Zoeken

vandaag, en andere dagen die tegen de gang van de zaken in bewegen

Ik voel me, mee met jou, moe van mezelf worden.  Het is een gevoel dat krachtiger wordt naarmate je ervan bewust wordt gemaakt. Ik kan me niet bedwingen, en ik zou wel willen maar ik kan ook niet echt op gang komen; tot op volle kracht alle zeilen bijzetten. Waar je me vindt, is waar ik besta, begrijp je dat? Het is een dag zoals alle anderen: kaal en verlaten en leeggeplukt, besta ik weer en weer en weer op dezelfde manier. Ik word woedend wanneer ik daar moeite voor doe, want net dát is reageren: echte emotie bestaansrecht gunnen, het daglicht doen zien, de touwtjes in handen doen nemen. Ik moet reageren want ik veroorzaak niets dat beter is.  Alles is beter dan dit.  Beledig me door me te ontkennen. Ik wil zelfs minachting voelen; alles heb ik over in ruil voor minder kwetsuur. Minder pijn, prangend is de lokroep van morgen al. Wil je me aub doen vertragen, want ik houd het niet langer. Het is toch duidelijk dat dit gedicht een noodkreet is? Maar wederom is het poëzie; de act van dit geschreven te hebben is dus allesbehalve overtuigend te noemen. Is het artistieke vrijheid die me dwars zit? Dankzij artistieke vrijheid heb ik geen stem.  Wel heb ik jou, die in mijn dromen naar me kijkt, door me heen zwaait met de armen, want ik ben er niet, zou er nooit geweest zijn, als ik ik niet ben. Daarbovenop is het een droom, dus was ik er sowieso niet. Vertelt dit gedicht iets over dichten of eerder over pijn, mijn pijn, die nog het luidst van al weerklinkt? Ik altijd met mijn tragische beslissingen en de ontreddering nabij: hier mag een overdreven slotzin zich toch wel beginnen aankondigen, als een soort retrospectief. Allesbehalve beter eindigt het gedicht, de show, de betovering. Lieve jou, ik ben moe. Ik kan schrijven wat ik wil, maar niet willen wat ik schrijf.

Dries Verhaegen
33 2

In alle talen van de regenboog (2)

  Ik maak zelden notities. Ik vergeet. Gewoon alles. Soms mijn onderbroek. Zelfs op die schrijfcursus waar ik doorgaans zeer bezopen zit. Behalve toen. Die ene dag. Een letterdokter kwam. Hij noemde zich verwarrend weg, Archibald Algebra. Ik greep mijn pen. "Het is belangrijk dat hetgeen men brengt in een vertekend kader leeft. De achtergrond dient te misleiden. Beperk bij voorkeur sterk het aantal lezers. Schrik ze af. Verdrijf het beest. Immers, bevooroordeeld zullen ze, de meesten zijn. Daarna kan men in vrede, onvrede, in vrijheid, ongebonden schrijven, zwevend boven, toevend tussen, simpelweg misschien zelfs op de lijntjes. Het mag zomaar leugenachtig, lelijk of toevallig prachtig, domweg oerbekend of in een taal dusdanig vreemd. Het is gelijk de liefde en het zal, het mag gewoon gebeuren. Echt en pen met fun, vol zen of onzin. Soms is er een ader die in het verleden springt, het heden troebel maakt. Alles mag vergaan zonder dat getuigen deze ramp moeten beleven." Dit alles stelde mij immens gerust. Daarna ging Archibald nog door, hij sprak. "Beste cyclopen, helderzienden of malloten, wezens met of zonder kloten. Dit is uw opdracht voor vandaag: Try, pretend to be the man himself and write just like my friend. His name is William. His head thinks Shakespeare."   Ik deed toen dagen niets en toen de regenboog verscheen, heb ik geschreven voor den uil en voor de lol.   oh bee oh bee 'i thou I saw some beauty little beast we prayed in spring loved summer sun found no decay twin halcions sang gospel tunes on happy days now greyish dust and silence loom early evening shades have come faulty flowers fade cruel endings doom oh bee oh nee while I hang shall thou still live  shall thou can see black blossoms thrive while I die shall thou try solemnly taste the bitter nectar high up in my dead men's tree       Het gedicht 'Oh bee oh beast' verscheen in  'Harmony Gold (1)' en werd gelezen door 4 ramptoeristen.

Bernd Vanderbilt
8 0