Zoeken

Geuren

Het is acht uur dertig en ik heb net mijn zoon van tien afgezet, een beetje op automatische piloot wegens de heftige dromen en het gebrek aan zin om de dag te beginnen. In de laan met beuken slaat dat gevoel plots om. De doordringende geur van vossenpipi brengt mij naar de bergen en de rust, ver weg van de onzin. Ik sta stil en kijk naar boven. Het zonlicht valt door de hoge kruinen en ik glimlach. Net op tijd. Ik ben een geurenmens. Als kind nam ik overal mijn doekje, mijn chaudchaud, mee. Die nam dan alle geuren op. Bij groot verdriet wou ik alleen maar mijn gezicht in dat doekje begraven, niets anders kon mij troosten. Pas op mijn tweeënveertigste ontmoette ik iemand met diezelfde uitgesproken band met geuren. Ik dacht dan ook dat ik hem gevonden had, mijn grote liefde. Maar plots was hij weg, zonder verklaring. Zoals mijn dromen abrupt aan een einde komen en me leeg, uitgeput of vol verlangen achterlaten. Af en toe nog een gewaarwording of vage herinnering van wat geweest is, maar nooit duidelijke beelden. En onduidelijkheid sluimert en knaagt voor altijd op de achtergrond. Als een onaf verhaal. Aan het einde van de laan blinkt de maan in de zon. De ongehoorzame maan die niet enkel haar taak om licht in het duister te brengen wil uitvoeren, maar wil mee genieten van het ontwaken van al het moois op aarde. Ik twijfel of ik net als de maan ongehoorzaam zou zijn en alle plannen  maar moet afzeggen om de hele dag in het parkbos door te brengen. Mij bloot te stellen aan geuren, licht en wind, mijn rust. Terwijl ik de baan oversteek voel ik mijn zachte billen tegen elkaar aan glijden. Niets fijner dan rokjes en kleedjes en een warme zomerwind. Ik voel terug zijn vingertoppen over mijn huid, mijn vingers over zijn huid. Er zijn maar weinig aanrakingen die zo volmaakt zijn als de wind.  Ik loop over een tapijt van bomenpollen, hier geen geuren meer. Er ligt nog steeds een stuk schuimisolatie in de vorm van een octopus. Ik foeter op de stad omdat ze bomen in het midden van het toch al veel te smalle voetpad gepland hebben en ik mezelf in een bocht moet wringen om te passeren zonder dat mijn gezicht door de fijne takken gestriemd wordt. Wie komt toch op zo’n ideeën? Het buurmeisje passeert me en wandelt een stukje mee. Ze vertelt dat ze enkele jaren terug met haar papa op dat voetpad is gevallen, op het stukje waar losse kiezelsteentjes over het verzakte smalle voetpad liggen. De ziekenwagen had hun beiden opgehaald. Maar het pad ligt er nog steeds hetzelfde bij. Wellicht moet er eerst eens iemand uitschuiven op het moment dat er een bus komt aangeraasd. We komen voorbij het huis van de buurman dat te koop staat. De buurman is de voorbije tijd meerdere keren gevallen en zit nu in een woonzorgcentrum. Dat is de vierde buur waar we afscheid van nemen, op veel te korte tijd. Met één van hen had ik een grootvader-kleindochter band. Een fiere mooi geklede man met artistieke kantjes en een hoop frustraties en rebellie. Maar als hij mij zag verscheen zijn glimlach en sloeg het gefoeter om in bezorgdheid en complimenten. Ik was nooit goed in afscheid, maar het valt me steeds zwaarder merk ik op.    Net voor mijn eigen huisdeur realiseer ik me dat ik mijn sleutel in de tas van mijn zoontje vergeten ben. Ik zit duidelijk nog half in dromenland. En eigenlijk heb ik geen zin om eruit te komen. Dus ik ga vandaag nog eens doen zoals de maan, me niks aantrekken van de regels en vanuit mijn droomwereld kijken naar alles wat rond me beweegt. Vanop afstand, tot ik helemaal verdwijn.  

Fien SB
48 1

Dialoog tussen een anus en een stoma

Haspengouw, voorjaar 2023 De lentezon stijgt ter kimme als de Heiland omringd door stralenkransen. De bloesems van appel- en perenbomen overheersen de Haspengouwse heuvels als een tapijt in roze en witte tinten. Scholieren trekken in korte broek de straat op, terwijl de zon in hun bleke kuiten bijt. Tieners lachen en vrijen achter heggen met frisgroen gebladerte. Boeren bezaaien hun akkers, burgermannen maaien hun grasperkjes en te midden van deze bedrijvigheid – bijna onopvallend in het geheel der dingen – bemest een doodeenvoudige anus de haartjes rond zijn kringspier. It’s a dirty job, but someone’s gotta do it. Zijn buurman – een jonge stoma – kijkt werkloos toe. Lachrimpeltjes verschijnen rond zijn roodbruine mond, alsof hij wacht op een kans om de anus te vernederen. “Zeg anus.” De anus zucht, een nauwelijkse hoorbare wind stijgt op uit de vallei tussen zijn billen. “Herinner je jou nog die vakantie vorig jaar, anus? In Bristol, op het strand?” De anus laat zijn meststroom trager vloeien. “Hoe kan ik dat vergeten…”, sist hij. “Sjongejonge, was me dat een zicht!”, zegt de stoma, “De godganse dag lag ons baasje met zijn gat – met jou dus – in de lucht, de randen van je hol ingesmeerd met een factor 5.” De anus knijpt zijn kringspier dicht. Zijn billen worden rood van woede. De vernedering is nog even tastbaar als de dag van gisteren. Maar de stoma ratelt door. “Ik begrijp je wel hoor, anus. Je hebt een perineum om U tegen te zeggen! En je was aan het trainen voor het EK Bilnaadbruinen in Bristol.” “WK!”, snauwt de anus. “WK, EK, BK … Maakt het uit? Feit is: Je bent nog jong. Beschouw het als een eer dat je mocht deelnemen.” De anus draait zijn mesttoevoer dicht. “Ik kon goud winnen”, zegt hij, “als jij me niet zo nodig te kakken moest zetten.” De stoma grinnikt, luchtbelletjes ploppen uit zijn gat. “Wel, wel. Denk je nog altijd dat het mijn schuld is” De anus ontspant zijn kringspier, opent zijn hol en blaast een weeklacht van jewelste de wereld in. “Het was een zegetocht!”, zegt hij en gooit bij gebrek aan handen zijn aambeien in de lucht, “De ene concurrent na de andere verbleekte in de schaduw van mijn glanzende bruine anjer. Daar stond ik dan in de finale, oog in oog met de gebleekte reet van Kourtney Kardashian, die zo mooi contrasteerde met haar mokkabruine bilnaad. Toen ik onder haar vagina de contouren van een beginnende mee-eter ontwaarde, kon ik de overwinning al ruiken. Maar jij, jij voelde plots ‘de hoge nood’ opkomen. En de rest … is geschiedenis.” “Ik heb het je al duizendmaal gezegd, beste buurman. Stoma’s hebben geen controle over hun ontlasting.” “Alsof je het zo erg vond, dat ik daar in de shit stond.” De stoma gniffelt. “Ik geef toe dat een beetje leedvermaak me niet vreemd is”, zegt hij, “Maar hoe zou je zelf zijn als je buurman en partner in crime met alle aandacht gaat lopen. Niet enkel op de dag van de wedstrijd, maar ook tijdens de trainingen op het naaktstrand. Jij lag open en bloot voor de ganse wereld, terwijl ik – die al het vuile werk van jou overneemt – de ganse dag platgedrukt op de grond lag, mijn hele mond vol zand.” De anus fronst zijn bilnaad, want een wenkbrauw heeft hij niet. “Jij moet me geen les geven in vernedering, stoma.” “Beschouw het als een les in bescheidenheid”, zegt de stoma, “Wees dankbaar. Dankzij mij kan je jouw leven aan topsport wijden en relatief strontloos door het leven gaan. Behalve die ene keer in het voorjaar , want die aarshaarwortels voeden zichzelf niet.” “Ik was al een professional voor jij op de proppen kwam!”, roept de anus, “En als ons baasje twee jaar geleden zo stom niet was om die slecht doorbakken kipfilet te vreten, dan was ik nu kampioen en kon ik mijn gazon bemesten zonder het gezeur van een eigenwijze stoma rond mijn kop. Maar nee, hoor! De dokters wilden koste wat het kost een stoma plaatsen, want anusje was ziek, anusje had rust nodig. En de stoma zou daarbij helpen. Helpen!” Hij spuugt het woord uit als de restanten van een Thaise curry. “Voor mij ben je zelfs geen noodzakelijk kwaad, stoma. Je bent een parasiet, geboren uit mijn vernedering. Onthoud dit goed: Als ik beter ben, dan is het gedaan met jou. Dan vertrek je naar je finale bestemming: het stort. Dan kan je wegkwijnen tussen baxters, luiers en injectienaalden.” De anus draait zijn mesttoevoer terug open en buigt zich over zijn aarshaartjes, hopend dat de buurman zijn lesje heeft geleerd. Maar de stoma rukt zijn stomazakje af en spuit geelgroene druppels recht in het schijthol van de anus. “Hoe durf je?” roept de anus. “Ik zei toch dat ik mezelf niet in de hand heb.” De stoma lacht en trekt zich terug in zijn onderhuidse hol. De anus blijft achter op de rand van zijn haarperkje. Stomaklodders branden gaten in zijn mooie, bruine gazon.

Pieter Van der Schoot
3 0