Zoeken

VAN DE PRINS GEEN KWAAD WETEN

Dus vanaf dit najaar moet Laurent naar de voedselbank. Eindelijk hebben de Belgische burgers de moed gehad om ’s lands grootste werklozensteuntrekkende nutteloze sprookjesfamilie aan de kant te schuiven.  Ex vorstenpaar, ma en pa rentenieren in Zuid Frankrijk of in Italië, met het door ons gesponsorde, riante familiefortuin. Broer en zus belegden hun dotaties en leven nu rijkelijk van de intresten. Maar zoals in elke gewone doorsnee familie is er wel een zwart schaap te bespeuren en dat is nu eenmaal de gewezen prins rebel. Hij zit gehurkt tegen de muur van het Brusselse Noordstation en zet ietwat verlegen zijn kleine zwarte hoedje voor zich neer. Reizigers die hem voorbijsnellen, bekijken hem meewarig. Zij kunnen hem echt niet direct plaatsen, maar het gezicht van die haveloze dikke dakloze komt hen wel ergens bekend voor. Is dit een te vroeg uitgedijde werkeloze televisievedette van Temptation Island? Was het een charmezanger die na één hitje de mist in gegaan was? Was het een failliete nitwit van het ‘Sky is the limit’ programma? Veel tijd om erover na te denken hebben deze treinreizigers niet, want de job roept. Een passant kan zijn ergernis niet onderdrukken en roept: ‘Ga godverdomme werken zoals wij, in plaats van hier je botten te schuren!” Laurent beseft dat het helemaal verkeerd afgelopen is. Hij knikkebolt. Hij droomt van dat fantastische dutje dat hij had, op de Belgische nationale feestdag, toen hij mee de militaire défilé moest aanschouwen. Geeuwverwekkend saai vond hij dat. Zijn broer en schoonzus hadden hem verontwaardigd op het Koninklijke matje geroepen, de halve Belgische koningsgezinde bevolking had schande geschreeuwd, terwijl de andere helft juichend geroepen had, dat het tijd werd om die vorstenhuisfamilie eruit te flikkeren. Laurent gniffelt als hij bedenkt dat het ordinaire burgervolkje nu zelf voor een geldverslindende president zal gaan stemmen. Krijgen ze straks zo’n Moe Merkel, die alles schafft, aan het roer of zo’n Trump-a-like die al twitterend en klimaatopwarming ontkennend zijn eigen ondergang bewerkt. Hij heeft voor alle zekerheid zijn Laurent- twitteraccount snel afgesloten. Laurent begreep het allemaal niet meer zo goed. Toen hij zijn boekje ‘de hond als gids’ schreef, noemden men hem vertederend ‘Prins Woef’. Nu hij zich wat op serieuzer diplomatieke zaken had toegelegd, was men ineens zijn fratsen beu en werd hij plots, ‘de prins met het hoekje af’ genoemd. Oké, hij was soms eventjes depressief geweest, je zou van minder met zo’n Koninklijke pokkenfamilie. Hij heeft het nooit ten volle beseft maar hij werd al eens om één of andere reden kunstmatig in een coma gehouden.  Maar hoe hij ook stuntelde, hij deed het toch allemaal maar voor België. Aanwezig zijn op de 60e verjaardag van het Chinese leger, met zijn stichting in het Midden Oosten wat bomen gaan planten en ja inderdaad, hij had vroeger wat schimmige uitspraken over de Belgische regering durven maken.. maar om hem hiervoor nu ineens zo te straffen en zijn dotatie af te nemen!! Dotatie, dotatie, alimentatie, alimentatie, man, man, man!  Hij zucht en denkt aan zijn drie kinderen die nu bij zijn ex vrouw wonen. Claire werkt terug en dreigt ermee dat hij zijn kinderen niet meer te zien krijgt zolang hij geen alimentatie betaald! Hij kan toch moeilijk reclamefoldertjes in de brievenbussen gaan steken, aan de lopende band gaan staan, achter de vuilkar gaan lopen, want hij kent niets! Hij is alleen een steuntrekkende prins geweest. Hij zakt wat verder weg tegen de stationsmuur en mijmert over zijn tijd in villa Clémentine. Waar was de tijd toen hij hottel de bottel verliefd was op dat zwartharige fotomodel- zangeresje.  Die wist van wanten! Hij was voor haar de prins op het witte paard.  Jarenlang heeft het Belgische volk zijn hypocriete vader onderhouden. De koninklijke schuinsmarcheerder, die het vertikte om zijn liefdeskind te erkennen en juist deze, naast de pot pisser, had het lef om een stokje voor zijn kikkerprins romance te steken.  Als kind werd hij telkens bij oom Boudewijn en tante Fabiola gedropt. Elke dag als hij eens wat kattenkwaad uitgehaald had, moest hij op zijn blote knietjes in de Koninklijke kapel voor het grote christelijke kruis om vergiffenis vragen voor zijn zonden. Heel zijn leven lang, voor alles wat hij zei, deed of dacht heeft hij tegen iedereen sorry moeten zeggen.. Hij kijkt in zijn hoedje waarin alleen een luttele hoeveelheid koperen centjes  liggen. Hij kruipt omhoog, trekt zijn te smal geworden jas wat dichter rond zijn buik en wankelt onzeker richting Maximiliaanpark. Hier schuift hij mee aan, met de honderden vluchtelingen aan de voedselbedeling van de ngo’s. Hij voelt zich wat onwennig tussen al die zwarte transitmigranten. Slapen in het park durft hij nog niet. Als straks de honger Afrikaantjes te weten komen dat hij een directe familiebloedband heeft met de Congo uitbuiter, de exploiterende, handen afhakkende Koning Leopold II, gaan de poppen aan het dansen. Waar kan hij, als ex prins, asiel aanvragen? Ma en pa hebben hem verstoten en dobberen bruinend op hun jacht in de Middellandse zee. Broer, schoonzus, zus en schoonbroer kijken hem met de nek aan. Zij hebben zich een jetset leventje toegeëigend. Alleen zijn halfzuster Delphine wil hem nog kennen, maar alleen dan als hij zijn dna wil afstaan. Wie wil hem nog? Wie wil deze kikkerprins nog kussen? Ach volgens hem hebben de Belgische burgers het prinsenkind Laurent prematuur met het badwater weggegooid! Hij, Laurent van België had een fantastische koning geweest!

Sim
36 0

VAN DIE BOER GEEN EIEREN

Eindelijk is ma kip afgekickt van haar dioxineverslaving of moet ik zeggen, afgekipt. Zonder dat er een haan naar kraait, worden er duizenden kippen door zo’n pluimveehouderboertje in één ruimte bij elkaar gedreven. De kakeldames staan daar pluim tegen pluim en als ze hun pootjes twee centimeter willen verzetten botsen ze tegen elkaar op, dat noemt de boer dan scharrelen. Dus vandaar de naam: scharreleieren. Scharrelen, foefelen en leggen zoals de kiekens, zonder papa haan. Zij drummen en lopen als kippen die hun ei niet kwijt kunnen. Door het plaatsgebrek pikken de hennen elkaar kaal, maar dat pikt de boer niet. Zelfs een kale kip kan nog leggen! Moederkloek is er nog steeds van overtuigd, dat zij met elk legsel voor haar nageslacht zorgt, terwijl ze echter alleen aan onze voedselketen doneert. En nu heeft die kiekenboer ontdekt dat er een luis in de pels zit..de leghennen hebben bloedluizen in de pluimen! Niet echt luizen, maar vogelmijten die zich overal in hun kippenparadijs nestelen.  Bloedluizen vormen een vervelend probleem voor de kippenhouders. Kippen die gebeten worden, leggen daardoor minder eieren en dat betekent op termijn dat de scharrelkweker minder in het laatje krijgt.  Om te voorkomen dat de eierenboer, zonder actie te ondernemen zijn kip met de gouden eieren zou slachten, koos hij snel eieren voor zijn geld. Als een kip zonder kop gaf de Nederlandse kiekenbaron zijn scharrelkippen een ‘anti bloedluis bestrijdingsmiddel Fipronil douche’. Nederland stond op zijn kop! Volgens het Nederlandse voedselagentschap was er Fipronil vergif in de eitjes terechtgekomen en dat was gevaarlijk voor de volksgezondheid. De Belgische pluimveehouders zouden het gifbadschuim niet over hun kakelhennen gesproeid hebben maar er alleen de nesten, zitstokken en voederbakken in de kippenhokken mee behandeld hebben. Toch kwam er een hoeveelheid mijtenshampoo in onze Vlaamse eitjes terecht. Het Belgisch Voedselagentschap, dat al meer dan twee maanden hiervan op de hoogte was, beweert echter dat er met onze eitje niets gevaarlijks aan de hand is. Wij mogen lustig ons gekookte eitjes blijven uitlepelen en probleemloos ons cholesterolgehalte blijven opdrijven. Als U dan zo, ’s zondagsmorgens uw reepje brood in de gele dooier duwt, denkt U dan nu ook niet spontaan aan een geel zwavelmeer?  U kan er vergif op innemen dat U onmiddellijk verbanden gaat leggen met de volgende eigerechtjes: Opgelet, dit wordt een kippenboeren-gif-omelet! Of er is geen smaakverschil aan een roerei met Fipronil. Of een broodje Russisch ei op een bedje van sla met mijtenvergif.  Ei benedict, ‘t is nu geen mosterd maar Fipronil dat pikt. Gebakken paardenoog, sunny side up, met snuifje zout en gemalen mijtenkorrels. En als dessert meringues met bloedluizensuiker. De Fipronil fraude is stukken groter dan gedacht. Wij hebben duidelijk een eitje te pellen met het Belgische voedselagentschap! De pluimveesector beweert dat de kippenboeren heel goed wisten waarmee ze bezig waren en nu worden de voor de bevolking ‘onschadelijke’ vergiftigde eieren alsnog uit de Belgische winkelrekken gehaald en in Nederland de luizenkippen preventief vernietigd. Zijn wij zulke zachte eitjes geworden, dat wij alles letterlijk en figuurlijk blijven slikken? Dioxinekippen, gekke koeienbiefstukken, slechte kwaliteit olijfolie met een label van extra virgine, hinnikend paardenvleesgehakt in de rundvlees-hamburgers en diepvrieslasagnes,  salmonella in de zalm, nepchianti in de wijnrekken, kortom fraude, list en bedrog op ons bord…en dit alles voor het grote geld. En dan even een kippenvelmomentje! Stellen wij ons nu na jaren plots de vraag, waar komen toch al die kankers vandaan? Ach ik heb deze ochtend lekker een zachtgekookt eitje weg gesopt en ik voel me nog steeds kiplekker en U??   Sim, 5 augustus 2017

Sim
150 0

DE HEILIGE KOE

Nog maar een paar jaren geleden, bevestigden wij onze fietsen achter aan de auto vast en reden richting één of ander fietsparadijs. Nu, vandaag de dag, draaien wij onze straathoek om en staan in de file. Of je nu rekening houdt met de huis- werk- spitsuren of niet, om de hoek sta je stil. Want er zijn veel teveel mensen en veel teveel auto’s.  Als wij op familiebezoek willen gaan, van de zuid-  naar de noordkant van Antwerpen, rekenen wij er sowieso al een half uur extra rijtijd bij, want je mag door de drukte op de autostrade op sommige stukken nog amper 70 km, in plaats van de toegelaten 120 km, per uur rijden. Kriskras wriemelen de wagens van het ene naar het andere baanvak, want het lijkt er immers altijd op, dat waar jij rijdt het veel trager en soms helemaal niet vooruitgaat. Met een beetje geluk rij jij zelf juist voor die ene wegpiraat die zigzaggend, zelfs over de pechstrook, van rechts naar links een ongeval uitlokt en de autobaan na zich, in een regelrecht compleet verkeersinfarct achterlaat. Want er zijn teveel mensen, teveel auto’s, teveel files en teveel wegpiraten . Als je vanuit het Antwerpse een daguitstapje naar de Belgische kust plant, moet je  alle inzittenden voor de rit onderweg van een noodrantsoen eten en drinken voorzien. Al snel wordt het drie uren autostradebumperen in de blakende zomerzon. Gezellig kleef je uren achteraan dezelfde auto, waar lieve kindjes door de achteruit wuiven, obscene gebaren maken of je het vingertje geven. Per meter vooruitgang, houd je het hart vast, want in de achteruitkijkspiegel, zie je telkens die vrachtwagenmastodont gevaarlijk dicht achter je bumper remmen. Als je twee linkerbaanauto’s voorbij treuzelt, kom je steevast telkens opnieuw naast die ene neuspeuteraar of die rijdende daverende discobarbolide te staan. Op de autoradio kwebbelt een stem een tiental minuten de verkeersinformatie en alle files aan elkaar. Zij vertelt je, veel te laat, juist voorbij die ene afslag, waar je het beste de autostrade kon verlaten. Volgens de radiodame zou je dan uiteindelijk langs de gewestwegen, door steden en dorpjes, via rotondes en verkeerslichten sneller je eindbestemming kunnen bereiken. Wie had er jaren geleden gedacht dat het woordje “snelweg”  de autolading helemaal niet meer zou dekken. Want er zijn teveel mensen, teveel auto’s, teveel files, teveel wegpiraten en teveel vertragingen. Als je de pech hebt dat je gemeente bestuurt wordt door een “Groene”, dan zie je al snel dat alle tweebaanswegen, waar je vroeger vrolijk door kon rijden, herschapen worden tot één- baanvak trajecten, waar, de kop staart aanschuivende auto’s, de bestuurders met de meest uiteenlopende uitlaatgassen elkaar trachten te vergiftigen. Want er zijn teveel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen en teveel versmallingen. Ook in onze achterafstraten worden er, om het verkeer te vertragen, veel te hoge drempels aangelegd, waarover je, als je er iets sneller dan de toegelaten 30 km per uur, overheen gaat, als een stuntrijder omhoog gekatapulteerd wordt. Een ietwat geoefende fietser zoeft je met zijn twee vingers in zijn neus vrolijk voorbij. Want er zijn te veel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen, teveel versmallingen en teveel drempels. Nu moesten wij laatst van Edegem richting Boechout rijden om iets uit de caravanstalling te halen. Maar in de gemeente Hove, die er juist tussenin ligt, presteerde men het, al meer dan anderhalf jaar, overal wegdek- en rioleringswerken tegelijkertijd uit te voeren en allerlei omleidingen uit te stippelen. Langs dit omleidingsparcours stonden er, om en om, langs beide kanten van de rijbaan overal ineens gigantische betonnen geel geschilderde bloembakken, zonder enige reflecterende signalisatie. Als een rallyrijder moest je door de velden, tussen de boerderijen en recente nieuwbouwwijken slalommen. Bijna verwonderlijk dat hier ’s nachts niet meer bloempotcrashes voorkomen. Een ritje dat je, normaal ruim berekend, op maximaal 20 minuutjes reed, duurde nu meer dan één uur en twintig minuten. We hadden het gevoel dat we heel Vlaanderen gezien en bereden hadden, want ergens onderweg was er in geen einde en verte nog een omleidingssignalisatie te bespeuren. Verder wordt je ook constant door een doemdenker weerman aangemaand niet met je wagentje de weg op te gaan als er ergens ten lande een onweersbui of sneeuwvlaag kon vallen of indien bevroren ijzel het wegdek in een ijsbaan kon veranderen. De strooiwagen kan dan immers ook niet strooien, want hij staat in de file. Als je dan toch, op eigen risico, meer varend, schuivend en sleerijdend,  besluit met je auto aan te sluiten aan de meest dramatische langste file ooit, dan kan je alleen maar hopen dat je zonder enige blikschade je eindbestemming bereikt. Ook in Antwerpen graaft men alle straten tegelijkertijd open. Het is zelfs zo erg dat mensen die in de haven werken nu niet meer met de auto op hun werkplek geraken, zonder eerst een rondje sightseeing fileleed te ondergaan. Sommigen hebben, uit pure ellende, zich een elektrische fiets aangeschaft waarmee ze langs de omgespitte putstraten kunnen manoeuvreren. Want er zijn teveel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen, teveel versmallingen, teveel drempels, bloembakken en teveel omleidingen. En juist nu wordt die brug over het kanaal afgebroken, die ene brug die voor de inmiddels helft fietsende Antwerpenaren een behoorlijke shortcut bleek te zijn. Tot maart volgend jaar moeten ook de E-bike trappers een alternatieve fietsroute uitdokteren. Als je dan toch besluit, omdat je fiets ergens gepikt werd, opnieuw met je autootje richting stad of haven te pendelen, ben je uren zoet met het vinden van een parkeerplaats. Je bent in een wip een fortuin kwijt aan parkeergarages, parkeermeters of boete schrijvende parkeerwachters.  Want er zijn teveel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen, teveel versmallingen, teveel drempels en bloembakken, teveel omleidingen en te weinig gratis parkeerplaatsen. Als enige tijdrovende alternatief heb je dan nog het openbaar vervoer. Dus je stapt op bus en tram en laat je statussymbool onbewaakt op je oprit of in je straat geparkeerd staan. Bij je thuiskomst kan je dan alleen maar vaststellen, dat tijdens je afwezigheid, dieven,  je velgen, je voor- of achterbumpers van,  en je gps- systeem, je radio, zelfs je airbag en stuur uit je auto gestolen hebben. Je auto-onderdelen rijden nu vermoedelijk, gedemonteerd, in een Oostblokvrachtwagentje richting rommel- of zwarte markt . Want er zijn teveel mensen, teveel files, teveel wegpiraten, teveel vertragingen, teveel versmallingen, teveel drempels en bloembakken, teveel omleidingen, te weinig parkeerplaatsen en veel te veel crapuul. Je wordt nog aangemaand om een nieuwe minder vervuilende auto te kopen, zodat je zonder problemen in de Antwerpse lage emissie zone binnen mag, maar je kan er nergens meer mee rijden, laat staan parkeren! Iedere burger zijn eigen auto. En daarom staan we nu met zijn allen uren met onze auto’s en camions benzine verdampend in de rij, stil, heel stil, onbeweeglijk, onveranderlijk, roerloos, stokstijf stil… En juist op het moment, als je dan uiteindelijk uit pure ellende beslist om je auto dan maar aan de kant of in je garage te laten staan, je de wandelschoenen wil aantrekken en te voet in de omgeving wil gaan rondstappen, valt er de jaarlijkse autoverzekering en de autobelasting in de brievenbus, de heilige koe moet gemolken worden….Want met die taks moet men de straten vernieuwen, versmallen, overal drempels en bloembakken plaatsen, omleidingen aanleggen, weg- en rioolputten graven, aan elke nog vrije parkeerplaats parkeermeters plaatsen en de lonen van de parkeersmurfen betalen..   Sim, op zondag wandelend door Edegem     16/7/2017

Sim
0 0

Een blokje om

Om het avondeten te laten zakken proberen we na die laatste hap nog een blokje om te gaan. Al is het eigenlijk niet onmiddellijk na het eten, maar na de onvermijdelijke afwas. We rapen onze moed bij elkaar en we gaan de deur uit, om toch maar die 10.000 stappen per dag te halen. Dus in feite om die al even meedogenloze weegschaal ’s morgens te vriend te houden. Al wil dat wel eens tegenvallen. Net als die afwas. Maar kom, we waren bijna thuis, toen we uit een garage een fiets zagen komen. Een jongen van pakweg 10 jaar duwde die vooruit en niet lang daarna kwam zijn -wellicht- zusje ook naar buiten met haar bloemenfiets. U hebt ze ongetwijfeld al gezien, zo een fiets met een hele reeks bloemen aan het stuur. De jongen sprong als een volleerd ruiter op zijn kleine stalen ros en zijn zus, het bloemenmeisje, had moeite om hem te volgen. We hoorden hem roepen. “Kom, snel, wij fietsen langs hier, hun hebben denk ik de andere richting genomen. Dat is grappig.”    Nu moet u weten, even voordien was ons al een vrolijke bende fietsende kinderen voorbijgestoken. Waarbij die niet toevallig naar dat huis keken, waar broer en zus even later buiten kwamen. Hij wilde ze dus tegemoet rijden, maar koos toch dezelfde richting. Ze fietsten dus in de achtervolging. Met andere woorden, zijn grappig plannetje zou mislukken. Ik meende nog te roepen. “Nee, ze zijn ook die kant uit. Jullie fietsen ze nu achterna.” Maar ik besloot om het niet te doen. Laat hem maar fietsen, dacht ik. Dan had hij het maar moeten zeggen dat “zij” de andere richting hadden genomen. In plaats van die tenenkrullende ‘hun hebben’. Het zal hun leren.    Juist is juist. Dat zegt mijn weegschaal trouwens ook altijd.  

Rudi Lavreysen
0 0

Vliegen

Het was de tijd van het jaar. De tijd voor onze jaarlijkse uitstap naar de kust. Het was maar voor een paar dagen, maar toch probeerden we de dagen niet te tellen. Aan de krant, die we ’s morgens beurtelings doorbladerden, zagen we welke dag van de week het was. Op de tweede dag trokken we naar die grote stad aan zee met de viskraampjes aan de haven. Onze oudste had de trip van een jaar eerder duidelijk nog niet verteerd. Het voorval kwam dan ook meteen ter spraken toen we het station uit wandelden, waar we de vis al roken en de eerste kraampjes in ons gezichtsveld opdoken. Vorig jaar bestelden we er maatjes en kibbeling. “Pas op voor de meeuwen”, waarschuwde de visverkoper ons toen. Onze oudste had het niet gehoord -of niet geloofd- en stapte met de portie kibbeling in zijn hand moedig de weg over. Een meeuw had hem evenwel in de smiezen en dook rakelings over zijn hoofd, waarbij ze bijna een gratis lunch te stekken had. “Nee nee nee’, zei hij dit jaar, met een blik op de meeuwen die op de kramen zaten. Hij dacht wellicht dat de beesten hem nog herkenden. “We kopen zeker niets aan die viskramen.” We besloten dan maar om langs de kustlijn een hapje te eten. We stapten een restaurant binnen, duidelijk buiten de meeuwengevarenzone. Een jonge medewerker wees ons naar een tafel. Hij was er één van het enthousiaste type. Een felle. Dat zagen we meteen. En zijn enthousiasme werd er allesbehalve minder op. Toen mijn vrouw een bruiswater bestelde, gebaarde hij zoals kinderen tijdens een cowboyspel wel eens doen als ze met hun vingers een revolver uit een denkbeeldige holster trekken. Hij draaide zich om en beide wijsvingers schoten naar de kust. “Als u bruiswater wenst, moet u daar zijn mevrouwtje. Het zeetje is volop aan het bruisen.” Waarna hij in een lachsalvo schoot, alsof hij de mop voor het eerst vertelde. Iets in me zei dat dit zeker niet het geval was. Even later kwam een andere medewerker onze maaltijd brengen. De felle kregen we niet meer te zien. Plots, bij het afrekenen, vloog er zowaar een duif door de open deur naar binnen. “Die zien we hier bijna elke dag”, vertelde de medewerker. De kinderen waren al achter de rug van mijn vrouw gedoken.  Ze dachten dat het een meeuw was, maar de man stelde hen gerust. “Nee, meeuwen komen hier niet binnen”, zei hij. “Maar deze duif zien we hier elke dag wel eens naar binnen vliegen.” Ik meende nog iets te vragen over de andere medewerker, of hij ze ook zag vliegen, maar ik zag hier toch maar van af. De rest van het gezin was al naar buiten gevlogen.  

Rudi Lavreysen
0 0

Drie tramverhalen

1.Een groep voetballers stapte op de kusttram. Het was een uitgelaten voetbalbende, allemaal rond de twintig jaar oud. Geen profs, maar voetbalvrienden, die er tijdens hun voetbalkamp aan zee geen Spartaans leven op hadden nagehouden. Dat meende ik toch te kunnen vaststellen, gezien de verhalen die ik hoorde. Heel wat jaren geleden, toen ik zelf nog voetbalde, maakten we op 16-jarige leeftijd met de club een trip naar Duitsland. De combinatie van grote Duitse pinten en voetballen bleek niet zo succesvol. Eén van de jonge voetballers zette zich naast me en viel bijna meteen in slaap. Dezelfde combinatie wellicht. Na een paar haltes stapten ze af. De jongeman naast me lag nog te dutten. Geen enkele van zijn vrienden maakte hem wakker. Ik besloot hem toch maar stilletjes aan te stoten. “Uw maten stappen af hè”. Hij keek beduusd om zich heen. “Wat, oei, en die maken mij niet wakker? Fraai maten zijn dat”, waarna hij recht stond. “Merci hè”, riep hij nog na. We zagen hem nog samen met zijn vrienden naar de plaats van bestemming wandelen. Zijn bal al kunstig de lucht in gooiend. Duidelijk uitgerust voor een nieuwe avond in Oostende.   2. We hadden die dag een tentoonstelling bezocht in Oostende. Nog aan het nakeuvelend over de muurschilderingen die indruk hadden gemaakt, wachtten we op de tram aan het Marie-Joséplein, genoemd naar de dochter van Koning Albert I. Die Marie-José heeft trouwens het één en ander meegemaakt. Ze mocht ooit 33 dagen koningin van Italië zijn en ze had nog een affaire met Mussolini. Maar dat is een ander verhaal. We stonden er niet alleen. Drie wielertoeristen stapten samen met ons op. Hun racefiets ging mee de kuststram op. Bleek dat ze van Brussel naar Koksijde wilden fietsen, maar ze hadden beslist om dat laatste stukje toch maar gemotoriseerd af te leggen. Wegens totaal afgepeigerd. Eenmaal op de tram ging ik op een bank zitten waar nog drie, nu ja, oudere vrouwen zaten. De mevrouw naast me belde even met haar man op het thuisfront en vroeg wie de rit van de Tour gewonnen had. Omdat de verbinding tamelijk slecht was, kon ze haar echtgenoot nogal moeilijk verstaan. En moest ze vrij luid spreken. “Nee, laat maar”, zei ze in dat smakelijk West-Vlaams. “Ik kijk het straks wel op tv. Naar Vive Le Vélo.” Eén van de drie wielertoeristen keek om en glimlachte. Ik kon eenzelfde glimlach niet onderdrukken.   3.  We lazen de krant op de tram. Onze jongste had één katern vast, ik de andere. Tijdens de vakantie gaat de gazet door heel wat handen. Dan hebben we de tijd. De gesprekken die erop volgen zijn wellicht nog interessanter dan de artikels die we net gelezen hebben. Die papieren krant blijft toch altijd interessant. Je kan ze delen, maar je blijft ook gespaard van al de meningen en opmerkingen, die je op social media tegenkomt. Een man naast ons zat niet op een bank, maar op een verhoog waar je eigenlijk niet hoort te zitten. Maar och, veel kwaad kan het niet natuurlijk. Hij keek onze jongste aan. “Mag ik eens iets vragen?”, zei hij. Onze zoon knikte. “Gelooft ge alles wat daar in staat?”, vroeg hij, wijzend naar de krant. “Ik niet hoor”, voegde de man er zelf meteen aan toe. Ik meende nog te zeggen, ‘niet geloven wat hij zegt’, maar onze jongste gaf zelf het perfecte antwoord. “Het meeste toch”, antwoordde hij, lichtjes grijnzend. Ik meende er nog een ‘daar heb je niet van terug’ aan toe te voegen, maar besloot het er maar bij te laten. Soms kan zwijgen ook best slim zijn.  

Rudi Lavreysen
0 0

Dan was het zomer

En dan vertrek je op vakantie. Pas op, het is meer dan 10 jaar geleden. De mannen waren nog klein mannen. Dan heb je eindelijk beslist welke korte en lange broek en welke schoenen je meeneemt, naast degene die je aan hebt want die moet je ook meetellen, en dan zwijg ik nog over de spullen van de mannen die mee op de achterbank moeten. Elk hun koffertje. Het ene koffertje was oranje met Winnie de Poeh op. Toch gek dat je sommige zaken niet vergeet. Dan vertrek je voor een rit van bijna 1000 kilometer. Met de wagen die toch al wat jaren had. “We wagen het er op”, zeiden we als grap, dat weet ik ook nog.   Niet lang nadat je Brussel gepasseerd bent, verdwijnt Studio Brussel van de radio. En dan moet je ook door Parijs. “Op de Périphirique”, hadden ze me gezegd, “wil het wel eens druk zijn”. Tja, het was inderdaad met geen enkele ringweg te vergelijken. Dan is die van Brussel een gewestweg. Dan ben je daar eindelijk door en dan rij je fout. Op die honderd kilometer zal het wellicht ook niet steken. We waren al blij dat Parijs achter ons lag. Later zouden we daar nog wel eens naartoe rijden. Gewoon, naar de lichtstad. Nu lachen we daar een beetje mee. “Weet je nog, toen we hier voor eerst door moesten?”   Dan kom je op de plaats van bestemming en dan verschijn je even in het leven van de mensen ter plaatse. En dan begint de dag met de vraag: “Wat zullen we straks eten?” En dan bezoek je marktjes en doe je eigenlijk niet veel en dan heb je het wel goed. Met dat boek aan het water, maar toch moet er ook wat animatie zijn voor de mannen. En dan denk je stiekem toch ook al aan die terugtocht, waar je een beetje tegenop ziet. Opnieuw 1000 kilometer. Opnieuw die Périphirique. Ondertussen kan je het al foutloos schrijven.   De tijd vliegt, zeker op vakantie, en dan ben je ondertussen opnieuw door Parijs en dan zie je “Bruxelles” terug op een bord verschijnen. Nog eens 350 kilometer en dan kan je Studio Brussel ontvangen. “Dat is toch altijd een beetje thuiskomen”, zeiden we altijd. Maar dan hoor je één van de klein mannen op de achterbank zeggen. “En wanneer gaan we nu naar de zee?” Tja, dan zou je toch. Niet?

Rudi Lavreysen
20 0

Dinsdag 27 juni 2017

Dinsdag 27 juni 2017 is het vandaag. En ik werd vanmorgen spontaan rond 5 uur wakker, keek naar buiten en zag het mooiste, helderste roze in de hemel, aan de voorkant van mijn huis. Ik liep naar mijn achtertuin en ook daar straalde het roze door in de lucht, maar veel teerder en zachter van kleur, meer zoals yoghurt kleurt als je er wat aardbeienvocht doorheen roert. Wat een schoonheid bevond zich daar in de lucht vanmorgen vroeg. Daar wilde ik meteen foto’s van maken. De gracht was nog helemaal rustig, afgezien van een meerkoet familie, die een nest bewoont vlakbij de brug. Zo’n 4, 5 jonkies zwommen opgewonden af en aan, en moeders draaide zich om en om op het nest, op haar grote, zilverkleurige zwemvliespoten, die in verhouding net iets te groot zijn vergeleken met haar zwarte lijfje. Ik zag een beige ei liggen, en hoopte dat ze er gauw weer op ging zitten, want hoog bovenop een puntdak loerde een meeuw en meeuwen zijn gek op verse eieren. Onlangs maakte ik mee dat een grote meeuw een snelle duik maakte en met een ei in zijn snavel een brutale landing maakte langs de gracht. Hap, slik, weg ei. Shockerend hoe snel zoiets gaat. Meeuwen moeten ook eten natuurlijk, maar één ei uit zo’n meerkoet nest is wel voldoende, vind ik. Laat ie verder maar op Scheveningen friet en haring gaan eten. Zo ver is dat niet vliegen. En die meeuw hoeft niet met de tram of de auto. Die heeft gewoon zijn eigen vleugels. Dat is nog eens milieuvriendelijk openbaar vervoer, hoewel, openbaar is het natuurlijk niet. Hij vervoert alleen zichzelf. Net zoals wij onze eigen benen hebben om onszelf mee te verplaatsen. Ik zou wel eens willen uitproberen hoe lang het lopen is naar Scheveningen. Ik ben een keer op de fiets gegaan, en dat duurde zo ongeveer een uur en nog wat. Dat valt best mee, alleen, je moet ook weer terug, en dat valt dan best een beetje tegen. Maar ik heb nu een snellere fiets met zeven versnellingen. Het is heerlijk om onderweg te zijn met de wind in je haren en een lied in je hart. Ik ga vaak spontaan zingen als ik op de fiets zit. Of fluiten. Meestal stop ik daarmee als ik iemand tegenkom. Heel soms zing of fluit ik gewoon door.      

Flora van Stek
6 0

de prenten uit mijn vakantieboek

Het zijn de eerste uren van de eerste dag van de vakantie. De regen plenst neer en de lucht toont alleen maar plukjes wit tussen allemaal grijs. De troosteloosheid van de prille uren zonder doel valt loodzwaar in mijn nek en de weemoed neemt het over. De oneindigheid van een zomer maakt mij alleen maar zo moe en het gegil van opgewonden kinderen met spetterende voetjes aan de vloedgolf hoort voor mij bij een postkaart met vastgevroren beeld uit tienerjaren. Ik hoor ze gillen in de verte in mijn hoofd, maar mijn hart en mijn verstand willen ze niet omarmen. Weemoed is mijn bad. Ik neem mijn vijfde kopje koffie en staar nog maar wat verder uit het raam om toch maar niets te zien. Mijn hoofd maneuvreert ineengedoken achterwaarts zijn schuilplaats in. Niet denken. Niet voelen. Een plek waar ik niet wil zijn, maar die het begin van een zomervakantie altijd opnieuw slinks weet te bezetten. Mijn agenda raak ik niet meer aan. Ik staar naar de rode voorkaft, daar blijft het nu ook bij. Op andere dagen streel ik hem traag of soms heel vluchtig met vlakke hand, een mechanische handeling die ik elke dag wel minstens zeven keer doe, voor ik er druk pratend, lachend en vol vuur er gejaagd namen en uren en vlinderende gedachten in noteer. Mijn boekentas –elke morgen de achteloze, hyperkinetische passagier in mijn donkere autokoffer -  leunt in ongemakkelijke houding tegen de stoelpoot aan mijn bureau. Ik kijk vol afkeer weg van het lege, vormloze ding. Ik voel geen deernis voor zijn platte buik, want jawel, ik liet zoals altijd alleen een propje verfrommelde Kleenex achter met roze vegen lippen van mijn mond in het zijvakje met kapotte rits. Het propje zal de zomerdagen overleven. De pennen, de boeken, de mappen en afgedrukte planningen met weloverwogen filters haastten zich al een weg naar een koele kast. Op een schap waar wekenlang geen licht meer zal op schijnen. Het is nu enkele uren later. De regen is gestopt en de eerste priemen zon beklemtonen wat een blije vakantie zou moeten zijn. Een middagdutje deed geen deugd. Dan maar recht de stad in. De radio staat uit. Ik verkies een parkeerplaats de grootte van een autobus om mij erin te laten glijden. Ik loop robotmatig de eerste winkel binnen aan mijn rechterkant. “50% op alles in de etalage”. Ik wil alles uit de etalage: de veel te dure jurk die mij zal laten lijken op een wulpse diva op outdoor sandalen , de bloes met decolleté voorbij mijn uitgezakte navel, rafelende hotpants waar zelfs mijn dijen zich over schamen ... Ik probeer ze allemaal. De spiegel keurt het goed en probeert een haperende high five met mijn bevallig lijf. Nog enkele momenten later kom ik de winkel uit met zakken kleren waarvan ik over een paar maanden zal vergeten zijn dat ik ze ooit heb gekocht. De vakantie doet zijn werk, elk seizoen opnieuw: een instinctmatige verdwazing, van wie ik het nimmer haal. Mijn hersenen geven mij geen kans en mijn hart geeft grif de leegte toe. Het wordt nu langzaamaan weer avond en ik loop nog steeds alleen nog maar wat rond. Ik zou de handdoeken kunnen sorteren op kleur of codes bedenken voor een nieuw klasseersysteem, de lenteschoonmaak herhalen in korte short, de hangmat eindelijk kopen waarnaar ik al zo lang verlang. De eerste uren van de eerste dag van een vakantie laten mij dit allemaal niet toe. De voorbije maanden maken zich dra beetje bij beetje los. Knipogen, vertwijfelde gezichten, trotse zinnen, intens warme gesprekken, veel te slechte koffie, flauwe grappen, ontgoocheld zijn, vergeten zijn, blikken van begrip, de les die goed zat, als één langgerekte kus, 120 minuten lang, kunnen surfen op mijn woorden… Heel langzaam vloeien al mijn beelden, niet gehaast en op eigen ritme, naar dat hart en dat verstand... in de hoop het zomer te laten worden.

Anne-Marie De Clercq
0 0

Een Vekeman bij de koffie

Een felle junizon ontzegt mij het zicht doorheen het treinraampje waardoor ik naar buiten kijk. Meter per meter krimpt de afstand tussen mij en de twintigste Grote Boekenverkoop van de Gentse bib, terwijl mijn verwachtingen genadeloos groeien. Totdat ze zo hoog zijn als de dikke gevels van de Leopoldkazerne waar ik dadelijk naar binnen zal stappen.   Angstzweet, dat moet het parelvormige vocht zijn dat het stukje voorhoofd onder mijn haarlijn heeft bezet. Een klein leger boekenzoekers bevolkt de nauwe, lange gang van de voormalige legerkazerne. En jawel, ze zijn onstuimig enthousiast en ontembaar ongeduldig. Ze bewaken een schijnbaar oneindige rij tafels, met daarop kartonnen dozen die boeken in zich dragen. Ik zie enkel mensenruggen, terwijl ik zó graag die van de boeken wil zien.   ‘Fictie’, dat lees ik in zwarte stiftletters op de deurstijl die ik binnenglip. Ademhaling! Ik weet: hier vind ik literair geluk, maar velen spelen verstoppertje. Tijd heb ik nodig, en ruimte om de bladzijden te besnuffelen. En dat is precies wat ik doe. Met een slakkengangetje, dat wel. Mijn handen kruipen doorheen de dozen, langs de covers, maar ik laat geen slijm achter. Ik beweeg nieuwsgierig van boekenhoek naar boekenhoek. Moderne tijdschriften en nostalgische encyclopedieën. Engels-, Frans- en Duitstalige romans. Nederlandstalige fictie.   Cd’s, dvd’s en luisterboeken laat ik links liggen. Dat moet wel, want ze zijn een rivier geworden onder een brug van mensen wiens handen tot op hun bodems graaien. Zij nemen hun taak serieus, gaan door tot hun veldslag gewonnen is. Zijn ze op zoek naar dat ene lied dat hun verloren liefde zal overtuigen weer bij hen te komen? Ik vraag het mij af.   Groter kon het verschil met de jeugdafdeling niet zijn. Vriendinnen die rustig boeken uitkiezen voor hun kinders, vaders die zélf dolgelukkig nostalgisch worden van dat ene exemplaar van Tijl Uilenspiegel en moeders die na een toegewijde zoektocht danig bevrijding vinden in een kwartiertje neerploffen in de speelhoek. In de lange gang lijkt de strijd inmiddels gestreden, er zijn kijkgaten ontstaan in de mensenmuur.   ‘Wat had u graag gedronken?’ Voor mij een eerlijke koffie met veel Vekeman. En stilte. De diehards zoeken lustig voort, maar in het knusse salon voor het kleine podium vormt zich een benieuwd publiek. Ik kwam tenslotte niet enkel voor boeken, ik kwam voor het literaire kruit van auteur/cowboy Christophe Vekeman. Zijn gedichten komen galopperend voorbij, bevlogen en ritmisch. Aartsmoeilijk is het, om hierbij de aandacht te laten verslappen. ‘We wachtten, we keken, we kenden geen spijt. We werden, we bleven, we zijn voor altijd.’ Hij schiet met scherp, maar vuurt humoristische en liefdevolle kogels af.   Uiteindelijk vond ik enkele mooie boeken, van jongelui als Paul Baeten Gronda en Vitalski, oude heerschappen als Gerard Walschap en koks die al lang niet meer in de keuken staan. Op de trein naar huis vormen mijn mondhoeken voorzichtig een glimlach. Zinnen zinderen na, terwijl mijn ogen de voorbij flitsende bomen in de schemering proberen vast te houden.

Liesbeth Swolfs
0 0

Met vier in het bedje

Ik weet niet of u ze al gehoord hebt, maar het begint op te vallen. Ik heb de indruk, al is het eigenlijk meer dan een indruk, dat de mensen meer en meer verkleinwoorden gebruiken. Als je erop begint te letten, is het echt opvallend. U moet bijvoorbeeld tijdens de vakantie eens naar het tv-programma “Met vier in bed” kijken. Hierin bezoeken uitbaters van B&B’s elkaars pension en ze geven dan hun mening over bijvoorbeeld de inrichting en de gastvrijheid. Het begint meestal met het springen op de matras om te zien of die wel hard genoeg is, waarna ze op zoek gaan naar een millimeter stof zodat ze daar later iets van kunnen zeggen. Maar we wijken af. Verkleinwoorden, daar hadden we het over. Nee, wacht. Eerst dit. Ik vraag me ook af waar ze die B&B’s toch blijven halen? Het programma loopt nu al enkele jaren en ze blijven maar komen. Goed nieuws voor het toerisme, maar te veel aanbod is toch niet opportuun voor de klandizie, wel?   Maar laat ons bij de zaak blijven. De verkleinwoorden. U moet er echt eens op letten. Ik heb me met een blocnote voor mijn tv gezet en ik ben beginnen te noteren. Ik som het even op: gerechtje, pareltje, activiteitje, koppeltje, eitje (maar die zijn meestal inderdaad wel klein), champignonnetje, huisje, badkamertje (dat was ook aan de kleine kant), nachtje. En toen ben in gestopt met noteren. Ze bleven maar komen, die verkleinwoorden. Je zou zeggen dat het een programma voor kleine mensen is. Trouwens, op het einde van de show moeten ze elkaar punten geven. En dat doen ze met bedjes, echt waar. Het hield niet op. In diezelfde uitzending heb ik een West-Vlaamse uitbater de namen van een ander koppel horen uitspreken als Karientje en Geertje. Ze waren nochtans best groot, die twee. Bovendien moest deze brave West-Vlaming het woord hygiëne uitspreken. Heen hemakkelijke opdracht voor hem.   Maar blij ben ik niet met deze evolutie. We moeten het toch allemaal niet kleiner maken, wel? Het is natuurlijk zo dat je niet verplicht bent om naar dat programmatje kijken. Je kan ook op een ander knopje drukken. Dat heb ik vervolgens ook gedaan. Ik heb maar op het uitknopje gedrukt. Ons tv’tje ging op zwart en ik heb een boekje genomen. Maar de lettertjes waren me echt te klein en toen heb ik mijn brilletje opgezet. En meteen kreeg ik een ideetje. Misschien is het wel goed voor een stukje in de krant.

Rudi Lavreysen
55 0

Dansen

Jarig zijn in de zomer. Op zich verschilt het niet veel van een verjaardag in de winter. Alleen ga je dan minder snel buiten zitten om te feesten. Op een vroege zomeravond heeft tante Frieda ons uitgenodigd voor haar verjaardagsfeest. Ze wordt 69 jaar. Vol ongeduld zit ze in haar tuin te wachten tot we opduiken. Ik heb mijn mopje thuis al voorbereid: “Dag Frieda, ge zit al op hete kolen zie ik.” We wisten immers dat ze voor een barbecue gezorgd had. Ondanks de getelefoneerde grap wordt er toch mee gelachen. Ze gaan van heel jong naar redelijk tot echt oud, de mensen rond de tafel. De kleinkinderen spelen het spek en de satés vliegensvlug naar binnen en wapenen zich meteen met een aantal waterpistolen. De oudere generatie moet er aan geloven. De barbecue wordt bijna geblust. Na enkele terechtwijzingen verhuizen de kinderen met hun wapens voldoende ver van de feesttafel.   Al snel komt die ene verjaardagszin op tafel liggen. “Och, een jaar is niks”, zegt de jarige. Er bestaat geen verjaardagsfeest waarbij die vijf woorden niet uitgesproken worden. Het hoort erbij zoals de cadeautjes en de barbecue in de zomer. Meestel gevolgd door “ja, zeg dat wel, het vliegt voorbij”. Deze keer volgt er een andere zin op. “Nee, twintig jaar is niks”. Het is nonkel Roger die het zegt. “Ik herinner me nog, toen wij klein waren”, gaat hij verder, “dat mensen van 80 jaar stokoud waren. Wij vonden die alleszins stokoud. Dat waren echt heel oude mensen. Nu ben ik zelf bijna zo oud. Het is niet te geloven”. Er is iets van natuurlijk. Je ziet jezelf nooit zo oud als je bent. In je hoofd zit nog die dertigjarige, die volop kan dansen. Zo is ook het bij nonkel Roger. Op zijn 75e heeft hij een hartaanval gehad. Hij is er goed doorgekomen, maar hij loopt er ontzettend verkrampt bij. Alsof hij tijdens die hartaanval alles wou vasthouden zoals het was. Niets willen loslaten. Zoals dat dansen, zijn passie bij uitstek. Ik heb hem altijd gezien met nette witte schoenen. Meteen klaar om een dansje te placeren. “Nee, dat dansen gaat nu niet meer”, zegt hij. “Ik ga nu wel elke week petanquen. Dat lukt nog. Daar laat ik de ballen maar wat dansen.” Het is wellicht de mooiste zin van het verjaardagsfeest. Maar dat zeg ik hem niet. Hij weet het trouwens zelf. Zijn verkrampte lach bewijst het.

Rudi Lavreysen
20 1

Samen op de trein

Er heerst examenstress in huis. Het begint al voor het krieken van de dag, met de  geur van koffie die door de kamers trekt. Het pepmiddel om meteen van start te gaan met de leerstof. Alles nog even goed nakijken, want je weet natuurlijk nooit. Als ze vertrekken wensen we ze tot drie maal toe succes. En als ze thuiskomen, moeten ze altijd diezelfde zin aanhoren. “En? Hoe is het geweest?” Het maakte me vroeger wel eens zenuwachtig, als ik die vraag kreeg, want je kon het minstens twee keer vertellen. Straks, bij de diploma-uitreiking, kijken we terug. Naar die vorig proclamatie. Dan gaat het van “Weet je nog? Toen hij van het middelbaar afzwaaide?”. Toen keken we ook terug, naar de lagere school. Het leek een geweldig grote stap, maar dat is het natuurlijk altijd. Maar ook op dat moment blikten we terug, naar de kleuterklas, toen ze voor het eerst mochten afzwaaien. Met een echt hoedje zelfs. Och, dat op een rijtje zetten, doe je natuurlijk automatisch. Net als in het leven zit je samen op die trein die maar voortdendert. Je stapt van de ene trein op de andere en telkens moet je dat bewijs laten zien. Die Go Pass. Het bewijs waarop geschreven staat waar ze naartoe willen. Er is een deuntje dat ik wel eens neurie, uit een plaat van Tom Waits. Misschien niet toevallig over een trein. "The downtown trains are full with all those Brooklyn girls. They try so hard to break out of their little worlds." Zo is het ook met de mannen. Ze willen zich natuurlijk losmaken, losbreken, zoals wij dat ook ooit deden. En weet je wat? Ze hebben hun bestemming op die Go Pass al ingevuld, maar ze laten het ons nog niet zien. Het is hun Letgo Pass.

Rudi Lavreysen
9 0

Oorlog en vergetelheid

‘Toen die vliegende bom op het stadion viel, zaten wij aan tafel te eten,’ zegt ze. ‘In de keuken stond de soep nog op de stoof. Van de slag viel de deur zo hevig dicht dat we die niet meer open kregen, en vloog het raam van de keuken aan diggelen. De scherven zijn toen allemaal in de soep beland.’   Ook al heb ik net tien keer nagekeken of de opname wel aan het lopen is, toch schrijf ik deze zinnen nog eens op in mijn notitieboekje. Gewoonweg om te voorkomen dat ze verloren gaan.   De dame die voor me zit, is de zoveelste persoon die ik interview. Ik kan de tel niet meer bijhouden. En toch raak ik dit niet beu. In mijn achterzak wacht nog een lijstje met namen van mensen wiens oorlogsherinneringen ik absoluut moet bewaren.   Waarom? Niet omdat ik mijn eigen Oorlog en terpentijn wil schrijven. Of toch nu nog niet. Ook niet omdat ik historicus ben of wil worden. Wel heb ik thuis een diploma liggen waarop staat dat ik leerkracht geschiedenis ben. Dat wil zeggen dat ik ooit les zal geven aan leerlingen voor wie de Tweede Wereldoorlog een stuk dood verleden is, oud en ongrijpbaar.   Zo lang zal het immers niet meer duren voor de laatste personen die de Tweede Wereldoorlog bewust hebben meegemaakt, ons voorgoed verlaten. Dan zal  die oorlog één van die vele namen in de geschiedenisboeken zijn, even ver van ons verwijderd als de Tachtigjarige Oorlog, de Guldensporenslag of de nederlaag van de driehonderd Spartanen bij Thermopylae. Namen waarbij we meteen wapengekletter horen en beelden voor ons zien van gruwel en bloedvergieten, maar zelden van doodgewone mensen als jij en ik. Mensen wiens vroegste jeugdherinnering de aanblik van een bommenwerper door het verluchtingsraampje van het toilet is, bijvoorbeeld. Mensen die in de kleuterschool in Duitsland leerden hoe ze de Hitlergroet moesten brengen, terwijl de crucifix aan de muur vervangen werd door een portret van de Führer. Mensen die als kind op het stort tussen de as van kachels moesten graven naar kooltjes die nog bruikbaar waren, mensen die tientallen kilo’s tarwe of wortelen in hun rok naar huis smokkelden, mensen die rantsoenbonnen gingen stelen en zich dan angstvallig moesten verschuilen voor de Duitsers, gras etend en uit de beek drinkend.   ‘We moeten weten waar we vandaan komen,’ zegt mijn opa altijd als het over het nut van geschiedenis gaat. Hij ging als kleuter te voet naar school door de velden, terwijl de vliegende bommen overscheerden. Door hem ken ik dus nog een aantal tastbare verhalen over die vijf jaar vol verschrikking. Voor mijn kinderen zal dat al minder vanzelfsprekend zijn. Zoals een Afrikaans spreekwoord zegt: ‘Wanneer een oud persoon sterft, gaat een bibliotheek in vlammen op.’ Om te voorkomen dat er voor de volgende generaties enkel verroeste tanks en documentaires in zwart-wit aan de oorlog herinneren, zoek ik nu die mensen met hun gonzende verhalen op. Voor zij die vergeten zijn. En voor ook wij die vergeten zijn.

Felix Sandon
0 0

WANNEER GAAN 'DE GELOVEN' ER EINDELIJK AAN GELOVEN?

Elke week lezen wij in de kranten of horen wij op het journaal wel items waar  spontaan onze broek van afzakt. Als ouders, voor het beginnen van het is eender wettelijke Belgische vakantie, hun schoolgaande kinderen enkele dagen vroeger thuishouden, omdat dan de vliegtuigreizen nog betaalbaar zijn en omdat het dan een goedkoper vakantiebudget betekent, juist dan wil de Minister van Onderwijs dit absenteïsme bestraffen. Als het Islamitische Offerfeest juist voor de eerste wettelijke schooldag in september valt, dan gaan sommige scholen de aanvang van het schooljaar enkele dagen later laten starten!! Begrijpen wie begrijpen kan. Duidelijk twee maten en twee gewichten! Als er in Londen een volledige woontoren afbrandt, is er in einde en verre, zelfs geen eerste minister te bespeuren om met de slachtoffers te praten. Als er een Brit aan een moskee een aantal islamieten omver tracht te kegelen, dan staat daar ’s anderdaags kroonprins Charles op de drempel om met de plaatselijke imam te overleggen. Dit zijn zo van die ‘desintegratiepamperregeltjes’ die de autochtone Europeanen in de gordijnen jagen.   Deze week blies Islamitische Staat hun eigen werelderfgoed, hun toren van Pisa, de scheve moskee van Mosoel op. Het was duidelijk een explosie die van onderaan kwam en geen bombardement, waarvan ze beweren dat de US of de coalitie ze uitgevoerd zouden hebben. Is dit misschien een voorbode van een aantal in de toekomst, IS aanslagen op Roomse kerken? Ach IS strijdertjes, maak geen onschuldige slachtoffers! Ergens in Midden Europa ligt het rijkste ministaatje ter wereld. Daar zit zo’n Rooms Christelijke kliek in een basiliek, volgens de islam ‘ongelovige’ pedofielen, homofielen en seksloze mannen bij mekaar… Oei, oei, Ik werd duidelijk slecht begrepen, want ik las juist deze ochtend in de krant dat een groep terreurbomgordeldragertjes de Grote Moskee in Mekka wilden opblazen. Jezus..ik bedoelde bij MEKAAR en niet MEKKA!Vindt jullie grote baas het nog steeds oké, dat jullie elkaar nu beginnen uit te moorden? Nergens horen wij of ze zelf nog in de moskee van Mosoel aanwezig waren. Het gaat daarboven in de Allah- hemel uitzonderlijk druk worden. Ik kan best begrijpen, dat de 72 maagden, bij het horen dat er weer zo’n 150 à 200 uit elkaar gereten martelaren, naar boven komen zweven om hun orgasmen op te eisen, acute of chronische hoofdpijn of zelfs migraine gaan voorwenden. Of spreekt men al van maagden als het om acht- en negenjarige kinderen gaat?  Zat daar een paar eeuwen geleden toch niet zo’n pedofiele moslim, met een negenjarig kindbruidje in de woestijn de ware islam te prediken? Moesten daarom de vrouwen volledig gesluierd rondlopen omdat hij het aanzicht van een echte vrouw niet kon verdragen?   Wanneer gaan ‘de geloven’ er nu eindelijk eens aan geloven?   Nog nooit werden er zoveel oorlogen gevoerd, waren er nooit meer religieuze vluchtelingen en werden er mensen vermoord, als in de naam van één of ander geloof! Vanaf het moment dat de mensen op aarde kwamen en ze hun één hersencel probeerden te gebruiken, moesten zij in iets bovennatuurlijks kunnen geloven. Zij konden zich niet inbeelden, dat er niets meer na dit leven kwam. Dat zij gelijk waren aan de olifanten, tijgers, koeien, varkens, vogels, muggen en vliegen. Dat, gedaan ook daadwerkelijk gedaan was. Dus als er ergens een schizofrene stemmen horende jandoedel, in een barre zandvlakte wat stond te oreren, zagen ze er onmiddellijk het teken van de hemelgoden in. Al diegenen die daar macht en geld inzagen, applaudisseerden op de achtergrond mee en zochten stante pede naar een welwillende uitgever om een paar  horrorsprookjesboeken uit te geven, die als leidraad door het godvrezend volkje  moesten gelezen worden.  Wie er nadien op het idee gekomen was, dat Roomse Katholieke mannen niet meer mochten neuken, is een raadsel. Welke gezonde man doet vrijwillig afstand van het plezier dat God aan hen geschonken heeft..’gaat en vermenigvuldig U’… Als dan zo’n religieuze kerel, zonder ooit gepijpt te zijn geworden, na jaren van devote onthouding, uiteindelijk de pijp uitgaat met zijn eerste en waarschijnlijk ook zijn laatste orgasme, denk hij dan niet; “Hoc notum nisi me!”  Had ik dat maar geweten! De Joodse, moslim, gereformeerde en evangelische antiseks verenigingsregeltjes, die zeggen dat er voor het huwelijk niet aan elkaar gefrunnikt mag worden, zijn toch werkelijk om te lachen. Eens deze godsvruchtige jongeren het boterbriefje kunnen klasseren, gaan ze als konijnen te keer en proberen op zo’n kort mogelijke tijd zoveel mogelijk toekomstige geïndoctrineerde kindjes op de wereld te zetten, die er dan weer voor moeten zorgen dat hun godvrezende clubregeltjes nog eeuwen blijven bestaan. Hoeveel pretentie moeten deze religieuzen hebben om te beweren dat alleen hun godsdienst de enige echte religie is en hun god de enige ware. Hoeveel arrogantie om te pretenderen dat atheïsten niet kunnen weten dat er geen God en geen hemel is en dat zij dit dan maar eens zouden moeten  bewijzen...Imaging there is no heaven, above us only sky! De ongelovigen moeten het grote niets bewijzen?? Heeft          Einstein soms zo’n een natuurwet uitgevonden? Dit bewijs vragen de vrome simpele van geest, die overtuigd zijn, dat er in de Allah- hemel, telkens een verzameling van 72 nieuwe maagden klaarstaat die hun uiteengereten, gebombardeerde en afgestorven ledematen alsnog moeten proberen te bevredigen. Door joden, die hun volledige leven in functie stellen van het hun beloofde hiernamaals. Door kerkse mensen die nog steeds geloven dat er eeuwen geleden een loebas opstond die water in wijn kon veranderen, die met een simpele handoplegging mensen kon genezen, over water kon lopen, zijn grafsteen kon opzij duwen en vleugelloos ten hemel ging…Ja inderdaad ook de atheïst kan ergens in ‘geloven’; in de natuurwetenschappelijke verklaring en bewezen evolutietheorie. En spijtig genoeg lijkt, volgens ons, de evolutie van de mens stilaan de verkeerde kant op te gaan..terug naar af.   Maar gisteren gebeurde er iets verbluffend, manlief riep God aan! Ik dacht eventjes dat de hemel zou invallen. Wij hadden ons huurautootje ergens geparkeerd en waren met stoeltjes, parasol, pak en zak de lavaheuvel naar het strand afgedaald. We hadden net onze strandstoeltjes opengeklapt, toen manlief zijn short wou uitdoen en aan mij vroeg op ik de autosleutel had..Niet dus..en toen gebeurde het! Manlief riep, God, God, godmiljaarde, God, godverdomme, godjummenas er is een gat in de zak van mijn short. Zonder iets tegen mij te zeggen, keerde manlief terug op zijn passen, klom, terwijl het 35 graden in de schaduw was en met anderhalve revalidatielong terug de helling op. Ik berustte al een beetje in het lot, want door de jaren heen waren er al diverse, petten, truien, mobieltjes, sleutels en autosleutels ergens ten velde verdwenen, maar soms ook wel al eens teruggevonden. Na een tiental minuten stond manlief, als Mozes, terug boven op de berg en wuifde met in de ene hand de autosleutel en aan de andere hand een opwaartse duim..Als je maar hard genoeg roept, helpt God misschien soms wel een beetje, of niet?  

Sim
0 0

PANIEK IN MANDAATJESGRAAIERSLAND

Er gaat een tsunami over het Waalse PS landschap. De kranten en de journaals staan er bol van. Twee ordinaire rode poenpakkers graaiden elke maand in de financiële pot van Samusocial, een vzw waarvoor vrijwilligers gratis werken en geld bij elkaar bedelden om de allerarmsten der armen, de daklozen, te helpen. Deze twee Brusselse sjoemelaars fantaseerden vergaderingen en bijeenkomsten bij elkaar, die nooit plaatsvonden, waar ze nooit ook maar één minuut aanwezig waren en lieten zich hiervoor rijkelijk betalen. Hoe laag kan je vallen om jezelf schaamteloos te laten vergoeden juist op de kap van een zulke arme bevolkingsgroep. Verwachten wij dit van de burgemeester van de Europese Unie hoofdstad, neen. Pikken wij dit van zo’n vrouw die normaal via het OCMW de minderbedeelden moet helpen? Dus is het ook niet verwonderlijk dat de vrijwilligers, de armen en de daklozen een slachtoffervereniging willen opzetten en de ontslagnemende burgemeester Mayeur en de Paraïta geldsnol publiekelijk op de grote markt van Brussel zouden willen lynchen! Ze eisen dat de twee zakkenvullers, de mandaatgraaiende burgemeester alsook zijn mede ‘armoede bestrijdster’ uit alle ambten ontzet worden en voor straf 2 maanden op de straat moeten leven. Zij zullen er persoonlijk op toezien dat ze geen twee keer bij de gratis voedselbedeling kunnen aanschuiven. Wie een put graaft voor een ander… Politiek en poen! Na het Waalse Publifin schandaal ging er al een beerput open en was er al hevige storm over overbetaalde mandaten, maar blijkbaar is er een soort cumulerende politici dat geen schaamte kent. Elke week opnieuw horen we over allerlei regeringsvertegenwoordigers, meestal al royaal goed betaalde mensen, die het toch nog nodig vinden om mandaatjesgeld achterover te drukken. De voorzitter van de Waalse PS, Di Rupo zwijgt in alle talen, denkt er in het Frans het zijne van, broeit op een algemene décumul en hoopt dat de storm ondertussen overwaait, in plaats van eens degelijk de cumulstal uit te mesten. Laurette Onkelinx echter roept en tiert als een volleerd viswijf in de kamer en breekt elk voorstel van de regerende partijen af . Alleen vertelde ze eventjes niet dat ze één van haar kinderen aan een job bij Samusocial geholpen had en dat haar advocaatman, onder het mom van de wet van de privacy, het Samusocial schandaal onmiddellijk met de mantel der liefde wou toedekken. Moet UNIA zich er hier niet mee bemoeien, dat politici hun kinderen via via aan een begeerd baantje helpen? Is dit geen discriminatie naar de gewone man toe? Inmiddels gaat het gerucht dat er al een nieuw Brussels cumulmandaatschandaaltje’ in de maak is bij de Brusselse voedselbedeling. Is Brussel dan toch misschien zo’n Trump’s hellhole? In mijn hoofd kabbelen er al een paar weken een aantal vragen. Wat loopt er mis met de Belgische socialistische partijen. Want laat ons eerlijk zijn, ze hebben door de jaren heen, toen ze in de regering zaten,  ook heel goede dingen voor de arbeiders en de bediendes verwezenlijkt. De vijfdaagse- en minder dan 40 uren durende werkweek. De vakantiedagen, het vakantiegeld en de dertiende of zelfs veertiende maand geldbonus. Vroeger liepen wij trots in de 1st meistoet op de dag van de arbeid. Wat  blijft er nog over van die authentieke linkse partij? De bonden die meer laten staken dan dat ze mensen aan het werk helpen? Vandenbroucke die in een poging tot vernietiging van bewijzen, geld uit de zwarte kas wou verbranden. Mathot, Coeme, Spitaels en Claes die zonder blikken of blozen, wat Agusta helikoptersteekpenningen in hun persoonlijke zakken deden verdwijnen en dochtertje Claes, een vroegere Limburgse burgemeester, die overduidelijk haar vaders genen bleek te bezitten. Galle en Spitaels die er met miljoenen Dassault smeergeld vandoor gingen. De Antwerpse rode Janssens die via Telepolis de sociale zekerheid trachtte op te lichten en Laurette Onkelinx die overheidsopdrachten aan haar eigen man gaf. Het Visa schandaal enz…Teveel rode schandaaltjes die uitkwamen, maar waarvan de rode rakkers geen rode schaamtewangetjes kregen. Zo lang je met andermans geld de royale weldoener kan uithangen zal er steeds een groep burgers in de val blijven trappen.. Maar blijkbaar is de cumulepidemie bij alle partijen toegeslagen en hebben ze allemaal min of meer mandaatboter op hun hoofd. De ene, echte zachte hoeveboter, de andere margarine. Weten die politici nog hoe hoog of beter hoe laag, onze werkelijke private pensioenen, invaliditeituitkeringen of werklozensteun zijn, als ze zelfs niet eens bemerken dat er maandelijks allerlei niet verklaarbare uitkeringen op hun bankrekening bijgeschreven worden? Een deel van de politiekers willen ons ervan overtuigen dat zij een twintig tot veertigtal mandaatjes hebben waar ze gratis voor werken… Gratis, wie gelooft dit nog, maak dat de kat wijs. Als er dan al geen financiële som tegenover staat, dan worden ze lekker verwend met culinaire etentjes, reisjes en overnachtingen op een luxejacht. Alleen de ex-burgemeester van Hasselt geloofde nog in gratis, maar die ging na een ‘sexchantage’ kopje onder. Het is niet echte corruptie maar al die mandaatjes en cumuls bevinden zich toch ergens in een schemerzone. Nadat Brussel een nieuwe PS burgemeester gekregen heeft, die zich borstkloppend als de nieuwe burgervader profileert, horen we dat hij meer mandaatjes in vzw’s heeft dan dat er werkdagen in de kalender zijn. En dan  doet een Vlaamse vrouwelijke socialistische Burgemeester van Hasselt er nog gretig een schandaalschepje bovenop. Na alle verwittigingen van de staatssecretaris van migratie en asiel, slaat zij het negatieve advies in de wind en laat zij Faoud Belcacem, de oprichter van Sharia4Belgium en notoire Syrië soldaatronselaar, in de gevangenis met zijn Jihadbruidje huwen. Het land staat op stelten, want door dit huwelijk zal het een pak moeilijker worden om deze terreurcrimineel, na zijn 12 jaar gevangenisstraf naar Marokko te deporteren, waar hij tevens nog enkele jaren bak te goed heeft. Moet John Crombez, hoofd van de Vlaamse socialistische partij, deze flaterdame niet op het matje roepen? Ik denk dat SPA John, geen nachtmerrieloze nacht meer gehad heeft sinds alle rode schandalen door de journalistiek en de andere partijen uitgespit werden. Hij heeft het zich waarschijnlijk al dik betreurd dat hij zijn arrogante voorganger van de troon gestoten heeft.   Sim,mandaat en cumulvrij     Tenerife 15 juni 2017    

Sim
22 0

CANARISCHE PISPALEN

Het is de allereerste keer dat wij, door omstandigheden, eind mei, begin juni op Tenerife beland zijn. Al de bomen die tussen de witte huisjes en langs de promenades in Los Cristianos, in de winter bijna op sterven na dood leken, hebben plots een explosie van flamboyante rode bloemen. Als de bloemen naar beneden vallen, lijkt het net of de rode loper met rozenblaadjes speciaal voor ons uitgerold werd. Dikke trossen roze rode oleanderbloesems steken fel af tegen de knalblauwe hemel en purpere bougainvillia klimt overdadig tegen alle muren omhoog. Op de wandeldijken kuieren echter behoorlijk minder toeristen dan in de winter. Eind mei en begin juni is duidelijk voor Tenerife het dode seizoen. Verschillende restaurantjes zijn voor de jaarlijkse vakantie gesloten. Overal zijn diegenen die achtergebleven zijn aan het renoveren geslagen en herstelt men de zwembaden die er nu wat droog en verlaten bijliggen. Ook ziet men nu amper seniorenoverwinteraars, die gehandicapt of niet, met tandemrolstoelen als F1 kamikazepiloten tussen de wandelende vakantiegangers, de dijk afzoeven. De meeste toeristen zijn nu jongelui en jonge gezinnen met kleutertjes. Begin juni  werd er echter een nest Britse toeristen, van het slag dat de toegang tot Mallorca en Ibiza verboden werd, op de Tenerifse wandeldijken losgelaten. Mannen, vrouwen, jong of oud, allemaal hebben ze de meest idiote tekeningen en krabbels op hun huid gezet. Volledige armen, benen, ruggen, buiken en zelfs hoofden zijn met Chinese inktpatronen vol geklad. Grote christelijke kruizen, Maria afbeeldingen,de Engel Gabriël, diverse bloemen en Chinese lettertekens  zijn het meest geliefde onderwerp. Als er één voorbij slentert zonder zwart blauw geklieder ergens op zijn lichaam, wordt hij als een unicum aangestaard. Maar deze volledig blanke spierwitte Brit is dan ook meestal na één dagje zonnen kreeftrood. Volgetekende voetballertjes look a likes, met gebleekte kuiven, lopen trots hand in hand met hun sexy partners, die met een string aan en twee vol getatoeëerde kadetten, als in hun blote kont over de wandeldijk paraderen. Daarachter waggelen de horizontaal uitgezakte tattoo-Jerommekes die met hun armen alleen in grote accolades rond hun lijf kunnen zwieren, met hun Britse volgekrabbelde Rubensvrouwen. Zij vonden elkaar duidelijk niet op Tinder maar op de “More drawings and fat” app. Met hun blote bovenlijven en vet kwabberende bikinilijven laten dit plat en onontwikkeld zootje zich respectloos op de restaurantterrassen neerzakken. Nu ben ik zelf niet meer van de jongste en de magerste, maar wat je hier op de promenade aan tonnen vol getatoeëerde lijven ziet voorbij waggelen, grenst aan het ongeloofbare. Ook grote groepen ordinaire Engelse verhitte vrijgezellen zwalpen in verschillende stadia van dronkenschap en ontbinding luidruchtig voorbij. Als dit het niveau is van de doorsnee stemgerechtigde Brit, dan begrijpen wij hoe de Brexit tot stand is gekomen. Manlief merkt op dat het alleen de blanken zijn die zich als stripleesboeken laten volkliederen.  Gat in de markt voor de tattooshop die alleen met witte verf de zwarte Afrikanen gaat tatoeëren! De tattoe- bacterie is nu zelfs al op de Spanjaarden overgeslagen. Geen enkel jong lichaam is nog ongesigneerd.  Ook in de meeste souvenirwinkeltjes is het veel stiller. Pakistaanse of Indische verkopers trachten je met “hello my friend” de hand te schudden en je op die manier hun shop in te sleuren. Zoals trouwens in heel Europa, is het Canarische wagenpark echter de laatste 5 jaar behoorlijk toegenomen. Enkele jaren geleden reden wij nog praktisch alleen over de snelweg, maar zelfs nu, terwijl er een pak minder junitoerisme is, staat men soms behoorlijk in de file. Een parkeerplaatjes vinden,waar we vorig jaar nog blindelings naartoe reden, is nu al een huzarenstukje geworden. Zij aan zij staan de kleine autootjes, als mini crematoriumoventjes, in de felle zon te schitteren. Nog een jaar of twee, drie en men kan ook hier al voor woon-werk-verkeer de elektrische fiets gaan promoten. De oorspronkelijke naam van de Canarische eilanden, was Canariae insulae , wat “hondeneilanden” betekent. De Spaanse locals krijgen het klaarblijkelijk beter en beter. Dat zie je ook aan het aantal honden, die als een echte plaag jaarlijks aangroeien. Eén hond is geen, minimum één voor madame en één voor mijnheer. Nu hebben ze eindelijk de zieke en zwerfkatten aangepakt, maar nu zie je een hondenepidemie ontstaan. Niet in de toeristische centra, maar daar waar de Canaries zelf wonen is een hond hebben een gegeerd statussymbool geworden. Zo zagen we al een paar dagen een man met aan elke hand twee honden door het Chayofita-complex wandelen. Je denkt dan spontaan aan een hondenwandelaar, die voor een kleine bijdrage de blaffende hartendiefjes bij hun respectievelijk minder mobiele baasjes gaat ophalen en ze dan na het obligate kakje en pisje  terug bij ze afgeleverd. Niets is minder waar. Het is zijn eigen roedel! Ach zijn eerste hondje had zo’n verlatingsangst en blafte de buurt bij elkaar toen baasje eens iets zonder hem wou ondernemen. Hoe zielig, vlug een tweede hond bijgekocht. Maar in plaats dat ze elkaar bezighielden, jankten ze nu allebei zo hartverscheurend hard, dat er klachten van de omwonenden kwamen. Misschien dat een derde lieverd soulaas zou brengen. Nu werd er in een driekoppige canon jankend, keffend en blaffend tekeergegaan. Eens proberen met een vierde joekel? Als deze man een derde arm gehad had, dan liep hij vermoedelijk met een kudde van zes rond. En overal kakken en pissen. Het zand rond de palmbomen, de lantaarn- en wegwijzerpalen zijn ondertussen onderaan echte wegrottende en weggeroeste pispalen geworden. Als je al een hondenbezitter met een vol kak plasticzakje ziet rondlopen, dan is dit meestal een inwijkeling die deze norm en gewoonte vanuit zijn thuisland meegebracht heeft. Verschillende muurtjes worden duchtig afgesnuffeld. Pootjes gaan om beurten omhoog en tegen de afscheiding ontstaat er een urinekleurige driehoekige opgedroogde waterval die vettig en naar ammoniak stinkend op het voetpad doorloopt. De meeste Spanjaarden hebben er letterlijk schijt aan dat hun honden overal een drol leggen. Liefst een grote stinkende hoop op de witte tegeltjes vlak voor je deur. Gelukkig worden de viervoeters op de stranden verboden, want hier aan de Costa del Sol, aan de gele rots, waar het in de winter zo zalig rustig kan zijn, is het inmiddels in de weekeindes een hondenzwemparadijs geworden. Je wordt er horendol van de blaffende honden die hun zwemmende baasjes niet achterna durven springen of die elkaar naar de strot vliegen. Als de Canaries uit werken gaan worden die arme dieren jankend een ganse dag in de kleine appartementjes of op terrasjes achtergelaten. Wij hebben een totaal ander begrip van dierenliefde. Wie voor een paar weken aan de Costa del Sol op Tenerife verblijft, wordt zonder probleem een notoire hondenhater! Neen, een hondenbaasjeshater

Sim
81 0

Waar open grond is, staat een huis (2)

De steenbakkerij in Steendorp (Oost-Vlaanderen) sloot enkele jaren geleden en is daarna verkocht. De gemeente Temse heeft een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) laten opstellen voor herbestemming. De steenbakkerij ligt aan de Schelde in stiltegebied en is bovendien moeilijk bereikbaar vanaf de dichtstbijzijnde grote baan. Toch voorziet het RUP een KMO-zone en 150 wooneenheden op de site. Milieu- en burgerorganisaties pleiten ervoor om het toeristische karakter van de omliggende natuurgebieden en de Schelde verder uit te bouwen met een natuurcentrum of museum, om op die manier de overlast van industrie te verhinderen en toch jobs te creëren.   In een vorige bijdrage op Apache beschreef ik wat er aan de plannen voor herbestemming schort. Veel. Ondanks adviezen van Ruimte Vlaanderen werkt men niet in fasen, alles moet meteen volgebouwd worden. Dat wil zeggen dat van bij de start van de werken twee stukken van samen 4,8 hectare bos zullen verdwijnen. In het scenario dat men vervolgens geconfronteerd wordt met leegstand, zou dat extreem zonde zijn van de verdwenen natuur. En leegstand van deze nieuwe KMO’s is niet uitgesloten gezien de huidige leegstand aan KMO-units in de gemeente.   Concreet gaat het om twee waardevolle bossen die grenzen aan de beschermde natuurgebieden Fort van Steendorp, Roomkouter en het Gelaagpark. Helaas liggen deze bossen binnen de afsluiting van de steenbakkerij. Buurtprotest laait op en het agentschap Natuur en bos moet een kapvergunning geven. Opmerkelijk is ook dat de steenbakkerij net buiten de dorpskern van Steendorp ligt, terwijl men in de plannen spreekt van ‘kernversterkende wooneenheden en KMO’s’. Op een informatievergadering zei de afgevaardigde van Interwaas (intercommunale die het RUP opstelde) dat die term eigenlijk ‘wat misplaatst is’. Ondertussen zijn we drie maanden na die infovergadering en begint de druk van de bevolking groter te worden. Aan de gevels hangen spandoeken en affiches; de onvrede neemt toe. Toch blijft de kans bestaan dat de gemeenteraad de plannen goedkeurt.   Blunders Wel, ik heb twee boodschappen voor de burgemeester en schepenen. Een: er staan volgend jaar gemeenteverkiezingen op het programma. Twee: als de opstellers van het RUP en de gemeenteraad beter naar de bevolking hadden geluisterd en hun onderzoek ter plaatse hadden uitgevoerd, zouden grote blunders vermeden kunnen zijn. Op de infovergadering had Interwaas geen kennis van de buizen uit de 19e eeuw die een verderop gelegen vijver met de getijdenwerking van de Schelde verbindt. Als je daar funderingen op bouwt, vernietig je die buizen en krijg je wateroverlast. Nog geen kilometer verder is hetzelfde gebeurd met de vijvers van de Vuurkouter, daar moest een pomp geïnstalleerd worden. Zoiets kost geld en is allesbehalve duurzaam.   In heel dit dossier is het enige democratische aspect het openbaar onderzoek – de periode waarin men bezwaar kan indienen – maar dat is een verplichte procedure. De burgervader klopte zichzelf op de borst dat de bezwaren ‘als een goede huisvader’ geanalyseerd zouden worden. Dat lijkt me niet meer dan terecht. Het had pas echt van goed huisvaderschap getuigd wanneer hij buiten de procedures om naar noden en opmerkingen van de bewoners had gepeild. Een bestuur waarvan de burgemeester al sinds 1993 aan zet is, moet vooraf toch aanvoelen dat een dergelijk plan op protest stuit?   Op de Roomkouter, een gebied met uitzicht over de steenbakkerij, staat een heropgebouwd drooghuisje van de steenbakkers met infoborden waarop je het volgende kan lezen: “De kleiontginning veroorzaakte ernstige littekens in het kenmerkende Wase cuesta-landschap.” Misschien moeten we daarom die restanten van de kleinijverheid voor altijd verbannen tot het verleden-op-infoborden en kiezen we nu beter om de zeldzame natuur in het Waasland te versterken. Bouwen kan op vrijgekomen gronden in industriegebied of in een dorpskern, natuur versterken kan enkel in natuurgebieden.   Lappendeken Laten we de zaken scheiden. Ons landschap is al een lappendeken; het wordt tijd dat we historische blunders rechtzetten. Anno 2017 is een locatie tussen vijf natuurgebieden, net buiten een dorp, op vijf kilometer van snelwegen niet geschikt voor bedrijven. Zeker niet gezien de huidige leegstand aan KMO-units in de gemeente. De Steenbakkerij ligt trouwens naast de Scheldedijk; men zou dus beter inzetten op duurzaam fiets- en wandeltoerisme.   De geplande appartementsblokken zijn nog het best te omschrijven als ‘visuele vervuiling’: het kenmerkende Wase cuesta-landschap zal zijn uitzichten vanop het Fort van Steendorp naar de Scheldevallei verliezen. Ook de huidige staat van de steenbakkerij is zeer kritiek. De site is al een tijdje niet meer onderhouden. De passerende recreant kijkt nu al op een zwarte vlek naast de dijken van de Schelde, de komst van KMO’s zal het uitzicht niet verbeteren. Een KMO-zone biedt ook geen meerwaarde voor de toerist en de natuurbezoekers, laat staan voor de natuur. Verschillende loodsen van de steenbakkerij zijn al afgebroken, of half afgebroken. Wat gebeurt er met het asbest in de daken en in de steenovens? Mogen we dat als burger misschien niet weten, met het stort in Sint-Niklaas in ons achterhoofd?   Laten we Steendorp op de kaart zetten als voortrekker in Vlaanderen, in plaats van te verzanden als meelopertje dat kiest voor de betonbelangen. Duurzaam wil zeggen dat we inzetten op burgerrechten, economie en klimaat zonder de toekomstige noden te boycotten. Een sterk uitgewerkt plan kan de lokale economie, buurtbewoners en het klimaat versterken. Leve onze kinderen (en de mensheid)! Lees meer: https://www.apache.be/gastbijdragen/2017/06/15/waar-open-grond-is-staat-een-huis-2/ © Apache

Alec Lamberts
0 0

Als ik een kalf was…

Als ik een kalf was, dan zou het allemaal misschien veel beter gaan en waren mijn ervaringen met het openbaar vervoer veel aangenamer. Ik weet niet hoe het zit in andere landen met het openbaar vervoer, maar waarschijnlijk net als in België. In de steden is er wel overvloed aan bussen, treinen en trams en er wordt dankbaar gebruik van gemaakt. Maar in sommige landelijke gebieden, zeg maar de, door de vervoersmaatschappijen, onderontwikkelde gebieden is het huilen met de pet op. Terwijl het openbaar vervoer juist ervoor zou moeten zorgen dat iedereen zonder zorgen en stress op hun bestemming komt, is mijn reis op zijn zachtst gezegd een avontuurlijke rollercoaster vol met emotionele pieken en dalen. En laat ik u verzekeren de dalen zijn dieper dan de pieken hoog zijn.   Het begint bij dat uur vroeger dat ik moet opstaan om op tijd op mijn bestemming te geraken. De bus die door mijn dorp rijdt en me bijna rechtstreeks naar de stad brengt, doet er theoretisch iets meer dan een uur over en gaat voor driekwart over de zelfde route die ik normaal doe met de auto. De goede oude tijd van tickets kopen op de bus zelf is zo goed als voorbij. Omdat de busmaatschappij tijd en geld wil besparen, moet ik op voorhand ergens op de daarvoor voorziene verkooppunten mijn vervoersbewijs aanschaffen. In een klein dorpje zoals dat van mij is het niet simpel om zulk een verkooppunt te vinden. Anders gezegd; er is er gewoon geen. Ik kan wel nog steeds een busticket kopen bij de chauffeur, maar dan betaal ik een belachelijk hoge prijs en krijg ik niet bepaald de sympathie van de chauffeur mee. Dus heb ik maar twee overblijvende mogelijkheden, het ticket via sms-bericht dat de busmaatschappij jaren geleden introduceerde waarmee je via een simpel sms-berichtje op de bus kan, of het nieuwste broertje van het SMS-ticket, via een app op mijn telefoon. Hiermee kan ik nog goedkopere tickets aankopen. Deze zijn een uur geldig. En ik voel al nattigheid, want de totale duur, overstap en wachttijd meegerekend, duurt zeker langer dan de theoretische berekening van een uur van de maatschappij. Juist geteld achttien minuten langer. Ik moet dus voor die achttien minuten weer een ticket kopen van een uur. De berekende reistijd is natuurlijk pure theorie.   Na een wandeling van bijna een kilometer, sta ik dan eindelijk aan de bushalte. Vijf minuten voor de bus zou aankomen, neem ik mijn telefoon en start de app op. Een foutmelding verschijnt al onmiddellijk dat het apparaatje geen verbinding kan maken. Ik zie dat het icoontje dat informatie geeft over het netwerk er helemaal niet is. De eerste scheldwoorden vliegen al mompelend in het rond. Dan maar een iets duurder SMS-ticket bestellen. De mompelende scheldwoorden veranderden al snel in goed verstaanbare vervloekingen als ik merk dat er een probleem is met de fakturatie ervan. Mijn aankoop gaat niet door. Een tweede maal proberen geeft geen oplossing. Ik word stilaan wanhopig, ik heb geen enkele manier om een ticket te kopen. Geen aankooppunten, geen SMS-ticket, geen app-ticket en geen aankoop in de bus, want wie heeft er vandaag de dag nog cash geld bij zich. Alle betalingen doe ik tegenwoordig via kaarten en app’jes, als ik tenminste een netwerkverbinding heb. In de steden is dit hoogstwaarschijnlijk helemaal geen probleem, maar op het platteland is dit een heel ander verhaal.   Intussen staat de tijd niet stil en komt de bus ongetwijfeld dichter en dichter. Ik ga een eindje verder staan, z’n honderd meter van de bushalte en zie dat het netwerk-icoontje plots verschijnt. Op hoop van zegen probeer ik nogmaals het app’je. Met succes deze keer. Ik zucht van opluchting, juist op tijd want de bus komt eraan. Elf minuten te laat. Vanaf nu kan ik me laten rijden door al die hindernissen die me mateloos irriteren als ik met de wagen rijd, nu kan ik rustig genieten van het landschap. Nadat ik ben aangekomen in de stad moet ik een andere bus nemen, omdat mijn afspraak aan de andere kant van de stad is. Maar mijn eerste ticket van een uur is nu verlopen, dus tijd om het tweede te bestellen. Nu zou je denken dat de plaats waar ik sta, voor mij de grootste busterminal van het land, dat het netwerkbereik maximaal in orde was. Neen, hoor. Er is geen mogelijkheid om de app nog eens te proberen. Gelukkig zijn de eerdere facturatieproblemen in het voorbije uur plots verdwenen zodat ik nu wel een SMS-ticket kan bestellen. Het duurt veel te lang eer de goedkeuring voor mijn betaling binnenkomt en ik zie de bus die ik eigenlijk moet nemen, voor mijn neus vertrekken. Mijn medereizigers rondom mij horen mompelende scheldwoorden en glimlachen begrijpend. Dan maar de volgende bus, maar deze is een helse rit dwars door de stad waar de chauffeur ook nog eens een gezellige babbel doet van bijna tien minuten met haar collega die van de tegenovergestelde richting komt aangereden en zo het overige verkeer door de stad volledig blokkeert.   De rit terug naar huis is nog erger. Aan de busterminal, krijg ik amper vijf minuten om van perron één, door een wriemelende massa mensen en aanstormende bussen, naar perron vijftien te rennen. Dat is van de ene kant van de grootste busterminal van het land naar de andere. Maar gelukkig neemt de busmaatschappij hun tijdsschema niet zo nauw en sta ik, ruim op tijd en hijgend te wachten op een overvol perron. Mijn ergste nachtmerrie komt uit als de bus komt aangereden en iedereen op dat perron instapt. De bus was al snel overvol. Alle zitplaatsen worden al snel bezet en de middengang wordt volgepropt met bagage en mensen. Als ik en al die andere medereizigers, die in de bus zijn gepropt, kalveren waren geweest, dan werd deze vervoersmaatschappij zwaar beboet. Want op vervoer van dieren staan strenge regels. En dit voor het welzijn van de dieren. Niet voor mensen, blijkbaar. De hele rit terug is een evenwichtsoefening van hoog niveau. Al die rechtstaande mensen, die vooral bezig zijn met hun telefoon, moeten zich in elke bocht staande weten te houden. Aan elke halte waar de bus stopt, hoop ik dat er mensen uitstappen. Maar er stappen geen mensen uit. De nieuwelingen worden er gewoon bij ingepropt. Onderweg denk ik eraan om mijn SMS-ticket, dat weldra gaat verlopen, te verlengen. Maar ik weiger dit te doen. Ik betaal niet voor zulk een slechte service. Ik betaal niet voor een busreis van meer dan een uur die ik rechtstaand moet ondergaan. Deze situatie is levensgevaarlijk, zelfs levensbedreigend. Al die mensen die rechtstaand zonder gordel tegen negentig per uur over de snelweg denderen. Dit moet wel in strijd zijn met een of andere wet. En ik weiger pertinent te betalen voor iets dat illegaal is, want dan ben ik medeplichtig. Uiteindelijk komt er een einde aan mijn lijden en kan ik uitstappen, nadat ik me over al die bagage en langs al de mensen in de middengang een weg heb kunnen banen. Eén ding staat vast; Dit nooit meer. Dan nog liever zelf met de wagen. Geen gesakker met tickets, geen overvolle bussen en geen afhankelijkheid meer van gefrustreerde buschauffeurs. Dit is een belofte die ik mezelf maak, terwijl ik opgelucht en doodmoe de zetel in plof. Ach, was ik maar een kalf.

Gino Van Lommel
24 0

De trein...oh zo fijn!

Het is weer van dat… trein naar de luchthaven van Zaventem nu op spoor 2 in plaats van spoor 1. Al jaren kwam hij aan spoor 1 maar ook daar moest verandering in komen. Tot nu toe nog geen aankondiging van “de trein heeft zoveel minuten vertraging” dus ik sta recht want de sigarettenrook van de zittende man naast mij komt in mijn ogen terecht.    Ik maak me klaar om op het perron een goede plaats te vinden om meteen te kunnen opstappen en een zitplaats in de trein te hebben. Dan zie ik op het aankondigingsbord dat de trein toch 5 minuten vertraging heeft. Ik was beter blijven zitten op één van de weinige ongemakkelijke stoeltjes op het perron van Leuven want rechtstaan is niks voor mij. Daar krijg ik pijn van in mijn onderrug en dan kan ik niet fatsoenlijk meer stappen.   Ook al kondigen ze aan dat de trein vertraging heeft, dat wil dan nog niet zeggen dat dat werkelijk zo is. Hij komt toch op tijd aan. Ik heb niet de juiste plaats gekozen op het perron om meteen te kunnen opstappen. Alweer aanschuiven dus… zoals elke ochtend het geval is.    Ik zie dat er geen plaats is in 2de klasse maar wel in 1ste klasse. Ik volg mijn instinct en ga in 1ste klasse zitten. Oef, ik zit eindelijk neer en hoef niet recht te blijven staan, zoals de meesten doen. Ook al is de rit van Leuven naar de Luchthaven van Zaventem maar 13 minuten als alles goed gaat natuurlijk, stilstaan probeer ik dus zoveel mogelijk te vermijden. Ik zet me meteen in een hoekje in de hoop dat ik niet word gezien door de treincontroleur. Het is een vrouw dus ik kan haar niet verleiden met mijn charme. Ik blijf beter gewoon zitten … wel met een ei in mijn broek, geen zin om een boete te betalen.   Als ze komt, denk ik, dan zeg ik haar gewoon dat ik niet kan recht blijven staan en vermits de 2de klasse vol zit, is dat voor mij een goede reden, als men empathie heeft natuurlijk. “Stel dat ze moeilijk doet, dat ze aandringt dat ik naar de 2de klasse moet”, dan zou ik kunnen zeggen dat de NMBS er maar moet voor zorgen dat er meer wagons ter beschikking moeten worden gesteld voor de reizigers en dan vooral ’s ochtends, op de piekuren en tijdens de zomer want dan zit er het meeste volk op. Ik had dat waarschijnlijk niet gezegd… De treincontroleur kan daar toch niks aan doen.    Een brief schrijven naar de NMBS? Tja, als er veel mensen dat zouden doen, dan zou het misschien iets opbrengen maar ik alleen? Dat brengt niets op. Ik schrijf veel liever over interessante dingen, zaken waar ik ook iets van leer. Zoals hier, ik heb geleerd dat ik alleen maar kan proberen, dat je altijd een nee hebt maar dat je misschien een ja kunt krijgen, en dat geldt voor alles.    Dus proberen te schrijven, in de hoop dat er iedere dag iets “out of the box” gebeurd, en proberen op deze manier ook andere mensen iets bij te leren. Just try it, whatever it is you want to do en je zult wel zien: moest het niet lukken, dan heb je het toch geprobeerd en dat alleen maakt je al zoveel rijker.    Ik was opgelucht toen de trein aankwam in de luchthaven. Ik hoop dat ik zoiets niet meer moet meemaken. Als dit het geval zou zijn, dan zou ik precies hetzelfde doen: gaan zitten in eerste klasse. Misschien zou ik wel een klacht indienen bij de NMBS en hopen dat ze me een gratis ticket geven… in eerste klasse!

Inge Lanneau
0 0