattoo zichtbaar blijven. Ze kan noch bij het wassen, het douchen en het haarkleuren verwijderd worden. Vroeg of laat moeten deze ingekleurden de woonst verlaten en kunnen onze ordediensten ze zonder veel problemen oppakken. Een paar aan de school, in het theecafé en sommigen op de hoek van de drugsstraat. Leest de politie mee? Goed idee? Wij sluiten dan al het gepaintball volkje op in een grote kooi, ergens in het midden van de grote markt, waar vroeger de schandpaal stond.  We houden de rechts georiënteerde partijen weg van het event, want die zouden toch maar alleen met bijlen, hamers en bakstenen afzakken, maar we delen rotte eieren uit aan de apothekers en beschimmelde tomaten aan de computer- winkelmedewerkers. We laten de politie wat experimenteren met pepperspray en een beetje traangas. De Lijn en de ‘brandende autoslachtoffers’ mogen zich uitleven met pek en veren en de brandweer mag vervolgens het zootjes lamstraalrelschoppers dag en nacht natspuiten. Het mag zelfs tot ze behoorlijk onderkoeld zijn want thuis ligt toch nog de ganse gestolen medicatie op de kast waarmee ze de opkomende verkoudheden kunnen te lijf gaan. En natuurlijk vinden wij het fijn, dat Adil, Bilal, Kamal , Ish, burgemeester Mohamed en nog zoveel meer nieuwe Belgen de weg vinden om samen met ons een samenleving op te bouwen, alleen spijtige dat op één nacht door een paar asociale nitwits een ganse bevolkingsgroep weer door ons geviseerd zal worden.   Sim, 2 januari 2019, met veel verontwaardiging.          

Sim
42 0

Nieuwjaarsbrief aan mijn tv-provider

Geachte heer, mevrouw   Ik maak er een gewoonte van om in het begin van het jaar enkele nieuwjaarsbrieven te schrijven. Voor mijn familieleden en vrienden, maar ook naar enkele instanties om geheel vrijwillig mijn diensten aan te bieden. Dit jaar viel de keuze op uw firma. Ik weet niet of u zich nog herinnert dat een bepaalde minister op een gegeven moment het kijk- en luistergeld heeft afschaft. "Het is niet meer van deze tijd, een belasting heffen op tv-kijken", verklaarde de minister. De commerciële tv betaalde zichzelf immers al met met reclame en de overheidszender kreeg een jaarlijkse dotatie. Ik kan me niet meer voor de geest halen hoeveel het kijk- en luistergeld exact was, maar het moet zo ongeveer in de richting gaan van het bedrag dat we nu maandelijks betalen voor uw diensten inzake digitale televisie, telefoon en internet. Het moet natuurlijk allemaal betaald worden, dat hoort u me niet zeggen. We kunnen bovendien tal van tv-programma's opnemen met onze digicorder of TV decoder, om ze op een later tijdstip te bekijken.   Alhoewel, daar zit eigenlijk het probleem. Tijdens de eindejaarsperiode zijn er op de nationale zenders heel wat mooie programma's te zien. Nieuwe series, jaaroverzichten, conferences, klassieke films en meer. Het toestel draait overuren. Maar telkens als we meer dan twee programma's tegelijk willen opnemen, krijgen we de boodschap dat er een conflict is. Ik begrijp dat niet. Enerzijds zou het mogelijk moeten zijn, maar ook het woord stoort me. Want meteen verplaatst het conflict zich naar onze huiskamer. Ruzie, omdat iemand zijn of haar geliefde programma moet schrappen.   Daarom stel ik voor om enerzijds de mogelijkheid te voorzien om minstens vijf programma's tegelijk te kunnen opnemen. Voor het bedrag dat we jaarlijks aan uw firma betalen, zou dat toch een optie moeten zijn. Anderzijds geef ik u graag een alternatief voor de term 'conflict'. Dat ligt nogal zwaar op hand. Het betekent letterlijk een 'strijd'. Want denkt u van een 'dilemma'? Dat is 'een keuze tussen twee of meer alternatieven'. Beter, niet? En zachter. Mocht u zich hier in kunnen vinden en het daadwerkelijk gaat toepassen, mag u als tegemoetkoming altijd een bedrag naar keuze aftrekken van mijn maandelijkse factuur. Indien u niet meteen een bedrag kan verzinnen, wil ik dat graag in uw plaats doen.   Steeds tot uw dienst en alvast een vreugdevol 2019.   Met vriendelijke groeten Rudi Lavreysen

Rudi Lavreysen
37 0

De kalender

Ze zijn sneller uitverkocht dan andere jaren. De reden? Ze liggen een paar weken vroeger in de krantenwinkel. Net van kalenders zou je verwachten dat ze op een vast tijdstip verschijnen. We hadden het zelfs op de kalender van dit jaar (die dus vorig jaar bij het boekje zat) genoteerd. Ik krijg de opdracht om bij enkele lokale en bovenlokale krantenventers te informeren. Of er geen exemplaar onder de toonbank ligt. Helaas. Lichte paniek in huis, want geen enkele kalender is beter geschikt om werk- en schooluren op te noteren. De vakantie, afspraken bij de kapper of dokter en wat weet ik allemaal. De vakjes hebben de ideale grootte. Vier regels. Meer kan of mag er op een dag niet gebeuren. De dagen krijgen al een beetje vorm dankzij de kalender aan de keukenmuur. Ik moet toegeven dat het mezelf rust geeft. De dingen zijn geregeld. Het is goed zo. Dat gaat dit jaar dus niet gebeuren. Ik heb al een andere kalender gekocht, maar die blijkt niet hetzelfde te kunnen. Tot er plots het verlossende bericht komt. Er is een uitgave van twee tijdschriften gespot, in een plastiekje, inclusief kalender. Wat een geluk. Het eindejaar kan niet meer stuk. Excuseer me voor de rijmelarij, maar dat is het gevoel.Wat ik me afvraag. Wij noteren op de kalender bij elke dag onze eigen kleine wereld. Zouden de mensen met een iets grotere wereld dit ook doen? Hangt er bij Donald en Vladimir ook eentje in de keuken? Stel dat Melania en Ljoedmila in een vakje bij een bepaalde dag iets noteren als “Babbelen met Assad. De mensen hebben er honger.” Och nee. Wat zou het.Maar kijk. Onze kalender hangt. Voorlopig nog onder die van het oude jaar. Maar hij hangt. Het nieuwe jaar staat klaar. Nu wij nog.   

Rudi Lavreysen
0 1

Stoerdoenerij van het bange hart

Een paar dagen na mijn vertrek. Wanneer mijn planning volgens planning gelopen zou zijn, zat ik al in mijn hut, hoog in de Pyreneën. Met uitzicht over besneeuwde bergtoppen te schrijven over mijn avontuurlijke tocht. Met het knisperend geluid van de houtkachtel op de achergrond en Mila aan mijn voeten. Het leven loopt niet altijd volgens planning. Zeker niet als deze overmoedig en daardoor onrealistisch is. Daardoor vindt mijn dagelijks schrijven plaats in mijn favoriete koffiebarretje in Home Town Mechelen. Waar ik 20% van mijn geplande dag budget spendeer aan een latte. De rietsuiker, het speculaasje, wifi, warmte, toilet en drinkwater maken de 3,5 euro minder pijnlijk. Hoe ben ik in Kaffee-ine beland in plaats van mijn hut, ver boven zeeniveau en minstens even ver weg van de bewoonde wereld? Angst. Naast slechte raadgever ook de bron van deze change of plans. Vol goede moed liet ik Mechelen achter en wikkelde me in het gevoel van avontuur en vrijheid. Helaas sloeg dit haast euforische gevoel al heel snel om naar zijn minder positieve tegenhanger. Niet zo heel erg veel later, nog niet eens de taalgrens voorbij, bracht ik mijn bus noodgedwongen tot stilstand. Geen taferelen met zwarte rook uit de motorkap, al voelt het niet minder erg. Zware migraine. Van die soort dat het tikken van je richtingsaanwijzer voelt als een hamerslag op je schedel. Samen met het kloppen in mijn hoofd, ogen en maag, kwam het overduidelijke besef dat ik mezelf overschat heb. ‘Zwààr overschat’ was misschien wel beter op zijn plaats. Het was te ver buiten mijn comfort zone op dat moment om zonder plan door de vrieskoude alleen tot in de Franse bergen te rijden in mijn nieuwe oude logge 3tonner. “Hoe kan je één jaar alleen gaan reizen als je de tocht naar de Pyreneeën, zo ongeveer 5/365e van de onderneming, niet eens aan kan vangen vol vertrouwen. Of toch op zijn minst zonder het in je broek te doen?” Lekker kritisch. Zo is hij wel, die Eerste Stem. In een zachte melodieuze toon vervolgde Stem Twee op zijn eigen sussende manier “Nothing to be ashamed about: er zijn genoeg mensen die niet eens allen op een all-in vakantie zouden gaan. Of naar Antwerpen durven rijden. Zelfs in je vriendenkring.”“Yep,” antwoordde de kritische stem “die durven het niet en die doén het dan ook niet. Slimmer dan pretenderen meer te durven dan je kan. Zij kénnen zichzelf duidelijk beter dan jij jezelf kent. En dat geeft dan al jaren les over ‘naar jezelf luisteren’ en ‘je grenzen respecteren’. Tssss…” Even bleef het stil, waardoor de harde woorden hun doel niet misten. Recht in mijn bange hartje. De katalysator voor angstgedachten die op hun beurt mijn zelfvertrouwen aantastten. Dat brokkelde af met de snelheid van een over gemotiveerde lawine. Rillend in mijn bed, onzeker over hoe lang de verwarming op kan zonder de benzinetank leeg te maken, dienden twee opties zich aan. Angsten negeren, extra anti-migraine pilletje en moedig door rijden tot in de bergen. Of luisteren naar mijn gevoel en mezelf niet forceren iets te doen dat niet goed voelt. Geen evidente keuze, dààr, op de parking, tussen de truckers en in de schemer. De stemmen in mijn hoofd waren het nog steeds niet eens. “Komaan, wie durft er nu niét naar de Pyreneeën rijden?”, bulderde Stem Een. “Wel ja, …. “, hoorde ik Stem Twee fluisteren na wat getwijfel, “ik. Ik durf het niet op deze moment, alleen.”Wat was ik blij dat mijn Begripvolle Ik tussenbeide kwam, nog net op tijd om een ruzie tussen hen te vermijden. “Voelt het niet goed, dan is het niet goed. Waarom heb je een sabbat jaar genomen? Om te rushen? Om je stoer voor te doen? Ik dacht het niet. Les 1: wees trouw aan je gevoel. Je hebt niets te bewijzen en nog in het minst aan je zelf.” Ik draaide de sleutel om in het contact en reed terug naar Mechelen.

angelique
0 0

Van katoen geven

“Buitenlanders vinden hier nooit het toilet”, zeg ik. “Het bordje met ‘koer’ boven de toiletdeur zal niet veel helpen.” Als het ons lukt, trekken we zaterdag- of zondagvoormiddag eropuit voor een fikse wandeltocht, waarna mijn vriend en ik soms in dit etablissement belanden. We laten er de voormiddag in de namiddag glijden, met een klassieke filterkoffie voor onze neus. “De tijd gaat snel, gebruik hem wel”, zeggen we soms tegen elkaar.  Diezelfde tijd heeft geen vat op de zaak gehad. De bierglazen hebben er nog dat gouden randje. Het toilet is nog altijd de koer. “Ik ga zelf eens kijken of ik nog een jongen ben”, zegt mijn compagnon terwijl rechtstaat. “Vanaf nu kan je op het toilet van katoen geven”, zegt hij even later, terwijl hij zich terug neerzet. Ik kijk hem niet begrijpend aan. “Er staan zakjes met verse katoen in het kleinste kamertje”, vervolgt hij. “Om een aangename geur te verspreiden wellicht. Op het zakje staan twee regels uit die mooie song van Billie Holiday. “Summertime, and the livin' is easy. Fish are jumpin' and the cotton is high.” Hij zegt het al zingend.   “Weet je trouwens waar de uitdrukking ‘van katoen geven’ vandaag komt?”, vraag ik hem. Hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog maar zegt niets. “Als ze vroeger de petroleumlamp feller wilden laten branden, moesten ze de katoenen lont verlengen. Daarom zeggen we nu nog altijd ‘van katoen geven’ om buitengewoon je best te doen.”  “Gij bakt ze toch bruin met uw spreekwoorden”, lacht hij. “Van bruin gesproken, weet je trouwens waar het spreekwoord ‘dat kan mijn bruine niet trekken’ vandaan ko…” wil ik vragen, maar hij laat me niet uitspreken. “Nee, ik wil het ook niet weten. Drinkt gij maar eens van die koffie”, lacht hij. “Ik krijg dorst van uw bruin spreekwoorden.”

Rudi Lavreysen
58 0

Horendol

De allereerste keer voelde verrassend, vies en een tikkeltje opwindend. Ik durfde zweren dat ze op drie meter naast mij stevig van bil aan 't gaan waren. Tegen zo’n gekreun is onze scheidingsmuur niet bestand. Na die eerste keer hoorde ik het elke dag. Daarna meermaals per dag. Tot het uiteindelijk meerdere keren per minuut werd. Iets later ontdekte ik dat de buurvrouw, die ik ervoor nog als een onverzadigbare hoer had omschreven, waarschijnlijk terminaal is.   Terminaal is misschien wat overdreven. Want wie is er tegenwoordig niet terminaal? Het T-woord is in de mode. Komen de kleinkinderen te weinig op bezoek? Een beetje kanker doet wonderen. Misschien heb je wel net als zoveel anderen geen zin meer om elke week dat veel te grote huis te kuisen tot het einde van je dagen. Met een beetje geluk is dat einde weldra al in zicht. En vanaf er een goede kuisvrouw gevonden is, slaat de chemo wonderbaarlijk genoeg plots aan. Wat een gelukkig toeval. Zullen we die kuisvrouw maar houden nu?   Voor zover ik weet is er nog nooit iemand gestorven aan hypochondrie. In tegenstelling tot die verkoudheid die mij vorige winter bijna het leven kostte. Op de derde dag wist ik hoe laat het was en had ik al een kist besteld. Massief mahonie, glanzend. Want zo ben ik dan, doodziek maar blijven vechten zodat ik niemand met al dat geregel moet opzadelen. Na vijf dagen kwam ik er tegen alle verwachtingen in terug bovenop. Sterk ras zeker? Om maar te zeggen, ik weet wat het is om de dood in de ogen te kijken.   De buurvrouw maakt nooit oogcontact als je haar op straat tegenkomt. Elke keer die Russische kop in de grond vanaf ik m'n mond nog maar opendoe om goeiedag te zeggen. Geen enkel geluid komt eruit bij haar. Behalve dan achter de muur, in haar veilige, slecht geïsoleerde rochelcocon. Want daar reutelt oma Poetin erop los dat het geen naam heeft. Eén keer werd ik er zo horendol van dat ik geroepen heb: ‘Sterf dan godverdomme, mens.’ Toen was het gedaan met keelschrapen. Oké, janken daarentegen... Tot drie uur 's nachts heeft ze het uitgehuild. Komedie, denk ik dan. Want als je nu geen nood hebt aan kreunen, dan anders ook niet.   Sinds gisteren is het muisstil langs de andere kant van de muur. De buurvrouw is dood. Niet door een ziekte ofzo. Blijkt dat ze niet eens terminaal was, maar gewoon een of andere keelinfectie had. Nee, de buurvrouw is dood omdat ik gisteravond de straat indraaide en dat mens mij niet zag doordat ze haar kop weer in de grond had begraven. 't Zal niet bij haar kop blijven deze keer.   En nu? Goh, een nieuwe voorruit, wat uitblutsen en bijspuiten. De verzekering betaalt me waarschijnlijk meer terug dan de kosten die ik heb. Het mag ook wel eens meezitten voor mij, hè. Zeker nu, want ik voel mij elk uur eenzamer worden zonder dat geruststellende geluid van mijn vroegere naaste op de achtergrond. Hopelijk zijn de nieuwe buren terminaal. Of gaan ze op z'n minst eens graag stevig van bil. Ik kruis m'n vingers voor een combinatie van de twee, want hoe langer ik hier zit, hoe oorverdovender die stilte klinkt. Ik word er horendol van.

Hans Verhaegen
0 0

Snowflake Blues

Geef me een woord en ik schep een wereld. Geef me de leegte en ik creëer de hel.  Dertig jaar lang heb ik in het Kempense platteland getimmerd aan een onderwereld, waarvan ik de chagrijnige hoeder was.  De Kempen is een regio die zijn welvaart dankt aan snelwegen en betonvelden. Een wereld die bezongen wordt om zijn purperen heide en zijn melodisch mengpaneel van streekdialecten.  Een streek die ik enkele jaren geleden ben ontvlucht omdat haar horizon niet verder reikt dan de wanden van een mollengang.  Want de Kempen is in de eerste plaats een plattelandsgetto, waar buitenstaanders en vrijdenkers even welkom zijn als een rijkeluiszoon in een Parijse banlieu. Voor creatieve, ambitieuze sneeuwvlokjes is het een ronduit gevaarlijke plek. Velen sterven er van verveling. Anderen vallen ten prooi aan de moordlust van de grote sociale grasmaaier die elk sprietje kortwiekt wiens hoofdje uitsteekt boven het vlakke, gele gazon.  Het Kempense platteland bewijst dat je om een controlestaat te creëren geen nood hebt aan een dictator, bemoeizuchtige flikken en een uitgewerkte infrastructuur van gezichtsherkenning, databases met vingerafdrukken en grenscontroles. Roddels, bemoeizucht, opgedrongen modetrends en nieuwsgierige blikken zijn voldoende om mensen in het gelid te doen lopen. De kerken lopen leeg, maar de moraal van schuld en boetedoening woekert nog steeds in de hoofden en huiskamers. Ook zonder het ware geloof kan je de katholieke terreur handhaven. In Kempense woonwijken heb je geen blauw op straat. Zij worden permanent bewaakt door verveelde huisvrouwen, agenten in burger die notie nemen van iedere normoverschrijding. In hun hoofd torsen ze een gigantisch wetboek dat tot in de puntjes beschrijft hoe vaak de Kempenaar zijn auto mag wassen, hoe lang hij zijn haar mag laten groeien, wanneer hij zijn dakgoot moet kuisen, welke schoenen bij welk brilmontuur passen, en hoe groot het aandeel Nederlandstalige schlagers en Roy Orbison-platen in een Kempense muziekcollectie moet zijn. Zondaars worden hardhandig aangepakt. Met uitgekiende roddelcampagnes worden ze tot persona non grata verklaard.  Wie weigert mee te surfen op de hoofdstroom vindt een tijdelijk onderkomen in de steeds dunnere naaldbossen en heidevelden. Behalve op zon- en feestdagen, wanneer vogels, reeën en hoogsensitieve sneeuwvlokjes worden opgeschrikt door motorcrossers, wielerterroristen en gezinnen met kinderen. Enkel in de vier muren van jouw kamer kan je echt jezelf zijn: eenzaam, verveeld en uitgeput. Enkele jaren geleden sloeg ik op de vlucht voor deze tirannie van de middelmaat. Als culturele vluchteling vond ik een onderkomen in de grootstad. Toch keer ik soms terug. Mijn meningen houd ik nog steeds voor mezelf. Tijdens die maandelijkse trips trakteer ik familie en vrienden op Turks brood, Marokkaanse thee, Libanese desserts, Boliviaanse coke en ander exotisch snoepgoed. Tijdens die daguitstapjes geniet ik van de bossen en de heide, de rust en de kalmte, de nestwarmte die ik ergens daartussen achterliet, en de zekerheid dat ik de trein huiswaarts kan nemen als die warmte omslaat in een verstikkende heidebrand. Pieter Van der Schoot  

Pieter Van der Schoot
34 0