Zoeken

"Bertrie Wieringa: Het Stralende Juweel van GTST met een Zilveren Ring"

Bertrie Wieringa: Het Stralende Juweel van GTST met een Zilveren Ring. Dat kun je wel zeggen na de fantastische uitslag op het televizier ring gala afgelopen donderdag. The Passion, De Tocht, Moordvrouw, Celblok H en natuurlijk ook GTST. Voor Bertrie is het allemaal niet te veel. Ze komt uit Friesland, en dat is wellicht de reden dat ze zo heerlijk nuchter blijft. Bovendien is ze naast actrice tegenwoordig ook bezig zich te ontwikkelen als zangeres, iets wat ze eveneens fantastisch doet. "Het is geweldig dat een GTST actrice met de bokaal naar huis mocht" Bertrie Wieringa heeft met haar rol in GTST bewezen dat je, ondanks de lange duur van een serie, nog steeds spraakmakend en relevant kunt zijn. Haar vermogen om het publiek te raken met haar acteerprestaties is ongeëvenaard. De verhaallijn waarin haar dochter Jasmijn overlijdt, was één van de meest aangrijpende momenten in de geschiedenis van de serie. De manier waarop Bertrie de pijn en het verdriet van een moeder portretteerde, liet menige kijker niet onberoerd. Bertrie's carrière is een voorbeeld voor velen in de entertainmentindustrie. Of ze nu acteert in een soap, een drama of haar stem leent aan een liedje, ze doet het met volle overgave en passie. Haar recente erkenning op het Televizier Ring Gala toont aan dat haar inzet en talent worden gewaardeerd door zowel de industrie als het publiek. Het stralende juweel van GTST schittert helderder dan ooit tevoren.

GTST Spoilers-account 2021
20 0
Tip

Schoonheidssalon

Verbeterde versie (met dank aan Femke voor de feedback): Het blijkt dat de föhn bestaat sinds 1920. Of wij vijfendertig jaar later al zo een ding in huis hadden, betwijfel ik. Wat wel vast staat,  is dat wij in de keuken een kolenfornuis hadden met ovens waarin wij in de winter onze voeten warmden. Zo verging het ook onze kanariepiet. Tussen de gele, kreeg hij hier en daar donkere pluimpjes en dus vonden wij dat hij een bad nodig had. Wij wreven het diertje in met lauw water en Sunlight zeep. Dan spoelden wij hem af en lieten hem bij de kachel drogen. Familieleden wisten niet waarom het diertje nadien eens zo vrolijk en hard floot.Het overleefde nog tien jaar. Toen het kuikentje van mijn eigen dochtertje jaren later onder de modder zat, heb ik als volleerd expert het experiment overgedaan, ditmaal met helder water en een haardroger. Het werd een prachtige eend.   Eerste versie: Het blijkt dat de föhn reeds bestaat sinds 1920. Of wij een slordige vijfendertig jaar later al zo een ding in huis hadden, betwijfel ik. Wat wel vast staat is dat wij in de keuken een kolenfornuis hadden met ovens waarin wij in de winter onze verkleumde voeten warmden. Zo moet ook geschied zijn met onze knalgele kanariepiet. Hij kreeg hier en daar donkere pluimpjes en dus vonden wij dat hij een bad nodig had. Wij wreven het diertje in met lauw water en Sunlight zeep. Dan spoelde wij hem af en lieten hem bij de kachel drogen. Familieleden wisten niet waarom het diertje nadien eens zo vrolijk en hard floot.Het overleefde nog tien jaar. Toen het kuikentje van mijn eigen dochtertje jaren later onder de modder zat, heb ik als volleerd expert het experiment overgedaan, ditmaal met helder water en een haardroger. Het werd een prachtige eend.

Vic de Bourg
95 4

Zonder Laura, Geen Liefde

Zelfs als iemand de meest verschrikkelijke dingen heeft gedaan, staat Laura gewoon voor je klaar. Er zijn vele 'koninginnen' in GTST, of het nu Janine, Linda, Merel of Saskia zijn. Maar de ware koningin, die altijd en immer de troon heeft bezet, is ontegensprekelijk Laura. Sinds het begin van de serie in 1990 is zij de constante factor geweest. Non Stop. Zo'n toewijding verdient niets minder dan een staande ovatie. "Met Laura hebben we nog echt liefde in de serie" Ze kan dan wel eens even op de achtergrond zijn verdwenen of tijdelijk minder scènes hebben gehad, maar ze heeft nooit volledig de serie verlaten. Laura's afwezigheid zou een leegte achterlaten die moeilijk op te vullen is. Ze staat symbool voor liefde en vriendelijkheid. Wanneer ze boos werd op Henk omdat hij haar weer iets had onthouden, kwam dat als een schok. Laura staat namelijk bekend om haar medeleven en haar streven om voor iedereen een positieve sfeer te creëren. Haar mildheid richting Margriet onderstreept haar karakter: bij Laura verdient iedereen een tweede kans. Met het introduceren van haar verhaallijn over Parkinson wordt langzaam toegewerkt naar een mogelijke exit voor Laura. De makers van GTST realiseren zich dat ze een geliefd karakter als Laura niet abrupt kunnen laten verdwijnen. De voorbereiding voor haar afscheid is dus al begonnen. Echter, voor nu blijft ze actief in de serie en zullen we nog tot en met minstens januari van haar kunnen genieten. Gelukkig maar.

GTST Spoilers-account 2021
36 0

Hadden ze nou echt niemand anders dan Rowan Veltman?

In het rijke spectrum van televisiepersonages maakte hij plots zijn entree: Mats. Een gezicht achter de rol? Dat van Rowan Veltman. Ik vraag me af, met alle getalenteerde acteurs die ons land rijk is, was er werkelijk geen betere keuze mogelijk? Een rol als die van Mats heeft onmiskenbaar potentie. We zijn eerder verrast door personages met een dakloze achtergrond, die rijke lagen aan het verhaal toevoegden. Maar het is onvermijdelijk: om een personage écht tot zijn recht te laten komen, is overtuigend acteerwerk vereist. En hier stokt het wat mij betreft bij Veltman. Zijn vertolking dreigt de verhaallijn in de "Spangas"-sfeer te trekken. "Genoeg met die Spangas-achtige taferelen!" Het meest storende? Wellicht die ietwat ongeloofwaardige manier van lopen. Een stijl die zelfs Johan Derksen in een kerstman-outfit beter zou afgaan, zo denk ik. En nee, deze mening is niet slechts de mijne. Uit een recente peiling op mijn Instagram over de nieuwe karakters scoorde Mats, of beter gezegd, de vertolking door Rowan Veltman, het laagst. De kijkers lijken zich vooral te ergeren aan de rol en de als 'matig' bestempelde acteerprestaties. Er zijn uiteraard fans, maar die vormen, op z'n zachtst gezegd, een minderheid. Er moeten toch andere opties zijn? Met het acteertalent dat Nederland te bieden heeft, zijn er zonder twijfel betere keuzes te maken. Denk aan een Yip Andjar of een Rami Kooti Arab. Beiden lijken mij op voorhand geschiktere kandidaten dan Veltman. Maar voor wie toch gecharmeerd is, of hoopt op verbetering: er is licht aan de horizon. Veltman is nog volop in productie en blijft voorlopig tot ten minste januari op ons scherm te zien.    

GTST Spoilers-account 2021
271 0

Opwindend

De stap van timiditeit naar intimiteit is groter dan je, zuiver linguïstisch gezien (fonetisch en morfologisch), zou vermoeden.  Voor een keertje denk ik eens niet meteen aan seks als ik het over intimiteit heb. Of toch niet alleen aan seks. Intimiteit is veel ruimer. Buiten het lichamelijke kan zij tegelijkertijd of uitsluitend emotioneel of spiritueel zijn. Verbondenheid, daar draait het om. Een beetje tegenvallend misschien voor de op goedkope seks beluste lezer die bepaalde vunzige verwachtingen koestert jegens ondergetekende op basis van voorbije lustige lezingen. Ach, wat stelt die hele wipperij tegenwoordig in feite nog voor? Iedereen doet het sowieso waar en wanneer hij of zij dat wil met wie hij of zij het wil. Vaak komt daar geen spatje intimiteit of verbondenheid bij kijken. Intimiteit, intimidatie, intimitutifrutikutimuti, ‘k weet niet wat het is, zong Raymond Van Het Groenewoud vijfendertig jaar geleden al. Ik volg hem soms, zij het zeker niet naar de bedstee.  Ik ben saai en verlegen, bijgevolg weet ik over timiditeit heel wat meer te vertellen. Terwijl ik dit schrijf, word ik even afgeleid door likgeluiden achter mijn rug. Looking back over my shoulder zie ik dat het onze hond is. Zonder enige schroom en zonder enige verbondenheid met mij of met om het even wie likt onze teef aan haar genitaliën. Ze kijkt me opeens verwijtend aan omdat het geknars van mijn krakkemikkige bureaustoel haar uit haar concentratie haalde. Na een paar seconden hervat ze haar bezigheden, die voor haar zo heden zijn dat ze dagelijks meermaals dienen te gebeuren. Eens het klusje geklaard, loopt ze naar haar drinkbak. Zelf grijp ik niet naar de fles, maar naar het verleden. Looking back over my shoulder, weet je wel. Het is misschien een scheet in een fles, maar feit is dat ik vroeger een verlegen scheet genoemd werd, een kind dat achter de rokken van zijn moeder kroop als er vreemden in huis kwamen. Daarnet haalde ik al het verschil aan tussen de hondencultuur en de onze, al is dat niet meteen van belang, aangezien het likken aan de eigen genitaliën wegens en/of ondanks lichamelijke stijfheid in mijn geval helemaal niet mogelijk is. Wat niet wegneemt de zonden der wereld, maar over intimiteit en timiditeit lopen de meningen per nationaliteit nogal uiteen. Nederlanders bijvoorbeeld hanteren spelenderwijs onze taal en vinden zich zelfs (of: zichzelf) superieur op dat vlak, maar zij kennen de uitdrukking ‘verlegen scheet’ niet eens, al is het een heerlijk c(/k)ontradictorisch exemplaar, want wie verlegen is, laat doorgaans geen openbare windjes ontsnappen. Ondoorgaans dus eigenlijk.  Om terug te komen op intimiteit, timiditeit en verlegen scheetjes … Ik las onlangs, luidop lachend, dat het gemiddeld minstens vijf maanden duurt vooraleer partners binnen een relatie in elkaars bijzijn een scheetje durven te laten. Zo’n verlegen scheet ben ik dan uiteindelijk toch niet, als je bedenkt dat die maanden in mijn geval – rekening houdend met mijn gevoelens, mijn gevoelige darmen en het veel te vlug verorberen van een halve pepperoni pizza – met sprekend gemak omgezet werden naar minuten. Op een komieke, bijna kolieke manier vind ik die gedachte erg opwindend.            

Danny Vandenberk
15 1

Geen paniek: het is al eens eerder gedaan

Op een dag las ik in een interview met de Britse schrijver Zadi Smith over het begrip ‘literaire echokamer’. Ik was vrij jong toen ik besefte dat ik schrijver wilde worden, maar ik was bovenal een fanatiek lezer. Ik herkende het probleem wat Smith beschreef direct. Hoe beangstigend het is om als aspirerend auteur iets op papier te zetten als je tegelijkertijd boeken leest van literaire reuzen die van geen wijken willen weten. Hoe schrijf je iets origineels over de kleine kantjes van de mens als Carmiggelt dat al zo briljant heeft gedaan? En hoe bedenk je een verrassende zin over de absurditeit van het leven als je de avond ervoor in bed Kafka las? Dat lijkt op zelfkastijding met een in zuur gedrenkte karwats. Toch was Smith een verwoede lezer gebleven. Ze had zichzelf geleerd niet meer bang te zijn voor al die stemmen in de echokamer, maar om ze juist te gebruiken om er zelf een betere schrijver van te worden. Haar grote voorbeeld was de dichter John Keats geweest, die ze voor het eerst las toen ze veertien was. Niet omdat hij op haar leek, of omdat ze verder veel gemeen hadden, maar om hoe Keats omging met al die reuzen in dat echokamertje. Keats benaderde zijn schrijverschap als een stage. Van ieder van die eerdere grootheden besefte hij iets te kunnen leren. Door ze na te doen, door ze te plagiëren, door ze te lezen en opnieuw te lezen en alles in zich op te zuigen totdat hij met hun materiaal zelf aan de slag kon en er zijn eigen stem mee vorm kon geven. Wat Keats zei, en wat Smith in dat interview herhaalde, was om niet bang te zijn voor andere invloeden, maar ze stevig te omarmen. Toen ik een jaar of veertien was, las ik voor het eerst iets van Tom Lanoye. Zijn werk blies me omver, deed me beseffen dat ik dat ook wilde, zo schrijven, zoveel vocabulaire plezier de wereld inslingeren. In een interview met de Belgische auteur vertelde hij zijn schrijverschap geoefend te hebben door gedichten te maken in de stijl van zijn helden. Hij had Paul Van Ostaijen gekopieerd, de stiel afgekeken van Guido Gezelle, getracht te klinken als Louis Paul Boon. Wat al dat kopieerwerk hem had geleerd, was niet alleen hoe moeilijk het was om iets goeds te creëren, maar ook hoe het aandachtige lezen van al die werken hem een betere vakman had gemaakt.  Als de paniek om eigen kunnen weer eens toeslaat, denk ik aan Smith en Lanoye en doe ik dit: ik pak een boek. Ik lees. Ik schrijf. Vaak schaam ik me. Soms niet. Steeds vaker niet. Ik blijf lezen. Ik blijf schrijven.

esielesielesiel
10 1

De pletwals erover, de fik erin

Wees als schrijver in hemelsnaam niet te lief voor je personages. De fik erin, de pletwals erover, dat het knettert en knalt, de geur van brandend pek moet van de pagina’s slaan. Stel je voor dat alle protagonisten uit de wereldliteratuur veranderden in brave huisvaders die elke week met een pannetje soep langs hun zieke moeders gaan. Op hun geruite pantoffels. Een ramp zou het zijn. Lezen zou een straf worden. Je wilt je lezer toch een beetje reuring bieden. Spektakel. Vertier. Dat die moeder ineens de deur niet meer opendoet. Hem met een dubbelloops geweer staat op te wachten. Bam, ze blaast hem zonder pardon van die suffe pantoffels. Dán draait de lezer je bladzijden om, huiverend, hongerig, want wat een avontuur ontrolt er zich hier! Was het Nabokov niet die zei dat je al schrijver je protagonist de boom in moet jagen om vervolgens heel hard stenen naar hem te gooien? Een prachtige beeldspraak, maar hoe pak je dat aan? Een fijne manier is om in medias res in ‘s helds leven binnen te vallen en de boel eens flink op te schudden, er bestaan geen taboes. Zijn vrouw? Gaat er vandoor met zijn beste vriend en tevens tweelingbroer. Zijn kinderen? Gaan de prostitutie in of blijken niet van hem. Zijn hond? Die rijdt onze held morsdood als hij katjelam achter het stuur kruipt, dronken uit zelfmedelijden om al dat plotse onheil.  Alles liefst wel op een beetje originele manier verwoordt, zodat de lezer ook nog iets te genieten heeft. Want al die ellende moet wel schoonheid opleveren, anders kan je publiek net zo goed de krant gaan lezen, miserie genoeg in deze wereld. Het is juist de troost van de esthetiek die je als schrijver te bieden hebt. De bedwelming van literatuur om het eigen bestaan even op afstand te houden. Heel misschien mag er af en toe een korte pauze ingelast, om de held even op adem te laten komen, en de lezer een grammetje hoop te bieden dat alles toch nog goed komt, wie weet, op het eind. Om dan snel weer in volle vaart met die pletwals de hoek om te komen scheuren. De lezer hoort de motor in de verte al ronken, de geur van pek dringt zijn neusgaten binnen. Het heerlijke knetteren tussen de kaften.

esielesielesiel
9 1

Zo was de zomer

Steevast hing de oranje badhanddoek van de buurvrouw over de balustrade van haar terras. Symbool van zomer en zwemmen. Op vijf minuten fietsen begon de vakantie telkens weer, na een whatsappje. Met een diepe plons zwommen we bijna elke dag onze lengtes in de zwemvijver. Fris water benam elke keer weer de adem en de oververhitting van de zomerdag smolt in één klap naar de bodem tussen de goudkleurige vissen. Ze waren zoet, die dagen, met terrasjes achteraf. Met rosé en babbels after-swim, after-work. De oranje handdoek wuifde nadien dapper en vrolijk na: 'Hé het was weer een toffe zwembeurt, wanneer gaan we nog eens?' Mijn appelblauwzeegroene strandlaken wapperde zomers terug: 'Als we droog zijn, dan duiken we opnieuw!' Dat was de handdoekdeal. Morgen dus, gezien de bakkende zon op de terrassen twee hoog. Het voordeel van een vrij en onafhankelijk leven met genieten als het past, vertaalde zich in twee zomervlaggen. Het buitenzwemseizoen waaide voorbij. Tijdens een parkwandeling staarden we over het vlakke stille water, leunend op de brug, diep zuchtend. Nog zeven maanden. Straks wordt het donker, elke dag weer wat vroeger. Waar zal dan de battery load plaatsvinden? In herfstkleuren van oranje tot blauwgroen? En later in kerststukjes in die juiste zomerkleuren? Of in de after-swim zonder swim?  Niets zal het zomerzwemgevoel evenaren. Dat wisten we. Maar op stap gaan en genieten blijft maar één whatsappje verwijderd. Ook dat wisten we. De vlag van buren en vriendschap mag blijven wapperen, half oranje, half appelblauwzeegroen.

Lumes
0 1

Personage

Ooit kwam ik er één tegen, een personage. Ik was er misschien niet echt naar op zoek maar ze wou gevonden worden. Het meisje met het blauwe haar. Ik ontmoette haar onverwacht  dankzij mijn tergend trage laptop. Of kwam het door mijn ongeduld? Multitasken bleek die avond geen goed idee. Het tegelijkertijd openen van een reeks foto’s, teams met camera, een onbevlekt word document op onedrive, de mail en een schema leidden me tot haar. Ik zat in een online cursus en had geleerd dat een kortverhaal kan starten met het kiezen van een personage. En dan kan je daar het verhaal aan ophangen. Wat doet ze, wat drijft haar. Ik zeg nu ‘haar’ want het meisje was de uitverkorene geworden. Ja met blauw haar. De tijd in de cursus tikte snel verder. De foto’s had ik stiekem tijdens de werkdag al bekeken. Op een gegeven moment moest ik kiezen. Maar alles haperde en de foto’s in de mail kwamen in verknipte, vertraagde beelden binnen. Het was mijn beurt. Trots en vol overtuiging meldde ik aan de online cursusgroep dat ik koos voor het meisje met het blauwe haar, de enige foto die ik me zo nog kon herinneren. Ze keek me even later recht aan en vroeg over haar te schrijven. Hoe ze haar broertje terug kon horen in de ruis van een schelp, gevonden aan het strand van Oostende. Ze verbleef daar bij haar tante. Haar verdriet sijpelde blauw van haar haren af. Ze nam me mee naar het strand, Fort Napoleon, het Casino, een fototentoonstelling en we werden een goede match. Een handvol randfiguren wedijverden dartelend om een eervolle vermelding. Maar zij en haar schelp wonnen grandioos. Zij waren de rode draad waar de andere personages even mee op mochten koorddansen. Heel even maar. Zij was de spilfiguur. Het was een boeiend avontuur om op die manier te beginnen schrijven, zonder gekend einde, zonder schema, zonder enig idee wie mijn personage was en wat ze me zou vertellen gedurende de weken nadien. Ze eindigde met een kappersbeurt en een leeg word document voor haar. Het was tijd voor haar eigen verhaal. Ik nam afscheid en wenste haar een eigenzinnige laptop toe. 

Lumes
0 0

Vergeten is de kunst

Er wordt wat afgenoten. Nee, dat moet ‘genoten’ zijn. Hebt u het ook gemerkt? Hoe vaak men tegenwoordig het werkwoord 'genieten' in de mond neemt. Je kan niet eens meer op de fiets springen, ergens een hapje eten of je krijgt de 'genieten-vraag' voorgeschoteld. Het is volstrekt niet meer te genieten. Tijdens een van die laatste bloedhete zomerdagen in september wandelde ik 's middags langs een terras, waar een man een koppel aansprak dat helemaal tegen de muur zat, op het laatste streepje schaduw. Omdat ze redelijk ver zaten, moest hij zijn stem verheffen. "Lekker genieten of wat?", riep hij. De mensen zaten gewoon een tas koffie te drinken. Ze hadden misschien wat troost nodig. Of ze hadden gewoon dorst. Het is geen onbekend verschijnsel bij warm weer. "Genieten is niet zijn. Vergeten is de kunst”. Het zijn twee veelzeggende dichtregels van Piet Gerbrandy. Ik las ze in de prachtige verhalenbundel ‘Werk’ van acteur en auteur Josse De Pauw. Ik vervolgde mijn weg naar de krantenwinkel, om de weekendkrant en de Lotto te kopen. Negen kansen op tien hebben we toch niks gewonnen. Op de terugweg zag ik dat het koppel niet meer op het terras zat. Vertrokken, samen met het laatste streepje schaduw. Ik ging met mijn krant op een aangrenzend terras zitten en haalde mijn leesbril boven. De uitbaatster had me al gezien. Ze zwaaide naar me, waarna ze voor mijn verfrissing zorgde en het op de toog plaatste. "Dit is voor Rudi", zei ze zegen de garçon, een goedlachse jobstudent. "Wie is Rudi?", vroeg de jongeman. "Die man op het terras, met zijn bril en de krant", antwoordde ze. Van zoiets kan ik wel genieten, dacht ik met een grijns op mijn gezicht. Al bleef die niet lang hangen, want het was me er veel te warm.

Rudi Lavreysen
10 0

Stilte en ongemakkelijkheid: een getrouwd koppel.

Jaar en dag was ik ervan overtuigd dat stilte en ongemakkelijkheid een getrouwd koppel was. Zo eentje dat ieder jaar kerstkaartjes stuurt en bij de “groetjes” de naam van hun ‘vierde gezinslid’ (de hond) er ook bijzet. Zo een koppel dat dobbert op een meer, terwijl alle andere aan het verdrinken zijn in een wilde zee. Je ziet ze nooit afzonderlijk. Het koppel dat perfect is. De stilte zonder het schoothondje ongemakkelijkheid was iets dat ik enkel een beperkte kring van mensen kon meemaken. De Merel-elite. Het zijn de mensen die mij zo goed kennen, dat de stilte oké is, bij wie ik me niet moet schamen voor de vreemde geluiden die mijn spijsvertering produceert. Onlangs was ik in Gent. Het was een vermoeiende voormiddag geweest, dus ik kocht mijn veel te dure (maar wel oh zo lekkere) koffie en slurpte hem naar binnen zoals een peutertje kan genieten van haar Nesquick-chocomelk. Ik bleef maar rondtjollen, dus kwam met het genieuze idee om mij gewoon ergens neer te zetten. Als een voorgeprogrammeerde robot liep ik de straten af, naar het dichtstbijzijnde bankje. Het sprong in men gezichtsveld. Het leek wel goud. Een oudere man had waarschijnlijk hetzelfde idee gehad, en kwam naast mij op het goud zitten. Ik kon vertellen over mijn studies, hobby’s en huisdieren. Ik kon gezegd hebben dat ik graag mijn eigen kleren brei (maar er niet zo goed in ben). Hij zou dan reageren met een leuke anekdote uit zijn leven, waarop ik verder zou kunnen doorratelen. Maar het lukte hem om van deze stilte, een zingende symfonie te maken. Onze wegen kruisten, heel eventjes. Maar het leek alsof het een persoon was die ik al jaren kende. Iemand uit de Merel-elite. Iemand die via de achterdeur binnenkomt, die zélf drinken uit de frigo haalt en iemand die mij perfect kent.

Merel Lechene
24 3

Twee minuten

‘Ik ga even een frisse neus halen.’ Zo zei ze het, twee minuten geleden. Daarna stond ze op, liep naar buiten en weg was ze. Ik grinnikte even. Ik heb de natuurlijke neiging om zaken in eerste instantie nogal letterlijk op te vatten, dus dacht ik meteen aan Michael Jackson en hoe alarmerend het zou zijn als hij zoiets zou zeggen. Of zo’n cuberdon. Ken je dat? Het zoete ‘Gents Neuzeke’? Zo’n paarsrood kegelvormig snoepje dat lijkt op een neus? Misschien wilde ze er eentje. En wel direct. Gek toch, midden in een gesprek. Weet je wat ik zo ongelooflijk fantastisch vind aan die dingen? Hun buitenkant is hard maar de inhoud is gelatineus. Gelatineus! Moet ik noteren. Sterke vondst. Nog veel krachtiger is mijn drang om daarna in mijn binnenste te blijven voortborduren, of beter gezegd doorbomen – past beter bij mijn naam en handwerk is niets voor mij, tenzij uit absolute noodzaak – over mijn asociale associaties, die mij maar al te vaak wegtakelen uit het drukke verkeer des levens, nog voor er echt ongelukken gebeuren, alsof ik uit een auto gesleurd, in een bootje gezet en afgeduwd word met een porretje in mijn rug. Mijn sloep kabbelt voort en langzaam maar zeker drijf ik af, steeds verder, tot niemand nog iets van me ziet of hoort en ik verzonken ben. In mijn gedachten en in die van iedereen. Huiveringwekkend. Mijn watervrees is al bijna even erg als de angst om ooit helemaal vergeten te worden. Die Michael … Had hij echt een huidziekte of was hij verslaafd aan plastische chirurgie? Dacht hij dat hij God was? Was hij een narcist of walgde hij van zichzelf? Haatte hij de mensheid en was zijn beste vriend daarom een aap? Had hij nog wel een neus toen hij stierf, of droeg hij al jaren een neusprothese? Michael Jackson had pas echt een probleem. Alles wat hij deed werd honderdduizendmaal uitvergroot. Hij werd besproken, bespot, beroddeld, belogen en uitgespuugd. Hij was al wereldberoemd toen hij amper kon lopen, heeft nooit de kans gekregen om kind te zijn en werd het dan maar op volwassen leeftijd, terwijl hij de echte wereld trachtte te ‘ontlopen’. Doet me een heel klein beetje denken aan mezelf, zij het op een minder vrijwillige, eerder dwangmatige manier. Leren lopen en daarna ontlopen. Zo kan je zijn leven samenvatten. Het mijne niet. Ik wil me niet per se afzonderen maar doe ook geen moeite om erbij te horen. Ik wil geen drukte, wel aanwezigheid. Connectie. Het overvalt me o zo vaak, dat gevoel dat ik mezelf in anderen herken en zij in mij. Heerlijk. En toch heb ik nu het gevoel dat ik niet interessant genoeg ben. Een frisse neus halen klinkt weliswaar minder verheven dan ‘een luchtje scheppen’ (alleen God schiep lucht) maar toch heeft het iets neerbuigends. Ik wil van je af. Heel even of heel mijn leven. Zo voelt het. Alsof ik haar speelbal ben. Die twee eenzame minuten voelen plots alsof ik mijn leven vergooi. Ik rond af. Of en wanneer ze teruggekomen is? Geen idee. Ik ben via de andere uitgang weggerold. Lachend.       (foto: JGVD)

Danny Vandenberk
7 2

Langzaam zot

Zou het kunnen dat ik langzaam zot word? Het is een zin uit een liedje, maar het schoot me niet meteen te binnen uit welke song het komt. Het was zondagochtend en ik was op weg naar de bakker met die zin in mijn hoofd. Bij het opstaan kreeg ik van onze oudste de vraag wat we vanavond gingen eten. Een vraag die ik niet had verwacht, want ik was in de veronderstelling dat onze kroost buitenshuis zou eten. Dan is het voor ons tweeën een gewone hap of we bestellen iets. We hadden voor zondag niet meteen iets in huis gehaald en daarom dacht ik: och, we gaan straks naar de frituur. Om nog eens naar de supermarkt te gaan had ik geen zin en het eten dat we voor maandag hadden voorzien, was geen zondagse kost. Dat gevoel kent u wellicht. Met al die gedachten daalde ik de trap af, terwijl mijn huisgenoten nog boven waren. “Wat moeten jullie van de frituur?", riep ik naar boven. Het was acht uur 's morgens. Het moest natuurlijk ‘van de bakker’ zijn. Mijn vraag werd meteen op een oorverdovend lachsalvo onthaald, waarop menig stand-upcomedian jaloers zou zijn geweest. "Voor mij een grote friet en een frikandel." "Ik een viandel." “Breng nog een bakje mayonaise mee hè pa.” De gefrituurde antwoorden bleven niet uit. “Och, ze maken een mens soms zot”, zei ik tegen mezelf bij het naar buiten gaan. Waarna ik dus aan die zin uit dat liedje dacht. Bij het terug naar huis wandelen kon ik zelf lachen om mijn verstrooidheid. Het echt zot worden zal nog wel tijdje uitblijven. Al had het niet veel gescheeld of ik had bij de bakker twee frieten, een viandel en een goulashkroket besteld, in plaats van een lang grijs gesneden en vier pistolets.

Rudi Lavreysen
17 1

Het telefoonkastje

Terwijl ik mijn toast met aardbeienconfituur besmeerde, met daarbovenop een plakje oude kaas, vertelde ik aan de ontbijttafel over een voorwerp dat onze mannen niet meer hebben gekend. "We hadden thuis een telefoonkastje. Het staat nu in het woonzorgcentrum bij oma. Er staat al lang geen telefoon meer op, maar we zeggen nog altijd ‘telefoonkastje’. Dat is zoals een hoedenplank in de auto. Niemand legt daar nog een hoed op. Toch niet dat ik weet.” Later op de dag vroeg ik in het woonzorgcentrum aan onze oudste of hij de lege koffietas van oma op het telefoonkastje wilde zetten. “Het was wel een praktisch ding, dat telefoonkastje. Er stond niet alleen het telefoontoestel op, maar in het kastje was ook ruimte voor de telefoonboeken. Nu liggen er fotoalbums in.” “Telefoonboeken”, vroeg hij. “Wat waren dat? Boeken met allerlei soorten telefoontoestellen?” “Nee”, zei ik. “Daar stonden alle telefoonnummers in. Tenminste, die van onze provincie. Als je naar iemand in Brussel of Antwerpen wou bellen, mocht je daar iemand kennen, moest je naar de bibliotheek of zo.” Mijn telefoonverhaal was nog niet afgelopen. “Heb ik je ooit verteld dat we eerst een toestel met een draaischijf hadden?” “Dat ken ik precies nog van bij oma thuis”, antwoordde hij. “Nee, dat was het toestel met druktoetsen. Daarvoor hadden we een telefoontoestel met een draaischijf. Toen was ik nog klein. Een hilarisch ding. Als je je vinger te vroeg losliet, moest je opnieuw beginnen. Het was een miserie. Bijna alsof je een fietsband moest oppompen door in het ventiel te blazen. Onze pa had nogal dikke vingers. Die moest een stokje gebruiken om in die gaten van de draaischijf te kunnen. Daarna kregen we dus een toestel met druktoetsen. Een hele vooruitgang. We wisten niet wat ons overkwam. We hebben de hele dag zitten bellen.”

Rudi Lavreysen
17 0

En toen kwam teleurstelling aankloppen

Het leven is niet altijd rozengeur en maneschijn, that’s a given. Als mens lijken we steeds moeite te hebben om dit te bevatten. We kunnen zo wijs en ervaren zijn als we willen, in ons onderbewuste heerst er steeds een notie dat alles hoort te verlopen zoals wij dit voor ogen hebben. Wetens en willens durven we de stap te zetten in het diepe, zonder ook maar even stil te staan bij de consequenties. Dan bedoel ik niet de logisch beredeneerde, potentiële high risk resultaten, maar veeleer de intensiteit en de impact ervan op ons algeheel lichamelijk welzijn. We nemen ons voor dat alles uiteindelijk weer goed komt, dat het leven inspanning en risico’s vergt. Zowel voorspoed als tegenspoed horen erbij, nemen we ons voor.   Echter zijn we onvoldoende voorbereid op de tegenslag van een tégenslag. We veronderstellen dat we sterk genoeg zijn om elke klap te trotseren, maar zijn er ons niet bewust van hoe hard deze klap al dan niet zal aankomen. We werpen de boemerang in de lucht, denkende dat ie veilig terugkeert naar de hand, terwijl het ding heel listig, de terugkeer plant naar het gezicht. We kennen het concept van een regressie wel, we honoreren haar wezenlijk bestaan, maar weigeren – bewust dan wel onbewust – haar draagwijdte te erkennen.  We beschouwen onszelf als rationele, beredeneerde wezens. Wat we echter niet inzien; onze zogezegde, logische en rationele redeneringen worden steeds gemaakt in functie van onze menselijke verlangens. Hebben we onszelf dan nooit verloochend met het idee een rationele stap te zetten, resulterend in de bewustwording van de latent aanwezige gevoelsmatigheid? Begeerten nemen de bovenhand en zorgen ervoor dat we, impulsief, de nodige “berekeningen” doen. Zonder enige zelfreflectie, zonder beroep te doen op ons gezond verstand. Er is geen sprake van rede, noch enige luciditeit. De voortdurende strijd tussen rede en emotie. De ironie wil dat deze strijd gaat om twee extremen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Rede versus emotie? Rede én emotie. Kunnen niet met, noch zonder elkaar.   Is dit dan niet wat de mens in wezen is? Dé definitie van versmelting van extremen. Een vat vol tegenstrijdigheden, een unicum in de wereld der verrassingen. Een verloren ziel ergens tussen rede en emotie, de aantrekkingskracht tussen twee tegenpolen. Magneten, dat zijn wij. Hoop, onze drijfveer, resoneert via ons magnetisch veld met het universum, in afwachting van blijde nieuws. We maken onszelf wijs dat we geduldig zijn, maar schreeuwen diep vanbinnen “mijn wil is wet”. We staren ons blind op de keerzijde van de medaille. De zijde waar één van de pijnlijkste vormen van waarheid rust. Teleurstelling. De zijde die luidkeels graag terug schreeuwt: “Goed geprobeerd!”. 

Müge Yalçin
1 0

Toen we Pol hadden gezien

Het zal u ook ooit overkomen, dat u zegt: 'Waar ken ik die van?' In de stad, op de zeedijk of in een restaurant. Iemand die u ergens hebt zien opduiken in een tv-programma. Een actrice, zangeres, presentator of journalist.  Zo botsten onze jongste en ik op een straathoek in Berchem bijna letterlijk op de acteur Geert Van Rampelberg. We moesten er alle drie mee lachen. Maar je hebt natuurlijk ook twijfelgevallen. Is de persoon door iedereen gekend of niet? Als het gaat van: ‘Dat is dinges, dju, hoe heet die toch ook alweer? Waar kennen we die van?’ Tja, dan is het eigenlijk geen bekende persoon. Die zit ergens tussen onbekend en min of meer bekend. Afgelopen week zagen we Dieter Coppens tijdens een optreden. Hij droeg een pet en een zonnebril, terwijl de zon toch al even onder was. Wellicht een bescherming tegen opdringerige fans voor een selfie. Tijdens een ander festival liep mijn all-time held Jeff Tweedy gewoon tussen het publiek. Ik meende iets te zeggen, maar er kwam niets uit mijn mond.  In Brussel vertelde ik in café Le Coq aan het vriendengezelschap dat dit café de vaste stek voor Arno en zijn vrienden was, waarbij ook auteur en cineast Marc Didden. En dat Josse De Pauw - een ander lid van de hombres complicados - er een mooi verhalen over heeft geschreven. Even later zagen we Marc Didden  op de Oude Graanmarkt op een bankje zetten. Daarna zat hij net als wij in De Monk aan een tafeltje. “Ga toch iets zeggen”, zeiden mijn vrienden. Maar wat zeg je dan? Ik lees zijn verhalen wel. Een leuke reactie was die van Pol De Tremmerie op de zeedijk. U weet, Pol uit FC De Kampioenen. Onze mannen, notoire Kampioenenfans, riepen tegelijkertijd en dolenthousiast ‘Hey Pol’. Hij lachte en zei vriendelijk ‘Yo, de mannen’ terug. We hebben het er nog vaak over gehad.  Weet ge nog? Toen we Pol hadden gezien? 

Rudi Lavreysen
0 0