Zoeken

De blik in haar ogen, dat is kunst

Ze kwam naast me staan en ik wou haar vragen ‘Wat vind jij van dit schilderij?’   Of beter: zes schilderijen. Ik was immers al minutenlang naar een reeks van zes hyperrealistische schilderijen van Robert Devriendt aan het staren, en zo kon ik nog uren doorgaan. De taferelen vormden een fascinerend kortverhaal voor mij, dat zich afspeelde op een broeierige, stoffige zomerdag, net zoals de dag dat ik besloot het Museum M te gaan bezoeken, eigenlijk. Een kortverhaal dat zo uit de pen van Raymond Carver had kunnen vloeien (lees zijn fantastische Gazebo), of van John Cheever (lees zijn fenomenale The swimmer).   Maar net toen ik de mysterieuze jongedame die naast me opdook wou vragen wat haar mening was, verdween ze. En dook ze weer op bij een volgend kunstwerk.   Tussen een majestueus wandtapijt van Jan van Leefdael en een majestueus drieluik van Michiel Coxie, prijkte een groen vlak. Jazeker: een volledig groengeverfd paneel van Marthe Wéry. Ik herinner me een bezoek aan het Groeningemuseum in Brugge, in het eerste jaar van mijn lerarenopleiding, waar de kunstwerken van eeuwenoud naar nagelnieuw geranschikt staan. Je begint dus bij de Vlaamse primitieven en eindigt bij een zwarte stip op een witte achtergrond. ‘Als je de route omgekeerd volgt,’ was ik toen zo stout om te zeggen, ‘dan bouwt het op.’ Niet helemaal waar, zo leerde het kasseidikke boek over kunst van Ernst Gombrich ons een jaar later: met de komst van het fototoestel werd het voor schilders minder belangrijk om de wereld zo realistisch mogelijk weer te geven, dus zochten ze andere manieren om hun creativiteit te tonen. Hier in het Museum M hangen die moderne meesters kriskras tussen de klassieke, en dagen de vragen op de muur je uit om de verschillen te zoeken, en de gelijkenissen. Als er dan geen jongedame naast je staat met wie je over de kunstwerken kan discussiëren, kan je tenminste nog antwoorden op die vragen. Want ook bij het groene vlak dook het ongrijpbare meisje maar een fractie van een seconde naast me op. Toen ik mijn mond wou openen, was ze alweer weggedarteld.   Haar audiogids, die we aan de inkom bij ons ticket hadden gekregen, was in het Engels, ving ik stiekem op toen ze heel even heel dichtbij kwam. Bij een schilderij waarop een vredige wandeling door het bos verstoord wordt door een luguber bengelend lichaam aan een galg in de verte, hoorde zij dus niet de beschrijving die een Vlaams kind ervan gaf, maar die van een op en top Engelse bengel. Dit luisterfragment was een geniale toevoeging, die herinneringen opriep aan een gelijkaardige rubriek uit Man Bijt Hond, het televisieprogramma dat mij door en door gevormd heeft. En alles wat herinneringen oproept aan Man Bijt Hond verdient een standbeeld.   Ik volgde de kunstnimf met haar wapperende zwarte jurk nog door de zalen met historische voorwerpen uit Leuven, met Christusbeelden en met een video over de expo van Dirk Braeckman, maar daar was ze plots volledig verdwenen. Nooit heb ik haar teruggezien. Maar die blik in haar ogen? Dát is kunst.     Bezoek aan het vernieuwde M – Museum Leuven op 22 juni 2017

Felix Sandon
145 1

Redenaarskunst in het salon

Weet u nog toen u bij mijn artikel genaamd dromenvanger ‘het openen van een onafhankelijke boekhandel’ zag verschijnen? Wel, ik heb het licht gezien. Eerder het lumineuze idee aangevat om de koe bij de horens te vatten en mijn idee scherp te stellen. Na alweer een paar illusies armer te zijn bij de zoektocht naar een aansluitende functie vermeerderd met het oneindige wachten op de uitkomst van de tergend trage selectieprocedures van wat hoegenaamd ‘wel eens de job van jouw leven zou kunnen zijn’, neem ik mijn verantwoordelijkheid op. Ik wens niet langer in mijn lot te berusten. Nee, ik ga de toekomst met opgeheven hoofd tegemoet: een concept in de broekzak en heel wat broedende ideeën in het achterhoofd. Ik behoor tot de generatie die in een vingerknip een concept de ondernemerswereld tracht binnen te loodsen. Steevast heb ik de neiging om mijn concept af te toetsen: terwijl je elke dag met verse bloemen en taarten dient uit te pakken, blijven boeken verder bloeien en weten mensen ze te smaken net zoals een citroentaartje.   Een onafhankelijke boekhandel – met nadruk op de term onafhankelijk – net zoals de doorsnee Confituur – boekhandel. Hetgeen me brengt tot ons bezoekje aan de eveneens onafhankelijke boekhandel Beatrijs te Oudenaarde. Eens we het boekenwalhalla betraden, voelde ik de onpersoonlijkheid naderen. Ik kreeg meteen de ingeving dat ik het helemaal anders zou aanpakken: in tegenstelling tot het volstouwen met boeken waar een kat haar jong niet meer kan terug vinden, zou ik me bij voorkeur beperken tot een grote sectie literatuur, een kleinere sectie thrillers, dan weer een grotere sectie filosofie en geschiedenis, … Het is vooral belangrijk dat je zelf de weg kunt wijzen. Dat jouw concept een inkijk biedt in jouw persoonlijkheid. Dat je de lezer kunt adviseren en indien gewenst, suggesties naar voren kunt brengen.   Fundamenteel aan een boekhandel is het voorzien van een leeshoek, waar mensen tot rust kunnen komen, zich even kunnen terug trekken in de wereld van een boek, ondertussen een koffietje slurpend  en/ of met vrienden van gedachten kunnen wisselen. Naast een leeshoek wil ik eveneens een schrijvershoek inrichten aangezien schrijven de ziel verruimt. De handeling draagt niet enkel een reflecterende waarde in zich maar ook een educatieve waarde. Het schrijfproces doet ons in eerste instantie nadenken over onderwerpen en laat ons vervolgens toe een opinie te creëren. De kracht die er van uitgaat, is hoe ironisch het moge klinken – onbeschrijfelijk. Het leidt je tot een wereld waar je kennis maakt met diepere regionen. Een verrijking voor de geest vindt plaats.   Mijn idealistisch beeld leidt tot het ontspruiten van een literatuur- en cultuurhuis waar lezers, schrijvers, kunstenaars, filosofen, kortom elke redenaar een plek moge vinden om niet uitsluitend het literaire maar ook het artistieke en het culturele te beleven. De creatie van een ontmoetingsplek waar de redenaarskunst ten volle tot zijn recht komt aan de zijde van een koffietje, aangevuld met heerlijke streekproducten. Zo’n plek zou ik alvast intens koesteren.   Mocht deze beschrijving nog geen belletje doen rinkelen, hier krijgt u de sleutel op een presenteerblaadje: het idee doet me wegdromen naar de salons van eind negentiende eeuw, begin twintigste eeuw waar kunstenaars, filosofen, schrijvers, redenaars, kortom verlichte geesten die de kunst van het leven trachtten te vatten, op gezette tijdstippen hun visies op tafel gooiden en elkaar trachtten te overreden met vele doorwinterde argumenten.   Ik ontwaak en lijk te beseffen dat de vervlogen tijden van de salons niet meer terug te vinden zijn. Ook niet in een moderne variant. Heimwee. ‘Hoe kun je heimwee hebben naar iets wat je nooit gekend hebt?’ zouden realisten me vragen. ‘Wel, zou ik hen prompt antwoorden, de overtuiging rust in de kracht van de beleving.   Net zoals diezelfde kracht van beleving me meevoert naar de uitwerking van dit concept. Hoezeer ik een literatuur- en cultuurhuis – in afgezwakte vorm een boekhandel – wens te realiseren, hoezeer ik het benauwd krijg van vervlogen tijden. Gevangen in deze tijdrekening maar overduidelijk een verschijning van de tijdsgeest van toen.

kimwatte
0 0

Gloed

Een opwelling van kunst en literatuur stuwt me dezer dagen voorwaarts. Terwijl mijn professionele bezigheden op een laag pitje vertoeven, kent mijn creatieve geest ongekende hoogtes. Er zijn dagen dat ik de prikkels voel stromen. Spontaan stroomt mijn gedachte naar de prachtige kunstwerken met roze gloed bij het bezichtigen van de tentoonstelling ‘Oer’. De roze gloed, waar te nemen op de werken van Leon De Smet (Roze Harmonie) en Rik Wouters (De roze laan), heeft me zo’n adembenemende indruk gegeven.   Al een maand voel ik dat deze roze gloed het onderwerp van een nieuw blogartikel zou worden. Alleen ik kon het niet vatten. Verscheidene pogingen hebben me uit mijn lood geslagen: wat schrijf je over deze roze gloed? Toch volharde ik om een ode aan de Latemse school te brengen. Ik was verbijsterd hoe zo’n deel van de schilderkunst jarenlang een zwarte vlek voor me kon blijven. Hoe komt het dat we steevast tijdens onze schooltijd de grote meesters uitgebreid inspecteren maar in het ongewisse blijven over een Vlaams geïnspireerd impressionisme? Ik denk aan het fantastische werk ‘Interieur’ van Leon De Smet of ‘De ijsvogels’ van Emile Claus. Nooit vergeet ik het avondlicht badend in een roze gloed, uiting gevend aan het illuminisme. Het boerse leven oogstrelend op doek gebracht. Jawel, Vlamingen zijn boeren. ‘Oh, wat leuk, ze hebben aan me gedacht!’Je zou haast het harde labeur van de stiel vergeten gezien de poëtische manier waarop het boerenleven in kaart wordt gebracht.   Daar tegenover, een meester waarvan het contrast niet groter kan zijn: het ijle vertolkt door Spilliaert. Onze gedachten dwalen maar het is niet zoals bij een kleurrijk werk of een veelzijdig werk waarbij onze ogen alle kanten uitrollen om zoveel mogelijk elementen te omvatten. Nee, hier dwalen ogen op zoek naar de dieperliggende betekenis. Die focus op de zwarte gloed in ‘De eenzaamheid’ waarbij de vrouw als een zwarte kraai wordt afgebeeld. Misschien symbolisch voor een slechte persoonlijkheid? Haar gezicht nors, eerder bedroefd. De pruillip en geknelde handen vormen opmerkelijke elementen: Zou deze vrouw zopas haar veto hebben gesteld?   We laten de duistere symboliek voor wat ze moge zijn en trekken naar Permeke. Ook hier kan met het schilderij ‘Het zwarte brood’ het contrast met de idyllische boerse taferelen niet groter zijn. Permeke geeft het ruwe weer van het landbouwleven, de vereenzelviging van de boer met zijn eenvoudig bestaan.   Geef me toch maar die kleurrijke gloed, als bij de taferelen van Rik Wouters. Ogen worden werkelijk aangezogen door de veelheid aan kleur. Verbouwereerd door de roze gloed als hierboven beschreven, valt ondanks de geweldige mengelmoes aan kleuren toch de harmonie en de ingetogenheid van zijn werk op. Binnenkort staat zijn retrospectieve op de agenda..

kimwatte
12 0

Hoofddoek bij de politie... een andere opinie

In het virulente opiniestuk « Geen hoofddoek bij de politie ? Eerst maar eens die blinddoek afzetten” in De Morgen van 22 mei 2017 wijst Yasmien Naciri op irritante manier en met polariserende vinger op het zoveelste hoofddoekendebat in België (nummer 384 by the way), op de neutrale positie van de overheid en dat uiteindelijk uitdraait op het nutteloze 385ste hoofddoekendebat.   In het stukje staan voor mijn vrijzinnige en vrije ogen veel tegenstrijdigheden, ongemakkelijke onwaardigheden en her en der merk ik een zorgwekkend gebrek aan kennis van de wetgeving, of zelfs wat er in het verleden van het Belgische volk geleefd heeft; misschien ook gebrek aan empathie voor de maatschappij waarin zij leeft – wat an sich in het échte debat niet telt -, met als resultaat een populistisch aaneenrijgen van ingebeelde jacht-op-moslim, valse waarheden en een onbeduidend opjagen van zij tegen ons.   Doorheen het gezeur van het opiniestuk heeft Naciri wel een punt waar ze allicht achterstaat maar dat lees je niet in haar column, nl. dat het artikel 9 van het EVRM (Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden) duidelijk de fundamenten van godsdienstvrijheid uittekent en waar ik zelf als vrije en vrijzinnige burger volledig achter sta. In Artikel 9 staat o.a. geschreven dat de overheid gedwongen wordt tot een a-religieuze houding en dat op zich godsdienst – en bij uitbreiding religie – een irrelevante factor bij het uitoefenen van haar taken is. Zo zien we ook dat de Europese Grondwet geen melding maakt van de katholieke roots van Europa.   Religie is macht. En waar macht is, mag ook tegenmacht (contre pouvoir) zijn, whether you like it or not.   Het opiniestuk valt verder wat in gemakzucht door kritiek op Theo Francken (NV-A). Zucht. Naciri spreekt van een probleem maar dat is pure polarisatie want er is geen probleem. En hoewel wetgeving altijd in beweging is, en zeker niet written in stone is, niets wat ik lees kan iets bijbrengen om ook maar iets te veranderen. Het Calimero-gehalte in de column, het aloude gezeur over, - hè hè weer die hoofddoek – brengt niets nieuws aan het debat terwijl Naciri perfect weet dat het niet over hoofddoeken in se gaat maar over religieuze symbolen. Religieuze symboliek brengt immers sterke boodschappen over en beroert een volk. Symboliek vertelt niet zo neutrale verhalen aan mensen. Symboliek kan tellen. Symboliek geldt daar waar macht niet sterk genoeg is.   Ik kom iedere dag in contact met moslims en moslima’s, evenzeer met mensen die een ander geloof dan geen geloof belijden. Het was ooit anders : ik heb gewerkt in een wijkgezondheidscentrum waar voor mijn aanwerving aan een bijna totaal gesluierde moslima gevraagd werd of het geen probleem zou zijn om met mij in één ruimte te werken. Gelukkig mocht ik er zijn. Een andere gesluierde collega  weigerde me de hand te schudden en daar ben ik toen heel fel van geschrokken omdat de hand van iemand schudden iets menselijks is, iets van de maatschappij is. Deze symboliek maakte me duidelijk dat ik vies was.   In een blogstuk schrijf ik dat ik bang ben. Ik maak me zorgen over de nieuwe wereldorde, over hoe met alle gemak gemakzuchtig en destructief leiderschap vandaag gehanteerd, bespeeld en gepromoot wordt; ik ben bezorgd over het plat populisme dat scoort bij de mensen. Tussen Trump, Macron en De Wever vermeld ik ook Naciri omdat haar bijdrage geen enkel constructief debat opstart, omdat het ook de moslims en de moslima’s die ik ken afschildert als individuen die neutraliteit van de overheid niet zouden respecteren, de Belgen niet zouden waarderen. Het stukje stelt mijns inziens moslims en moslima’s in een slecht daglicht. Ach, het zijn gekende marketing truckjes, toch?   We leven in pure populistische tijden. Populisten geven vrijkaarten aan mensen met slechte bedoelingen en simplistische opvattingen, aan kritiekloze losers en zwart-wit denkers. Wanneer Fatima – maar ook Rita als moslima of devote christene maar dat lees je niet bij Naciri… - met hoofddoek of kruisje (lees : religieus symbool) zichzelf boven de neutraliteit zet waar haar openbare functie voor staat en zij bijvoorbeeld weigert een hand te schudden of samen te werken met een man, dan heb ik een probleem met die overheid die zij uitstraalt. Omdat de symboliek in religieuze uiterlijke tekenen ook macht vertoont vanuit een door God gegeven dogma. En dat de schending van de scheiding der Machten daar ligt.   Het merendeel van de Belgen heeft geen probleem met de islam. Voor de Belgen hoort de islam thuis in hetzelfde huisje van het katholicisme, een religie die hun zielen jaren lang geteisterd heeft. De Belgen lopen nog met de wonden die de nonnen en de paters hebben toegebracht en daar heb je echt geen processen voor nodig om dit in onze maatschappij te voelen. De Belgen willen geen religie als macht meer, de Belgen willen godsdienst als een sublieme en persoonlijke belevenis waar het goed wonen is voor de ziel. Naciri mag eens leren de dingen in historisch perspectief te schrijven, eens werkelijk te kijken waar de Belgen vandaan komen. Kijk naar hun ziel, kijk naar hun verleden, niet naar hun geschiedenis dat je leest in de boeken. Luister naar de Belgen, luister naar hun gebrokenheid, naar hun godsvrees en luister naar hun verwoeste levens. Misschien moet je zelf eens de blinddoek afdoen. En tenslotte, voor wat het waard is, Vrouwe Justitia draagt nét juist die blinddoek om ook jou te beschermen.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
22 0

De ghs

Afgelopen weekend vond in onze stad een internationale en driedaagse wedstrijd oriëntatielopen plaats. Het evenement bracht heel wat volk op de been. Mocht het u nog niet bekend zijn, geef ik u graag de belangrijkste kenmerken van deze sport. Slechts gewapend met een kompas en een kaart moeten de deelnemers op een bepaald terrein een aantal controlepunten passeren. Wie het snelst alle controlepunten in de juiste volgorde kan afleggen, mag zich de winnaar van de oriëntatieloop noemen. Het is dus verboden om digitale hulpmiddelen te gebruiken, zoals een smartphone of een gps.   Ik wil u trouwens graag van het feit op de hoogte brengen dat ik volop aan het brainstormen ben voor een bijzondere versie van de gps. Meer bepaald de ghs. Vooraleer ik u meer details geef, vertel ik u graag hoe ik op het idee kwam. Met het verloren lopen of de weg kwijt geraken valt het wel mee. Daar hebben we natuurlijk die gps voor. Maar wat ik wel regelmatig kwijt speel, zijn allerlei spullen. Zo gebeurt het wel eens dat we thuis de afstandsbediening van de tv kwijt zijn. Even later blijkt die dan op mijn nachtkastje te liggen. De avond voordien gewoon mee naar boven genomen. Wegens een beetje verstrooid. Zo zijn er tal van voorbeelden, waarbij die verstrooidheid de kop opsteekt. Het hoogtepunt, of beter het dieptepunt, speelde zich op straat af. We gingen een stukje wandelen en we waren een paar honderd meter ver toen ik vaststelde dat ik een zakje met keukenafval in mijn handen had. Ik had het uit de keuken meegenomen om het naar de grote vuilnisbak in het schuurtje te doen. Maar mijn gedachten waren snel afgedwaald en ik was me niet meer bewust van het feit dat ik een doorschijnend zakje vol aardappelschillen en allerlei etensresten vasthield. Het is trouwens geen nieuw verschijnsel. Als kind en jongere kreeg ik wel eens de aanspreking "verstrooide professor" naar mijn hoofd geslingerd.   Daarom kwam ik onlangs op het idee voor dat nieuwe toestel. Geen Globaal PositioneringsSysteem (gps), maar wel een Globaal HelderheidsSysteem. Kortom, de ghs. Het kan een toestel worden waardoor je een bepaalde prikkel krijgt bij acties die je vooraf kan instellen, waarmee de verstrooidheid verdwijnt en je terug helder denkt. Het hele project staat natuurlijk nog in zijn kinderschoenen, maar ik zie het helemaal zitten. Wat meer is, ik kan er mijn gedachten niet van afhouden. Laat ons maar hopen dat ik er niet door verstrooid geraak.

Rudi Lavreysen
34 0

Geluk en toeval

Toevallig was ik op een zaterdagmiddag op het terras van café De Kroon beland. Al moet ik daar thuis niet mee afkomen, met dat woord toevallig. Even toevallig kwam ik er een oude klasgenoot tegen. Alhoewel het woord ook daar overdreven is, want Ronny zit er wel vaker. Aan de kaarttafel, waar ze wiezen of zetten. Of hij kijkt er naar het voetbal op tv als de andere ploegen spelen. Naar zijn eigen ploeg kijkt hij in het stadion.Op het toilet konden we snel enkele woorden wisselen. Hij was nog altijd de spraakwaterval die hij vroeger was. Ook met die andere -letterlijke- waterval moest het vooruit gaan. "Ik moet nog naar een feest", zei hij. "Een kameraad is zes jaar getrouwd. Daar geeft hij een feest voor. Kunt ge dat nu geloven? Een feest omdat hij zes jaar getrouwd is?" Er valt iets voor te zeggen natuurlijk. Maar ik had niet meteen de indruk dat hij er tegenop zag. Maar de redenen om te feesten zijn in de loop der jaren inderdaad wel wat gewijzigd. Onze oudste mocht een feestje bouwen omdat zijn ploeg net niet degradeerde. Ook daar kan ik me wel iets bij voorstellen. De opluchting, het geluk, je mag er op zijn minst voor juichen. Het mag wel eens meezitten. In het spel, in de liefde, in het leven. Ronny spoedde zich ondertussen naar de kaarttafel, want alle kaarten waren nog niet geschud en gelegd. Het spel moest uitgespeeld worden vooraleer hij naar het feest kon vertrekken. Er moet een winnaar zijn. Alhoewel dat kaartspel voor hem toch ook een feest is, daar twijfel ik niet aan. Ik vroeg hem of hij nog altijd voor dezelfde voetbalclub supporterde. Hij keek me aan met een gezicht van "wat voor een vraag is dat". Natuurlijk deed hij dat. Achteraf gezien was het ook een vraag die nergens op sloeg. Dat had ik moeten weten. Hij gelooft in eeuwige trouw voor zijn club. Ik zou hem nog wel eens willen vragen hoe het feestje afgelopen is. Dat van het zesjarig huwelijk. Maar dat is iets voor de volgende keer, als ik er toevallig nog eens beland.

Rudi Lavreysen
30 0

Brillenland

Ik stond te kijken van deze titel in de krant. “Het is oorlog in brillenland”. De aanstokers van de rellen? De vrije markt, want de concurrentiestrijd is meedogenloos. We maken vandaag trouwens een aanslag op onze ogen mee, las ik nog. De tablets, smartphones en andere lichtgevende schermen doen onze ogen niet veel goed. Kortom, de brillenmarkt is booming. Het deed me denken, hoe het hulpmiddel geëvolueerd is. Van een levens- of zichtnoodzakelijk iets tot een modeverschijnsel. Zeker bij de zonnebrillen is het niet langer een kwestie van te zien, maar van gezien te worden. Terwijl ik me uit mijn lagere schooltijd herinner dat iemand met een brilletje wel eens voor ‘vieroog’ uitgescholden werd. Jawel, het ging er hard er toe, in die jaren ’70. Enig zoekwerk leert me dan weer dat Simon Carmiggelt, de grote columnist, dat scheldwoord in de jaren ‘40 introduceerde.   Het woord ‘bril’ vindt zijn oorsprong dan weer in ‘beril’, het mineraal waar de eerste brillen van werden gemaakt. Het deed me afvragen, hoe die andere bril, de wc-bril, aan zijn naam kwam. Heel eenvoudig, want het werd zo genoemd omdat je er ook door kan kijken. Opvallend is dat onze taal hierin uitzonderlijk is. In het Engels is het een ‘toilet seat’ en in Noorwegen ga je op een ‘toalettsete’ zitten. Maar er is nog één land waar het ook een wc-bril is, namelijk Zuid-Afrika. We hebben immers een gelijklopende taalgeschiedenis. Geheel toevallig zag ik in het Afrikaanse woordenboek ook de woorden ‘windop’ en ‘windaf’ staan. Mooie woorden, die wij ook gebruiken, maar geen correct Nederlands.     Nog straffer is hoe we plots van een wc-bril tot bij wind gekomen zijn. Meestal is het andersom, niet? Maar als u het niet meer weet, moet u deze column nog maar eens nalezen. Op het gemak natuurlijk.

Rudi Lavreysen
52 0

De knop omdraaien

Je weet toch wat ze zeggen van de krant? Morgen schillen ze er de aardappelen op. Zelf doe ik daar niet aan mee. De aardappelschillen gaan rechtstreeks de vuilbak in. Een krant is na een paar dagen nog altijd lezenswaard. Natuurlijk gaat het in de krant meestal over gisteren, ook de toekomst is een interessant gegeven. Zoals de nieuwste technologische snufjes. Kennen jullie bijvoorbeeld Alexa al? Ze ziet er uit als een ovalen luidspreker. De kleine versie heeft de vorm van een blik Nivea. Je kan het op de salon- of eettafel zetten en allerlei commando’s geven. Je kan bijvoorbeeld vragen om het licht te dimmen of om de tv op een andere post te zetten. Opvallend is dat de toestellen, ook de soortgelijke toepassing op de smartphones, allemaal vrouwennamen en vrouwenstemmen hebben. Daar komt nog wel eens een rel van. Het is ook vervelend dat je tegen de meeste toestellen in het Engels moet praten. En je moet goed articuleren. Met een boterham in je mond ga je rare resultaten krijgen.   Maar we worden er alleszins een stuk luier van. Ik vertel aan de kinderen wel eens dat in onze jonge jaren  de afstandbediening niet bestond. Je moest naar de tv stappen om de post te verzetten. In mijn allervroegste herinnering was het een soort van knop aan de rechterzijde van het toestel. Om kwart voor acht moest Top-Pop af, want dan begon het journaal.  De mannen kunnen er zich weinig bij voorstellen. Al die onnodige verplaatsingen. Toen ik onlangs aan de jongste vroeg om boven iets te gaan halen, en hij wat tegenpruttelde, zei ik nogal clichématig ‘Allez vooruit, gij hebt nog jonge benen’. Zijn antwoord? Zonder een knop te moeten omdraaien. “Kunnen we die van jou dan niet eerst opgebruiken”? Waarna hij al lachend naar boven spurtte.

Rudi Lavreysen
40 0

Het kan 's avonds nog fris zijn

Het was onmogelijk om het gesprek niet te volgen. Al had ik het begin van de conversatie niet helemaal meegekregen. In mijn hoofd zat ik nog bij het gevecht met mijn broek van even voordien. Wacht, ik verklaar me nader. Het was één van die eerste uiterst zonnige dagen. We besloten een terrasje te doen.  De dag voelde zo warm aan, dat het dragen van een korte broek zich min of meer opdrong. Ik had al even buiten gepiept, maar zag toch nog altijd heren met een lange pantalon. En als je dan toch besluit om die korte broek te dragen, welke schoenen passen er dan onder? Toestanden dus. Maar na de nodige twijfel hadden de korte pijpen het pleit gewonnen. We zaten net aan tafel, met mijn hoofd nog bij die broekenkwestie, toen het gesprek van het gezin aan de tafel naast ons begon op te vallen. Een jongedame belde met haar opa. ‘Heb je dorst, opa?’, hoorde ik haar zeggen. Dat heb je dus met mobiele telefoons. Je hoort niet alleen het gerinkel en de ringtones die af en toe behoorlijk op de zenuwen werken, maar je kan volledige gesprekken volgen. Opa woonde blijkbaar dichtbij, maar hij kwam beslist geen glas drinken. Hij volgde het wielrennen op tv. Het was de Ronde van Italië als ik me niet vergis. Een bergrit zelfs, meende ik te kunnen opmaken. Ik zou eerlijk gezegd niet twijfelen als mijn -  latere - kleindochter me zou uitnodigen. Maar ik kon anderzijds zijn beslistheid ook wel respecteren. Opa twijfelde duidelijk niet. Iets later gingen we terug huiswaarts. Daar heb ik de tv nog even opgezet. De renners waren de finish net gepasseerd. Niet lang daarna heb ik mijn lange broek terug aangetrokken. Want het kan ’s avonds nog best fris zijn, vertelde ik tegen mezelf.

Rudi Lavreysen
33 0

Pisbakken

Voor de Noord-Nederlandse vrienden:  dit stukje gaat over urinoirs.   Al de heisa rond het al of niet staand urineren doet mij denken aan deze merkwaardige voorvallen.   Op de Gentse Feesten ergens in de jaren 70/80, kwam iemand op het lumineus idee om het wildplassen tegen te gaan door de bouw van een grote citroenpers.  Het ding kreeg ook een naam: de 'pistron'.   Aan een centraal roterend gedeelte hingen hokjes met pisbakken.  Om de paar minuten begon het gevaarte te draaien en werden de bakken gespoeld met citroengeurwater. Degenen die dan net aan hun kleine boodschap begonnen waren moesten mee stappend verder plassen.   Zeer onlangs dacht ik op de E40 een kermisattractie voorbij te rijden.  Tot mijn grote verbazing was het de ‘pistron' , hij bestaat dus nog na al die jaren! Hoe ze het ding gaan ‘moderniseren’ om er zittend te kunnen plassen is mij een raadsel.   In lagere scholen heeft men al geruime tijd bedacht om pisbakken op verschillende hoogtes te plaatsen zodat de kleintjes niet op hun tippen moeten staan en de groten niet door de knieën hoeven te gaan.    Ook weer in Gent had men daar reeds een goedkopere versie voor bedacht, met name in het sanitair van een bekend studentencafé.  Daar hing een gewone regenpijp tegen de muur die links hoog en rechts laag hing zodanig dat iedereen aan zijn trekken kwam.  Pikant detail:  aan de rechtermuur aan het uiteinde van de regenpijp hing een spiegel!   Steeds in de zeventiger jaren kwamen de elektronisch gestuurde spoelbakken op de markt. Zelf maakte ik er voor het eerst kennis mee in een nieuwbakken tankstation langs de autoweg.  Na mij vruchteloos te hebben afgevraagd waar de drukknop zat voor de spoelbeurt, zette ik geërgerd een stap achteruit.   Plots zag ik op het schermpje boven de pisbak een groen lichtje aanflitsen en begon het water mijn plas weg te spoelen.  Bij het handenwassen bleek  het kraantje warempel vanzelf te lopen van zodra men er de handen onder plaatste .  Aan de toiletdame zei ik bij het betalen dat ik er niet zo van hield om gefotografeerd te worden tijdens het urineren en vroeg of ik dan de foto kon krijgen.

Vic de Bourg
121 1

De bonnetjes van Rudi

Het enige wat je op dit schrijversforum kan doen als je iemand van antwoord wil dienen is zelf een stukje schrijven en een titel bedenken die de aangeschreven schrijver hopelijk opvalt. Zo heb ik ooit een Ierse hooligan die van ‘ons’ platform misbruik wou maken het zwijgen kunnen opleggen, weliswaar met medewerking van de initiatiefnemers. Maar ik ging het over de bonnetjes hebben van Rudi, een columnschrijver die deze week terecht een tip verdiende.  Naast de inhoud van zijn teksten apprecieer ik ook dat Rudi weet wat hij wil.  Dat is columns schrijven, het genre dat hij steevast verkiest. Ook al zijn de verhalen meestal kort,  soms flitsig.  Ook al heeft het proza een grote autobiografische inslag of zou het als scenario kunnen dienen.  Ook al hebben de teksten iets jeugdigs of kunnen ze op een podium worden voorgelezen of zijn ze soms poëtisch.  Neen.  Rudi laat zich niet, zoals vele Azertyfactorcollega’s, verleiden om onder zijn teksten een mengelmoes van genres te vermelden. Column, punt uit. Maar ging ik het niet over zijn bonnetjes hebben? Er is goed nieuws, Rudi.  Een bekende supermarktketen reikt sinds de oprichting van zijn biowinkels kaarten uit die meteen alle promoties bevatten.  Ook al krijg je nog bonnetjes in je brievenbus, je mag ze meteen weggooien en hoeft ze niet mee te nemen naar de winkel.  Het is allemaal gedigitaliseerd. En er is nog meer! Dezelfde keten, die ook nog buurtwinkels, benzinestations en zoveel meer uitbaat, heeft onlangs de enige en unieke aankoopkaart ingevoerd die in al haar vestigingen geldig zal zijn, bonnetjes incluis. Wat ik vooral niet wil is hiermee enige reclame maken voor de bewuste supermarktketen want  het werd hoog tijd dat zij een halt toeriepen aan de grootscheepse volksverlakkerij met hun eeuwige bonnetjes.  Studies hadden namelijk uitgewezen dat de Belg zijn bonnetjes wou, basta. Hoe dikwijls heb ik aan de kassa’s gemerkt hoe, vooral oudere mensen, een bonnetje onverrichterzake inleverden omdat zij de hele kleine tekst niet hadden gelezen (of niet konden lezen), die meldde dat  je pas recht had op de reductie bij afname van een minimumhoeveelheid. Zelf heb ik ook altijd willens nillens bonnetjes uitgesneden en verzilverd en om mij te troosten vertelde ik aan wie het horen wilde dat ik er de helft van mijn woonst had mee kunnen financieren. Ik heb opgelucht adem gehaald toen ik mijn “all-in” kaart kreeg van dat ene bedrijf.  Binnenkort zullen de andere ketens zonder twijfel volgen, temeer daar ik nu het frauduleuze karakter van de bonnetjes onder de aandacht heb gebracht. Met deze column wil ik er bij de ‘bazen’ van Azertyfactor (nogmaals) op aandringen om via het forum ook een gelegenheid tot communicatie tussen schrijvers aan te bieden.   

Vic de Bourg
21 2

Allemaal bonnetjes

“Bon”, zeggen ze in het Frans, als iets “goed” is. Onze Nederlandstalige variant van het woord is niet zo goed. Wat meer is, ik kan het woord “bon” of “bonnetje” nog amper horen. Ik ga u dadelijk zeggen waarom, maar eerst dit. Zonder overdrijven mag ik zeggen dat ik de nieuwe technologie echt omarm. Het leven kan er alleen maar beter en eenvoudiger op worden, niet? Dat je bijvoorbeeld nooit meer de weg moet vragen, omdat die extra mevrouw in de auto het allemaal perfect weet. En de telefoon die we altijd bij ons hebben is echt slim. Toch is er één plek waar het blijft zoals het was. Dat is de supermarkt. Nee, wacht, ik weet wat u denkt. Ik herinner me het ook nog, toen de caissières alle bedragen moesten ingeven. Of ze moesten die zelfs uit het hoofd kennen. De barcode en de scanner maken het gemakkelijker. Zelfs van thuis uit boodschappen doen is mogelijk. We doen er vrolijk aan mee. Niet alleen een maaltijd, maar de hele mikmak. Ze leveren het thuis netjes af. Maar soms kan het niet anders, dan moet je er fysiek naartoe. Een mens moet immers eten. Ik moet toegeven, het is niet mijn favoriete bezigheid. Het eten wel, maar naar de supermarkt gaan niet. Zeker omwille van -nu zijn we er- de ‘bonnetjes’. Die zijn nog altijd zoals vroeger.   Ja, ik weet het, je krijgt dan iets gratis, of korting, dus klagen mag je eigenlijk niet. Maar je moet die spullen dan nog vinden. Net als de overige spullen in de supermarkt. Daar moet toch iets op te vinden zijn? Een mevrouw of meneer, net zoals in de auto, die me helpt om het allemaal te vinden. “De volgende rek Rudi, aan je linkerzijde. Nog drie stappen en je bent er.” Nu moeten we de medewerkers altijd lastigvallen. Ik zie trouwens veel mensen met bonnetjes verdwaald rondlopen in de winkel. We zeggen ondertussen al goedendag tegen elkaar, de bonnetjesmensen. Net zoals motorrijders en buschauffeurs doen. Het schept een band.   Nee, och, thuis zeggen ze dat ik als een brompot van de supermarkt terugkom. Mijn excuses daarvoor. Ook moet ik de mensen van de supermarkt nog bedanken, omdat ze me altijd vriendelijk de weg wijzen. Maar mag ik de uitbaters toch vragen om te blijven innoveren met nieuwe technologie? Als de app met een supermarkt-gps of met gepersonaliseerde automatische digitale bonnetjes niet lukt, dan misschien toch een afzonderlijk bonnetjesloket in de winkel?   Zo, ik moest het even van me afschrijven. Maar bon, ik ben het kwijt.

Rudi Lavreysen
32 1

Het kleinste kamertje

Het blijft één van de gekste zaken die we ooit tegenkwamen. Het speelde zich af tijdens een lang weekend in Amsterdam. We waren met vrienden al de hele dag op pad en op het Museumplein besloten we een drankgelegenheid binnen te gaan. Voor een koffie en een dringend bezoek aan het kleinste kamertje, dat zich beneden bevond. Daar zagen we iets dat onze mond letterlijk deed openvallen. De deuren van de toiletten waren transparant. Echt waar, je kon er zo doorheen kijken. In Amsterdam kom je natuurlijk wat tegen, maar dit. Gezien de hoogdringendheid besloten we het toch maar even te testen. Bij het binnengaan zorgde een sensor of een mechanisme ervoor dat je aan de buitenzijde niet langer door de deur kon kijken. Iets met een folie of zo. Maar aan de binnenkant zie je dat niet. Ik heb echt nog nooit zo snel, hoe zal ik zeggen, het nodige gedaan. Het koud zweet brak me uit, toen ik daar zat. Voor alle zekerheid heb ik nog even gezwaaid naar een man die zijn handen stond te wassen, maar gelukkig zag hij me niet. Terug boven gekomen, hadden we bij ons gezelschap natuurlijk wat te vertellen.   Eenmaal buiten, nog altijd wat nagniffelend, moesten we de stadskaart bovenhalen om onze volgende bestemming te zoeken. Een man passeerde op de fiets en sprak ons aan: “Can I help you?”, vroeg hij. Ik antwoordde meteen “Yes, we are looking for…”. Maar toen zag ik het maffe daarvan in. “Wij spreken ook Nederlands”, vervolgde iemand uit ons gezelschap. “We komen uit België”. “Ooh, sorry”, zei de man. “Met al die toeristen zijn we hier gewoon om altijd Engels te spreken. Je ziet het aan de buitenkant natuurlijk niet altijd”. Op de één of andere manier konden we de slappe lach maar net onderdrukken

Rudi Lavreysen
25 1

We gaan fietsen

“De zon schijnt er is geen reden / met rotweer en harde wind / we gaan fietsen met het kind”, zongen we altijd. Fout natuurlijk, want Boudewijn De Groot had het niet over ‘we’, maar over ‘te’. Maar we vonden het beter klinken. Bij het minste mooi weer trokken we er samen op uit. Op de hoes van die plaat zie je Boudewijn ook fietsen met zijn kind. Met net zo’n fietsstoeltje op de buis zoals vele vaders die hebben. Of gehad hebben. Het is dan ook met bijna niets te vergelijken. Samen ga je de wereld ontdekken, de kleine zit van voor, op de belangrijkste plaats, maar toch bepaal je zelf waar je samen naartoe gaat. Je zit nog even aan het stuur. Misschien is dat een beetje te filosofisch, maar toch. Bovendien gebeurde het regelmatig dat ze in slaap vielen, vooraan op de fiets. Zo gerust waren ze. We hadden dan ook altijd een handdoek bij om op het stuur te leggen.   Toen ze zelf al konden fietsen, maar het nog niet veilig was om dat alleen te doen, fietsten we regelmatig samen van school naar huis. Achter elkaar, want in die straat kon je niet naast elkaar fietsen. Ze vertelden dan honderduit over de kleine avonturen die ze beleefd hadden op school. Maar op die kasseiweg en met de auto’s die voorbij reden, verstond ik meestal niet wat ze vertelden. Ook al riep ik telkens ‘Wacht even, ik versta je niet”, toch bleven ze dat telkens doen. Waarschijnlijk omdat die verhalen dringend verteld moesten worden. Ik denk trouwens dat ze het met opzet deden, zodat ze die verhalen thuis opnieuw konden vertellen. Ondertussen zijn die kasseinen weg en ook het fietsstoeltje staat niet meer op mijn fiets. Maar ik moet het nog ergens hebben liggen. Dat wel.

Rudi Lavreysen
27 1

RAAR

Ik weet dat ik het niet moet doen, maar ik kan het niet laten: observeren. Sinds het mobieltje gemeengoed is geworden, is om je heen kijken ‘not done’. Het is raar. Vanaf een terras passanten gadeslaan kan nog net, hoewel ook dat sterk aan populariteit heeft ingeboet, maar in de trein gaat een normaal mens echt niet meer om zich heen zitten koekeloeren. Je hoort naar je mobieltje te turen. Maar ik kijk het liefst om me heen, naar kapsels, brillen, kleding, zenuwtrekjes, neuspeuteraars. Slechts een enkele keer kijkt er iemand op. Dan voel ik me betrapt. Ik tast verstrooid in mijn jaszak, op zoek naar mijn telefoon. Ah, daar is ie! Niet iedereen trapt in die act. Je zat naar me te kijken, engerd, zie ik ze denken. Gedurende de rest van de reis kijken ze nog regelmatig argwanend op. Voor mij is de lol er dan wel af en doe ik verder normaal: ik check het nieuws, ik check Facebook, ik check opnieuw het nieuws.   Laatst liep ik in de stad. Het zag er fluorescerend geel van de politie. In tweetallen stonden ze aan de kant van de straat. ‘Stille’ types - agenten in burger, met een ‘oortje’ in hun oor - kriskrasten door het winkelend publiek. Ik vond het verdacht en ging aan de kant staan, een meter of twintig van zo’n lichtgevend duo. Binnen vijf minuten dook een fluorman naast me op. ‘Wat doet u?’ wilde hij weten. ‘Hetzelfde als jullie,’ zei ik. Hij keek afkeurend. Geen goed antwoord. Hij vond dat ik opviel. ‘Uw gedrag is afwijkend,’ zei hij. Hij wilde weten wat ik deed. Van beroep, bedoelde hij nu. Alsof dat een en ander kon verklaren. Ik hield het vaag. ‘Ik schrijf.’ ‘Wat dan?’ wilde hij weten. ‘Van alles.’ Alweer een fout antwoord. Hij beet op de binnenkant van zijn wang. Een ‘stille’ kwam naast ons staan. ‘Hij schrijft,’ zei de fluoragent. Hij trok er een vies gezicht bij. De ‘stille’ staarde stoer in de verte en haalde zijn brede schouders op. Ik kreeg het idee dat ik van hem niets te vrezen had. ‘Uw collega vindt dat ik opval,’ zei ik. Hij keek me vluchtig aan. ‘Valt wel mee, hoor.’ Daarna liep hij weg. Zijn fluorescerende collega drentelde nog even en tikte tegen zijn pet. ‘Nou, schrijf ze dan, hè.’ Toen liet ook hij me alleen. Ik was blijkbaar geen gevaar voor de samenleving. Alleen een beetje raar.

Grand Foulard
7 0

VOOR HET GEVOEL

Tielt. Het gaat gewoon verder. Het slachten. Alleen blijven het schoppen, slaan en andere handelingen waar geen ander woord voor is dan ‘martelen’ nu achterwege. Dankzij cameratoezicht. Althans, dat hopen we dan maar. De gedachte dat we live mee kunnen kijken bij de verwerking van levend dier tot hapklare brokken stelt ons gerust. ‘Doet u maar een pond halfom. Ja hoor, het mag best ietsje meer zijn.’Waarschijnlijk was Tielt geen uitzondering. Immers, de Tweede Kamer stemde in met een motie van Esther Ouwehand (PvdD) om cameratoezicht bij alle slachterijen te verplichten. Camera’s houden iedereen in het gareel, is de onderliggende gedachte. Ze helpen ons om beschaafde mensen te zijn.Helaas is dat onzin.‘Maar het werkt toch?’ hoor ik u zeggen. ‘Dankzij die camera’s laten we het toch uit ons hoofd om in het park tegen een boom te plassen? In de super wordt ná het wegen toch geen enkel sperzieboontje stiekem aan het zakje toegevoegd? En sinds kort slaan we toch niemand meer met een betonschaar de tanden uit zijn mond?’In Nederland hangen een paar honderdduizend camera’s, allemaal om ons een gevoel van veiligheid te bezorgen. En elke keer als er iets gebeurt, iets wat we een ‘incident’ noemen en waarop politici ‘geschokt’ reageren, hangen we er weer een paar extra op. Wij kijken lijdzaam toe en stemmen in met nog meer controle over ons doen en laten; alles voor een nóg groter gevoel van veiligheid.Helaas, camera’s dragen daar niet aan bij. De bewijzen daarvoor worden ons dagelijks gepresenteerd. We zien hoe respectloos wereldleiders omgaan met vrouwen, met buitenlanders, met andersdenkenden. We zien hoe zij de natuur verkwanselen. We zien hoe zij met vuur spelen en hoe duizenden onschuldige mensen daarvan het slachtoffer worden. We zien hen handelingen uitvoeren waar geen ander woord voor is dan ‘martelen’. Je kunt dat geen ‘incidenten’ meer noemen en de uitspraken van politici dat zij ‘geschokt’ zijn, klinken allang niet meer geloofwaardig. Maar het gaat gewoon door, ondanks de duizenden camera’s die op hen gericht zijn, ook al kijkt de hele wereld live mee.U en ik laten ons misschien door glas en elektronica in een keurslijf van normen en waarden duwen, maar zolang wereldleiders daar ongevoelig voor zijn, kun je zoveel camera’s ophangen als je wilt: de wereld zal er niet beschaafder op worden.

Grand Foulard
0 0

16 April

16 April 2002 was voor velen niet veel meer dan de dag na 15 april 2002. Als je iemand vraagt wat voor weer het die dag was, dan zal bijna niemand je daar een antwoord op kunnen geven. Als je aan mensen vraagt wat zij die dag deden, dan zullen de meesten je het antwoord verschuldigd blijven. Ik hoor in dit geval, jammer, genoeg niet bij de meesten. 16 april 2002 was het typisch Belgisch weer. Er was geen zon en ook geen regen. De hemel zat wel dicht met grijze wolken en ik bevond mij op mijn piepklein kot in het centrum van Antwerpen.  Het was die dag mijn moeders vijftigste verjaardag, maar in tegenstelling tot wat je zou verwachten, was ik het die op een telefoontje van haar zat te wachten.  Ik weet nog precies weet hoe mijn gsm rinkelde en hetgeen ik angstig verwachtte, werd bevestigd.  Hij was gestorven. De jongste broer van mijn vader. Zelf vader en veel te vroeg  weggehaald  uit het  levendig jonge bestaan van zijn gezin.  Mijn hart brak voor de eerste keer op een manier die ik nooit eerder had gekend.  Zelfs vandaag heb ik nog steeds geen woorden gevonden om het gevoel van dat soort verlies te beschrijven. Laat staan dat ik ooit al de juiste woorden van troost  in dergelijke situaties tegenkwam. Het is iets raars. Negeren lijkt het gemakkelijkst, maar de herinnering slaat uiteindelijk sowieso dubbel zo hard terug. Het is vreemd hoe ik die dag mijn moeder aan de andere kant van de lijn nooit een gelukkige vijftigste verjaardag wenste. Hoe ik nog exact weet dat ik  een paar minuten aan de grond genageld stond en daarna op automatische piloot de trein naar mijn toenmalig lief in Leuven nam, zonder mij een treinrit te herinneren.  Het is vreemd hoe ik de rest van die dag  alleen maar wilde wegrennen van iedereen die erover wilde praten, omdat erover praten niemand terugbrengt. Het is vreemd hoe ik nog precies weet wat ik aan had op de begrafenis en hoe ik die kleren daarna nooit meer aan zou doen. Alsof ze doordrongen waren van verdriet en dingen die ik nooit meer wilde voelen. Ijdele hoop natuurlijk, want bij het leven hoort nu eenmaal de dood. Vreemd ook hoe ik die kleren nog steeds in mijn kast heb, terwijl ze al lang niet meer passen. Ik laat ze hangen, omdat ik niet wil vergeten. Omdat ik nooit wil vergeten dat elke gezonde dag die je in dit leven krijgt, dient om ervan te genieten. Gisteren waren we 16 april 2017. Vijftien jaar later is deze dag nog steeds niet zoals ze was voor 2002. Mijn moeder blies vijfenzestig kaarsjes uit en dacht daarbij zoals elk jaar nog steeds aan de dag dat ze door verdriet nooit écht vijftig werd. We vierden Pasen bij mijn grootouders, maar er bleven ondertussen al twee stoelen leeg.  Op een verrijzenis kunnen we enkel maar tevergeefs hopen, maar misschien moeten we net daarom de levenden vandaag een beetje meer vieren. 

Ans DB
0 0

PAISAJA LUNAR, HET MAANLANDSCHAP

In de toeristische gids over Tenerife staat dat de wandeling naar het Paisaja Lunar, de mooiste wandeling van het eiland is, met kers op de taart een adembenemend natuurverschijnsel een maanlandschap. Wij beseffen na jaren rondreizen en gidsen lezen, dat iedereen de toerist wil lokken met een scheet in een fles en zijn bezienswaardigheden opklopt tot mirakelniveau,maar al sinds 2004 hebben wij toch deze wandeling in ons achterhoofd. De kleine huurautootjes en de weg er naar toe, lieten ons steeds weer afhaken.. Vorig jaar echter hadden wij een grotere en wat solidere auto en trokken wij samen met onze stoute schoenen tevens ons wandelbottines aan. Wij reden eerst naar het hoogste dorp van Tenerife en sloegen vol moed de bosweg in.  Een 7 km lange onverharde weg, vol putten en stenen leidde naar de parkeerplaats waar de hoogte wandeling begint.  Manlief stuurde de auto tussen de kuilen, lavastenen en langs afgronden stapvoets tot aan de parking. Met onze wandelstokken duwden wij ons anderhalf uur door het lavagrind langs een pad met afwisselende vergezichten.  Dan kwamen wij aan een plek waar 5000 jaar geleden de vulkaanuitbarstingen een speciaal mooi fenomeen heeft doen ontstaan.  Mooi, de Canaries mogen er trots op zijn. Terwijl wij met het zicht op de puntige rotsen picknickten, bedacht ik hoeveel mensen ik al naar de maan heb willen schieten. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat deze plek nog veel te mooi is voor alle terroristen, fundamentalisten en moordenaars. Als al onze gevangenissen overvol zitten en men beslist om hen toch richting maan te lanceren, dan stelde ik vanaf dat moment mijn veto. Voor mijn part mogen ze rechtstreeks naar hun eigen beloofde hemel..recht naar hun eigen God. Ik kan me als atheïst moeilijk voorstellen hoe dat dan allemaal in het werk zou gaan, maar als je er in gelooft zal het helemaal niet onaangenaam zijn om ineens naar Allah, Mohammed, God de Vader, Jezus Christus, Jahweh, Boeddha of  Ganesh te gaan. Al eeuwen ontvangen deze “goden” uitgemoorde Moslims, Christenen of vergaste joden. Jaarlijks kloppen er duizenden aan met de vraag om in een betere kaste opnieuw naar de aarde te mogen. Zitten die goden dan ergens in het heelal rond  een ronde tafel, statistieken bij te houden of een soort om ter meeste te spelen ? Wat gebeurt er in de komkommertijd, als er geen grote oorlogen meer uitgevochten worden. Zitten ze zich dan op een wolk te vervelen, als er nu en dan nog maar alleen een verbrande heks, een vergiftigde paus, een paar vermoorde kinderen aankloppen ? Lachen zij  sarcastisch als er een van de laagste kaste verhongerde paria aanklopt met de vraag om als maharadja terug te kunnen ? Ja nu en dan komt er een grote vis, zoals een Bin Laden, maar geef nu toe, zonder het Amerikaanse duwtje in de rug, zat ook deze liever met zijn kont in het woestijnzand in plaats van in het Allah paradijs. Spreken deze goden dan een gezamenlijk strategie af om hun quota wat op te krikken ? Heuh wat zullen we weer eens doen ? Een aardbeving links of rechts, of wat denken jullie van een vulkaanuitbarsting, of nog leuker een tsunami over een eiland sturen ook goed om wat zieltjes naar boven te krijgen. Een grote epidemie is ook niet slecht, of weten jullie wat, we kunnen de salafisten wat tegen de sjiieten en de soennieten uitspelen. Waar kunnen we nog een oorlogje uitlokken, in  Oekraïne misschien? Wat vinden jullie het plezants, als ze daar beneden denken dat het de natuur is of de mens zelf die elkaar uitroeit ? Wie beslist er dan daarboven, wie naar de hemel en wie naar de hel moet, want geef toe wij krijgen langs de gelovige hoek wel heel tegenstrijdige meningen. Als er bij de Christenen iemand zelfmoord pleegt, dan is dit een grote zonde en mag die niet aan de rijstpap beginnen. Als bij de moslims daarentegen, een zelfmoordterrorist zichzelf en een aantal spijtige slachtoffers opblaast, wordt hij direct als held, met open armen en benen door duizenden maagden in de Allah hemel ontvangen. Je moet het maar begrijpen ! Terwijl ik aan mijn sandwich knabbelde en naar het besneeuwde topje van de Teide staarde, bedacht ik dat wij onze hemel en hel hier op aarde krijgen en niet in een voor mij fictief hiernamaals. De hemel is als je gezond bent, als je een fantastisch lief hebt, je kinderen en kleinkinderen zonder te grote problemen door het leven huppelen en als je soms het gevoel hebt dat je lichaam gaat openbarsten van geluk. Dat is de hemel. De hel krijg je, als je als homo of transgender levenslang tegen onverdraagzaamheid moet opboksen. Als je als atheïst of anders gelovige, probleemloos door medemensen als “niet gelovige honden” afgeslacht wordt. Als je partner van je wegglijdt door een ernstige operatie, kanker, dementie of Alzheimer. Als geliefden door een ongeval of een operatie zonder afscheid van je weggerukt worden of als je je eigen kinderen moet overleven. Dat is de hel. Ja, ja  ik hoor jullie al denken, waar blijft nu dat plezante verhaal ? Wel het leuke was, dat wij eindelijk na al die jaren het Paisaje Lunar gezien hebben en na anderhalf uur dalen probleemloos onze geparkeerde auto teruggevonden hebben. Wij vervolgens zonder platte banden de hobbelige weg door het lavalandschap overleefden. Ik voelde me gloeien van geluk en was trots op manlief zijn rijkunst. Wat later zaten wij,in het stralende zonnetje van een lekker koel pintje te genieten op een terrasje in het hoogste bergdorp van Tenerife, Vilaflor. Als we in ons huurhuisje aankwamen en ik mijn laptop opende, plopten er een prachtige foto van onze kleindochter en een mailtje van onze kleinzoon binnen. Dat is geluk, dat is de hemel !                  

Sim
0 0