Zoeken

Vergeetwoorden

Ik zit aan onze eettafel en blader door een boek met ‘1000 vergeetwoorden om te koesteren’. Het zijn woorden als pertang, schielijk, schobbejak en bijkans. De bijhorende beelden komen als vanzelf. "Ik had pertang goeien troef", hoor en zie ik grootvader aan de ronde keukentafel in het ouderlijk huis zeggen.  Deze dopen ze op vrijdagavond om tot kaarttafel. Ze zitten er met zijn vieren. Het is een beeld van lang geleden. Hij werpt zijn twee resterende speelkaarten theatraal op tafel, waarbij ze een paar keer rond hun as draaien. Het spel kunnen ze niet meer winnen. De overige troeven zitten bij de tegenpartij. Hij gooit zoals een lassowerper, maar dan met speelkaarten in plaats van met een touw. De teleurstelling van het verloren spel dikt hij hierdoor nog wat aan. Alsof het een staatszaak is.  “We hebben toch bijkans acht slagen”, vervolgt vader troostend. Hij is in dit spel de compagnon van grootvader. En dat hij maar drie troeven had, maar wel goede ‘speelkaarten’, waarna hij de zeven gerangschikte stapeltjes met telkens vier kaarten nog maar eens natelt. Alsof het er plots acht zouden zijn. Grootvader vervolgt dat hij ook geen ‘vluchthand’ had. En de nonkel die met vijf troeven durft te passen, is volgens hem een schobbejak. Het is taal en kaarterstaal die je nog zelden hoort.   Tussen het kaarten door vertellen ze verhalen, over de een of andere kennis die schielijk gestorven is. Waarna grootvader ongeduldig vraagt of er nog gekaart wordt. Want met al dat gepalaver komt er van kaarten niets in huis. Gepalaver. Wie gebruikt het nog? Ook dat staat in het boek van niet vergeten woorden en niet vergeten mensen.  

Rudi Lavreysen
51 0

NIEUWJAARSNACHT IN THE HELL HOLE

Waren jullie, net als ik, van die mensen die diep verontwaardigd waren toen Trump over ‘the hell hole Brussels’ sprak?  Fronsten jullie ook de wenkbrauwen toen de Antwerpse burgemeester verkondigde dat onze gemeenschap alleen maar last had met de Berbermarokkanen? Wij kopen op de markt steevast , kruiden, fruit en groenten bij het Marokkokraam en onze e-bikes bij een goedboerende Marokkaanse fietswinkel. Buiten het feit dat ze hun cultuur door onze strot proberen te duwen, trachten de meesten te werken, proberen ze alsnog te integreren, laten hun dochters meer en meer hun sjaaltjes thuis en brengen ze wat multiculturele restaurantjes in ons straatbeeld.  Maar, nu gaan jullie mij toch niet wijsmaken, dat make en pake Marokkenbeek totaal niet weten waar hun legsel zich op oudejaarsavond mee bezig hield? Ik kan me voorstellen, dat als moe Fatima op 1 januari de kamer van haar lieverdjes opende en ze daar drie computerschermen, 5 smartphones met opladers, 10 doosjes antitiotica, 2 flessen Listerine, 5 pakjes Neurofen, 20 dozen condooms, 1 fles shampoo tegen psoriasis en 3 pakjes blarenpleisters ziet liggen, ze zich niet gaat afvragen of  Bolcom en Farmaline ook op Nieuwjaarsdag geleverd hebben. Schiet ze in een Arabische colère en geeft ze Mohammed, Abdul en Bashir onmiddellijk een veeg uit de tagine, omdat ze zich realiseert, dat als haar half minderjarig nageslacht alsnog geïdentificeerd wordt, zij als ouders voor al de schadeclaims zullen moeten opdraaien. Of vindt ze het achteraf wel fijn dat ze nu voor verschillende jaren genoeg gratis paracetamol in de kast heeft staan. Steekt ze straks haar hoofddoekhoofd in het Saharazand als de politie op de stoep staat en zal ze blijven beweren dat haar kroost om middernacht braaf met ma en pa rond de feesttafel zat, met de waterpijp, de thee, de couscous en de baklava. “Ik zweer het!” Hingen ze ook uit het raam toen ze de sirenes hoorden en de blauwe flikkerlichten zagen? Of dachten ze nog steeds heel naïef dat dit het Belgische vuurwerk moest voorstellen? Zien die ouders ’s anderdaags ook die beelden op de televisie, van kapotgeslagen bushokjes en bankautomaten, in brand gestoken auto’s en geplunderde winkels, of zien die huishoudens alleen naar het nieuws op El Jazeera en 2M Maroc? Bij die 200 à 250 kleine criminele eikeltjes die in Molenbeek alles kort en klein sloegen, die een computerbedrijfje en een apotheker plunderden, die politie en brandweer met bakstenen bekogelden, horen evenveel ouders bij die hun crapuulrelschoppers niet in de hand hebben. Eventjes zagen die ouders het licht aan het einde van hun tunnel. Marokko voert dit jaar opnieuw de militaire diensplicht in voor mannen en vrouwen tussen de 19 en 25 jaar. Veel Molenbeekse ouders hopen dat daar hun onhandelbare zonen eindelijk in het gelid zullen moeten lopen en respect gaan leren. ‘Law and order’! Pa Molenbeek haastte zich op nieuwjaarsdag, zo snel als zijn djellaba en zijn babouches hem konden laten spurten, naar de moskee om daar te bidden, dat de leger- oproepingsbrieven sneller in hun brievenbus zouden willen vallen dan dat het Belgische gerecht hun zonen zou kunnen identificeren. Maar hun hoop wordt onmiddellijk de kop ingedrukt als even later het bericht komt, dat de Belgische Marokkanen wel welkom zijn, maar niet naar het leger moeten! En dat is nu juist het probleem van de meeste jeugd, ze mogen maar ze moeten niets meer. Als straks zo’n ettertje toch voor het gerecht moet komen, dan is daar zeker weer zo’n links pro deo advocaatje dat, tegen de meestal vrouwelijke rechter, opnieuw de slechte jeugd breeduit uitspint. Dat zijn cliënt nooit mogelijkheden gehad heeft, dat hij sinds zijn kleutertijd tegen het Belgische racisme heeft moeten opboksen, dat hij als tiener op elk moment, van de dag en nacht, zijn identiteitskaart aan de politie moest laten zien, ook als hij niet op de hoek van de straat drugs dealde en dat dit dus zijn frustratie tegen de openbare macht alleen maar deed toenemen. Dat de rechter moest begrijpen dat zijn cliënt alleen maar een oudejaarsavondmeeloper was. Dat justitie zijn vorige 22 inbraakjes, zijn pesterijen tegenover hoofddoekloze meisjes die hij hoeren en kegs noemde, zijn twee fietsdiefstallen en carjacking en zijn jonge drugsverleden niet weer opnieuw in het vonnis moest opnemen, want dat deze zaken allemaal door de vorige rechters met moederlijke gevoelens en de mantel der liefde geklasseerd werden.  Zo’n advocaat legt dan ook de nadruk op het feit dat zijn cliënt nog een paar maanden onder de 18 is en dat er toch nergens plaats is om criminele minderjarigen op te vangen. En, als de rechter toch beslist om een gevangenisstraf uit te spreken, deze zeker niet in een gewone gevangenis mag uitgezeten worden, want dat dan UNIA en Child Focus heel boos gaan worden. Dus wordt zo’n gefrustreerd macho- relschoppertje weer met een vermanend pampervingertje en een eventuele werkstraf met uitstel opnieuw de straat opgestuurd. Klaar om volgende jaarovergang andermaal keet te gaan schoppen. Het is fantastisch dat eindelijk één Marokkaanse jonge vrouw opstaat en op You Tube, de relschoppers openlijk veroordeelt! Hopelijk wordt ze niet een dezer dagen in een ondergrondse parkeergarage door de ettertjes in elkaar geslagen! Waarom reageren die ouders niet? Waarom trekken die hun losgeslagen haantjes niet aan de oren naar het politiebureel, zodat justitie niet meer al die beelden moet analyseren om hun boefzoontjes te identificeren? Zijn ze het misschien toch eens met de rebellie van hun nazaten? Is Brussel en maw Molenbeek dan toch het hell hole?? Ik heb een gat in de markt ontdekt. In plaats van een cordon sanitaire rond bepaalde partijen te trekken, zouden wij bij rellen veel beter de politie samen met het leger inzetten en een cordon rond het misdadig feestvierdertjescollectief  opzetten, ze bijeendrijven en de kring kleiner en kleiner maken. Vervolgens moeten ze met een plofkofferinkt op alle onbedekte lichaamsdelen mikken. Liefst geen bruin of zwart maar degelijk fluo purper of  metallic biljartgroen. Het wordt min of meer het principe van paintball;  op de ogen bij de bivakmutsen , de handen en het haar onder de houdi’s. Deze verf moet minstens een maand als een schofttattoo zichtbaar blijven. Ze kan noch bij het wassen, het douchen en het haarkleuren verwijderd worden. Vroeg of laat moeten deze ingekleurden de woonst verlaten en kunnen onze ordediensten ze zonder veel problemen oppakken. Een paar aan de school, in het theecafé en sommigen op de hoek van de drugsstraat. Leest de politie mee? Goed idee? Wij sluiten dan al het gepaintball volkje op in een grote kooi, ergens in het midden van de grote markt, waar vroeger de schandpaal stond.  We houden de rechts georiënteerde partijen weg van het event, want die zouden toch maar alleen met bijlen, hamers en bakstenen afzakken, maar we delen rotte eieren uit aan de apothekers en beschimmelde tomaten aan de computer- winkelmedewerkers. We laten de politie wat experimenteren met pepperspray en een beetje traangas. De Lijn en de ‘brandende autoslachtoffers’ mogen zich uitleven met pek en veren en de brandweer mag vervolgens het zootjes lamstraalrelschoppers dag en nacht natspuiten. Het mag zelfs tot ze behoorlijk onderkoeld zijn want thuis ligt toch nog de ganse gestolen medicatie op de kast waarmee ze de opkomende verkoudheden kunnen te lijf gaan. En natuurlijk vinden wij het fijn, dat Adil, Bilal, Kamal , Ish, burgemeester Mohamed en nog zoveel meer nieuwe Belgen de weg vinden om samen met ons een samenleving op te bouwen, alleen spijtige dat op één nacht door een paar asociale nitwits een ganse bevolkingsgroep weer door ons geviseerd zal worden.   Sim, 2 januari 2019, met veel verontwaardiging.          

Sim
42 0

Nieuwjaarsbrief aan mijn tv-provider

Geachte heer, mevrouw   Ik maak er een gewoonte van om in het begin van het jaar enkele nieuwjaarsbrieven te schrijven. Voor mijn familieleden en vrienden, maar ook naar enkele instanties om geheel vrijwillig mijn diensten aan te bieden. Dit jaar viel de keuze op uw firma. Ik weet niet of u zich nog herinnert dat een bepaalde minister op een gegeven moment het kijk- en luistergeld heeft afschaft. "Het is niet meer van deze tijd, een belasting heffen op tv-kijken", verklaarde de minister. De commerciële tv betaalde zichzelf immers al met met reclame en de overheidszender kreeg een jaarlijkse dotatie. Ik kan me niet meer voor de geest halen hoeveel het kijk- en luistergeld exact was, maar het moet zo ongeveer in de richting gaan van het bedrag dat we nu maandelijks betalen voor uw diensten inzake digitale televisie, telefoon en internet. Het moet natuurlijk allemaal betaald worden, dat hoort u me niet zeggen. We kunnen bovendien tal van tv-programma's opnemen met onze digicorder of TV decoder, om ze op een later tijdstip te bekijken.   Alhoewel, daar zit eigenlijk het probleem. Tijdens de eindejaarsperiode zijn er op de nationale zenders heel wat mooie programma's te zien. Nieuwe series, jaaroverzichten, conferences, klassieke films en meer. Het toestel draait overuren. Maar telkens als we meer dan twee programma's tegelijk willen opnemen, krijgen we de boodschap dat er een conflict is. Ik begrijp dat niet. Enerzijds zou het mogelijk moeten zijn, maar ook het woord stoort me. Want meteen verplaatst het conflict zich naar onze huiskamer. Ruzie, omdat iemand zijn of haar geliefde programma moet schrappen.   Daarom stel ik voor om enerzijds de mogelijkheid te voorzien om minstens vijf programma's tegelijk te kunnen opnemen. Voor het bedrag dat we jaarlijks aan uw firma betalen, zou dat toch een optie moeten zijn. Anderzijds geef ik u graag een alternatief voor de term 'conflict'. Dat ligt nogal zwaar op hand. Het betekent letterlijk een 'strijd'. Want denkt u van een 'dilemma'? Dat is 'een keuze tussen twee of meer alternatieven'. Beter, niet? En zachter. Mocht u zich hier in kunnen vinden en het daadwerkelijk gaat toepassen, mag u als tegemoetkoming altijd een bedrag naar keuze aftrekken van mijn maandelijkse factuur. Indien u niet meteen een bedrag kan verzinnen, wil ik dat graag in uw plaats doen.   Steeds tot uw dienst en alvast een vreugdevol 2019.   Met vriendelijke groeten Rudi Lavreysen

Rudi Lavreysen
37 0

De kalender

Ze zijn sneller uitverkocht dan andere jaren. De reden? Ze liggen een paar weken vroeger in de krantenwinkel. Net van kalenders zou je verwachten dat ze op een vast tijdstip verschijnen. We hadden het zelfs op de kalender van dit jaar (die dus vorig jaar bij het boekje zat) genoteerd. Ik krijg de opdracht om bij enkele lokale en bovenlokale krantenventers te informeren. Of er geen exemplaar onder de toonbank ligt. Helaas. Lichte paniek in huis, want geen enkele kalender is beter geschikt om werk- en schooluren op te noteren. De vakantie, afspraken bij de kapper of dokter en wat weet ik allemaal. De vakjes hebben de ideale grootte. Vier regels. Meer kan of mag er op een dag niet gebeuren. De dagen krijgen al een beetje vorm dankzij de kalender aan de keukenmuur. Ik moet toegeven dat het mezelf rust geeft. De dingen zijn geregeld. Het is goed zo. Dat gaat dit jaar dus niet gebeuren. Ik heb al een andere kalender gekocht, maar die blijkt niet hetzelfde te kunnen. Tot er plots het verlossende bericht komt. Er is een uitgave van twee tijdschriften gespot, in een plastiekje, inclusief kalender. Wat een geluk. Het eindejaar kan niet meer stuk. Excuseer me voor de rijmelarij, maar dat is het gevoel.Wat ik me afvraag. Wij noteren op de kalender bij elke dag onze eigen kleine wereld. Zouden de mensen met een iets grotere wereld dit ook doen? Hangt er bij Donald en Vladimir ook eentje in de keuken? Stel dat Melania en Ljoedmila in een vakje bij een bepaalde dag iets noteren als “Babbelen met Assad. De mensen hebben er honger.” Och nee. Wat zou het.Maar kijk. Onze kalender hangt. Voorlopig nog onder die van het oude jaar. Maar hij hangt. Het nieuwe jaar staat klaar. Nu wij nog.   

Rudi Lavreysen
0 1

Stoerdoenerij van het bange hart

Een paar dagen na mijn vertrek. Wanneer mijn planning volgens planning gelopen zou zijn, zat ik al in mijn hut, hoog in de Pyreneën. Met uitzicht over besneeuwde bergtoppen te schrijven over mijn avontuurlijke tocht. Met het knisperend geluid van de houtkachtel op de achergrond en Mila aan mijn voeten. Het leven loopt niet altijd volgens planning. Zeker niet als deze overmoedig en daardoor onrealistisch is. Daardoor vindt mijn dagelijks schrijven plaats in mijn favoriete koffiebarretje in Home Town Mechelen. Waar ik 20% van mijn geplande dag budget spendeer aan een latte. De rietsuiker, het speculaasje, wifi, warmte, toilet en drinkwater maken de 3,5 euro minder pijnlijk. Hoe ben ik in Kaffee-ine beland in plaats van mijn hut, ver boven zeeniveau en minstens even ver weg van de bewoonde wereld? Angst. Naast slechte raadgever ook de bron van deze change of plans. Vol goede moed liet ik Mechelen achter en wikkelde me in het gevoel van avontuur en vrijheid. Helaas sloeg dit haast euforische gevoel al heel snel om naar zijn minder positieve tegenhanger. Niet zo heel erg veel later, nog niet eens de taalgrens voorbij, bracht ik mijn bus noodgedwongen tot stilstand. Geen taferelen met zwarte rook uit de motorkap, al voelt het niet minder erg. Zware migraine. Van die soort dat het tikken van je richtingsaanwijzer voelt als een hamerslag op je schedel. Samen met het kloppen in mijn hoofd, ogen en maag, kwam het overduidelijke besef dat ik mezelf overschat heb. ‘Zwààr overschat’ was misschien wel beter op zijn plaats. Het was te ver buiten mijn comfort zone op dat moment om zonder plan door de vrieskoude alleen tot in de Franse bergen te rijden in mijn nieuwe oude logge 3tonner. “Hoe kan je één jaar alleen gaan reizen als je de tocht naar de Pyreneeën, zo ongeveer 5/365e van de onderneming, niet eens aan kan vangen vol vertrouwen. Of toch op zijn minst zonder het in je broek te doen?” Lekker kritisch. Zo is hij wel, die Eerste Stem. In een zachte melodieuze toon vervolgde Stem Twee op zijn eigen sussende manier “Nothing to be ashamed about: er zijn genoeg mensen die niet eens allen op een all-in vakantie zouden gaan. Of naar Antwerpen durven rijden. Zelfs in je vriendenkring.”“Yep,” antwoordde de kritische stem “die durven het niet en die doén het dan ook niet. Slimmer dan pretenderen meer te durven dan je kan. Zij kénnen zichzelf duidelijk beter dan jij jezelf kent. En dat geeft dan al jaren les over ‘naar jezelf luisteren’ en ‘je grenzen respecteren’. Tssss…” Even bleef het stil, waardoor de harde woorden hun doel niet misten. Recht in mijn bange hartje. De katalysator voor angstgedachten die op hun beurt mijn zelfvertrouwen aantastten. Dat brokkelde af met de snelheid van een over gemotiveerde lawine. Rillend in mijn bed, onzeker over hoe lang de verwarming op kan zonder de benzinetank leeg te maken, dienden twee opties zich aan. Angsten negeren, extra anti-migraine pilletje en moedig door rijden tot in de bergen. Of luisteren naar mijn gevoel en mezelf niet forceren iets te doen dat niet goed voelt. Geen evidente keuze, dààr, op de parking, tussen de truckers en in de schemer. De stemmen in mijn hoofd waren het nog steeds niet eens. “Komaan, wie durft er nu niét naar de Pyreneeën rijden?”, bulderde Stem Een. “Wel ja, …. “, hoorde ik Stem Twee fluisteren na wat getwijfel, “ik. Ik durf het niet op deze moment, alleen.”Wat was ik blij dat mijn Begripvolle Ik tussenbeide kwam, nog net op tijd om een ruzie tussen hen te vermijden. “Voelt het niet goed, dan is het niet goed. Waarom heb je een sabbat jaar genomen? Om te rushen? Om je stoer voor te doen? Ik dacht het niet. Les 1: wees trouw aan je gevoel. Je hebt niets te bewijzen en nog in het minst aan je zelf.” Ik draaide de sleutel om in het contact en reed terug naar Mechelen.

angelique
0 0

Van katoen geven

“Buitenlanders vinden hier nooit het toilet”, zeg ik. “Het bordje met ‘koer’ boven de toiletdeur zal niet veel helpen.” Als het ons lukt, trekken we zaterdag- of zondagvoormiddag eropuit voor een fikse wandeltocht, waarna mijn vriend en ik soms in dit etablissement belanden. We laten er de voormiddag in de namiddag glijden, met een klassieke filterkoffie voor onze neus. “De tijd gaat snel, gebruik hem wel”, zeggen we soms tegen elkaar.  Diezelfde tijd heeft geen vat op de zaak gehad. De bierglazen hebben er nog dat gouden randje. Het toilet is nog altijd de koer. “Ik ga zelf eens kijken of ik nog een jongen ben”, zegt mijn compagnon terwijl rechtstaat. “Vanaf nu kan je op het toilet van katoen geven”, zegt hij even later, terwijl hij zich terug neerzet. Ik kijk hem niet begrijpend aan. “Er staan zakjes met verse katoen in het kleinste kamertje”, vervolgt hij. “Om een aangename geur te verspreiden wellicht. Op het zakje staan twee regels uit die mooie song van Billie Holiday. “Summertime, and the livin' is easy. Fish are jumpin' and the cotton is high.” Hij zegt het al zingend.   “Weet je trouwens waar de uitdrukking ‘van katoen geven’ vandaag komt?”, vraag ik hem. Hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog maar zegt niets. “Als ze vroeger de petroleumlamp feller wilden laten branden, moesten ze de katoenen lont verlengen. Daarom zeggen we nu nog altijd ‘van katoen geven’ om buitengewoon je best te doen.”  “Gij bakt ze toch bruin met uw spreekwoorden”, lacht hij. “Van bruin gesproken, weet je trouwens waar het spreekwoord ‘dat kan mijn bruine niet trekken’ vandaan ko…” wil ik vragen, maar hij laat me niet uitspreken. “Nee, ik wil het ook niet weten. Drinkt gij maar eens van die koffie”, lacht hij. “Ik krijg dorst van uw bruin spreekwoorden.”

Rudi Lavreysen
58 0

Horendol

De allereerste keer voelde verrassend, vies en een tikkeltje opwindend. Ik durfde zweren dat ze op drie meter naast mij stevig van bil aan 't gaan waren. Tegen zo’n gekreun is onze scheidingsmuur niet bestand. Na die eerste keer hoorde ik het elke dag. Daarna meermaals per dag. Tot het uiteindelijk meerdere keren per minuut werd. Iets later ontdekte ik dat de buurvrouw, die ik ervoor nog als een onverzadigbare hoer had omschreven, waarschijnlijk terminaal is.   Terminaal is misschien wat overdreven. Want wie is er tegenwoordig niet terminaal? Het T-woord is in de mode. Komen de kleinkinderen te weinig op bezoek? Een beetje kanker doet wonderen. Misschien heb je wel net als zoveel anderen geen zin meer om elke week dat veel te grote huis te kuisen tot het einde van je dagen. Met een beetje geluk is dat einde weldra al in zicht. En vanaf er een goede kuisvrouw gevonden is, slaat de chemo wonderbaarlijk genoeg plots aan. Wat een gelukkig toeval. Zullen we die kuisvrouw maar houden nu?   Voor zover ik weet is er nog nooit iemand gestorven aan hypochondrie. In tegenstelling tot die verkoudheid die mij vorige winter bijna het leven kostte. Op de derde dag wist ik hoe laat het was en had ik al een kist besteld. Massief mahonie, glanzend. Want zo ben ik dan, doodziek maar blijven vechten zodat ik niemand met al dat geregel moet opzadelen. Na vijf dagen kwam ik er tegen alle verwachtingen in terug bovenop. Sterk ras zeker? Om maar te zeggen, ik weet wat het is om de dood in de ogen te kijken.   De buurvrouw maakt nooit oogcontact als je haar op straat tegenkomt. Elke keer die Russische kop in de grond vanaf ik m'n mond nog maar opendoe om goeiedag te zeggen. Geen enkel geluid komt eruit bij haar. Behalve dan achter de muur, in haar veilige, slecht geïsoleerde rochelcocon. Want daar reutelt oma Poetin erop los dat het geen naam heeft. Eén keer werd ik er zo horendol van dat ik geroepen heb: ‘Sterf dan godverdomme, mens.’ Toen was het gedaan met keelschrapen. Oké, janken daarentegen... Tot drie uur 's nachts heeft ze het uitgehuild. Komedie, denk ik dan. Want als je nu geen nood hebt aan kreunen, dan anders ook niet.   Sinds gisteren is het muisstil langs de andere kant van de muur. De buurvrouw is dood. Niet door een ziekte ofzo. Blijkt dat ze niet eens terminaal was, maar gewoon een of andere keelinfectie had. Nee, de buurvrouw is dood omdat ik gisteravond de straat indraaide en dat mens mij niet zag doordat ze haar kop weer in de grond had begraven. 't Zal niet bij haar kop blijven deze keer.   En nu? Goh, een nieuwe voorruit, wat uitblutsen en bijspuiten. De verzekering betaalt me waarschijnlijk meer terug dan de kosten die ik heb. Het mag ook wel eens meezitten voor mij, hè. Zeker nu, want ik voel mij elk uur eenzamer worden zonder dat geruststellende geluid van mijn vroegere naaste op de achtergrond. Hopelijk zijn de nieuwe buren terminaal. Of gaan ze op z'n minst eens graag stevig van bil. Ik kruis m'n vingers voor een combinatie van de twee, want hoe langer ik hier zit, hoe oorverdovender die stilte klinkt. Ik word er horendol van.

Hans Verhaegen
0 0

Snowflake Blues

Geef me een woord en ik schep een wereld. Geef me de leegte en ik creëer de hel.  Dertig jaar lang heb ik in het Kempense platteland getimmerd aan een onderwereld, waarvan ik de chagrijnige hoeder was.  De Kempen is een regio die zijn welvaart dankt aan snelwegen en betonvelden. Een wereld die bezongen wordt om zijn purperen heide en zijn melodisch mengpaneel van streekdialecten.  Een streek die ik enkele jaren geleden ben ontvlucht omdat haar horizon niet verder reikt dan de wanden van een mollengang.  Want de Kempen is in de eerste plaats een plattelandsgetto, waar buitenstaanders en vrijdenkers even welkom zijn als een rijkeluiszoon in een Parijse banlieu. Voor creatieve, ambitieuze sneeuwvlokjes is het een ronduit gevaarlijke plek. Velen sterven er van verveling. Anderen vallen ten prooi aan de moordlust van de grote sociale grasmaaier die elk sprietje kortwiekt wiens hoofdje uitsteekt boven het vlakke, gele gazon.  Het Kempense platteland bewijst dat je om een controlestaat te creëren geen nood hebt aan een dictator, bemoeizuchtige flikken en een uitgewerkte infrastructuur van gezichtsherkenning, databases met vingerafdrukken en grenscontroles. Roddels, bemoeizucht, opgedrongen modetrends en nieuwsgierige blikken zijn voldoende om mensen in het gelid te doen lopen. De kerken lopen leeg, maar de moraal van schuld en boetedoening woekert nog steeds in de hoofden en huiskamers. Ook zonder het ware geloof kan je de katholieke terreur handhaven. In Kempense woonwijken heb je geen blauw op straat. Zij worden permanent bewaakt door verveelde huisvrouwen, agenten in burger die notie nemen van iedere normoverschrijding. In hun hoofd torsen ze een gigantisch wetboek dat tot in de puntjes beschrijft hoe vaak de Kempenaar zijn auto mag wassen, hoe lang hij zijn haar mag laten groeien, wanneer hij zijn dakgoot moet kuisen, welke schoenen bij welk brilmontuur passen, en hoe groot het aandeel Nederlandstalige schlagers en Roy Orbison-platen in een Kempense muziekcollectie moet zijn. Zondaars worden hardhandig aangepakt. Met uitgekiende roddelcampagnes worden ze tot persona non grata verklaard.  Wie weigert mee te surfen op de hoofdstroom vindt een tijdelijk onderkomen in de steeds dunnere naaldbossen en heidevelden. Behalve op zon- en feestdagen, wanneer vogels, reeën en hoogsensitieve sneeuwvlokjes worden opgeschrikt door motorcrossers, wielerterroristen en gezinnen met kinderen. Enkel in de vier muren van jouw kamer kan je echt jezelf zijn: eenzaam, verveeld en uitgeput. Enkele jaren geleden sloeg ik op de vlucht voor deze tirannie van de middelmaat. Als culturele vluchteling vond ik een onderkomen in de grootstad. Toch keer ik soms terug. Mijn meningen houd ik nog steeds voor mezelf. Tijdens die maandelijkse trips trakteer ik familie en vrienden op Turks brood, Marokkaanse thee, Libanese desserts, Boliviaanse coke en ander exotisch snoepgoed. Tijdens die daguitstapjes geniet ik van de bossen en de heide, de rust en de kalmte, de nestwarmte die ik ergens daartussen achterliet, en de zekerheid dat ik de trein huiswaarts kan nemen als die warmte omslaat in een verstikkende heidebrand. Pieter Van der Schoot  

Pieter Van der Schoot
34 0

Het Groot Dictee Heruitgevonden 2018 – Gesprek met een filosoof

‘Schrijven wil zeggen dat er stapje voor stapje een ik buiten jezelf ontstaat, die je vertelt wat je bedoelt.’ Vik kijkt Mona door zijn johnlennonbrilletje aan. ‘Rutger Kopland’ zegt hij en snuift lawaaiig. Mona knikt en glimlacht. Ze vraagt zich af waarom ze zich door Imke heeft laten overhalen tot een ontmoeting met deze man. ‘Vik is eindredacteur van een literair magazine,’ had Imke geopperd. ‘Een heel boeiende man. Jullie hebben vast tig gemeenschappelijke interesses. Hij heeft oosterse filosofie gestudeerd en hij is nog hups ook. Mocht het toch niet klikken, dan heb je tenminste een namiddag naar een seduisante man gekeken.’Mona had ten slotte toegegeven. Baat het niet dan schaadt het niet. En zo was ze met deze wijsgeer in de koffiebar van de bibliotheek beland. Toen ze aankwam, sloeg Vik een roman dicht, die hij net scheen te hebben uitgelezen. ‘De Idioot’ van Dostojevski, een voorbode van wat de rest van de namiddag zou brengen. Na het citaat van Kopland, blijft Vik Mona met grote ogen aanstaren. Zij doet een poging om iets ad rems te verzinnen, maar slaat daarbij helaas volledig tilt. ‘Lekker chocoladecakeje,’ merkt ze dus maar op. Intussen wijst ze als een imbeciel naar het gebak dat voor haar op tafel staat.‘Een moelleux,’ zegt Vik. Hij roert in zijn muntthee en kucht licht geïrriteerd.‘O ja, zo heet dat,’ mompelt Mona. Ze neemt een hap en kijkt snel even rond in het etablissement.‘Schrijf je al lang?’ Vik legt zijn hand op zijn lijvige boek dat nog steeds op de tafel ligt. Zijn duim aait bijna liefkozend de kaft.‘Best wel eigenlijk, ik kan me niet herinneren dat ik het niet deed,’ antwoordt Mona.‘Al veel gepubliceerd?’ ‘Ik heb een blog en ik neem hier en daar weleens deel aan een wedstrijd waar ik occasioneel iets win. Ik heb ook een boek uitgegeven.’ Mona’s stem klinkt een beetje weifelend.‘Mooi, een boek,’ zegt Vik. ‘Heb je veel verkocht?’‘Niet echt, ik had er meer van verwacht. Ik was eigenlijk best teleurgesteld toen ik de verkoopcijfers te zien kreeg.’Vik gnuift: ‘Het is zoals Nietzsche zei: het schrijven als een vast beroep beschouwen, moet gezien worden als een vorm van waanzin.’Mona weet niet meer goed waar ze het heeft. ‘Best jammer eigenlijk. Het blijft toch ergens de droom van elke auteur om met schrijven de kost te verdienen,’ stamelt ze.Vik slaat zijn ogen naar het plafond en zucht: ‘Ah, de poging om de hemel op aarde te verwezenlijken, brengt steeds de hel voort.’‘Dostojevski?’ probeert Mona en wijst met haar kin in de richting van het boek dat nog steeds door Viks hand wordt gestreeld. Hij schudt zijn hoofd: ‘Mis, dat was Popper.’ Mona knikt schlemielig. Dit wordt met de minuut gênanter. Vik haalt zijn hand van zijn boek en duwt het in de richting van Mona. ‘Heb je het gelezen?’Mona neemt nerveus nog een hap van haar gebak. ‘Neen, met mijn sociaal leven vind ik nooit de tijd om mij in zulke dikke boeken te verdiepen en na een lange werkdag kijk ik ook graag eens gewoon televisie.’ Vik gniffelt pedant. ‘Televisie? Ik lees liever een fascinerend boek. Gandhi zei ooit: ‘Wie smaak vindt in het lezen van goede boeken, is bij machte om de eenzaamheid te dragen, waar dan ook en met groot gemak.’Nu heeft Mona er genoeg van. ‘Luister eens hier wijsneus: talent ontwikkelt zich in eenzaamheid, karakter in de stroom van het leven, Johann Wolfgang von Goethe.’ Vik kijkt haar onthutst aan, maar Mona is onvermurwbaar. ‘En nu ga ik naar huis, lekker triviaal televisiekijken. Om gelukkig te zijn moet je doen waar je gelukkig van wordt.’ ‘Aurelius?’ poogt Vik nog.‘Neen,’ zegt Mona gedecideerd: ‘Johan Cruijff.’ Ze neemt haar handtas en loopt de zaak uit. Deze tekst werd vrijdagavond 7 december gelijktijdig voorgelezen in Het Groot Dictee Heruitgevonden in 60 Vlaamse en Brusselse bibliotheken.Met veel dank aan de bib van Mechelen voor de kans die zij mij gaven en de super fijne avond die het op 7 december werd.

Ans DB
16 0

HET GELE HESJES GOEDE DOEL

Eind november daverde het sportpaleis in Antwerpen tijdens de slotshow van Rode Neuzendag van het gigantische applaus. Na weken intensief vrijwilligerswerk had de actie 4.269.073 euro opgebracht. Ondertussen aan de andere kant van de wereld stond daar zo’n Belgische minister op een Zuid Afrikaans festivalpodium, voor een enthousiaste 60.000 koppige menigte, als een rockster te juichen. Hij doneerde, in Johannesburg,  uit naam van België zo’n luttele 43 miljoen euro om ginds de gendergelijkheid te promoten. Voor diegenen die niet helemaal mee zijn, zal ik het nogmaals herhalen: Die Belgische bwana kitoko schonk aan de Zuid Afrikanen 43 miljoen euro  Belgisch belastinggeld om duurzame ontwikkeling en gendergelijkheid te promoten. Zuid Afrika is één van de meest ontwikkelde landen van het Afrikaans continent en ik kan, en niet alleen ginds, wel een paar andere en meer dringendere doelen bedenken om onze eigen belastingscenten in te steken. Wijzelf zijn euforisch als we 4 miljoen euro en een klets kunnen bijeenschooien, terwijl 47 miljoen euro van onze centen ergens anders rondgestrooid wordt! Diezelfde dag vertelde men op de radio en kopte men in allerlei kranten dat 1 op 5 kinderen in ons eigen land in armoede opgroeien. We hebben een berg staatsschuld of noem je dit een gigantische put! We zijn het land van de hoogste belastingdruk en de laagste pensioenen. Nieuwkomers ontvangen meer dan wat we aan onze eigen invaliden uitbetalen. Nog nooit stonden er zoveel mensen in rijen aan de voedselbanken aan te schuiven. Mindervaliden worden bij bejaarden in rusthuizen gestoken omdat er ergens anders geen plaats voor ze gecreëerd wordt. Minderjarige criminelen laten we meestal lopen omdat er nergens plek is om ze herop te voeden. In andere landen van Afrika sterft men van ondervoeding of ebola. Karavanen hongerzwarten sjokken door woestijnen richting zee om daar, als ze het al overleven, op een luchtmatras de grote oversteek te wagen naar het land van die geld rondstrooiende Europeanen. En nog maar net hebben we met zijn allen die rode neus weer voor een jaartje weggeborgen, of vrijwilligers zetten zich opnieuw in voor de Warmste Week. In december moeten wij allemaal met Music for Life het kerstgevoel ondergaan. Sneller dan dat wij onze portemonnee kunnen opendoen, ploppen de nieuwste goede doelen als paddenstoelen uit de grond. Allemaal heel hartverwarmend, maar een druppel op een hete plaat, zolang onze eigen regering onze zuurverdiende belastingcenten aan de andere kant van de wereldbol laat verdampen.  Geen journalist die er een bedenking bij maakte ..alleen een foto van een “she’s equal” roepende ‘geld verstrooiing minister’ voor een 60.000 koppige  joelende Zuid Afrikaanse menigte. Tegelijkertijd kwamen in ons eigen land, op de vooravond van de klimaattop in Polen, in Brussel zo’n 60.000 man betogen omdat volgens hen de regering veel te weinig doet tegen de klimaatopwarming. En wie wandelde er rustig mee in deze betoging? Onze minister van energie en leefmilieu…Toen een journalist haar erop attent maakte dat ze eigenlijk in een betoging meeliep die tegen haar eigen beleid was, antwoordde zij zonder blikken of blozen dat het niet de Belgische regering, maar het Vlaamse bestuur was dat de klimaatdoelstellingen tegenhield..Zij heeft blijkbaar een probleem om haar hand in eigen boezem te steken en er het handje van weg om alle verantwoordelijkheid steeds opnieuw bij de anderen te leggen. Ook draaide zij er haar hand niet voor om ‘s anderdaags met het regeringsvliegtuig eventjes over en weer naar de klimaattop in het Poolse Katowice te vliegen.  Weer geen journalist die reageerde en er haar iets over vroeg!  CO2 uitstoot? C’est quoi ça? Mais non, c’est pour les autres… En ondertussen worden wij in allerlei kakelprogramma’s met het Marrakech immigratiepact om de oren geslagen. To Marrakech or not to Marrakech…that’s the question. De ene regeringspartij ziet het migratiepact felroze, bij de andere partij kleurt de tekst diepzwart. De regering heeft ondertussen meer dan een fluitspelende slangenbezweerder, op het Djemaa el Fna plein, nodig om als een slang rechtop uit de mand te komen. Van al dat geklungel zou een mens spontaan een geel hesje aantrekken!   Sim, 6 december 2018            

Sim
0 0

Het kleine geluk

“Ik zou twee keer willen krabben”, hoor ik de man zeggen. Hij staat voor me in de rij bij de krantenwinkel. Hij doet me schrikken. Maar wat een geluk. Hij heeft het tegen de winkeljuffrouw. Nog gelukkiger voor haar, gaat het over een Win for Life, waarop hij twee keer wil krabben. Zijn vraag nodigt uit om een opmerking over te maken. Maar er schiet me niet meteen iets te binnen als ik aan de beurt ben. “Je hebt hem niet laten krabben”, zou wellicht fout overkomen. Daarom betaal ik gewoon mijn krant en wens de winkeljuffrouw nog een fijne dag.    Al dat oefenen in mijn jonge jaren, om meteen een antwoord klaar te hebben, heeft blijkbaar niet veel geholpen. Want na de woensdagtraining had ik wel eens een afspraak met de badkamerspiegel  in de rol van Jan Wauters of de jonge Frank Raes. De radio speelde op de achtergrond. Een haarborstel deed dienst als microfoon. Europese voetbalwedstrijden werden toen nog alleen op woensdag gespeeld.  Als de sportjournalisten een voetballer van Anderlecht, Brugge of zelfs Waterschei voor de microfoon haalden, nam ik het wel eens over van Vandenbergh, Ceulemans of Clijsters.  “Ja Frank, het was een prachtig doelpunt. Daar heb je gelijk in. Er was een beetje geluk mee gemoeid, maar dat moet je soms ook afdwingen.” In het echte leven ben ik nooit tot bij de microfoon van Wauters of Raes geraakt. Het is bij de badkamerspiegel gebleven. Het voetbalgeluk ging later over in andere zaken. Och, het geluk zit in kleine zaken. In kleine dagen. Al moet je je soms wel eens op het hoofd krabben. Zelfs twee keer, zoals de man in de krantenwinkel.  Want je krijgt het niet op een briefje. Zelfs niet op een Win for Life.  

Rudi Lavreysen
5 0

Dromenland

Mocht er een wereldrecord rugje wrijven bestaan, had ik het verbroken. Al zou geen deurwaarder mijn prestatie officieel bevestigen, want dan zou die elke avond meermaals uit zijn warme zetel of bed moeten kruipen om te tellen en te timen. Hij, strak rechtop in het pak met een tikkende chronometer in zijn hand. Ik, naakt voorovergebogen over het ergonomisch onverantwoorde kinderbed van mijn 22 maanden oude zoon.   Wrijvend. Met liefdevolle handen die alleen rond hem draaien. Wachtend. Tot hij zich laat glijden in de zachte zakken onder zijn ogen. Weifelend. Hoe lang we nog blijven draaien in deze vicieuze cirkels. Wanhopend. Wanneer hij ons wakker weent voor ronde vier en wij hem knock-out tussen ons inleggen. Wenend. Vooral hij, soms ook wij. En verwonderd. Hoe diep je kan blijven scheppen in die bron van liefde. Al laten die nachtelijke wrijvingen wel hun sporen na.   Ouders van moeilijke slapers hebben weinig vangnet om op terug te vallen. Hun wekker piept even meedogenloos als die van werkmensen die ’s nachts doorslapen. Ze moeten mee met de maatschappij, met dezelfde snelheid en energie als hun kwieke collega’s. Doelen en deadlines halen, zonder snoozen. Ging er maar eens een maatschappelijke wekker af voor ploetermoeders en -vaders die te veel balletjes tegelijk in de lucht moeten houden: een huis, een gezin, een ‘carrière’ en graag ook nog iets dat op een privéleven lijkt – en dat in combinatie met die nachtelijke wrijfrecords.   Waren huizen maar meer dan een nummer in de straat. Dan konden buren over hun getalgrenzen heen de handen in elkaar slaan. Oud en jong zouden de beste vrienden zijn. Want achter de ene gevel tikken eenzame zielen de tijd weg met breinaalden of wandelstokken, terwijl andere huishoudens de wirwar aan to-do’s niet aan elkaar weten te haken. Samenleven blijkt niet zo evident in onze samenleving. We geraken moeilijk over de drempel van een vreemde deur.   ‘Nochtans zouden Yvonne en Marie-Jeanne hun deur graag openzwaaien’, denk ik dan al wrijvend. Zij wonen een beetje verder in de straat en hebben zelfs tijd om hun riool proper te vegen. Dat doen ze langzaam en grondig in de hoop dat er af en toe iemand voorbijkomt om naar te staren of, in het beste geval, naar te zwaaien. ‘Misschien moeten we eens aanbellen met een voorstel?’, fladderen mijn gedachten. Maar te vaak ontpopt mijn denken zich niet tot doen. Dus ploeteren we verder in onze cocon. Zo’n heerlijk bordje slow meme-kost zou nochtans wel smaken, net als het warme gevoel dat uit gedeelde kookpotten opstijgt.   Een zachte zucht. Hij slaapt. Nu is het aan mij om een weg naar dromenland te banen.  

Rien Mertens
0 2

DE FEESTDAGEN STAAN WEER VOOR DE DEUR

Deze ochtend zei manlief zo tussen neus en lippen:” Lap, ’t is weeral december, en de feestdagen staan weeral voor de deur.”  Ik denderde de trap af en trok de voordeur open juist op het moment dat een witgehandschoende hand, met rode robijnring, de vinger op de bel wou zetten. Daar stond hij dan, Sinterklaas met naast hem een op en neer wippende Zwarte Piet. Het leek of hij heel dringend moest plassen. De Sint wees met opgetrokken wenkbrauwen naar zijn witte schimmel, die hij aan onze brievenbus vastgemaakt had. “Of ze misschien gewoon langs de voordeur tot aan de schouw mochten gaan?” Toen ik hem naar het waarom vroeg, antwoordde hij dat het voor hen al lang geen pretje meer was om via de daken naar al die brave kindertjes te gaan. Ten eerste waren al die daken in Vlaanderen in een avonturenparcours veranderd. Overal lagen er bergen isolatiemateriaal op Poolse dakwerkers te wachten of  waren de daken met zonnepanelen versierd. Geen enkel paard dat nog zonder ongelukjes tot aan de schouw zou kunnen trappen. En dan hij, die goede brave Sint, die massa’s geld uitgaf om het kleine grut te belonen, met een zware verzekeringsclaim terug naar Spanje zeker! Ook had hij al een tijdje in het oog dat men op dit adres vlijtig een houtvoorraad door de schouw aan het jagen was. “Wat was daar de bedoeling van?” “Wel Sint, sorry hoor, maar wij hadden nog zo’n stapel openhaardhout in ons keldertje liggen en die willen we eventjes snel opbranden alvorens die tjevenminister een nieuw openhaard- en houtkachelbelasting uitvindt. Vroeger keken we dromerig in de houtvlammen en lagen we er romantisch op een lamsvelletje voor, maar we zijn al een beetje veel op de seniorenleeftijd en moesten we dit nu nog doen, dan kwamen we niet meer recht!” “Oké, oké, zei de Sint, maar is Zwarte Piet bij jullie nog steeds welkom, want verdorie ’t is me wat met al die herrie! Piet is mijn beste vriend en zelfs dat gunnen die herriemakers de kindjes niet meer. Kom uit de weg. Piet heb je de cadeautjes bij, want straks komen hier twee kleinkindjes die wel wat lekkers verwachten. Terwijl Sinterklaas en Zwarte Piet de trap ophollen, proberen twee feestdagen tegelijk door de deur te drammen. “Helaba, jullie twee, wat is hier de bedoeling van? Awel ik ben jouw verjaardag en die opdonder die zo tegen mij aanschurkt is Valentina’s verjaardagsfeest”.  Het was die ongeduldige oplawaai bijna gelukt om dezelfde dag ter wereld te komen. Ik heb er alles aan gedaan om, terwijl je schoondochtertje lag te persen, de boel tot na middernacht terug naar boven te duwen, zodat jullie twee verjaardagspartijtjes zouden hebben, maar ja, duidelijk mislukt, want nu vieren ze alsnog samen…grrr! Ze  proberen mij voor de deur weg te drukken. “Is het nu gedaan, roep ik, jullie moeten nog zo’n twee weekjes wachten en dan maar eerst kan ik jullie doorlaten”. Pruttelend doen ze een stapje opzij. Daar staat in vol ornaat de dikbuikige Kerstman. “Ho, ho, ho, ik dacht ik vertrek een beetje vroeger, want het is tegenwoordig geen kattenpis met die files om met een slee rendieren tot hier te komen”!  Maar Kerstman, vliegen jullie niet gewoon door de lucht?” Ho, ho,ho, ik vertrok nog maar met een grote boog over de aarde, of twee Russische straaljager, vlogen ons bijna omver en deden teken, dat wij niet door hun luchtruim mochten vliegen. Daarna werden wij boven Oekraïne bijna uit de hemel geschoten omdat ze daar dachten dat wij Poetinbommen waren. Toen kwamen wij aan Europa aan en daar hebben ze de buitengrenzen ondertussen zo hoog met glazen wanden opgetrokken om alles en iedereen buiten te houden. Petatboem, mijn liefste rendier, Rudolf met zijn smikkel tegen de omheining. Zijn neus knalrood van de botsing. We besloten dan maar om gewoon over de baan verder te rijden, maar als het geen trein vrachtwagens zijn, dan zijn het wel een roedel gele hesjesanarchisten of een bende stakende arbeiders die de boel vertroebelen. Dus ja, ik sta wat vroeger in je voortuin en zie gelijk dat die andere heilige wel naar binnen mag en ik niet”. “Maar Kerstman, onze kerstboom staat nog niet, waar ga je dan al die pakjes leggen?”  Oké, ik zal ondertussen wat kerstmarkten afschuimen, tot je die boom opgetuigd hebt. Maar jullie zijn toch niet van dat soort, dat eerst nog naar die middernachtmis gaat om zo’n halfnaakte stenen babypop te bejubelen, die volgens velen op die dag geboren zou zijn hé! Sprookjes daar doen wij niet aan mee hoor! De Kerstman sleet de straat uit, maar daar staat een reuzengroot 2019, met flessen champagne en vuurwerk te drammen. Miljaar, bijna weer een jaar erbij. “Nu moet je eens goed horen, Nieuwjaar, roep ik, alles op zijn tijd. Bol het maar af en kom binnen vier weken nog eens terug en ik zwier de voordeur met een smak dicht. Sinterklaas en Zwarte Piet staan geschrokken achter mij in de gang. “Mogen wij er misschien nog eventjes door, want wat verder in de straat wonen ook nog brave kindjes hoor”.   Sim, 2 december 2019 In afwachting van twee glunderende gezichtjes van onze twee kleinkinderen.

Sim
56 0

Nostalgie

Nostalgie. Het overvalt me, vaker dan verwacht.Melancholie. Van 't zelfde.   Het zijn dan ook zulke mooie woorden (proef ze maar eens, laat ze maar eens rondrollen in je mond), die een zo mogelijk nog mooiere betekenis omhullen. Er ligt een wereld in ze, een net niet helemaal vergeten wereld. En onschuld, puurheid, kinderlijk geluk; dat hoor ik er ook in. Het zijn souvenirs, zoals magneten uit verre oorden op de frigo.   Ik koester herinneringen. Ik verzamel ze. De herinnering als bevestiging van wat ik voel. Het probleem is dat ik daardoor soms vergeet het heden te koesteren. Dat is natuurlijk veel moeilijker. Doe dat maar eens, het heden omarmen. Carpe diem? Goh, moeilijk, maar het lukt gelukkig wel. Ik kan alleen beter dingen omarmen die voorbij zijn. Heel vroeger, toen ik nog kind was, plukte ik met gemak de dag. En recenter gelukkig ook, zondag nog bijvoorbeeld besefte ik dat het goed zat, de dag, en ik was 'm dus goed aan het plukken. Ik dacht niet: amai, hier ga ik achteraf nog aan terugdenken in een nostalgische bui. Al wil ik nu stiekem dat het opnieuw zondag is.   Zo is ook in de liefde nostalgie een noodzakelijke kwaal. Die eerste keren zijn dus wel zo goed als allemaal op! Gewoon voorbij, om nooit meer terug te komen. Dat is natuurlijk tegelijkertijd ook de pijnlijke schoonheid, daarom zijn het eerste keren. Maar toch, ik zou de minister van agitatie, opwinding en opperste ontroering niet zijn om me dat niet aan te trekken. Ik kan daar niet zomaar mijn schouders voor ophalen. Ik moet daar eventjes een beetje intriest gelukkig om zijn. Ik kan dat ja, intriest gelukkig zijn. (Ik moet daar alleen nog een mooi neologisme voor verzinnen.)   Dit alles tot groot jolijt van de crisismanager. Niet dus, die man heeft daar zelf geen last van. Houdt zelfs niet bepaald van herinneringen. "Wat voorbij is, is voorbij", zegt hij dan heel mannelijk en kordaat. Inwendig roep ik dan hoe dat nu in godsnaam mogelijk is. Uitwendig roep ik dat dan eigenlijk ook. Tegelijkertijd denk ik ook dat het zalig moet zijn om het heden zo bij de ballen te grijpen. Is het heden dan echt groter dan het verleden? Soms is het verleden een obstakel, een hindernis die genomen moet worden. Dan kan je elkaars heden elkaars verleden laten omarmen. Bedekken met de mantel der liefde, zeg maar.   Toen mijn crisismanager nog gewoon mijn kersvers vriendje was, verzuchtte ik dat al wel eens. Of ik benoemde het altijd: ons eerste dit, ons eerste dat. Zodoende besefte ik wel dat het heden zo slecht nog niet is, ook al verzamelde ik al die eerste keren quasi krampachtig, om ze nadien uit te stallen in een stoffig achterkamertje in mijn hoofd. Maar natuurlijk, eerst is er nu en dat is eigenlijk nog wel een hele tijd.  Misschien worden we ook nog gewoon elkaars later. Maar zoals het vaak gaat, wordt ook nu toen. Raakt ook nu verstrikt en verborgen in de vergetelheid en bleekt het zelfs af tot een verleden.   Trouwens, in een verliefde opwelling schreef ik toen een gedicht over die acrobatische tweespalt tussen heden en verleden. Dat doe ik wel eens, zo een poging tot probeerpoëzie, maar godzijdank meestal niet in een verliefde opwelling. Wie gelukkig is, hoort niet te dichten, althans volgens mijn radicale bescheiden mening. Hoe ongelukkiger de dichter, hoe mooier het gedicht. Daar schrijf ik later nog wel eens over. Of ook niet.   En foert!   Voorlopig is er echt wel ruimschoots voldoende nu om van te genieten. Ik ga dat alleszins keihard proberen.

Ministerie van Hysterie
4 0

De meetbaarheid van alles

We denken van alles dat het meetbaar is, of maakbaar. Ja, zelfs ons geluk is meetbaar en maakbaar. Er bestaan wiskundige formules om uit te rekenen hoe we het best gelukkig kunnen zijn. Er bestaat zoiets surreëels als een geluksindex. Er bestaan zelfhulpboeken om te timmeren aan de weg naar het geluk. Het lijkt wel alsof geluk een commercieel product is. Véronique Mommaerts zei het net nog tegen Mie in Tabula Rasa: "Je moet de architect zijn van je eigen geluk". Dat is misschien niet de beste referentie gezien de plottwist van gisterenavond, maar bon. Ik begrijp het ook wel ergens, hoor.   Alleen, ik geloof daar niet zo erg in. Soms ben je gelukkig, en liever vaak dan soms, en soms ben je 't niet. Het is pas door af en toe niet gelukkig te zijn, dat je de waarde van het geluk beter kan inschatten. Meten zeg maar, als je dat liever wil. Dat is zoals met dat gedicht van Herman De Coninck, over de gek uit het grapje die zichzelf met een hamer op het hoofd slaat. "Omdat het zo prettig is als ik ermee ophou."   Natuurlijk, soms is het geluk gelukkig uitzonderlijk nauwkeurig meetbaar. Pakweg 4,2 kg en 53 cm bijvoorbeeld, ik zeg nu zomaar iets. Of een opgeschoten kereltje van bijna 6 dat met 5 glitterstiften en 36 stickers totaal belangeloos een mooie tekening voor je maakt. Of 8 partjes overheerlijke pizza. Of 5 ontroerende verzen uit dat ene gedicht van die ene bijzondere man.   Jammer genoeg laat bepaald verdriet (vul het zelf maar in, het lijkt me redelijk universeel te zijn) zich toch ook op een bepaalde manier meten. De zoveelste traan en de zoveelste slapeloze nacht. Het zoveelste niet-verstuurde bericht of niet-uitgesproken woord. De zoveelste pint en sigaret. De zoveelste keer repeat van telkens hetzelfde verdrietlied. Het aantal dagen te tellen vanaf de afwezigheid en afstand, het aantal dagen dat onvermijdelijk nog moet komen waardoor die twee a's alleen maar lijken toe te nemen.   De leegte zelf, die laat zich dan weer niet meten. De leegte is onmeetbaar want simpelweg onmetelijk. Sommige dingen laat je dan ook beter ongewogen. Omdat ze te gewichtig zijn, en te bewogen. Soms laat je ook beter dingen onuitgesproken. Trouwens, bestaat dat dan eigenlijk, de maakbare en meetbare relatie? Tel je de gelukzalige momenten, weeg je die af tegenover de moeilijke? Is liefde echt een werkwoord, als in het cliché? Of is het iets dat volledig vanzelf gaat, als in de film - en dus ook als in het cliché. Zolang er liefde is, is er hoop. Dat zou nog een mooie zijn voor de Bond Zonder Naam, als die al niet bestaat. Lukt het met deze blog niet, dan heb ik gelukkig nog een carrière in het verschiet bij de Bond.   Tabula rasa: kan dat überhaupt? Opnieuw beginnen, als nieuw. Als twee niet meer zo heel maakbare mensjes die niet hoeven te meten hoe graag ze elkaar wel niet zien. Die niet hoeven te meten wat vroeger was en wat nu is. Mijn crisismanager en ik denken er over na. Wij kunnen goed nadenken, soms te goed. Gelukkig komt alles altijd goed, ooit. Dat zijn dan weer wijze woorden van mijn oudere zus, die nochtans ook een erg hoog BZN-gehalte hebben.   Ach, 't is moeilijk niet te vervallen in clichés als het gaat over De Liefde, niet waar? Begin  ze maar te tellen!

Ministerie van Hysterie
12 0

Instagramintolerantie

Ik ben fan van Dirk De Wachter. Ken je 'm? Hij wordt ook wel de Nick Cave van de psychiatrie genoemd, en met zo'n bijnaam zit je bij mij al bij voorbaat gebeiteld. De man werpt een heerlijk nuchtere blik op de vaak oppervlakkige maatschappij waarin we allen maar wat aanmodderen. In plaats van krampachtig te willen tonen hoe geweldig je leven is zegt hij dat het vandaag een kunst is om een klein beetje ongelukkig te kunnen zijn. In alle bescheidenheid durf ik me, met vallen en opstaan, een beginnend kunstenares van het kleine ongeluk te noemen.   Ik worstel zelf wel eens met de druk die al dan niet bewust wordt opgelegd door een medium als pakweg Instagram, vraag maar aan mijn crisismanager. Laatst filmde hij me stiekem terwijl ik aan het fulmineren was over de goedkope emoties die sommigen tentoonspreiden via belachelijke foto's. Behoorlijk confronterend achteraf, tevens hysterisch en hilarisch. Maar ik dwaal af.   Het leven is nu eenmaal noodlottig, wisselvallig en banaal. Laat dat nu net de voornaamste boodschap van dit ministerie zijn! We leiden immers geen Instagramleven. Allez, ik toch niet.   Ik word 's morgens niet wakker met een geplamuurd gezicht en geföhnd haar (#wokeuplikethis #maakdatdekatwijs). Ik post geen foto's van mijn eten dat blijkbaar glutenvrij, veganistisch, paleo en pascalenaessensachtig zou moeten zijn. Mijn bikinifoto's hou ik liever voor mezelf, tot grote spijt van enkele van mijn lezers. En ik hoef ook niet in de winter geconfronteerd te worden met foto's die melding maken van het 'bikiniproofen' van je lijf voor een zomer die nooit lijkt te komen. Wat ik 's morgens aantrek, moet je maar bewonderen als je me tegenkomt in levenden lijve, want die #ootd is -laat ons gewoon eerlijk zijn, het blijft tussen ons- ronduit belachelijk. Het kan heus niet waar zijn dat je alleen maar smoorverliefd bent op je vent en niet laat zien dat je hem soms een dreun op z'n smoel wil verkopen. Kan en passant iemand me ook uitleggen hoe je als werkende moeder met kroost een pinterestvriendelijk huis kan hebben, modelkinderen en een Gisele Bündchenlijf? En het lijkt me bovendien weinig realistisch om de hashtag wanderlust te gebruiken als je een all-in hebt geboekt naar Ibiza.    "Zo gaat het in het echt toch niet?", bries ik meestal na het zien van dergelijk huichelachtig beeldmateriaal. Ik onderdruk de neiging om foto's te trekken van het wekelijkse pak friet, de eeuwige berg strijk, de broek die 'opeens' niet goed meer past, de zoveelste zucht van de crisismanager op mijn klaagzang, onze stinkbek en warkop 's morgens en onze uitgeteldheid 's avonds, gehuld in joggingpak en al. Deze lijst is niet exhaustief. Meer voorbeelden? Contacteer me gerust via een privébericht. Ik moet hier natuurlijk ook niet a-l-l-e-s prijsgeven.   [Voor de duidelijkheid en voor mijn geestelijke gezondheid: ik ben voor onbepaalde duur niet meer terug te vinden op Instagram.]   Want, weet je, er zijn nu eenmaal van die dagen dat je melancholisch bent, dat je sip bent maar niet weet waarom, dat je prikkelbaar bent en er rotslecht uitziet (puisten op mijn dertigste - komáán), dat je platzak bent en lusteloos, rusteloos, moedeloos. Maar hé, wat maakt het uit? Het echte geluk zit 'm namelijk in de kleine dingen en in de verbondenheid met anderen. Ik citeer graag De Wachter die op zijn beurt Leonard Cohen citeert: "There's a crack in everything, that's how the light gets in."   Laat ons die barsten wat meer koesteren en rustig zoeken naar manieren om gewoon tevreden te zijn met het, tja, gewone.   En anders? Allemaal in therapie bij Dirk De Wachter!

Ministerie van Hysterie
16 0

Een pintje voor 't wachten

‘…en een pintje voor ’t wachten.’ Zo rondde de man voor me in de fleece met verfspatten van z’n in 1998 geschilderde kinderkamer zijn bestelling af. Net als deze man, die een kleintje met een boulet special bestelde, wat mij weinig leek voor iemand die ik zou verwarren met een Aziatische zwarte beer mocht het niet voor de lichtroze verfplekken op z’n rug zijn, vind ik het ook moeilijk om vijf minuten te wachten zonder blik mannelijkheid in m’n handen. Ze moesten me maar eens een mietje vinden. Daarom ga ik nooit naar de frituur zonder een pintje voor 't onderweg zijn, een pintje voor de weg van de parking tot de deur, een pintje voor ’t wachten tot ik kan bestellen en een pintje voor het achteruit parkeren op m’n oprit.   De middenstand laat hier serieus wat geld op tafel liggen. En daarin stellen de Halloween, Black Friday, WK, EK en BK vierende Rotary-leden me eerlijk gezegd teleur. Want waarom kan ik alleen pils slurpend aanschuiven op plaatsen waar patatten, curryworsten en – God mag weten welke vortzak die gepaneerde driehoeken vol ruksel bestelt – ragouzi’s in 50 liter vet liggen te pruttelen? Staan we op zondagochtend niet allemaal in de rij bij de bakker te denken ‘kon ik nu maar een halve liter in m’n keel gieten, ’t zou hier veel plezanter zijn?’ En waarom trekt de Primarkverkoopster een frons dieper dan haar decolleté als ik vraag of de Jupiler op een andere verdieping staat? Enkel in de Colruyt staat mijn fles wijn voor ’t wachten klaar als ik binnenkom, gechambreerd en al. Die Jef gaat nog rijk worden, let op m’n woorden.   De geverfde beer drinkt met gulzige slokken van z’n blikje. Je wil natuurlijk niet dat dat pintje voor ’t wachten nog halfvol is als je bestelling op de toog wordt gezet. Want wat is een pintje voor het wachten als je niet moet wachten? De mensen zouden kunnen denken dat je een ordinaire drankverslaving onderhoudt. Ondertussen bestel ik een maxi met stoofvlees, een berenpoot en een Bicky Cheese. ‘Ah en, twéé pintjes voor ’t wachten.’ De frituuruitbaatster glimlacht en kijkt net te lang in m’n ogen om te kunnen ontkennen dat ze wou dat elk plekje van haar lichaam vanavond op mijn menu stond. Beermans krimpt een centimeter of vijf en neemt nog een slok.   Welke politieker besliste er trouwens dat er alleen maar pintjes gedronken mogen worden tijdens het wachten? Kijk, ik masturbeer al eens graag als ik tien minuten tijd heb. Een kwartier als ’t wintert. Is een Kleenex – of een ongevulde ragouzi – voor het wachten teveel gevraagd? Ik zet mij hier wel achter het draaimolentje met Hallmarkkaartjes. En geef toe, dat groot onderhoud zou toch minder vervelend zijn met een 18-jarig Filipijns warmbloedje voor ’t wachten. Mét een lijn coke in de bilnaad? Wat denk je zelf, zit ik hier misschien in een Dacia-garage ofzo?   De beer slaat de laatste geut achterover en gooit z’n blikje in de vuilbak met het groene papier waarop ‘geen blikjes’ staat geschreven. Sorteren is, per slot van rekening, een wijvengedoe. Net als je oksels wassen, blijkbaar. Maar godverdomme, met die kinderkamer deed hij de Sixtijnse Kapel eruitzien als de paintballhangar na een teambuilding van de Vlaamse Parkinson Liga. Ik maak alfamangewijs m’n tweede pintje soldaat en kijk hoe Michelangelo afdruipt met z’n kleintje in z’n handen. Bij gebrek aan betere opties om de tijd te doden, begin ik door Instagram te scrollen. De uitbaatster en ik zwijgen, terwijl de seksuele spanning door de lucht knettert dat de lichten ervan flikkeren.

Hans Verhaegen
183 0

Vuurwerk

Ik hou niet van mannen in uniform. Niet van de politie, niet van militairen, niet van de brandweer. Te pedant en hooghartig. Te weinig vuur in hun stem en te veel rook in hun ogen. Dat is ook wat ik voelde toen drie brandweercombi’s lelijk tot stilstand kwamen voor de deur van mijn appartement, terwijl een van hen – mét jaren tachtig-snor en kaken warmrood als krieken op zware siroop – mijn bovenste beste bovenbuur vroeg waar de brand zich bevond. Het was immers hij, die in allerijl had gebeld.   Met een dankbaar kreetje omarmt de bovenbuur zijn redding die hier net de stoep op reed, want dadelijk zou het gebouw in de fik staan. Zijn veilige haven, zijn spullen, zijn overzicht. Poef. Weg. Het oorverdovende getuut van mijn rookalarm moet plots luider geklonken hebben dan de stemmen in zijn hoofd: je zou voor minder gaan panikeren. ‘Ik woon op het tweede, meneer, het alarm kwam van beneden.’   Als de intercomhoorn bijna van de muur dondert door het gebonk op de deur, draait mijn vriend het vuur van het gasfornuis uit. ‘Woedt er brand in uw woning, meneer?’, vraagt de snor hem manhaftig, zonder rekening te houden met het vraagteken in de zin of enige vriendelijkheid in zijn uitdrukking. De bovenbuur steekt zijn hoofd voorzichtig door het deurgat naar binnen, verbaasd dat hij niet instant door een verstikkende rookwolk in ademnood raakt, terwijl mijn vriend zo droog als een Ardeense worst antwoordt: ‘Nee hoor, ik ben gewoon gehaktballen aan het bakken.’   Nu moet één ding gezegd ter mildheid van de paniekzaaierij van onze bovenbuur en diens brandweermakkers: mijn vriend en ik leven onder het genot van een hoogsensitief rookalarm – ja, ook dát bestaat – dat bijna pal boven het fornuis hangt. Blancheren we boontjes: gaat het af. Koken we eieren: gaat het af. Grillen we groenten: gaat het af. De dampkap kijkt machteloos toe. Het genie dat het alarm daar ooit installeerde, mag bij mij thuis eens frietjes komen bakken.   Krijst het alweer, dan lijkt het een vrouw met een mean case of PMS, een baby met driftbuien, een muis op speed. Geen wonder dat de onrust in het hoofd van de bovenbuur onmetelijke proporties begon aan te nemen na herhaaldelijke blootstelling aan dit auditieve onding. Wij, daarentegen, lijden al jaren aan een lichte vorm van stockholmsyndroom en kijken amper nog op als het weer eens als een bezetene begint te janken.   En dat geldt dus ook voor de balletjes die mijn vriend zo graag en goed bereidt. Altijd vuurwerk in je mond, die dingen, want hij bakt ze met een bijzonder krokantje dat hen een unique selling proposition geeft waarvan hun Ikea-collega’s alleen maar kunnen dromen. De köttbullar op zo’n mistroostig plateautje uit een roezemoezig Ikea-restaurant, maar dan mét karakter. Hij legt de Zweedse marketingmachine zomaar het vuur aan de schenen. Alleen niet vergeten te checken of de oordopjes naast het peper-en-zoutvat klaarliggen.   ‘Heeft u anders nog wat ballen over?’, zegt de snor grijnzend. ‘Wij kunnen er wel wat gebruiken.’

Liesbeth Swolfs
0 0

De poedelvrouw

De deur gaat automatisch open en er stapt een stel naar binnen. De man onberispelijk gekleed in een donker grijs kostuum en keurig gepoetste schoenen. De vrouw draagt een zacht roze Chanel pakje. Ze komt mij bekent voor en ineens weet ik het. Ze lijkt op de koningspoedel van mijn buren. Zelfde spitse koppie, scherpe oogjes en ook zo’n kuif op haar hoofd. Ik zit in de lounge van een van der Valk hotel. Zullen we daar gaan zitten schat, zegt de man. Noem mij geen schat, zegt de vrouw met een als een net geslepen uitbeenmesstem. Ik zit in een heerlijke stoel en de vrouw zet zich met een zuur gezicht tegenover mij op de bank. De man zet zich naast haar. Wil je een cappuccino lieverd? Lieverd? Klootzak. Dat hebben we toch al in de auto besproken. Even een cappuutje drinken en dan door. Verder stilte. Als de bestelling is opgenomen gaat de vrouw naar het toilet en de man kijkt mij aan. Ik frons mijn wenkbrauwen en de man barst los. Ik ben veertig jaar getrouwd met die vrouw, dat was best goed alleen was er geen passie meer. Ik ontmoette op een personeelsfeestje een vrouw uit een ander filiaal en wauw ik was verkocht. Of het zo moest zijn hadden we een paar weken later een brainstorm weekend in Parijs. Het leek wel of ik vleugels had. We gebruikte het bed langdurig maar niet om te slapen zei hij met een tinteling in zijn ogen. Tot mijn vrouw erachter kwam en ja veertig jaar getrouwd en de kinderen hè. Nu probeer ik het weer goed te maken maar ze is nog steeds woedend. De vrouw komt eraan en hij schakelt direct over op voetbal. Zwijgend drinken ze hun koffie en verdwijnen weer. Hij aan de leiband van zijn poedel.

Bassam Camino
0 0