Zoeken

Ode aan

Bij het ontwaken denk ik meteen aan jou. Ook op de weg naar het werk laat je me niet los. Tijdens de koffiepauze zoek ik je op en aan mijn bureau breng je me momenten van ontspannend genot.Zelfs in mijn dromen speel je zelden een bijrol. Als je er niet bent, denk ik aan jou. Als je er wél bent, denk ik eigenlijk ook aan jou. Aan jouw nooit kleurloos te noemen smaak. Je geur en je smeltende textuur. Zo tastbaar, zo aanwezig en toch ook zo snel weer weg.Je bestaan is er één van duizend variaties. Je bent de uitvinder van bitterzoet, van indringende subtiliteit en ruwe zachtheid. Combineerbaar met alles, maar ook in je eentje een niet te onderschatten plezier. Een sensatie die moeilijk niet te beschrijven valt. Je intensiteit is onevenaarbaar en altijd veel te kort van duur. Ik ontdoe je voorzichtig met wijsvinger en duim van je flinterdunne emballage, frivool als ogenschijnlijk onschuldige lingerie. Daarna aanschouw ik jouw unieke structuur. Je gave ebbenhouten naaktheid.Je bent puur, je vaak Afrikaanse herkomst nooit verloochenend. Je bezit een fractie van koppigheid en een overvloed aan liefde.Iedereen verklaart me gek, maar ik blijf erbij: ‘Zwart is wél een kleur!’ Met jou verwerk ik. Met jou vergeet ik.Een drug in moeilijke tijden Een drug in makkelijke tijden.Mijn eerste hulp bij stress, mijn grote troost bij verdriet. Voor de gelegenheid en nog vaker zonder gelegenheid.Met jou deel ik, maar zelden of nooit deel ik jou.Van te veel van jou word ik ziek, van te weinig van jou word ik nog zieker.Ik zoek je overal, zie je overal en neem je het liefst altijd mee voor het geval dat.Ik klamp ik me vast aan jou, aanbid jou.Ik ben verslaafd aan jou.

Ans DB
0 0

De zomerhoed

Je moet er mee staan. Met een hoed. Ik maakte me deze bedenking toen we op een terras tijdens één van die eerste versmachtende hondsdagen wat verkoeling en schaduw zochten en we de man zagen passeren die we vaagweg kenden. Al had ik hem in eerste instantie niet herkend. Gewoon omdat hij plots een zomerhoed op zijn hoofd had staan. Vestimentair kan de zomer soms rare beslissingen nemen voor een man als hij voor de kleerkast staat, dacht ik nog. Het was zo'n klassieke en blijkbaar opnieuw terug modieuze strohoed. Zo eentje die vader vroeger in de loop van juni uit de kleerkast tevoorschijn haalde en die hij tot de nazomerdagen van september op zijn hoofd hield. Overdag dan toch. Nee, het was eerder een witte maffia hoed met een zwarte band zoals we die Michael Jackson zagen dragen in de jaren ’80. Ik zag hem in mijn hoofd in het midden van de straat al een Michael Jackson danspasje ten beste geven. Maar hij stapte gelukkig gewoon verder. Het viel me ook op dat hij in combinatie met die zomerse hoed - het was echt bloedheet - een lang geklede broek droeg. “Kijk”, zei ik tegen mijn vrouw. “Een lang geklede broek dragen en dan een zomerhoed op je hoofd. Dat staat toch als een tang op een varken. Als het zo warm is dat een hoed voor schaduw op je bol moet zorgen, is een korte broek bijna een verplichting, niet?” “Misschien moet hij wel naar een feest”, antwoordde ze. Dat zou inderdaad kunnen. De zweetdruppels op mijn hoofd zochten ondertussen een weg naar beneden. Tot mijn zakdoek ze tegenhield. “Zou het trouwens iets voor mij zijn? Een hoed?”, vroeg ik nog, al vegend mijn met zakdoek. “Nee, je moet er mee staan”, antwoordde ik maar meteen zelf.   

Rudi Lavreysen
0 0

De Morgen en De Zalm.

Zware onweders hebben gisteren de Franse hoofdstad Parijs geteisterd. Verschillende straten stonden daardoor blank. Na de hittegolf volgden de onweersbuien en die hebben lelijk huisgehouden. Zo werden bomen ontworteld, en liepen straten en metrostations onder water. Dit is een berichtgeving op de website van De Morgen, in samenwerking met VTM : https://www.demorgen.be/buitenland/parijse-straten-blank-na-zwaar-onweer-b28472b2/   Wanneer ik de volgende woorden uit het artikel haal, krijgen we dit : ‘Zware onweders’, ‘Parijs geteisterd’, ‘lelijk huisgehouden’, ‘bomen ontworteld’ en ‘straten en metrostations liepen onder water’.   Apocalyps in de lichtstad. Parijs in staat van ontbinding. Dit artikel is een typisch voorbeeld van hoe je feiten kan verdraaien, hoe je dingen zoveel maal erger kan maken dan dat ze eigenlijk zijn.   Ik ben op dit ogenblik in Parijs, al 10 dagen en ik blijf hier nog 2 weken. Het artikel dateert van zaterdag 28 juli. Vandaag is het zondag 29 juli, is het op het middaguur alweer 20 graden en wordt het alsmaar warmer en warmer. De hittegolf was hier te voelen vanaf woensdag. De temperaturen bleven stijgen en de piek was op vrijdag bereikt.   Op vrijdagavond begon het inderdaad te regenen en te hagelen, afgewisseld met bliksemflitsen en wat gerommel in de hemel. Er was geen sprake van knallen die je van hier tot in Keulen kon horen, eerder een urenlang gebrom vanuit de wolken dat zich buiten de grenzen van het ‘75’ afspeelde.   Op de video zie je geen ontwortelde bomen en onderwater gelopen straten en metrostations. We zien overigens geen enkel metrostation, laat staan een ondergelopen metrostation. En geteisterd… ja, dat is wel zware woordenschat voor wat eigenlijk heet een heftige regenval met hagel.   Ik weet dat het komkommertijd is, de wereld lijkt stil te staan en er is inderdaad een pak regen en hagel gevallen, ook hier in hartje Parijs. Maar het afdoen als een geteisterd rampgebied vind ik persoonlijk er wel wat over. Het is hier helemaal zo niet gebeurd. Ook die banale video van een riolering die zoveel wateroverlast niet kan houden doet niet veel terzake. Tenzij je de hele opzet van het artikel verandert en iets wil schrijven over een overgelopen straatje in Parijs.   Met alle respect voor de auteur van het artikel, Rob Van herck.   Ik mag hopen dat De Morgen in de nabije toekomst, vol uitdagingen door verkiezingen (lokaal, nationaal en Europees), met Bannon en gevaarlijk populisme dat aan onze voordeuren staat, niet alleen serieuzere berichtgeving verschaft maar ook kritischer schrijft en informatie tiendubbel checkt.   En dat de zalm niet met de stroom meezwemt. Prettige zomer!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
201 0

Madonna Woman of the Year 2016 (Billboard).

Wat weten we over Madonna ? Wat weten we over Madonna de zangeres en wat weten we over Madonna de vrouw achter de zangeres? Ik laat het aan het internet over om een beknopte geschiedenis van haar carrière te lezen. Wat we wél weten is dat Madonna volgende maand 60 wordt en wat we misschien niet weten : Madonna was Billboard’s Woman of the Year 2016. Who cares hoor ik het al. Woman of the year, dat klinkt een beetje als de werknemer van de maand. En wat met al die andere werknemers… of artiesten? Een Youtube filmpje wakkerde mijn nieuwsgierigheid aan. Zoals bij iedereen afgelopen nacht kreunden de muren van mijn slaapkamer onder de hitte en was in slaap vallen totaal niet mogelijk. Ik keek naar wat live performances van haar. Het mag gezegd worden dat haar shows puur amusement en genieten is. Na drie keer verschillende dansversies van ‘Vogue’ gestreamd te hebben, zonder me te hebben verveeld of te hebben gegeeuwd, was de volgende video : “Madonna Woman of the Year 2016”. Het begon een beetje als business as usual. Queen Madonna wordt op het podium gevraagd, krijgt een denderend applaus, krijgt een beeldje. En dan vraagt ze om stilte. Haar eerste woorden waren niet echt origineel : ‘I always feel better with something hard between my legs’, refererend naar haar award en heel even dacht ik : oké, gaan we die toer weer op, een druk op ‘next’ en zo naar een volgende versie van ‘Vogue’. Maar dan veranderde alles. Ondanks de lelijke facelift die ze sinds enkele jaren heeft ondergaan (het resultaat van haar MDNA Skincare?), verscheen een streng kijkende Madonna op de scène. Voor het eerst sinds 1982 – sinds 1982! – zag ik een Madonna die, figuurlijk naakt, open en bloot haar verhaal kwam vertellen. Over die jonge Madonna eind jaren ’70 tot de vrouw van vandaag. ‘I stand before you as a doormat. Oh, I mean, as a female entertainer. Thank you for acknowledging my ability to continue my career for 34 years in the face of blatant sexism and misogyny and constant bullying and relentless abuse’. De toon was gezet. De beginjaren in New York waren niet zo romantisch als sommige biografieën laten doorschijnen. Maar al deze ervaringen hebben haar ook gesterkt en ‘ (…) it also reminded me that I am vulnerable’. Sterk! ‘There are no rules — if you’re a boy. If you’re a girl, you have to play the game. (…) Be what men want you to be. (…) I was called a whore and a witch. One headline compared me to Satan. I said, ‘Wait a minute, isn’t Prince running around with fishnets and high heels and lipstick with his butt hanging out?’ Yes, he was. But he was a man. This was the first time I truly understood women do not have the same freedom as men’. Madonna werd emotioneel : ‘It’s not so much about receiving this award as it is having this opportunity to stand before you and say thank you. Not only to the people who have loved and supported me along the way, you have no idea…you have no idea how much your support means’.   En dan kon ik met verbazing alweer gaan slapen. Verbaasd omdat ik geen zelfbeklag heb gehoord, omdat ze niet in het hokje van 60-jarige vrouw wil geduwd worden door feministen die haar pathetisch vinden. They just don’t get it. Madonna is zeker niet de perfectie en dat zegt ze ook niet. Natuurlijk zijn er artistieke misstappen en persoonlijk vind ik de ‘MDNA skin care’ er ver over maar hey, it’s business and you’re adult enough if you want to buy that shit. De dagcrème uit de Lidl doet ook wonderen (if not even more..). Wat een man mag, mag een vrouw ook. Een constante in haar songs en haar carrière. Something t oremember.   Link :  https://www.youtube.com/watch?v=c6Xgbh2E0NM&t=64s http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 0

Nederlands in Brussel.

In het hippe centrum van Brussel ligt een trendy bar waar het na het werk gezellig rondhangen is. Voor eten zou ik hier niet stoppen, een prijzige smaakloze afgekoelde pasta levert niet de juiste culinaire belevenis – het is zo’n bar waar je de koffie, de thee, de muffin en het drankje met onuitspreekbare naam en waarvan je nog nooit gehoord hebt niet zomaar benut, je moét het beleven. Toch weet ik de plek te appreciëren, de wijn is er lekker, er hangt een ongedwongen sfeer en op één serveuse na die écht alles doet om onvriendelijk te zijn, zou ik wel een positieve recensie schrijven op Tripadvisor. De eigenaar van het concept blijkt uit Frankrijk te komen (zoals tegenwoordig veel horeca door Fransen wordt opgekocht), met leerschool in Parijs en het établissement heeft dit hangen : “Cherche étudiant(e), connaissance français et anglais. Néerlandais apprécié”. Daar stond het. Daar beleefde ik het weer. Ik ben al na meerdere mokerslagen opnieuw opgestaan en doorgegaan en ik heb de naweeën ervan altijd met filosofisch tegenwoord weten te beschrijven. Zelfs met humor want Nederlands ligt gevoelig. Ik ben herleid tot een appreciatie, een bijrol in een commercieel succesverhaal, een voetnota op een aanwervingsbord, een derderangs (klote) klant. Een klant die Nederlands spreekt. Djeezes, man! Ach, appreciatie is de troostprijs. We hebben ons best gedaan maar het is ons niet gelukt. En jullie Nederlandstaligen spreken toch allemaal een handig mondje Frans en Engels? Toch? Je weet toch dat het daar niet over gaat. Toch? Als ik mijn geapprecieerd worden niet zou herleiden tot iets om te lachen (humor), was ik geheid een “sale flamand”, een ambetante gast die het nu wel érg doordrijft. Eentje van de NVA zeker? Of van het Taalactiecomité. Laat me het dan met humor en met de nodige filosofie aanpakken. In de Delhaize op de Anspachlaan begrijpt niemand wat “Mag ik een zak alstublieft?” betekent, tenzij die enige Bulgaarse of Roemeense, misschien een vrouw van Russische afkomst, aan de kassa. Bij Paul weet de verkoopster niet wat een boterkoek is, bij Panos weten ze ook niet wat een volkorenbrood is. Bij Club is het verloren moeite te vragen waar de agenda’s liggen, in de biowinkel is het stilzwijgend afrekenen en verder communiceren in gebarentaal, een klantenkaart aanvragen bij DI? Vergeet het maar. In de Inno slaat de verkoopster in paniek wanneer ik zeg dat mijn aankoop voor een cadeautje is. In Rituals wordt naast elkaar gepraat. Niet alleen in de privé, ook in het openbaar Brussels bestuur getuigt communicatie in de andere landstaal van incompetentie. Voor een burgemeester ligt de letter “K” moeilijk en ook de informatie op de bouwwerf van de voetgangerszone wordt niet meegegeven zonder spelfouten. Ziek worden, de dood in de ogen beleef je maar beter niet in een Brussels ziekenhuis. Toch om te lachen allemaal? Toch? Cijfers, iemand begroeten, producten kennen die je verkoopt, iemand bedanken… het zijn allemaal simpele en dagelijkse belevenissen die toch zo moeilijk liggen. Ik lach mijn Franstalige vrienden niet uit. Ik zie er wel de humor van in – sommige spellingsfouten zijn écht schitterend trouwens, ik zou het zelf niet beter gevonden hebben! Mij maakt het niet uit of je het Nederlands wel dan niet beheert. Je m’en tape! Waar ik niet tegen kan is me “sale flamand” noemen, me geapprecieerd laten weten (wat van mij dan weer die moeilijke gast maakt), reacties op een Vlaams liedje in een bar : “C’est quoi ça?” of, “C’est quoi cette merde?”. Dat zijn reacties die kwetsen. Ik ben ook maar een Belg. Waarom is het toch zo moeilijk voor een deel van de Brusselse bevolking om, ik zeg maar, een opleiding Nederlands te volgen, zich te interesseren voor de andere cultuur, verbinden in plaats van schimpen. Ik begrijp de onkunde. Ik begrijp dat het Franstalig Onderwijs niet altijd de juiste keuzes biedt. Ik begrijp dat het Nederlandstalig Onderwijs kwaliteitsonderwijs is. Laat ons onze wonden helen. Laat ons meer zijn dan gewoon elkaar te appreciëren, laat ons meer zijn dan scheldwoorden en desinteresse. Laat ons nieuwsgierig zijn naar elkaar. Geef elkaar meer dan woordenlijstjes en grijze grammatica. Geef ons elkaar België terug. Geef ons elkaar Brussel terug. En laat het ons niet in handen geven van gevaarlijke domme politici. http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 1

Smakelijk eten

Het komt wellicht in de beste families voor. Bij ons kunnen ze er ook wat van. We zitten aan tafel, de gekookte aardappelen dampen dat het geen aard heeft, het vlees sist nog een beetje na in de pan en de eerste vork verdwijnt al in de kastrol met groenten. "Smakelijk eten!", roept iemand van het gezelschap. Maar dan presteert een andere om het over - laat ons maar zeggen - vieze dingen te hebben. Wat er zich in het kleinste kamertje afspeelt bijvoorbeeld. U begrijpt wellicht wat ik bedoel. Allesbehalve smakelijk dus. Ik zie het in mijn hoofd meestal meteen voor ogen. Ik heb er dan ook een verbod op uitgevaardigd. Tijdens het eten praten we niet langer over die zaken.   Maar u weet hoe dat gaat. Zo begon ik eens, toen ik voelde dat het heikele onderwerp opnieuw klaar lag om afgevuurd te worden, maar een stukje uit de krant te lezen. "Kijk", zei ik, "Hoe leuk. In de peutertuin hebben ze deelgenomen aan de modderdag. Ze laten de peuters in de modder spelen zodat ze ontdekken wat het is." Ik keek boven mijn leesbril uit en wierp een blik op de rustig verder etende familieleden. Het onderwerp boeide niet meteen. Maar op die manier was het wel mogelijk om smakelijk te eten. Ik las vervolgens nog een stukje over de dierentuin. Ik kan me niet meteen herinneren waarover dat exact ging, maar ik had het beter niet gedaan. Want door de combinatie van 'modder' en 'dierentuin' kwam er een ander verhaal naar boven. "Weet ge nog in de dierentuin pa", hoorde ik zeggen. "Bij de nijlpaarden?" Ik zag de hele scène in de dierentuin weer voor me. Tijdens een bezoek aan de zoo zagen we een nijlpaard uit de modder kruipen en die moest duidelijk zijn of haar behoefte doen. Ik weet niet of u dat ooit hebt mogen aanschouwen, maar dat is een spektakel. U kan ook maar best de nodige afstand houden. Het nijlpaard doet zijn of haar gevoeg en kliedert de uitwerpselen met de staart vervolgens alle kanten op. Meteen netjes afgeven die handel, denken de nijlpaarden wellicht.   Trouwens, ik had toen net een boterham met choco vast. U zal begrijpen dat die in de verste verte niet meer smaakte. Net als het avondeten dat toch voortreffelijk begonnen was. Ik zag enkele grijnzende gezichten aan tafel en het enige wat ik kon uitbrengen was dan ook "Ja, kak".  

Rudi Lavreysen
0 0

Zon, zee, maandverband?

Eén van de krantenkoppen die me deze week opviel ging over afval. Over hoe er na een dagje zon-, zee- en strandplezier steevast een smerige berg vuilnis achterblijft op onze Belgische stranden. Blikjes, plastic, luiers, ja, zelfs maandverband, zowat alles wordt dagelijks achtergelaten op het strand. Ik dacht meteen: dat knap stukje menselijk gedrag verdient een snedig stukje op mijn blog. Of misschien toch niet. Ik heb immers graag dat mijn columns een glimlach toveren op het gelaat van de lezer. Omdat die lezer zich in iets herkent, omdat hij wordt ontroerd door wat hij leest of gewoon omdat hij het om te lachen vindt. Het waarom maakt eigenlijk niet echt uit, maar wel die glimlach graag. En daar knelt het schoentje toch vandaag. Want wat kan er ook maar enigszins grappig zijn aan een bende onnadenkende kuddebeesten – nochtans net als zij die hun afval wel flink sorteren en braaf in de juiste vuilnisbak deponeren, behorend tot die vorm van zogenaamd ‘intelligent leven’ die wij mens noemen - die, na een dagje genieten van de schoonheid en de weldaad van de zon en de zee, hun windschermen weer netjes opplooien, hun badlakens grondig uitschudden, hun gebruinde voeten secuur afborstelen (want we willen geen zand in huis, hoor, stel u voor) om dan hun schup af te kuisen en het strand achter te laten als een gore vuilnisbelt? Niks. Daar is echt niks grappig aan. Wat bezielt hen? Is het puur egoïsme? Après nous le déluge? Doen ze het vanuit één of andere misplaatste overtuiging dat ze het wel verdiend hebben om hun vuiligheid door anderen te laten opruimen? ‘Waarvoor dienen anders de mannen van de vuilkar? Daar betalen wij toch belastingen voor?’ Ligt het aan de warmte? Een zonneslag? Een dagelijks terugkerende vlaag van collectieve verstandsverbijstering? Of ben ik gewoon te streng? Misschien is het wel goed bedoeld? ‘Ach kijk, er zit nog een restje ketchup in het frietbakje, laat maar liggen, zoet, zo hebben de dolfijnen er ook nog wat aan. Ja, tuurlijk, dat blikje cola ook, kan nog wel dienen, hoor, als huisje voor een kreeft of zo.’ Seriously. Precies of er dobbert nog niet genoeg plastic in de zee. Vergeef me het woord onnadenkend. Vergeef me het woord kuddebeest. En begrijp me vooral niet verkeerd. Hoewel tussen tienduizenden anderen gaan liggen bakken en braden niet my cup of tea is, heb ik wel al veel mooie momenten beleefd aan ’t zeetje en heb ik ook echt helemaal niets tegen mensen die wel graag voor bakharing spelen. Ieder diertje zijn pleziertje. Ik heb ook niets tegen mensen die al eens graag een hapje eten of een drankje nuttigen op het strand. Dat doe ik zelf ook als ik er ben. Maar ik neem wel mijn vuilnis mee als ik ermee klaar ben. Altijd. Is het leuk om met een vol poepzakje, een berg vuile luiers, een stuk of wat plakkerige waterijswikkels en een dozijn perzikpitten in de hand de weg naar huis weer te moeten aanvatten? Neen, dat is het niet. Maar wees er maar zeker van dat tussen tientallen (honden)drollen, vuile luiers, vieze wikkels en afgekloven pitten van anderen moeten zitten nog veel minder leuk is. En - hoewel ik ze het, toegegeven, niet kan vragen - ben ik er vrij zeker van dat de vissen en bij uitbreiding alle andere planten en dieren in de zee het volmondig (en liefst zonder plastic erin) met me eens zijn. En kom, geef toe, als je ’s ochtends je hele hebben en houden tot op dat allermooiste plekje van het strand gesleurd krijgt, is het toch maar een kleine moeite de boel er ’s avonds ook weer af te halen. Niet? Ik denk het wel. Dus, lieve mensen, lieve lezers, lieve kuddebeesten allerhande: geniet. Geniet met volle teugen, van de zon, van de zee en van het strand maar - alsjeblieft - houd het daarbij gewoon voor iedereen plezant!

Bregtje Van Bockstaele
70 0

Zonder tegenbericht

“Tijdens de zomermaanden spendeert een mens toch wat tijd op een terras”, zei ik tegen mijn vrouw, terwijl we op een ochtend in onze vakantie vanop een terras de langzaam voorbijgaande voetgangers gadesloegen. Het was precies een vertraagde film die zich voor onze ogen afspeelde. Alsof de warmte hun voeten naar beneden drukte. Even had ik het idee om zoals juffrouw Magda in onze tweede kleuterklas ‘voeten opheffen’ te roepen, als we tijdens een wandeling met zijn allen in het zomerse zand ‘stoeberden’.  Eén van de voorbij slenterende koppels nam plaats aan het tafeltje naast ons. Ook al hadden we zelf een aardige conversatie, ik kon niet nalaten om hun gesprek te volgen. “Wat bedoelt ze daar nu mee? Op die uitnodiging”, vroeg de vrouw aan haar man. “Zonder tegenbericht staat er in de mail. Ik weet echt niet wat ze hiermee bedoelt.” Het leek me een eenvoudig gegeven en ik veronderstelde dat haar man meteen het antwoord zou geven. Of dat ze het zou opzoeken in haar telefoon die ze al een tijdje vast had. Maar de man haalde zijn schouders op. “Oei, geen idee schatje”, antwoordde hij terwijl hij verder van zijn drankje genoot. De vrouw bleef er over doorbomen. “Zonder tegenbericht. Wat bedoelt Francine hier nu mee?” Ik kon de neiging bijna niet weerstaan om te zeggen dat ze niets moet doen om op de uitnodiging in te gaan, maar de volgende zin van de vrouw deed me besluiten om het niet te doen. “Weet je wat”, zei ze. “Ik ga Francine een bericht sturen, om te vragen wat ze bedoelt met zonder tegenbericht.” “Goed idee schatje”, zei haar man. We zijn helaas niet lang genoeg blijven zitten om te horen wat Francine geantwoord had, maar het was een mooi begin van een zomerse dag. Dat wel.  

Rudi Lavreysen
48 0

Pleidooi voor meer vrouwen in de criminaliteit

Gisteren ging ik naar Ocean’s Eight kijken met mijn vriendin. Ik deed dat om haar een plezier te doen, zoals je dat doet in een relatie waarvan je hoopt dat die langer dan een zwoele zomervakantie zal standhouden. Je gaat dan mee kijken naar films waar je op voorhand van denkt ‘Meh. Mogelijks heb ik hier nog drie weken nachtmerrie’s van. (Ik kan haar dan in elk geval gewoon wakker schoppen.)’ Om het kort te houden: Ocean’s Eight is een Hele. Goede. Film. Zo één waarvan je, als je buitenkomt, tegen alle bioscoopbezoekers wilt gaan schreeuwen: deze! Deze film moet je zien! Vergooi je tijd niet door naar andere middelmatige experimenten te gaan staren! Ik had er bijna kermiskraamallures van gekregen, zò enthousiast was ik.Want hoewel ik de hele film lang bang aan het afwachten was tot hij eng zou worden (‘Wanneer hakt ze die vent zijn tenen eraf? Wanneer spat er bloed op de juwelen? Wanneer zal het vogelnest op Helena Bonham Carter’s hoofd instorten?’), het grootste deel kon ik alleen maar denken: Aah! Leuk! Clever! Ik geef toe: mijn enthousiasme kwam grotendeels voort uit het feit dat er eindelijk een grote kaskraker is die niet alleen de Bechdeltest haalt, maar die ook nog eens een cast heeft van stuk voor stuk fenomenale actrices, die de kans krijgen te schitteren - niet alleen in een mooi kleed, maar ook in een rol waarin hun talenten helemaal tot hun recht komen. Een actiefilm met acht vrouwen in de hoofdrol: het hart van de vijfjarige activiste in mij sloeg er meteen een heel stuk sneller door.Het deed me denken aan toen ik de eerste keer ‘Bedtijdverhalen voor Rebelse Meisjes’ in mijn handen hield, een kinderboek dat vergeten vrouwen doorheen de geschiedenis opsomt. Nog zo’n voorbeeld: ‘Meisjes en Wetenschap’ (een abominabele vertaling van wat gewoon Women in Science was, overigens). Marketeers lijken te beseffen dat deze boeken niet enkel door een vrijgevochten en zonder beha op de barricade paraderende niche worden gekocht, maar ook door mensen die gewoon geloven dat meisjes het verdienen om verteld te worden dat ze heel wat in hun mars hebben, want de reclamecampagnes voor deze boeken zijn nog niet eens zo slecht. Ik koop ze alvast allemaal - het is een ontwikkeling waar ik een hypotheek voor zou aangaan. Na de film, op de fiets naar huis, vroeg mijn vriendin wat ik ervan vond. We dachten terug aan toen we de all-female Ghostbustersfilm zagen, en overwogen om een container dvd’s te kopen zodat we iedereen in onze omgeving ermee konden bekogelen. Zo lyrisch waren we over een film waarin we rolmodellen vonden, personages met wie we ons konden vereenzelvigen. Zò gelukkig met een verschuiving in entertainment die erkent dat vrouwen meer zijn dan *comic relief*, lustopbjecten of emotionele vaten die spontaan exploderen wanneer ze in de spiegel kijken en hun oogschaduw vloekt met hun schoenen. Eindelijk. Nu we vijfentwintig zijn.Stel je eens voor hoeveel méér misdadigsters er al hadden kunnen zijn - een wereld om van te dromen. Deze film komt op de lijst met films die onze dochter moet zien, zei ik. (We hebben geen dochter, maar ook een onbestaand kind kan nooit rolmodellen genoeg hebben.)We spraken niet uit hoe kort die lijst maar is - voor ons, twee hoogopgeleide, blanke vrouwen van goede komaf, maar we dachten het allebei. En we werden beiden even stil.De nachtmerries kwamen toch.

Anke Vandoolaeghe
13 0

Geluk zomaar ineens

Het meisje met de staartjes had, omdat haar vader onderwijzer was, een voetje voor in het middelbaar onderwijs. Dat dacht zij. En dat zag ik aan haar.Hoewel geen van ons zich een houding wist te geven op de speelplaats, zijnde een duffe carré die voorbehouden was voor de leerlingen van de ‘lagere’ cyclus – een vervelende nuance die kon tellen: al in het secundair, maar toch nog klein, was zij haar opgewekte, kraaiende zelf. Een troep eerstejaars waaronder mijn klas liet zich door haar op sleeptouw nemen.Hadden we daarvoor de lagere school doorlopen, om hier, nu we ingesloten waren tussen de flanken van het imposante schoolgebouw en nu wij ons eindelijk tot de 'groten' mochten rekenen, kinderachtige spelletjes te staan spelen?Het meisje met de staartjes lachte als een geit. Twee volgelingen draaiden aan het springtouw. Volgens de instructies moesten wij achtereenvolgens inspringen, tien keer “jumpen”, het springveld verlaten zonder de continuïteit van het spel te verstoren, een stomp stoepkrijt nemen en onze naam op de tegels krijten. “Zo leren we mekaar snel kennen!” blaatte het meisje met de staartjes. Ik had het gevoel dat ik haar al meer dan genoeg kende, gluurde tussen de haren van mijn te lange froufrou door op zoek naar gelijkgestemden die een deelname aan de activiteit evenmin ambieerden. Ik vond er geen.En toch kon het haast niet anders dan dat er meisjes waren die het al springend stonden te besterven. De een was er niet op gekleed, moest plassen of kon totaal niet springen, de ander had al borsten, een derde stond te stuntelen met een half afgekloven appel in de hand. Het conformisme speelde de hele klas parten. Maar niemand liet daar iets van merken. Het speelkwartier was om voor ik aan de springbeurt was.Een meisje greep me mij de schouder toen we naar het klaslokaal troepten.“Gered door de bel” zei ze. We werden vriendinnen.Vandaag dacht ik - zomaar ineens - aan haar. “Geluk laat zich niet zoeken,” zegt men, “het overkomt je, het grijpt je bij de schouder."

Julia Carax
0 0

De Snorrenclub

Of het een toeval is, weet ik niet. Maar de Snorrenclub van Antwerpen heeft haar clublokaal in de Adriaan Brouwerstraat. Nu moet u niet denken dat ik er lid van ben, al draag ik sinds een aantal jaren wel een snorbaard. Hun clublokaal ligt vlakbij het MAS, het Museum aan de Stroom, waar we net vandaan kwamen. De straat was verkeersvrij gemaakt want er vond een feestje plaats in en buiten “De Konincklijke Snor”. Er werd volop gedanst en gebarbecued door de snorren. “Kom, we gaan een kijkje nemen”, zei ik tegen mijn vrouw. Maar omdat één van ons twee geen snor heeft, besloten we om het vanop een afstand gade te slaan. We zagen diverse snorren. Kleine, grote en heel grote. Zo van die snorren met een krul, u kent ze wel. De dames op de dansvloer, gewoon het midden van de straat eigenlijk, waren ook niet van een snor voorzien, maar mochten gewoon mee feesten. Het bleek de jaarlijkse verkiezing van ‘Snor van het jaar’ te zijn. Wie er met de hoofdprijs is gaan lopen, weet ik niet. Ook niet wat de criteria waren of wat de hoofdprijs was. Maar het feestje was dik in orde in de Adriaan Brouwerstraat.   Juist, ik moet u nog vertellen waarom het een mooi toeval is dat ze in die straat zitten. De schilder Adriaan Brouwer, een generatiegenoot van Rubens, schilderde wel eens taferelen waarbij er een aardige pot bier gedronken werd. De meester van emoties wordt hij genoemd. En veel van de mannen op zijn schilderwerken zijn niet alleen van een gezichtsuitdrukking, maar ook van een fraaie snor voorzien. Misschien moet ik het eens gaan vertellen bij de Snorrenclub. Indien ze me ervaren als lid natuurlijk. Maar dat (ik vermoed dat u deze had zien aankomen) zit wel snor denk ik.  

Rudi Lavreysen
0 0

De tijd laten verstrijken

We zitten te wachten. Of het nu op een bus, trein of vliegtuig is, vervelend is het altijd. Jezelf vervelen of een babbeltje slaan is dan meestal de enige optie. De tijd laten verstrijken en af en toe naar de klok in de wachtruimte kijken, hoe de wijzers stilletjes verder sluipen. Iedereen zit ermee. Ook de tien meiden. Ik schat ze 14 à 15 jaar. Ze praten met een Nederlandse tongval, maar het voorval waarvan we getuige zullen zijn, kan zich bij elke nationaliteit afspelen. Eerst blijft mijn blik nog even hangen op het jeansvest dat één van de meisjes draagt. Ze heeft er zowaar het logo van The Beatles op genaaid. Een groep van lang geleden. Dan gebeurt het. De hele groep meiden krijgt de slappe lach. Ze proesten het allemaal uit. Het is wellicht een weddenschap. Plots draait één van de dames zich om en ze begint de arm te masseren van de meneer die achter hun zit. De man kijkt het meisje vol ongeloof aan, maar trekt zijn arm niet weg. Het duurt amper dertig seconden. De man lacht min of meer schaapachtig, maar zegt niets. Het meisje stopt met masseren, ze draait zich opnieuw om en ze schateren het allemaal uit. De man schudt met zijn hoofd. Hij geneert zich wellicht een beetje. Het opzet van de dames is geslaagd. Uit verveling werden ze vervelend, maar het vond een uitweg.    Dan horen we omroepen dat ons vervoermiddel eindelijk is gearriveerd. De groep zet zich in beweging. Ook de meidenbende, die hun lol nog altijd niet op kunnen. Ik draai me nog even om en zie dat het ene  meisje op haar jeansvest nog een logo heeft staan. Van AC/DC zowaar. Het schiet door mijn hoofd dat deze trip wel eens een ‘Highway to hell’ kan worden.   

Rudi Lavreysen
0 0

Fatal Error: Call to undefined function: hateProgrammers();

Mensen hebben een hekel aan programmeurs. ‘Programmeurs’, vraag je misschien, wat zijn dat? Programmeurs zijn degenen die bandjes en toneelgezelschappen boeken door ze op het ‘programma’ te zetten. Er zijn ook programmeurs die computers vertellen wat ze moeten doen; ze maken ‘software’. Over die tweede categorie wil ik het hebben.   De softwareprogrammeur is een variant van de menselijke soort die rond de jaren vijftig ontstond, decennia niet werd opgemerkt en nauwelijks enige status had, maar sinds de intrede van de personal computer in ons dagelijks leven en de komst van internet enorm belangrijk is geworden. Wat een langdradige zin, denk je. Inderdaad, ik moet me verontschuldigen. Word niet meteen boos vanuit de verwachting dat dit een verhaal wordt over iemand met wie je je niet kan identificeren. Dit is juist het punt dat ik onder de aandacht breng, de programmeur roept een afwerende reactie op. Maar oppervlakkig beschouwd is daar geen reden voor. Kom je in het voorbijgaan op straat een software programmeur tegen, of zit er een naast je in een wachtkamer, dan is er niets aan de hand. Fysiek zijn programmeurs ongevaarlijk. Meestal zijn ze niet indrukwekkend; ze zijn klein, mager of juist dik. Ze krijgen onmiddellijk een verklaring van goed gedrag. Programmeurs met een strafblad zijn zeldzaam, en als ze dat al hebben, zijn ze de bak in gedraaid vanwege een hack bij een bank, en zeker niet vanwege een roofmoord. Ook op feestjes zal de software programmeur geen ergernis opwekken. In tegendeel, hij vormt een welkom contrast met de extraverte alfa-mannetjes. Omdat programmeurs geen succes bij de vrouwen hebben, zoeken ze elkaar op om over het nieuwste software framework te praten, of de voor- en nadelen van de ene computertaal met de andere te vergelijken. Mocht een programmeur wel een vriendin hebben, dan is hij daar zo opgelucht over dat hij niet met andere vrouwen flirt, uit angst zijn kostbare schat voor het hoofd te stoten. De programmeur schittert in zijn bijdrage aan de economische groei. Als er één soort mens is dat zijn arbeidsloon dubbel en dwars terugverdient, is hij het wel. De programmeur maakt hordes werknemers overbodig, zodat het bespaarde salaris van de uitgestotenen weer ten goede komt aan het bedrijf waarvoor hij zijn kunsten verricht. Nu komen we dan toch bij het heikele punt waar ik op aanstuur. Mensen hebben een hekel aan programmeurs. Ik herhaal het nog maar even. Dan weet je zeker dat je het goed hebt gelezen. Aan wie heb jij een hekel? Waarschijnlijk haat je de politieagent die je bekeurt omdat je verkeerd geparkeerd staat en die niet luistert naar je tegenwerping dat er nergens in deze wijk voldoende parkeerruimte is, dat de gemeente rekening moet houden met de bewoners, dat… enz. Nee, niks mee te maken, de agent geeft je een bon en wenst je daarna nog een prettige dag. Vooral dat laatste; om uit je vel te springen. Wat denkt zo’n kerel. Dat je dag nog prettig kan zijn? Om dezelfde reden hebben mensen een hekel aan software programmeurs. Niet hun fysieke gestalte is daarvan de oorzaak, niet hun gedrag in het dagelijks leven of op feestjes, nee, het is de macht die de programmeur via zijn kunsten uitoefent, en die jou, normaal mens, je onvermogen doet beseffen. Zodra je op je werk komt en je de computer aanzet, begint de ellende. Het is alsof je door een doolhof van benauwde straatjes met rare hoekjes en doodlopende steegjes ploegt, door een netwerk van mijngangen en kloven dat de programmeurs voor je hebben bedacht. Elke zoveel minuten zoek je naar de volgende afslag, moet je je weer terug-klikken op je schreden of rondvragen op Google, hopend op antwoord van een andere, tijdelijk verlichte, medegebruiker. De vorige keer kwam je er nog, en nu wil dat ene weggetje, die ene combinatie die de deur opent, je niet meer te binnenschieten. Ondertussen draait je horloge door. Elke dag begeef je je opnieuw in dat digitale doolhof en de dood komt steeds dichterbij. Het zandlopertje dat je vertelt dat de computer het moeilijk heeft, omdat de programmeur hem teveel werk geeft, benadrukt dat nog eens. Telkens raak je stukjes van je leven kwijt die anders besteed veel zinvoller waren geweest. En opeens zijn dan onverhoeds de schermen veranderd, omdat een of andere programmeur aan de andere kant van de wereld het tijd vond voor een ‘update’. Zodra die update de computers bereikt, verliest de wereld tienduizenden mensuren aan gezoek naar de knop om een woord cursief te maken. De computer zuigt je leven op. Neem dat maar letterlijk.   De software programmeurs hebben zich de afgelopen jaren als insecten vermenigvuldigd, en vormen inmiddels een plaag die de samenleving van binnenuit leegvreet. Straks hebben alleen programmeurs nog een baan, en staan de niet-programmeurs toe te kijken hoe de programmeurs de maatschappij overnemen. De haat is wederzijds; de programmeur heeft ook aan zijn prooi, de gebruiker, een hekel, maar dan vaak onbewust. Van jongs af aan als sukkelige nerd genegeerd door meisjes, in wandrek en klimtouwen door gymleraren gemarteld en altijd als laatste gekozen bij teamsporten, neemt de programmeur nu wraak. Geen wraak wordt zo koud gegeten, en zo langdurig genoten als de wraak van de nerd. Er zijn films over gemaakt die uitgebreid uit de doeken doen hoe het lelijke eendje in een zwaan verandert. De nerd trekt heden ten dage aan het langste eind, omdat hij een nieuw stadium in de evolutie vormt; de afronding van het Darwinistische project; de complete overwinning van het intellect op de spierkracht. Toch heeft de ‘broeifase’, zo noemen we het maar even, – de ellendige periode tussen kindertijd en volwassenheid -, onze nerd zo onzeker gemaakt dat dit motief zijn verdere leven volledig beheerst. Eenmaal tot programmeur verpopt, is de oorspronkelijke nerdlarve nog volop aanwezig. Inmiddels gepanserd met een ondoordringbare maliënkolder van variabelen, classes, multidimensionale arrays, booleans, if-elsen, while-loops, for-loops en encapsulated strings, injecteert de programmeur zijn slachtoffers met een verlammend gif, genaamd: ‘onbegrip’. Zijn slachtoffers – de directe slachtoffers noemt de programmeur ‘klanten’ -, hakkelen tegen de programmeur hun ideeën. Hij komt mondjesmaat tegemoet aan die wensen die hij ‘user stories’ noemt, want gewoon Nederlands verstaat en schrijft de programmeur nog slechts met moeite. Onderwijl spint hij de klant in in een web van programmeercode waaruit niet meer te ontsnappen valt. Hij is uiteindelijk de enige die de software begrijpt waar de klant volledig van afhankelijk is. Tot het uiterste getergd zoekt de klant soms zijn heil bij een concurrerende programmeur. Die doet het werk van zijn concurrent onmiddellijk af als rotzooi, en dwingt de klant opnieuw te beginnen met een systeem dat zo mogelijk uit nog meer spaghetti bestaat dan dat van zijn voorganger. Tijdens dit uitmelkproces is de programmeur zelf niet onkwetsbaar. Ook wespen die hun eieren in een spin leggen komen er niet vanaf zonder vleugelscheuren. Soms laat de programmeur een steek vallen. Een geniepig regeltje code gaat dwarsliggen en opeens is er een complete database in het niets opgelost, liggen er duizenden privégegevens voor het grijpen, kan niemand meer inloggen of wordt er een miljoen op willekeurige bankrekeningen gestort. Op zo’n moment heeft de programmeur hartkloppingen en staat de doodsangst op zijn gezicht. Zodra hij zijn fout in de gaten krijgt, begint hij met het verzinnen van een alibi. Omdat niemand anders begrijpt wat het probleem heeft veroorzaakt, komt de programmeur er eenvoudig mee weg. Dagenlang ligt een bedrijfsnetwerk plat door een foute doorverwijzing, een raket ontploft omdat een nul eigenlijk een één had moeten zijn, maar niemand sleept de programmeur voor de rechter. Een bankmedewerker die miljoenen verliest staat een wreder lot te wachten dan de programmeur die gelijke schade veroorzaakt.   Je zal gemerkt hebben dat ik tot nog toe over de programmeur in de ‘hij’-vorm heb gesproken. Maar er zijn toch ook vrouwelijke programmeurs, merk je op. In zo’n geëmancipeerde samenleving als de onze kan het niet anders dan dat ook veel vrouwen dit ‘eerzame’ beroep uitoefenen. Ik moet je helaas teleurstellen. Vrouwen voelen zich niet aangetrokken tot dit vak. Het oplossen van logische problemen ervaart de mannelijke programmeur als de ultieme uitdaging, maar fascinatie met logica is niet het ding van vrouwen; misschien bestaat dit idee zelfs niet voor hen. Ga eens op een afdeling met programmeurs kijken, en je hoort enkel het geklak van toetsenborden. Maar steek je hoofd om de hoek van de kamer ernaast, waar de secretaresses zich ophouden; het gekwetter van een volière valt erbij vergeleken in het niet. Over groepsgedrag gesproken; ik wekte de indruk dat de programmeur een individualist is die altijd solitair zijn ding doet. Dat geldt voor de oudere programmeurs, maar niet voor de jonkies. Veel bedrijven houden er nesten jonge programmeurs op na, die zoet worden gehouden met bedrijfslunches, laptops van de zaak, leaseauto’s en veel schermen op hun bureau. De sfeer van een cultus wordt zorgvuldig gekoesterd (‘hier werken wij met de coolste nieuwe technieken’), zodat de programmeurs worden bevestigd in het idee dat ze helemaal hip en stoer zijn. Dankzij deze hersenspoeling is hun geest volledig bedrijfsbezit en wordt met hun software flinke winst gemaakt. Is de programmeur uiteindelijk, na een lang uitgerekte adolescentiefase, toch volwassen geworden (rond het 45ste levensjaar), dan past hij niet meer in dit soort nesten. De programmeur heeft het niet meer kunnen bijhouden, al die coole nieuwe technieken, en wordt dagelijks bedreigd door jonge mannetjes die zijn alfa-positie als ‘senior’ proberen weg te snaaien. Net als oude gorilla’s verlaat hij zijn roedel om de rest van zijn leven als free-lancer solitair zwervend door te brengen. Het samenleven is onmogelijk geworden met de jonge honden die op de meest kinderachtige manieren naar de nesten werden gelokt middels vacatures als: Dagelijks verzorgde rijk uitgeruste gezamenlijke lunch met vers brood, beleg en diverse salades. Sportieve buitenactiviteiten en een wekelijkse borrel! Onze in-huis BierBot zorgt dat we dit nooit vergeten! Is coderen jouw middle name? Heb jij een passie voor innovatie? Wij zijn op zoek naar een Absolute ontwikkel eindbaas! Wil jij hier deel van uitmaken? Grijp nu je kans! De hoeveelheid uitroeptekens in programmeur-vacatures spreekt boekdelen. Daar wil jij ook bijhoren!   Ja, bijzonder zijn ze, die software-programmeurs. Als een geruisloze invasie van buitenaardse wezens, zo hebben ze zich onder ons begeven, en ontplooien ze nu hun schimmige activiteiten, met als doel de wereld voor de aardbewoners permanent onbewoonbaar te maken.

Vincent Baumgart
33 0

Realiteit

Alsof het leven weer van mij is kan ik weer met opgeheven hoofd doorgaan, Niets vermoedend van wat komen gaat noch van wat zou worden geschreven alvorens  de daggeraad. Elke keer weer gewekt worden door de sluwe harde realiteit die de doorn des tijds overleeft, als zijnde een steen die ergens ligt en enkel door een mensenhand of een beving zou worden verplaatst. Het geklets en geschreeuw dat we dagelijks horen word getemperd door de muziek die ons het asociale oplegt  en nog nauwelijks oog heeft voor de mensen om ons heen. De sleur waarin we leven je kan er bijna niet omheen dan het te moeten toegeven dat we worden geleefd door de huidige maatschappij. Helden superieuren anti helden acteurs en nog vele anderen bepalen de die sleur die we volgen zoals het water van zijn bron tot monding gaat waar het dan nog steeds de onzekerheid heeft van zen stroming die ook wij leven. De ervaringen en herinneringen die we uiteindelijk over houden als wanneer we  onze liefhebbende mensen vergeten zijn, als stof dat word weggeblazen door de wind niet wetend waar het ooit terecht komt. We zijn individuen die soms niet denken aan iemand zelfs uren, dagen, maanden, jaren wetende dat het menselijk in onszelf een plaats heeft gegeven voor diegene  “Het Hart”. Ik durf zelfs te stellen dat ik niet de perfectie zelf ben maar dat velen denken de perfectie zelf te zijn, mijn eigenheid en mijn persoonlijkheid zorgen voor men dromen en fantasieën die sommigen hun verbeelding tarten maar ik ben mezelf. De muur die velen om zich heen bouwen is soms noodgedwongen een schutsel dat door de jaren heen zijn sterkte verliest, en waar het gevoel van waarheid zal overwinnen door de seizoenen heen. Tal van gevoelens en emoties  levenservaringen die we beleefd hebben zullen onze weg tekenen op onze landkaart van het geheugen zonder te weten dat we noodgedwongen omleidingen zullen moeten volgen. Het belangrijkste dat één ieder van ons zou moeten weten mezelf inclusief,  fouten en onwaarheden die we beleefd hebben zaken die we nooit hadden mogen doen enzovoort, we hebben maar één leven waarin we kunnen vergeven. En vergeet niet van het concert des levens heeft niemand en program.     DVE

DVE
0 0

ONS LEVEN

De eenvoud van onze persoonlijkheid in al zijn opportuniteiten word geleefd als waren we op de eeuwige jachtvelden op zoek naar overleving.  De bittere ernst die we steken in ons dagelijkse leven maakt dat we onszelf meermaals voorbijlopen in één dag die maar vierentwintig uur duurt en die wij vullen met het dubbele.  Het idealistische dat we proberen na te leven dag na dag en ons denkbeeldig hoger te stellen dan anderen maakt dat het realistische zijn overwinning nakomt en ons met beide voeten terug brengt naar de wereld van vandaag.  Het digitale dat ons in beslag neemt zodat we het geschreven woord bijna zouden vergeten, waardoor het sociale in ons een deuk krijgt en het asociale gesterkt word  door de steeds groter wordende luxe. De zogenoemde opvoeding die we onze kinderen willen bijbrengen maakt dat het robot achtige leven achter elke hoek gluurt klaar om toe te slaan, alleen de sterksten zullen overwinteren in de seizoens regen van het bestaan. Het theatrale waarvan we denken de regisserende acteurs te zijn komt vaak bedrogen over, de vele kortfilms die we zelf spelen hebben elk hun eigenwaarde met maar één karakter dat de hoofdrol speelt. Menig gevoel of advies zelfs kritiek word gegeven door hen die achten de wonderen der wereld te hebben uitgevonden, het zijn diegene die het hand op het hoofd dienen te leggen en kijken wie er onder staat en alvorens zich te uiten in een woorden zee die vaak het verkeerde teweeg brengt.Het blijven doorlopen en rennen tijdens ons leven heeft zo zijn gevolgen voor iedere van ons door de maatschappelijk druk en de te leveren prestaties lopen we zomaar ons zelf voorbij en dus ook ons leven.   DVE

DVE
11 1

Het mijmermonster in overdrive

Thuisblijven staat niet in mijn lange lijst van hobby’s. Enkele uren Oostwaarts van thuisfront anker ik met mijn vertrouwde busje. Volledig in mijmermodus. Zoals dat vooral kan wanneer je je uit je vertrouwde omgeving waagt. Of wanneer je ‘gewoon’ tijd hebt. De combinatie hiervan maakt dat mijn mijmermonster met vrije teugel kan grazen, springen en dansen, niet zelden in overdrive. Heerlijk is dit! En dat beseft deze geluksvogel maar al te goed.    Anders dan toen ik lang, lang geleden in de renbaan van negen tot vijf liep, speelt mijn leven zich niet meer af in blokjes ‘werkdagen’ en ‘weekends’. Standaard veel te weinig onderbroken door het veel te korte blokje ‘vakantie’. Deze blokken zijn consequent ingeruild door periodes van ‘reizen’, ‘onderweg zijn’, wanneer nodig onderbroken door korte blokjes ‘thuiskomen’. Wat maakt dat mijn leven voelt als een aaneenschakeling van kleine verhaaltjes. Short stories als het ware.   Het huidige kortverhaal zich af ter hoogte van 52° 31.8' N 13° 25.2' O, beter bekend als Berlijn. Waar het hoofdpersonage uren kan verdwalen in de Allee’s tussen immense platanen en statige gebouwen die de grootsheid van deze miljoenenstad alle eer aandoen. Tussen stoere coffeebars en oase achtige parken, tussen hipsters en junkies. Zoals steeds bijgestaan door partner in crime Mila, die kwispelend geniet van de verscheidenheid aan geuren en honden. Minstens even blij, loopt het baasje er bijna kwispelend naast. Met de haviksneus speurend naar LT35’s, Transporters en 508’s en de glimlach nét onder controle. Yep, Berlijn is het Walhalla voor iedereen wiens hart sneller gaat slaan van busjes. En voor fashion-, food-, party-, design-, tattoo- en andere freaks ook natuurlijk.   In deze setting voel ik me meteen een ware Pipi Langkous met een snuifje Alice in Wonderland. Blij als een klein kind sta ik elke paar straten oog in oog met wéér een te stoere bus. Het kost me minimale moeite me in te beelden er in te wonen. Meteen zie ik me er Oost- West- Zuid- Noord-Europa mee doorkruisen. Mijn hart zingt, mijn ziel danst. Ik voel me zo gelukkig als een voetfetisjist die in het zwembad onder de kleedhokjes doorkijkt, bij het zien van zoveel naakte voeten. Me like. De busjes. Niet de voeten(fetisjist).   Mijn mijmerpaard staat scherp. Scherp als het lemmet van mijn trouwe Opinelvriend in mijn handtas. Zoals altijd benieuwd naar de verschillen met Tzie Germans, vraag ik er op los. Statiegeld in plaats van vuilzakken? Cool. Honden niet verplicht aan de leiband. Wunderbar! Wildkamperen getolereerd? Ganz toll!   Mijn traditioneelonproductieve geest gaat zich te buiten aan de rijkdom van creativiteit en de oneindigheid van mogelijkheden die mijn oogjes waarnemen in Berlijn. De kracht van het potentieel. Mijn brein -dat ook wel een ideeënshop voor toekomstige ondernemers zou kunnen zijn- snoept van de overal aanwezige creativiteit.   Wat maakt dat ook hier, mijn hersenactiviteit relatief hoog te noemen valt. Een rustvakantie voor mijn actieve brein is dan ook niet aan de orde, waar ik stiekem blij om ben. Ik voel me namelijk als een roodvleugelvis in het water wanneer ik wandel door het rijk der zinnen, met mijn hoofd zwemmend in toekomstvisioenen. Want zo noem ik het af en toe wel eens, die ideeënstroom...   Maar, hoe heerlijk rondslenteren in de stad ook is dankzij al deze mijmeruitnodigingen, het voelt als een aperitiefhapje. Lekker, dat zeker, maar doet vooral dienst als smaakmaker en voorbereiding om meer van Duitsland te ontdekken. Yep, de natuur!   En hiervoor heb ik mijn andere Partner in Crime: Hannes. We laten de stad en zijn fashion-, food-, party-, design-, tattoocultuur voor wat ze zijn en verliezen onszelf in de natuurcultuur. Kwestie van mijn cultuurbarbarisme -waar ik af en toe van beschuldigd wordt- zo laag mogelijk te houden, stort ik me zonder al te veel tegengespartel in de FKK; Voor de (andere) cultuurbarbaren onder ons: FreiKörperKultur. Een stroming in Duitsland die is ontstaan aan het begin van de 20e eeuw. Het kan gezien worden als het begin van het moderne naturisme, zeg maar. Samen wat natuurcultuur opdoen met deze (voor mij) exotische paradijsvogel, er zijn slechtere manieren om je kostbare nooit meer terugkerende jeugdige tijd mee te verdoen.   Ook hier is het moeilijk om niét te dromen van treehouses, zelfvoorzienend wonen en eindeloze dagen aan het meer en in het bos. Al dan niet in Adam en Eva kostuum. Niet zelden herinner ik mezelf er aan  slechts een half uur verwijderd te zijn van daar waar de wereld gewoon doordraait. En wel aan het tempo dat de meesten van ons zo gewend zijn.  Waarom voelt dit bostempo dan zo natuurlijk? Zelfs na 111 keer al dan niet luidop afvragen, komt er geen antwoord dat toereikend is voor mijn –op dit vlak- kritische geest.   In afwachting van een antwoord dat wél toereikend is, beslis ik om gewoon lekker te blijven dromen. Omdat het kan.   Maar wat met al deze dromen? De dromers onder ons weten echter dat de bijhorende valkuil te zoeken valt in het niet tot in actie brengen van (één van) deze dromen en idee-aanbiedingen. Je hoeft geen SWOT analyse te maken om te beseffen dat je niet alles kan hebben, right? Misschien ontmoet je wel net daarom een exotische paradijsvogel die stevig met zijn voeten op de grond staat. Yin Yang. Zodat dromers kunnen blijven verder mijmeren. Het zou maar zonde zijn om een racepaard op stal te houden, toch?    

angelique
0 0

Het moment

Het toeval bracht ons op een vrijdagmorgen in Averbode. Of all places, zeggen ze dan. Maar wat is het er mooi. En rustig. Toch zeker op een vrijdagmorgen. Op zondag struikel je er over de ijslekkende zondagstoeristen, maar die dag viel het best mee. We waren er zelfs zo vroeg, dat de eerste ijsventers nog moesten arriveren. Dat de dreef in het bos tegenover de abdij in de volksmond de ‘lekdreef’ heet, laat weinig aan de verbeelding over. Ik weet trouwens niet of de paters er zo gelukkig mee zijn, met die ‘lekdreef’. Maar dat terzijde. Na onze wandeling in het heuvelrijke landschap, op de grens van de Kempen en Vlaams-Brabant, was het tijd voor een slok gerstenat en een stukje kaas in “Het Moment”, de taverne van de abdij. Geen slechte naam als je het mij vraagt. Vooral omdat het leven vol belangrijke momenten zit. En omdat je sommige momenten in het leven niet te kiezen hebt.   Zo bleken de kelners van “Het Moment” enkele jongens te zijn die als vluchteling hier waren verzeild. Uit diverse landen, van Syrië tot Afghanistan. Zo stond het ook in het boekje dat op tafel lag. De paters of de bewindslui van de abdij schreven dat ze nieuwe mensen nieuwe kansen willen geven. Geef toe, mooier kan je het niet zeggen. De jongeman die de bestelling opnam sprak al een aardig mondje Nederlands. Zijn collega die ons de abdijproevertjes bracht, had het nog moeilijk. Ook met die vermaledijde Nederlandse taal. De schotel met bier en kaas kwam bibberend op onze tafel terecht. Alsof hij aarzelde of zijn plaats wel hier zou zijn. Ik dacht eraan om het meteen te bevestigen. Maar ‘het moment’ ontbrak. Onderweg naar huis dacht ik nog: toch knap, dat sommige mensen niet aarzelen, om het te bevestigen.  

Rudi Lavreysen
26 0