Zoeken

"Ga eens naar een stripclub", zeiden ze

Omdat een reisje New York om onvergetelijke ervaringen vraagt, besluiten mijn reisgezel en ik om onze laatste avond door te brengen in een stripclub. Uiteraard had ik op voorhand de nodige research gedaan en de beste club van de stad uitgezocht. "De routines in 'Magic Mike' zijn klein bier in vergelijking met wat deze hunks presteren", aldus de recensies. Oke, dit zou het worden. Na een telefoontje met de organisator, die het belang van op tijd komen voor de allerbeste plekjes benadrukte, kocht ik resoluut VIP-tickets. Entertainment, meezingnummers en (half)naakte Matthew McConaughey look-alikes? Bring.it.on.     Parochiezaal   Een tikkeltje zenuwachtig en vastberaden om de beste plaatsen te veroveren, komen mijn vriendin en ik ruim een uur op voorhand aan. Bestelbusje van de firma buiten, twee portiers en... geen volk. Vreemd, want had die man nu niet gezegd dat deze shows steeds tjokvol zaten? Enthousiast worden we begroet door een jongeheer met als schoeisel de beroemde en beruchte donkerblauwe 'Adidasbadsloef'. Niet meteen mijn favoriete fashion statement, maar ik ben niet gekomen om kritisch te zijn. Wanneer we zeggen dat we niet echt weten wat te verwachten, zegt hij zelfzeker: "Expect it all." Nog steeds enthousiast worden we naar onze plaatsen gebracht die zich vlak aan het podium bevinden. Logisch, gezien de VIP-tickets, maar die grote opkomst waarvoor verwittigd werd, blijft toch nog uit. Twee mannen feliciteren ons met onze beslissing om op zondagavond te komen. "Op zaterdag is het madness! Tot wel 546 mensen!" Opnieuw vrij opmerkelijk, aangezien we op dat moment met niet meer dan vijf nieuwsgierige meisjes in het zaaltje zitten en de locatie door mijn vriendin terecht beschreven wordt als "de plaatselijke parochiezaal".     The Lucky Seven   Na een verhitte discussie over de prijs van de drankjes word ik door het personeel verplicht om het conflict zelf op te lossen. Op weg naar de badsloefman van weleer, stapelen de vragen zich stilaan op. Terwijl ik hem sta op te wachten, werp ik een blik op de reservatielijst van vanavond. Drie reservaties, inclusief de mijne. Verward vraag ik hoeveel leden er nog verwacht worden. Het antwoord krijg ik met een uitgestreken gezicht: twee meisjes, wat het eindtotaal op zeven brengt. Een enorm verschil met die 546 zogezegde leden van amper vierentwintig uur geleden. Tevergeefs probeert de medewerker me te sussen door te zeggen dat dit iets positiefs is, dat we op die manier optimaal kunnen genieten. "Dit is toch wel vrij pijnlijk", merkt mijn vriendinnetje niet geheel onterecht op. Toch probeer ik haar -en mezelf- ervan te overtuigen dat het feest ieder moment zal losbarsten. De gedachte dat VIP-tickets helemaal niet nodig waren en dat we met de meest goedkope tickets exact dezelfde stoeltjes hadden gehad, verdring ik naar de achtergrond. Stoeltjes die de naam trouwens niet waardig zijn en die het meubilair in de feestzaal van mijn middelbare school doen aanvoelen als freakin' Chesterfields.   Enkele mannen komen zich voorstellen en leggen zonder schroom onze handen op hun tepels. Voor twintig Dollar kunnen we een lapdance krijgen, en even wordt mijn vriendin meegenomen voor een "privé-act". Wanneer ze dat weigert en totaal ontzet terugkeert, begin ik echt wel te hopen dat de show gaat beginnen en dat de focus vanavond toch nog op dansen ligt. Ondertussen liggen mijn handen op de billen van een wildvreemde en niet eens zo knappe man. Ik ben me ervan bewust dat het type man dat ik aantrekkelijk vind en het type man dat met strippen de kost verdient wellicht niet hetzelfde is, maar toch. Na een tijdje wordt hij nijdig omdat ik hem geen geld toestop. Mijn compagnon en ik zijn zeker niet preuts, maar dit voelt toch zeer ongemakkelijk. Zo zonder introductie, zonder show, zonder sfeer, zonder volk.   Cock-eyed   Oke, het is zover. Een man gekleed in leder en voorzien van gitaar bestijgt het podium en spreekt het publiek toe als was hij een hoofdact in het Sportpaleis: "Make some noooooooise!" beveelt hij, zich schijnbaar niet bewust van het feit dat er vijf man in de zaal zit. Nummer zes en zeven, zo wordt stilaan pijnlijk duidelijk, komen niet meer opdagen. De man raadt ons aan niet te hevig recht te staan om niet "cock-eyed" te worden. Actual words. Het is op dit moment dat ik de wanhoop in mijn vriendins ogen voor het eerst opmerk. "Gladys, hier is helemaal geen sfeer en er is nog helemaal niet gedanst en we worden hier betast? Eigenlijk wil ik naar huis." Toegegeven, ik had me bij een dansshow ook eerder een rijtje mannen in regenjassen en met paraplu's voorgesteld die zich in één ruk van hun outfit zouden ontdoen op de legendarische beats van It's raining men, maar dat komt misschien nog? Al begint het hier eigenlijk steeds meer op een slecht georganiseerd bordeel te lijken...   Het absolute dieptepunt komt wanneer de host er de gastenlijst (al is "lijst" misschien wat overdreven) bijhaalt en een stoel op het podium zet. Het gevoel dat ik op dit moment ervaar, kan het best vergeleken worden met de zenuwslopende minuut waarin je weet dat de middelbare schoolleerkracht op het punt staat iemand aan te duiden om een spreekbeurt te geven die eigenlijk niemand heeft gemaakt. Met opengesperde ogen bid ik tot alles wat me dierbaar is dat onze namen niet worden afgeroepen.   Thank God. De eer is aan het meisje naast ons, die er ook niet meteen overdreven enthousiast uitziet wanneer ze plaatsneemt in de "Hotchair". De host deelt luchtig mee dat iedereen aan de beurt komt. Shit. Je bent echter wel verplicht dollarbriefjes mee te brengen naar de stoel. Die mag je dan "overal steken waar je wil dat zij het uit komen halen." Shit. Wanhopig kijk ik opzij, maar wat ik daar zie, is nog veel erger. Een van de aanwezige dames en een medewerker staan bronstig te dry humpen tegen het amateuristische decor. Shit shit shit. Ik wil mezelf niet afvragen hoeveel dat vrouwtje voor dit tafereel moet neertellen. Ik voel dat alle kleur mijn gezicht verlaten heeft en zie dat ook mijn metgezel alle levenszin verliest. Nogmaals vraagt ze mij of we alsjeblief naar huis kunnen, maar ik kan geen woord meer uitbrengen. Het idee de volgende te zijn die het podium op moet, maakt ons misselijk.   De ontsnapping   Wanneer het slachtoffer op de Hotchair getrakteerd wordt op de eerste dansact, heb ik het laatste greintje hoop op een degelijke show al lang laten varen. Hoewel het op dit punt onmogelijk lijkt nog meer teleurgesteld te kunnen worden, gebeurt dat toch. Drie ronduit spauwlelijke mannen komen het podium op in iets wat lijkt op een verfrommelde pyjama. Het moet een matrozenpak voorstellen. Verkrampt beginnen ze een dansje waarbij ze elkaar moeten observeren om zich de moves te herinneren. Ze schuren op de meest traumatiserende wijzes tegen het meisje aan. Ik heb me nog nooit zo beschaamd en gedwongen gevoeld. Hoe kan dit in vredesnaam dezelfde show zijn die wordt opgevoerd voor vijfhonderd mensen? Hoe kan dit dezelfde ervaring zijn waar mensen vol lof over schrijven? Het lijkt alsof de organisatoren bij het gebrek aan publiek gewoon de volledige show hebben geschrapt en ons van zo veel mogelijk geld willen beroven. Ik besef dat het nu of nooit is en geef gehoor aan de smeekbedes van mijn vriendin. Zo subtiel mogelijk verzamel ik mijn spullen, alsof er effectief een kans bestaat dat veertig procent van het publiek onopvallend naar buiten kan hollen. We halen diep adem, staan recht, negeren de verontwaardigde "You're leaving?!" van het personeel en banen ons een weg uit deze martelkamer. Even denk ik aan de meisjes die met z'n drieën (!) overblijven, maar nu is het ieder voor zich.   We dwalen door de straten van New York City. We lachen. We zwijgen. We proberen dit een plaats te geven. Uiteindelijk spenderen we onze laatste avond in een Irish Pub. Omdat een liter Guinness mij tenminste nog nooit ongevraagd heeft bepoteld.  

Gladys
93 0

Over tijd

We hebben een serieuze haat-liefde-verhouding, tijd en ik. Altijd al gehad. 't Is een knipperlichtrelatie. Soms is het aan, soms uit. Soms zien we mekaar graag, op veel momenten kunnen we mekaar niet uitstaan. Enfin, ik moet hier voor mezelf spreken. In plaats van de tijd kan ik eigenlijk weinig zeggen. Ik ga er gemakkelijkheidshalve van uit dat wat voor mij geldt, ook voor tijd geldt. Freud zou er wel een term voor hebben. Maar dus: tijd. We kunnen niet zonder mekaar. Maar soms wil ik er gewoon liever van af zijn. Wilde ik dat hij niet bestond. Of dat hij gewoon eens wat vaker stilstond.Zo vaak gaat hij te vlug. Soms te traag. Het hangt van het moment af. Maar ook van de leeftijd. Waar tijd vroeger snel vooruit ging, lijkt hij nu uren te duren. Of dagen. Of eeuwen zelfs.  't Is iets complex, tijd en ik. Ik heb 'm lang proberen vast te pakken en te plooien naar mijn zin. Efficiënt in te vullen. Goed te plannen. Als ik dan dit doe en daarna dat, dan heb ik dàn en dàn tijd voor dat.  Zoiets ongeveer.  Ik probeerde zoveel mogelijk uit de dag halen. Waardoor ik het Moment aan me liet voorbij gaan. Dingen niet zag. Niet hoorde. Er niet voor open stond. Ah nee. Het moest efficiënt zijn. Gepland. Iets dat ertussen fietste, reed in de weg.  't Is nog steeds moeilijk, hoor, tijd niet-effeciënt gebruiken. Eens luieren. De tijd uit het oog verliezen. Een dag naar zee, zomaar, doelloos rondkuieren en van terrasje naar terrasje gaan zonder doel: nog steeds lastig. Ik wil een doel. Zodat ik tijd maximaal kan doen renderen. Ik sleur 'm mee, die tijd. Van stoel naar stoel. Kijkend op m'n horloge. Onrustige wiebelend. Wachtend op de volgende deadline. Niet gemakkelijk. Maar 'k leer bij. Twee terrasjes, zonder doel of deadline...'t lukt al beter. Drie is nog moeilijk. En waar het vroeger leek alsof de tijd stil bleef staan, flitst hij nu steeds vaker voorbij. 's Nachts bijvoorbeeld. Ik kan me niet herinneren dat de nachten in mijn kindertijd zo kort waren. Ze leken lichtjaren te duren. 't Zijn trouwens niet enkel de nachten die voorbijrazen. Ook de dagen en de weken gaan sneller. Veel sneller. Een keer knipperen met je ogen en ze zijn weg. 't Is vreemd. En 't wordt alleen maar erger. Echt. Ik las eens hoe dat kwam, in dit artikel. Of hoe dat zou kunnen komen. Er zijn veel mogelijke verklaringen. Eentje ervan is dat we, naarmate we ouder worden, steeds meer vastgeraken in een routine. Er zijn niet (meer) zoveel nieuwe dingen te ontdekken. We kennen onze wereld wel, min of meer. En wanneer er weinig nieuwe input is, is er ook minder te processen.  Voor kinderen is veel nieuw. Moet er veel verwerkt worden. En daardoor lijkt het alsof de tijd voor hen veel trager voorij gaat. Of zoiets. Wat snel ging, duurt nu te lang. Een internetverbinding hebben van 4G, da's nu snel - of is het intussen overal 5? 't Gaat zo vlug. 15 Jaar geleden was inbellen via Caen in Frankrijk de snelste manier om te kunnen surfen op het (nog net iets minder uitgebreide) WWW. Het geluidje hangt nog steeds in m'n hoofd. Het duurde soms minuten eer je verbonden was. Maar dàn ging het snel. Een pagina laadde in op een halve minuut. Warp-speed. Toen toch. Als een pagina nu langer dan 10 seconden nodig heeft om in te laden, ben ik al weg. Of heb ik al zeven keer op refresh gedrukt. Terwijl ik ongeduldig tokkel op m'n toetsenbord. Ik ken eigenlijk geen enkele website meer die moet laden. Tenzij er iets mis is.De vooruitgang. 't Is niet enkel de perceptie die de tijd vooruit stuwt. Een voorbeeld? Die laatste dagen zwangerschap - overtijd en ongeduldig. Die dagen duurden, eerlijk waar, langer dan de 40+ weken die eraan vooraf gegaan waren. Elk uur kroop voorbij. Om gek van te worden. 't Waren geen aardse dagen van 24 uur, maar 't leek er eerder eentje op Venus. Daar duurt een dag 116 dagen. Het lijkt iets slechts, dat tijd soms langer duurt dan vroeger. Maar soms is dat gewoon leuk ook. Om langer naar iets te kunnen uitkijken. Of toch dat idee te hebben. Om te slow-cooken of te slow-brewen (koffie dan, he). 't Moet allemaal zo snel niet gaan. Om te moeten wachten op iets. Om te moeten sparen voor iets. 't Is een trend, he. Ik snap 'm wel.Combineer die twee. Dan wordt het pas écht leuk: Rijden tussen het jachtige verkeer op de drukke E17 en intussen dit streamen door de luidsprekers van je autoradio. De wereld ziet er in één keer helemaal anders uit. Mindfuck. En vooral fun. Hilarisch vind ik het. Probeer het zelf maar eens. Je zit gegarandeerd glimlachend achter je stuur. Soms staat hij ook nog wel eens stil, hoor, de tijd. En ik ook.  Toen ik telefoon kreeg dat kleuterlief, in haar eerste schooljaartje, met haar hoofd tegen de muur gevallen was tijdens de speeltijd en de juf zei dat de wonde best genaaid moest worden. De rit naar school duurde ook echt een eeuwigheid. Wanneer je slecht nieuws krijgt. Of net heel fijn. Wanneer je iets fouts hebt gedaan. Of betrapt wordt. Ook dan matrixt de tijd. 't Is een supercool effect. Je hebt er geen grip op. Het gebeurt gewoon ineens. Stop. Freeze. En niet zelden gaat hij nadien ook supertraag weer verder. Da's tijd. Ongrijpbaar. Oncontroleerbaar. Weg voor je het weet. Voorbij en vergeten. Tenzij in herinneringen. Daar is tijdreizen mogelijk. Niet altijd realiteit. Maar zoals ze je ze ervaren hebt, die momenten. Netjes opgeslagen en bereikbaar - enfin, soms. Soms poppen ze op, die herinneringen, onverwacht en ongepast. Soms kan je ze even niet vinden. Tot iemand je erop wijst. Of je iets ruikt, ziet of hoort. Flashback naar 31 jaar geleden, naar die keer dat ik met m'n voetje tussen de spaken van het achterwiel zat. 18 jaar geleden, naar een mondeling examen dat ik nailde. 7 jaar geleden: dat ene geprek met m'n grootmoeder over een trouwkleed. Of naar het avondeten van gisteren. 'k Moet eens even nadenken...wat aten we nu weer?  

Gitane
0 0

My ass

Ik ben geen fan van openbare toiletten. Wie wel, eigenlijk? Iedereen probeert ze toch te vermijden. Ze zijn er enkel in geval van de Allerhoogste Nood. Want meestal niet zo fris. Niet proper. Om het schoon te zeggen. Ook de toiletten in tankstations waren te mijden. Ik vond ze vreselijk. Dronk uren op voorhand geen water meer wanneer ik een lange (bwah) rit moest maken. Stel je voor dat ik zo dringend moest dat stoppen in een tankstationtoilet de enige optie was. En het is niet zo dat ik smetvrees heb. Hoewel. Misschien een beetje. Maar geef toe, zo'n toiletten zijn vaak echt niet schoon en/of in goede staat. Da's deuren met de ellenboog openen, zo weinig mogelijk aanraken (ZEKER geen wc-onderdelen, ieuw. Ik trek door door met m'n voet op die drukknop te duwen. Niet vragen. Dat lukt. Meestal) en - na zeer uitvoerig en met zeep handenwassen - toch nog even desinfecteren met dat flesje alcoholoplossing uit m'n handtas. De laatste jaren waait er gelukkig een frisse wind door de toiletten in tankstations. Door ze te laten uitbaten door gespecialiseerde bedrijven, wordt snel-snel plassen nu bijna een wellnesservaring: propere wc's en vloeren, kleurige muren en een leuk muziekje. Ok, je moet er dan wel €0,50 voor betalen, maar die kan je recupereren in de vorm van een kortingsbonnetje. En dat kan dan weer ingewisseld worden bij de aankoop van een Lavazza-koffietje. Ja, ze gaan erop vooruit die stations en hun toiletten. Nu, het blijven natuurlijk publieke plekken. En wc-hokjes. Hoe leuk ze ook aangekleed zijn. Er komt veel volk samen. Mensenlevens die elkaar kruisen. En passant. Vluchtig. Niks anders te delen met elkaar dan een warme toiletbril en -papier. Enkel het doel voor ogen: verlossing. Maar soms loopt het toch anders. Blijft er toch iets hangen van zo'n snelle pipi-stop. En dan heb ik het niet over die halve rol papier onder je schoen. Dit gebeurde vorige week. 't Was een schoon toilet. Mooi ook wel. Met twee hokjes. Eentje was bezet. Ik koos dan maar het andere. 'k moest echt dringend. 't Zou stom zijn om te staan wachten tot dat ene hokje weer vrij was. Mensen zouden toch maar raar staan kijken. Misschien moet ik me daar minder van aantrekken. Anyway. 't Waren zo van die 'open' hokjes. Apart maar toghether: open van boven en beneden. Geluiden voor iedereen toegankelijk. Ik deed wat bijna iedereen in zo'n hokje doet: zo stil mogelijk plassen. Zwevend. Want smetvrees. Ook in een schoon toilet, ja. Je weet het nooit. 't Gaat trager zo zwevend fluisterplassen en ik pikte het gesprek op uit het hokje naast het mijne. Blijkbaar zaten er twee mensen in. En moeder en dochter, zo meende ik te kunnen afleiden. Of zoon. Want ik hoorde enkel de moeder praten. Bevelend. Kort. Instructietaal voor kinderen. Met véél herhaling. 'Ga zitten''. 'Plas door!'. 'Ben je klaar? Nu al? Dat kan nog niet!'. 'Plas helemaal uit. Nog, ja. Komaan. ' 'Ben je klaar? Zeker? Blijf toch nog maar even zitten.' 'Neem voldoende wc-papier. Niet zoals de vorige keer. Nee. Meer.' Zoiets was het. Ongeveer. Ik was intussen ook mijn eigen business aan het minden.Jeezes, mevrouw. Komaan. Geef dat kind even rust. Als je zo op zijn/haar kap zit, gaat dat écht niet lukken. Of sneller gaan. Of helemaal uitgeplast raken. Het verbaasde me dat dat kind geen weerwoord bood. Mocht ik onze kleuter zo afjagen en pushen, 't zou nogal een feest worden in dat hokje. En dat bedoel ik ironisch, he. Voor de zekerheid voeg ik dat er toch even aan toe. Nog net op tijd kon ik mezelf inhouden. Wilde mijn ongenoegen laten blijken. Door diep te zuchten of 'Komaan' ofzo te zeggen. Met m'n ogen had ik al een aantal keren gedraaid. Maar dat zagen ze natuurlijk niet. Ik was klaar. Zij ook. Iets sneller dan ik. Want toen ik met mijn voet doorgetrokken had en met mijn elleboog de deur opengekregen, zag ik hen nog net wegwandelen. Een mama en haar dochter, inderdaad. Maar de dochter was geen kleuter. 't Was een meisje met een zware meervoudige handicap. Ze leek me vooraan in de twintig. En had heel duidelijk de hulp nodig van haar mama. Om te stappen ook. Verdomme. Terwijl ik daar gezellig in mijn hokje stond te oordelen, was die moeder naast me gewoon aan het doen wat ze waarschijnlijk dag in, dag uit doet: voor haar dochter zorgen. Met veel geduld. En liefde. Bezorgd. Omdat ze misschien ziek kon worden wanneer ze niet uitplaste. Een blaasontsteking kon krijgen ofzo. Misschien erger. Iets wat ze konden missen. Iets wat veel impact zou kunnen hebben op haar, op hun leven. Fijn, zo. Dat had ik weer eens netjes gedaan. Ik mag trots zijn op mezelf. Zonder vooroordelen, my ass. Me gaan excuseren zou raar zijn geweest. Mijn oordeel bleef immers onzichtbaar voor hen. Maar maakte het niet minder aanwezig. Toch niet voor mij. Nu ik erover nadenk. Misschien was mijn oordeel niet zo onzichtbaar voor die mama als ik wel denk. Misschien voelde ze het wel. Ik kan me dat voorstellen. Dat je al zo vaak opmerkingen hebt gekregen, dat je al zo vaak de blikken hebt gevoeld, het gefluister wanneer je passeert, dat je er een zesde zintuig voor ontwikkelde. En een manier om ermee om te gaan. Om het te relativeren. Te negeren misschien. Te vergeven. Maar niet te vergeten. Kleine messteekjes in je hart. Al je hele mama-leven lang. 't Is gemakkelijk voor mij. Om het van me af te schrijven en te denken dat mijn www-excuses genoeg zijn om de pijn te verzachten. Ik kan het me niet voorstellen wat het is. Hoe het voelt. Ik probeer het. Ik wil me tóch excuseren.  Niet enkel voor dat ene wc-moment. Ook voor alle andere keren ogengedraai, gezucht en steelse blikken. Waarvan ik hoop dat dat er écht niet zoveel zijn. 'k Ga erop letten. Meer nog dan ik dacht dat ik al deed.

Gitane
0 0

Een engel

Met haar kleine gestalte loopt ze een beetje verloren in de drukte.Ik hoor haar iemand vragen waar ze de metro naar Malaga kan nemen.De vrouw reageert niet, waarschijnlijk een toeriste die de taal niet begrijpt.Dan kruisen onze blikken elkaar en ik glimlach:‘Volg mij maar, ik neem de metro naar Malaga.’ Het frêle figuurtje kijkt mij met dankbare ogen aan.  ‘Ik volg als een schaduw, ik zal jullie niet lastig vallen.’   ‘Ik heb zo’n verdriet,’ hoor ik haar opeens zeggen terwijl ze dapper achter mij aan dribbelt.   ‘Hij is een vrouwenloper. Vanochtend is hij gaan vissen. Hij zal wel even schrikken als hij straks vaststelt dat ik er niet ben.’ Ik zwijg, voel dat zij haar hart wil luchten.Ik vertraag mijn pas.   ‘Hij is jaloers op mij. Gisterenavond was er een dansavond. Ik dans heel goed, alle mannen komen mij halen. Hij kan er niks van maar ik heb wel gezien dat hij ondertussen aanpapte met die blondine. Hij heeft haar zonder twijfel zijn curriculum vitae voorgelegd.’ ‘Ik heb zo’n verdriet.’ In de metro installeert ze zich op de bank naast mij alsof we ons leven lang vriendinnen geweest zijn.Ze is zo klein dat tippen van haar voeten amper de grond raken.   ‘Ik weet wel dat hij bij me blijft voor het geld. Hij heeft niks, ik betaal alles. Maar dat deert me niet. Ik heb geld genoeg.’ Wanneer we 20 minuten later Malaga centrum bereiken, ken ik het hele levensverhaal van deze intrigerende ‘poor little rich girl.’Even speel ik met de gedachte voor te stellen haar biografie te schrijven. Op de rambla van Malaga is het druk. Ik voel me bezorgd, bijna verantwoordelijk voor deze fragiele dame.  ‘Ken je hier de weg? Zullen we straks afspreken, dan gaan we samen terug?’ stel ik voor. Maar dan tovert ze een stralende, bijna ondeugende glimlach tevoorschijn, gaat op haar tenen staan en slaat haar armen om mijn nek. Ik krijg zowaar een knuffel en een dikke kus.  ‘Jij bent een engel. Ik had zo’n verdriet maar nu voel ik me beter. Ik ga een zakje noten kopen. Er is een klein winkeltje in de stad waar ze echt vers gebrand zijn, veel lekkerder dan wat ze verkopen aan die toeristische standjes. Ik ben lang voor jou terug.’ Ze maakt een pirouette en verdwijnt kwiek als een balerina tussen de menigte. Tevergeefs probeer ik nog een glimp op te vangen dan de 92-jarige mysterieuze danseuse.Een goed gevoel overspoelt mij.Misschien was het een engel.

Nadia Lang
0 0

Let's talk!

I had diner at my local favorite Thai restaurant. A city boy like me doesn’t like to cook every day, catching up with friends is far more entertaining than standing in that magazine kitchen I don’t have. The room was crowded and the staff gave me a nice table next to their working space and next to a table with eleven people; yes, I’ve counted them between my aperitif and my order. Eleven Flemish speaking people in a restaurant in the heart of Brussels is as rare as finding that guy that suits you perfectly.   I was kind of intrigued. Who are these people? They seemed to be more colleagues than close friends. The few conversations I could pick up didn’t mention broken hearts or NSA experiences. Unfortunately I couldn’t pick up enough words to understand what they were talking about. Amongst them was one Flemish speaking veiled young girl. I noticed that. And I thought : well, they’re probably teachers who welcome non-native speakers to learn to understand and to speak Dutch. The meal I had was fine, the drinks were fine, my evening out was perfect. But back home I couldn’t help thinking : why didn’t I go to ask them what they do in life since I’m also a teacher. What brings them here? Instead of making a first move, I made up so many scenarios in my head. And I missed an opportunity of talking to people, to hear their story. I invented their history, I classified them (the veiled woman, the guy with the baseball basket is probably gay, the girl with the blond hair looks so common, how can one be dressed like that and so on).   I’ve noticed we don’t talk to each other anymore. When I go out clubbing and we stand in the smoker room, we just smoke, we look away or we look at each other without looking. Are we afraid? Have we become social media avatars? Do we really need our smartphone to actually get in contact with that guy standing next to us? Is all communication lost? Are we looking for perfection?   We live in a strange world. We strive for perfection. The perfect home with the perfect man, the perfect job, the perfect friends, the perfect evening out. We live in the perfect city. We have a perfect day, we live the perfect holiday. The perfect ABBA-song. The perfect meal. The perfect silence. The perfect underwear we bought. That perfect shirt. The perfect body. The perfect perfume. The perfect color. The perfect friend. Even the perfect haricot is important in our lives. The perfect beer. In perfect shape. The perfect jeans. The perfect skin. The perfect deal. The perfect candidate. The perfect haircut. The perfect lover. A perfect plan. Un amour parfait. The perfect dream. The perfect size. Size matters. The perfect age.   When push comes to shove, only then it’s time to talk. But do we talk? Do we dare to talk? Or do we just throw the other in the bin? Do we feel that our ego is in danger?   The perfect book. The perfect tone. The perfect light. Perfect timing. Perfectly right on time. The perfect moment. The perfect misunderstanding. The perfect alibi. I missed out a chance to widen my horizons, to adjust my opinion – I’m a guy who always wants to have the last word -, and to take me or eleven people to new levels. A lot of people don’t talk anymore. They imagine. A lot of people don’t feel anymore, they only (screen)touch. A lot of people run away from other people who might need us, and then we cry in silence at home because solitude has become a friend. We judge books by their covers. We don’t read the first chapter anymore. It’s sign of times.   What can be more fulfilling in a life than to go and talk to people we don’t know, to open a secret door that we never dared to open, talking to that guy in full leather, talking to that slut you see all the time, having a no virtual chat with some rubber skinheads, the sneaker freak and even with the party boy. Having a drink with that old queen who lived in the gay scene for more than 40 years. Sharing experience with HIV positive people, sharing experience on how we use Prep. We’d be surprised how great we become when we share knowledge.   If we don’t read the first chapter anymore, if we stay in our own perfect world, then our world is a cold world like a ghost town. We easily reject people. It hurts. When reading the first chapter, you can always put the book back on the shelf when it doesn’t suit. By reading the first chapter, it’s also your own book that’s been written. It’s also sharing a part of your pages. It’s that perfect encounter that pops up when unexpected.   I recently met a great guy. He’s not perfect, I’m not perfect but the book is open. Love always finds its way, trust me. There’s a whole new book to read and to write. And as for us at Alpha Tribe Magazine, we open a lot to new experiences on our pages and the events we attend. You’d be surprised of the library you discover!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
0 0

SATELLIETTELEVISIE OP REIS

Het is niet omdat wij hier in Zuid Frankrijk in de zon liggen te braden, soms wandelen of nu al een paar dagen door de Tramontan wind van onze fiets geblazen worden, dat wij niet graag op de hoogte blijven wat er allemaal in de rest van de wereld en ons thuisland is gebeurd. Via de satelliet halen wij, in onze caravan, om zeven uur het Vlaamse VRT nieuws binnen. Ergernis troef! Zo zagen wij op het journaal de beelden, hoe de politie in Borgerocco weer door de lieverdjes uitgejouwd, geduwd, aangevallen en met eieren bekogeld werd. Ik kan me niet inbeelden hoe dat dan in zijn werk gaat. Ik veronderstel dat de Borgerhoutse hooligans niet constant met een vol rugzakje eieren rondlummelen tot er misschien eens een politieteam in hun Turnhoutsebaan- buurt komt patrouilleren. Bellen dan die Marokkaanse haantjes naar elkaar: ‘Kom vlug, de politie ‘onze’ vriend is in onze straat een arrestatie aan het verrichten, ’t is weer het moment om ons nog eens negatief in de Antwerpse kijker te zetten! Breng snel allemaal jullie bakje eieren mee, liefst bruine!’  Het ergste van al is het feit dat die kleine crimineeltjes, die een ganse gemeenschap in een slecht daglicht zetten, steeds bij het gerecht bekend zijn en zogezegd opgevolgd worden. Als dan de burgemeester van Antwerpen in een interview, na de terreuraanslagen in Barcelona, opmerkt dat er in Antwerpen in de omgeving van de Turnhoutsebaan ook zo’n duizend soort vriendelijke jongens rondhangen, waarvan men ook  niet, net zoals in Spanje, kan vermoeden dat deze lieve jongens in een mum van tijd geradicaliseerd zouden kunnen worden, dan zijn de linkse journalisten er als de kippen bij om deze uitspraak uit zijn context te rukken en er juist deze ene zin van te maken: “De Wever zegt: Op de Turnhoutsebaan lopen er duizend mogelijke terroristen rond!”  Wie het schoentje past, trekke het aan, maar het zullen heel grote schoenen moeten zijn, want deze probleembuurtmannetjes hebben daar heel lange tenen. In plaats dat deze gemeenschap hun crapuuljongeren bij de oren trekt, hun vertelt dat zulk gedrag in onze cultuur en in hun gemeenschap niet getolereerd wordt en zich voor hun gedrag verontschuldigt, organiseren ze samen met een rood groene linkse wollegeitesokkenachterban een mini-optochtje om aan te tonen hoe mooi en liefelijk het is om in de buurt van de Turnhoutsebaan te wonen. Ze laten geen enkel moment onbenut om regerende partijen pootjelap te zetten en aan te tonen hoe verkeerd de Antwerpse Burgemeester, van een in hun ogen verwerpelijke partij, wel weer geweest is. Met op kop Mita Van der Maat, in een vroeger tijdperk, een redelijke gekende toneelspeelster, die waarschijnlijk nog eens graag voor de camera’s stond, maar die daar in Borgerhout in feite niets te zoeken had, want ze woont zelf in een mooie bel-étage woning in een residentiële wijk in Edegem, waar er praktisch nog geen hoofddoekjesgezinnen wonen. Soit hun Antwerpse burgemeester- afbraakoptochtje heeft niets uitgehaald, want een week later had men hetzelfde eierenkegelende politie-interventie-scenario in deze toffe vreedzame buurt. Als De Wever insinueert dat er een paar duizend lieverdjes op de Turnhoutsebaan rondlopen, dan vergeet hij nog de andere probleembuurten te vermelden, die wij als echte Antwerpenaren jaar na jaar zagen verloederen. De mooie winkelstraten met bloeiende handelszaken, zoals de Antwerpse Kielse Abdijstraat, de Berchemse Drie Koningestraat, de Offerande- schoenwinkelstraat, de Merksemse Bredabaan, de Turnhoutsebaan, de straten rond het Sint Jansplein, Deurne, de Seefhoek en de Stuyvenbergpleinbuurt zag je volledig veranderen in Midden Oosten enclaves. Toen mijn moeder eind jaren tachtig op het Antwerpse Kiel ging wonen, riep daar al een tienjarig jongetje tegen haar: ‘Dat ze daar nogal zouden opkijken als ‘zij’ het later voor het zeggen zouden hebben’ en hij maakte daarbij met zijn duim over zijn keel een onthoofdinggebaar. Waar hoorde zo’n snotneus zulke uitspraken? En bij ons in Edegem, nadat men met de nieuwe sociale woningen ook de sjaaltjesvrouwen en bijbehorende satelliet antennes, gericht op TV Marocco binnenhaalde, riep een blijkbaar nog niet geheel geïntegreerd teenager moslimhaantje, een in korte rok fietsend elfjarig buurmeisje na, dat ze een hoer was! Dus met duizend eventuele probleemjongeren te vermelden, benoemt De Wever nog niet eens het topje van de ijsberg. De authentieke Antwerpenaar, die in den beginne al die vreemde culturen en mensen wilde omarmen, zag het gebeuren, keek ernaar en zweeg want anders kletste de nieuwkomers gesterkt door de linker achterban onmiddellijk met de woorden racist en racisme rond zijn oren.   En dan vandaag hebben wij opnieuw een terroristische islamaanval in de Londense metro via de satelliet binnengehaald. Gelukkig geen doden, maar toch weer een aantal mensen die door die religieuze islamterreur voor het leven getekend zijn. Verdriet, verontwaardiging en ongeloof troef!   Maar het is niet alleen ergernis via de satelliet tv. Soms is het ook heel erg lachen. Moesten jullie ook zo gieren om het toneelstukje van de socialistische Waalse politica Laurette Onckelinx, gekend voor haar viswijvengeroep in de Kamer, die heel emotioneel kwam verklaren dat ze de politiek vaarwel zegt. Spijtig voor ons nog niet onmiddellijk, maar dan toch binnen twee jaar. Er vloeiden nu al wat afscheidstraantjes. Ik moest vooral lachen om de passage, waarmee ze heel emotioneel verklaarde, dat ze zou stoppen voor haar kinderen en terwijl ze een biggelende krokodillentraan wegveegde, herhaalde zij het nog eens opnieuw, omdat het bij ons heel goed zou doordringen: ‘ Voor haar kinderen!’ Kom zeg, die comédienne is binnen 2 jaar een 60 jarige seniorendame..welke kinderen? Nu de PS door alle schandalen, fraude en graai-evenementen in het Waalse landsgedeelte zware klappen krijgt, wil deze diva misschien trachten voortijdig en in alle schoonheid het Franstalige socialistisch zinkende schip te verlaten en eventuele nog mogelijke beerputten met de bijbehorende rioolputgeurtjes gedekt houden. Misschien krijgt ze nog links of ‘zeker niet’ rechts ergens een goedbetaald rood baantje aangeboden. Ik had graag de reactie van, de beste stuurman die aan PS wal stond , Di Rupo willen zien. Kreeg die een hartverzakking toen hij over het nakende afscheid hoorde? Hij heeft, sinds hij eerste minister af en met zijn partij in de oppositie beland is, nog geen Franstalige bek meer opengetrokken. Hij liet gewoon Laurette mitraillet roepen en tieren. Je zag hem, maar je hoorde hem niet meer. Twee naast elkaar zittende vriendinnen, die good cop, bad cop speelden. Het zal heel stil worden tijdens de vergaderingen van de Federale regering. Als nu die groene Calvo er nog zijn onvolwassen kwek wil houden, dan kan er misschien voor de verandering nog eens echt geregeerd worden. De satelliet tv brengt dus in onze caravan, niet alleen ergernis, verdriet, verontwaardiging en ongeloof, soms mogen de lachspieren ook nog eens werken. Dag Laurette rettekentet.   Sim,  15 september Grau du Roi  

Sim
0 0

Shanti special

Dat ik ondanks alles nog steeds een grote dosis naïviteit in mij heb, werd vanavond alweer duidelijk. Ik dacht echt dat prenatale yoga massaal veel leuker zou zijn dan de gewone yoga waar ik mij de voorbije jaren af en toe aan heb gewaagd. Iets met gezellige massages, lekkere muziek en vooral veel stretches. Een soort chill theekransje in lycra waarin we elkaar allemaal zouden steunen en bewieroken, aanstaande moeders onder elkaar. Turns out: het is gewoon yoga. Met matjes, blote voeten, adem-instructies, een grote spiegelwand (LOVE those, immer flatterend) en met die godgeklaagde zonnegroet die ik nog nooit helemaal onder (achter? naast?) mijn stijve knie heb gekregen. Het enige verschil? Elke yogadocent heeft wel zo’n zinnetje om te zeggen “de losers die niet kunnen volgen, mogen hun arm ook gewoon laten hangen” en dit is de eerste keer dat ik de vrouw volledig geloofde. Ze leek oprecht en zonder stiekem superioriteitsgevoel bezorgd om ons fysiek welzijn. Met succes. We deden allemaal flink mee: ook de vrouwen die echt al een gigantische buik hadden gingen fluks op hun schouders staan met hun voeten recht in de lucht.   Zoals in ongeveer elke cursus die ik al heb gevolgd (en dat zijn er véél. Ik blijf koppig geloven dat ik mezelf kan heruitvinden in 6 lessen, om keer op keer gedesillusioneerd af te haken) had ik ook hier binnen de eerste 10 minuten al doemgedachten. Waarom ben ik hier? Ga ik dit echt volhouden? Zou ik straks al de volle pot moeten betalen of telt dit nog als proefles? Eigenlijk is het wel goed dat ik dit doe, voor mijn lichaam. Maar anderzijds moet ik toch niks tegen mijn zin doen? Dat is sowieso slecht voor de baby. Ik ben toch volwassen, zeker. Ik kan na het werk ook gewoon naar huis gaan, waar mijn stoere, onuitputtelijke man ons nieuwe huis kamer per kamer aan het verfraaien is. Maar ik doe al niks van sport, dus misschien moet ik het toch maar doen. En een quitter wil ik ook niet zijn, wat voor voorbeeld stel ik dan. Ow, ben ik nu weer aan het exhalen terwijl we eigenlijk moeten inhalen? En zei ze net dat we de “the skin of your buttocks” moesten ontspannen? Hoe precies? Bleh, ik ga yoga echt nooit superleuk vinden. Het stretchen en het liggen wel, maar al die andere dingen… Wow, die andere vrouw is veel ronder dan ik, maar ook veel leniger – hoe doet die dat? Ik heb nu al moeite om mijn veters te binden en ik heb nog maar een penske van niks. Zouden die ook niet allemaal veel protten moeten laten? Ik ga gewoon langs een kinesist, dat zal ook wel goed zijn. En misschien zelfs efficiënter. Uiteindelijk moeten we toch ook een beetje zuinig zijn, met al die kosten aan het huis. Ik moet trouwens nog iets vragen aan Simon over die offerte. Ah, toch iemand die één oefening aan zich laat voorbijgaan. Altijd leuk als niet iedereen flinker-dan-flink staat te wezen. Mijn borsten zijn echt serieus gegroeid. Mijn heupen misschien ook, of lijkt dat gewoon zo omdat ik een oude joggingbroek aan heb? Oei, kwam ik nu te dicht bij die naast mij? Die had anders ook haar kussen aan de andere kant van haar matje kunnen leggen, daar is nog keiveel plaats.      Alsof ze mijn innnerlijk gebrom tot vooraan kon horen, kondigde de docente naar het einde van de les toe aan dat we even tijd gingen maken voor positive thoughts. Die bestonden er vooral uit om onze buik aan te raken en tapas (ik verzin dit niet: http://yogashanti.com/focus/tapas-riding-the-heat/#.Wa8JDIpLe1s) naar onze baby te sturen.   Ik mocht gewoon 10 euro betalen voor de proefles en later beslissen of ik nog eens kom. Wat tapas precies is/zijn is me nog niet volledig duidelijk. Ik nam de metro naar huis en ging snel frietjes halen om de hoek voor mijn noeste arbeider. Shanti special, moet kunnen.

Sofie Rycken
27 0

Het nieuwe roken

“Naar wat smaakt dat nu?”, vroeg de man. Wijzend naar het toestel waarmee de andere man op het caféterras aan het roken was. Het was zo een e-sigaret. Ingewijden in het nieuwe roken zeggen er ook wel een ‘vaper’ tegen. “Deze smaakt naar koffie. Maar soms rook ik met cappuccinosmaak”, antwoordde de man terwijl hij een wolk uitblies waar een opstijgend vliegtuig niet voor moet onderdoen. Ik moest met mijn handen zwaaien om de damp weg te krijgen, zodat ik mijn vrouw terug naast me zag zitten. “Tja, dat zet de deur natuurlijk open voor andere smaken”, zei ik tegen haar. “Persoonlijk zou ik dan kiezen voor witloof met hesp en kaassaus of aspergesoep.” Het zal er wellicht nog ooit van komen. “Vroeger heb ik gewone sigaretten gerookt”, ging de conversatie tussen de twee verder. “Maar mijn vrouw en ik wilden er vanaf. Helemaal stoppen ging niet. Ik kan het trekken niet laten”, lachte hij.  Die laatste zin had ik eigenlijk niet willen horen, maar het blijft op de één of andere manier een raar zicht. Roken met zo een toestel. Mijn theorie hierover? Dat komt omdat we nog geen acteurs in films of series zien met het apparaat. De gewone sigaret of sigaar was alomtegenwoordig in de bioscoop.  Dat je in cafés en restaurants niet meer mag roken is vanzelfsprekend een zegen. Geen stinkende kleren meer. Geen volle asbakken op de toog. Zo moest ik ooit iets bestellen in een café waar de muziek nogal luid stond. Het was me niet opgevallen dat ik boven een volle asbak aan het roepen was. Door mijn geroep en geblaas kreeg de cafébaas een volle lading sigarettenas in zijn gezicht. Achteraf kon hij er mee lachen. Al heb ik bij mijn bestelling toch die ene zin toegevoegd. “En pak zelf ook iets.”     

Rudi Lavreysen
0 0

VAN DE PRINS GEEN KWAAD WETEN

Dus vanaf dit najaar moet Laurent naar de voedselbank. Eindelijk hebben de Belgische burgers de moed gehad om ’s lands grootste werklozensteuntrekkende nutteloze sprookjesfamilie aan de kant te schuiven.  Ex vorstenpaar, ma en pa rentenieren in Zuid Frankrijk of in Italië, met het door ons gesponsorde, riante familiefortuin. Broer en zus belegden hun dotaties en leven nu rijkelijk van de intresten. Maar zoals in elke gewone doorsnee familie is er wel een zwart schaap te bespeuren en dat is nu eenmaal de gewezen prins rebel. Hij zit gehurkt tegen de muur van het Brusselse Noordstation en zet ietwat verlegen zijn kleine zwarte hoedje voor zich neer. Reizigers die hem voorbijsnellen, bekijken hem meewarig. Zij kunnen hem echt niet direct plaatsen, maar het gezicht van die haveloze dikke dakloze komt hen wel ergens bekend voor. Is dit een te vroeg uitgedijde werkeloze televisievedette van Temptation Island? Was het een charmezanger die na één hitje de mist in gegaan was? Was het een failliete nitwit van het ‘Sky is the limit’ programma? Veel tijd om erover na te denken hebben deze treinreizigers niet, want de job roept. Een passant kan zijn ergernis niet onderdrukken en roept: ‘Ga godverdomme werken zoals wij, in plaats van hier je botten te schuren!” Laurent beseft dat het helemaal verkeerd afgelopen is. Hij knikkebolt. Hij droomt van dat fantastische dutje dat hij had, op de Belgische nationale feestdag, toen hij mee de militaire défilé moest aanschouwen. Geeuwverwekkend saai vond hij dat. Zijn broer en schoonzus hadden hem verontwaardigd op het Koninklijke matje geroepen, de halve Belgische koningsgezinde bevolking had schande geschreeuwd, terwijl de andere helft juichend geroepen had, dat het tijd werd om die vorstenhuisfamilie eruit te flikkeren. Laurent gniffelt als hij bedenkt dat het ordinaire burgervolkje nu zelf voor een geldverslindende president zal gaan stemmen. Krijgen ze straks zo’n Moe Merkel, die alles schafft, aan het roer of zo’n Trump-a-like die al twitterend en klimaatopwarming ontkennend zijn eigen ondergang bewerkt. Hij heeft voor alle zekerheid zijn Laurent- twitteraccount snel afgesloten. Laurent begreep het allemaal niet meer zo goed. Toen hij zijn boekje ‘de hond als gids’ schreef, noemden men hem vertederend ‘Prins Woef’. Nu hij zich wat op serieuzer diplomatieke zaken had toegelegd, was men ineens zijn fratsen beu en werd hij plots, ‘de prins met het hoekje af’ genoemd. Oké, hij was soms eventjes depressief geweest, je zou van minder met zo’n Koninklijke pokkenfamilie. Hij heeft het nooit ten volle beseft maar hij werd al eens om één of andere reden kunstmatig in een coma gehouden.  Maar hoe hij ook stuntelde, hij deed het toch allemaal maar voor België. Aanwezig zijn op de 60e verjaardag van het Chinese leger, met zijn stichting in het Midden Oosten wat bomen gaan planten en ja inderdaad, hij had vroeger wat schimmige uitspraken over de Belgische regering durven maken.. maar om hem hiervoor nu ineens zo te straffen en zijn dotatie af te nemen!! Dotatie, dotatie, alimentatie, alimentatie, man, man, man!  Hij zucht en denkt aan zijn drie kinderen die nu bij zijn ex vrouw wonen. Claire werkt terug en dreigt ermee dat hij zijn kinderen niet meer te zien krijgt zolang hij geen alimentatie betaald! Hij kan toch moeilijk reclamefoldertjes in de brievenbussen gaan steken, aan de lopende band gaan staan, achter de vuilkar gaan lopen, want hij kent niets! Hij is alleen een steuntrekkende prins geweest. Hij zakt wat verder weg tegen de stationsmuur en mijmert over zijn tijd in villa Clémentine. Waar was de tijd toen hij hottel de bottel verliefd was op dat zwartharige fotomodel- zangeresje.  Die wist van wanten! Hij was voor haar de prins op het witte paard.  Jarenlang heeft het Belgische volk zijn hypocriete vader onderhouden. De koninklijke schuinsmarcheerder, die het vertikte om zijn liefdeskind te erkennen en juist deze, naast de pot pisser, had het lef om een stokje voor zijn kikkerprins romance te steken.  Als kind werd hij telkens bij oom Boudewijn en tante Fabiola gedropt. Elke dag als hij eens wat kattenkwaad uitgehaald had, moest hij op zijn blote knietjes in de Koninklijke kapel voor het grote christelijke kruis om vergiffenis vragen voor zijn zonden. Heel zijn leven lang, voor alles wat hij zei, deed of dacht heeft hij tegen iedereen sorry moeten zeggen.. Hij kijkt in zijn hoedje waarin alleen een luttele hoeveelheid koperen centjes  liggen. Hij kruipt omhoog, trekt zijn te smal geworden jas wat dichter rond zijn buik en wankelt onzeker richting Maximiliaanpark. Hier schuift hij mee aan, met de honderden vluchtelingen aan de voedselbedeling van de ngo’s. Hij voelt zich wat onwennig tussen al die zwarte transitmigranten. Slapen in het park durft hij nog niet. Als straks de honger Afrikaantjes te weten komen dat hij een directe familiebloedband heeft met de Congo uitbuiter, de exploiterende, handen afhakkende Koning Leopold II, gaan de poppen aan het dansen. Waar kan hij, als ex prins, asiel aanvragen? Ma en pa hebben hem verstoten en dobberen bruinend op hun jacht in de Middellandse zee. Broer, schoonzus, zus en schoonbroer kijken hem met de nek aan. Zij hebben zich een jetset leventje toegeëigend. Alleen zijn halfzuster Delphine wil hem nog kennen, maar alleen dan als hij zijn dna wil afstaan. Wie wil hem nog? Wie wil deze kikkerprins nog kussen? Ach volgens hem hebben de Belgische burgers het prinsenkind Laurent prematuur met het badwater weggegooid! Hij, Laurent van België had een fantastische koning geweest!

Sim
36 0

VAN DIE BOER GEEN EIEREN

Eindelijk is ma kip afgekickt van haar dioxineverslaving of moet ik zeggen, afgekipt. Zonder dat er een haan naar kraait, worden er duizenden kippen door zo’n pluimveehouderboertje in één ruimte bij elkaar gedreven. De kakeldames staan daar pluim tegen pluim en als ze hun pootjes twee centimeter willen verzetten botsen ze tegen elkaar op, dat noemt de boer dan scharrelen. Dus vandaar de naam: scharreleieren. Scharrelen, foefelen en leggen zoals de kiekens, zonder papa haan. Zij drummen en lopen als kippen die hun ei niet kwijt kunnen. Door het plaatsgebrek pikken de hennen elkaar kaal, maar dat pikt de boer niet. Zelfs een kale kip kan nog leggen! Moederkloek is er nog steeds van overtuigd, dat zij met elk legsel voor haar nageslacht zorgt, terwijl ze echter alleen aan onze voedselketen doneert. En nu heeft die kiekenboer ontdekt dat er een luis in de pels zit..de leghennen hebben bloedluizen in de pluimen! Niet echt luizen, maar vogelmijten die zich overal in hun kippenparadijs nestelen.  Bloedluizen vormen een vervelend probleem voor de kippenhouders. Kippen die gebeten worden, leggen daardoor minder eieren en dat betekent op termijn dat de scharrelkweker minder in het laatje krijgt.  Om te voorkomen dat de eierenboer, zonder actie te ondernemen zijn kip met de gouden eieren zou slachten, koos hij snel eieren voor zijn geld. Als een kip zonder kop gaf de Nederlandse kiekenbaron zijn scharrelkippen een ‘anti bloedluis bestrijdingsmiddel Fipronil douche’. Nederland stond op zijn kop! Volgens het Nederlandse voedselagentschap was er Fipronil vergif in de eitjes terechtgekomen en dat was gevaarlijk voor de volksgezondheid. De Belgische pluimveehouders zouden het gifbadschuim niet over hun kakelhennen gesproeid hebben maar er alleen de nesten, zitstokken en voederbakken in de kippenhokken mee behandeld hebben. Toch kwam er een hoeveelheid mijtenshampoo in onze Vlaamse eitjes terecht. Het Belgisch Voedselagentschap, dat al meer dan twee maanden hiervan op de hoogte was, beweert echter dat er met onze eitje niets gevaarlijks aan de hand is. Wij mogen lustig ons gekookte eitjes blijven uitlepelen en probleemloos ons cholesterolgehalte blijven opdrijven. Als U dan zo, ’s zondagsmorgens uw reepje brood in de gele dooier duwt, denkt U dan nu ook niet spontaan aan een geel zwavelmeer?  U kan er vergif op innemen dat U onmiddellijk verbanden gaat leggen met de volgende eigerechtjes: Opgelet, dit wordt een kippenboeren-gif-omelet! Of er is geen smaakverschil aan een roerei met Fipronil. Of een broodje Russisch ei op een bedje van sla met mijtenvergif.  Ei benedict, ‘t is nu geen mosterd maar Fipronil dat pikt. Gebakken paardenoog, sunny side up, met snuifje zout en gemalen mijtenkorrels. En als dessert meringues met bloedluizensuiker. De Fipronil fraude is stukken groter dan gedacht. Wij hebben duidelijk een eitje te pellen met het Belgische voedselagentschap! De pluimveesector beweert dat de kippenboeren heel goed wisten waarmee ze bezig waren en nu worden de voor de bevolking ‘onschadelijke’ vergiftigde eieren alsnog uit de Belgische winkelrekken gehaald en in Nederland de luizenkippen preventief vernietigd. Zijn wij zulke zachte eitjes geworden, dat wij alles letterlijk en figuurlijk blijven slikken? Dioxinekippen, gekke koeienbiefstukken, slechte kwaliteit olijfolie met een label van extra virgine, hinnikend paardenvleesgehakt in de rundvlees-hamburgers en diepvrieslasagnes,  salmonella in de zalm, nepchianti in de wijnrekken, kortom fraude, list en bedrog op ons bord…en dit alles voor het grote geld. En dan even een kippenvelmomentje! Stellen wij ons nu na jaren plots de vraag, waar komen toch al die kankers vandaan? Ach ik heb deze ochtend lekker een zachtgekookt eitje weg gesopt en ik voel me nog steeds kiplekker en U??   Sim, 5 augustus 2017

Sim
150 0

DE HEILIGE KOE

Nog maar een paar jaren geleden, bevestigden wij onze fietsen achter aan de auto vast en reden richting één of ander fietsparadijs. Nu, vandaag de dag, draaien wij onze straathoek om en staan in de file. Of je nu rekening houdt met de huis- werk- spitsuren of niet, om de hoek sta je stil. Want er zijn veel teveel mensen en veel teveel auto’s.  Als wij op familiebezoek willen gaan, van de zuid-  naar de noordkant van Antwerpen, rekenen wij er sowieso al een half uur extra rijtijd bij, want je mag door de drukte op de autostrade op sommige stukken nog amper 70 km, in plaats van de toegelaten 120 km, per uur rijden. Kriskras wriemelen de wagens van het ene naar het andere baanvak, want het lijkt er immers altijd op, dat waar jij rijdt het veel trager en soms helemaal niet vooruitgaat. Met een beetje geluk rij jij zelf juist voor die ene wegpiraat die zigzaggend, zelfs over de pechstrook, van rechts naar links een ongeval uitlokt en de autobaan na zich, in een regelrecht compleet verkeersinfarct achterlaat. Want er zijn teveel mensen, teveel auto’s, teveel files en teveel wegpiraten . Als je vanuit het Antwerpse een daguitstapje naar de Belgische kust plant, moet je  alle inzittenden voor de rit onderweg van een noodrantsoen eten en drinken voorzien. Al snel wordt het drie uren autostradebumperen in de blakende zomerzon. Gezellig kleef je uren achteraan dezelfde auto, waar lieve kindjes door de achteruit wuiven, obscene gebaren maken of je het vingertje geven. Per meter vooruitgang, houd je het hart vast, want in de achteruitkijkspiegel, zie je telkens die vrachtwagenmastodont gevaarlijk dicht achter je bumper remmen. Als je twee linkerbaanauto’s voorbij treuzelt, kom je steevast telkens opnieuw naast die ene neuspeuteraar of die rijdende daverende discobarbolide te staan. Op de autoradio kwebbelt een stem een tiental minuten de verkeersinformatie en alle files aan elkaar. Zij vertelt je, veel te laat, juist voorbij die ene afslag, waar je het beste de autostrade kon verlaten. Volgens de radiodame zou je dan uiteindelijk langs de gewestwegen, door steden en dorpjes, via rotondes en verkeerslichten sneller je eindbestemming kunnen bereiken. Wie had er jaren geleden gedacht dat het woordje “snelweg”  de autolading helemaal niet meer zou dekken. Want er zijn teveel mensen, teveel auto’s, teveel files, teveel wegpiraten en teveel vertragingen. Als je de pech hebt dat je gemeente bestuurt wordt door een “Groene”, dan zie je al snel dat alle tweebaanswegen, waar je vroeger vrolijk door kon rijden, herschapen worden tot één- baanvak trajecten, waar, de kop staart aanschuivende auto’s, de bestuurders met de meest uiteenlopende uitlaatgassen elkaar trachten te vergiftigen. Want er zijn teveel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen en teveel versmallingen. Ook in onze achterafstraten worden er, om het verkeer te vertragen, veel te hoge drempels aangelegd, waarover je, als je er iets sneller dan de toegelaten 30 km per uur, overheen gaat, als een stuntrijder omhoog gekatapulteerd wordt. Een ietwat geoefende fietser zoeft je met zijn twee vingers in zijn neus vrolijk voorbij. Want er zijn te veel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen, teveel versmallingen en teveel drempels. Nu moesten wij laatst van Edegem richting Boechout rijden om iets uit de caravanstalling te halen. Maar in de gemeente Hove, die er juist tussenin ligt, presteerde men het, al meer dan anderhalf jaar, overal wegdek- en rioleringswerken tegelijkertijd uit te voeren en allerlei omleidingen uit te stippelen. Langs dit omleidingsparcours stonden er, om en om, langs beide kanten van de rijbaan overal ineens gigantische betonnen geel geschilderde bloembakken, zonder enige reflecterende signalisatie. Als een rallyrijder moest je door de velden, tussen de boerderijen en recente nieuwbouwwijken slalommen. Bijna verwonderlijk dat hier ’s nachts niet meer bloempotcrashes voorkomen. Een ritje dat je, normaal ruim berekend, op maximaal 20 minuutjes reed, duurde nu meer dan één uur en twintig minuten. We hadden het gevoel dat we heel Vlaanderen gezien en bereden hadden, want ergens onderweg was er in geen einde en verte nog een omleidingssignalisatie te bespeuren. Verder wordt je ook constant door een doemdenker weerman aangemaand niet met je wagentje de weg op te gaan als er ergens ten lande een onweersbui of sneeuwvlaag kon vallen of indien bevroren ijzel het wegdek in een ijsbaan kon veranderen. De strooiwagen kan dan immers ook niet strooien, want hij staat in de file. Als je dan toch, op eigen risico, meer varend, schuivend en sleerijdend,  besluit met je auto aan te sluiten aan de meest dramatische langste file ooit, dan kan je alleen maar hopen dat je zonder enige blikschade je eindbestemming bereikt. Ook in Antwerpen graaft men alle straten tegelijkertijd open. Het is zelfs zo erg dat mensen die in de haven werken nu niet meer met de auto op hun werkplek geraken, zonder eerst een rondje sightseeing fileleed te ondergaan. Sommigen hebben, uit pure ellende, zich een elektrische fiets aangeschaft waarmee ze langs de omgespitte putstraten kunnen manoeuvreren. Want er zijn teveel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen, teveel versmallingen, teveel drempels, bloembakken en teveel omleidingen. En juist nu wordt die brug over het kanaal afgebroken, die ene brug die voor de inmiddels helft fietsende Antwerpenaren een behoorlijke shortcut bleek te zijn. Tot maart volgend jaar moeten ook de E-bike trappers een alternatieve fietsroute uitdokteren. Als je dan toch besluit, omdat je fiets ergens gepikt werd, opnieuw met je autootje richting stad of haven te pendelen, ben je uren zoet met het vinden van een parkeerplaats. Je bent in een wip een fortuin kwijt aan parkeergarages, parkeermeters of boete schrijvende parkeerwachters.  Want er zijn teveel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen, teveel versmallingen, teveel drempels en bloembakken, teveel omleidingen en te weinig gratis parkeerplaatsen. Als enige tijdrovende alternatief heb je dan nog het openbaar vervoer. Dus je stapt op bus en tram en laat je statussymbool onbewaakt op je oprit of in je straat geparkeerd staan. Bij je thuiskomst kan je dan alleen maar vaststellen, dat tijdens je afwezigheid, dieven,  je velgen, je voor- of achterbumpers van,  en je gps- systeem, je radio, zelfs je airbag en stuur uit je auto gestolen hebben. Je auto-onderdelen rijden nu vermoedelijk, gedemonteerd, in een Oostblokvrachtwagentje richting rommel- of zwarte markt . Want er zijn teveel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen, teveel versmallingen, teveel drempels en bloembakken, teveel omleidingen, te weinig parkeerplaatsen en veel te veel crapuul. Je wordt nog aangemaand om een nieuwe minder vervuilende auto te kopen, zodat je zonder problemen in de Antwerpse lage emissie zone binnen mag, maar je kan er nergens meer mee rijden, laat staan parkeren! Iedere burger zijn eigen auto. En daarom staan we nu met zijn allen uren met onze auto’s en camions benzine verdampend in de rij, stil, heel stil, onbeweeglijk, onveranderlijk, roerloos, stokstijf stil… En juist op het moment, als je dan uiteindelijk uit pure ellende beslist om je auto dan maar aan de kant of in je garage te laten staan, je de wandelschoenen wil aantrekken en te voet in de omgeving wil gaan rondstappen, valt er de jaarlijkse autoverzekering en de autobelasting in de brievenbus, de heilige koe moet gemolken worden….Want met die taks moet men de straten vernieuwen, versmallen, overal drempels en bloembakken plaatsen, omleidingen aanleggen, weg- en rioolputten graven, aan elke nog vrije parkeerplaats parkeermeters plaatsen en de lonen van de parkeersmurfen betalen..   Sim, op zondag wandelend door Edegem     16/7/2017

Sim
0 0

Een blokje om

Om het avondeten te laten zakken proberen we na die laatste hap nog een blokje om te gaan. Al is het eigenlijk niet onmiddellijk na het eten, maar na de onvermijdelijke afwas. We rapen onze moed bij elkaar en we gaan de deur uit, om toch maar die 10.000 stappen per dag te halen. Dus in feite om die al even meedogenloze weegschaal ’s morgens te vriend te houden. Al wil dat wel eens tegenvallen. Net als die afwas. Maar kom, we waren bijna thuis, toen we uit een garage een fiets zagen komen. Een jongen van pakweg 10 jaar duwde die vooruit en niet lang daarna kwam zijn -wellicht- zusje ook naar buiten met haar bloemenfiets. U hebt ze ongetwijfeld al gezien, zo een fiets met een hele reeks bloemen aan het stuur. De jongen sprong als een volleerd ruiter op zijn kleine stalen ros en zijn zus, het bloemenmeisje, had moeite om hem te volgen. We hoorden hem roepen. “Kom, snel, wij fietsen langs hier, hun hebben denk ik de andere richting genomen. Dat is grappig.”    Nu moet u weten, even voordien was ons al een vrolijke bende fietsende kinderen voorbijgestoken. Waarbij die niet toevallig naar dat huis keken, waar broer en zus even later buiten kwamen. Hij wilde ze dus tegemoet rijden, maar koos toch dezelfde richting. Ze fietsten dus in de achtervolging. Met andere woorden, zijn grappig plannetje zou mislukken. Ik meende nog te roepen. “Nee, ze zijn ook die kant uit. Jullie fietsen ze nu achterna.” Maar ik besloot om het niet te doen. Laat hem maar fietsen, dacht ik. Dan had hij het maar moeten zeggen dat “zij” de andere richting hadden genomen. In plaats van die tenenkrullende ‘hun hebben’. Het zal hun leren.    Juist is juist. Dat zegt mijn weegschaal trouwens ook altijd.  

Rudi Lavreysen
0 0

Vliegen

Het was de tijd van het jaar. De tijd voor onze jaarlijkse uitstap naar de kust. Het was maar voor een paar dagen, maar toch probeerden we de dagen niet te tellen. Aan de krant, die we ’s morgens beurtelings doorbladerden, zagen we welke dag van de week het was. Op de tweede dag trokken we naar die grote stad aan zee met de viskraampjes aan de haven. Onze oudste had de trip van een jaar eerder duidelijk nog niet verteerd. Het voorval kwam dan ook meteen ter spraken toen we het station uit wandelden, waar we de vis al roken en de eerste kraampjes in ons gezichtsveld opdoken. Vorig jaar bestelden we er maatjes en kibbeling. “Pas op voor de meeuwen”, waarschuwde de visverkoper ons toen. Onze oudste had het niet gehoord -of niet geloofd- en stapte met de portie kibbeling in zijn hand moedig de weg over. Een meeuw had hem evenwel in de smiezen en dook rakelings over zijn hoofd, waarbij ze bijna een gratis lunch te stekken had. “Nee nee nee’, zei hij dit jaar, met een blik op de meeuwen die op de kramen zaten. Hij dacht wellicht dat de beesten hem nog herkenden. “We kopen zeker niets aan die viskramen.” We besloten dan maar om langs de kustlijn een hapje te eten. We stapten een restaurant binnen, duidelijk buiten de meeuwengevarenzone. Een jonge medewerker wees ons naar een tafel. Hij was er één van het enthousiaste type. Een felle. Dat zagen we meteen. En zijn enthousiasme werd er allesbehalve minder op. Toen mijn vrouw een bruiswater bestelde, gebaarde hij zoals kinderen tijdens een cowboyspel wel eens doen als ze met hun vingers een revolver uit een denkbeeldige holster trekken. Hij draaide zich om en beide wijsvingers schoten naar de kust. “Als u bruiswater wenst, moet u daar zijn mevrouwtje. Het zeetje is volop aan het bruisen.” Waarna hij in een lachsalvo schoot, alsof hij de mop voor het eerst vertelde. Iets in me zei dat dit zeker niet het geval was. Even later kwam een andere medewerker onze maaltijd brengen. De felle kregen we niet meer te zien. Plots, bij het afrekenen, vloog er zowaar een duif door de open deur naar binnen. “Die zien we hier bijna elke dag”, vertelde de medewerker. De kinderen waren al achter de rug van mijn vrouw gedoken.  Ze dachten dat het een meeuw was, maar de man stelde hen gerust. “Nee, meeuwen komen hier niet binnen”, zei hij. “Maar deze duif zien we hier elke dag wel eens naar binnen vliegen.” Ik meende nog iets te vragen over de andere medewerker, of hij ze ook zag vliegen, maar ik zag hier toch maar van af. De rest van het gezin was al naar buiten gevlogen.  

Rudi Lavreysen
0 0

Drie tramverhalen

1.Een groep voetballers stapte op de kusttram. Het was een uitgelaten voetbalbende, allemaal rond de twintig jaar oud. Geen profs, maar voetbalvrienden, die er tijdens hun voetbalkamp aan zee geen Spartaans leven op hadden nagehouden. Dat meende ik toch te kunnen vaststellen, gezien de verhalen die ik hoorde. Heel wat jaren geleden, toen ik zelf nog voetbalde, maakten we op 16-jarige leeftijd met de club een trip naar Duitsland. De combinatie van grote Duitse pinten en voetballen bleek niet zo succesvol. Eén van de jonge voetballers zette zich naast me en viel bijna meteen in slaap. Dezelfde combinatie wellicht. Na een paar haltes stapten ze af. De jongeman naast me lag nog te dutten. Geen enkele van zijn vrienden maakte hem wakker. Ik besloot hem toch maar stilletjes aan te stoten. “Uw maten stappen af hè”. Hij keek beduusd om zich heen. “Wat, oei, en die maken mij niet wakker? Fraai maten zijn dat”, waarna hij recht stond. “Merci hè”, riep hij nog na. We zagen hem nog samen met zijn vrienden naar de plaats van bestemming wandelen. Zijn bal al kunstig de lucht in gooiend. Duidelijk uitgerust voor een nieuwe avond in Oostende.   2. We hadden die dag een tentoonstelling bezocht in Oostende. Nog aan het nakeuvelend over de muurschilderingen die indruk hadden gemaakt, wachtten we op de tram aan het Marie-Joséplein, genoemd naar de dochter van Koning Albert I. Die Marie-José heeft trouwens het één en ander meegemaakt. Ze mocht ooit 33 dagen koningin van Italië zijn en ze had nog een affaire met Mussolini. Maar dat is een ander verhaal. We stonden er niet alleen. Drie wielertoeristen stapten samen met ons op. Hun racefiets ging mee de kuststram op. Bleek dat ze van Brussel naar Koksijde wilden fietsen, maar ze hadden beslist om dat laatste stukje toch maar gemotoriseerd af te leggen. Wegens totaal afgepeigerd. Eenmaal op de tram ging ik op een bank zitten waar nog drie, nu ja, oudere vrouwen zaten. De mevrouw naast me belde even met haar man op het thuisfront en vroeg wie de rit van de Tour gewonnen had. Omdat de verbinding tamelijk slecht was, kon ze haar echtgenoot nogal moeilijk verstaan. En moest ze vrij luid spreken. “Nee, laat maar”, zei ze in dat smakelijk West-Vlaams. “Ik kijk het straks wel op tv. Naar Vive Le Vélo.” Eén van de drie wielertoeristen keek om en glimlachte. Ik kon eenzelfde glimlach niet onderdrukken.   3.  We lazen de krant op de tram. Onze jongste had één katern vast, ik de andere. Tijdens de vakantie gaat de gazet door heel wat handen. Dan hebben we de tijd. De gesprekken die erop volgen zijn wellicht nog interessanter dan de artikels die we net gelezen hebben. Die papieren krant blijft toch altijd interessant. Je kan ze delen, maar je blijft ook gespaard van al de meningen en opmerkingen, die je op social media tegenkomt. Een man naast ons zat niet op een bank, maar op een verhoog waar je eigenlijk niet hoort te zitten. Maar och, veel kwaad kan het niet natuurlijk. Hij keek onze jongste aan. “Mag ik eens iets vragen?”, zei hij. Onze zoon knikte. “Gelooft ge alles wat daar in staat?”, vroeg hij, wijzend naar de krant. “Ik niet hoor”, voegde de man er zelf meteen aan toe. Ik meende nog te zeggen, ‘niet geloven wat hij zegt’, maar onze jongste gaf zelf het perfecte antwoord. “Het meeste toch”, antwoordde hij, lichtjes grijnzend. Ik meende er nog een ‘daar heb je niet van terug’ aan toe te voegen, maar besloot het er maar bij te laten. Soms kan zwijgen ook best slim zijn.  

Rudi Lavreysen
0 0

Dan was het zomer

En dan vertrek je op vakantie. Pas op, het is meer dan 10 jaar geleden. De mannen waren nog klein mannen. Dan heb je eindelijk beslist welke korte en lange broek en welke schoenen je meeneemt, naast degene die je aan hebt want die moet je ook meetellen, en dan zwijg ik nog over de spullen van de mannen die mee op de achterbank moeten. Elk hun koffertje. Het ene koffertje was oranje met Winnie de Poeh op. Toch gek dat je sommige zaken niet vergeet. Dan vertrek je voor een rit van bijna 1000 kilometer. Met de wagen die toch al wat jaren had. “We wagen het er op”, zeiden we als grap, dat weet ik ook nog.   Niet lang nadat je Brussel gepasseerd bent, verdwijnt Studio Brussel van de radio. En dan moet je ook door Parijs. “Op de Périphirique”, hadden ze me gezegd, “wil het wel eens druk zijn”. Tja, het was inderdaad met geen enkele ringweg te vergelijken. Dan is die van Brussel een gewestweg. Dan ben je daar eindelijk door en dan rij je fout. Op die honderd kilometer zal het wellicht ook niet steken. We waren al blij dat Parijs achter ons lag. Later zouden we daar nog wel eens naartoe rijden. Gewoon, naar de lichtstad. Nu lachen we daar een beetje mee. “Weet je nog, toen we hier voor eerst door moesten?”   Dan kom je op de plaats van bestemming en dan verschijn je even in het leven van de mensen ter plaatse. En dan begint de dag met de vraag: “Wat zullen we straks eten?” En dan bezoek je marktjes en doe je eigenlijk niet veel en dan heb je het wel goed. Met dat boek aan het water, maar toch moet er ook wat animatie zijn voor de mannen. En dan denk je stiekem toch ook al aan die terugtocht, waar je een beetje tegenop ziet. Opnieuw 1000 kilometer. Opnieuw die Périphirique. Ondertussen kan je het al foutloos schrijven.   De tijd vliegt, zeker op vakantie, en dan ben je ondertussen opnieuw door Parijs en dan zie je “Bruxelles” terug op een bord verschijnen. Nog eens 350 kilometer en dan kan je Studio Brussel ontvangen. “Dat is toch altijd een beetje thuiskomen”, zeiden we altijd. Maar dan hoor je één van de klein mannen op de achterbank zeggen. “En wanneer gaan we nu naar de zee?” Tja, dan zou je toch. Niet?

Rudi Lavreysen
20 0