Zoeken

Appels van Niels

Heb ik je al verteld over die keer dat de ravissante Niels Destadsbader mijn lief en mij een kilo appels heeft verkocht op de zondagsmarkt van Heist-op-den-Berg? Twee weken lang heb ik van ’s morgens tot ’s avonds met gewapend beton in m’n broek rondgelopen. Moet je weten dat ik niet eens voor de mannen ben. Maar de aantrekkingskracht, puurheid en het charisma van die jongen zijn zo sterk dat ze seksuele voorkeur volkomen irrelevant maken. Zelfs nu, maanden later, gebeurt het nog dat mijn lief en ik tegelijkertijd ‘NIELS!’ uitroepen op het moment dat mijn buitenaards gespierd lichaam het hare richting hoogtepunt stoot.   Dit is natuurlijk fake news, jongens en meisjes. Er is maar één man die mij een one way ticket naar het eindeloze buffet van de piemelarij kan doen boeken en dat is Tia Hellebaut. Maar het stuk waarin mijn wederhelft geld geeft aan Niels voor wat fruit op dat fenomeen van Heists cultuurerfgoed dat onze markt is, klopt wel. Zo zie je maar, de weg naar volle sportpaleizen is niet geplaveid tot in Rome en loopt al eens door de Zuiderkempen mits er een wil is.   Wat die sympathieke spring-in-’t-veld daar in hemelsnaam stond te doen achter een paar kratten Jonagold en Pink Ladies interesseert me eerlijk gezegd geen hol. Maar aan de blos op z’n wangen te zien en de hoeveelheid eyeliner waarvan Bart Peeters zelfs zou zeggen ‘h-how jongens’, moet het voor een of ander flutprogramma geweest zijn dat ik gelukkig gemist heb. Hoewel ik Telenet er maandelijks een halve strandvakantie voor betaal, staar ik nog liever een paar uur per dag naar de muur, dan te moeten kijken naar die slecht voorgeschreven, erbarmelijk geacteerde, lauwe dromedaris-cum die het Vlaamse medialandschap in mijn gezicht probeert te stritsen.   Toen we een kwartier later terug langs Niels passeerden, stond die, ondertussen in volledig rood-groen appelkostuum, rond te springen achter z’n marktkraam en te roepen: ‘ik ben een vrolijk appeltje! Kijk naar mij, vinden jullie mij geen vrolijk appeltje? Zou ik geen lekkere fruitcake zijn? Wie wil er eens aan mijn klokhuisje likken?’   In Heist, waar 119% van de marktgangers nog nooit een cameraploeg, laat staan een geschminkt mankind, heeft gezien, wisten ze natuurlijk niet hoe te reageren. Moeders gooiden zure matten in de ogen van hun kinderen om ze af te leiden. Een bejaarde vrouw was zo in extase dat ze haar elektrische rolstoel perte totale reed in het kippenkraam. Terwijl een andere man op het dak van de hamburgerwagen klom, een getatoeëerde swastika op z’n billen ontblootte en met rechterarm in de lucht de Duitse schlagers van Christoff begon te zingen. Ik moet eerlijk zijn, die laatste doet dat elke week en staat binnenkort als getipte favoriet in de voorrondes van Belgium’s Got Talent.   Naar het schijnt kwamen later ook nog Jelle Cleymans, Jonas Van Geel en een andere melkmuil van wie mij de naam ontsnapt, daar in hun gocarts aangetrapt. Ze hebben daar op de markt samen pannenkoeken met choco gegeten, maar na een half uur is Jelle Cleymans bleitend naar huis gereden omdat Jonas z’n chocomelk over Jelle z’n favoriete K3-trui had gestoten.   Wij waren toen al lang thuis en aten op dat moment schijfjes appel van elkaars naakte lichaam, voor dat alles uitmondde in zo’n stomend tafereel dat zelfs de ramen van de overburen ervan aandampten. Op geen enkel moment is Niels Destadsbader door onze gedachten geschoten, al moet ik bekennen dat ik wel een seconde of twee aan de reusachtige vleespiemel van Tia Hellebaut heb gedacht.

Hans Verhaegen
52 1

I am not your guru

Hij zegt dat we dingen samen kunnen blijven doen; samen dingen bedenken en maken, samen mediteren, samen weg gaan,… Ik lig in zijn armen na een intense vrijpartij, die ontstond toen onze koude woorden zwegen, onze hoofden geboden dat dit écht niet meer kon, maar onze lichamen elkaar vertelden wat we zelf niet meer konden of wilden. Ik snik en ik vraag me af waarom dat als we dat toch allemaal samenkunnen blijven doen, we dan niet gewoon ‘samen‘ kunnen zijn. Ik zeg dat ik van hem hou. Hij zegt dat hij mij niet zo graag ziet als ik hem, dat hij geen ruimte en lucht krijgt, dat we niet in dezelfde ruimte staan. Ik antwoord dat hij ervoor kiest om niet in dezelfde ruimte te staan, om niet open te zijn en om niet te voelen, zich niet te geven. Omdat hij niet anders kan, omdat dat is wie hij is en doet wat hij doet.Hij voelt zich veilig in zijn vrijheid en ik voel me veilig in een verbond. En dat is niet te redden. Laat het even rusten, zegt hij. Alles wat ik voel, heeft niets met rust te maken. Ik sta op, de prop keukenpapier valt tussen mijn benen uit, en warm de soep voor hem op. Hij belt ondertussen met zijn ex en vertelt dat hij nog soep moet eten voordat ze samen naar Bokrijk vertrekken. Dat hij dat met mij doet in mijn huis, wordt vakkundig weggelaten.Ik vraag me af waar ik in Godsnaam mee bezig ben. Ik wil steeds wat niet te krijgen is. In de laatste workshop over zelfliefde ging het erover dat relaties in de toekomst niet meer gaan bestaan op basis van afspraken en regels, maar uitsluitend op basis van vertrouwen en vrijheid. Ik geloof niet dat ik daar klaar voor ben.   Als hij weg is, hernieuw ik mijn profiel op Tinder. Ik stap onder de douche. De stroom wist mijn zoute tranen en zure vocht. Helaas kan de hitte de kilte niet wegspoelen. Om 15u stap ik in mijn pyjama, kruip onder een dekentje en wrijf met een van de proppen onze vlekken van de zetel. Is dat wat erover blijft van liefde? Vlekken? Blauwe plekken.   Anthony Robbins (I am not you guru) brult met een Colgate-smile: ‘in the rejection lays the obsession’ en ‘if you stay in your head, you are dead‘. Ik ben obsessief en dood en besluit verliefd te worden op deze man, mijn guru. Ik moet vieren, want deze man gaat me redden. Ik drink een glas champagne. En nog een. Ik wil niet meer denken, niet meer voelen. Om 22u sms-t hij dat hij toch niet bij me komt slapen en dat hij hoopt dat alles goed met me is. Ik typ vier berichten die ik geen van allen verstuur. Ik ga slapen en ik lig wakker, masturbeer en bid dat deze dag gewoon een nachtmerrie is waaruit ik morgen zal ontwaken.

wohohomanadventures
0 1

Radio Vingt-et-un

Als ik alleen thuis ben, durf ik er naar luisteren. Maar als de mannen binnenkomen is het van: “Pa, heb je die Franstalige zender weer opgezet?”  Die zender is Radio 21. Radio Vingt-et-un. Ik vermoed dat de naam gekozen werd om luisteraars het gevoel te geven dat ze ergens altijd eenentwintig blijven. “Ge verstaat toch niet veel van wat ze vertellen”, zegt onze jongste. “Niet alles, maar dat moet niet”, antwoord ik. “De reclame is niet zo vervelend als op de Nederlandstalige zenders en dat Frans geeft me wat vakantiegevoel”. Ze kijken me niet-begrijpend aan. Ik heb niet veel nodig om me in Brussel of Parijs te wanen.    “Jullie zijn niet te beklagen. Vroeger moesten we soms naar de Duitse tv kijken. Moeten ja. Want er was maar één tv-toestel in huis. Nu hebben we meer tv-toestellen in huis dan er kamers zijn. En dan tel ik de laptops nog niet mee.”   Het ging van carnaval in Keulen tot Duitse schlagermuziek. Ik droom er soms nog van. Mijn vrouw schrikt zich te pletter als ik ’s nachts een lied van Heintje aanhef. Te begrijpen natuurlijk.    “Het ergste waren de films op de Duitse zender”, ga ik verder. “Die werden gedubd. Dan zag je in een western de cowboy plots ‘Hände hoch!’ zeggen in plaats van ‘hands up!'. Aan zijn lippen zag je bovendien dat de man eigenlijk iets anders zei. En als we cowboy en indiaantje speelden moest er altijd iemand de Duitse cowboy zijn.”    Dat laatste verzin ik ter plekke, maar ik zie toch al een glimlach verschijnen bij onze jongste. Die glimlach wordt een grijns als er plots een bekende stem op Radio 21 weerklinkt. “Je suis Donald Muylle”, horen we de stem zeggen. Donald Muylle begot. “Wat zei je ook alweer van die reclame, pa?”   Tja, daar sta je dan.  

Rudi Lavreysen
23 1

Tournée Minérale

De wrange smaak van hoe we onze goede voornemens al na drie dagen hebben buitengebonjourd is nog niet weggespoeld of we laten ons al terug in de zeik nemen. Een maand zonder alcohol, waar blijven ze het halen. De kortste dan wel, want 31 dagen, dát is erover. Of ik meedoe? Het spijt me. Tussen het beginnen aan deze column en nu heb ik al twee Cornets en een Brigand achterover geslagen. Maar alleen omdat ik het beroepshalve verplicht ben om te drinken. Hemingway, Fitzgerald, Stephen King in z’n jonge jaren … Geen kat die een schrijver zonder verslaving serieus neemt. Dus ja, ambitieus als ik ben, moet ik mee. Was ik niet te kleinzerig om elke dag wat naalden in m’n aders te schuiven, spoot ik heroïne dat het geen naam had. Die column zou nogal gelezen worden. Uitgevers die mekaar de kop inslaan voor een paar duizend woorden van Hero Verhaegen. Tot dan moet m’n carrière maar beginnen floreren op drie bakken Duvel en een paar flessen Merlot in de week.   De café’s, drankhandels en frituren, staan ook niet te springen voor deze maand zonder plezier. Gisteren liep ik per ongeluk de Aldi binnen en omdat ik er dan toch was, vroeg ik aan de kassierster of ze niet veel minder Buval, hun huispils, verkopen in februari. De vrouw bleef mij met een holle blik aanstaren, wat logisch is, want kassamedewerkers van de Aldi zijn per definitie gatachterlijk. Dat klinkt grof, ik weet het, maar het is wel wetenschappelijk bewezen. Die telkens terugkerende pieptoon bij het scannen van een product – gemiddeld 8.935 keer per dag – boort zich een weg tot in de hippocampus en maakt daar alles kapot wat hij tegenkomt. Toen een medewerkster betrapt werd terwijl ze midden in de gang, al babygeluiden makend, een kilo lasagne in haar vagijn aan het lepelen was, begon het management zich toch wat vragen te stellen. Na twee jaar wetenschappelijk onderzoek vonden ze eindelijk de oorzaak en konden ze oplossingen beginnen zoeken. Zo vervingen ze in een van de tests de scantoon door een trilling in het zitvlak van de stoel aan de kassa. Maar nadat een zekere Francine Deleu met uitdrogingsverschijnselen uit de Aldi van Ingelmunster is gedragen na op één dag 479 orgasmes te moeten ondergaan – de kranten spraken van een rozijn die drie weken in de sauna had gelegen – hebben ze ’t toch op de vertrouwde beep gehouden. In ieder geval, een dag in de Aldi werken, is slechter voor je hersenen dan elke dag van februari 4 liter Buval drinken, ik geef het maar mee.   De mensen die geen Buval nodig hebben om zich te amuseren – of andere geestrijke dranken, voor hen met een inkomen – verdienen voor mijn part een medaille. Het valt mij op dat mijn favoriete diersoort, de wijfjesmens, hier vooral in uitblinkt. Straf, toch? Deze kudde moet de hele werkweek lang al hyperalert zijn om niet besprongen te worden door de met testosteron overladen zwijnen die wij, mannen, zijn. Dan is ’t eindelijk weekend. Komen ze een andere stal binnen waar het vee zo geïntoxiceerd is, dat naar het wc gaan zonder op zeven plaatsen betast te worden en in minstens één lichaamsholte een duim binnen te krijgen onmogelijk is. Om dan de rest van de avond zever te moeten aanhoren uit zo’n meurende La Chouffe-muil die elke vijf seconden je tieten uit je beha probeert te knallen met z’n ogen. En tóch vriendelijk en nuchter blijven. Hoedje af, zeg ik dan, waarna ik verderga met mij een hersenbloeding focussen op die decolleté.   Ik heb het ook geprobeerd. BOB zijn, mij nuchter amuseren, me niet storen aan hoe de blik, het niveau en de keelgeluiden van de rest rond mij dierlijker worden met de minuut. Zelfs alcoholvrij bier kreeg een kans. Ik wist zeker dat ze me een pint maagsap van de cafébaas in m’n handen hadden geduwd. Na de eerste slok ben ik zo hevig beginnen projectielbraken dat de cafégangers die zich nog niet uit de voeten gemaakt hadden, door de stroom werden meegesleurd tot op het terras en honderden meters verder. Bleek dat ik een Estaminet had gekregen in plaats van alcoholvrij bier. No offence, Gert, maar doe me dan toch maar je maagsap. Verder is zowat alles op de kaart van Staminee De Living in Heist-op-den-Berg fantastisch en is het een meer dan geschikt café om lekker te gaan pintelieren of onschuldige vrouwtjes te bepotelen.   Ik wens jullie nog bakken succes, mijn heldhaftige, H₂O-nippende vrienden. Alleen al omdat jullie mij een reden geven om het glas te heffen. En iedereen weet dat je op één been niet kan staan. Dus drink ik op jullie tot ik ook op twee benen niet meer kan staan. En hoe meer ik bestel, hoe zekerder ik het weet: februari 2019 wordt de maand waarin ik eindelijk de wereld verover. Ik moet het toegeven, die tournée minérale is eigenlijk nog zo’n slecht concept niet.

Hans Verhaegen
23 0

Mosselen

Ken je dat? Je ziet iemand iets eten en denkt: dat had ik ook moeten nemen. De man met de witte pet en de witte oortjes stond aan een ton voor de visspeciaalzaak in Antwerpen. Ik wachtte op mijn sardienen en hij begon smakelijk aan zijn mosselen. Ze werden geserveerd in een kleine mosselpan en hij at er een stukje brood bij. 'Die bestel ik de volgende keer', zei ik.  Die volgende keer bood zich aan. Eerst had ik een bezoek aan het Mayer van den Bergh museum op het programma staan. Voor de Dulle Griet van Breughel, die na twee jaar terug thuis was. En voor Jeroen Olyslaegers, de Antwerpse auteur, die een rondleiding gaf in het museum. Ik zag prachtige kunst en hoorde Jeroen het museum en de kunst tot leven brengen. Maar wat ik ook zag? Mosselen. Bijvoorbeeld op ‘Boerengezelschap bij de haard’ van Pieter Aertsen. Naast mosselen was op het werk een vogelkooi te zien. “De vogelkooi op het schilderij betekent dat het huis er eentje van lichte zeden is”, hoorde ik Jeroen Olyslaeghers in het audiotoestel vertellen. Nooit geweten.  Na het museumbezoek was er geen houden meer aan. Ik meende de mosselen al te ruiken. Meteen naar de visspeciaalzaak op de Grote Markt. Om er sneller te zijn had ik een stadsfiets gereserveerd.  Daar aangekomen waren, u raadt het al, de rolluiken naar beneden. Een inderhaast opgehangen papiertje, meer plakband dan papier, vertelde dat ze er even tussenuit waren. Nog drie dagen waren ze gesloten. Te lang om te wachten wellicht. Alhoewel. Mijn luide vloek deed niemand omkijken. In de stad doen ze dat niet zo snel vermoed ik. Daarom vloekte ik maar een tweede keer. In de verte meende ik de man met de witte pet en de witte oortjes opnieuw te zien. Van de honger wellicht. 

Rudi Lavreysen
43 0

DE TEN-BEL WACHTTOREN

Redelijk vroeg ’s morgen, toen we vanuit de Costa del Silencio langs het verlaten Ten-Bel  richting Las Galletas wandelden, zagen we ze staan. Zo’n 15 à 20 muffe getuigen van Jehova stonden in een kringetje rond de hoofdsekteleider. Het leek wel alsof ze van plan waren het spelletje “zakdoekje leggen” te gaan spelen. “Bijbeltje leggen, niemand zeggen, ‘k heb de hele dag gewerkt…” Van welk land ze ook kwamen,  zelfs zonder folderstaandertje zagen ze er allemaal vrij identiek uit. Of ze nu in de volle zon of in de schaduw stonden, de mannen waren altijd netjes conventioneel in een tweedelig pak gestoken, blinkende schoenen, of in een net wit soms lichtblauw hemd en altijd en overal een das. De vrouwen met platte schoenen, een halve tot lange rok, een tuttige bloes met lange mouwen,  zedig tot onder de kin toe geknoopt, en vooral geen sexy of erotische uitstraling. Dat had hun god hen verboden. En steeds met die idiote glimlachende devote blik, alsof ze juist Jehova himself gezien hadden. Moeder Theresa zou er jaloers op kunnen zijn. Deze invasie bleek Frans te zijn. Wie was er op het idee gekomen dat er op Tenerife nog hordes niet geïndoctrineerde toeristen rondliepen? Beval Dieu, le créateur hen zelf om vakantie te nemen, een vliegtuigreis te boeken en elk 10 kg aan Bijbelshit in hun koffer mee te nemen? Al bij al waren het geen ‘ding dong’ getuigen van Jehova. Al de residenties en de appartementjes in de vakantiedorpen waren hier volledig met hoge hekken omringd tegen inbrekers, vandalen en krakers. Soms had je een sleutel nodig om op het domein te komen of soms stond er een soort van buitenwipper die de huurders controleerde.  Dus hier was het werkelijk niet mogelijk om overal zo maar bellekentrek te gaan doen. Dat was dan voor hun zieltjeswerving een nadeel, maar ze konden dan ook al geen voordeur tegen hun façade gegooid krijgen en dat was dan weeral een voordeel. Dus nu werden op het Ten-Bel plein de staanplaatsen aangeduid en de orders gegeven. Zat hier een logica of een puntensysteem achter? Hoe meer bekeerlingen hoe dichter je in het hiernamaals rond Jehova mocht zweven? Eventjes later zag je ze twee aan twee elk langs een kant van een staandertje vol met gedrukte rotzooi staan. Vijftig stappen verder stonden er nog zo’n twee sjarels als twee boekensteunen wat wezenloos rond te draaien. Weer 100 passen verder alweer zo’n komisch duo voor het geraamte van het vroegere Ten-Bel hotel. Achter hen was op een muur een gigantisch grote penis geschilderd en dat was volgens mij totaal niet bevorderlijk om de Schepping en de Bijbel te promoten.  Zeker 6 Franse Bijbelstaandertjes met telkens een tweetal inwisselbare getuigen stonden er verspreid op de voormalige Ten-Bel plaats. Weer wat verder “ Библия рассказывает о творении” twee Russische predikkers. Deze laatste getuigen hadden nog steeds niet door dat de hier aanwezige Russen alleen geïnteresseerd waren in de Tenerife goedkope drank en zeker niet in het bij elkaar gefantaseerde hiernamaals. Wat verder twee Italianen met “La storia della vera creazione”. Jehova zond zijn zonen en dochters uit! Eén ding was zeker, ze vielen niemand lastig, ze stonden er maar bij als een paar zoutpilaren. Elke dag opnieuw stonden ze daar onbeweeglijk als standbeelden, uren aan een stuk, zonder dat wij ze ook maar één keer met iemand aan de praat zagen. Hadden die mensen nu werkelijk niets zinnigers met hun leven te doen? Wie betaalde hun indoctrinatiereisje naar Tenerife? Was de reis goedkoper met Bijbelgroepstarief? Kreeg Jehova een winstpercentage op elke getuigenvliegreis? Terwijl de toeristen zich richting dijkje en de terrasjes haastten, droop de verveling van de zendelingen af. Op deze stoïcijnse, onverstoorbare oncommunicatieve manier zouden ze op het eind van hun christenfundamentalistische opgave zeker niemand bekeerd hebben, maar zonder twijfel met een paar aderspatten op de benen van het lange stilstaan naar hun nirwana mogen gaan.  Ik kan me hun conversatie ’s avonds aan de eettafel al voorstellen. “Wij hebben zeker 4 mensen naar ons Bijbelstaandertje zien kijken!” “Bij ons heeft een koppel de wenkbrauwen opgetrokken en smalend naar de foldertjes gekeken.””Een man riep luidkeels : contes de fées!” Wij werden zelfs door iemand aangesproken, maar dat bleek bij nader inzien de plaatselijke dronken dakloze te zijn, die riep dat de ruïne van Ten-Bel alleen van hem was en dat we met onze religieuze rommel maar ergens anders moesten gaan staan zwijgen”! Nadat wij op een terrasje, in het zonnetje, lekkere chopitos, calamares en een doradevisje gegeten hadden, kwamen wij na zo’n drie uur terug aan het Ten-Bel plein. Daar stonden ze nog steeds, nu een beetje wanhopig naar de voorbij slenterende toeristen te loeren. Ze hadden hun ‘joie de vivre’ ergens onderweg hun zendelingentijdsduur verloren! Hadden die sekteleden een plasadresje? Hadden die een lunchdoosje bij? Waren ze misschien ondertussen afgelost? Ik vond hen soms zo zielig dat ik weleens de neiging kreeg om naar hen toe te gaan en hun te vragen of ze me misschien het sprookje van ‘Sneeuwwitje en de twaalf apostelen’ of ‘Roodjezuske en de wolf’ zouden kunnen vertellen. Maar daar stonden ze misschien op te wachten, tot er iemand, wie dan ook, hun eindelijk aansprak, zodat ze toch wat Bijbelbrochures mochten uitdelen. Waar blijft zo’n sekte, keer op keer, zulke nieuwe naïevelingen vinden alleen met het beloven van een mogelijk paradijs? Drie dagen hielden ze het vol... De vierde dag waren ze plotsklaps verdwenen. Geen getuigen meer op het Ten-Belplein en geen drukwerk, in welke taal ook,  over de schepping meer te zien. Vakantie gedaan? Genoeg nieuwe geïndoctrineerde zieltjes gevonden? Naar een ander Canarisch eiland versast? Teruggeroepen door Jehova? Weg, allemaal weg.   Sim, Costa del Silencio 9 februari 2019          

Sim
30 0

WIJ HEBBEN DE WIND IN DE ZEILEN

Soms verandert de Costa del Silencio overnacht ineens in de Costa del Viento en gieren de passaatwinden weer over de zuidkant van Tenerife. En heel eigenaardig, juist achter het hoekje, achter de berg richting Los Cristianos is het dan meestal windstil. De lucht is, met zulke rukwinden, echter wolkeloos en staalblauw. De zeilbootjes hebben de wind in de zeilen. De palmbomen zwiepen van links naar rechts. De kleine groene papegaaien waaieren angstig uit of zitten stokstijf met twee pootjes aan de palmbladeren vastgeklemd. Hun eieren rollen als knikkers in het nest over en weer. Anderen snateren naar hun juist uit het ei gekomen legsel, dat ze niet bang moeten zijn, dat ze gewoon hun bekjes en oogjes moeten sluiten en zich inbeelden dat ze op één of andere superattractie van de Efteling zitten. Wandelaars op de dijk ploeteren, met de pet in de hand, tegen de windrichting in of worden veel sneller dan normaal, met de kraag omhoog, de andere kant uitgedreven. De golven stuiven met witte kraagschuimkoppen richting land alsof iemand aan de overkant er een doos Dixan ingesmeten heeft. Als nu, een kluitje wel heel avontuurlijke, West Afrikanen zich in een rubberbootje zou durven laten zakken, dan zouden ze de oceaan met een hoovercraftsnelheid kunnen oversteken om vervolgens met een smak tegen de Tenerifse lavakustlijn te pletter te slagen. Twee juist aangekomen, marmerwitte seniorentoeristen beuken zich, tegen wind in, richting het verwarmde zwembad.  Door het gieren van de wind kunnen we niet horen in welke taal ze elkaar aanspreken. Een ding is zeker, ze hebben in hun verleden veel te veel frieten, kroketten uit de muur, borsjtsj,  macaroni, Sauerkraut mit würst, Wienersnitsel, palatschinken of spek met bonen in tomatensaus gegeten. De vrouw is de vrouwelijke editie van Kaimook en draagt een biljartgroen badpak waarvan je op het ganse eiland denkelijk niet één exemplaar in een zo’n grote maat kan vinden. Ze lijkt van hierboven, op ons terras ,een beetje op een sorteer- glasbol. De man draagt een knalrood, jaren 80 zwembroekje dat amper zijn salami en zijn twee bouletten bedekt. Zijn witte bierbuik blubbert onelegant over de elastiekrand en zijn borsten zijn minstens even groot als de tieten van Pamela Anderson, inclusief de silicone vullingen. Als hij zich voorover buigt om zijn badhanddoek en zijn slippers naast het zwembad te zetten lijkt hij op een sumoworstelaar. Heel voorzichtig laten ze zich langs het laddertje in het zwembad zakken. De strakke windrimpeling van het water verandert ineens in tsunami’s. Ze peddelen, zwemmen, giechelen en zwiepen water elkaars richting uit. Ze lachen uitbundig! Zoveel pret! Als de man zich op zijn rug laat drijven komt zij erachter aan gezwommen en kietelt aan zijn tenen. Wat een vakantieplezier. Zelfs ik hierboven kan het niet laten om mee te grinniken. Als ze zich na het zwemmen, sport na sport, langs het trapje terug optrekken, knijp ik een beetje verontrust de ogen toe, want ik verwacht dat alle minuten het laddertje uit de muur geramd gaat worden. Maar zonder problemen hijsen ze zich het water uit. Naast het zwembad vechten ze nog een tijdje met hun door de wind op zwiepende handdoeken. De man legt teder de badhanddoek rond zijn vrouw, geeft haar een zoen op haar grijze haren en tikt plagerig met zijn hand op haar natte achterste. Ze waggelen richting hun ligstoelen die naast het zwembad achter een muurtje in de luwte van de wind in de stralende zon staan. Ik kan de strandzetels bijna horen zuchten en kraken. Ze beginnen elkaar knuffelig met zonnecrème in te smeren. Klaarblijkelijk hebben ze liters van dat spul nodig. Als twee gigantisch tevreden barbe à papa’s zonnen ze daarna liefdevol hand in hand. Ondanks de bitsige wind, lijkt ons terras, achter het muurtje, op een oververhitte pizzaoven. De zon reflecteert heet tegen de witte achtergrond. Op de grondtegels kan je een ei bakken. Manlief is al in de schaduw gevlucht. Maar ik wil wat zonbruin pakken. Zelfs met een reuze grote zonneklep op moet ik regelmatig mijn neus invetten want anders eindig ik de dag als Rudolf de rednose rendier of zie ik bij het vervellen de neusflarden voor mijn gezichtsveld als wiegend koren heen en weer deinen. Ook mijn lippen moeten om de haverklap met Aloe Vera- balsem gestift worden anders vormen zich grote uitgedroogde cayonkraters  op mijn mond en wordt het straks onmogelijk met een rietje mijn sangria of mojito op te zuigen. Hoe we dit na het Europese rietjes- njet gaan doen, wie zal het weten? De passaatwind blijft nog de ganse namiddag en avond de zee en de palmbomen gijzelen. ’s Morgens is het ineens heel verdacht stil, windstil…al het hemelsblauw is verdwenen en boven ons pakken zich dikke wolken samen in vijftig tinten grijs. In het binnenland wordt het zelfs heel verdacht purper en er vallen zowaar drie dikke druppels regen. Ik overdrijf niet, want ik heb ze zelf geteld. Drie dikke druppels. En wat doet een mens met slecht weer? Ik schrijf een verhaaltje en manlief wil op de pc of smartphone de digitale krant lezen. Maar alhoewel we dit appartement huren met gratis wifi, is het internet zo tergend traag, dat als je een krantensite opent, je beter je stapschoenen aandoet en zo’n 3500 stappen richting het vissersdorpje Las Galletas loopt. Hier de hoofd- winkelstraat indraait en zo ergens halfweg, op de hoek de krantenwinkel induikt, daar een krant koopt, wacht tot het je beurt is om te betalen, wacht op je wisselgeld en dan de 3500 stappen terug naar je appartement stiefelt. Daar de stapschoenen terug uittrekt en net op het moment dat je de krant op de tafel openvouwt, dan misschien en ik zeg dan wel heel erg misschien opent de krantensite zich of krijg je de mededeling ‘dat er iets fout liep’ en dat je de internetconnectie moet nakijken! Wat een frustratie…Maar mijn vrienden en familie weten ondertussen dat Simmeke niet zal stilzitten voordat de wifi daadwerkelijk functioneert zoals hij moet werken. Draden worden ontkoppeld, terug in de gaatjes geduwd en tadaa!!! In de late namiddag breekt de zon terug door de wolken. Het zwembad ligt er weer rimpelloos en azuurblauw bij. In het binnenland echter heeft de Teide vulkaan een sneeuwwit jasje aan.   Sim, Costa del Silencio 27 januari 2019  en nu in volle zon!  

Sim
8 0

WIE HET SCHOENTJE PAST

Vanmorgen wandelden wij aan de Costa del Silencio, langs het pad dat evenwijdig met de Tenerifse zee uit de rotsen gehouwen is. Het begint aan het bekende Westhaven Bay complex richting de gele rots. Deels van de wandeling gaat over een ruwe sintelbodem, een paar betegelde stukken met wandeldijkallures om vervolgens tussen de lavablokken te eindigen.  Ergens halverwege deze wandeling zag ik ineens één schoen liggen. Hij lag een beetje op zijn zijde. Het schoeisel zag er redelijk nieuw uit met fluo groene en rode accenten, met van die velcro sluitingen en ik schatte zo’n maatje 43. Hoe komt zo’n rechterschoen, alleen aan zijn lot overgelaten, op een wandelpad langs de zee? Liep hier gisteren een man die zulke blarenpijn aan zijn rechtervoet had, dat hij zijn schoen uitschopte en blootsvoets verder stapte? Daar zou ik alle begrip voor kunnen opbrengen hoor! Eens de winter voorbij en we de laarzen, sokken en kousen uitlaten, wil het wel eens voorkomen dat bij het dragen van een paar nieuwe pumps of sandalen de voetjes knalrode met watergevulde blazen gaan vertonen.  Ook ik heb al een paar keer de laatste Edegemse straten van het traject supermarkt naar ons huis op blote voeten afgepikkeld. Maar nooit of te nimmer liet ik mijn schoenen, laat staan één er van, onbewaakt achter langs de kant van de weg!  Sindsdien heb ik steeds een doosje Compeed blarenpleisters in mijn handtas. Misschien lag de in de steek gelaten schoen wel aan de basis van een echtelijke ruzie? Bij meneer had zich langs de rechterkant een joekel van een blaar in de vorm van een vulkaankrater gevormd en legde hij de schuld van de pijn bij zijn echtgenote. Die had hem bijna gedwongen om die flashy groen fluo trendschoenen met het rode biesje te kopen, terwijl hij liever die zachte witte met beige aangekocht had. Maar je weet hoe dat gaat en voor alle ruzie te vermijden had hij voor de zoveelste keer zijn madame haar zin gedaan. De verwijten gingen over en weer en meneer zei heel demonstratief tegen zijn vrouw, dat hij het vertikte om die schoen nog verder te dragen, noch aan zijn voet, noch in zijn hand en als er iemand was die deze afgewezen stapschoen zou moeten meedragen, zij het wel zou zijn! Zij zei vervolgens dat hij de pot opkon met zijn moeilijke voeten en dat zij er helemaal niet aan dacht om ook maar met één vinger aan zijn zweetpateke te komen. Vervolgens stapte zij het pad verder af met gefronste wenkbrauwen en een boze,naar omlaag in een accolade getrokken, mond. De echtgenoot liet daarop heel koppig zijn schoen staan en hobbelde als een invalide met een geamputeerde rechtervoet het lavapad verder af. Er is natuurlijk ook een mogelijkheid dat een zware depressieveling,  met zelfmoordgedachten, die schoen op de wandelweg achterliet. Ik vermoed echter dat als je jezelf in de zee wil gooien je niet eerst één van de twee schoenen gaat dumpen. Ofwel zet je ze dan netjes naast elkaar, met de neuzen in de richting waar je het ruime sop zou kiezen ofwel hou je ze gewoon bij wijze van ballast aan je voeten. Andere mogelijkheid kan ook een schipper zijn, die zijn rechterschoeisel verloor! Als je ziet hoe de boeg van die vissersboten soms met 60 a 90 graden, tegen de golven omhoog beuken, om dan met een knal terug op het water te belanden, dan is het natuurlijk niet ondenkbaar dat zo’n visser bij een verkeerd manoeuvre zijn evenwicht en zijn schoen verloor.  Of nog een groter drama, mogelijkerwijs is dit een Afrikaanse schoen. Je weet maar nooit waar op de oceaan zo’n rubberbootje op weg naar het Europese vasteland, vol met zwarte asielzoekers met man en muis vergaan is… Nu, die twee laatste hypothesen lijken mij nogal onwaarschijnlijk. Als er zulke rampen gebeurd waren, dan zou die schoen beneden in het water tegen de rotsen blijven aankletsen en niet op zo’n 7 meter hoger een wandeldijkje terechtgekomen zijn. Tenzij wij, toevallig, overnacht een tsunami met 9 meter hoge golven eventjes gemist hadden, dan misschien toch... Manlief werd wat ongeduldig en trok aan mijn arm en vroeg waarom ik toch zo naar die stomme schoen loerde. Ik probeerde hem, in een versnelde versie, één voor één mijn giswerk uit te leggen. Hij lachte, haalde zijn schouders op en zei: “Ik zal je eens snel vertellen wat hier gebeurt is. Vannacht liep hier een Britse lallende zatte bende over het wandeldijkje. Een van die straalbezopen dronkaards sloeg met zijn façade tegen de vlakte en zijn vrijgezellenfeest- vriendjes hebben hem onder zijn oksels richting bed gesleurd en daarbij verloor hij één schoen. Als die comazuiper straks weer bijkomt, zal hij waarschijnlijk met een knoert van een kater hetzelfde traject gaan afleggen op zoek naar zijn verloren voorwerpenschoen.” Ik keek manlief aan. Ook mogelijk, simpel, mannenlogica. “Vergeet nu die schoen en wandel verder en kijk waar jij je voeten zet op deze bobbelondergrond anders verlies jij straks nog een sandaal!” We wandelden verder en toen we in de namiddag het pad in de andere richting terugnamen was de schoen inderdaad verdwenen. Ik kon het niet helpen, mijn hersens kraakten en gingen opnieuw in overdrive. De vraag was nu, wie was die schoen komen halen? Was het de comazuiper, de blarenman of de verontwaardigde echtgenote? Onderweg naar ons vakantieadresje loerde ik naar elke mannenvoet die voorbij slenterde. Geen groene met rode accenten schoen meer te bespeuren! Ik zou nooit weten wat er met die rechter achtergelaten wandelschoen gebeurd was. De ganse dag zou deze kwestie door mijn hoofd spoken. Het zou voor eeuwig een mysterie blijven…ik hoop dat ik straks de slaap zal kunnen vatten! Sim, Costa del Silencio, Rocas del Mar Tenerife  18 januari 2019  

Sim
25 0

DONDERDAGHOBBY

En ja, natuurlijk hebben wij alle begrip voor de jeugd die zich voor een beter klimaat wil engageren. Ik begrijp ten volle de ongerustheid van onze schoolgaande jongelui, als je ziet hoe wij met onze aarde omgaan, hoe tegelijkertijd de populatie explosief toeneemt en we steeds meer en meer voor voedsel en energie moeten zorgen. Maar dat ze nu juist mits een spijbel- donderdagnamiddag deze bekommernis aan de regering moeten tonen, dat gaat volgens mij een ietsje te ver. Waarom roept die facebook-jeugd elkaar niet op om op hun vrije woensdagnamiddag Brussel onveilig te maken. Minister van leefmilieu Joke Schauvlieghe is dan toch ook op post! Maar eigen vrije uurtjes aan de klimaatopwarming opofferen is waarschijnlijk minder leuk en zal resulteren in een lagere opkomst manifestatie- meelopers die zich aan de stoet aansluiten! Hebben de organiserende meisjes misschien juist elke donderdag een zweetnamiddag lichamelijke opvoeding of een vervelend zwemuurtje? Hebben ze die bewuste namiddag in samenspraak met enkele leraars of leraressen gekozen? Die krijgen dan plots onverwachts een paar vrije uren om hun zware arbeid takenadministratie bij te werken? Al bij de allereerste donderdaghappening sloten zich al een aantal katholieke uniformleerlingen aan de betoging aan. Zij hadden waarschijnlijk juist via bisschop  Bonny vernomen dat ze vanaf nu elke donderdagnamiddag in de godsdienstles terug de bijbel moeten bestuderen. Geloof kan bergen verzetten, maar om nu ineens alleen op God te gaan vertrouwen om onze wereld te redden lijkt ook voor mij een waardeloze gedachte. Dus beseffen die met rooms katholieke religie opgesolferde tieners dat met bidden alleen de klimaatopwarming niet gestopt kan worden. Zij bezitten dan blijkbaar genoeg verantwoordelijkheidsgevoel om niet op de Heer te rekenen, maar dat ze beter resultaat zullen behalen door met een plakkaat “Red onze aarde” voor het Vlaams regering halfrond te gaan marcheren. Ik kan me glashelder voorstellen hoe zo’n godsdienstleraar anno 2019 in een klasje opnieuw het verhaaltje van de schepping moet gaan uitleggen. Eerst schiep god Adam. Dan nam hij, zonder enige vorm van narcose een rib uit Adam’s lijf en daar maakte hij Eva van…Wie kan je de dag van vandaag nog wijsmaken dat Eva, Adam met een appel verleidde? Ja zeker, voor een appel en een ei, schoof zij haar vijgenblad opzij. Adam en Eva kregen vervolgens twee zonen Kaïn en Abel, die elkaar zo snel mogelijk de hersens probeerden in te slagen. En nu gaan er in die godsdienstklas 25 bronstige hormonen- en testosteronvingers omhoog, omdat ze de leraar nu wel eens willen horen uitleggen hoe het dan eigenlijk verder ging.”Hoe kon de overgebleven zoon zich een stamboom bij elkaar vogelen?” Moest hij op een Oedipus-wijze zijn eigen moeder versieren? Of had Eva, zonder dat wij het weten, nog een dochter op de wereld gezet en moest Abel incestueus met zijn eigen zuster aan de slag?  25 hitsige tieners, die ’s avonds al op hun smartphones  naar porno liggen te loeren, kan je zulke onzin niet meer op de mouw spelden! En dan dat ander sprookjesverhaal over die man die van alle dieren een koppeltje op zijn ark meenam. Keek Noach heel gepast onderaan of er telkens twee, van elke sekse eentje, inscheepten en of er geen twee homofiele pinguïns bijzaten? Twee giraffen, twee olifanten, twee kamelen, een stier en een koe, een kat en kattin, twee muizen…grrr één muis, enz. Je kan de tieners van nu toch geen knollen voor citroenen meer verkopen? Wie gelooft die bijbel onzin nog?  Het is toch evident, dat die studentjes liever een kilometer of twee spijbelend door Brussel stappen in plaats van een verhaal aan te moeten horen over een vent die samen met een meute hersenloze naïevelingen, 40 jaar lang door het woestijnzand  ploeterde op zoek naar het beloofde land. In de 21e eeuw kan je zulke parabels toch niet meer vertellen zonder dat men de wenkbrauwen optrekt. Zo’n gps-loze machoman, die 4 decennia lang aan een stuk weigert te luisteren naar zijn vrouw die wel over een degelijk portie oriëntatie beschikte en die al na de eerste week zei dat hij bij de allereerste Sinaï- rotonde de eerste afslag moest nemen en niet telkens moest rondlopen tot de vierde uitrit. Het beloofde land had dus bijgevolg al 39 jaar, 11 maanden en 21 dagen  vroeger kunnen ontdekt zijn. Dus bij deze begrijp ik onze milieuspijbelaars wel een beetje, maar zijn diezelfde tieners ook ineens bereid om de nodige consequenties voor een beter klimaat vol te houden? Worden ze nog elke morgen door ma of pa met de auto aan de school afgezet of nemen ze de milieuvriendelijke fiets? Willen ze, om de CO2 uitstoot van de veestapel te verminderen, ook hun steak met pepersaus, gemarineerde varkenshaasjes en burger King hamburgers opgeven en worden ze nu allemaal vegetariërs? Om hun biologische voetafdruk te verminderen, weigeren ze dan nu boontjes uit Senegal en in januari Spaanse aardbeien te eten? Verplichten ze hun ouders om alleen Belgische bio -producten te kopen en houden ze dat later op kot ook nauwgezet zelf vol. Gaan ze, nu vaststaat dat huisdieren even veel uitstoot hebben dan dieselauto’s, hun honden en katten naar het asiel brengen en er zeker geen nieuwe voor in de plaats nemen? Dieselen ze, tijdens de kerstvakantie nog met ma en pa mee richting wintersporten?  Bedanken ze tijdens de zomervakantie voor het vliegtuigreisje richting Turkije of naar de Egyptische Rode Zee en verwerpen ze city tripjes naar Barcelona of New York? Gaat het donderdagnamiddag klimaatbetogen verder tijdens de krokus- en de paasvakantie of is het milieu dan ineens een stuk minder belangrijk? Ik ben alvast benieuwd! Wij zijn ondertussen een paar dagen op Tenerife. Wij wandelden vandaag in Los Cristianos en hebben lekker op verschillende terrasjes gezeten. Op een paar uur tijd hebben wij opnieuw onze jaarlijkse dosis Afrikaanse negerleurders, vol getatoeëerde Brexitgangers, gehandicapte rolstoelhooligans en tonnen lillend, trillend en hangend seniorenvlees in vijftig tinten bruin, zien passeren… wordt vervolgd.   Sim, Costa del Silencio, Tenerife  16 januari 2019 www.neswmonkey.be/sim

Sim
3 0
Tip

Niets is wat het lijkt. Relaas van een bijzondere ontmoeting.

Ik woon dicht bij de Scheldevallei, aan de voet van de Vlaamse Ardennen, een regio die erg geliefd is bij fietsers en wandelaars. Met een paar locals verken ik af en toe de streek via wandelpaadjes langs poelen, vijvers, weilanden en bossen. Wandelen vind ik heerlijk: zowel om te genieten van de natuur als van het gezelschap. Zelfs wanneer we zwijgen, zegt de stilte vaak zoveel meer. Stilte vertraagt, zet de mallemolen tussen je oren even on hold en verscherpt je zintuigen.   Afgelopen zondag had ik er weer zin in. Ik vertrok onder een staalblauwe hemel met een stralende winterzon die haar best deed om de lente - veel te vroeg - te verleiden. Deze keer ging ik alleen op pad. Ik pijnigde mijn geheugen om mij de weg te herinneren naar een prachtige vijver, afgeboord met een rietkraag en wilgen. Het kostte mij wel wat moeite want het is een goed verborgen pareltje. Na een paar kilometer zag ik eindelijk de vijver tussen de bomen. Ik genoot van het heerlijke, winterse tafereel. Stil was het zeker niet want ik hoorde de vogels uitbundig fluiten. Ik wist dat er ergens aan de waterkant een kijkhut lag. Na een beetje zoeken, vond ik een kwakkel, houten brugje dat naar de hut leidde. De hut is vooral bedoeld voor vogelspotters. Ik ben absoluut géén vogelspotter. Ik kan met moeite een huismus van een koolmees onderscheiden en ik weet dat een vlieg geen trekvogel is. Tot zover reikt ongeveer mijn ornithologische kennis. Toch kan ik erg genieten van de schoonheid van die beestjes.   Door het natte weer van de afgelopen weken hing rond de zolen van mijn wandelschoenen al een even dikke laag modder en aangestapte aarde. Voorzichtigheidshalve hield ik mij links en rechts vast aan de reling van de brug en stapte voetje voor voetje naar de hut. Ik trok het gammele, piepende deurtje open. Ik dacht onmiddellijk aan het ‘Schurend scharniertje’ van Jos Ghysen, voor wie zich die tijd nog herinnert. Mijn gemijmer stokte al snel toen ik in de hut een oude man zag zitten. Hij keek niet op. Zijn ogen tuurden over het wateroppervlak. Ik twijfelde even of ik rechtsomkeer zou maken, wat ik overigens onbeleefd van mijzelf zou vinden, dan wel of ik zou blijven. Ik koos voor het laatste en schuifelde een beetje onwennig naar het midden van de hut voor een beter zicht op de natuurpracht. Met zijn ene gestrekte wijsvinger voor zijn mond, gebaarde de oude man met zijn andere hand om naast hem te komen zitten. Zijn gehavende handen verraadden noeste arbeid. Zwijgend nam ik naast hem plaats op het bankje. Ik leunde een beetje achteruit. Vanuit mijn ooghoeken sloeg ik hem gade. Hij deed mij denken aan de opa van ‘Heidi uit de bergen’: beetje nors voorkomen, een bruine, velourse broek, een zwarte rolkraagtrui waar een kolonie motten had huis gehouden, een kakigroene jas en een dikke, grijze haardos die om een kapper smeekte. Net zoals de opa van Heidi had hij een grijze baard, onverzorgd. De broodkruimels van deze ochtend kon ik nog spotten ... Voor de rest spotte ik helemaal niets ... Ik tuurde ook over het wateroppervlak. Ik zocht minutenlang tevergeefs naar wat de oude man zo fascineerde. Ik zag water, dode bladeren, riet, waterplanten, ...   Net toen ik voorzichtig weer wilde opstaan, nam hij mijn arm vast en wees hij naar de waterkant. Tussen het riet zat een koppel eenden. “Wilde eenden” fluisterde hij, alsof hij zijn woorden spaarde om geen geluidsoverlast te veroorzaken. “Cool!” dacht ik ironisch bij mezelf. “Het mannetje maakt het hof” fluisterde hij verder. Ik was niet bijster geïnteresseerd in het amoureuze gevogel, diep verscholen in het riet, maar ik bleef toch zitten. De oude man leerde me nog meer over de verliefde vliegbeesten, onder andere dat ik het mannetje, de woerd, kon herkennen aan zijn glanzende groene kop, een witte halsband en een kastanjebruine borst. De vrouwtjes zijn doorgaans donkerbruin. “De winter lijkt soms doods en stil, maar vergis je niet, alle voorbereidingen voor nieuw leven zijn ook onzichtbaar al aanwezig. In het donker ontkiemt immers het zaad” vertelde de oude man. “Wist je dat de Kelten feestten bij de eerste volle maan in november om het toekomstige nieuwe leven te vieren? Dat leven moet eerst kiemen, rijpen in de donkere aarde” ging hij verder. Ik humde eens om duidelijk te maken dat ik naar hem luisterde. Hij zweeg even, zuchtte diep en ging toen verder: “Zo gaat het ook met ons. Ons leven stopt niet bij onze dood, het kent net zoals in de natuur een cyclus.” Het gesprek kreeg plotseling een heel bijzondere wending. Voor het eerst keek ik hem recht aan in zijn glasheldere, blauwe ogen. Ik ken nog iemand met zo’n ogen ... Ik moest slikken bij de herinnering, de herkenning. Hij zweeg weer even maar bleef mij aankijken met een zachte maar toch doordringende blik. “We zijn hier om te leren, om een beter mens te worden, om te groeien, ons verder te ontwikkelen.” Ik was een beetje overdonderd en wist niet wat zeggen, maar ik begreep, ik voelde, wel wat hij bedoelde. Er hing een bijzondere, diepzinnige sfeer in de hut. De stilte was alleszeggend en oorverdovend. Ik hoorde zelfs de vogels niet meer. Ik vergat de woerd en zijn aanwinst. Ik dacht diep na over wat de oude man had gezegd ... Zijn woorden raakten mij.   Plotseling trok iemand de deur open. Ik schrok. De speciale stemming verdween, alsof ze wegvloog en opging in de natuur. Een nette dame van - ik ben slecht in leeftijden schatten - ongeveer 60 jaar stapte binnen. Ze was van kop tot teen uitgedost in een piekfijne wandeloutfit met een berenpoot. ‘Fashionable’ zou mijn oudste dochter zeggen. De dame bleef heel aanwezig in het hoekje van de hut staan. Ze keek me aan met een blik van ‘vertrek nu maar, IK wil nu op het bankje’. De oude man keek ondertussen weer strak en zwijgend voor zich uit. Ik hoopte zo dat de dame weer zou afdruipen. Helaas pindakaas ... Opeens rinkelde luid haar gsm. Het irritante lawaai stond in schril contrast met de natuurgeluiden. Ze nam op en begon met een schelle stem te tateren. De optie om terug naar buiten te gaan, overwoog ze duidelijk niet. En het leek er ook niet op dat het gesprek snel zou aflopen. Ik bedankte de oude man voor het bijzondere gesprek en verliet de hut.   De rest van mijn wandeling was ik verzonken in wat hij mij had verteld over de natuur, het leven en de dood. Waarom vertelde hij mij uitgerekend daarover? Het is toch geen koetjes-en-kalfjes-onderwerp voor vreemden die elkaar nog nooit eerder spraken. Of had ik hem al eerder ontmoet? Was onze ontmoeting geen toeval? Net voor ik de bebouwde kom weer naderde, kwam ik de dame uit de hut weer tegen. Ze leunde op één been tegen de koffer van haar mooie SUV en wisselde haar wandelschoenen voor een proper paar. Ik knikte en vroeg tijdens mijn passage wat ze van de hut vond. “Ik ben niet gebleven. Ik betrouwde die rare man voor geen haar.” Ik knikte nogmaals beleefd en stapte verder. “Je weet niet wat je hebt gemist” dacht ik bij mezelf. Niets is wat het lijkt ... Meestal toch.

Hilde Bours
48 1

Gast

We moeten het dringend eens hebben over de grootste schending van de mensenrechten sinds de mensenrechten. Die gruwelijke trend die getuigt van zo’n barbaarsheid dat hij kinderverkrachting, terrorisme en de oprichting van De Romeo’s degradeert tot kattenkwaad. Misschien maak jij je er ook schuldig aan. Natuurlijk maak jij je er ook schuldig aan! Inderdaad, we moeten eens praten over die compleet, on-bruik-bare microlavabo’s in mensen hun gastentoilet.   Ik heb geen grote handen. Waarschijnlijk zeg ik daarmee zonder het te weten dat ik weerzinwekkend klein geschapen ben, maar ik hoor mijn vrouw niet klagen. En de jouwe ook niet trouwens. Nu ja, die van jou wel, maar dan in de zin van: ‘Mijn man heeft dat nog nooit gekund bij mij, Hans. En zeker geen vier keer in anderhalf uur. Misschien moet ik dat op z’n personeelsfeest maar eens zeggen tegen die fake blonde Vanessa van HR als ze weer op zijn zaad staat te azen met haar smerig paardenbakkes.’ Magische handen? Absoluut. Grote, nope.   Kan iemand mij dan eens uitleggen waarom ik tegenwoordig in geen énkele gasten-wc nog de handenwasbeweging kan maken, zonder mijn rechterhand kreupel te raspen aan de straalbreker van de kraan en terwijl dat kot onder water te zetten alsof de loodgieter de sifon is vergeten? Heb ik het Koninklijk Besluit gemist dat zei dat het alleen nog toegelaten is om scháálmodellen van lavabo’s te kopen? Of heeft heel België collectief beslist dat handen wassen nichterig is en heeft Bibi Smetvrees hier nog altijd niet door dat die dingen er enkel pro forma hangen, zoals dichtgenaaide vestzakken, Fort Escort-spoilers en het ‘Welkom in Ninove’-bord?   Drie weken terug, tijdens een etentje bij vrienden, was ’t weer van dat. Toen de obligate gezelschapsspelfase van de avond was aangebroken, zag ik m’n kans schoon om aan de teamverdeling te ontsnappen door m’n blaas vol zure dozenwijn te gaan ledigen. Tot zover alles oké. Ik doe proper m’n ding, knoop m’n broek dicht, draai mij een kwartslag en daar hangt hij. ‘Fancy zeepbakje,’ dacht ik. Tot ik zag dat er geen zeep in lag en er een kraan boven hing. Een halve minuut later sta ik hyperventilerend te staren naar de tsunami-restanten op de grond, de muur, mijn hemd, broek, schoenen en het plafond. De lavabo is droog gebleven.   M’n gedachten schieten alle kanten uit. ‘Mijn vrienden gaan denken dat ik half hun huis heb ondergezeken. Zij wéten niet hoe zacht en respectvol ik die bril naar boven heb gezet. Hoe ik met de vaste hand van een hartchirurg heb gemikt om geen enkele druppel nog maar in de buurt van de rand te laten komen. Al wat zíj zien is hoe hun gastentoilet veranderd is in een voetbad vol zeik.’ Exact op dat moment gebeurt het. Door een of andere gestoorde kronkel in mijn hersenen, denk ik: ‘Fuck het. Fuck het gewoon! Als mijn imago van propere vriend dan toch om zeep is, kan ik er evengoed volledig voor gaan.’   Ik doe het deksel van het toilet dicht, laat mijn broek terug zakken en pers er met alle macht een halve lasagneschotel en twee potjes tiramisu uit. Daarop schep ik, met de souplesse van een bouwvakker die z’n vijfhonderdste villa invoegt, elke keer wat in m’n handpalm en smeer het uit over de muur. Na tien minuten heb ik ongeveer elk plekje van m’n canvas gevuld en sta ik buiten adem naar mijn werk te kijken. En dan pas besef ik het. Er wáren andere opties. Ik hád die druppels kunnen opkuisen met een paar velletjes toiletpapier. Ik hád kunnen terugkeren naar de rest en hen zeggen dat die spatten in ’t wc en op m’n kleren geen pipi, maar water waren. Dat de lavabo te klein was. Achteraf is het altijd gemakkelijk natuurlijk. Die avond was de laatste keer dat ik Thomas en Femke gezien heb.   Kapot gezocht heb ik mij. Maar ik heb ‘m. De allerkleinste lavabo die ik kon vinden na elke sanitairsite van West-Europa door te lichten. Het ding ziet eruit als een doormidden gezaagd soepbord, je krijgt er amper een wijsvinger in. Sinds vorige vrijdag hangt hij. En langzaam maar zeker pak ik ze allemaal terug. Etentjes dat ik al georganiseerd heb! Geen één gaat buiten zonder dat ik hem of haar langs de pot heb gestuurd met de lopendste chili con carne die je ooit gezien hebt, de eetdag van de KWB inbegrepen. Dat ze godverdomme zelf eens ervaren hoe ze gast na gast tot de waanzin drijven met hun perverse mind games. Ik zweer het je, tegen dat ik deze humanitaire crisis heb opgelost, kan je baantjes trekken in de wastafel van elke wc in België. En dan ga je zien dat iedereen z’n handen wast in onschuld, alsof het nooit anders geweest is.     PS Thomas, Femke, als jullie dit lezen, denken jullie er dan nog even aan om de Doodle in te vullen?

Hans Verhaegen
0 0

Een koud kunstje

  “Godver!” roep ik terwijl ik mijn handen in een reflex omhoog gooi. Bijna was ik uitgegleden! De sneeuw, gisteren nog een bondgenoot in de instagramwedren, is vannacht veranderd in een verraderlijke ijsvijand. Wanneer ik weer bekomen ben, schuifel ik voetje voor voetje verder. Een visioen van hoe mijn oude dag er zal uitzien dringt zich op. Na nog enkele zenuwslopende meters, die in deze koude aanvoelen als kilometers, bereik ik eindelijk het begin van mijn oprit, waar mijn auto staat. Een zielige jammerklacht ontsnapt uit mijn keel wanneer ik merk dat het portier vast gevroren is. Deze ochtend heb ik een meeting, het is belangrijk dat ik op tijd op kantoor ben! Ik zou de ramen al ijsvrij kunnen maken, ware het niet dat de ijskrabber in de auto ligt. “Problemen?” vraagt een bekende stem achter me. Ik huiver. Wanneer ik me langzaam omdraai zie ik Cynthia staan, naast haar fiets. Mijn buurvrouw is altijd net zoals het weer vandaag; ijskoud en op geen enkel moment boven het vriespunt. Haar toon klonk had bezorgd geklonken, maar ik weet wel beter. Haar ogen fonkelen en rond haar mond zie ik een spoor van een grijns. “Tsja, mijn auto is volledig bevrozen. Ik geraak er niet in,” besluit ik haar spelletje mee te spelen. Mijn blik niet loslatend rommelt ze in haar handtas, op zoek naar haar handschoenen. “Doe zoals ik en neem de fiets. Beter voor het milieu….” haar ogen glijden spottend over mijn lichaam “En voor jezelf.” Witheet van woede probeer ik krampachtig een gevatte repliek te bedenken. Pas wanneer ik haar de hoek om zie fietsen geef ik aan mezelf toe dat zij deze slag gewonnen heeft. Het is jammer dat woede niet te meten valt met warmte. Mijn auto zou op slag ontdooid zijn. Ik kijk op mijn horloge en besef dat de tijd begint te dringen. Tegen beter weten in probeer ik de portieren van mijn wagen nog eens te openen. Zoals verwacht zitten ze nog steeds muurvast. Ik neem mijn gsm in mijn ijskoude handen en ontdek op Google dat warm water de snelste oplossing is voor mijn probleem. Wanneer ik me omdraai, om in huis water op te warmen, zie ik uit mijn ooghoek op de oprit van het ijskoude kreng iets glinsteren. Cynthia’s huissleutel! Deze moet uit haar tas gevallen zijn, toen ze op zoek was naar haar handschoenen. In eerste instantie ben ik meteen bezorgd. Wanneer ze vanavond moe thuiskomt van haar werk zal ze ontdekken dat ze in deze vrieskou buitengesloten is. Ik kan er echt niets aan doen dat ik toch een beetje begin te grinniken.   Even later manoeuvreer ik mijn niet-meer-zo-bevroren-maar-toch-nog-steeds-heel-koud-aanvoelende auto voorzichtig langs de brievenbussen, de baan op. Het zou heel makkelijk geweest zijn om Cynthia’s sleutel achter te houden, ze zou gedacht hebben dat ze hem elders verloren had. Ik ben best trots op mezelf dat ik me niet verlaagd heb tot haar niveau. Cynthia kan haar sleutel zo vinden als ze wil. Maar dan moet ze er wel aan denken om onder de reclame in haar brievenbus te kijken. Ik rijd de straat uit en glimlach.

MiMa
0 0

Het is veel waard

“Och, jullie moeten niet ongerust zijn.” Dat zei onze jongste, na een gesprek over zijn weekendje weg met de vrienden. “Dadelijk is het weer van: wacht maar tot ge zelf kinderen hebt, dan begrijpt ge het wel.” Ik zag mijn vrouw een zin inslikken. Ik meende te zeggen dat wij op die leeftijd, zelfs jonger, al een reis naar het buitenland hadden gemaakt. En bij ons zelfs in het pre-gsm-tijdperk. Zou het kunnen dat de voortdurende bereikbaarheid de ongerustheid doet toenemen? Omdat het toen niet mogelijk was. Ouders dachten: het zal wel in orde zijn. Ze moesten vertrouwen hebben.   Zo gaf een meester van onze lagere school, een voetballiefhebber, regelmatig de opdracht om een voetbalkrantje te gaan halen bij een man, die 200 meter van de school woonde. “Bel maar aan en hij geeft het wel.” De herinnering is vaag, maar ik stel me voor dat je dan nog even langs het raam passeerde en je naar de anderen kon zwaaien, die in de klas moesten blijven. Als een ontsnapte gevangene. Nee, beter als een koning. Want je mocht die dag iets meer dan de anderen.   Je zou het nu moeten proberen. De leraar werd publiekelijk gelyncht. Hoe durft hij het? Een kind alleen op pad sturen? Maar misschien wist hij wel exact hoelang we zouden achterblijven? En zou hij ons na tien minuten achterna gekomen zijn. Niemand waagde het om een omweg te maken. Misschien was het wel afgesproken met de man en was het wekelijks hetzelfde krantje. Niemand van de klas die het ooit bekeken heeft. Misschien wilde hij ons die tien minuten en dat vertrouwen geven. Misschien ook niet.   Maar het is een goed gedacht. En je weet wat ze daarvan zeggen.  

Rudi Lavreysen
0 0

Beproeving

  De beproeving, zei je nog. Een inderdaad, het is zondag ochtend en ik kom tot de conclusie dat het een beproeving voor mij is. Ja, dat ook. Niet voor jou of voor jullie, maar voor MIJ. Nooit gedacht dat stilte zo moeilijk te verwerken is, waar ik anders toch van rust hou. Ik wil dat je geniet, en denk dat jou dat aardig lukt. Meer als aardig zelfs…………ik zie je al schrijven: het was erg leuk, ik ben verliefd. Zij is het…………….Ik reken ermee! En ik wil dat ook jij liefde hebt in je leven…………maar waarom doet het zo een pijn?   Hoe komt dat toch? Ik heb mijn handen vol, heb mijn agenda druk geplant zodat mijn gedachten niet kunnen gaan wandelen. En toch, ik heb een ding over het hoofd gezien: de nacht. Als uit de stilte, doodstilte wordt en mijn hersenen beginnen te werken. Als iedereen om me heen slaap, zelfs jij, langs haar………ergens duizenden kilometers van mij vandaan. Zelfs dat geeft me onrust. 3 nachten al slapeloos. Het zijn geen honderden kilometers meer maar duizenden. En dan denk ik: is ook dat een teken? Scheiden ons nu al duizenden kilometers. Waar alles in grote aantallen anders zo leuk was. Bijvoorbeeld meer als 11000 reacties, woorden, emoties en hunkeringen. Sehnsucht grijpt me. Ik kan geen slaap vatten. “Laat het los” zeg ik me zelf. Ik zie jouw woorden voor me: kwel je niet zelf, dat is voor niets nodig en dan ook: ik hou oprecht van jou. Ik glimlach op mijn kussen en tranen rollen over mijn gezicht.   Een triest gevoel bekruipt me. April komt wellicht nooit. Wellicht wijst jouw beproeving uit, dat je me niet mist en dat je in die 6 dagen hebt gevonden waar je naar op zoek was. En ja; ik zou er dankbaar en gelukkig voor jou moeten zijn. Maar hoe werkt dat? Hoe kan ik dat, als het tegelijk betekent dat het los laten is? Opgeven is. Pijn.   Vrienden, dat zou mooi zijn……….vrienden voor altijd. Maar het zou voor mij betekenen dat ik sterker moet worden, misschien moet ik de muur terug optrekken………de muur die jij gedurende maanden steen per steen hebt kunnen doorbreken. Ik voel me kwetsbaar.   Ik loop op dingen vooruit en moet dat laten. Ik zoek verstrooiing. Het is mooi weer!   En dan nog, wat wil ik eigenlijk? Alles wat ik wil, kan niet………..en wat is het eigenlijk wat ik wil. Is het niet zo dat ik alles heb wat men zou kunnen willen?    

Sonja Blondé
7 0

Stadsforum Model NL - Nederlands in Brussel.

Hoe moeilijk kan « Goeiedag, een glas witte wijn graag », « Goeiemorgen, twee boterkoeken” of “Dag, mag ik een zak alstublieft?” zijn – en bij de laatste uitspraak bij een tweede poging in de lucht een tekening van een draagtas maken. Het zijn dagelijkse situaties aan de kassa, op café. Maar soms ook aan het loket voor een rijbewijs, een nieuwe identiteitskaart. Het mag wel gezegd worden dat er meer en meer Nederlands gesproken wordt in Brussel. Als je meer inzoomt op wie het Nederlands in Brussel machtig is, gaat het over mensen zonder Belgische achtergrond, nieuwkomers en dat is buiten de huidige generatie jongeren van allochtone origine gerekend want deze generatie spreekt naast de thuistaal, Frans én Nederlands.   Het blijft me verbazen dat in sommige handelszaken het personeel de eigen producten in het Nederlands niet kent. Ook beleefdheidsformules die de normale omgang met mensen kenmerkt, kennen velen (nog) niet. Niet bepaald bevorderlijk voor het imago van het pand of respect voor de klant. Wijn, boterkoek (en ook al eens chocoladekoek), zak… het zijn toch geen woorden als hottentottentenstoonstelling? Toch is er merkbaar vooruitgang in het Brusselse. Terwijl de kennis van het Frans van de jonge Vlaming en chute libre is, is de kennis van meerdere talen van de Brusselaar in stijgende lijn. Ach, een deel dertig plussers van Franstalige origine zal het altijd vertikken om alleen het Frans te hanteren. So it be. Laten we daar niet bij stil staan. Some folks only see the liter, we don’t miss them when they’re gone zong een Zweedse popgroep 40 jaar geleden. Laten we focussen op wat wel goed gaat, waar we kunnen verbinden, met wie we kunnen verbinden en kijken wie, met goede wil, een duwtje in de rug nodig heeft. Welke mensen een hand nodig hebben. Daar waar politiek verdeelt en niet in staat is de mens centraal te zetten, verbindt taal. Het on hold zetten van de Cocof omdat ze zich bedreigt voelt in hun taalcultuur is daar een voorbeeld van, om maar te zwijgen over Faouzia Hariche wiens houding en dédain voor het Nederlands op zich alleen al de vertaling van politieke onwil is. Zo’n attitudes zouden bij Stadsforum Model NL ook aangekaart moeten worden. En openlijk om uitleg vragen. Wanneer de burgemeester Close in een interview zegt dat hij Nederlands heeft MOETEN leren, met alle respect voor deze man, dan zegt dat toch iets over hoe moeilijk het is voor Franstaligen en bij uitbreiding het Franstalig Onderwijs om Nederlands bij te brengen zoals dat in Nederlandstalige scholen voor het Frans gebeurt. Taal is ook cultuur, de cultuur van de andere. Ik wil hier nog een keer benadrukken dat in Brussel niet alleen het Huis van het Nederlands lessen Nederlands aanbiedt. De Franse Gemeenschap biedt in hun Promotion sociale even kwaliteitsvolle lessen Nederlands aan en we zien ook daar mensen evolueren, schitteren en van zichzelf een twee- of meertalige versie maken. Het Huis van het Nederlands heeft niet het monopolie en ik vind het eigenlijk jammer dat ook hier vandaag weer geen verbinding gemaakt wordt met de leerkrachten NT2 in het Franstalig Onderwijs. Wij staan altijd een beetje aan de zijlijn als het over NT2 lessen gaat. Er wordt nooit samengewerkt en ook wij wisten niet dat dit georganiseerd werd. Conventies met Actiris en vooral met het OCMW moeten beter. Er moet rekening mee gehouden worden dat veel cursisten nooit een klas hebben gezien, nooit van een opleiding hebben genoten. Het zijn niet alleen schitterende kansen die aangeboden worden maar deze overheidsinstanties staan vaak veel te ver van de persoon. Dikwijls zou het wijselijker zijn de persoon eerst een alfabetiseringscursus aan te bieden, in andere gevallen een inburgeringscursus. Conventies tussen opleidingen en Actiris/OCMW zouden moeten functioneren met een leerkracht NT2 als verbindend element. Met alle respect voor de mensen die er werken, maar gewoon mensen naar de klas sturen omdat ze toch een opleiding moeten volgen, cijfers te halen en dit zonder naar de situatie van de persoon te kijken, is geen optie en gaat ten koste van de (nieuwe) burger. Ik mis vandaag deze verbinding. Dus, beleidsmakers, Bruzz en anderen : richt jullie aandacht ook op ons in het Franstalig NT2 Onderwijs, verbind en durf de archaïsche systemen van conventies die enkel uit zijn op “zie hoeveel mensen wij naar de cursus Nederlands sturen” in vraag te stellen en te resetten. Kunnen we overigens eens de cijfers “de réussite” opvragen bij Het Huis van het Nederlands, Actiris en OCMW? Zo kunnen we het eens in het licht van de praktijk (in de winkels, bij de MIVB, aan het loket) houden en onze strategieën meer inhoud en richting geven. Tenslotte een tip : NT2 gaat niet alleen over competenties als spreekvaardigheid maar evenzeer om attitudes. Vorige week ben ik met een nieuwe klas gestart. Ook via een conventie. Drie studenten (terwijl het Huis van het Nederlands vol zit) die amper Frans of Engels spreken. Ze komen systematisch te laat en willen telkens opnieuw vroeger door want er zijn de kinderen of er is een niet al te duidelijke thuissituatie. Thuis wordt er niet naar TV in het Nederlands gekeken, er wordt geen tijdschrift in het Nederlands gekocht, een bezoek aan een bibliotheek levert niets op en het is eigenlijk 120 uur per module in een klaslokaal zitten. Als leerkracht kan je daar uiteraard je ding bij zeggen maar ook de overheid die de persoon naar een les Nederlands stuurt én de persoon zelf moeten meer in verbinding staan om duidelijk te stellen wat de bedoeling en de opzet is om een cursus Nederlands te volgen. Je kan ook tools aanreiken om de thuissituatie en de opleiding beter te combineren en in evenwicht te houden. Vraag de mensen ook naar hun doelen, naar hun goestingen, naar hun dromen in hun leven. Durf van cursisten mensen te maken. Meer zelfs, laat het mens zijn in iedere cursist naar boven komen, verbind met het Nederlands en werk samen aan een project in het leven van de persoon die zich aanmeldt om Nederlands te leren. Neem me niet kwalijk maar er zijn veel mensen die gestuurd worden via deze conventies en waarvan ik overtuigd ben dat Nederlands voor hen verloren tijd is. Bij vele profielen zijn andere opleidingen efficiënter voor het integreren in de maatschappij en het vinden van een werk (en niet alleen een job). Als wij kunnen genieten van loopbaanbegeleiding en werktrajecten om ons optimaal te laten functioneren in het werk dat we doen en wat we willen doen, mogen we ook de anderen een stukje van deze taart geven. Krijgen cursisten en ex-cursisten ook inspraak in deze dag? Ik kijk dan ook uit naar de uitkomst van deze dag.

Erwin Abbeloos
14 1

Kaas

Elke week valt het wel een paar keer voor dat onbekenden mij op straat aanspreken en vragen of dat niet begint te vervelen, zo volmaakt zijn. En dan beken ik dat ik liever wat meer zoals hen was, ja. Die perfecte kaaklijn, dat gebeeldhouwde lichaam en die overvolle hersenpan brengen je uiteindelijk ook maar zó ver. ‘Dat jij zo volks kan blijven, Hans,’ zeggen ze me dan.   Toch ben ik niet die met seks en succes overgoten Jezus waarvoor iedereen mij aanziet. De bewondering van die mensen groeit dan ook alleen maar als ik hen mijn menselijkheid toon, door hen mijn ene grote beperking prijs te geven die al heel m’n leven een bron van ongevraagde moeilijkheden is.   ‘Je lust géén… kaas?! Dus ook geen Edammer, Camembert, Chavroux of zo’n blauwgeaderde Gorgonzola?’
‘Tenzij hij gesmolten is, niet nee,’ antwoord ik hen. De weinigen van wie de mond nog niet was opengevallen door m’n overweldigende verschijning, moeten er op dit moment in de conversatie ook aan geloven.   Het begon als kind. Ik werd naar een, zoals dat meestal gaat in conservatief Vlaanderen, kaasgezinde school gestuurd. Natuurlijk hoorde ik er niet bij en stond ik elke speeltijd ergens alleen tegen de muur terwijl de rest al kaasetend aan het voetballen was. Thuiskomen met stukjes halfgekauwde Babybel in m’n haar, oren, jaszakken, boekentas, kleurdoos, knikkerzakje, turnpantoffels, agenda, kousen, pennenzak, navel en bilspleet was dagelijkse kost. Ik herinner me nog een uitstapje naar de lokale boer dat volledig ontspoord is, enkel en alleen door mijn uitgesproken zuivelovertuiging. Was juf Karin uiteindelijk niet tussengekomen, dan had die gestoorde koeienpooier me omgekeerd in een boom gehangen met een halve bol belegen in m’n luchtpijp en een riek in m’n gat. (nvdr, het gaat hier om de regionale voorzitter van de Vlaamse Blok, ondertussen Kaasbelang, een kaasgezinde vereniging met extreme standpunten.)   Het middelbaar heb ik enkel overleefd door de vriendschap van enkele andere niet-kaaseters. In een stad zijn ze altijd net dat beetje progressiever. Je kon ons er duidelijk uithalen op de klasfoto’s omdat geen een van ons het woord cheese over z’n lippen kreeg. Het schooljaar waarin we klassikaal Kaas van Willem Elsschot lazen, bracht ik grotendeels galspuwend door met m’n kop boven de schoolwc’s en m’n knieën in plassen tevergeefs gemikte kinderpis. Dat jaar viel ik 13 kilo af en kreeg ik het ook bijna moeilijk met yoghurt.   Ook na m’n schoolcarrière is die stinkende kaas me blijven achtervolgen. Zelfs vandaag, in 2019, barst onze maatschappij nog altijd van de ongelijkheid tegenover mijn mensen. In luchthavens word ik er élke keer ’random’ uitgepikt aan de gate voor een laatste security check. Zowat alles wat ik tweedehands probeer te kopen is nét verkocht nadat de verkoper me langs z’n neus weg gevraagd heeft of ik iemand ben die kaas eet. En wanneer vrienden me dan toch eens overtuigd krijgen om met hen een kaaswinkel binnen te stappen, houdt een uit het niets opgedoken portier mij als enige tegen met een ‘sorry, de winkel is vol’. Je mag er zeker van zijn dat ik na het posten van deze column nergens nog aan een job, laat staan een huurhuis, geraak.   ‘Ja,’ zeggen die mensen dan, ‘je hebt gelijk, Hans. Wij, grijze muizen, hebben het als wél-kaaseters nog zo slecht niet. Sorry dat ook wij bevooroordeeld waren, door je onweerstaanbare aantrekkingskracht en intelligentie dan, welteverstaan.’ Ik vergeef het hen – misschien ben ik toch meer Jezus dan ik besef –, neem het gsm-nummer aan van de grootste borsten in het groepje en zet m’n weg verder.   Wanneer ik de kaaswinkel passeer, zie ik de eigenaar op het raam slaan en met z’n wijsvinger over z’n keel gebaren. ‘In 2020 worden we allemaal verdraagzamer,’ zeg ik tegen mezelf, terwijl een traan m’n rechteroog ontsnapt en langs m’n magnifieke kaaklijn op de grond valt.

Hans Verhaegen
0 0

Jehovah

Mijn zondagen zijn me heilig. Daar moet men niet te veel aan tornen. Op de zevende dag wil ik recupereren, bekomen, lichaam en geest op hun verdiende adem laten komen. De zondag wil ik rusten en wil ik nog meer met rust gelaten worden. De zondag wil ik ronddwalen door het huis, op zoek naar alles, niets vinden, en dat vooral niet erg vinden. De zondag wil ik berusten in het lot en in de lethargie van een veel te lang durende winter. De zondag is van mij. De zondag ben ik effenaf een onverbeterlijke egoïst. Eén dag per week is niets teveel. En dan werd er aangebeld. “Godver”, riep ik. Ik ben ook vaak nors op zondagen, zeker als de telefoon toetert of als er aan de bel wordt gerinkeld. Maar norsheid en gevloek zijn maar klein bier in vergelijking met dat wat ons voor eeuwig en een dag onverminderd zal blijven bestoken. Ik bedoel natuurlijk de schuld en de boete. Als de bliksem trok ik mijn broek aan, sleurde een truitje over mijn pompende lijf, en strompelde blootsvoets en ongeschoren naar de voordeur. Voor mij stonden twee vrouwen op middelbare leeftijd, elk in een wat afgedragen mantelpakje. “De wereld gaat om zeep meneer, u leest toch ook de krant. Kijk naar al die rampen, het zijn tekens aan de wand. Het einde van de tijden, dat is niet meer veraf. En dan scheidt onze vader het koren van het kaf.“  “Van met-de-deur in-huis-vallen gesproken”, reageerde ik gevat maar ze waren niet onder de indruk. “Gelooft u?”, onderbraken ze me streng en voor ik het besefte stonden ze al in de gang. ”Gelooft u?”, herhaalden ze en terwijl de ene me recht in de ogen keek was de andere al ongemerkt de leefkamer binnengeglipt. Mijn oudste dochter werkte toegewijd aan een aquarelletje en mijn jongste oefende enthousiast op de blokfluit. Ik toonde hun mijn platen met hedendaagse muziek maar ook met Schubertiaanse, Gregoriaanse en Byzantijnse gezangen. Ik liet hun mijn boeken zien. “Kijk hier, ook de bijbel en de koran.” Ik kreeg onmiddellijk drie boekjes cadeau van de niet genode gasten. Ik vertelde hun dat ik niets anders doe dan met mensen spreken, niet altijd in de gemakkelijkste omstandigheden. Dat ik ook met graagte mijn buren bezoek die een eeuw ouder zijn dan ik, en die elke middag alleeen moeten eten, verlaten als ze zich voelen, door God, onder andere, en klein Pierke. En dat ik het niet kan helpen, maar dat er een paar mensen rondlopen op deze kloot die ik echt graag zie. “Hoe zou ik dat allemaal volhouden mocht ik niét geloven?”, zei ik, bijna buiten adem en zinnen. “Maar uw God, die verschrikkelijke kasteelheer, die ban en bliksem over ons stuurt, dié God, neen, die woont hier al lang niet meer!” En dan hoorde ik het plots druppelen in de gang. Ik dacht: “Het zal toch niet waar zijn, ze zijn wraak aan het nemen, of ze zijn hun terrein aan het afbakenen, zoals honden dat doen.” Ik stoof de leefkamer uit, het mes tussen de tanden. Helemaal klaar om de strijd aan te gaan, In de gang was echter geen enkele van de dames nog te bespeuren. Ze waren blijkbaar middenin mijn tirade ongemerkt en met stille trom vertrokken. Ik stelde wel vast dat mijn bad aan het overlopen was.   © Dirk Vandeweghe

Dirk Vandeweghe
0 0

Beste menselijkheden 2019!

De goede voornemens van het 'nieuwjaar' hebben meestal een houdbaarheidsdatum van 2 weken. Vanaf 15 Januari zit 60% van de wereldbevolking met een rothumeur vanwege collectieve faling, 37% is tegen deze tijd depressief om dezelfde reden en 3% pleegt zelfmoord. Elk jaar opnieuw. Om deze reden heb ik dit jaar afgezien van alle voornemens. Ik heb me erbij neergelegd dat goede voornemens op nieuwjaar geen kloten waard zijn. Als je iets wil veranderen in je leven hoeft dat niet persé rond de jaarwisseling uitgedrukt te worden. Je doet iets of je doet het niet, zonder teveel gezeik en geslijm.  Het is eigenlijk iets om beschaamd over te zijn als we de statistieken bekijken. We maken onszelf belachelijk. De meeste wensen komen niet uit. Je stopt met roken of niet, je verlost jezelf van je overgewicht of niet, je stopt met drinken of niet. Hoe minder verhaal, hoe meer kans op slagen.   Het massale falen van je medemens na nieuwjaar is sowieso een negatieve frequentie om op mee te surfen. Wil je positieve veranderingen aanbrengen in je leven? Dan kan je daar best met nu mee beginnen. Of in augustus.  Augustus is de maand bij uitstek om na te denken over wat je wil met je leven. De lichtzinnigheid van de zomer loopt dan op z'n eind en de aankomende herfst geeft je de juiste atmosfeer om te mijmeren en bezinnen. Een perfecte periode om je nieuwe ideeën post te laten vatten. Tegen de jaarwisseling ben je dan volop ontnuchterd, klaar om te feesten en alle  bullshit los te laten. Als het je gelukt is tussen augustus en januari om enkele veranderingen aan te brengen, dan heb je reden tot feesten. Laat de champagne dan maar rijkelijk vloeien. Vreet je dan maar stijf aan foie gras, hoewel ik dat op elk tijdstip van het jaar walgelijk vind. Bah. Arme ganzen hun zieke lever opvreten.   Wil je vermageren? Doe dat in februari. Je bioritme werkt dan het beste mee. Wil je stoppen met roken? Doe het nu, of je sterft aan een enge ziekte. Wil je meer succes in je leven? Gedraag je er dan nu naar. Wacht niet tot nieuwjaar om het je voor te nemen. Leef of het elke dag nieuwjaar is. Neem jezelf voor, faal, sta op en leef. Accepteer dat een nieuw jaar er geen zak aan verandert als jij niet de kracht vindt om op elke dag van het jaar in actie te komen om je dromen waar te maken en je leven mooier te maken.   Ik wens jou voor de rest van je leven een mooi leven. Neem je elke dag iets positief voor. Slaag en faal.  Accepteer en leef. Dit is mijn wens voor jou en mezelf.   Gelukkig 2019!                                      Heidi Schoefs (www.schoefsheidi.com)

Heidi Schoefs
37 0