Zoeken

Het pashokje

Kent u Mr. Bean nog? Dat onhandig personage van tv. Het leek alsof hij stom was, want hij zei geen woord. Bovendien haalde hij stomme stoten uit. In de kerk viel hij tegen iemand in slaap en toen hij een buiging wilde maken voor de koningin, gaf hij haar een kopstoot. Zijn ene stoot was al wat geloofwaardiger dan de andere. Maar het was een typetje. Alles wordt dan nogal uitvergroot. Net voor Kerstmis beleefde ik mijn eigen Mr. Bean moment. In de kledingwinkel vond ik een trui die me aanstond. Een blauwe met witte strepen. Soms heb ik het idee dat horizontale strepen een afslankend effect hebben, maar ik kan me vergissen. Optische illusie of zo. Je kan een trui natuurlijk in de winkel passen, maar daar pas ik meestal voor. Daarom moest ik het pashokje in. Deze winkel had er slechts twee, elk door een gordijn gescheiden. Was het onhandigheid van mijn kant? Verstrooidheid? Of kwam het door de drukte? Ik weet het niet, maar het gebeurde. Ik trok aan het gordijn van mijn pashokje en op de één of andere manier - vraag me niet hoe - trok ik het gordijn van het andere pashokje weg. Daar stond iemand te passen. Ik hoorde een gil en ik besefte meteen dat die mevrouw er wel eens zonder kleren zou kunnen staan. Ik zei meteen iets van ‘oei’ en ‘sorry’ en meende het gordijn terug te geven, maar dan zou ik moeten kijken, dus dat deed ik maar niet. Ook mijn vrouw had het gehoord en vroeg wat ik allemaal aan het doen was. De mevrouw naast me had ondertussen haar gordijn teruggeschoven en zei dat ze gelukkig kleren aan had. Waarna ze hoorbaar lachte. Mijn vrouw zei even later dat het typisch iets voor mij was. Zou het?   

Rudi Lavreysen
8 0

De kerstborrel

Ik kreeg een drankje aangeboden in de broodjeszaak. “Een borrel voor Kerstmis”, zei de uitbater vriendelijk. “Daar krijg je het warm van”. Al viel er over de temperatuur in zijn zaak niet te klagen. Plots zag ik een meisje van pakweg twaalf jaar naar me kijken. Ik herkende haar niet meteen, maar ik hoorde ze tegen haar mama zeggen dat ik op die meneer leek, die vroeger wel eens verhaaltjes voorlas in de bib. Ik lachte vriendelijk terug. Het klopte wat ze vertelde. Maar het leek een eeuwigheid geleden. Plots moest ik opnieuw aan die ene rondleiding denken. Het was een klasbezoek zoals vele anderen. We lazen verhaaltjes voor en we speelden boekenspellen. Eén van de prentenboeken was ‘De jongen en de zee’. Over de jongen die vanuit zijn bed naar de zee kijkt, maar het einde van de zee niet kon zien. “Kennen jullie nog iets wat oneindig lijkt?”, gooide ik in de kleutergroep. “De lucht”, antwoordde een meisje meteen. Een ander meisje stak ook haar vinger op. Mijn collega en ik hadden haar antwoord niet zien aankomen. “Ons mama haar achterste”, zei ze. “Want onze papa zegt altijd dat het zo dik is dat er geen einde aan komt.” We wisten geen van allen niet waar kijken. Ik zag een jongetje proesten, met zijn hand voor zijn mond. Ik meende te zeggen dat haar papa wel eens zijn mond mocht spoelen, maar op de een of andere manier wist ik niets beter te verzinnen dan de vraag of er nog iemand een voorbeeld had. Maar dan echt.  In de broodjeszaak kon ik ondertussen -net als de jongen- een licht geproest niet onderdrukken, toen de anekdote opnieuw naar boven kwam. Al dachten de mensen die me op mijn eentje zagen gniffelen wellicht dat het de kerstborrel was, die al naar boven kwam.

Rudi Lavreysen
0 0

Bijknippen

“Nee, ze mogen nog korter”, zei de man tegen de kapper. Zelf werd ik naast hem onder handen genomen door de andere coiffeur uit het kappersteam. Ik had de indruk dat hij het vrij streng formuleerde. De kapper stond achter hem en wreef even met zijn hand over de korte stoppels. “Dat gaat toch bijna niet”, hoorde ik hem zeggen. In de spiegel keek hij zijn klant in de ogen. “Jawel hoor”, antwoordde deze. “Het moet. Ik ben militair.” Omdat mijn kapper intussen met zijn schaar akelig dichtbij mijn rechteroog zat, durfde ik niet meer naar het aangrenzende knipspektakel zien. Ik probeerde het nog even al scheel kijkend, maar mijn oog reikte niet ver genoeg en het loensen bezorgde me onmiddellijk schele hoofdpijn. Ik meende wel te horen dat de kapper zijn tondeuse bijstelde. Wellicht op de extra korte militairenstand. Voor het overige werd er niet veel geconverseerd naast mij. Daarom bracht ik het gesprek zelf maar op gang met mijn kapper. Zo kwam het woord ‘bijknippen’ ter sprake. Ik zei dat mijn vorige kapper er altijd een mopje over maakte, als hij me vroeg hoe mijn haar moest en ik dat antwoord gaf. Omdat je volgens hem er niets ‘bij’ kan knippen, maar alleen iets ‘af’ kan doen. En dat ik vervolgens het woord opgezocht had en dat het werkelijk de betekenis heeft van ‘het teruggeven van de gewenste vorm’. Ik meende nog te zeggen dat dit voor elke kapper basiskennis zou moeten zijn, maar ik besloot om dat laatste in te slikken. Met al die scharen in de aanslag kan je maar beter niemand op de tenen trappen. Wel vertelde ik dat mijn kapsel hier en daar precies begon uit te dunnen. “Ik ga ze binnenkort nog met van die lange slierten opzij moeten kammen”, zei ik al lachend. Ondertussen zag ik in de spiegel dat de militair zijn jas aantrok. Hij droeg een gewone burgerjas. Ik weet niet of hij mijn grap gehoord had, maar lachen deed hij alvast niet. Wel meende ik te zien dat hij zijn forse wenkbrauwen fronste. Het kwam even in me op om te zeggen dat hij die best ook even zou laten bijknippen, anders kon hij ze binnenkort achteruit kammen, maar dat idee verdween snel. Hij had me zomaar in de haren kunnen vliegen.  

Rudi Lavreysen
0 0

2017, een jaar van knallen en opstaan

Het was zondag tien september 2017 ergens in een Grimbergs rusthuis. ‘Hou gij u ook goed hé, Anske!’ Ik knik en verlaat opgelucht de kamer. Het gaat beter met mijn grootmoeder. Ze weet mijn naam nog en ze is rustiger dan de laatste weken. Ze blijft nog wel even bij ons.Drie dagen later is ze dood. Op dertien september, nota bene de 43ste huwelijksverjaardag van mijn ouders, is ze eindelijk naar haar grote liefde, mijn grootvader, vertrokken. 2017, je sloeg en zalfde met dezelfde hand. In tegenstelling tot 2016, begon 2017 erg kalm. Het zou een jaar van rustpunten worden. Mijn ouders zouden met pensioen gaan en eindelijk van het leven kunnen genieten. Iedereen was gezond en ikzelf was net met een nieuwe job gestart. Ik zag het helemaal zitten en had erg hoge verwachtingen van dit nieuw begin. Eindelijk zat ik op de plek waar ik de voorbije tien jaar hard voor had gewerkt. Ik ging er volledig voor. Dagen van tien uur en meer op kantoor en elke dag naar huis al denkend aan de avonturen van de volgende dag. Ik had het gevoel dat ik leefde en niemand zou mij dat nog afpakken. In mei kwam de eerste kleine barst in het jaar dat zo aangenaam begonnen was. Ik ging te hard op in mijn job en ik moest een versnelling lager schakelen. Geen probleem, dacht ik, dit is niet de eerste keer dat ik me vergaloppeer in mijn perfectionisme. Ik ken mezelf onderhand al wel en weet hoe ik in zo’n situaties moet handelen. Ik stond weer op, haalde een paar keer diep adem, rechtte mijn rug en liep verder. Maar 2017 ging een stap verder in het stellen van beproevingen. In mei belandde mijn grootvader in het ziekenhuis en ook andere familieleden werden medisch voor voldongen feiten gesteld. Pijnlijk en vooral erg oneerlijk. Ik zag mensen rond mij breken en dat brak dan weer mijn hart. Tegen juni ging op het werk van kwaad naar erger. Stress werd te hoog, deadlines te kort en ik begon te wankelen. Ik voelde mij verloren in een gang zonder ramen waar dromen langzaam in nachtmerries waren veranderd. Hoewel ik kon rekenen op een aantal erg fijne collega’s, woekerde de stress tot hoog boven mijn hoofd. Ik verloor mijn geduld, mijn humeur, mijn goesting en ik werd ziek. Eerst voor twee dagen, dan voor een week. Ik stelde mezelf dagelijks de vraag wat ik dan wél wilde gaan doen, maar voor het eerste sinds jaren kon ik geen antwoord meer bedenken op die vraag. Gelukkig waren juli en augustus lichtpunten. Mijn schrijfwerk liep vlot en er diende zich een aantal theaterprojecten aan die mij de tweede helft van het jaar 2017 een reden zouden geven om te blijven doorgaan. Ik leerde mensen kennen die mij inspireerden en had een paar goede vrienden die mij eraan herinnerden dat ik meer was dan enkel een postproducer.En toen gebeurde er iets wat ik nooit had durven dromen: mijn eerste boek werd gepubliceerd. Ik heb geen kinderen, maar ik durf te geloven dat een boek op de wereld zetten een soortgelijk gevoel geeft. Je laat iets wat uit jou is gekomen los op de wereld niet wetend wat ermee zal gebeuren, maar waarvan je zeker weet dat zelfs al is het niet perfect, je er moeilijk een kwaad woord over verdraagt. September gaf de laatste mokerslag van 2017. Mijn oma stierf en hoewel ik goed afscheid heb kunnen nemen, deed dat toch veel pijn. De vrouw die vierendertig jaar lang één van mijn grootste voorbeelden was, zou nu alleen nog in mijn herinneringen leven.Rond mij zag ik dat andere mensen op hun beurt geliefden moesten afgeven. Ik zag sterke en mooie mensen huilen om oneerlijk verlies. Verlies dat veel te vroeg of onverwacht kwam, maar ook om verlies dat misschien meer te voorzien was, maar daarom niet minder inhakte.Na elke begrafenis of rotte werkdag kwam ik alleen thuis en voor het eerst sinds jaren besefte ik echt hoe eenzaam het bestaan zonder lief kan zijn. Letterlijk alles in mijn lijf deed pijn. Ik verloor gewicht, mijn gezondheid, en als laatste mezelf. Dit moest stoppen. En gelukkig deed het dat. Eind september kreeg ik een verlossende telefoon. De job waar ik al een aantal maanden voor aan het solliciteren was, was van mij. Voor het eerst sinds maanden huilde ik niet uit wanhoop maar uit hoop. Ik kreeg de kans om een switch te maken en na tien jaar afscheid te nemen van een job waarvan ik door de jaren heen misschien wel ongezond veel was gaan verwachten. De laatste twee maanden van 2017 waren er van loslaten en opnieuw beginnen. Van in de spiegel durven kijken en nadenken over hoe het nu verder moet. Van mijn gezondheid onder handen nemen en mijn goesting in het leven terugvinden.Ik ben er nog niet, maar ik ben er mee bezig en dat voelt eindelijk weer goed. Gelukkig is er vanaf nu een 2018 en dat is voorlopig even het enige wat ik nodig heb.

Ans DB
0 1

Werken aan herinneringen

Op de trein naar huis werk ik aan mijn herinneringen. Ik weet dat herinneringen er normaal gezien gewoon zijn en dat je er niet aan hoeft te werken, maar bij mij vlot het niet altijd zo goed. Niet dat ik me dingen niet kan herinneren, integendeel. Ik schrik soms van mijn geheugencapaciteit. Hebben al die faits divers en zielenroerselen echt plaats daarboven? Soms denk ik dat er een dag komt waarop ik geen nieuwe zinnen meer zal kunnen formuleren, omdat mijn memoires het hebben overgenomen. Daarom werk ik aan mijn herinneringen, op de trein.   Ik kijk nu naar buiten, peinzend, en terwijl ben ik me ervan bewust dat ik peinzend naar buiten kijk. Wanneer ik dat doe, voel ik me altijd de hoofdrolspeelster in een goeie film. Je weet wel, zo’n film die je bij je haren grijpt en je met vragende tranen achterlaat. Maar goed, ik kijk dus naar buiten, peinzend. Veel zie ik niet meer om eerlijk te zijn. Het is winter en dus donker, op welk uur van de dag je ook vertrekt. De geneugten des levens. Dat werken aan mijn herinneren lukt de ene dag al beter dan de andere. Ik probeer het wel, ordenen, de juiste volgorde bepalen, de genante dingen verwisselen voor de mooie. Alleen raak ik nogal snel afgeleid, door andere herinneringen en door toekomstige mijmeringen. Zo blijf ik bezig natuurlijk.    Ik zit nog steeds op de trein. Twee keer per dag, van Nevele naar Brugge en terug. Je leert ook iets over jezelf tijdens zo’n rit. Ik leer bijvoorbeeld dagelijks dat ik niet zo hou van lawaai. Ook niet van kinderen met profileringsdrang, wat dat betreft. En elke keer ik een ritje maak, denk ik opnieuw aan deze gedachte. Dat is ook werken aan herinneringen, toch? Waarom ik dit doe? Ik wil soms gewoon de chaos in mijn hoofd tot stilte manen. Het is moeilijk om te luisteren naar anderen, wanneer er voortdurend lijstjes worden afgerammeld door de stem in je hoofd. Zo is het ook moeilijk om nieuwe herinneringen te maken natuurlijk. Als ik dat piekeren nu eens zou kunnen laten. Dat hele gedoe weggooien als overtollig gewicht. Dat zou geweldig zijn. Misschien moet ik daar tijdens de volgende rit eens over nadenken.

Annelies
2 0

Gaatje

“Ja, je hebt een gaatje.” Ik hoor het haar nog zeggen. Alsof de hemel naar beneden stortte. Daar zat ik dan met mijn mond vol tanden. Dertig jaar en mijn eerste gaatje. Het moest er eens van komen, toch? Tegen de tand des tijds is niets bestand. Neen, echt?! Dat kon niet! Ik deed exact wat moest. Geen frisdrank, snoepjes of “verzuurde boodschappen”. Twee keer per dag zo twee minuten de borstel over mijn tanden laten walsen. Ja hoor, plichtsgetrouw, àlle 32 – 4 (want die “verstandsstenen” ben ik ergens onderweg verloren). Was dat niet perfect volgens het boekje?   Belachelijk misschien, maar ik voelde me gegeneerd, betrapt, gekrenkt, teleurgesteld. Met dat gaatje was ik “de eerste” onder mijn broer en zussen – die bovendien al meer jaren telden. En ja, ik moet bekennen. Ik durf ‘s nachts wel eens wat melk drinken of iets gaan knabbelen zonder mijn tanden nadien op een laagje dentifrice te trakteren. Verdorie toch! Was dat gaatje er echt? Had ze dat wel goed gezien? Bij mij toch niet?! Toch wel? Tot daar mijn voornemen om mijn mond “vullingvrij” te houden. Tot daar de illusie. Het leek alsof ik in een gat zou vallen…   … tot PRIK, de verdoving wat redding bracht. Mijn mondgrootte verdubbelde in omvang, waardoor mijn grote mond niet anders kon dan zijn vertrouwelijke activiteiten staken. Maar goed ook. Een tandarts met een boor onderbreek je best niet. En met haar vingers op mijn mond zou dat trouwens niet zijn gelukt.   Zo lag ik stil, de mond gesnoerd, de ogen toe. De strijd gestreden, een beetje moe. Zucht. Perfectie? Het bestaat niet. ‘t Leven loopt zoals het loopt. Loopt het mis, dan spoel je door. Want mis loopt het; hoeveel boekjes je ook volgt: geen enkel boek kan alle gaatjes vullen.   God-zij-dank dus dat er tandartsen bestaan. Merci aan de mijne voor die extra in-vulling die dag. ‘t Werd er zo toch een zin-volle.  

Aline
0 0

Op bezoek bij oma Brussel

Ik klop. Er komt geen antwoord. Zacht open ik de deur. Ik zie haar voeten en kuiten, gehuld in bruine panty's, liggend op het knalrode, harige sprei. De rest van haar lichaam zie ik niet vanuit de deuropening. Ze doet haar middagdutje. Ik wil weer weggaan. Dan slaat een andere deur op de gang hard dicht. Ze schrikt wakker. ‘Kom binnen,’ zegt ze. ‘Ha, jij bent het. Ze staat recht. Ze is weer een beetje gekrompen, ze loopt wat meer voorovergebogen. Ze heeft ook nog wat meer rimpeltjes gekregen. Het is te lang geleden dat ik haar zag. Zij is mijn oudste vriendin. ‘Ik ga je geen kus geven, want ik ben verkouden,’ zegt ze. ‘Ik heb een thermos met thee mee,’ zeg ik, ‘en kaastaart.’ Ze dekt het kleine vierkante tafeltje. Ze vertelt dat er op de binnenkoer twee zwerfkatten zitten en dat ze hen te eten geeft. Zelf heeft ze vanmiddag stoofvlees gegeten, maar het was waterig. Ze mist haar groenten. Ze at zo graag verse groenten van de biomarkt. Hier zijn het vaak aardappelen, daar houdt ze niet van. Haar zoon is vanochtend langs geweest. Ze heeft hem zijn nieuwe trui meegegeven. Ik heb spijt dat ik hem niet gezien heb. Ik hou van haar breiwerken. Breien kan ze nog als de beste. ‘Het is een zomerpull, in dunne wol, grijs met beige. Ik heb er lang over gedaan. Mijn zoon zei dat hij niet tot de zomer zou kunnen wachten om hem aan te doen. Hij heeft verstand van mode. Het is een plezier om voor hem te breien.’ Ze vertelt over haar 89e verjaardag, drie maanden geleden. Haar familie was onverwacht op bezoek gekomen. Ineens zaten ze daar, beneden in de eetzaal. Ze was zo verbouwereerd dat ze met haar rollator rechtsomkeert had gemaakt. Bij de deur hadden ze haar tegengehouden. Ze schiet er opnieuw mee in de lach. Ach, ze krijgt zo weinig bezoek, ze is dat niet meer gewoon, zoveel volk. Ze toont me een foto van die dag. Zij zit in het midden, met een zachtroze bloes aan. Stijlvol gekleed als altijd. Ze vertelt me wie de dierbaren om haar heen op de foto zijn. Oma Brussel noemen ze haar. Ze neemt nog deel aan de activiteiten. De gymnastiek, het bloemschikken, de filmnamiddagen. Met het koor is ze opgehouden, ze was nog de enige en solo zingen zag ze niet zitten. Meestal zit ze op haar kamer te lezen, te breien of tv te kijken. Ja, ze heeft ook naar ‘Thomas speelt het hard’ gekeken. Zo mooi. Maar waarom hebben ze dat concert niet live op tv uitgezonden? Ze kijkt ook naar het programma over kinderen van collaborateurs. Soms kan ze er niet naar blijven kijken. Er komen beelden van lang geleden naar boven. Van meisjes die verliefd waren geworden op een Duitse jongen en die in een stal voor het hele dorp ten schande werden gezet. Kaalgeschoren, met een hakenkruis op hun hoofd. Voor één meisje was het de foute tijd van de maand geweest, zij had naakt, met haar rug naar de mensen, op een emmer gezeten. Dat was zo vernederend geweest. Ze kan niet tegen onrecht. Ze maakt zich ook zorgen over de wereld nu. Ze volgt het nieuws nog. ‘Noord-Korea, ik ben er niet gerust in. En dan Strumpf. Ah nee, dat zijn Duitse kousen, ik zeg altijd Strumpf. Misschien is het gewoon spierballerij. Maar ik maak me toch zorgen. Niet meer voor mij, ik zal het niet meer meemaken. Enfin, we mogen er niet van wakker liggen. We kunnen niet weten wat de toekomst brengt.’ Ze vraagt hoe het met mij gaat. Ik vertel het haar. Ik toon haar foto’s van mijn dochters en van mijn man. Ze kent hem ergens van. ‘Heeft hij niet aan de Slimste Mens meegedaan?’ Nee, dat niet, maar misschien heeft ze hem weleens voorbij haar raam zien wandelen toen ze nog in haar service flat woonde? Dat zou kunnen. Ik vraag of ze nog geschreven heeft. Nee, het is lang geleden. Een brief aan haar moeder toen ze zich een tijd geleden niet goed voelde. Soms is ze wel eenzaam. Ik zeg dat ze me altijd mag bellen. Dat doet ze nooit. Ze is altijd blij als ik er ben, maar verwacht niets van mij. We ruimen de tafel af. Ik zeg dat het fijn was haar terug te zien. Ik wil haar een kus geven. ‘Zou je dat wel doen?’ ‘Ik ben al verkouden geweest deze winter, ik kan er wel tegen,’ zeg ik en geef haar een dikke kus. ‘Tot volgend jaar!’ Ik loop haar kamer uit. Ze komt me achterna met haar wandelstok. ‘Ik begeleid je tot aan de lift.’ Ik vertraag mijn pas, samen lopen we verder. Ik roep de lift, hij komt snel, ik stap in. ‘Daag!’ zegt ze nog terwijl de liftdeuren toegaan. Beneden in de inkomhal kijk ik op het activiteitenbord. Volgende week is het kerstfeest met Marijn Devalck.

Tanja Wentzel
14 0

Verse kroketten

Ik zie het toestel nog staan. Het had een vaste plaats in de kelder, maar af en toe verscheen het op de keukentafel. Met het apparaat werden thuis verse kroketten gefabriceerd. Het was alleszins een opvallend ding, met die oranje kleur. In het bakje propten we de nog ietwat warme puree. Met een soort van hefboom persten we die puree door de buizen waar dan als bij toverslag lange kroketten uitkwamen. Als we braaf waren, mochten wij ze doorsnijden. Op de juiste lengte natuurlijk. Dankzij het verlangen waarmee we uitkeken naar de verse gebakken kroketten, smaakten ze later op de dag nog beter. Dat is minder het geval met een diepvrieszak die je opentrekt. De volgende stap in het artisanale krokettenmaakproces sloegen we als kind liefst over. We mochten de naakte kroketten nog door eiwit rollen. Dat leek een beetje op snot. Maar het was een noodzakelijke stap, anders kleefde het paneermeel niet. Al kenden wij het nog als chapelure.    Het doet er me aan denken, grootvader was ook dol op kroketten. Toen ze ooit op tafel verschenen, zei hij al lachend: “Hmmm, verse verketten”. Vanaf dat moment waren kroketten altijd ‘verketten’. Onze jongste maakte onlangs iets soortgelijks mee. Hij stond aan te schuiven in de rij van het schoolrestaurant. Op het menu stond ‘vol-au-vent met frieten’. De jongeman voor hem zei tegen de mevrouw achter de toonbank dat het bij hem thuis ‘vuile vent met frieten’ werd genoemd. De mevrouw kon een grijns niet onderdrukken. Tegelijkertijd hield ze een volle soeplepel met koninginnehapje al klaar voor onze jongste. Ik vermoed dat hij toen eenzelfde grijns op zijn gezicht had.    Och, die huisgebonden naam van gerechten geeft ze wellicht nog wat extra smaak. Al is het opletten geblazen, dat ik bij een volgend restaurantbezoek geen ‘vuile vent met verketten’ bestel.   

Rudi Lavreysen
26 0

Niet gepast

Wat kon ik me er aan ergeren, terwijl ik braaf stond te wachten in de krantenwinkel met nog een vijftal klanten voor me. Met die krant in mijn hand, af en naar voren kijkend, me afvragend waarom het niet sneller kon. Geduld is een schone zaak, maar het is niet mijn sterkste eigenschap. Ik kan het amper aan de dag leggen. En plots was het opnieuw zover. Ik zag het al gebeuren. Die ene oudere man kwam binnen. Het was altijd dezelfde man. Hij nam een krant van de stapel dagbladen, die toen nog vooraan in de winkel lagen, rammelde met het kleingeld in zijn hand, negeerde alles en iedereen, gooide de munten op de toonbank en zei: “Dat is gepast.” En weg was hij. Zo heb ik het een paar keer zien gebeuren. Niemand van de braaf wachtende mensen zei er iets van. Maar ik zag aan de uitdrukking op het gezicht van de winkeljuffrouw dat ze het allesbehalve ‘gepast’ vond.    Een volgende keer had de winkeljuffrouw - en niemand van ons - de moed om het tegen de man te zeggen. “Nee, Roger, dat is niet ‘gepast’. Iedereen staat hier te wachten, misschien ook met gepast geld. Zij wachten toch ook. Sommige van hen moeten nu gaan werken. Jij toch niet?” Oeps, die zat. Niet lang na dit voorval lagen de kranten plots achteraan in de winkel. Voorkruipen ging bijna niet meer. Misschien was Roger wel niet de enige die het zo lapte. Vandaar dat de kranten verhuisd werden. En Roger? Die heb ik niet meer gezien in de winkel. Misschien komt hij op een ander tijdstip. Of misschien heeft hij ondertussen een abonnement op zijn krant. En staat hij ’s morgens, uit gewoonte rammelend met het kleingeld in zijn broekzak, de postbode op te wachten. Vol ongeduld.

Rudi Lavreysen
0 0

De aanloop

Eind november, begin december. We zitten in volle aanloopperiode. Eerst de aanloop naar het sinterklaasfeest en daarna de aanloop naar Kerstmis. Waarna we in het nieuwe jaar springen. Het is niet voor niets een vermoeiende periode, met al die aanlopen. Zelfs de kinderen worden er moe van. Tijdens het wandelen zagen we een papa zijn dochtertje troosten. Tranen met tuiten en eindeloos snikken. De mamma stond even verder te wachten. Het was de dag dat Sinterklaas naar het stadscentrum kwam. Het zijn voor die kinderen ook best moeilijke dagen. Al die lijstjes, al dat geknip, al die verwachtingen. Maar het lukte de papa om dochterlief te troosten, waarna ze gedrieën hand in hand verder stapten. Bij toeval belandden we samen in hetzelfde koffiehuisje. Van verdriet was helemaal geen sprake meer. Het kan bij kinderen ook zomaar verdwijnen. Wonderlijk toch. Helemaal in orde was het toen de sint met zijn gevolg door de straat kwam gereden. De zwarte pieten, maar ook heel wat kijk- en kooplustigen. Het blijft een curieus gegeven, dat sinterklaasfeest. Want toen een zwarte piet door het raam zwaaide, zetten zelfs de grote mensen hun tas koffie neer. Allemaal vrolijk zwaaiend. Even later kwam ook het allang niet meer verdrietige meisje terug naar binnen. Geen handvol, maar twee handen vol letterkoekjes.     Niet lang daarna wandelden we huiswaarts en kwamen we een groter gezin tegen. Met twee kinderen voorop die vrolijk lachten, want de jongste van de bende, even achterop met de ouders, had al een cadeau. Het was zo een toeter die bij het WK voetbal in Zuid-Afrika opgang maakte. Een vuvuzela. Met een geluid dat je je ergste vijand niet toewenst. De papa hield zijn handen al voor zijn oren. Ik dacht nog, die hebben duidelijk een kat in een zak gekocht. En dat met Sinterklaas.   

Rudi Lavreysen
21 0

Schoenenverslijter

Het gebeurde wel eens dat de meester of juf ons vroeger vertelde dat we onze broek zaten te verslijten op de schoolbanken. Zeker als we weer eens niet aan het opletten waren. De ene leerkracht nam de zegswijze al wat vaker in de mond dan de andere. Ik herinner me dat ik de opmerking in het begin nogal letterlijk opvatte. Ik was bang dat mijn ouders voor hoge kosten inzake nieuwe broeken kwamen te staan als ik mijn aandacht niet bij het bord hield. Och, het is allemaal goed gekomen. In plaats van een broekenverslijter, ben ik eerder een schoenenverslijter geworden. Hoe dat komt weet ik niet, maar op de een of andere manier zijn die van mij snel stuk. Gelukkig is er dan de schoenlapper. Naast het feit dat de schoenmaker uit ons stadje mijn schoenen altijd voortreffelijk weet te repareren, valt er nog iets op als je binnenkomt. Je wordt er verwelkomd door de hond van de schoenlapper. Bij mijn laatste bezoek dacht ik, straf dat hij geen schoenen naar het hoofd gesmeten krijgt door mensen die niet zo tuk zijn op hondjes. Daarenboven vroeg ik me af of hij "Sloef" zou heten, want zijn naam heb ik nog niet te horen gekregen. Een mens denkt wat af, dacht ik nog, terwijl ik mijn beurt stond af te wachten. Want ik stelde me ook voor dat deze hond toch een probleem heeft als hij getraind is op het halen van schoenen of pantoffels. Keuzestress, het is een modern probleem.   Niet lang daarna was ik aan de beurt en kon ik mijn schoenenproblemen op de toonbank leggen. De herstelling was geen enkel probleem. Ik had evenwel vergeten om centen mee te nemen, want je moet er op voorhand betalen, wat niet onlogisch is. Daarom moest ik snel naar de bank fietsen. Toen ik vijf minuten later een tweede keer binnenkwam, begon Sloef opnieuw te blaffen. "Nee, die meneer ken je al", zei de schoenlapper vriendelijk lachend, maar dat maakte weinig indruk op de hond. En bij het afhalen van mijn schoenen schoot Sloef alweer uit zijn sloffen. Misschien wilde hij met zijn geblaf me iets duidelijk maken? Dat ik maar eens in zijn schoenen moest staan? Het zou best kunnen. Al moet ik het wellicht niet te ver zoeken. Hij is gewoon blij dat hij me ziet, met mijn kapotte schoenen. Al kan het ook zijn dat hij telkens met mijn voeten speelt natuurlijk.  

Rudi Lavreysen
7 0

# MIETOE

Ach ik ben nog steeds een beetje verwonderd dat er nu plotsklaps een, nu al wat oudere, generatie actrices opstaat en luidkeels over seksuele intimidatie en verkrachting begint te roepen. Wat heeft hen belet om destijds de sexy kat de bel aan te binden? Het opstapje naar hun carrière? Was dit een goede rede om jaren te wachten en het potje ongewenste intimiteiten goed ‘gedekt’ te houden? Tot ze eindelijk een glansrol binnenpijpten of de eerste Oscar binnen was? Wat had dat jonge vrouwelijke aankomend talent nu verwacht als een befaamde regisseur hen in zijn suite uitnodigde..dat dit was, om een potje UNO te spelen? Als zo’n talentenscout, na een avondje stappen, zo’n jong op carrière belust ding mee naar zijn kamer uitnodigt, dan is dat meestal niet om een spelletje scrabbelen, maar om een rondje poesje grabbelen te doen. Alleen als je, als leuk naïef meisje, jaren onder een steen geleefd of ergens in een donker religieus gat gewoond hebt, dan kan ik begrijpen dat de alarmbellen niet afgaan. Maar bij alle andere vrouwen moeten toch , bij zo’n ‘kom-je-nog-een-koffie-drinken-in-mijn-kamer-invitatie’, de SOS tekens rond je oren vliegen! En als je dan toch in de val gelokt werd, moest je dan als toekomstige actrice dan niet alert genoeg zijn om op tijd tegen die smeerpoespiet te roepen MIETOE in plaats van jaren later #METOO! Natuurlijk is NEE een NEE. Er lopen inderdaad, in het ‘t is eender welke firma of organisatie, een aantal notoire naast de potpissers rond, die voor de kick hun Willie in het is eender welke vrouw willen rammen. Geef die schuinsmarcheerders dan onmiddellijk lik op (hun) stuk! Doe zoals een aantal Vlaamse actrices gedaan hebben, verwittig je collega’s en zorg dat je nooit met zo’n op seksbeluste vrouwenjager alleen bent, tenzij je van zijn avances gediend bent natuurlijk. Overal waar mannen en vrouwen samenwerken, hangt er een prettige gender verschillende sfeer. En geef nu eens eerlijk toe. Was het niet megastrelend als een roedel bouwvakkers je van op het dak nafloten. Was het niet een reuze opsteker als een collega zei: ‘Meidje, wat zie je er fantastisch uit vandaag.’Wil die man dan stante pede met je tussen de lakens rotzooien?  Misschien wel, maar dat heb je dan toch zelf in de hand.. Is dit seksuele intimidatie? Meestal waren het alleen de dames die nooit op ’t straat nagefloten werden, die nooit enige mannelijke aandacht kregen en die na elk firmafeestje met hun overspelvoorbereiding een blauwtje liepen, die dan ’s anderdaags met veel verontwaardiging verhalen van ongewenste seksuele intimiteiten over de mannen rondbazuinden. Diezelfde dames die steeds met jaloerse blikken naar hun collega’s bleven loeren, die wel nu en dan een complimentje of mannelijke aandacht kregen. Die hun nietsvermoedende vrouwelijke medewerksters roddelend met leugens de grond probeerden in te boren. Wat hadden die graag, na de eindejaarsfuif een paar graaihanden op hun achterste gevoeld. Ik spreek van ondervinding als ik schrijf, dat ook ik door een collega lastiggevallen werd. Toen ik op de zolderverdieping van de firma, waar de papierberg gestockeerd werd, een paar documenten ging uitzoeken, kwam een medewerker achter mij aan en grabbelde naar mijn borsten.  Ik heb toen heel hard geroepen dat ik niet gediend was van zulke onzin en dat hij zo dadelijk het knietje kon krijgen. Toen hij zei, dat hij dacht dat ik interesse in hem had,omdat ik altijd zo lief en vriendelijk lachte, kon ik alleen maar verbijsterd antwoorden, dat ik godverdomme tegen iedereen lief en vriendelijk lachte. Enfin, ik had misschien veel geluk dat de Romeo, zonder verder handtastelijk te worden, teleurgesteld afdroop. Vanaf die dag, kroop hij bijna onder de vaste vloerbekleding langs mijn zitplaats het bureel door…Veel bedreigender vind ik, dat er nu een nieuwe lading haantjes opstaat, die onze meisjes, met een kort rokje of een hotpants aan,  naroepen dat ze een hoer zijn…Zij durven zonder blikken of blozen die meisjes lastig te vallen en als de rest van hun rondhangende schorriemorrie er op staat te kijken, wiebelen zij zelfs met hun hand onder die rokjes …Cool hé! Dus aan alle vrouwen die soms ongewild in zulke situaties terecht komen, laat jullie niet vangen met de vraag om een laatste afzakkertje in zijn kamer. Het enige wat waarschijnlijk zal afzakken is zijn broek. Wees assertief, reageer onmiddellijk, nagel ze met hun kruis aan het kruis en vooral BENEN TOE EN HOU BOVEN ALLES  JE MIE TOE!   Sim,  Edegem  29 oktober 2017    

Sim
71 2

Time Management

‘Vierentwintig uren in een dag vind ik toch écht te weinig. Ik kom er alleszins niet mee toe.’ Ze kijkt me aan alsof ik de minuten-fee ben die haar tekort aan tijd voorgoed uit de wereld kan helpen. Anastasia, ik ken ze al van toen ze nog Staasje was. ‘Dàt is lang geleden,’ kirde ze toen ik net de koffiebar binnenwandelde. De tijd waar zij steeds te weinig van heeft, heeft weinig vat op haar gehad, want ze is nog niets veranderd. ‘Waarmee ben jij tegenwoordig allemaal bezig?’ Staasje kijkt me oprecht geïnteresseerd aan met haar grote, zwart omlijnde ogen.‘Ik werk in de media en in mijn vrije tijd schrijf ik zo een beetje.’ zeg ik met enige fierheid.‘Wat leuk! Ik ben zelf ook echt een creatieve duizendpoot. Organiseren, filosoferen, acteren en creëren: ik combineer het het liefst allemaal.’ kraait ze net iets te luid.Normaal heb ik een hekel aan dit soort immer opgewekte mensen, maar om de één of andere reden intrigeert dit exemplaar me. Ik ben zelfs een beetje jaloers op haar tomeloze energie. Ze geeft me het vreemde gevoel dat het licht iets feller gaat schijnen wanneer ze praat. ‘Sinds drie jaar heb ik een blog,’ ratelt ze ongestoord verder. ‘Het loopt goed hoor! Al twijfel ik tegenwoordig of ik nog wel op het juiste spoor zit. Een blog is dat nu niet echt iets uit 2013? Misschien moet ik wel iets met tutorials gaan doen? Of vloggen? Maar ja, daar kruipt allemaal ook weer zo veel tijd in.’ Er valt een stilte, iets wat ongewoon is in haar aanwezigheid. Ze bijt op haar lip en begint nonchalant door het trendy magazine dat voor haar ligt te bladeren. ‘Ja, dat ga ik doen!’ zegt ze dan ineens beslist. ‘Ik start een vlog en dan interview ik elke week een inspirerend iemand. Dat is toch een goed idee?’Staasje verwacht geen antwoord op die laatste vraag. In haar hoofd maakt ze al een lijst van BV’s die ze wil strikken voor haar nieuwe plan. Ze tokkelt genadeloos met haar gelnagels tegen haar koffiemok en tuit haar lippen even. Ik zit haar gebiologeerd aan te staren, overweldigd door haar aanstekelijk enthousiasme. ‘Heb je al eens iets gelezen op mijn pagina?’ vraagt ze dan ineens. Helaas wacht ze deze keer wel op mijn antwoord.‘Nog niet, maar ik ben het zeker wel van plan.’‘Het is wel iets voor jou denk ik! Ik richt me vooral op jonge, hippe vogels die het graag op hun manier doen. Zoals ik in feite. Ik bewandel ook nooit de platgetreden paden. Een ordinair geschenk uit de winkel dat is bij mij uit den boze! Neen, ik geef altijd iets zelfgemaakt en origineel.’‘Klinkt leuk allemaal!’ glimlach ik schaapachtig. ‘Als ik straks thuis ben, ga ik zeker eens snuisteren op die blog van jou.’ Dat laatste lieg ik. Ik heb wel degelijk de intentie om haar blog te lezen, maar helaas zijn mijn dagen met hun vierentwintig uur soms ook gewoon te kort.

Ans DB
0 0

Vogelverhaal

Beduusd staren we met zijn twee naar het natgeregende terras.‘Zielig hé,’ zegt mijn vriendin. Ze laat haar vingers pathetisch langs het raam naar beneden glijden. Ik tuur meewarig naar de dode witte duif op de donkerblauwe tegels voor ons. Ze ligt er vredig bij, met haar oogjes dicht en haar beide pootjes in de lucht. ‘Hoe is ze daar terechtgekomen?’ vraag ik.Mijn vriendin trekt haar schouders op en loopt naar de bank waar ze neerploft.‘Tegen het raam gevlogen denk ik. Ze lag er al toen we vanmiddag van het boodschappen doen thuiskwamen.’‘Een tragische dood,’ zeg ik en duw mijn neus tegen het raam.‘Sht!’ sist mijn vriendin en wijst naar haar twee peuters die ongestoord op de mat aan het spelen zijn. ‘Ik heb hen verteld dat ze vast een vredesduif is, die moe is van al het vrede brengen in de wereld. Dat ze gewoon even een dutje doet en morgen wel weer vertrokken zal zijn om haar zware taak verder te zetten.’Ik kijk mijn vriendin met grote ogen aan. Fascinerend hoe ze steeds weer de meest van de pot gerukte verhalen aan haar kinderen wijsmaakt om hen het leed des levens te besparen. ‘Tegen morgenochtend moet ik dat ding dus op de één of andere manier weg zien te krijgen.’ fluistert ze samenzweerderig in mijn richting. ‘Zo lang het er ligt, mogen de kinderen niet buiten. Stel je voor dat ze het vieze ding zouden aaien, ik moet er niet aan denken.’Ik knik begrijpend. Wat doe je in godsnaam met een dode duif die je terras bezoedeld? ‘Misschien kan je ze in de tuin begraven?’ probeer ik.‘Ben je gek? Ik kom daar niet aan hoor! Dat beest zit vast vol met enge bacteriën.’Mijn vriendin zwijgt even en zegt dan beslist: ‘Ik weet wat ik ga doen! Ik ga ze met een schop over de haag gooien bij de buren, dan kunnen zij er maar een oplossing voor vinden.’‘Ga je daar geen last mee krijgen?’ frons ik mijn wenkbrauwen.Mijn vriendin grijnst. ‘De tuin van die marginalen hiernaast is sowieso een stort, een dode vogel meer of minder zal heus het verschil niet maken.’ Tevreden met haar plan staat mijn vriendin op en loopt naar het aanrecht.‘Koffie?’ vraagt ze vrolijk.‘Ja graag,’ knik ik. Ik denk even na over het net gesmede plan, mijn blik nog steeds op de dode vogel gericht. ‘Misschien is het nog zo geen gek idee,’ zeg ik dan en trek kort mijn schouders op. Ik draai me om en ga aan de keukentafel zitten, klaar voor mijn kop koffie. Mijn vriendin leunt glunderend tegen het aanrecht en zet tevreden haar handen in haar zij. ‘Vanavond, als het donker is, dan ga ik de tuin in en dan sodemieter ik dat dooie ding met een schop over de haag. Dan ben ik er vanaf en de kinderen kunnen weer buiten. Probleem opgelost!’‘Ideaal!’ beaam ik met een glimlach.‘Er is wel één probleem,’ zegt mijn vriendin dan ineens zacht, ‘we hebben geen schop.’

Ans DB
0 0

4

Ik drink niet omdat ik niet drink. 4 jaar al. Geen alcohol meer.  Om het even wat de omstandigheden zijn.  Om het even hoe ik me voel. Vrolijk, verdrietig, opgejaagd of net rustig. Ik doe het zonder. Al 4 jaar lang. Sommige mensen drinken ook niet. Uit principe, omdat ze het niet lekker vinden. Omdat ze te veel dronken en niet meer mogen van hun vrouw of dokter of omdat ze al dood zijn. Andere mensen drinken wel. Omdat het gezellig en lekker is. Of uit gewoonte, of om er bij te horen of omdat ze denken dat het erbij hoort om er bij te horen. Sommige drinken bij de juiste gelegenheid. Anderen hebben zoals ik vroeger geen gelegenheid nodig. En dat is allemaal ok. Maar ik doe het al eventjes op een andere manier, in mijn ogen een betere. Voor mij maakt het allemaal niet zo veel meer uit. Ik ben er niet meer zo mee bezig. Al is dat in het begin wel anders geweest. Soms floept dat kwelmannetje op een onbewaakt moment nog wel eens binnen. Hevig! Als een duivel uit een doosje maar dat duurt nooit lang. Ik weet al een tijdje dat hij snel opgeeft omdat ik slimmer geworden ben dan hem omdat ik het gevecht niet meer aanga.  Hij mag winnen zonder wedstrijd… Ik blijf uit de boksring. Er is veel veranderd. Ik ben veranderd. Bewuster, denk ik dat het woord is dat het meeste de lading dekt. Ik ben meer bezig met mezelf. Niet uit egoïsme maar uit zelfbehoud. Ik moet goed voor mezelf zorgen om gefocust te blijven. En dan doe ik dat maar omdat het met vooruit helpt. Alles is beter dan de donkere duisternis van afhankelijkheid toen drank de keuzes maakte. “Vrienden” van vroeger vinden me soms saai en denken dat ik een kluizenaar ben geworden omdat ik nu meer dan een armlengte verwijderd ben van de toog die ons indertijd dagelijks bij elkaar hield. En af en toe vind ik dat wel jammer maar dan besef ik dat in vele gevallen het enkel de pint was die we als gemeenschappelijke beste vriend hadden en die is al een tijdje dood en begraven.   Soms wordt het wel eens donkerder omdat de gemakkelijke vluchtweg er niet meer is.  Dan neem ik een pauze. Een bewuste time-out om overzicht te krijgen en te beslissen of ik de zaken aanpak of ze beter laat voor wat ze zijn. Die beslissing kunnen nemen zonder te vluchten in iemand die ik niet ben, is me zoveel waard dat ik het hier wil getuigen.  Een beetje fier maar vooral rustig en nederig en niet te overmoedig. Vandaag ben ik ok en morgen? Misschien komt die wel niet en dan is het tijdverlies om me daar vandaag al zorgen over te maken. Rustig verder doen dat is wat ik ga doen. Zeker en vastberaden …  

jan pultau
14 0

Emmerlijst

Is het door de grijze herfst en de dreigende wolken dat de mensen een beetje somberder kleuren en is het dat dan dat hen aan het plannen zet? Steekt die plotse allesoverheersende bewustwording ineens de kop op als iemand dierbaar ons ontvalt? Is het louter een modeverschijnsel of gewoon bon ton om ermee te kunnen illustreren hoe interessant druk we nu wel bezig zijn? Het blijkt in elk geval het uitgelezen instrument om essentiële beslissingen of zaken die we willen doen uit te stellen en voor ons uit te duwen. Tot straks, tot morgen of tot volgend jaar, als de kinderen uit het huis zijn. Als we met pensioen zijn en de lotto gewonnen hebben, dan? Dan beginnen we aan onze ultieme bucketlist en 69 dingen die we moeten gedaan hebben alvorens dit tranendal te verlaten. Misschien komt hij maar pas voor de pinnen nadat we onze eerste ouderdomsvlekjes opmerkten. Wanneer we beslisten dat het leven niet voor altijd zal duren en zo gedwongen worden na denken over zaken die we zeker nog willen gedaan hebben alvorens we de pijp aan Maarten geven. Taj-Mahal in het echt zien en naakt rondlopen op de Galapagoseilanden zijn kanshebbers, hoewel tango’s beluisteren in Cuzco of Machu Pitcchu bezoeken ook een toppertje is als je dat te voet doet, tenminste. Het leven lijkt soms niet de moeite waard geweest als je niet eens met een rekker aan je voeten van de hoogste brug gesprongen hebt. Als je ooit gepast hebt voor die duo-sprong die je een paar minuten deed bengelen onder een parachute of als je niet badend in het poolijs naar het noorderlicht getuurd hebt. Zelf houd ik niet zo van lijstjes. Zeker niet als daar zorgvuldig op geschreven staat wat ik moet doen. Doen en kopen wat op lijstjes staat betekent voor mij in lange rijen staan wachten.  Vergeten wat er op stond om dan thuis te komen en te zien dat ik het belangrijkste liet liggen om dan opnieuw in de rij te gaan staan om mijn lijstje helemaal af te vinken. Neen, ik hoef echt geen lijstjes.  Ik heb lijstjes genoeg afgewerkt. Lijstjes met boodschappen, met moetjes en magjes, met huiswerk en doelstellingen, lijstjes met genodigden… lijstjes met lijstjes. Toen die obligate bucketlijst een hype werd die me opzadelde met al die verplichte opdrachten die ik zeker nog moet doen voor ik de pijp uit ga, werd ik daar niet vrolijk van. Levenslijsten zijn overschat. Met het kattenbelletje dat gebonden is aan de to do list die me er aan herinnert dat er nog een knoop in mijn zakdoek ligt omdat ik niet mag vergeten een reisboek te kopen over de reis die we nog moeten inplannen na onze volgende reis. Neen dank u, voor mij geen zulke wachtlijsten meer. Voor mij mag het allemaal vandaag. De enige lijst die ik nauwgezet bijhoud is die van mijn dagelijks assortiment buitengewone en eenvoudige speciale momenten. Kleine, niet geplande gebeurtenissen aan elkaar geregen door speciale mensen die opeens onverwacht op mijn pad terecht kwamen en die me als ik daar zin voor heb er iets doen over opschrijven. Maar niet nadat ik eerst heel goed geluisterd heb naar wat ze me te vertellen hebben. Liefst rustig met een koffie en een chocolaatje. Als ik me bij het krieken van de dag, op de levensvragen, Kan ik uit bed? Heb ik grote Kak? Weet ik nog hoe ik heet en waar ik ben?, een positief antwoord kan geven, mag ik me gerust stellen dat ik mijn bucketlist voor ben geweest en hoop ik echt dat mijn persoonlijke emmerlijst er morgen ook nog zo mag uit zien.  

jan pultau
0 0

Ego

Soms wil ik weerwoord bieden aan dat stemmetje in mijn hoofd om er kordaat tegen te zeggen: “Je stoort. Mag ik je alstublieft verzoeken om weg te gaan. Je snijdt me de pas af?” Heel af en toe is het gehoorzaam. Dan vervaagt het en gaat het even helemaal weg. Af en toe houdt het zich een paar ogenblikken stil en afzijdig en bemoeit het zich even niet met mijn gedachten. Dan stopt het met souffleren en geeft eventjes geen voorzetten meer op  antwoorden die ik zelf nog moet formuleren of bedenken. Dan kan ik mijn verlegenheid aan de kant schuiven en krijg zelf wat ademruimte voor een afwijkend standpunt of een excentriekere zienswijze. Even dikwijls valt het echter voor dat het niet stopt. Dat het, het gesprek helemaal overneemt of opeist. Om op die manier het hoge woord te kunnen voeren en te beslissen welke richting de conversatie uit mag gaan om er zeker geen grip op te verliezen.  Dan wil ik zeggen: “Maak dat je wegkomt. Ik was hier eerst. Je hebt hier niets verloren. Vlieg maar weg. Bedankt voor alles.” Op die momenten zou ik het willen plukken als een paardenbloem. Dan zou ik de pluizen ervan wegblazen. In een ander grasperk. Om daar te groeien en er te gaan storen in het perfecte groen. Maar ik doe het niet. Ik laat het toe. Ik tolereer het omdat het mij uitkomt. Omdat het bij moeilijke situaties mijn onwetendheid camoufleert. In gênante discussies mijn onzekerheid maskeert. En me bij gesprekken met interessantere of slimmere mensen de illusie geeft expert te zijn over onderwerpen waar ik maar weinig of helemaal niets van begrijp. Mijn ego. Wat een heimelijk venijnig ding is dat toch? Mijn dekmantel en mijn ultieme alibi die me steeds opnieuw influistert wat ik het liefste van al hoor en me uit de wind zet als ik de storm van voren krijg. Maar die bekentenis zou ik nooit doen tegenover jou. Daarvoor is mijn ego net iets te groot.  

jan pultau
0 0

Anders

Hoe gevulder ik mijn dag inplande des te minder ik gereed kreeg. Of hoe minder tevreden ik was met het resultaat van de dingen die ik half zijn gathad geaan. “Kiezen is verliezen”: hadden ze me gezegd. Daarom wou ik altijd alles doen. Desnoods alles tegelijk om niets te missen. En dan was ik dikwijls nog niet eens voor mezelf aan de slag. Ik was zo begaan met mijn drukdoenerij en met ingebeelde verwachtingen tegenover anderen dat ik gedubbeld werd in de race tegen mezelf. Kinderen, lief, werk, familie en vrienden. Alle dagen en uren zorgvuldig ingepland om de beschikbare aandacht netjes te verdelen. Ieder om beurt. Gelijke deeltjes, afgewogen met de apotheekbalans. Behalve voor mezelf. Ik werd uitgesteld naar de volgende planning. Naar een volgend rantsoen. Niet goed. Ik moest het omkeren. Het moest veranderen. Niet uit egoïsme of omdat het me opgelegd werd of omdat ik me tegenover iemand verplicht voelde. Neen, mijn instinct en zelfbehoud spelden me de les: “dit moet anders, dit moet beter kunnen of het loopt slecht af.” Maar mezelf op de eerste plaats? Hoe moet dat? Hoe pak ik dat vast? Ik kwam er snel achter dat sommige zaken gewoon niet tegelijk kunnen. Voor belangrijke dingen neem je beter de nodige tijd, met focus. En wat afstand, om het goed te doen en om goed te doen. Juist. Voor jezelf. Andes loopt het mis. Vroeg of laat. Voor anderen bedenken hoe ze kunnen veranderen is niet moeilijk. Daar heb je geen gedragstherapie voor van doen. Dat lukt zo wel.  Oordelen, is niet zo moeilijk. Preken ook niet. Dat kunnen we allemaal gelijk de besten. Gecompliceerder wordt het wel als je zelf eens goed in de spiegel naar jezelf kijkt.  En tracht uit te vissen hoe je jezelf kan corrigeren op dingen die minder goed lopen. Als je probeert te achterhalen hoe het anders of beter kan. Daar is net iets meer lef, durf en moed voor nodig maar het kan… als je het doet! Maar begin er niet aan als het je wordt opgedrongen. Begin niet aan als je denkt dat je het moet doen om er bij te horen. Doe het alleen puur en authentiek. Wanneer het veranderd is moet het beter zijn. Als je beter wil, moet het veranderen. Maar als het veranderd is en je werd er zelf niet beter van, doe het dan opnieuw. Je leven is van jou. Doe wat je wil en doe het goed en veel. En gedreven. Met een groot hart. En wil je het niet meer? Verander het dan. Van aanpak, van werk.  Van huis. Van lief of van land. Het leven is te kort om te wachten tot het vanzelf komt. Doe het gewoon! Voor jezelf. Vandaag. Alle anderen worden er vanzelf ook beter van. Dit delen:    

jan pultau
0 0

Brief aan mijn introverte medemens

Hoi Stijn,   Een tijd geleden schreef je in Charlie Magazine een brief aan je extraverte tegenpool Emilie. Hoewel die brief niet voor mij bedoeld was kreeg ik er kippenvel van. Ook ik ben introvert en heb me daar lang voor verontschuldigd. Ja, zelfs geschaamd. Je vertelt in je brief over een feestje waar je met jezelf geen blijf weet. Je wil wanhopig meepraten, maar om één of andere reden blokkeren je hersenen, verandert je tong in een stoffige lap leer en sta je te dralen in een hoekje.   Je zit zo in je hoofd te zoeken naar dat gevatte antwoord op die onverhoedse vraag, dat de conversatie al lang is voortgekabbeld naar het volgende oppervlakkige onderwerp. Je wacht en wacht en wacht op die ene vette schijf die je benen eindelijk ritmisch richting dansvloer zullen stuwen, maar je blijft tegen de muur plakken als een verlegen bloempje. Je zit zo in je hoofd opgesloten dat de feestgangers de indruk krijgen dat je hier tegen je zin staat. Dat je het feest oersaai vindt en zo snel mogelijk weer naar huis wil. Terwijl jij je als een opgejaagd hert voelt dat naar de koplampen van een aanstormende vrachtwagen staart.   Weet Stijn, je bent niet alleen. Ook mijn hersenpan kookt over op zo’n moment. Ook mijn tong plakt kleverig tegen mijn verhemelte. Ook ik vlucht naar het toilet, omdat dat de enige sociaal aanvaarde manier is om even alleen te zijn. Of check voor de duizendste keer mijn Twitterfeed, ook al ken ik alle tweets van het afgelopen half uur ondertussen vanbuiten. Of, godbetert, ik bestel nog een pintje, want dat zal mijn tong wel losmaken.   Jouw brief in Charlie Magazine past binnen het thema schaamte. Je biecht er zelfs in op dat je jaloers bent op het extraverte soort. Je mist hun spontaniteit en ze lijken altijd wel een pasklaar antwoord te hebben. Ook ik heb me lange tijd gespiegeld aan mijn extraverte medemens. Maar Stijn, waarom zouden we ons ongemakkelijk voelen over ons stilzwijgen? Waarom zouden we er ons om schamen? Waarom zouden we welbespraakte babbelaars benijden?    Want er zijn zoveel voordelen aan introversie en stilte. Nee, we weten niet hoe we met small talk om moeten. We kunnen geen kwartier over een bewegende grasspriet praten. Een oppervlakkig praatje sterft bij ons snel een stille dood. Maar we zullen wél aan je lippen hangen als je ons vertelt wat je écht boeit. Waar jij warm van wordt. Waar je wakker van ligt. Nee, we zullen je geen raad geven. Maar we kunnen ons in jouw schoenen verplaatsen en je een luisterend oor bieden, want dat is wat je écht nodig hebt.   Ik weet, het is sociaal niet aanvaard om stil te zijn. Om te observeren en te reflecteren. Want zo geraak je nergens in het leven. Het zijn de haantjes en roepers die gehoord worden. Zwijgen wordt beschouwd als een zwaktebodof als arrogantie.   Maar misschien wordt het tijd dat we daar verandering in brengen. Dat we de voordelen zien van introversie en stilte. Dat we trots zijn op wat we kunnen: luisteren, observeren, reflecteren, absorberen, nuanceren. Het zou een welkome verademing zijn in deze gejaagde wereld waar je te pas en te onpas een mening klaar dient te hebben.   Zullen we op het volgende feestje tezamen tegen de muur staan als twee stille observators en af en toe een betekenisvolle blik naar mekaar werpen? Want meer hebben wij niet nodig om elkaar te verstaan. En dat is genoeg.   Je geestverwant,   Het stille meisje  

het stille meisje
22 0