Ludo van even verderop in de straat
Ik word spontaan wakker en hoor Radio 1 op de wekker naast mijn bed. Die homo - ik kan nu niet op z’n naam komen - leest weer vol overgave het weerbericht. Daarna spelen ze een Frans chanson van Alain Souchon “… un sacré manque d’amour qui creuse …’ Ik zet de wekkerradio meteen af, kom uit bed en doe een Schiesser shortje aan. Een T-shirt hoeft nog niet. Op het toilet bedenk ik dat ik ervan overtuigd ben dat mijn probleem op te lossen valt. Dat dit leven me nog iets, misschien ervaringen, te bieden heeft. Daarna begin ik te fantaseren en ontgaan me de ware proporties weer. Ik doe een versleten trainingsbroek van Champion aan. Een T-shirt hoeft nog niet. Aan de keukentafel van mijn klein appartementje om acht uur achtentwintig neem ik mijn gsm en zet de vliegtuigmodus af. Daarna ga ik naar het keukentje en duw op het knopje van het koffiezetapparaat, dat ik de vorige avond heb klaargemaakt. Op m’n telefoon zie ik toevallig opnieuw sms verkeer met Oma van eergisteren.
Ze geven voetbal op TV
ik denk dat ik dat kom bekijken
als dat kan
Ja tot 23 uur
Ik begin aan het eten?
ik kom om zes uur
Merci
Pascale is dood
naar het schijnt
62
nog vergeten
Wat een rust voor haar en
voor Guido
Ludo
jazeker die kwam haar zetel
niet uit
haar hart begaf het
Vijf minuten later is de koffie doorgelopen en schenk ik een tas in. Ik steek mijn eerste sigaret van de vijftien die ik vandaag zal roken op. Een Pall Mall gekocht bij de Pakistani om de hoek. Men geeft soms, ter voorbereiding van de rookstop, de tip om een keertje een ander merk te roken. Je zou dan bewuster roken. Ik vind het vieze sigaretten in vergelijking met Marlboro red. Ik ga wel meer bewegen. Ik ben van plan zonder eerst iets te eten, zo dadelijk, een fietstochtje te maken.
Op de terugweg van het korte fietstochtje naar mijn appartementje zwaai ik naar Ludo die met z’n hondje in de Kongostraat wandelt. Hij ziet me, maar roept veel te laat mijn naam alsof hij heeft moeten nadenken. Hij roept ‘Felix’ wel erg luid. Ik rij de garage binnen die naar naft ruikt. Ik neem de kleine lift die me nog steeds doet denken aan een appartementje dat we een keer huurde aan zee, in de Panne. Door het raam op de vijfde verdieping zie ik Ludo en z’n crèmekleurige poedeltje aan de overkant van de straat op de stoep staan. Hij kijkt naar de inkomhal van het flatgebouw waar ik woon. Hij lijkt in gedachten verzonken. Ik doe snel een te klein t-shirt van Wortel Kermis aan, want het onderlijfje dat ik nu aan heb stinkt naar zweet door al dat stom gefiets. Ik wou net het zesde sigaretje roken als er wordt aangebeld. Ik neem de hoorn van de parlofoon en roep: ‘Ik kom naar beneden.’
Ik twijfel er niet aan dat het Ludo is die overwogen had of hij bij mij zou aanbellen. Ik weet al twee dagen dat z’n vrouw is doodgegaan.
‘Dag …,’ Ludo denkt na, ‘dag … Fe … Felix.’ Mijn naam beklemtoont hij. Hij haalt diep adem en verheft z’n kin een beetje. ‘Heb jij graag een footo van … van … Pas … Pascale?’ zegt hij aarzelend op z’n gebruikelijke toon.
‘Dag Ludo,’ zeg ik. Het verbaast me dat het hondje niet blaft. Bij hen thuis blaft het altijd en springt het tegen je op. ‘Hoe gaat het? Een foto van Pascale?’ Ludo kijkt even de straat in de richting van frituur ‘Antoinetta’s’ op de hoek. Hij heeft een soort van lichtblauwe espadrilles aan met witte tennissokken, de voetpunten staan redelijk naar buiten. Het hondje draait zenuwachtig rondjes en kijkt naar het zeldzame verkeer. Hij neemt adem en wil iets zeggen maar momenteel lukt het niet.
‘Alles goed met Pascale?’
Hij kijkt weer weg, draait z’n hoofd, kijkt me even aan en zegt: ‘Pas… Pascale is—‘
‘Is Pascale gestorven?’
‘Ja,’ antwoordt hij knikkend, kort en luid.
‘Allez, dat wist ik niet. Al lang?’
Ludo kijkt op z’n uurwerk en moet daarvoor even de lus van het hondje in z’n andere hand nemen. ‘Morgen is het … vandaag zijn we…’ Hij denkt weer even na met dezelfde merkwaardige bewegingen als daarnet. Eerst even de Diksmuidestraat inkijken, z’n hoofd draaien, me aankijken, z’n kin verheffen, adem happen, nadenken. ‘Met Pasen,’ zegt hij en hij verbetert zich meteen, ‘neen, neen Goede … Goede Vrijdag.’ Korte stilte. ‘Het is nu negen dagen geleden.’
‘Allez.’
Ik zie dat er uit mijn brievenbus een reclamefolder steekt en trek die eruit zodat ik kan zwaaien naar de vriendelijke Franstalige neger van het appartementsgebouw aan de overkant. Ik roep voor de zekerheid nog: ‘Bonsoir!’ De lange man lacht en zwaait terug. Ludo blijft me de ganse tijd aankijken. ‘Dat wist ik niet. Was ze ziek?’
‘Ze was na … na het televisiekijken naar boven gegaan.’ Ludo stopt even, zegt ongeveer twintig secondes niets en blijft me aankijken. ‘Ik hoorde nen boenk. Ik dacht wat is dat?’ vertelt hij traag. ‘Ik ga naar buiten omda …omdat ik dacht dat het buiten was.’ Er volgt een korte stilte. ‘Haar longen waren nog goed,’ voegt hij nog toe.
‘Ik wil wel een foto. Daar doe je me een groot plezier mee. Ik ga Pascale onthouden. Ja, steek gerust een foto van haar in mijn bus. En met u? Ca va?’. Ludo kijkt opnieuw even weg.
‘De fotoo’s moeten nog …nog —’
‘Geprint worden?’ onderbreek ik hem. ‘Heb je geen doodsbeeldjes?’
‘Die vriend van haar uit … uit.’ Hij steekt z’n arm uit in de richting van de kerk schuin links achter hem alsof hij wil wijzen waar. De lus bengelt naar beneden en het poedeltje kijkt heel even op. ‘in … in… Gierle.’ ‘Gierle.’ herhaalt hij nog een keer nadrukkelijk.
‘Allez. Is ze al begraven?’
‘Ja, die uit …’ Dit keer wijst hij met z’n rechterarm de straat in. ‘Van den Bogaert. Ze wilden eerst die uit de … … Slagmolenstraat.’ Hij laat z’n arm weer zakken.
‘Aah, Van den Bogaert is een hele goeie. Dat is de beste begrafenisondernemer van de streek. Van Genechten uit de Slagmolenstraat? Dat mag je niet doen. Van den Bogaert is de beste.’ Ik voel in de zakken van mijn jogging of ik mijn sigaretten bij me heb. Ondertussen heb ik echt zin in dat zesde sigaretje. Teleurgesteld en afwezig vraag ik: ‘En hoe is het met u?’ Hij kijkt even naar het hondje waar ik de naam niet van ken. Hij kijkt me dan terug aan, geeft de indruk iets te willen zeggen maar zwijgt. Ik zelf heb ook niet meteen briljante ideeën, dus ik zwijg ook maar en denk aan die sigaret. Na een poosje zeg ik: ‘Die foto is niet dringend, hé Ludo. Doe maar op uw gemak. En als er iets is dat ik kan doen…’ Hij lijkt even te glimlachen, maar ik ben niet zeker. Achter mij komt de Roemeense buurman van het eerste met z’n zoontje de trap af. Ik ga even naast Ludo op de stoep staan om ze door te laten. Beide knikken beleefd zonder iets te zeggen, maar ik denk dat het kind naar mijn kruis en bierpens keek. Ik had misschien beter iets comfortabels aangedaan dan dit te kleine T-shirt. ’Hé, als er iets is …’
‘Ja.’
‘Allez, hou u goed hé en als er iets is …’
Ludo kijkt me nog even dwaas en aandachtig tegelijk aan, zegt ‘Kom’ kijkend naar z’n hondje en draait zich om en stapt waggelend weg. Ik draai me ook om en sluit de voordeur, blij dat ik zo dadelijk een sigaret kan roken.
Volgens mij woog Pascale honderddrieënzestig kilogram. Haar hart begaf het. De volgende dag kijk ik in mijn brievenbus omdat ik denk dat er een foto gaat inzitten, maar ik vind alleen een kaartje van een vastgoedmakelaar met daarop in rode letters: ‘BELANGRIJK! Dit kaartje is geld waard!’ Electriciteitsattesten interesseren mij niet. Een week later steek ik bij Ludo verderop in de straat een postkaart met een reproductie van David Teniers de jonge in de bus om hem succes te wensen. Er staan kaartspelers in een herberg op afgebeeld. Het origineel is achtenvijftig centimeter breed en tweeëndertig centimeter hoog. Het is vermoedelijk geschilderd in 1642. In deze voorstelling van een geluksspel is Teniers erin geslaagd om een ogenblik van stilte, concentratie en spanning tastbaar te maken. Toch zijn de kaarters volgens mij dronken. Dit kaartje heb ik in het Speelkaartmuseum meegepikt, want ze hebben daar nog veel exemplaren van. Niemand koopt die onzin. De wiggelende Ludo en z’n zenuwachtig poedeltje heb ik al een aantal dagen niet meer gezien.