Zoeken

Zomeravonden

Beste lezer,   De artikels, uitspraken, uitzendingen en op de koop toe bol.com boekverzendingen over de opwarming van de aarde komen allen onze richting uit. Maar weet u geachte lezer, ik merk er niets van. De zomers lijken sinds die ene specifieke zomer alleen maar kouder te worden. Wat een prachtige zomer was dat. Herinnert u zich nog over welke zomer het gaat, of bent u dat ook al vergeten? Uiteraard, vergeeft u me mijn ongepaste opmerking. Het zal niet meer gebeuren. Ik neem u graag mee naar die ene zomer, nog voor er sprake was van schijnbare opwarming, toen er nog geen sprake was van al die kind belastende verwarring.     Hoewel de zon onder ging en haar laatste licht op de dag wierp, leek het opnieuw een van die oneindige zomeravonden. De geur van pas gemaaid gras drong mijn neusgaten binnen en tussen mijn kleine kindertenen voelde ik het korte gras kriebelen. Mijn kleine kinderlichaam voelde aan alsof het heel de wereld aankon. Ik voelde me geborgen in die kleine dorpskern die ik weleens aanzag voor mijn broekzak, niets zou daar ooit iets aan veranderen. De vogels besloten te gaan slapen en  de stilte maakte zich meester van mijn tuin. Met een kinderlijke soepelheid ging ik op mijn rug liggen en voelde ik hoe het frisse gras verkoeling bood. Ik leefde van de voorspelbaarheid en geborgenheid. De sterren lieten me klein voelen, maar hun fonkeling in ruil voor mijn blik lieten me geloven dat er steeds is van mijn geborgenheid zou voortbestaan. Ik liep naar binnen en mama stopte me voor een laatste keer in bed, of dat is de vage herinnering die ik er aan heb. Mooi en goedgelovig viel dat kind met zijn groene grasvoeten in slaap, zonder te weten wat er die volgende dag zou gebeuren.   Die nacht klom er een mannetje bij ons naar binnen, het maakte iets dood in mama en het maakte iets dood in mij. Het maakte mama droevig en droeviger, het maakte mama ziek en liet mama teveel drinken. Dat mannetje moet zelf droevig geweest zijn en jongens toch, dat mannetje had al lang niet meer gedronken.   Die avond was mijn laatste zomeravond. Ik koester nog steeds de veiligheid en geborgenheid die voortleeft in de fonkeling van het zwarte nachtgordijn. Mijn diepste verontschuldigingen aan de schrijvers van de artikels, makers van uitzendingen en bezorgers van de bol.com pakketjes, maar van een opwarming merkte ik niets. De zomeravonden werden enkel kouder.   Het ga je goed,   Immanuel di Fiore

Immanuel di Fiore
0 0

Koning van het strand

De herfst viel vroeg dat jaar. Net als de eerste bladeren. Ons stadje veranderde langzaam van kleur. We zagen de eerste rode en bruine tinten al opduiken. Och, al die seizoensveranderingen, ze geven ons een houvast. Toch is dat vasthouden in de herfst niet zo vanzelfsprekend. Want terwijl ik door onze kleurrijke straten fietste, blies de wind me bijna van mijn tweewieler. Het deed me mijmeren naar de zomer. Meer bepaald naar onze vakantie op het strand, waar de wind altijd vrij spel heeft. Wat soms vervelend kan zijn, zeker als je een spel wil spelen. Badmintonnen op het strand is bijvoorbeeld geen optie. Net als tafeltennissen, maar die tafel is daar op zich natuurlijk al lullig. Dat jaar hadden we de oplossing gevonden in de vorm van een Kubb spel. U hebt het wellicht al gezien, het is een variant op bowling en petanque, maar dan met houten stokken. De kans dat die wegwaaien is gering. De winnaar is degene die het eerst de koning, de grootste stok in het midden, kan omgooien. Bij het lezen van het reglement bleek het toch niet zo eenvoudig. Er kwam de nodige strategie bij kijken. We besloten dan maar om de andere kubbers op het strand te observeren. Zo zagen we drie tienerjongens het spel spelen. Twee tegen één. De ene ploeg leek dus in het voordeel, maar het was eerder het tegenovergestelde. Eén van de jongens was, zo zou je het voorzichtig kunnen omschrijven, van het zenuwachtige type. Hij stond letterlijk te springen op zijn benen. Hij wachtte nergens zijn beurt af en op een gegeven moment gooide hij zelfs een stok tegen het hoofd van zijn compagnon. Ik zei meteen tegen mijn vrouw: "Hij doet me aan Eugène Van Leemhuyzen denken". U kent hem wel, hij is de gemeentesecretaris uit Samson en Gert. Je wordt al zenuwachtig als je naar hem kijkt. Na verloop van tijd hebben ze hem dan ook de stokken afgenomen. Het was dus verstandiger om zelf aan de slag te gaan met het spel. Dat bleek best mee te vallen. We hadden het Kubb spel vrij snel onder de knie en het werd nog een prachtige namiddag, zo met de mannen op het strand. Echt geluk in het spel. Och, een mens heeft niet veel nodig, om zich even koning te voelen.

Rudi Lavreysen
49 0

Een brief aan de familie Delacre

Geachte familie DelacreHet is wellicht de eerste keer dat ik een brief aan een koekjesfabrikant schrijf. Dadelijk alles over de reden van dit epistel, maar eerst moet ik u zeggen dat ik een absolute fan van jullie koekjeswerk ben. Al van kindsbeen af. Ik herinner me nog goed dat jullie koekjessigaren, ook bekend als de Russische sigaren, door ons gebruikt werden om stoer te doen. We deden alsof we rookten, maar stiekem snoepten we ze zo snel mogelijk op. Ik was ook verlekkerd - nog altijd trouwens - op de ronde koekjes met witte stippeltjes. De Biarritz voor de kenners. Maar ook op de Sprits, vooral die met chocolade, en op de Marquisettes. Om van de DeliChocs nog maar te zwijgen. U hoort het, u hebt met een kenner te maken. Mijn familie is hiervan op de hoogte. Met eindejaar krijg ik van mijn schoonmoeder altijd een grote groene 'Tea Time' doos. Nog dezelfde avond maak ik die bijna helemaal soldaat. Want als er één probleem is met jullie koekjesdozen, is dat je er niet vanaf kan blijven. Maar ik heb er iets op gevonden. Er staat op een geheime plek in ons huis altijd een reservedoos klaar, zodat ik de aangesproken koekjesdoos kan bijvullen. Maar hou het stil, mijn gezin is hiervan niet op de hoogte.   Maar nu de reden van dit schrijven. Als fan bezoek ik regelmatig uw website, om te zien of er nieuwigheden zijn, maar onlangs viel mijn oog op een foutje. Ik begrijp dat het voor jullie familie, als Franstaligen, niet vanzelfsprekend is om foutloos Nederlands te schrijven. We hebben immers niet de gemakkelijkste taal. Toch maak ik er u graag attent op. In één en dezelfde zin wordt tweemaal het werkwoord "verdelen" gebruikt en één keer staat het fout geschreven. Het voltooid deelwoord "verdeeld" is correct, maar in de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd is het "verdeelt" en niet "verdeeld". Voila, nu kan u het aanpassen op uw website. Het is met veel plezier gedaan. U mag me als tegenprestatie altijd een grote doos Delacre koekjes opsturen. Ik ben nogal snel tevreden wat dat betreft.   Maar ik heb nog een voorstel. Ik weet dat jullie in Brussel, vlakbij Manneke Pis, een Delacre boetiek hebben. Het is voorlopig de enige Delacre shop in ons land. Hebben jullie al aan uitbreiding gedacht? Ons stadje heeft hiervoor alle troeven in huis. We zijn een belangrijke toeristische trekpleister. Heel de wereld komt hier over de vloer. Ik geef u met plezier een rondleiding in ons stadje. We vinden vast en zeker een geschikt pand. Kijk, onze samenwerking loopt nu al van een leien dakje. We bespreken het ongetwijfeld snel.   Met dank en vriendelijke groeten Rudi Lavreysen

Rudi Lavreysen
88 1

Complementen

De kalender in onze keuken is al jaren dezelfde. Natuurlijk niet exact dezelfde, want het jaar wisselt telkens, maar hetzelfde qua formaat, dat bedoel ik. Elke dag is goed voor een klein blokje. We noteren de wisselende werkuren, een verjaardag of een uitstap. Het zal wellicht herkenbaar zijn. Een scheurkalender hebben we al jaren niet meer. Het idee om er telkens een dag af te scheuren, stemde me niet vrolijk. En de moppen op die scheurkalender waren ook niet om je van te bescheuren. Nee, dat de tijd razendsnel gaat, is geen mop. Maar je kan er niet aan voorbij. Nu we het toch over dagen hebben, het lijkt wel of er telkens bijzondere feestdagen bijkomen. Zo is er eind maart een ‘Opschoondag’. Later op het jaar zowaar een ‘Verantwoordingsdag’. Nee, ik verzin het niet. En de vrijdag voor de start van de lente mogen we ook vieren. Het is de ‘Vrijdag voordat de Lente Begint’. Tja, zo kunnen we er nog verzinnen. En blijkbaar valt de ‘Complimentendag’ gelijk met de ‘Doktersassistentendag’. Hebben zij geluk. Dat de doktersassistenten van al die aandacht maar geen ‘complementen’ krijgen. Wat heb ik dat woord in mijn jeugdjaren veel gehoord. Ik hoor het grootvader nog zeggen, als er bijvoorbeeld iets te vieren viel. ‘Och, maak maar niet te veel complementen’. Gewoon doen was goed genoeg, daar kwam het op neer. ‘Al die komedie is nergens goed voor’. Die zin kwam er soms na. En iemand die teveel naast zijn schoenen liep, was zelfs een ‘complementenmaker’. Het zijn van die zinnen die ik ook aan onze mannen heb meegegeven. Af en toe herhaal ik ze, als ze een beetje streek verkopen. ‘Niet te veel complementen hè mannen.’ Nu maar hopen dat zij het ook meenemen, naar de toekomst. Van mij krijgen ze dan een compliment.

Rudi Lavreysen
39 1

Onafgemaakte Speech voor Europa

Zittend in een of andere ondertussen internationaal bekende keten doe ik een poging na te denken over het onderwerp waarover men mij gevraagd heeft een speech te schrijven. Wellicht ken ik over dit onderwerp al evenmin als de verschillende mensen zittend rondom mij, al even inter- en cross-cultureel als de muziek die op de achtergrond speelt. Weet u beste mensen? In alle bescheidenheid weet ik bitter weinig over de Europese unie, haar ontstaan, haar functie, haar voortbestaan en vraag me al zeker niet om iets te vertellen over haar toekomst. Slecht nieuws dacht ik bij mezelf aangezien dit de gehele opzet is van deze speech. Weet u, mijn kennisdomein beperkt zich als beginnend psycholoog bescheiden tot het proberen begrijpen van mensen in verbinding. Over de Europese Unie kan ik u weinig vertellen. Mijn voordracht zou met deze zin kunnen eindigen, maar wellicht is de kans klein dat ik daarom uitgenodigd werd en wellicht is de kans groot dat u dan de kern van mijn boodschap ontgaat. Ik koester voorzichtig de hoop u iets meer te kunnen vertellen over diegenen die de Europese unie vorm geven. Neen, dan heb ik het niet over de hardwerkende beleidsmensen, maar dan heb ik het over diegenen die vaak niet gezien worden. Dan heb ik het over zij die nauwelijks weten wat er beleidsmatig aan de hand is. Dan heb ik het hen die nood hebben aan steun en in sociaal isolement verzeilen. Dan heb ik het over geziene en liever niet geziene oorzaken hiervan. Dan heb ik het over mensen zoals u en ik. Wellicht heeft alles wat ik u zo meteen ga vertellen geen zin en ik raad u dan ook ten zeerste aan het zo snel mogelijk opnieuw te vergeten, hoewel ik voorzichtig de hoop koester samen een licht aan te kunnen steken. Een licht van ons allemaal. Beste mensen, ik richt me vandaag tot de mens in ieder van u die zich niet laat vastzetten in financiële verdiensten, academische successen en etnische afkomst, maar zich kan terugvinden in verbinding. Wat een complexiteit denkt u mogelijk bij zichzelf. Wees gerust, die gedachte herken ik op momenten wanneer ik een poging doe om het Europese bestel te doorgronden. De rariteiten die hier dan ook de revue passeren zijn mogelijk waardeloos, ik raad u dan ook aan om de oren te sluiten en deze verbinding te verbreken van zodra ze te bedreigend wordt.

Immanuel di Fiore
0 0

Ergens tussen Peter Pan en Pippi Langkous

Hij is nu niet meer dan een stip in de verte. Een zwaaiende stip. Ik wandel achterstevoren en zwaai wild terug naar mijn vader. De straat is, op ons na, volledig leeg en stil, alsof de wereld ons met ingehouden adem bekijkt ergens achter een gordijn.Dit doet zeer.Meer zeer dan ik had gedacht of gehoopt.Ik vraag mezelf terug af waarom ik dit nou eigenlijk alleen wou doen.‘Loslaten.Ik moet leren loslaten.’Nog een stap en hij verdwijnt achter de muren van Pamplona.Ik zet hem.Hij is weg.Met verdroogde tranen op mijn wangen loop ik de stad uit. Soms denk ik dat ik gewoon niet bestemd ben om volwassen te worden.Ik bedoel, ik weet nog steeds niet hoe belastingen werken (en ik durf het nu ook niet meer te vragen), mijn planten blijven maximaal twee weken leven en bij het horen van ‘huisje, tuintje, boompje’ krijg ik spontaan een migraineaanval. Alle mensen rondom mij maken zich klaar voor het volgende hoofdstuk van hun leven terwijl ik liever terug wil naar heksensoep maken in de tuin en Harry Potter-boeken lezen. Ik ben nu eenmaal een moeders- en vaderskindje.Een trouwe klant van Hotel Mama.Een klein verwend nestje.En vol bewondering kijk ik naar de vriendinnen die zich zorgen moeten maken over verzekeringen, huishuur en kapotte wasmachines. Zij durven tenminste op eigen benen staan.Ik heb altijd al het gevoel gehad achteraan te lopen.Of beter gezegd: te manken.Alsof mijn mentale groeispurt een vertraging heeft opgelopen waar alleen de NMBS jaloers op kan zijn.En nooit was ik kleiner dan hier, op die straathoek in Spanje. Niemand voor of achter me om me op te vangen als ik val.Ik wandel, zonder stoppen, vijf uur aan één stuk door.Ik heb nu eenmaal heel wat in te halen. Maar hoe hard ik ook ren, in de ogen van de wereld blijf ik een snotneus.  En blijkbaar moet ik, om volwassen te worden, eerst mijn rijbewijs halen, alleen wonen en ruzie staan maken over dekbedovertrekken in de IKEA. Dus dan ben ik nog liever even kind als het mag.Een kind dat alleen kan zijn. Een kind dat zichzelf leert vertrouwen en liefhebben.Een kind dat kan sprinten als het moet. En nu moet het.Dus ik zwaai en laat je los, op deze straathoek van het leven.Ooit zal ik mijn planten wel water leren geven.

Woordenwandelaar
0 0

Schaamnamen

Mijn vrouw en ik vinden het leven soms al zot genoeg, daarom gingen we op carnavalszondag wandelen, in plaats van ons in de carnavalsdrukte te begeven. Bij het terugkomen - we wonen vlakbij het centrum - waren de zotskappen al in zeer goede doen. Er nestelde zich meteen een carnavalsdeuntje in mijn hoofd, waar het de rest van de dag niet meer uitgeraakte. Ik geef de titel even mee, maar het gevaar is natuurlijk dat u er nu de rest van de dag mee zit. Echt waar, ik heb de hele dag ‘Er staat een paard in de gang’ zitten neuriën. Bij het slapengaan stond de knol nog altijd bij ons in de gang. “Geef me dan maar de Nederlandse zanger Tim Knol”, zei ik tegen mijn vrouw. “Hij heeft een gekke naam, maar zijn songs mogen er best zijn”. Het bracht me op het idee om na te gaan of het geen artiestennaam is. Niet dus. Wat meer is, maar liefst 5.906 mensen in Nederland hebben de familienaam Knol. Er bestaat een speciale website waar je die stamboomzaken kan opzoeken. Wist je bijvoorbeeld dat er 1.095 noorderburen zijn die ‘Pannenkoek’ heten? Op zich niet zo gek, want hier hebben we mensen met de naam ‘Struyf’. Ook de familie ‘Baksteen’ woont er. Om van de ‘Poepjes’ nog maar te zwijgen. En van het één komt het ander. Voor ik het wist botste ik op schaamnamen. Een combinatie van een bijzondere voor- en familienaam, dat een gek resultaat geeft. Ze bestaan naar verluidt echt, die mensen. Wat denkt u van meneer ‘Cor ten Broeck’? Of mevrouw ‘Conny Plassen’ en de dame ‘Anna Nas’. Veel gekker moet het toch niet worden. Al vond ik deze familienaam nog het beste. Bijna 2.000 Nederlanders dragen de naam ‘Buurman’. Je zal er toch maar naast wonen, niet?

Rudi Lavreysen
35 0

Aan de moeders van kinderen met autisme die het beu zijn

Lieve mama, Ik weet dat je van me houdt, meer dan van het leven zelf, dat heb je zo vaak verteld toen ik nog een baby was en enkel jouw gezicht zag als een vast en zekerheid. Dat je niets liever wil dan dat ik opgroei tot een gelukkige stabiele volwassene, dat is toch wat elke ouder voor zijn of haar kind wil? Je had zo’n grote verwachtingen, nog voor ik geboren was. Verwachtingen die je nu bijna elke dag, op aanraden van dokters moet bijstellen. Elke dag zie je me weer thuiskomen na een drukke dag op school, en zou je liever hebben dat ik ergens anders bleef, ik weet niet of dat beter zou zijn, maar jij kan mij wel wegdoen, je kan zelfs weglopen van me… Maar ik kan niet weglopen van mezelf. Elke dag beloof ik mezelf dat ik een beter kind voor jou zal zijn, je zal sparen van het verdriet en de paniek die in mijn onderbuik elke dag borrelt tot het overkookt. Elke dag wil ik een beter mens zijn, een betere leerling voor de juf. Elke dag sta ik op met het vaste voornemen te doen wat iedereen van mij verlangt, en wat bij anderen zo natuurlijk lijkt te komen: een hand te geven aan de nieuwe mensen die op mijn pad komen, zelfverzekerd in de ogen te kijken als ik iemand moet spreken, en vooral niet achter je been wegschuilen omdat ik bang ben voor de nieuwe gezichten die mij tegemoet komen, en al zeker niet schreeuwen als vermoord als iemand me aanraakt. En toch doe ik het elke dag weer. En dan is er opnieuw die morgen, soms uitgeslapen, want hoe vaak lig ik niet te piekeren over dingen waar ik eigenlijk niet over zou moeten piekeren, alleen in mijn kamer, waar niemand me kan overprikkelen of me angst aan kan jagen, en dan maak ik weer die loze beloftes, maar dan komen ze, de dingen die ik niet ken, niet begrijp, niet verwacht, en dan voel ik het borrelen en borrelen tot het overkookt, want overkoken zal het doen, dat weet ik vanaf het moment dat ik het voel borrelen. Ik ben net zo machteloos als jij, mama, ondanks de beloftes. Ik stel teleur, dat weet ik, en dat hoor ik vaak genoeg, en dat terwijl ik ‘s morgens alleen op mijn kamer mezelf zo heb beloofd om niet teleur te stellen. Vandaag heeft iemand me gezegd dat je kan genezen door het drinken van bleekmiddel… Als je me zou vragen om het te drinken, zodat ik zou genezen, dan zou ik het doen, misschien nog meer voor jou dan voor mezelf, want ik wil niets liever dan je een gelukkig, stabiel kind geven. Hiervoor heb je niet getekend, dat weet ik. Het vraagt teveel, en de wereld begrijpt het niet, omdat ik het borrelen kan verhinderen van koken tot ik bij iemand ben die ik vertrouw, en de enige die ik echt vertrouw ben jij. En dan is het allang meer dan koken, is het als een vulkaan die uitbarst. Dan doe ik je pijn, omdat ik weet dat jij de enige bent die ik mag pijn doen, en toch nog van me zal houden. Jij bent namelijk de enige die ook nadat mijn masker is afgevallen, en ondanks dat je me een lastig kind zal vinden, toch de volgende dag aan mijn bed zal staan om mij wakker te maken. Dat weet ik, dat is de zekerheid die ik heb. Misschien moet je een nieuw kindje maken, zonder autisme, die je geen tranen in de ogen geeft, maar een glimlach rond je lippen. Waar je als kind geen zorgen over moet maken hoe het van school zal komen, of waar je je geen zorgen over moet maken dat het als tiener midden in de nacht je zal opbellen om het te komen halen omdat het liever dood wil dan nog lege omhulsels te zien, waar je je geen zorgen over moet maken of het ooit meer zal zijn dan een zorgenkind, je geen zorgen over moet maken wat er met hem of haar zal gebeuren als jij er niet meer bent. Ja, dat verdien je, dat had je eigenlijk verwacht voordat ik geboren was. Want ja, net zoals het jou pijn doet om mij ongelukkig en overprikkeld te zien, doet het mij pijn jouw ongelukkig te zien met mij. Ik doe alles voor je, mama, ja, zelfs weggaan, want dat kan ik wel voor jou doen, ondanks dat ik maar niet kan vluchten van mezelf. Zo vaak heb ik dat geprobeerd, ik zet dan mijn hoofdtelefoon op mijn oren waarin Epica maar door blijft schreeuwen en dan sluit ik mijn ogen, want haar schreeuwen is mooier dan het mijne. Het enige wat ik maar niet lijk te kunnen, en waar jij zo naar verlangt, is mij gelukkig toveren, mijn borrelend schreeuwen vermanen te kalmeren. Ja mama, jij bent het beu, dat begrijp ik, maar meer beu dan mij zal je het nooit worden.

Malakh Ahavah
104 0

Normaal betekend...

  Het pompen van mijn hart is zo voorspelbaar dat ik er verdrietig van wordt. Mijn ene been staat op de grond terwijl de andere geen stap vooruit wil zetten. Ik kijk naar de dozen diepvriespizza. Margherita? Ik knik; ja zo heet de pizza, de man kan lezen. Ik stap met Margherita de deur uit. Margherita is mijn ontbijt, technisch gezien dan.   Al die mooie woorden over lekker in balans zijn. Ik lig volkomen in balans op de bank. De Margherita wil eruit. Mijn darmen duwen de deegbal met stevige tegenzin naar de achteruitgang. Ik ren naar de wc, duw mijn onderbroek naar beneden en klap dubbel. Een feest van gespetter en lucht. Opgelucht veeg ik het zweet op mijn voorhoofd weg met de achterkant van mijn hand. Enkel Margheritas opwarmen en ze op de zetel door mijn darmstelsel laten glijden lijkt me geen optie.   Je kunt alles de schuld geven. Dat je je regels hebt, dat het koud is, dat je eenzaam bent. Het ondraaglijke vervelen dat een voedingsbodem is voor creativiteit. Kinderen moeten zich vervelen, dat is gezond, daar worden het creatieve mensen van.   Goed dan. Ik zal me nog wat vervelen. Dus gewoon verder leven en dan gaat het vanzelf voorbij. Een ontevreden hoofd dat als een verwend kind meer wil, nog veel meer. Uiteindelijk wordt alles vervelend, zelfs avontuur.   Moeten, zorgt voor een apathisch wachten achter gesloten deuren.   Als ik nu gewoon hartstikke gek zou zijn. Maar echt knettergek en ergens in een of ander huis met nog meer knettergekke opgesloten zat. Ik zou niet eens beseffen dat ik opgesloten zat want ik was gek. Heel de dag zou ik in mijn eigen wereld vertoeven waar het geweldig zijn is. Ik zou lekker gek doen met de gekken en dat zou genoeg zijn. Nu besef ik maar al te goed dat ik opgesloten zit tussen allemaal mensen die denken dat ze normaal zijn.   Te gek om los te lopen.   Blijven hangen in het niet willen. Een plek waar alles mogelijk is zolang het maar binnen het budget blijft. Je mag spelen zolang het past binnen het kader. Maar wat als de leegte zo vol voelt dat je uit elkaar lijkt te barsten. Kunnen mensen je nog zien als je jezelf niet meer ziet? Te bewust van jezelf zodat schaamte je aankijkt in de spiegel. Ik zoek een waarheid die verborgen zit in de grijstinten van het mens zijn.   Hoe kan zo,n raar kind uit normale ouders komen? Of is het de normaaligheid die haar verveeld?   Normaal betekend: voldoen aan de norm...zeggen ze.   c: hanneke (tekst en beeld) www.missbluesky.be

Miss Blue Sky.
0 0

De moeder en de broeder

of de achterkant van de medaille…. Zijn hand voelt hij weer op zijn knie. Zij ging langzaam naar boven tot aan de rand van zijn korte broek. Was dat de beloning voor het vegen van het bord na schooltijd? Neen, de vingers zijn nooit verder gegaan dan die rand. Het voelde fijn en een kind wordt graag bewonderd. Het inzicht in de verderfelijkheid van het gebaar kwam pas vele jaren later. De school lag om de hoek. De geestelijke kwam regelmatig aan huis met zijn ouders praten. Waarover? Zocht hij buiten de eenzame klooster(m)uren wat huiselijke warmte in het grote gezin? Wou hij de band met het kind aanhalen? Het was trouwens niet de enige broeder die langs kwam. Ook anderen kwamen, soms laat en dan zat hij luistervinkend in pyjama op de hoogste trede van de trap. Zijn moeder was tuk op die bezoekjes. Mocht hij toen dit woord hebben gekend: hij zou deze situatie niet ‘koosjer’ hebben gevonden. Door zijn moeders dweepzucht werd hij op zijn achtste van klas veranderd. Door het grote aantal kinderen bestond elk studiejaar uit twee klassen. Die waarin zijn beste vriendje zat en die een meester als titularis had, werd op zijn moeders voorspraak ingeruild voor de andere, waar de broeder titularis was. Mede door het vele nablijven en bordvegen werd hij de eerste van de klas, hetgeen de perfecte keuze van zijn moeder bevestigde. De vragen die hij als kind al mocht hebben over het gedrag van de geestelijke(n) kwamen nooit aan bod en werden verdrongen. Vandaag las hij in de krant het overlijdensbericht van de broeder. Die werd heel oud. Moge hij……neen, over de doden geen kwaad woord.

Vic de Bourg
19 2

Het pashokje

Kent u Mr. Bean nog? Dat onhandig personage van tv. Het leek alsof hij stom was, want hij zei geen woord. Bovendien haalde hij stomme stoten uit. In de kerk viel hij tegen iemand in slaap en toen hij een buiging wilde maken voor de koningin, gaf hij haar een kopstoot. Zijn ene stoot was al wat geloofwaardiger dan de andere. Maar het was een typetje. Alles wordt dan nogal uitvergroot. Net voor Kerstmis beleefde ik mijn eigen Mr. Bean moment. In de kledingwinkel vond ik een trui die me aanstond. Een blauwe met witte strepen. Soms heb ik het idee dat horizontale strepen een afslankend effect hebben, maar ik kan me vergissen. Optische illusie of zo. Je kan een trui natuurlijk in de winkel passen, maar daar pas ik meestal voor. Daarom moest ik het pashokje in. Deze winkel had er slechts twee, elk door een gordijn gescheiden. Was het onhandigheid van mijn kant? Verstrooidheid? Of kwam het door de drukte? Ik weet het niet, maar het gebeurde. Ik trok aan het gordijn van mijn pashokje en op de één of andere manier - vraag me niet hoe - trok ik het gordijn van het andere pashokje weg. Daar stond iemand te passen. Ik hoorde een gil en ik besefte meteen dat die mevrouw er wel eens zonder kleren zou kunnen staan. Ik zei meteen iets van ‘oei’ en ‘sorry’ en meende het gordijn terug te geven, maar dan zou ik moeten kijken, dus dat deed ik maar niet. Ook mijn vrouw had het gehoord en vroeg wat ik allemaal aan het doen was. De mevrouw naast me had ondertussen haar gordijn teruggeschoven en zei dat ze gelukkig kleren aan had. Waarna ze hoorbaar lachte. Mijn vrouw zei even later dat het typisch iets voor mij was. Zou het?   

Rudi Lavreysen
8 0

De kerstborrel

Ik kreeg een drankje aangeboden in de broodjeszaak. “Een borrel voor Kerstmis”, zei de uitbater vriendelijk. “Daar krijg je het warm van”. Al viel er over de temperatuur in zijn zaak niet te klagen. Plots zag ik een meisje van pakweg twaalf jaar naar me kijken. Ik herkende haar niet meteen, maar ik hoorde ze tegen haar mama zeggen dat ik op die meneer leek, die vroeger wel eens verhaaltjes voorlas in de bib. Ik lachte vriendelijk terug. Het klopte wat ze vertelde. Maar het leek een eeuwigheid geleden. Plots moest ik opnieuw aan die ene rondleiding denken. Het was een klasbezoek zoals vele anderen. We lazen verhaaltjes voor en we speelden boekenspellen. Eén van de prentenboeken was ‘De jongen en de zee’. Over de jongen die vanuit zijn bed naar de zee kijkt, maar het einde van de zee niet kon zien. “Kennen jullie nog iets wat oneindig lijkt?”, gooide ik in de kleutergroep. “De lucht”, antwoordde een meisje meteen. Een ander meisje stak ook haar vinger op. Mijn collega en ik hadden haar antwoord niet zien aankomen. “Ons mama haar achterste”, zei ze. “Want onze papa zegt altijd dat het zo dik is dat er geen einde aan komt.” We wisten geen van allen niet waar kijken. Ik zag een jongetje proesten, met zijn hand voor zijn mond. Ik meende te zeggen dat haar papa wel eens zijn mond mocht spoelen, maar op de een of andere manier wist ik niets beter te verzinnen dan de vraag of er nog iemand een voorbeeld had. Maar dan echt.  In de broodjeszaak kon ik ondertussen -net als de jongen- een licht geproest niet onderdrukken, toen de anekdote opnieuw naar boven kwam. Al dachten de mensen die me op mijn eentje zagen gniffelen wellicht dat het de kerstborrel was, die al naar boven kwam.

Rudi Lavreysen
0 0

Bijknippen

“Nee, ze mogen nog korter”, zei de man tegen de kapper. Zelf werd ik naast hem onder handen genomen door de andere coiffeur uit het kappersteam. Ik had de indruk dat hij het vrij streng formuleerde. De kapper stond achter hem en wreef even met zijn hand over de korte stoppels. “Dat gaat toch bijna niet”, hoorde ik hem zeggen. In de spiegel keek hij zijn klant in de ogen. “Jawel hoor”, antwoordde deze. “Het moet. Ik ben militair.” Omdat mijn kapper intussen met zijn schaar akelig dichtbij mijn rechteroog zat, durfde ik niet meer naar het aangrenzende knipspektakel zien. Ik probeerde het nog even al scheel kijkend, maar mijn oog reikte niet ver genoeg en het loensen bezorgde me onmiddellijk schele hoofdpijn. Ik meende wel te horen dat de kapper zijn tondeuse bijstelde. Wellicht op de extra korte militairenstand. Voor het overige werd er niet veel geconverseerd naast mij. Daarom bracht ik het gesprek zelf maar op gang met mijn kapper. Zo kwam het woord ‘bijknippen’ ter sprake. Ik zei dat mijn vorige kapper er altijd een mopje over maakte, als hij me vroeg hoe mijn haar moest en ik dat antwoord gaf. Omdat je volgens hem er niets ‘bij’ kan knippen, maar alleen iets ‘af’ kan doen. En dat ik vervolgens het woord opgezocht had en dat het werkelijk de betekenis heeft van ‘het teruggeven van de gewenste vorm’. Ik meende nog te zeggen dat dit voor elke kapper basiskennis zou moeten zijn, maar ik besloot om dat laatste in te slikken. Met al die scharen in de aanslag kan je maar beter niemand op de tenen trappen. Wel vertelde ik dat mijn kapsel hier en daar precies begon uit te dunnen. “Ik ga ze binnenkort nog met van die lange slierten opzij moeten kammen”, zei ik al lachend. Ondertussen zag ik in de spiegel dat de militair zijn jas aantrok. Hij droeg een gewone burgerjas. Ik weet niet of hij mijn grap gehoord had, maar lachen deed hij alvast niet. Wel meende ik te zien dat hij zijn forse wenkbrauwen fronste. Het kwam even in me op om te zeggen dat hij die best ook even zou laten bijknippen, anders kon hij ze binnenkort achteruit kammen, maar dat idee verdween snel. Hij had me zomaar in de haren kunnen vliegen.  

Rudi Lavreysen
0 0

2017, een jaar van knallen en opstaan

Het was zondag tien september 2017 ergens in een Grimbergs rusthuis. ‘Hou gij u ook goed hé, Anske!’ Ik knik en verlaat opgelucht de kamer. Het gaat beter met mijn grootmoeder. Ze weet mijn naam nog en ze is rustiger dan de laatste weken. Ze blijft nog wel even bij ons.Drie dagen later is ze dood. Op dertien september, nota bene de 43ste huwelijksverjaardag van mijn ouders, is ze eindelijk naar haar grote liefde, mijn grootvader, vertrokken. 2017, je sloeg en zalfde met dezelfde hand. In tegenstelling tot 2016, begon 2017 erg kalm. Het zou een jaar van rustpunten worden. Mijn ouders zouden met pensioen gaan en eindelijk van het leven kunnen genieten. Iedereen was gezond en ikzelf was net met een nieuwe job gestart. Ik zag het helemaal zitten en had erg hoge verwachtingen van dit nieuw begin. Eindelijk zat ik op de plek waar ik de voorbije tien jaar hard voor had gewerkt. Ik ging er volledig voor. Dagen van tien uur en meer op kantoor en elke dag naar huis al denkend aan de avonturen van de volgende dag. Ik had het gevoel dat ik leefde en niemand zou mij dat nog afpakken. In mei kwam de eerste kleine barst in het jaar dat zo aangenaam begonnen was. Ik ging te hard op in mijn job en ik moest een versnelling lager schakelen. Geen probleem, dacht ik, dit is niet de eerste keer dat ik me vergaloppeer in mijn perfectionisme. Ik ken mezelf onderhand al wel en weet hoe ik in zo’n situaties moet handelen. Ik stond weer op, haalde een paar keer diep adem, rechtte mijn rug en liep verder. Maar 2017 ging een stap verder in het stellen van beproevingen. In mei belandde mijn grootvader in het ziekenhuis en ook andere familieleden werden medisch voor voldongen feiten gesteld. Pijnlijk en vooral erg oneerlijk. Ik zag mensen rond mij breken en dat brak dan weer mijn hart. Tegen juni ging op het werk van kwaad naar erger. Stress werd te hoog, deadlines te kort en ik begon te wankelen. Ik voelde mij verloren in een gang zonder ramen waar dromen langzaam in nachtmerries waren veranderd. Hoewel ik kon rekenen op een aantal erg fijne collega’s, woekerde de stress tot hoog boven mijn hoofd. Ik verloor mijn geduld, mijn humeur, mijn goesting en ik werd ziek. Eerst voor twee dagen, dan voor een week. Ik stelde mezelf dagelijks de vraag wat ik dan wél wilde gaan doen, maar voor het eerste sinds jaren kon ik geen antwoord meer bedenken op die vraag. Gelukkig waren juli en augustus lichtpunten. Mijn schrijfwerk liep vlot en er diende zich een aantal theaterprojecten aan die mij de tweede helft van het jaar 2017 een reden zouden geven om te blijven doorgaan. Ik leerde mensen kennen die mij inspireerden en had een paar goede vrienden die mij eraan herinnerden dat ik meer was dan enkel een postproducer.En toen gebeurde er iets wat ik nooit had durven dromen: mijn eerste boek werd gepubliceerd. Ik heb geen kinderen, maar ik durf te geloven dat een boek op de wereld zetten een soortgelijk gevoel geeft. Je laat iets wat uit jou is gekomen los op de wereld niet wetend wat ermee zal gebeuren, maar waarvan je zeker weet dat zelfs al is het niet perfect, je er moeilijk een kwaad woord over verdraagt. September gaf de laatste mokerslag van 2017. Mijn oma stierf en hoewel ik goed afscheid heb kunnen nemen, deed dat toch veel pijn. De vrouw die vierendertig jaar lang één van mijn grootste voorbeelden was, zou nu alleen nog in mijn herinneringen leven.Rond mij zag ik dat andere mensen op hun beurt geliefden moesten afgeven. Ik zag sterke en mooie mensen huilen om oneerlijk verlies. Verlies dat veel te vroeg of onverwacht kwam, maar ook om verlies dat misschien meer te voorzien was, maar daarom niet minder inhakte.Na elke begrafenis of rotte werkdag kwam ik alleen thuis en voor het eerst sinds jaren besefte ik echt hoe eenzaam het bestaan zonder lief kan zijn. Letterlijk alles in mijn lijf deed pijn. Ik verloor gewicht, mijn gezondheid, en als laatste mezelf. Dit moest stoppen. En gelukkig deed het dat. Eind september kreeg ik een verlossende telefoon. De job waar ik al een aantal maanden voor aan het solliciteren was, was van mij. Voor het eerst sinds maanden huilde ik niet uit wanhoop maar uit hoop. Ik kreeg de kans om een switch te maken en na tien jaar afscheid te nemen van een job waarvan ik door de jaren heen misschien wel ongezond veel was gaan verwachten. De laatste twee maanden van 2017 waren er van loslaten en opnieuw beginnen. Van in de spiegel durven kijken en nadenken over hoe het nu verder moet. Van mijn gezondheid onder handen nemen en mijn goesting in het leven terugvinden.Ik ben er nog niet, maar ik ben er mee bezig en dat voelt eindelijk weer goed. Gelukkig is er vanaf nu een 2018 en dat is voorlopig even het enige wat ik nodig heb.

Ans DB
0 1

Werken aan herinneringen

Op de trein naar huis werk ik aan mijn herinneringen. Ik weet dat herinneringen er normaal gezien gewoon zijn en dat je er niet aan hoeft te werken, maar bij mij vlot het niet altijd zo goed. Niet dat ik me dingen niet kan herinneren, integendeel. Ik schrik soms van mijn geheugencapaciteit. Hebben al die faits divers en zielenroerselen echt plaats daarboven? Soms denk ik dat er een dag komt waarop ik geen nieuwe zinnen meer zal kunnen formuleren, omdat mijn memoires het hebben overgenomen. Daarom werk ik aan mijn herinneringen, op de trein.   Ik kijk nu naar buiten, peinzend, en terwijl ben ik me ervan bewust dat ik peinzend naar buiten kijk. Wanneer ik dat doe, voel ik me altijd de hoofdrolspeelster in een goeie film. Je weet wel, zo’n film die je bij je haren grijpt en je met vragende tranen achterlaat. Maar goed, ik kijk dus naar buiten, peinzend. Veel zie ik niet meer om eerlijk te zijn. Het is winter en dus donker, op welk uur van de dag je ook vertrekt. De geneugten des levens. Dat werken aan mijn herinneren lukt de ene dag al beter dan de andere. Ik probeer het wel, ordenen, de juiste volgorde bepalen, de genante dingen verwisselen voor de mooie. Alleen raak ik nogal snel afgeleid, door andere herinneringen en door toekomstige mijmeringen. Zo blijf ik bezig natuurlijk.    Ik zit nog steeds op de trein. Twee keer per dag, van Nevele naar Brugge en terug. Je leert ook iets over jezelf tijdens zo’n rit. Ik leer bijvoorbeeld dagelijks dat ik niet zo hou van lawaai. Ook niet van kinderen met profileringsdrang, wat dat betreft. En elke keer ik een ritje maak, denk ik opnieuw aan deze gedachte. Dat is ook werken aan herinneringen, toch? Waarom ik dit doe? Ik wil soms gewoon de chaos in mijn hoofd tot stilte manen. Het is moeilijk om te luisteren naar anderen, wanneer er voortdurend lijstjes worden afgerammeld door de stem in je hoofd. Zo is het ook moeilijk om nieuwe herinneringen te maken natuurlijk. Als ik dat piekeren nu eens zou kunnen laten. Dat hele gedoe weggooien als overtollig gewicht. Dat zou geweldig zijn. Misschien moet ik daar tijdens de volgende rit eens over nadenken.

Annelies
2 0

Gaatje

“Ja, je hebt een gaatje.” Ik hoor het haar nog zeggen. Alsof de hemel naar beneden stortte. Daar zat ik dan met mijn mond vol tanden. Dertig jaar en mijn eerste gaatje. Het moest er eens van komen, toch? Tegen de tand des tijds is niets bestand. Neen, echt?! Dat kon niet! Ik deed exact wat moest. Geen frisdrank, snoepjes of “verzuurde boodschappen”. Twee keer per dag zo twee minuten de borstel over mijn tanden laten walsen. Ja hoor, plichtsgetrouw, àlle 32 – 4 (want die “verstandsstenen” ben ik ergens onderweg verloren). Was dat niet perfect volgens het boekje?   Belachelijk misschien, maar ik voelde me gegeneerd, betrapt, gekrenkt, teleurgesteld. Met dat gaatje was ik “de eerste” onder mijn broer en zussen – die bovendien al meer jaren telden. En ja, ik moet bekennen. Ik durf ‘s nachts wel eens wat melk drinken of iets gaan knabbelen zonder mijn tanden nadien op een laagje dentifrice te trakteren. Verdorie toch! Was dat gaatje er echt? Had ze dat wel goed gezien? Bij mij toch niet?! Toch wel? Tot daar mijn voornemen om mijn mond “vullingvrij” te houden. Tot daar de illusie. Het leek alsof ik in een gat zou vallen…   … tot PRIK, de verdoving wat redding bracht. Mijn mondgrootte verdubbelde in omvang, waardoor mijn grote mond niet anders kon dan zijn vertrouwelijke activiteiten staken. Maar goed ook. Een tandarts met een boor onderbreek je best niet. En met haar vingers op mijn mond zou dat trouwens niet zijn gelukt.   Zo lag ik stil, de mond gesnoerd, de ogen toe. De strijd gestreden, een beetje moe. Zucht. Perfectie? Het bestaat niet. ‘t Leven loopt zoals het loopt. Loopt het mis, dan spoel je door. Want mis loopt het; hoeveel boekjes je ook volgt: geen enkel boek kan alle gaatjes vullen.   God-zij-dank dus dat er tandartsen bestaan. Merci aan de mijne voor die extra in-vulling die dag. ‘t Werd er zo toch een zin-volle.  

Aline
0 0

Op bezoek bij oma Brussel

Ik klop. Er komt geen antwoord. Zacht open ik de deur. Ik zie haar voeten en kuiten, gehuld in bruine panty's, liggend op het knalrode, harige sprei. De rest van haar lichaam zie ik niet vanuit de deuropening. Ze doet haar middagdutje. Ik wil weer weggaan. Dan slaat een andere deur op de gang hard dicht. Ze schrikt wakker. ‘Kom binnen,’ zegt ze. ‘Ha, jij bent het. Ze staat recht. Ze is weer een beetje gekrompen, ze loopt wat meer voorovergebogen. Ze heeft ook nog wat meer rimpeltjes gekregen. Het is te lang geleden dat ik haar zag. Zij is mijn oudste vriendin. ‘Ik ga je geen kus geven, want ik ben verkouden,’ zegt ze. ‘Ik heb een thermos met thee mee,’ zeg ik, ‘en kaastaart.’ Ze dekt het kleine vierkante tafeltje. Ze vertelt dat er op de binnenkoer twee zwerfkatten zitten en dat ze hen te eten geeft. Zelf heeft ze vanmiddag stoofvlees gegeten, maar het was waterig. Ze mist haar groenten. Ze at zo graag verse groenten van de biomarkt. Hier zijn het vaak aardappelen, daar houdt ze niet van. Haar zoon is vanochtend langs geweest. Ze heeft hem zijn nieuwe trui meegegeven. Ik heb spijt dat ik hem niet gezien heb. Ik hou van haar breiwerken. Breien kan ze nog als de beste. ‘Het is een zomerpull, in dunne wol, grijs met beige. Ik heb er lang over gedaan. Mijn zoon zei dat hij niet tot de zomer zou kunnen wachten om hem aan te doen. Hij heeft verstand van mode. Het is een plezier om voor hem te breien.’ Ze vertelt over haar 89e verjaardag, drie maanden geleden. Haar familie was onverwacht op bezoek gekomen. Ineens zaten ze daar, beneden in de eetzaal. Ze was zo verbouwereerd dat ze met haar rollator rechtsomkeert had gemaakt. Bij de deur hadden ze haar tegengehouden. Ze schiet er opnieuw mee in de lach. Ach, ze krijgt zo weinig bezoek, ze is dat niet meer gewoon, zoveel volk. Ze toont me een foto van die dag. Zij zit in het midden, met een zachtroze bloes aan. Stijlvol gekleed als altijd. Ze vertelt me wie de dierbaren om haar heen op de foto zijn. Oma Brussel noemen ze haar. Ze neemt nog deel aan de activiteiten. De gymnastiek, het bloemschikken, de filmnamiddagen. Met het koor is ze opgehouden, ze was nog de enige en solo zingen zag ze niet zitten. Meestal zit ze op haar kamer te lezen, te breien of tv te kijken. Ja, ze heeft ook naar ‘Thomas speelt het hard’ gekeken. Zo mooi. Maar waarom hebben ze dat concert niet live op tv uitgezonden? Ze kijkt ook naar het programma over kinderen van collaborateurs. Soms kan ze er niet naar blijven kijken. Er komen beelden van lang geleden naar boven. Van meisjes die verliefd waren geworden op een Duitse jongen en die in een stal voor het hele dorp ten schande werden gezet. Kaalgeschoren, met een hakenkruis op hun hoofd. Voor één meisje was het de foute tijd van de maand geweest, zij had naakt, met haar rug naar de mensen, op een emmer gezeten. Dat was zo vernederend geweest. Ze kan niet tegen onrecht. Ze maakt zich ook zorgen over de wereld nu. Ze volgt het nieuws nog. ‘Noord-Korea, ik ben er niet gerust in. En dan Strumpf. Ah nee, dat zijn Duitse kousen, ik zeg altijd Strumpf. Misschien is het gewoon spierballerij. Maar ik maak me toch zorgen. Niet meer voor mij, ik zal het niet meer meemaken. Enfin, we mogen er niet van wakker liggen. We kunnen niet weten wat de toekomst brengt.’ Ze vraagt hoe het met mij gaat. Ik vertel het haar. Ik toon haar foto’s van mijn dochters en van mijn man. Ze kent hem ergens van. ‘Heeft hij niet aan de Slimste Mens meegedaan?’ Nee, dat niet, maar misschien heeft ze hem weleens voorbij haar raam zien wandelen toen ze nog in haar service flat woonde? Dat zou kunnen. Ik vraag of ze nog geschreven heeft. Nee, het is lang geleden. Een brief aan haar moeder toen ze zich een tijd geleden niet goed voelde. Soms is ze wel eenzaam. Ik zeg dat ze me altijd mag bellen. Dat doet ze nooit. Ze is altijd blij als ik er ben, maar verwacht niets van mij. We ruimen de tafel af. Ik zeg dat het fijn was haar terug te zien. Ik wil haar een kus geven. ‘Zou je dat wel doen?’ ‘Ik ben al verkouden geweest deze winter, ik kan er wel tegen,’ zeg ik en geef haar een dikke kus. ‘Tot volgend jaar!’ Ik loop haar kamer uit. Ze komt me achterna met haar wandelstok. ‘Ik begeleid je tot aan de lift.’ Ik vertraag mijn pas, samen lopen we verder. Ik roep de lift, hij komt snel, ik stap in. ‘Daag!’ zegt ze nog terwijl de liftdeuren toegaan. Beneden in de inkomhal kijk ik op het activiteitenbord. Volgende week is het kerstfeest met Marijn Devalck.

Tanja Wentzel
14 0