Zoeken

Ledematenweegschaal

Tussen de wakke blaren plantte een trieste voet zich neer. De kuit rillend van inspanning. Een vochtige voet, hunkerend naar een handdoek en droge sokken.   In zijn armen de stukken van een zoon. Een zoon die hij nooit goed had gekend.   Als mensen beginnen schreeuwen en jij weet niet waarom.   Een tweede voet plantte zich neer, en twee knieën, geknikt door teveel aan volharding.   Doorheen de dikke flarden mist kon hij nauwelijks zien wat er in zijn handen lag.   Dat besef sijpelde koud door zijn ledematen.   Dagenlang al in deze bossen die hij dacht te kennen maar toch in verdwaalde.   Met zijn zoon in zijn handen, en zijn handen in zijn haar.   Afleiding is belangrijk, en de eerste dag had hij daar geen gebrek aan gehad. Zijn zoon had hem beschuldigd, met ogen vol angst, droog van paranoia, dat ze verdwaald waren door zijn schuld.   De jongen wist niet beter, hield de man zich toen voor. Hij heeft een grote mond, maar een klein hartje. En hij is zo snel moe.   Hij moet gedragen worden.   Paranoïde, droge ogen, het enige droge in deze vochtige vallei, hadden voor zijn afleiding gezorgd, en daar was hij nu dankbaar om, want afleiding is hetgeen een kostbaar goed zou worden.   Hij was meer dan een vader, hij was een man met trots in zijn leven, die macht had over anderen.    Hij beet op zijn kaken. Niet alleen omdat hij honger had, maar ook om die verdomde mist uit zijn mond te houden. Het gat van de tand die zijn zoon de eerste dag had uitgemept pikte als hij zijn mond opendeed.   Het is oorlog en we moeten vluchten of iedereen gaat eraan.   ‘Zie je wel,’ zou zijn wijlen moeder gezegd hebben moest ze niet jaren eerder in haar bed zijn gestorven. Met haar hoofd vol angst na een leven lang oorlog vrezen in vrede.   Maar nu was het zover. De aap in hem vluchtte terug naar waar ooit menselijkheid onstond miljoenen jaren geleden: de bossen. Maar dan in het verkeerde continent.   Zijn zoon woog terug even zwaar als toen hij drie jaar was. Zijn zoontje.   Hij kon niets zien in de witte massa voor hem, net als op skivakantie, en ook nu, kon hij elk ogenblik geen grond meer onder zijn voeten voelen. Geen zicht, geen smaak, enkel het ruisen van zijn adem door de mist, en het gevoel van zijn zoontje in zijn armen. Meer had hij nooit gewenst.    Zijn zoon was zwaar en oud geworden.   Zijn vrouw was zwaar en oud geworden.   Hij daarentegen, voelde zich hetzelfde, maar dan tussen oude mensen.   Zwaar, oud, en dood.   In de middeleeuwen zou hij gehandicapten en criminelen zijn tegengekomen in dit bos, maar nu enkel gestalten van geschaduwde bomen. Daar legde hij zijn zoon neer, die ooit zoveel kansen had gehad, maar nu een mens in stukken was.   Prachtig hoofd dat ooit naar hem had opgekeken, maar hem de laatste jaren had beledigd.   'Een tijdbom. Die jongen gaat nog eens ontploffen.'   Het hoofd moest vergaan maar het hart zou hij houden. Om hem te vergezellen door zijn tocht in de mist. Door het bos van de mensheid, op zoek naar resten goedheid.                      

Han Hartmoed
0 0

het kanaal

Weer geen enkele vis gevangen vandaag. Zal toch een ander plekje moeten zoeken. Het kanaal is niet meer wat het ooit geweest is. Vroeger ving ik snoeken, baarzen, karpers, meervallen en brasems bij de vleet. Het hele dorp keek naar mij op. Ik won de ene prijs na de andere. Ik leerde mijn vrouw kennen op de jaarlijkse visvierdaagse van Oosteeklo. Ik stond op het hoogste schavot, nam een daverend applaus in ontvangst, zag haar staan bij de frigo's. De manier waarop ze naar de diepgevroren kabeljauw keek, raakte mij diep. Ik stapte op haar af en begon over de verraderlijke stromingen bij hoogtij. Twee uur later lagen we uitgeput in bed. Zou een nieuwe hengel soelaas bieden? Een meer gesofisticeerd ophaalsysteem? Genetisch gemanipuleerde wormen met extra vitaminen en mineralen? Ik weet het niet. Vroeger wist ik alles, twijfelde ik nooit. Nu durf ik met moeite een zebrapad over te steken. Auto's vertragen, chauffeurs geven vriendelijk voorrang, maar nog sta ik te drentelen als een klein kind. Wanneer ik dan toch een been verzet, is de verkeersstroom al lang weer ingezet en keer ik terug van waar ik kom, meestal Café de Smos in de Kerrestraat. Mijn vrouw geloofde al lang niet meer in mij. De eerste jaren was ik haar held, niets kon ik misdoen. Ik reisde de wereld rond, gaf demonstraties, lezingen, workshops. Ik werd gevraagd voor debatten, parlementaire commissies, radioprogramma's. Vanaf het woord vis viel, kwam ik op de proppen. Maar plots kwam de kentering en verloor ik mijn mojo. Jaar na jaar ging het bergaf. De top was zo hoog dat de val tergend lang duurde. Pas vorige week bereikte ik het dieptepunt: mijn vrouw verliet mij voor Jan de Mosselman. Ik gaf bijna over van verdriet. Van frustratie. Van zelfmedelijden. Ik nam mijn hengel en fietste naar mijn plekje aan het kanaal. Daarna leek Café de Smos mij een goede optie.

Maarten Verhelst
0 0

schoendoos

Ik stond op de dansvloer, nog niet zat genoeg om zonder schaamte mijn heupen te bewegen. Ik voelde dat iedereen mij aankeek: de vrouwen, de mannen, Jani Kazaltzis. Deze laatste stapte op mij toe en zei dat ik dringend wat meer zelfvertrouwen moest kweken. Ik zei dat het wel snor zat met mijn zelfvertrouwen, behalve dan op een dansvloer met te weinig alcohol in mijn bloed. Hij draaide zijn ogen tot ver boven de ironiegrens en wees al lachend naar mijn kleren. Ik gaf hem een dreun op zijn neus en verliet onder luid gejuich de parochiezaal van Scheldewindeke. De volgende dag wist ik geen blijf met mezelf. Zou ik naar de slager gaan? Naar de grasmachinewinkel? Of zou ik de hele dag op zolder foto's bekijken van ex-lieven in erotische houdingen? Ja, dat kon nog eens leuk worden. Ik opende het zolderluik, ik knipte het licht aan, ik nam de vijfendertig schoendozen met foto's. Beneden werd er aan de deur geklopt. Ik kroop weer door het zolderluik, stapte de trap af, opende de voordeur. Een vrouw vroeg of ik drie balpennen wou kopen ten voordele van het kinderkankerfonds in Bulgarije. Het kostte maar 15 euro. Ik vroeg of ze kon bewijzen dat het geld effectief naar het kinderkankerfonds van Bulgarije zou gaan. Dat kon ze niet. Ik lachte minzaam, zoals steeds. Terug binnen had ik plots zin om de was op te hangen. Helaas was er geen was om op te hangen. Ik ging naar de buren en vroeg of zij geen was hadden die opgehangen moest worden. Ja, dat hadden ze. Ze hadden zelfs aardbeien die dringend opgegeten moesten worden. Dat ging mij toch een stap te ver. Minzaam lachend keerde ik huiswaarts. Mijn vrouw en kinderen waren ondertussen daar. Ik omhelsde hen innig. Naast mijn vijfendertig schoendozen waren zij tenslotte mijn enige reden van bestaan.

Maarten Verhelst
0 2

Als ik slaap

Ik wil u. Nu. Ik wil u strelen Uw huid voelen onder mijn handen onder mijn huid. Ik wil u helemaal verstaan Ik wil u In mijn bestaan Ik wil naar u kijken Als ge slaapt  Ik wil u liefkozen Ik wil u zien Als ge klaarkomt Ik wil u water geven Als ge dorst hebt Of wijn Als ge verdrietig zijt Ik wil uw verdriet begrijpen U troosten Ik wil u koffie schenken 's morgens Als ge nog niet goed wakker zijt Ik geef u mijn lach Zelfs als alles in me huilt, krijgt ge mijn geluk Zodat ge teruglacht Ik wil uw stem horen Uw klagen Uw getater als ge gelukkig zijt Uw gekreun als ik met u vrij En uw gehuil als ge klaarkomt Als ik maar bij u kan zijn Bij u kan wonen bij u kan slapen tegen u aankruipen Uw huid kan strelen Uw tranen kan wegvegen Ik wil bij u zijn Dag en nacht U alles geven Zelfs als ge het niet verwacht Ik geef u duizend orgasmes Vooral als ge ze niet verwacht Zelfs als ik niet meer kan En totaal uitgeput naast u lig Wil ik u verder dienen U zien genieten Ik mis u als ik slaap Ik mis u als gij slaapt Als ik werk Als ik loop op straat. Ik mis u Bij de bakker In het park Of als ik rook Op het balkon Ik mis u als ik slaap Ik mis u als ik slaap Ik mis u als ik slaap Ik wil niet meer slapen Niet meer naar de bakker Ik rook niet meer op het balkon Ik rook niet meer Niet meer Ik geef u alles wat ik heb En zoveel meer Ik geef u mijn huis Mijn huid Mijn geslacht Mijn ziel Mijn leven Ik wil in u verdwijnen Langzaam wil ik in u verdwijnen Met u vrijen Tot ik helemaal in u woon Ik wil in u blijven Een deel van u worden Een deel van u zijn Ik word deel van uw lichaam Ik verdwijn In uw zijn In u

Nathalie
0 0

Ik wil schrijver worden

Als kind was ik veel verdrietig, gelukkig zijn was iets speciaals en zeldzaam. Soms vroeg ik me af, verdien ik het wel om gelukkig te zijn? In het ouderlijk huis was het altijd ruzie. Mijn moeder was meer dronken dan nuchter. Niet moeilijk dat mijn vader er vandoor ging, maar kon hij me niet mee nemen? Wie zegt dat een kind beter af is bij zijn moeder? Ik vluchtte weg in mijn wereld, mijn eigen wereld. Is dit het leven? Zijn we daarvoor op de wereld? Welk doel hebben we in het leven? Ik ben alleen, ik voel me zo eenzaam. Ik wou iets zoeken waar ik me veilig en vredig door voel en dat heb ik gevonden. Ik heb de liefde voor boeken gevonden. Eindelijk, ik een veilige thuishaven, mijn wereld, mijn fantasie wereld. Wat is het prachtig om opgeslokt te worden in een fantatisch  verhaal. Zoiets wil ik ook kunnen. Een mens gelukkig of blij maken met woorden. Mijn boeken maken me ook blij en gelukkig, dat gevoel wil ik ook geven aan mensen die verdrietig zijn. Niet iedereen heeft het geluk gelukkig te zijn. Ik ben niet alleen en er zijn nog zoveel kinderen die soms alleen zijn, zelf volwassen die er alleen voor staan en even willen weg vluchten uit de realiteit. Ik wil er ook voor iemand kunnen zijn. Later als ik groot ben wil ik ook schrijver worden zodat ik mensen blij kan maken met een mooi of spannend verhaal, ze laten instappen in een ander wereld. Maar jammer genoegd heeft het leven me nog niet de kans gegeven om te kunnen gaan schrijven. Maar nu ben ik een volwassen vrouw. Ik heb mijn eigen toekomst opgebouwd en heb mijn rust gevonden. Het is nu eindelijk mijn moment om mijn wereld op te  schrijven. Maar ik ben bang, bang voor een teleurstelling, bang om te falen. Soms ben ik jaloers op mensen met intullectuele woorden. Dan vraag ik me af, ben ik dom of minder waard? Heb ik wel het recht om te schrijven zonder hoge opleiding? Maar dan spreekt mijn sterke kant me toe en zegt … Moet men naar de universiteit geweest zijn om een mooi boek te kunnen schrijven? Moet men geleerd zijn en moeilijke woorden gebruiken zodat we intulectueel overkomen. Nee, ik denk van niet. Schrijven moet je doen met gevoel en dat kan men je niet volledig aanleren zelfs niet op de universiteit. Wat ben je met een boek dat je maar de helft begrijpt? Ik lees liever een boek zonder een Van Daele erbij. In een boek moet je je kunnen inleven en dan het liefst in normale mensen taal. En niet zo dat je af en toe terug moet gaan lezen omdat men het niet begrijpt. Op die manier heb ik zelfs geen zin om verder te lezen en vliegt mijn boek opzij. Geef mij maar een boek met gewone taal een goed verhaal. Zo, wat ga ik nu doen? Ga ik ervoor of laat ik mijn droom vallen? Nee, ik ga ervoor. Ik wil schrijver worden en ik ga ervoor. Mijn meter zei altijd, "waar een wil is, is een weg". En ik wil mijn weg, ik ga ervoor. Als ik niet probeer zal ik het ook nooit niet weten. Dus meter dank u voor u kracht en geloof in mij. Ik word schrijver ik blijf erbij.

Cynthia
0 0

Vertelmonoloog: Waarom ik geen schrijver werd

Al van toen dat ik klein was wist ik het. Ooit zou ik schrijver worden. Ik denk omdat ik door boeken een andere wereld leerde kennen. Ik kon daar dingen in lezen waar er thuis niet eens over gesproken werk en dat vond ik chick, dat wilde ik ook kunnen. Ervoor zorgen dat de mensen hun misère eventjes konden vergeten. Dat is toch een nobele gedachte, niet? Zo iemand dat wilde ik ook zijn. Iemand waarvan men zei: 'Zie daar, daar loopt ze, de schrijver van dat fabelachtige boek.' Als ze aan mij vroegen: 'Wat gaat ge later eigenlijk doen?' Ik twijfelde geen minuut. 'Ik, ik word ik schrijver.' In mijn jaren van jeugdbobbeltjes was dat voor mij de enige juiste vorm van bestaan. Ik had daar niks aan om naar goedkope plaatjes te luisteren of van de ene dag in de andere te slenteren. Ik wou schrijven, werken aan een oeuvre, dat wou ik. Als kleine snotneus al, wist ik dat ik iets speciaal wou doen, anders zou mijn leven niet veel voorstellen. Trouwens, op dat moment zag het er voor mij nogal ingewikkeld uit. Ik moest ik in die verkruimelde toestand eindelijk eens orde scheppen. Daarbij, juist gelijk elk ander meisje had ik een heel grote behoefte om wereldberoemd te worden. En als ik nu alleen maar al in België bekend zou zijn, dan zou ik mij al een stuk gelukkiger voelen. Ik was op dat moment eigenlijk een niemandalleke, een meeloperke, iemand waar niet over gesproken werd en dat is niet plezant. Nu kwam ik op een bepaald moment een Hollandse schrijver tegen. Nico heette hij. Ik zag mijn kans schoon, om aan die mens eens een vraag te stellen. 'Wat moet ge nu eigenlijk doen om schrijver te worden,' vroeg ik. Ik verwachtte natuurlijk dat hij iets zou zeggen in de zin van: 'Ge moet uwe stijl vinden, in de leer gaan bij grootmeesters, maar nee... Weet ge wat die slimmerik antwoordde, zonder ook maar één oog te verpinken? 'U moet schrijven.' 'U moet schrijven.' Allée, kom nu. Niks anders, geen truckjes, geen dure lessen. Die zot zei gewoon: 'Ge moet schrijven.' En het ergste van al was dat hij het precies nog meende ook. Dus vroeg ik het nog maar eens. Kwestie van zeker te zijn. 'Wat zegt u.' Hij zuchtte en hij keek naar mij, met zo een blik, precies of dat ik de grootste stommerik was die er op de aardbol rondliep. 'Nou, ik zeg het je toch. Schrijven. Om schrijver te worden moet je schrijven.' Hij kon het wel schoon zeggen, dat geef ik toe, maar dat een schrijver schrijft, dat wist ik zelf ook wel en daarom dat die woorden zo onthutsend waren. Hoe zat het dan met de kwaliteit van u werk, met de unieke kijk die ge op bepaalde zaken hebt, met de beelden die ge met woorden schept. Allé komaan, dat kon nu toch niet zijn dat die niet meer te vertellen had dan dat. Zestien jaar was ik en het enige dat die grootmeester mij te vertellen had was... dat ik moest schrijven. Alsof dat nu de boost was voor mijn carrière. Het zal waarschijnlijk heel eigenaardig klinken, maar toen is er iets in mij geknakt. Het was precies of dat het schrijversbestaan van zijn pluimen was verloren. 'Wat gaat u later worden,' vroeg die Nico aan mij. Nog wat zout op de wonde strooien, ja.  'Ik, geen flauw idee.' 'Ik dacht dat u misschien ook schrijver wilde worden.' 'Och, dat is een vak voor onnozelèren. Ik ben gaan studeren. Ik ben nooit schrijver geworden en dat knaagt nog altijd. Ik ben nu de vijftig gepasseerd en dan is het tijd dat een mens eens op zijn leven terugblikt. Ge beseft dan ineens dat ge op de terugweg zijt. Bergaf. Dan wilt ge toch nog alle graantjes meepikken die er te pikken vallen. Dan moet een mens doordachte keuzes maken, voor dat het te laat is. Dat heeft mij doen beslissen om naar de kunstacademie te gaan. Om lessen Literaire Creatie te volgen, want tegenwoordig kunt ge dat dus blijkbaar toch leren. En weet ge wat mijn docent tegen mij zei: 'Om schrijver te worden moet ge schrijven, alle dagen.' Nu gij.

bielieke
42 1