Zoeken

pagina 778

Vijf paar schoenen heb ik al versleten. Zestien wijven heb ik afgebeld. Ze wisten niet waar ze het hadden, huppelden met hun vetkwabben de Noordzee in. De strandwachter zong het themalied van Mega Mindy alvorens hij op zijn toeter blies. Ik wou ook eens op zijn toeter blazen, maar kon de benodigde diploma's niet voorleggen. Hoog van de toren was hij wel. Kortgeschoren hoofdhaar, tanden die blonken in de wind. Zijn speeksel smaakte naar tomate crevette. Ik geef je mijn hele arm, maar je neemt enkel mijn vinger. Hij past precies in je poepegaatje, dat weet ik zeker. Ik fluister in je oor dat ik het zeker weet. Een zweetdruppel leidt de weg via je ruggengraat tot in je bilspleet. Ik moet denken aan die avond in Zeveneken, toen we samen de kerktoren beklommen. Na anderhalve meter vielen we op de grond, net naast het graf van August Spermalie. Gust voor de vrienden. Pas na twee weken verdwenen de blauwe plekken op onze billen. Het zeventiende meisje dat ik afbelde nam niet op. Net als alle zestien voor haar. Mijn leven heeft dringend nood aan een telefoonboek, dacht ik bij mezelf. Ik nam me voor om de volgende dag eerst en vooral naar de Hubo te fietsen om een koevoet te kopen. Daarmee zou ik de deur van mijn kelder wel open krijgen. Ergens heel ver en heel diep, onder stapels dag- en weekbladen, lag nog een telefoonboek uit 1996. Ik wist zeker dat het er lag. Ik zou het vinden en vol spanning naar pagina 778 bladeren. Daar, op de voorlaatste regel, zou het staan. Het telefoonnummer van mijn eerste lief. Zij zou mij nooit vergeten. Dat zei ze zelf.

Maarten Verhelst
0 0

het uur van de kikker

Ik heb al verschillende stenen verlegd in verschillende rivieren op aarde, maar geen enkele stroom ging een andere weg op. Tenzij natuurlijk die ene keer toen ik een betonblok loste in een derderangsbeekje in Erembodegem. Mijn vrachtwagen was te zwaar geladen, zei de rijkswacht. Het was lossen of een nachtje brommen. Bij de eerstvolgende verkiezingen werd de burgemeester zonder pardon weggestemd. Vele jaren later zag ik hem bieten planten in het park. De jaren negentig vlogen voorbij als een zwerm honingbijen boven een bloemenweide: tergend traag. In 1992 gebeurde er niet veel in mijn dorp. Ik was tien en droomde van 1993. Ik vond dat een mooi getal. Mijn lievelingsgetal was echter nul. Dat rijmde op Hull. Elk jaar ging ik met mijn ouders en zussen naar Schotland. We namen dan de ferry van Zeebrugge naar Hull. Ik hield van Hull. Het rijmde op lul. In 1996 was het eindelijk zover: mijn teddybeer stierf. Ik begroef hem tussen de brandnetels links van de mesthoop. Rechts van de mesthoop lag mijn waterpistool, zes voet onder de grond. Het was in 1994 ter ziele gegaan. Mijn grootmoeder huilde met me mee toen ze de ajuinen sneed. Ik keek haar aan en hoopte dat het snel 1995 zou worden. En inderdaad, enkele maanden later begon er een nieuw jaar. Zo ging dat in die tijd. Nu zit ik hier te mijmeren over een godvergeten decennium. Ik kan evengoed wortels schrapen. Ik doe dat graag. Naast revoluties ontketenen, gevestigde orden omverwerpen en bootvluchtelingen redden, is wortels schrapen mijn grootste hobby. U ziet het, ik heb geen kiezels in rivieren nodig om bewijs van mijn bestaan te leveren. Ik schraap wortels dus ik ben. Ik schraap ze tot het bloed uit mijn vingers gutst. Ik hou van bloed. Het rijmt op bolhoed.

Maarten Verhelst
2 0

onvolledig, niet compleet

Het begint met een zaadje en een eitje nee, het begint met een vreemde opmerking, een gerichte blik nee, het begint met zenuwen over wat te zeggen en wat niet nee, het begint met de nood je aan te raken hier en daar het is compleet eender waar nee, het is niet duidelijk hoe het begint of begonnen is,   maar we weten allebei dat het er is en naar wat het leidt. Een kind of twee, 't zijn baby's eerst  spartelend, onwetend, klaar voor verzinnen gevuld met vlees van jou en mij en eigen hersenspinsels onmogelijk om ze los te laten, alleen te laten, ten allen tijde in 't hart, in 't zicht tot ik in het niet verzink met als enige houvast mijn verliefde hart dat zich genadeloos in drie splitst, meteen vergeten dat er een ik is en dat vergeten lukt wel even.   Soms vergeet ik ook jou, een jij  en is het enige van belang zij en hoe dat … Dan blijf ik daar als een klein hoopje verschrompeld verdroogd gips, wanhopig op zoek naar waterdruppels. en die komen ook … later als ik ze zoek en blijf zoeken. Eerst terug drinken, laven bij de basis. Terug bewegen.   Terug heen en weer. Terug leven. En mijn verdroogde gipsen hart laten zacht worden met al zijn liefde voor jullie drieën Beschaamd over wat er nog overbleef. Maar nu geef ik het elke, elke week, een beetje water.   Dat is hoe de liefde terug open plooit als een klein te vaak gevouwen blad papier en dat is waartoe het leidt  nu zit ik hier met al mijn mij-tijd, waarvan ik eindeloos geniet. Nu zit ik hier en voel me onvolledig zonder jullie, niet compleet.

loopvogel
2 0

het volk

We moesten optreden in Zelzate, parel aan de Belgisch-Nederlandse grens. Eerst raakten we de weg kwijt. We bleven rondjes rijden tussen fabrieken, troepjes communisten en een kanaal. Uiteindelijk vonden we toch de plek waar we verwacht werden: het Dageraadplein aan de salafistische kerk. Er was geen kat. In een verre hoek, onder een linde, stonden twee priesters elkaar af te trekken. We deden de koffer van onze Nissan Micra open en merkten dat we onze instrumenten niet mee hadden. Gelukkig maar. We hadden nooit gerepeteerd, speelden zelfs geen enkel instrument. Wie had ons eigenlijk geboekt? We bestonden niet, hadden geen manager of Facebookpagina. We reden door naar Kemzeke. Het was er zonnig. Bij de eerste grote eik sloegen we linksaf. Na het derde kapelletje nogmaals linksaf. Dan rechtdoor, secondelang, tot we aan het grote podium kwamen. Wat een prachtig podium, zeiden we tegen een passant. Het is de main stage, antwoordde hij bitsig. Zijn hond piste tegen een lantaarnpaal. Is dat de main pole waar uw hond tegen pist, vroegen we grinnikend. De passant zocht een antwoord, maar onze aandacht was al drie minuten elders. De zon verdween achter een wolk. Het volk begon te morren. We schraapten onze keel, de micro's werkten perfect. Het was niet gemakkelijk om je achter te laten. Je sliep zo vredig, zo diep. Alsof er niets aan de hand was. Mijn trui was je kussen. Ik wou je nog een brief schrijven, maar mijn stylo was leeg en ik vond geen papiertje in je handtas. Er zat wel kauwgom in. Zou nog van pas komen. De weg was nog lang.

Maarten Verhelst
2 0

Je suis een held op sokken

De meeste helden die ik ken zijn dood Ik ben gewoon mezelf Geen held hooguit een held op sokken die met haar eigen woorden de wereld om zich heen probeert te vangen, die al begint Bij de tafel die we eettafel noemen Maar waar we nooit aan eten Behalve dan als er gasten zijn Om te doen alsof we tafeleetmensen zijn We doen ons altijd mooier voor We doen onszelf nooit te kort aan een warm bord Vol illusies, want dan smaakt beter dan de waarheid Weet je hoe groot een sneeuwbal wordt als hij verder rolt, niemand hem stopt, als die sneeuwbal. Heel de wereld rond steeds verder bolt.  Onverwoestbaar. Wat nu in deze tijd, hoe groot je woorden worden  Als ze onbedoeld je huiskamer uit rollen, de hele wereld rond. Als ze mensen bereiken die niet begrijpen wat je er mee bedoelt. We hebben ooit de woorden bedacht om dichter bij elkaar te staan, maar als ik nu spreek heb ik het idee dat niet iedereen verstaat wat ik zeg, staan we elkaar in de weg, met wat is uitgevonden om elkaar te begrijpen Ik ben geen held Hooguit een held op sokken Die bij de eerste stap buiten KOUD KOUD KOUD roept En terug naar binnen rent Ik ben gewoon mezelf, Jij plakt als een wegenwachter van mijn woorden je oordeel Op dit optreden,  de beste stuurlui zitten in de monk Ik ben er zeker van, maar er zit geen rode speedo onder Mijn jurk en ik kan niet vliegen Er is iets aan de hand met onze wereld In onze hand zit niks, Dus niks aan de hand toch Makkelijk In de huiskamer hebben we allemaal een grote mond Maar we draaien ze even dicht als onze deur Niet eens een kier om ongezoutenheid Door heen te laten tochten Wij zijn zoetwatervissen Ongezouten, want de meest gezouten Plek is de dode zee En de meest ongezouten mensen zijn Fuck, al onze helden zijn dood Ik ben een zoetwatervis Wat we niet zijn willen we zijn verbonden Meestal zijn we dat wel maar verkeerd Aan de telefoon bijvoorbeeld Daar durft iedereen te zeggen wat ze denken Zolang het niet op papier staat En niet openbaar is Waar vechten we voor Een rekening van belgacom altijd Waar we van dromen Is niet wat we bereiken Het komt er niet eens van in de buurt In onze huiskamer zijn we allemaal helden En de telecomoperator aan de andere kant van de lijn Het kwaad dat bestreden moet worden Weet je hoe groot een sneeuwbal wordt als hij verder rolt, niemand hem stopt, als die sneeuwbal Heel de wereld rond steeds verder bolt.  Onverwoestbaar. Wat nu in deze tijd, hoe groot je woorden worden  Als ze onbedoeld je huiskamer uit rollen, de hele wereld rond. Als ze mensen bereiken die niet begrijpen wat je er mee bedoelt. We hebben ooit de woorden bedacht om dichter bij elkaar te staan, maar als ik nu spreek heb ik het idee dat niet iedereen verstaat wat ik zeg, staan we elkaar in de weg, met wat is uitgevonden om elkaar te begrijpen Weet je nog hoe groot onze mond was? Toen we op de uitkijk stonden, zeven jaar waren. Op een berg, niet echt een berg, gewoon zand, daar opeens die jongens waren en ik had je cavia vast. Die kakte op mijn t-shirt, heel de tijd, een blauw t-shirt vol met cavia kak. Ik heb die hele herinnering nog in mijn hoofd Van het roepen op de berg Dat toen we naar beneden kwamen die jongens opeens veel groter waren Ver van ons bed lijkt alles veel kleiner Zoals die Playmobil kinderen vol bloed op het journaal Het zal wel niet zo erg zijn In scene gezet, zap En mijn t-shirt zat nog steeds vol met caviakak Ze riepen dat ze ons kapot zouden maken Onze monden werden opeens veel kleiner We hadden niet meer zo veel woorden Ik zei dat het niet zo moeilijk was, ons kapot maken Omdat we niet zo groot waren en zij wel Ze gaven me gelijk en we liepen weg Ik ben geen held, ik ben gewoon mezelf een zoetwatervis in een afwasbak In de zee durf ik niet zwemmen Daar zwemmen haaien Al weten ze niks van poëzie Ik begrijp wel wat ze bedoelen, als ze naar mij happen.

phyllox wanderlust
0 0

POMO

Soms heb je zin om te ROEPEN                                     ZO HARD TE ROEPEN  Dat je stembanden  s        r       n         e               er een grote STILTE klinkt                                     p       i         g         n Dat je de maan kunt tikken   soms heb je zin om te                      zo HARDHARD te                                      d a n s e n                                   d a n s e n d a n s e n                                                                    g                                                               o                   p     i     g                         o                          SPRINGT              s       r      n     t                 h        je                                       o dat                                        z   soms heb je zin in dingen waar niet zoveel over nagedacht moet worden soms heb je geen zin om te veel na te denken over de dingen   WIJ ZIJN ENERGIE WIJ ZIJN ALLEMAAL ENERGIE   Als wij TEGENELKAAR         B                                                            O                                                                   T                                                     S                                       E                                                               N          Maken we meer ENERGIE… zoiets     Er ligt boter in onze koelkast, als het koud is zal die niet smelten Er zijn ook eieren, wat we daar mee moeten weten we niet Olijfolie zit niet in de koelkast,     Buiten is er mist    ZOIETS ER LIGT BOTER IN ONZE KOELKAST EN ALS HET KOUD IS ZAL DIE NIET SMELTEN ER ZIJN OOK EIEREN WAT WE DAAR MEE DOEN WETEN WE NIET OLIJFOLIE NIET IN DE KOELKAST   BUITEN IS ER MIST ZE HANGT IN DE BOMEN EN KRUIPT IN ONZE MONDEN OM ER ALS WOLKJES WEER UIT TE BARSTEN   ER IS NOOIT STILTE   WIJ VRAGEN DE WEG NAAR DE OVERKANT WIJ VRAGEN DE WEG NAAR EEN LAND WAAR ER GEEN GRENZEN ZIJN   IK HEB OOK EEN CROQUE MACHINE IK GEBRUIK DAT NIET ZOVEEL IK EET NIET ZO VAAK CROQUES   HET IS NIEMANDS VERPLICHTING DIT HELEMAAL TE LEZEN OVER VIJF MINUTEN GA IK RECHSTAAN ERGENS NAARTOE DE WERELD IN DE DEUR UIT OVER VIJF MINUTEN GA IK IETS DOEN TOT DAN KAN IK LETTERS ZETTEN HEEL VEEL LETTERS ZETTEN ACHTER ELKAAR   TOT DAN HOEF IK NERGENS OVER NA TE DENKEN IK HOEF NOOIT ERGENS OVER NA TE DENKEN IK KAN BESLUITEN OM NOOIT ERGENS OVER NA TE DENKEN MIJN HERSENEN UIT TE ZETTEN EN LALALALALALALALALALLALALALALALLALALALALAL KLEINE MANNETJES LATEN DANSEN IN MIJN HOOFD OVER DRIE MINUTEN GA IK DE WERELD IN ZET IK MIJN HOOFD AAN   ZIE IK DE MENSEN LOPEN ZIE IK ZE DENKEN ZIE IK HUN MONDHOEKEN WEER LANGS DE STOEPRANDEN SCHRAPEN OP ZOEK NAAR EEEN STEEN DIE ANDERS LIGT ZIE IK HOOFDEN SCHUIN NAAR ONDER GEBOGEN HANDEN IN ZAKKEN OVER 2 MINUTEN WEER ZIE IK DE WERELD BUITEN WAAR DE MENSEN AL DIE MENSEN SAMEN VOOR ZICHT UIT KIJKEN ZONDER VOORUIT TE KIJKEN BIJNA WE ZIJN ER BIJNA WE ZETTEN IETS IN BEWEGING IK HEB OOK NOG BIER ER IS OOK NOG HEEL VEEL BIER EN EEN KAPSTOK EN EEN PLANT ER IS OOK EEN PLANT DIE GEEF IK WATER ALS HIJ DORST HEEFT DAAR ZORG IK VOOR ALS IK TIJD HEB  

phyllox wanderlust
4 0

lucifer

We liepen arm in arm, ik vol van mezelf, jij vol met mijn zaad. Onze haren wapperden in de wind. Het hoeveelste kind zou ik al verwekt hebben? Ik snapte de natuur niet volledig, maar één ding wist ik wel: eksters waren de Opel Corsa's van het vogeldom. Een van mijn kinderen viel van de trap. Ik sleepte de trappenmaker voor de rechter. Mijn kind had recht op een morele schadevergoeding van tien miljard dollar. De rechter had een goeie linker, hij trapte mijn voorzet staalhard binnen. Alleen jammer dat hij mijn zelfgebakken taart niet lustte. Ik drong bij je binnen, schalks en zelfvoldaan. Je zuchtte niet eens zo diep. Water of koffie, dat zou ik straks wel drinken. Fairtrade koffie, daar kan je van op aan. Zo hebben die boeren in Zuid-Amerika ook nog iets te eten. Ik pompte en ik pompte, er leek geen einde aan te komen. Een houtduif op de elektriciteitsdraad keek door het raam naar binnen. Mijn grootmoeder belde onverwacht. Ze had haar gebit laten vallen en probeerde mij duidelijk te maken dat ik haar uit de nood moest helpen. Ik deed alsof ik haar niet verstond. Uit de boot schelpen, moe? Wat bedoel je daarmee, moe? De verbinding is heel slecht, ik ga ophangen, moe, daaag. Ik zag haar al door de living kruipen, een zweetdruppel op het voorhoofd, mijn naam op haar lippen. We wuifden naar een passant. Het wandelpaadje was bijna overwoekerd. Nog enkele maanden en geen kat zou onze rust verstoren. Je vertelde over je vorige vriendjes. Ik kon hen allemaal de ogen uitsteken met een lucifer. Een briquet zou minder handig zijn, dat moest ik toegeven. Onze lach echode tussen de bomen, een merel vloog verschrikt weg. Kon het ons wat schelen.

Maarten Verhelst
2 0

Verwondering

Het lijkt alsof in het huis van oude mensen de tijd blijft stilstaan, zorgvuldig bewaard in weckpotten met rubberen elastiek. ‘Die moeten er ook uit.’ De weckpotten wordt dan bedoeld, uit het huizeke van Oma. Sinds mensen frigo’s hebben staan zulke dingen stof te vergaren.                                        Stof dat onder mijn en m’n vaders schoenen vastklemde, om zich nadien kamikazegewijs af te werpen beneden in de hal. ‘Godverdomme’ riep José, mijn oma. ‘Oei, ik mag eigenlijk niet vloeken, maar dat flapt er tegenwoordig vaker uit’.   Ik durfde te wedden dat ze geloofde, dat in de keuken het beeldeke aant kruis net iets schever keek. Doch, we konden dit niet controleren. Bovendien stond zijn kop sowieso een pittig bitteke scheef… in zwierige contraposthouding van je: ‘Whippie, ik hang vastgenageld!’ .   Dus, de weckpotten. Ik stond er nog steeds mee in m’n pollen. Soms verlies ik mijn concentratie, en vind die dan verdeeld terug in de verste hoeken des kamers. Paar minuten later zat de koffer van de auto goed vol, met nog andere stofvergaarders uit de zolder.   Het werd tijd om de hond eens buiten te laten, mijn uitrdukking voor naar ’t wc. Of was het de uitdrukking van mijn kameraad David? Hij zal het zowiezo ook wel van iemand gejapt hebben, dus is het van iedereen. Ik vond het gewoon een tè geniale uitdrukking om in dit verhaal links te laten liggen. Je hebt op deze manier immers niets te verduidelijken over het tijdsbestek van je toiletbezoek. Een stijlvollere gelijkenis bestaat niet, of moet nog uitgevonden worden… met veel denkwerk.   Nu zult ge dit misschien onnodig en vulgair vinden en protesteren: ‘zoiets zeg je toch niet in een tekst? Nog nooit voorgekomen, de idioten van dada erbuiten gelaten. En dan prik jij hèt taboe, hèt maagdevlies van de serieuze literatuur nodeloos lek? Barbaar!’   Ik zal dan zenuwachtig met schuifelend rode kaken van repliek dienen: ‘Wel ja, maar niet nodeloos…’   Toen de hond terug binnen was, en ik in de spiegel keek tijdens het handenwassen, merkte ik iets eigenaardig op. ‘Waar blijft die snor?’ Het is zo lang geleden dat ik hem had gezien, als een broer die lang op reis was. 2,5 week. Een tijd terug groeide m’n halfslachtige gezichtsbeharing nog als kool.   Misschien kwam het door het huis, omwille van de reden die ik in het begin van het verhaal vermeldde. Mogelijks kroop een walm mijn neus in- nog steeds hetzelfde merk zeep-… van pannekoeken eten op de keuketafel, bedekt met een kleed van alle ridderorden in Malta. Daardoor staakten de poriën hun werk in m’n verjongde huid. Of komt het door de winter, en groeit haar gelijk jaarringen in nen boom? Jep, we hebben em, natuurlijk is het gene vette… kijk wat een schijtweer in België. Dan liever naar Malta, of ergens anders waar het warm is.   Wanneer is een verhaal klaar? Moeilijk te zeggen… sommige schrijvers laten hun vrouw dan ‘enz. enz.’ op hun laatste blad kliederen. Schuilt ergens nog wel een waarheid achter: Het leven kronkelt zich verder. Schrijvers kappen het verhaal af op het moment dat het oninteressant wordt. Maar dat ga ik dus allemaal niet doen. Ik presenteer u het met de lach van een trots babysmoeleke. Strik er rond en c’est ca.

Smaed
5 0
Tip

Monoloog van een meisje dat nooit meer spreken zal

Nu scheelt er dus iets met mij. Ik heb geen woorden meer. Ik kan alleen nog denken, voor de rest van mijn leven zal ik niet meer vlot praten of schrijven. Afasie, zeggen de dokters. Alsof een duur woord zoiets beter te begrijpen maakt. Dure woorden of niet, ik begrijp het nog steeds niet. Waarom ik? Als ik ’s nachts wakker word,  vraag ik mij af wat ik in het ziekenhuis doe en heb ik het gevoel daar niet te horen, maar een ogenblik later komt het besef alweer: ik ben gehandicapt, kapot, dus ik moet ‘revalideren’.  Nog zo’n duur woord om te vertellen dat ze alles zullen doen om mij op te lappen, maar dat ze mij niet meer kunnen repareren. Ik heb hier niet om gevraagd, ik wilde helemaal niet aangereden worden. Ik wilde jong zijn, leven, en vooral veel praten, babbelen, tateren, fezelen, fluisteren, mompelen, roddelen, roepen, wat dan ook. Ik wil gewoon normaal zijn. Ik hoef zelfs niet eens meer zo speciaal te zijn, als ik maar niet abnormaal ben. Als ik nu maar geen freak gevonden word. Daar ben ik bang voor, dat mensen mij nu raar gaan vinden omdat ik zo raar praat. Geloof mij, ik vind dat zelf ook niet tof, beste mensen, ik zou zelf ook liever luid en uitgebreid over niks praten, net als jullie allemaal, maar hé, een of andere onnozelaar vond het nodig om zijn auto tegen mij te parkeren, dus nu kunnen mijn hersenen dat niet meer! Leuk, he? Bijzonder, niet? JA, vind het maar allemaal héél erg voor mij, ga daarna maar weer door met jullie kortzichtige leventjes, vergeet mij en mijn praatgebrek maar weer, ik zal jullie blikken ook wel weer vergeten. Ik hoef geen medelijden, maar als je iets niet kan, hoort dat er blijkbaar bij. Tenzij ik natuurlijk gewoon niet meer praat. Dan kan ik ook niet raar klinken. Dan ben ik hooguit een beetje vreemd. Stilletjes, misschien, maar ik zal geen freak zijn. Dan wordt papa er ook niet meer mee geconfronteerd dat er met zijn dochter iets scheelt, dat iemand het enige dat hij nog overheeft sinds mama weg is, beschadigd heeft. Dan heb ik zelf de controle weer.  

Rinke R.
181 1

Waar leggen we het nu

Afronden. We moeten het afronden. “Als het moet, dan moet het”. Wacht even. Ik vraag me af waarom het moet? Want ze zeggen toch evengoed “Alles mag, niets moet?” Wat klinkt het luidst? Wat echoot, wie fluistert, wie voegt werkelijk iets toe aan de stilte, wie zwijgt? Bon, mijn vragen spartelen tegen en tegenspartelen gaat steeds slechts voor even. Uiteindelijk is het altijd voor ieder een kwestie van accepteren. We moeten dus stillekes afronden.   Nog een vraag. Het komt niet voort uit uitstelgedrag, ik wil het echt graag weten: wat is dat dan, afronden? En hoe doe je dat met iets piekerig, iets dat zich niet laat vangen, dat gloeit, dat waait in de wind en danst op muziek. Kneed ik het het best samen? Het prikt een beetje. En prop ik het zo binnen de lijnen van een cirkel? Ik probeer het eens.   Ik geraak stilaan buiten het afgeronde geheel. Als voorbij een hek waaraan ik mijn kleren scheurde. En ik hoor het nog woelen achter mij. Ik wil dat het stilt. Ik wil dat alles zou kunnen stillen. En dan weer na een tijdje zijn eigen geluid aanneemt. Maar vanaf dan ook steeds weer kan stillen. Als iemand wil dat het stilt.   Zo, het zit er in, in de cirkel. Het is er in gepropt en opgeborgen. Zou het daar nu veilig zitten? Daarbinnen blijft het nog bestaan. En woekeren. Dat kan niet de bedoeling zijn. Tenzij het na een tijdje stilt, want iemand wil dat het stilt. Bovendien, waar leggen we het nu. Deze cirkel is slechts schijnbaar rond, er zullen nog vragen komen.   Het zou moeten kunnen doven als een smeulend vuurtje – want het is waar dat het warmte gaf. Neen, want dat het als as uiteen valt, dat wil ik niet. Dat het vervliegt en verdampt, evenmin. Weg is zo... weg. Het zijn geen stappen waarop je kan terugkomen. De theepot 'Himalaya' die we leegdronken, kunnen we er toch ook niet terug uitgieten.   Weet je wat het mag van mij? Het mag zoals een zonsondergang gaan. Mee met de zon onder gaan. En wanneer de zon terug opkomt, zal het er deel van geworden zijn. Want het is waar dat het straalde. En het werpt vanaf nu mee een nieuw licht op de te komen nieuwe dagen.

Jill Marchant
0 0
Tip

Wie zijt gij?

Hé!Gij daar.Ja gij. Denkt gij daar soms over na, over wie ge nu echt zijt?Over wat ge echt wilt?Of ge op mannen valt, of op vrouwen, of op dieren? Of misschien op niks? Wéét gij dat? Weet gij dat écht?   Ik denk daar dikwijls over na.Over wie ik nu echt ben, over waarom en en hoe.Over wat mijn persoonlijkheid definieert.En wat dat eigenlijk is, mijn ‘persoonlijkheid’.Een schoon woord is’t alleszins niet.   Dat klinkt misschien wel heel evident allemaal.Misschien hoort ge dat allemaal al wel te weten als ge vijf zijt.Maar ik vind dat serieus moeilijke vragen.   Soms knijp ik heel erg hard mijn ogen dicht en maak ik een opsomming van wat ik wel en niet leuk vind.Misschien dat ‘t u dan wel ineens te binnen schiet, wie ge eigenlijk zijt.Snapt ge?   Ik doe het effe voor.Ogen dicht. Héél erg dicht. Knijpen tot ge niet meer kunt.En denken dat ge helemaal in het topje van een vuurtoren zit.   Klaar?   Ik hou van slapen in frisse lakens, helemaal in’t wit. Ik hou waanzinnig van van kaas, echt van elke kaas die er maar is gemaakt. Ik hou van boeken. Zowel van de geur als van ze kunnen lezen. Ze verzamelen. Ik hou ervan mijn kat te kunnen roepen met alleen mijn ogen. Van Sanseveria’s. Van vossen. Van slimmer worden, alhoewel ik niet het gevoel heb dat dat nog gebeurd. Van ouderwetse gloeilampen – van lang in bad gaan – van de soundtrack van ‘Into the Wild’, nee van de hele film eigenlijk – van die kleine cinema waar ge met uw glaasje rood binnen moogt en waar ze altijd goeie films spelen. Ik hou van lang en ver op reis gaan, maar tegelijkertijd ook weer niet want dan ga ik mij schuldig voelen omdat ergens aan de andere kant van de wereld iemand leeft die veel meer capaciteiten heeft en een veel beter mens is, en toch veel minder kansen heeft gekregen dan ik.   Ik hou niet van snotterige eieren – mensen die vragen hoe het met u is om zo toch maar over zichzelf te kunnen beginnen – van mijn eigen sociale ongemakkelijkheid – sabayon (iedereen vindt dat hét van hét, maar ik begrijp er niks van) – onrechtvaardigheid. Ik hou niet van bang zijn van inbrekers – van ‘s nachts niet kunnen slapen – van nadenken over de toekomst van deze wereld – van de eisen die ik mezelf soms opleg – van het getal elf – van niet weten waar ik nu eigenlijk goed in ben en waar niet – van films in zwart-wit – van de geur van narcissen. Ik wordt daar misselijk van.   Voila.En als ge al die puntjes aan elkaar verbindt, dan weet ge weer een klein beetje meer van wie ge zijt.   Nu is’t aan u. Doet u ogen maar toe.  

Annelies Leysen
64 1